RDS
167, april 19 I
)(
i -
x
X
)(
Marktgericht ondernemen .• • Zwee e crtsts Verkiezing€n
.-
Ii
r .;
+
+
NOOR DE BRUIN ZOEKT COLLEGA'S. Want voor elk gemeentelijk onderdeel komen onderwerpen aan de orde zoals investeringsselecties, meerjarenplannen, begrotingen, analyses en prognoses. Daarbij komt dat de gemeentelijke organisatie volop in beweging is en veel carrieremogeJijkheden te bieden heeft. Want de mobiliteit is hoog en het gebruik maken van de carrierekansen wordt gestimuleerd met opleidingsfaciliteiten, die uitstekend vergelijkbaar zijn met de mogelijkheden die het bedrijfsleven biedt. Drs Noor de Bruin, 33, financieel beleidsmedewerkster bij de gemeente Amsterdam. Ze werkt bij de sector Beleidsadvisering en Begroting van de secretarie-afdeling Financien. Haar pakket bestaat uit volkshuisvesting, bouw- en woningtoezicht, vrouwenemancipatie en bejaardenzorg. Werken voor de stad is voor haar de uitdaging om te helpen bij het scheppen van randvoorwaarden vaor de democratische besluitvorming met als doel een optimale dienstverlening door de overheid. Speciaal voor afgestudeerde bedrijfseconomen liggen er in dit kader heel wat uitdagingen bij de gemeente Amsterdam. Dat begint eigenlijk al met stageplaatsen en interessante afstudeerprojecten, maar de gemeente Amsterdam heeft met haar ruim 70 bedrijven en diensten voor hen zeker ook zeer belangrijk en afwisselend werk.
ONZE BROCHURE "WERKEN VO()R DE STAD" LIGT VOOR JE KLAAR. Ais je met je financieel-economische opleiding een uitdaging ziet in de implementatie van marktgericht denken en handelen in de overheidssector, lees dan de brochure "Werken voor de Stad". Je vindt 'm op de NOBAS-kamer (m. 2162) en op de inforrnatietafel tegenover de onderwijsadministratie. Noor de Bruin en een aantal coUega's op andere posten plus burgemeester Van Thijn en wethouder Etty vertellen daarin waarom Amsterdam niet aileen een stad is om van te houden, maar zeker ook een stad met een dynamische, uitdagende werkkring.
SOMMIGE MENSEN HOUDEN NIET ALLEEN VAN AMSTERDAM. ZE WERKEN ER OOK VOOR.
REDACTIONEEL "Pappa, wat is een communist?" (Vrij Nederland, Terzijde) Als U door deze vraag over 20 jaar niet in verlegenheid gebracht wi! worden; dan moet U deze Rostra maar bewaren!
ROSTRA ECONOM
Inhoud
C A 4
Blad van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Econometrie aan de Universiteit van, Amsterdam
7
nummer 167, aPril 1990 Redactie Dr. J. W. d~ Beus Lukas Dal/ld" Martyn vlln den H~vd Jauo Knotn"", Raoul Luring Altxllnd" MllytrS Luc MotTS J"oen van Roon Drs. M. Schulp Ellen SleenmfY" &s V"htijfn JasfNT Wtsstling Redactie ' Rostra Economica. Kamer 2386 Jodenhreestraat 23. 1000 NH Amsterdam Telefoon ; (020) 525 2497 Ingezonden hrieven. artikelen en studierapportages kunnen ,worden iogekort.
10 12
14 16 18
22
24
Adreswijzigingen Studentenadministratie. Jodenbreestraat 23 1011 NH Amsterdam
Foto voorpagina Erikll KUyPtTS
26
Oplage
28
9x per jaar in een oplage van 4500 ex .
Advertenties Tarieven op aanvraag verkrijghaar. Opdrachten schriftelijk t.a. v. de redactie.
Advertenties in dit mimmer van G~un/~ A msim/tJm KPMG Klynvtld K,I/I/ienho! & Co Mom Ernsl & Young NMB bank PTT NtJ"land Unittvtr Zet- en drukwerk: Kaal Boek. (.10) 26 29 08 .
ISSN 0166 - 1485
31
32 33 34
Marktgericht ondernemen in veranderende markten Martyn van den Heuvel, Ellen Steen meyer Europese integratie vergroot mogelijkheden voor conjunctuurpolitiek Mathijs Bouwmans SPECIAL OOST-EUROPA Oost-Europese hervormingen: waarom, waarheen? Dr. R. K. Knaack Sovjet Unie kampt met kennisachterstand Bas Verheijen, Jasper Wesseling Investeren in Tsjecho-slowakge Martyn van den Heuvel, Ellen Steenmeyer Hongarije: Intern Ontwikkelingsproces of ideologische twist? Jacco Knotnerus D-Mark tiber alles Lukas Daalder, Luc Moers Poland: Transformation to a Market Economy Drs. B. Simaputang Hoeveel gaat Oost-Europa ons kosten? Jeroen van Roon VERDER: Nog nooit z6 gezweed Lukas Daalder Japan, a magic world Erik van Houten Quanti est Sapere (column) Mark Bronstein Verkiezingen? NOBAS! NOBAS Stem goed, stem AGE! AGE Nog even dit! Anne-Ismael Leemhuis
CONGRES
Marktgericht ondernemen in veranderende markten. Martijn van den Heuvel, Ellen Steenmeijer
Met hooggespannen verwachtingen togen wi} maandag 5 maart naar het Nederlands Congresgebouw in Den Haag. Daar vond het congres 'Marktgericht ondernemen in veranderende markten', georganiseerd door het Nederlands Studiecentrum, plaats. Topmensen uit het internationale bedrijfsleven, zoals Prof Dr. Philip Kotler (een begrip voor iedere marketing-georienteerde student) en Akio Miyabayashi, president van Minolta Europe, gaven acte de presence. In de informatiefolder was te lezen dat deze bijeenkomst bestemd was voor: 'AIgemeen directeuren, marketing managers, produktmanagers, import- en exportmanagers en iedereen die zich bezighoudt met lange termijn strategie'. Gevoed door deze imposante lijst van zakenmensen, de indrukwekkende prijs die zij voor deze bijeenkomst moesten ophoesten en de tot verbeelding sprekende namen die aan het congres inhoud zouden geven, waren onze verwachtingen ook wei begrijpelijk. Helaas loste de eerste spreker, Gunther von Briskorn (vice-president van Henkel), die verwachtingen niet in. Zijn betoog, dat ondersteund werd met een overmaat aan sheets met afbeeldingen van o.a. Escher en Magritte, was op cultureel niveau zeer verantwoord, maar op het economisch vlak weinig verheffend. Zijn opmerkingen over de toenemende complexiteit van de samenleving en de manieren waarop ondernemingen op die verandering in kunnen spelen, waren te algemeen om boeiend te zijn. 'Systeem denken' De heer Hazewinkel, Assistent Raad van Bestuur van ASKO, ging iets dieper op deze problematiek in. Hij stelde dat de globalisering, die zowel op economisch als op cultureel vlak door de constante groei van het aantal telecommunicatie faciliteiten tot stand wordt gebracht, internationale marketing noodzakelijk maakt. Bovendien zijn snelheid van handelen en diversificatie van zowel produkten als markten volgens hem cruciale factoren voor het succesvol functionereo van bedrijven. Bedrijven zouden zich veeleer als een netwerk dan als een organisatie moeten beschouwen. Dit 'systeem denken' moet volgens Hazewinkel tot uitdrukking komen in een nauwe - - - - 4 - - - - --
samenwerking met bedrijven die specifieke kennis over bepaalde markten t?t hun beschikking hebben. Door dergehJke samenwerkingsvormen kan een strategisch netwerk ontstaan, dat zeer efficient werkt. Bedrijven hoeven hierdoor ten eerste niet zelf een detail handel netwerk opbouwen en ten tweede zijn zij in staat om meer accuraat op ontwikkelingen te reageren. Om de efficiency nog verder te vergroten is Hazewinkel een voorstander van een bedrijfsstructuur met interne profitcenters. Als een afdeling over gegevens van een andere unit wil beschikken, zal zij immers wel bij zichzelf te rade gaan of deze data echt nodig zijn om een opdracht tot een goed einde te brengen.
Markeling-goeroe Philip KOller
Japanse succesfactoren Na de koffiepauze nam Akio Miyabayashi, president van Minolta Europe en lid van de directie van Minolta Camera CO. LTD ., het woord over. In zijn heldere, met boeiende anekdotes omlijstte betoog bracht hij de succesfactoren van het Japanse bedrijfsleven onder de aandacht. Boven aan de lijst van succesfactoren stond de kwaliteit van zowel het produkt als van de service. Ais mankementen van een produkt aan het licht komen nadat het produkt op de markt is gebracht, kost dat handenvol geld en mogelijke klanten. Regelmatige interne controles tijdens het gehele produktieproces en niet slechts aan het einde van het prod uk tieproces zijn daarom een 'must'. Wat de dienstverlening betreft kunnen vol gens Miyabayashi westerse landen nog veel leren van de Japanners. Hij lichtte dit toe aan de hand van een voorbeeld. Ga je in Japan naar een hotel dan moet je aileen de eerste keer dat je dit hotel bezoekt een uitgebreide lijst invullen, welke ingevoerd wordt in een computer. Tevens registreert men wat je wei en niet lust en wat je specifieke wensen zijn. Een volgende keer hoef je slechts je naam te noemen en kunnen de tijdrovende formaliteiten achterwege blijven, dit in tegenstelling tot de westerse hotels waar je iedere keer opnieuw lijsten moet invullen. Een tweede succesfactor is het marktaandeel. Miyabayashi merkt hierbij op dat men niet altijd hoeft te streven naar een leiderspositie in de markt. Een goede nummer twee is een snelle volger en maakt vaak grotere winsten dan de innovator, omdat hij wel van de hoge winstopslag profiteert, maar lagere ontwikkelingskosten heeft. Ais derde is het van groot belang goed te luisteren naar zowel je klanten als je per-
- - -- - -- -- - -- - - - - - - - - ROSTRA 167 APRIL 1990 - - - - -
CONGRES
sonee!. Ga als marketingmanager zelf eens een poosje in de winkel staan en je produkten verkopen om zo direct met de klant in contact te staan. Het luisteren naar je personeel brengt ons bij de vierde factor waaraan de Japanse ondernemingen hun succes te danken zouden hebben, namelijk het personeelsbeleid . Op allerlei manieren wordt geprobeerd de Japanse werknemer te motiveren, bijvoorbeeld door het verstrekken van leningen door het bedrijf aan zijn werknemers en het stimuleren van participatie. Vol gens Miyabayashi zijn de ideeenbussen in een J apanse onderneming daarom wei vol. Tevens probeert men de lijnen zo kort mogelijk te houden om zo een snelle en accurate verwerking van informatie te garanderen. Hiermee beeindigde Miyabayashi zijn lezing. Het applaus dat hem ten deel viel was meer dan terecht. Het enige kritiekpuntje was misschien het wei erg positieve perspectief waarin het Japanse bedrijfsleven geplaatst werd. De levendige en heldere manier waarop de uiteenzetting gepresenteerd werd, woog hier echter zeker tegen op.
len vereist. Voorts moet zij er zorg voor dragen dat er sprake is van een evenwichtige relatie tussen regionale en internationale managers. Ten slotte moet een succesvolle glocal onderneming flexibel zijn met betrekking tot het aantrekken van de inputvariabelen en wat betreft de marketing in het algemeen. N a deze lezing was het tijd voor de lunch, waarbij de congresgangers over de gebruikelijke koetjes en kalfjes konden praten, gevolgd door twee parallelsessies van drie kwartier. Drs. C. van der Vijver, Lid van de Raad van Bestuur van de Koninklijke Douwe Egberts BV, en Ir. A. J. Driessen, Voorzitter van de Centrale Directie van de Wavin groep, deden allebei hun zegje en lieten toen de mogelijkheid tot vragen stellen open. Wie verwachtte dat op dat moment de discussie wel zou losbarsten, kwam bedrogen uit. Blijkbaar is op dit vlak het Nederlandse bedrijfsleven net zo apatisch als de Nederlandse student. Daarom was iedereen erg blij toen deze ongemakkelijke momenten weer voorbij waren en men weer rustig naar de tweede sessie van Kotler kon gaan luisteren.
Multinationals moeten anticiperen op lokale behoeften Glocal Marketing En toen was het de beurt aan prof. Dr. Philip Kotler, de Amerikaanse marketing-goeroe, van wiens hand al menig marketingboek verschenen is. Aan hem was dit congres in feite opgehangen. Wie zijn boeken echter goed bestudeerd heeft, vernam van hem deze dag niets nieuws. Voor Kotler was in totaal drie uur spreektijd gereserveerd, opgesplitst in twee sessies. In de eerste sessie ging Kotler in op het feit dat multinationale ondernemingen vaak worden geconfronteerd met enerzijds kopers die over de hele wereld een gelijksoortige vraag uitoefenen en anderzijds grote verschillen in de behoeften van de consument op regionaal niveau. Voor de aanbodzijde geldt dat een onderneming groot genoeg moet zijn om op wereldniveau te kunnen concurreren en tegelijkertijd flexibel genoeg om ook op regionaal niveau de concurrentie aan te kunnen. Het antwoord op dit dilemma is glocal marketing, waarbij zowel aspecten van 'global' als 'local' marketing aan bod komen. Een onderneming die 'glocal' opereert moet streven naar een produkt dat vol gens een wereldstandaard geproduceerd wordt en slechts kleine, niet te kostbare, aanpassingen voor regionale behoefteverschil- --
Differentiatie In deze tweede sessie ging Kotler in op het belang van positionering voor een onderneming door differentiatie op het gebied van het produkt, de service en het personeel. Met betrekking tot deze positionering waarschuwde Kotler ervoor niet teveel positieve aspecten van een produkt te promoten. Het gevaar bestaat dat de consument overvoerd wordt met gegevens, waardoor de kern van de boodschap niet overkomt. Het benadrukken van een of twee aspecten is het beste om deze kern naar voren te laten komen. Meervoudige positionering is eventueel wel mogelijk, aldus Kotler, maar dan zal het produkt hier wei zeer duidelijk op moe ten aansluiten. Een voorbeeld hiervan is een tandpasta voor gave, witte tanden en een frisse adem, die uitgevoerd is in drie kleuren. De nieuwswaarde van deze laatste spreekbeurt van de dag was te gering om nog langer de aandacht van de congresganger vast te houden. Kotler voelde dit goed aan en kortte zijn verhaal drastisch in, zodat het laatste uur aan een discussie besteed kon worden. Een ieder kon anoniem op een briefje zijn vraag stell en wat een stuk of tien vragen opleverde. Van een discussie was echter geen sprake waaruit weer bleek dat het publiek abso-
luut niet in staat was op niveau te discussieren. •
Cursussen Studenten TrainingsCentrum Het Studenten TrainingsCentrum zal in mei de eerste cursussen aanbieden. EnkeIe professionele bedrijven hebben zich bereid verklaard tegen zwaar gereduceerd tarief enkele cursussen aan onze faculteit te verzorgen. Op 7 mei start de cursus rapporteren. Deze wordt verzorgd door de dienst Opleiding & Training van de universiteit. Het bedrijf Schellinger Trainingen zal in de week van 21 mei de cursus solliciteren verzorgen. De exacte aanvangsdatum zal op een nader tijdstip bekend worden gemaakt. Voor de cursus presenteren hebben wij het bedrijf Interselling kunnen contracteren, die met deze curs us een nationale prijs verdiende. De kosten van elke cursus zijn fl. 75, inclusief literatuur. U kunt zich inschrijven bij Nathalie Rathje in kamer 2358. Inschrijvingen gelden aileen als het inschrijfgeld contant is voldaan. •
- - ROSTRA 167 APRIL 1990 - - - - - - - -- -- - - - - - - - - - - - - - - - 5 - - - - -
Het unieke va/]
o
~
. .. ...
..
B
~
~
\
..
.9<-e~.
~~
Nr:~B BANK
0 E
N M B
0
.~.
to.'Oral in o,V'" -"..,~
E N K T
MET
~~~
U
M E E
- - - - - - - - - - - - - -- -- - - - - - - - - - - - - -- - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - WETENSCHAP
Europese integra tie vergroot mogelykheden voor conjunctuurpolitiek Een belangrijk aspect van de Europese integratie is de samenwerking op het gebied van economische politiek. Mathijs Bouwmans geeft, aan de hand van de economische ontwikkeling in de eerste helJt van de jaren tachtig, aan dat een gecoordineerd beleid de West-Europese economie uit het slop had kunnen halen. Mathijs Bouwmans Inleiding De eerste helft van het afgelopen decennium geeft aan hoe moeilijk het is om als individueel land een onafhankelijk macro-economisch beleid te voeren. Door verschillende economische politiek in de VS en Europa ontwikkelde de wereldeconomie zich onevenwichtig: de Amerikaanse economie groeide terwijl in Europa de recessie tot aan het midden van de jaren tachtig voortduurde. De vraag is of een gemeenschappelijk Europees beleid een gunstigere economische ontwikkeling had kunnen bewerkstelligen. Reaganomics Kort na zijn aantreden als president introduceerde Reagan een beleidsplan dat gekenmerkt werd door belastingverlaging en vermindering van de overheidsinvloed. Het plan gaf daarmee uiting aan het streven van de president naar het versterken van de aanbodzijde van de VS-economie. In werkelijkheid draaide het beleid uit op een 'ouderwetse' vraagstimulering. De binnenlandse consumptie en investeringen stegen en de economische groei kwam op een hoogte die sinds de jaren vijftig niet meer bereikt was. De belastingverlaging leidde dus tot een flinke stijging van de particuliere bestedingen. Te zamen met stijgende overheidsuitgaven zorgde in praktijk de hogere effectieve vraag voor de opleving van de Amerikaanse economie. Een minder gunstig effect was dat het beleid tekorten veroorzaakte: de stijging van zowel de investeringen als het overheidstekort ging niet gepaard met een toename van de besparingen. Het spaartekort dat ontstond veroorzaakte een rentestijging en zodoende stroomde het benodigde kapitaal vanuit het buitenland binnen; zoveel dat rond 1986 de VS de
twijfelachtige eer hadden zich 's werelds grootste schuldenland te mogen noemen. Door het overschot op de kapitaalrekening apprecieerde de dollar fors. Samen met de stijging van de bestedingen, zorgde dit voor een groot tekort op de lopende rekening. Deze situatie werd kritiek: hoelang zouden buitenlandse investeerders bereid zijn het Amerikaanse spaartekort bij te passen? Als deze bereidheid zou wegvallen, bijvoorbeeld door een verwachte depreciatie van de dollar, zou de VS gedwongen worden de handelsbalans meer in evenwicht te brengen door het terugdringen van de binnenlandse vraag. Het gevaar bestond dat een dergelijke vraaguitval negatieve effecten voor de rest van de wereld zou hebben. Toen de stijging van de dollar in het voorjaar van '85 omsloeg in een langdurige daling brachten de centrale banken van de belangrijkste handelspartners van de VS echter uitkomst. Door de depreciatie van de dollar nam de bereidheid van buitenlandse (particuliere) beleggers om de Amerikaanse tekorten te financieren inderdaad af. Bevreesd als de centrale banken waren voor een terugval van de vraag in Amerika, gingen zij er toe over de dollarkoers te ondersteunen en zodoende namen zij de rol van kapitaalverschaffer over.
dat dit beleid op de binnenlandse vraag had werd voor lief genomen. Hierbij kwam nog eens een uit de VS overgewaaide hoge rente, die, gevoegd bij geringe binnenlandse vraag, leidde tot het inzakken van de investeringen. Ook onzekerheid over de toekomstige wisselkoersen stond een goede economische ontwikkeling in de weg. 'Eurosclerosis' was de naam die al gauw voor deze algemene verlamming van de Europese economie gevonden werd. Het lijkt er op dat de recessie in Europa in belangrijke mate veroorzaakt werd door het tekortschieten van de binnenlandse vraag. Een aanwijzing hiervoor is het karakter van de Europese werkloosheid. In de tabel is te zien dat het relatieve aandeel van Keynesiaanse werkloosheid in landen als het VK en WestDuitsland gedurende de recessie steeg. In 1984 was het tekortschieten van de vraag verreweg de belangrijkste oorzaak van de werkloosheid. AI met al slaagden de nationale overheden er niet in drie van de vijf doelstellingen van economische politiek te realisereno De economische groei was laag, de werkloosheid hoog en door de heftige bewegingen van de Europese valuta ten opzichte van de dollar was van een stabiele ontwikkeling van de betalingsbalans geen sprake.
Eurosclerosis In Europa was in de eerste helft van de jaren tachtig min of meer sprake van een omgekeerde situatie: het beleid van de nationale overheden was gericht op verbetering van economische prestaties op de midden-lange termijn. Voorop stonden inflatiebestrijding, wegwerken van de financieringstekorten en het verlagen van de werkloosheid door het matigen van de reele lonen. Het negatieve effect
Stimuleringsbeleid Het is dan ook niet opmerkelijk dat er suggesties werden gedaan voor een ander economisch beleid, waarbij uitgegaan werd van een actievere rol voor het begrotingsinstrument. Deze voorstellen kwamen voort uit - voelden zich gesterkt door- berekeningen van de Bank of International Settlements waaruit bleek dat de structurele begrotingstekorten in Europa waren afgenomen ' . Hier-
- - -- -- - - ROSTRA 167 APRIL 1990 - - - - -- -- - - - - - - - - - - - - - - - --
- -- - - -- - -- - - --
- - - 7 --------
WETENSCHAP
Natuurlijke Keynesiaanse en Klassieke werkloosheid in procenten van de gecorrigeerde werkloosheid.
73
74-79 '80-'83
'84
63 30 7
29 57 14
Oostenrijk Natuurlijk Keynesiaans Klassiek
B.R.D. Natuurlijk Keynesiaans Klassiek
56 7 37
25 47 28
18 76 6
13 83 4
U.K. Natuurlijk Keynesiaans Klassiek
52 -14 63
36 49 15
19 72
9
13 62 25
90 8 2
75 19 6
59 39 2
57 38 5
V.S. Natuurlijk Keynesiaans Klassiek
Bron: M . Coen en B.G. Hickman, "Is European unemployment Keynesian or Classical?", The American Economic Review, Chicago '88.
door was er ruimte voor stimuleringsbeleid. Een budgettaire impuls kon zorgen voor een grotere economische groei, waardoor er een alternatief zou ontstaan voor beleggingen in de VS. De kapitaalstroom naar de VS zou langzaam opdrogen en hierdoor zou de dollar in waarde dalen. Deze depreciatie zou zichzelf versterken omdat een dalende munt voor beleggers aan aantrekkelijkheid verliest. Door het wegvallen van de kapitaalimport zou de VS gedwongen worden hun overbesteding af te rem men. Deze aanpassingen hoefden niet te leiden tot het uitbreken van een wereldrecessie omdat de 'locomotief-rol' van de VS overgenomen zou worden door Europa. Op deze manier kon een stimulerende begrotingspolitiek in Europa voor hogere economische groei en meer werkgelegenheid zorgen en tevens de handelsbalansonevenwichtigheden met de VS terugdringen. Is een dergelijk beleid nergens geprobeerd? Jawel, in Frankrijk: in '81 en '82 probeerde de nieuwe socialistische regering met een budgettaire impuls van de binnenlandse vraag de werkloosheid te bestrijden. Aangezien Frankrijk de enige was die dit beleid voerde, ontstonden er grote problemen. De stijging van de vraag leidde tot een groeiend tekort op de handelsbalans. Tegelijkertijd was er weinig animo van buitenlandse investeerders om geld te steken in het 'socialistische experiment'. Hierdoor kwam de Franse frank binnen het E. M. S. herhaaldelijk onder druk te staan. Drie maal moest de munt devalueren, waardoor de . (geimporteerde) inflatie toenam. Aan-
vankelijk werd geprobeerd dit te ondervangen door het instellen van prijscontroles. Dit leidde echter tot een daling van de winsten wat op hun beurt de investeringen onder druk zette, zodat de regering uiteindelijk haar beleid moest herzien. Vanaf '83 volgde Frankrijk het restrictieve beleid van de overige EGlanden. Toch valt uit dit debacle niet af te leiden dat Keynesiaanse bestedingspolitiek niet (meer) werkt. De juiste conclusie is dat in een economisch verstrengeld gebied als de EG de mogelijkheden voor een individueel land om een onafhankelijke economische politiek te voeren, op z'n zachtst gezegd beperkt zijn. Stimuleringsbeleid heeft aileen zin als het door verscheidene E. G.-Ianden tegelijkertijd wordt uitgevoerd. Dan zouden de handelsbalansonevenwichtigheden uit kunnen blijven en hoefden er geen aanpassingen van wisselkoersen binnen het E. M. S. plaats te vinden.
gecoordineerde uitvoering van het beleid binnen een communautair kader". Samenvattend kan worden gesteld dat Europa in de jaren 80 met een gecoordineerd beleid de economische ontwikkeling in een gunstigere richting had kunnen sturen. Hiermee is geschetst hoe een samenwerkend Europa een meer onafhankelijke positie in de wereld zou kunnen innemen. • 1. Bank of International Settlements, Annual Report no.54
Gebruikte literatuur: 1. Blanchard, Oliver en Ridiger Dornbusch, U. S. deficits, the dollar and Europe, Center for European policy studies, CEPS nr.6 (Brussel 1984) 2. Bulletin E. G.juni 1986 (Brussel) 3. Marris, Stephen, Deficits and the dollar; the world economy at risk, (2e druk; Washington D. C. 1987) 4. Steinherer, Alfred, Convergence an coordination: sone basic issues, European Economy nr. 20 (Brussel 1984)
Dit artikel maakt onderdeel uit van de serie bijdragen die Rostra over de Europese eenwording uitbrengt. De auteur is vierdejaars economiestudent. Het artikel komt voort !lit een werkstuk voor het specialisatievak IEB.
EG-Commissie
Bovenstaande wijst ons op de voordelen van een gecoordineerd macro-economisch beleid. Ais er in de jaren 80 sprake was geweest van een gemeenschappelijk economisch beleid had dit niet per se een stimuleringsbeleid hoeven te zijn. Het EG-jaarverslag van '84-'85 doet het echter wel vermoeden. De EG-commissie stelde daarin een tweesporen beleid voor waarbij verdere loonmatiging samen moest gaan met stimulering van de vraag. Belangrijk is de zin: "Het slagen van de voorgestelde strategie hangt af van de
- - - - - 8 - - - - - - - - - - - - - - - - - --
-
- - - - - - ROSTRA 167 APRIL 1990 - - - - -
Wenceslasplein, 20 november 1989
(ANP) - - - - - ROSTRA 167 APRIL 1990 -
- - - - - -- -- - - - - - - -- - - - - - - - - - - - - - 9 - - - - -
- - - - OOST-EUROPA - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - --
---
Oost-Europese hervormingen: waarom waarheen? J
De Sovjetunie staat aan de vooravond van een tweede socia Ie revolutie waarvan de effecten voor haarzelJ en de kleine Oosteuropese landen wei eens even ver kunnen reiken als de Oktoberrevolutie van 1917. Deze revolutie is het misschien onbedoelde resultaat van de in 1985 door Gorbatsjov ingezette politiek van perestroika en glasnost. Dr. R. K. Knaack belicht de Oost Europese hervormingen. J
Dr. R. K. Knaack Binnenland Toen Gorbatsjov in 1985 zijn politiek van perestroika startte, had hij waarschijnlijk niet het flauwste idee waarmee hij begon. Bij zijn verkiezing als partijleider werd hij geconfronteerd met een steeds verder dalende groeivoet van de economie en een toenemende tech nologische achterstand ten opzichte van het Westen. Ais gevolg hiervan kreeg de bevolking te maken met toenemende tekorten van goederen die bovendien nog van een slechte kwaliteit bleken te zijn. Steeds minder mensen geloofden nog dat de Sovjetunie de Verenigde Staten kon inhalen, een van de politieke doeleinden van de Sovjetunie, hetgeen serieus de politieke legitimiteit van het systeem bedreigde. Om het tij te keren voerde Gorbatsjov vanaf 1984 verscheidene hervormingen door. Hervormingen die niet gebasseerd waren op een blauwdruk, maar die in de loop van de tijd steeds werden aangepast. Dit kon niet verhinderen dat er problemen ontstonden op zowel macro- als micro-economisch niveau (zie interview met Ellman) . De negatieve uitkomsten van perestroika hebben geleid tot massale ontevredenheid in de maatschappij. Onderzoek van Sovjet-sociologen wijst uit dat de steun voor perestroika bij de bevolking tot bijna het nul punt is gedaald. De hervorming is niet in het belang van de militaire en andere sectoren met een topprioriteit. De bureaucratie houdt niet van de hervorming omdat zij haar authoriteit ondermijnt. De arbeiders zijn tegen de hervorming omdat de hervorming de zekerheid van de arbeidsplaats ondermijnt en grotere inkomensongelijkheid tot gevolg heeft. Uiteraard heeft Gorbatsjov geprobeerd de weerstand van de sociale groeperingen tegen perestroika te overwinnen.
Om de maatschappelijke en morele crisis te overwinnen heeft Gorbatsjov eind 1988 onder het hoofdje glasnost een reeks sociaal-politieke maatregelen genomen. Zo heeft hij geprobeerd parallelIe structuren, die een tegenwicht tegen kunnen vormen tegen de dominantie van de bureaucratie, op te zetten. Tijdens de vergadering van het Centrale Comite vanjuli 1989 stelde hij voor dat er overal in het land comite's ter verdediging van perestroika moesten worden gevormd. Met glasnost heeft Gorbatsjov echter een soort 'paard van Troje' in huis gehaald. Glasnost was bedoeld om kritiek te leveren op de Brezjnev-periode en op het gedrag van de bureaucraten. Al spoedig bleek echter dat de opgeroepen kritiek zich meer en meer richtte op perestroika zelf. Tevens bleek glasnost middelpuntvliedende krachten op te leveren. Het sluimerende nationaliteitenprobleem barsste in aile heftigheid open. Dit culmineerde onder andere in het conflict tussen Armenie en Azerbajdzjan over Nagorna Karabach en het streven van de Baltische staten naar zelfstandigheid. Geconfronteerd met de rampzalige uitkomsten van de tot dusverre gevoerde politiek, de economische ineenstorting van het oude systeem en het uiteenvallen van het oude Sovjet-imperium, heeft Gorbatsjov eind 1989 de bakens drastisch verzet. Vanaf dat moment streefde hij naar constitutionele hervormingen, resulterend in een parlementair systeem met een sterke president. Dit systeem werd in februari 1990 ingevoerd. Tegelijkertijd werd Artikel 6 van de grondwet, waarin het monopolie van de communistische partij was neergelegd, geschrapt. Hiermee heeft Gorbatsjov zich bevrijd van de almacht van de partijbureaucratie. In zijn inaugurale rede als president in maart 1990 heeft Gorbatsjov aangekon-
digd dat hij het tempo en het karakter van perstroika wil veranderen. Onder leiding van vice-premier Abalkin wordt momenteel gewerkt aan een radicaal hervormingsprogramma. Dit omvat onder meer strenge bezuinigingen, prijsliberalisatie en een bevriezing van de 10nen. Verder zou de staatsbemoeienis met de groothandel moeten verdwijnen. Dit programma zou met ingang van 1 juli a.s. moeten ingaan. Het programma vertoont grote overeenkomsten met het Pooise hervormingsprogramma.
Buitenland Vriend en vijand zijn het er over eens dat Gorbatsjov tot dusver zijn grootste successen heeft behaald op het gebied van de buitenlandse politiek. Zijn streven naar een vergaande vermindering van de nucleaire- en conventionele bewapening leidde tot grote doorbraken bij de wapenonderhandelingen in Geneve en Genua. Daarmee is het beeld van de Sovjetunie in de rest van de wereld aanmerkelijk verbeterd. Deze koersveranderingen in de buitenlandse politiek vloeiden voort uit het door Gorbatsjov geformuleerde 'nieuwe denken' over buitenlandse politiek. In dat nieuwe denken wordt veel minder dan vroeger uitgegaan van een militaire dreiging vanuit het Westen. Zij is veeleer gebaseerd op de veronderstelling dat het opbouwen van een grote militaire macht in het verleden de Sovjetunie niet heeft behoed voor voor militaire debacles zoals in Afghanistan en dat een vermindering van de spanningen tussen Oost en West ook een bijdrage levert aan de veiligheid van de Sovjetunie. Het nieuwe denken leverde ook een constructieve bijdrage aan perestroika. Zij leverde de argumentatie voor een drastische vermindering van de defensieuitgayen.
- - - - - 1 0 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - ROSTRA 167 APRIL 1990-- - - -
- - - - - - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - OOST-EUROPA ----~ Het nieuwe denken in de buitenlandse politiek van de Sovjetunie heeft uiteraard ook geleid tot meer onafbankelijkheid voor de kleine Oosteuropese landen. In de zomer van 1989 werd het steeds duidelijker dat het 'nieuwe denken' tevens impliceerde dat de Brezjnjev-doctrine -het recht van de Sovjetunie om het socialisme militair te beschermen in de socialistische landen- een zachte dood was gestorven. Wat alleen nog ontbrak, was een overlijdensbericht. Oat werd allereerst duidelijk in Polen, waar het communistische bewind werd vervangen door een door Solidariteit gedomineerde regering. Oat het nieuwe denken ook consequenties had voor de onderlinge solidariteit tussen de Oosteuropese landen werd duide!ijk in september 1989 toen duizenden Oostduitsers via Hongarije naar het Westen vluchtten. Oat de Hongaren dat toelieten ondanks een 20-jaar oud verdrag met Oost-Duitsland om illegale vluchte!ingen terug te sturen was opmerke!ijk. Het betekende dat een socialis tisch broederland op het gebied van de mensenrechten duidelijk de kant van het Westen had gekozen. De vlucht van de tienduizenden Oostduitsers was de doodsteek voor het Oostduitse regime. In october werd Honecker opgevolgd door Krenz, die op zijn beurt in november 1989 werd opgevolgd door Modrow. Op 9 november 1989 werd de Berlijnse Muur geslecht en bij de verkiezingen in maart 1990 werd de communistische partij verpletterend verslagen door 'burgerlijke' partijen, met name de COU. De val van de Berlijnse Muur heeft ook repercussies gehad voor de andere Oosteuropese landen. In Tsecho-Slowakije moest Jakes aftreden ten gunste van Adamec, die op zijn beurt heeft moeten plaats maken voor een overgangsregering, waain Burger Forum zwaar vertegenwoordigd was. In Roemenie is eind december 1989 Ceaucescu verdreven en opgevolgd door een overgangsregering onder leiding van I1iescu. De ontwikke!ingen in Oosteuropa worden in de Sovjetunie niet onverdee!d gunstig ontvangen. Oat ge!dt met name voor het eventuele 'verlies' van OostDuitsland. De de!ing van Duitsland is altijd ervaren als een vorm van compensatie voor het verlies van de 20 miljoen dod en in de 2e Wereldoorlog en als een garantie tegen een mogelijk nieuw militaristisch Duitsland. De uitholling van de strategische positie van de Sovjetunie in Europa maakt Gorbatsjov kwetsbaar voor kritiek. Met name van militaire kant is de laatste tijd openlijk kritiek geuit op Gorbatsjov's buitenlandse poli-
tiek. Conclusies Uit het bovenstaande zijn verschillende conclusies te trek ken. In de eerste plaats blijkt perestroika een revolutie van bo-
Knaack: "De steun van de bevo/king voor de communistische beweging is verwaarloosbaar. "
yen af te zijn. Zij komt uit de top van de communistische partij, uit het besef dat de oude weg niet meer werkt. Aan deze revolutie lag geen consistente blauwdruk ten grondslag. Met vallen en opstaan is de weg van hervormingen gevolgd, in de loop waarvan Gorbatsjov steeds meer radicaliseerde. In het hervormingsproces zijn twee krachten bevrijd: een explosie van tot dusver ingehouden behoeften, zowel van economische als van nationalistische aard. Een groot probleem bij perestroika bleek dat de vraag sneller steeg dan het aanbod. Op dit moment bedraagt de geschatte niet bevredigde vraag 50-80 % van de waarde van consumptiegoederen. Deze onbevredigde vraag vormt een van de grootste obstakels voor een succesvol hervormingsproces. Voor een dee! had deze vraag opgevangen kunnen worden door succesvolle hervormingen in de landbouw. Een stijging van de landbouwproduktie, en het daardoor ruimer voorradig zijn in de steden van landbouwprodukten, zou een positieve werking kunnen
hebben en de politieke leiding de benodigde legitimiteit kunnen verlenen om de vee! moeilijker door te voeren hervormingen in de industrie door te voereno In de tweede plaats heeft perestroika gevolgen gehad voor de buitenlandse politiek. Het 'nieuwe denken' heeft de legitimatie opgeleverd om de defensieuitgaven te verlagen en aldus middelen vrij te maken voor het binnenlandse moderniseringsprogramma. In het nieuwe denken paste ook de notie dat de overige oosteuropese landen hun eigen weg konden volgen, zolang de geo-politieke belangen van de Sovjetunie niet al te veel werden geschaad. Dit laatste stelt wel eisen aan het hervormingsproces in de andere oosteuropese landen. Met name de hervormingen in Oost-Duitsland en de moge!ijke hereniging van Duitsland roepen in de Sovjetunie veel spanningen op. De hervormingen in de kleine oosteuropese landen maken verder duidelijk dat de steun van de bevolking voor de communistische beweging verwaarloosbaar klein is. Het bovenstaande maakt duidelijk dat een hervormingsprogramma een sterke regering vereist die genoeg ervaring heeft om de hervorming in juiste banen te leiden en niet in paniek raakt als de hervorming niet meteen vruchten afwerpt. In die zin moet het als positief worden gezien dat Gorbatsjov begin 1990 er in geslaagd is zijn politieke macht aanmerkelijk te verstevigen. Het is echter geen aantrekkelijk idee dat het hervormingsproces voornamelijk van een man aan de top lijkt af te hangen. Ais hij morgen een hartaanval krijgt en wordt vervangen door Ligatsjov of Ryzjkov zijn de vooruitzichten voor pere• stroika aanmerkelijk slechter.
-----ROSTRA167APRIL1990---------------------------------------------- 11 --------
- - - OOST-EUROPA - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Sovjet-Unie kampt met kennisachterstand. De Sovjet-Unie kampt al enige tijd met ernstige economische problemen. Volgens sommigen economen is er zelfs sprake van een crisissituatie. Prof Dr. M. Ellman, sinds ·1975 als Sovjet-deskundige verbonden aan de FEE, analyseert de recente ontwikkelingen. Bas Verheijen, Jasper Wesseling Distributie-systeem Volgens Ellman vormt de crisis op de markt voor consumptiegoederen momenteel het grootste probleem van de Sovjet-economie. Ellman: "AI sinds 1916 is er constant sprake van een tekort aan consumptiegoederen. Oat tekort is nu omvangrijker dan ooit. Er is niet aileen gebr~k aan voedsel, ook zeep, zout, lucifers, en andere zaken zijn niet verkrijgbaar. De situatie is slechter dan 20 jaar geleden. Het alledaagse leven is verpest. Er is spanning, maatschappelijke onrust en ontevredenheid. In veel steden is zelfs een distributie-systeem ingevoerd. Het is momenteel onmogelijk het inkomen volledig uit te f:ren tegen staatsom ontzettend prijzen. Er wordt veel gespaard. ~en schat dat er 165 miljard roebel in de staats-spaarbank is gestort we gens de onmogelijkheid om aantrekkelijke goederen te kopen tegen staatsprijzen." Slechts op de zwarte markt zijn tegen zeer hoge prijzen goederen te verkrijgen.
grotingstekort geen probleem te vormen, ais men het maar kan financieren. Het tekort in de Sovjet-U nie is de laatste jaren gedeeltelijk monetair gefinancierd. Het contante geld in handen van de bevolking is vergeleken met 20 jaar geleden verdrievoudigd. De oorzaak van de crisis op de consumptiegoederenmarkt ligt dus hoofdzakelijk bij het tekort op de staatsbegroting en de monetaire financiering daarvan. Vorig jaar was de geld-emissie maar liefst 18 miljard roebel!" Schuld Een ander belangrijk macro-economisch probleem is vol gens Ellman de enorme
Belemmeringen De bovengenoemde factoren hebben een veri aging van de reele lonen tot gevolg. Een verlaging die Ellman op ongeveer 30 procent schat. Ellman: "Aileen gezonde concurrentie kan voor lagere prijzen zorgen, maar voor gezonde concurrentie is een overvloed aan goederen nodig. Mijns inziens vormen de tekorten op de markt voor consumptiegoederen een belangrijke belemmering voor marktgerichte hervormingen elders in de economie." Begrotingstekort De crisis op de consumptiegoederenmarkt is niet los te zien van de macroeconomische situatie van de SovjetUnie. Met name het tekort op de staatsbegroting is vol gens Ellman zorgwekkend. Ellman: "Op zich hoeft een be-
Ellman: "Er bestaat geen plan-Ellman."
buitenlandse schuldenlast van de SovjetU nie. Door de daling van de olie- en aardgasprijzen op de wereldmarkt zijn de inkomsten in buitenlandse vaiuta sterk afgenomen. Deze macro-economische factoren vormen eveneens een belangrijk obstakel voor het slagen van de perestrojka. Wanbeleid De vraag dringt zich op hoe deze crisissituatie van schulden en tekorten is ontstaan. Ellman verklaart: "Een van de belangrijkste oorzaken van de crisis is wanbeleid. De Sovjet-Ieiders hebben enorm vee! tactische- en strategische beleidsfouten gemaakt. De nieuwe leiders (de ploeg die in 1985 begon BV, JW) hebben zich bijvoorbeeld niet gerealiseerd hoe belangrijk de staatsbegroting was. De begroting vertoonde bij hun aantreden waarschijnlijk al een tekort en onbewust hebben zij aan een vergroting daarvan bijgedragen. De anti-alcohol campagne is daar het bewijs van. De Sovjet-begroting wordt wel eens een dronken begroting genoemd omdat de inkomsten voor een belangrijk deel afkomstig zijn uit alcohol-accijnzen. Als de alcoholverkoop terugloopt onstaat er een tekort. Het landbouwbeleid heeft ook een nadelig effect gehad op de staatsbegroting. De subsidies voor landbouwprodukten zijn sterk uitgebreid om de produktie te verhogen, maar hierdoor is tevens het tekort op de staatsbegroting toegenomen." Ellman noemt ook de Wet op de Staatsondememingen, de e1kaar tegenwerkende investeringen in sleute1sectoren van de economie en de te trage hervormingen in de particuliere sector en de landbouw, als voorbeelden van wanbeleid. Kennis-achterstand Het feit dat de economische perestrojka tot nu toe geen vruchten heeft afgewor-
- - - - - 1 2 - - - - - - - - - - - - - - - -_ _ _ _ _ _ __ __
ROSTRA 167 APRIL 1 9 9 0 - - - -
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - --
pen, is volgens Ellman niet het Revolg van slechte bedoelingen. De oorzaken van het gevoerde wanbeleid liggen volgens hem in het verleden. Ellman: "AIs je tracht de oorzaken van het wanbeleid als het ware de oorzaken van de oorzaken- te analyseren, komje uit bij het veel te lage niveau van economische kennis dat de Sovjet-leiders en hun stafbezaten, toen zij in 1985 aan de macht kwamen. Die kennis is in de afgelopen halve eeuw verloren gegaan doordat het economisch debat sinds de Stalin-periode stelselmatig is onderdrukt. Goede economen die niet de mening van de staat waren toegedaan, zoals bijvoorbeeld Kondratieff, zijn gedeporteerd of vermoord. De Sovjet-Unie heeft last van een enorme fundamentele kennis achterstand." Betrouwbare statistieken, op basis waarvan economisch onderzoek kan worden gedaan, waren vol gens Ellman tot voor kort ook niet voorhanden. Maar zo voegt hij hier aan toe: "Onder Gorbatsjov is de informatievoorziening wei verbeterd. "
De landbouw Ervaring uit andere Oost-europese landen en China leert dat grondige hervormingen in de landbouw essentieel zijn voor het bereiken van econornische verbetering. Toch heeft men in de SovjetUnie pas vorig jaar veranderingen aan-
- - - - - - OOST-EUROPA - - - -
De Soviet-Unie 1, 9 - Gemiddelde jaarlijkse groei van het BNP in 1981-88 (%) - Inflatie: gemiddelde jaarlijkse groei van de consumentenprijzen, 2, 5 1980- 88 (%) 286,4 - Bevolking in 1988 Oaargemiddelde, in miljoenen) 120, 0 - Netto schuld per capita, eind 1988 (in dollars) - Belangrijkste industrien: Machinebouw, metaalbewerking, voedsel Bron: Plan Econ Report, 3 november 1989 Sovjet-Unie was een ideologisch rijk, gebaseerd op een leer. Daaraan is nu een eind gekomen. De ideologie is verloren en dat betekent ook het einde van het rijk. Het is zeer moeilijk om een oordeel te geven over toekomstige ontwikkelingen in de Sovjet-Unie. Ik zie drie mogelijke scenario's. Ten eerste is er kans op een explosie. Daarmee bedoel ik grootschalige stakingen en rellen in het gehele land. Ik heb wel eens de vergelijking getrokken met de situatie in Rusland in 1905. Dat was eenjaar waarin de hoog opgelopen spanning tot een drastische politieke omwenteling leidde. Een tweede mogelijkheid is een langdurige crisis, zoals in Polen en Joegoslavie in de jaren tachtig. Tenslotte kan men veronderstellen dat er een geleidelijke verbetering van de huidige situatie optreedt. Hoewel dit laatste op het ogenblik niet waarschijnlijk is, mag ook deze mogel~ikheid niet
het Poolse voorbeeld, ook wei te verwachten. De reactie van het yolk zal van zeer groot belang zijn. Als het programma met stakingen en rellen wordt begroet - en dat is zeker niet uitgesloten - zullen de bedoelde positieve effect en uitblijven. Het staat al vast dat 1990 voor de Sovjet-Unie een jaar van recessie zal zijn." •
Ellman: " Economisch debat is sinds de Stalin-periode ste/se/matig onderdrukt. " gekondigd in de landbouwsector. Waarom is men niet eerder begonnen met hervormingen in de landbouw? Ellman: "Dat was te controversieel. Gorbatsjov was -zeker in het begin van zijn periode als partijleider- niet sterk genoeg om vrij radicale hervormingen door de partij goedgekeurd te krijgen. Een aantalleden van het Politburo, zoals Ligatsjov, was een andere mening toegedaan. Er moest iedere keer een compromis bereikt worden. Dat is voor Gorbatsjov de aanleiding geweest te gaan strijden voor een presidentschap met grote bevoegdheden. Ik heb zelf grote moeite met machtige politieke leiders. Het is niet democratisch. Toch denk ik dat een sterke Gorbatsjov wel goed is voor de hervormingen. "
Toekomst De toekomst van de econornische perestrojka is niet erg rooskleurig. Niemand weet hoe het verder moet. Ellman: "De
worden uitgesloten. Zelf heb ik een vrij negatief idee over de toekomst van de economische perestrojka. De afgelopen vijf jaa~ .hebben weinig verbetering gebracht. BIJ een onveranderd beleid lijkt mij een uitbarsting geen onlogische zaak."
Oplossing Een snelle oplossing voor de problemen in de Sovjet-Unie weet Ellman niet te geyen: "Er bestaat geen Plan-Ellman, het medicijn voor de Sovjet-Economie. Ik denk dat de Sovjet-leiders op korte termijn een pakket met ingrijpende saneringsmaatregelen moeten doorvoeren om het macroeconomisch even wicht te herstellen en het geld zijn waarde terug te bezorgen. De roebel moet, zowel voor bedrijven als particulieren, convertibel zijn in Sovjetgoederen en stabiel zijn ten opzichte van goederen en buitenlandse valuta. Een drastisch saneringsplan op korte termijn is, gedeeltelijk onder invloed van
- - - - - ROSTRA 167 APRIL 1 9 9 0 - - - - - - - - - - - - -- - -- - - - - - - - - - 1 3 - - - - -
- - - OOST-EUROPA - - - - - - - - - - - - - - - - - -- - - - - - - - - - - - - - -
Investeren in Tsjechoslowakije Investeren in Oost-Europa. WeI of niet? Over de investeringsmogelij'kheden in Tsjechoslowakij'e spraken wij' met drs. T. W. M. van den Brink, medewerker van de voorlichtingsdienst van het ministerie van Economische Zaken (EVD) en gespecialiceerd op de handel met Oost-Europa. Martijn van den Heuvel, Ellen Steenmeijer Industriele en parlementaire tradities zijn volgens van den Brink de belangrijkste factoren die het hervormingsproces, en daarmee het investeringsklimaat, van Oost-Europese landen bepalen. Vandaar dat Tsjechoslowakije vol gens hem samen met de DDR het land is waar mogelijkheden voor westerse investeerders liggen. Het land heeft een voor Oost-Europese begrippen zeer goede industriele traditie en neeft ook oog gehad voor de ontwikkeling van de lichte industrie. "Tsjechoslowakije kan in sommige sectoren nu al concurreren met Westerse landen", vindt de wellicht wat optimistische van den Brink. "De Tsjechoslowaakse traditie staat in ieder geval garant voor een relatief hoge produktiviteit."
Comecon op harde val uta gebaseerd wordt. Aileen als de invoering van dit systeem plaats vindt is het land van plan aan de Comecon verbonden te blijven. Convertibiliteit Barcak, minister van Buitenlandse Handel vindt dat Tsjechoslowakije zich veel sterker op de buitenlandse handel moet richten. Buitenlands kapitaal acht hij een voorwaarde voor de ontwikkeling van een markreconomie. Thans wordt 35% van het Tsjechoslowaakse nationaal inkomen door de buitenlandse handel gegenereerd. Het aandeel van de buitenlandse handel in het nationaal inkomen moet vergroot worden. Dit vereist een reele wisselkoers van de koruna. De Tsjechoslowaakse munt is recentelijk
De ontwikkeling van de lichte industrie is erg be/angrijk. Dat de Tsjechoslowaken van huis uit economisch gezien een goed inzicht hebben en een goede mentaliteit bezitten, blijkt ook uit feit dat het land actief betrokken geweest is bij de oprichting van zowel het IMF als de GATT. Dit economisch inzicht heeft dan ook duidelijk zijn vruchten afgeworpen. Het land heeft het hoogste inkomen per hoofd van de bevolking en de laagste buitenlandse schuld van aile Comecon-Ianden. Bovendien is Tsjechoslowakije met een inflatie van 1, 3% per jaar in de jaren '80'88 het minst inflatiore land van OostEuropa. Binnen de Comecon heeft Tsjechoslowakije een sterke positie opgebouwd. Het land heeft een handelsoverschot met de Comecon van 40% waarvan de Sovjet-U nie het grootste deel voor haar rekening neemt. Het probleem is echter dat dit overschot in roebels genoteerd is. Daar roebels niet convertibel voor westerse val uta zijn, kan dit overschot niet voor handel met westerse landen aangewend worden. Tsjechoslowakije wil dan ook dat in de toekomst handel binnen de
met 10% gerevalueerd ten opzichte van de roebel, terwijl er een devaluatie van 18, 6% is doorgevoerd ten opzichte van de dollar. Vol gens Barcak zal deze wisselkoersverandering echter zeker niet de laatste zijn. De wisselkoers van de koruna is nog steeds niet realistisch, maar het is voor de Tsjechoslowaakse economie onmogelijk om de koruna direkt een reele waarde aan te laten nemen. Een convertibele koruna in combinatie met het openstellen van de grenzen voor het westen zou kunnen leiden tot een uitverkoop van Tsjechoslowakije, of zoals Havel heeft gezegd: "Tsjechoslowakije is voor 36 miljard dollar te koop!" Totdat volledige convertibiliteit bereikt is, dienen op financieel gebied overgangsmaatregelen te gelden. Om westerse investeerders aan te trekken wordt er momenteel gewerkt aan een herziening van het belastingstelsel, terwijl de transfer van met export verkregen harde valuta-winsten in beginsel onbeperkt zal zijn. De herinvestering van winsten zal echter gestimuleerd worden, om te voorkomen dat hoge bedragen ineens
het land uitvloeien. Of dit uiteindelijk toch zal leiden tot een beperking van de transfer tot een bepaald percentage van de winst, is vooralsnog onzeker. Teneinde het gebrek aan convertibele val uta bij de binnenlandse ondernemingen te verlichten wil de Tsjechoslowaakse regering een systeem voor de veiling van convertibele val uta opzetten. Een eerste veiling heeft reeds plaatsgevonden. Op 1 januari 1993 zou de overgangsfase voorbij moeten zijn. Sociale stabiliteit Met betrekking tot de sociale stabiliteit verwacht Van den Brink geen problemen. "Alhoewel de Tsjechen en de Slowaken onlangs over de naam van de republiek aan het kibbelen waren, verwacht ik in Tsjechoslowakije zeker geen nationaliteitsproblemen zoals die wei in de Sovjet-Unie plaatsvinden. Historisch gezien zijn de Tsjechen en de Slowaken elkaar niet opgedrongen bij de vorming van de staat. Bovendien is in de grondwet gewaarborgd dat de twee bevolkingsgroepen gelijkwaardig behandeld worden. Een goed voorbeeld hiervan is het feit dat als de president door de ene beolkingsgroep geleverd wordt, de parlementsvoorzitter van de andere kant moet komen. Benadrukt dient in dit kader nogmaals de rol van de lichte industrie te worden. Ontevredenheid is een belangrijke voedingsbodem voor sociale onrust. Het grote probleem van Gorbatsjov is dat de winkels in de Sovjet-Unie nog net zo leeg zijn als vijf jaar geleden." Inflatie Een belangrijk voordeel van de ontwikkelde industrie van Tsjechoslowakije is dat de verhouding tussen het goederenaanbod en de geldhoeveelheid in het land veel realistischer is dan in menig Oost-Europees land. Van den Brink: "Een inflatie van op jaarbasis 1200% zoals in het begin van de Pooise hervormingen verwacht ik absoluut niet als de prijzen in Tsjechoslowakije losgelaten
------14------------------------------------ROSTRA167APRIL 1990---------
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - OOST-EUROPA - - -
worden. Inflatie zal er natuurlijk wel optreden, maar vol gens mij is de Tsjechoslowaakse angst voor hyperinflatie enigszins overtrokken. Om de inflatie te bestrijden, zullen de Tsjechoslowaken naar een verhoging van de arbeidsproduktiviteit en een verlaging van de produktiekosten door aanwending van nieuwe technologie moeten streven. Hierdoor zal er echter werkloosheid ontstaan, waarvoor een vangnet in de vorm van sociale voorzieningen ingebouwd moet worden."
Shocktherapie Binnen de huidige regering heerst een meningsverschil over de aanpak van de interne economische reorganisatie. Klaus, de minister van Financien, stelt een 'shocktherapie' voor; in een keer de subsidies afschaffen en de prijzen loslaten. Een geleidelijk proces zal zijns inziens de geloofwaardigheid van de overheid doen verminderen. De tijd van het "socialisme met een menselijk gezicht" is naar zijn mening definitief voorbij. Overigens ziet hij wel de noodzaak in om destabilisatie van de economie te voorkomen. Door nauwe samenwerking met het IMF en de wereldbank denkt hij dit te kunnen ondervangen. Recht tegenover Klaus staat vice premier Komarek. Hij vindt een dergelijke rigoreuze aanpak veel te riskant en is voorstander van een geleidelijke afschaffing van de subsidies en het loslaten van de pnJzen. Van den Brink schaart zich achter Klaus' shocktherapie, omdat alleen op een dergelijke wijze het particuliere initiatief gestimuleerd kan worden. Ais gevolg van de tegenstellingen binnen de regering zal de invoering van de in voorbereiding zijnde wetgeving met betrekking tot privatisering en demo nopolisering mogelijk maanden worden uitgesteld. Binnen de in voorbereiding zijnde wetgeving onderscheidt men drie typen ondernemingen; openbare bedrijyen, kleine bedrijven en standaard industride ondernemingen. Privatisering van de eerste groep wordt niet nagestreefd. In het geval van de tweede groep verwacht men geen moeilijkheden. De derde groep echter levert een probleem op, in die zin dat nog volstrekt onduidelijk is wat daarmee gedaan moet worden. De tien tot twintig grootste ondernemingen, zoals Skoda, Dukla en Chepos, zullen naar alle waarschijnlijkheid staatseigendom blijven. Deze ondernemigen kunnen vanwege hun belangrijke regionale stabiliserende functie niet aan hun lot overgelaten worden. Investeringsproblemen
Tsjechoslowakije 1, 3 - Gemiddelde jaarlijkse groei van het BNP in 1981-88 (%) - Inflatie: gemiddelde jaarlijkse groei van de consumentenprijzen, 1, 3 '1980-88 (%) . 15, 6 - Bevolking in 1988 Oaargemiddelde, in miljoenen) 320 - Netto schuld per capita, eind 1988 (in dollars) - Beiangrijkste industrien: Machinebouw, metaalbewerking, voedsel Bron: Plan Econ Report. 3 november 1989
Nadelige aspecten van de Tsjechoslowaakse economie in het kader van investeringsmogelijkheden zijn de beperkte aanwezigheid van natuurlijke bronnen, de geslotenheid van deze economie en de relatief kleine omvang van de markt. De belangrijkste hinderpaal voor zakelijke initiatieven in dit land zijn echter het institutionele kader waarop de samenleving gebaseerd is en de huidige grondwet. In het Oostblok behoort Tsjechoslowakije tot de meest volledig genationaliseerde landen. In januari 1988 stond de overheid op kleine schaal prive-initiatief toe en 80 duizend ondernemende Tsjechoslowaken grepen deze kans met beide handen aan door eenmans-bedrijfjes op te richten. In een land waar decennia lang winst maken beschouwd werd als een misdaad tegen de Staat vergt het nemen van prive-initiatief een vergaande mentaliteits-verandering. Bovendien worden de kersverse ondernemers in hun pogingen de bedrijfjes succesvol te maken gehinderd door bureaucratische willekeur, eindeloze problemen bij het inkopen van materiaal en krankzinnig hoge belastingdruk. Ook buitenlandse ondernemers die in Tsjechoslowakije willen investeren worden met veel problemen geconfronteerd. Alhoewel de huidige investerinswetgeving momenteel formeel toestaat dat een buitenlandse onderneming een meerderheidsbelang tot 99 % heeft in een jointventure, kent de wetgeving zoals gezegd op andere gebieden nog vele tekortkomingen. Zo is het vrijwel onmogelijk gemaakte winsten Tsjechoslowakije uit te krijgen, is de winstbelating erg hoog en moeten investeringsplannen eerst worden goedgekeurd door een vakministerie. Investeringen in bepaalde sectoren worden hierdoor extra bemoeilijkt, zoniet onmogelijk gemaakt.
Handelshuizen Het Nederlandse bedrijfsleven stelt zich vooralsnog terughoudend op ten aanzien van investeringen in Tsjechoslowakije. Naast de genoemde problemen zijn hier-
voor verschillende verklaringen aan te dragen. De handel met Tsjechoslowakije is gebaseerd op ruilhandel. Deze handel loopt vaak via commercide handelshuizen zoals Peja en Komsool, die Tsjechoslowaakse en N ederlandse bedrijven tot elkaar brengen. Het probleem is hierbij dat de Hollanders in ruil voor hun produkten meestal genoegen moeten nemen met goederen die niet of nauwelijks aan hun wensen voldoen. Een ander probleem is dat door de huidige omwentelingen bestaande zekerheden wegvallen, zonder dat daar nieuwe voor in de plaats komen. De vroegere Tsjechoslowaakse handelshuizen, de Foreign Trade Organizations, waarlangs de handelscontacten verliepen vallen uiteen en het is onduidelijk wie voar welke sector nu verantwoordelijk is. Bovendien heeft N ederland nog geen Investerings Beschermings Overeenkomst met Tsjechoslowakije afgesloten. In dit bilaterale contract worden allerlei afspraken vastgelegd ter bescherming van Nederlandse ondernemingen in Tsjechoslowakije en vica versa, tegen politieke risico's. Aan een dergelijke overeenkomst wordt momenteel wel gewerkt.
Tot slot Samenvattend kan geconcludeerd worden dat via wetgeving en organisatorische maatregelen noodzakelijke veranderingen op tal van gebieden doorgevoerd dienen te worden, zoals op het vlak van de mededinging, de liberalisatie van de handel, het creeren van werk, het openen van financide markten en de toegang tot convertibele valuta. Er zal een nieuw banksysteem moeten worden opgezet en tevens zal het belastingsysteem herzien worden. Het is de bedoeling dat er binnen twee a drie jaar een BTW -stelsel zal worden gei:ntroduceerd. Tsjechoslowakije wil bij deze gecompliceerde transformatie de westerse ervaringen benutten en tegelijkertijd de fouten van anderen (Polen en Hongarije) vermijden. •
- - - - - ROSTRA 167 APRIL 1 9 9 0 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 15 - - - - -
------ OOST-EUROPA----------------------------------------------------------------
Intern ontwikkelingsproces of ideologische twist? Hongaren zijn al wat gewend aan markten Drs. W. Swaan is AID bij de vakgroep Micro-Economie, hij bestudeert de Hongaarse economie. R()stra faat hem aan het woord over Hongarije in verleden en toekomst. Jacco Knotnerus "Er is in het verleden vaak over Hongarije gezegd dat er zoweI in politiek als economisch opzicht een liberaal systeem heerste. Oat woord liberaal was echter niet op z'n plaats. ZoweI de politiek als de economie werden gekenmerkt door zeIfcensuur. De Hongaar legde zichzeIf beperkingen op om voordeeItjes te behalen. Bedrijven mochten bijvoorbeeId formeeI zelf hun prijzen bepalen, ze pasten echter wei op om tegen de wens van de autoriteiten hun prijzen te verhogen. Het is dus eerder een soort quasi-liberaal systeem dat in Hongarije geheerst heeft." Handelsgeest "Niettemin is de uitgangspositie van Hongarije beter dan die van de meeste andere Oost-Europese landen. Bedrijven hebben altijd zelf hun produktiepakket kunnen samenstellen. Bij een beter assortiment kon men makkeIijker uit de kosten komen, het aanbod is dus iets meer gericht geweest op de wensen van de consument en was kwalitatief van een beter gehalte. In die zin is de markt in Hongarije vrij evenwichtig te noemen in vergelijking met bijvoorbeeld Polen en de Sovjet Unie. Verder konden bedrijyen toestemming krijgen van de autoriteiten om handelsrelaties met het westen aan te gaan. Hongaren weten dus al tot op zekere hoogte wat een markt inhoudt en wat er bij komt kijken om zich er op te handhaven. Die handelsgeest is een SOOft produktiefactor, Hongarije heeft daarin een reIatief voordeel ten opzichte van andere Oost-Europese landen." "Verder heeft Hongarije natuurlijk te maken met de problemen die ook de overige planeconomieen kenmerken; de consumptie-industrie is relatief gering ontwikkeld en, nog belangrijker, het innovatief vermogen is erg klein. produktiegoederen zijn daardoor verouderd.
Dit lijkt een paradox als je ziet dat de technische kennis aanwezig is en dat de bevolking goed geschoold is, Hongarije heeft meerdere Nobelprijswinnaars! Met uitvindingen aileen ben je er niet, er moeten innovaties tot stand worden gebracht, daar gaat het mis. Het kan jaren duren voordat een dergelijk entrepeneurship deel uit maakt van de bedrijfscultuur. Ook ~fficiencyverbetering wordt nu pas essentleel voor een Hongaars bedrijf. Jarenlang yond het prijzenbureau, de instantie die prijsontwikkeIingen beoordeelde, het wei goed zolang de prijzen maar niet sterker stegen dan de kosten. Een goede efficiency was niet van belang." Inflatie "J ui~~ die. geringe kostenbeheersing bij bedrl:Jven IS de belangrijkste oorzaak van het inflatiepercentage van 22% (voor 1989 JK). Het klinkt misschien gek,
Wim Swaan
maar die 22% vind ik nog meevallen als je nagaat dat circa 40 rrocent van de prijzen vorig jaar gehee geliberaliseerd is, dat veel subsidies zijn afgeschaft en dat veeI bedrijven in een monopolistische marktsituatie opereren. Er is restrictief monetair beleid gevoerd, dat heeft er in ieder geval toe geleid dat de inflatie niet tot Poolse hoogtes is gestegen. Oat is opmerkelijk, want eerder zagje bijvoorbeeld inJoegoslavie dat monetaire restricties op een compleet fiasco uitliepen. Maar ook in Hongarije heb je natuurlijk strubbelingen. Wat zich bijvoorbeeId heeft voorgedaan is dat bedrijven betalingen aan elkaar zijn gaan uitstellen en daardoor zelf geld zijn gaan scheppen. Een dergelijk restrictief monetair beleid is belangrijk omdat de huidige hoogte van de inflatie regelrecht leidt tot armoede, vooral voor mensen met een pensioen en voor werknemersgroepen die niet in een dusdanig sterke positie zitten dat ze loonsverhogingen kunnen eisen." Buitenland "Een land als Hongarije moet de kans krijgen zich te kunnen ontwikkelen. Politieke hervormingen zijn inmiddels doorgevoerd, een meerpartijenstelsel is in werking, 25 maaft jongstleden waren verkiezingen. Op economisch gebied heeft Hongarije veel in gang gezet; prijzen worden zoals gezegd op grote schaal geliberaliseerd en verder probeert de overheid het bedrijfsleven bepaalde door haar gewenste richtingen op te sturen. Veel Hongaarse bedrijven waren voorheen bijvoorbeeld sterk gericht op export naar de Sovjet Unie, die minder hoge eisen stelde aan produkten dan de westerse landen en ook de Hongaren zelf deden. Doordat Hongarije op die manier een enorm handelsoverschot met de Sovjet U nie creeer-
--------- 16 -------- ------------------------------------ ROSTRA 167 APRIL 1990 - - ------
--------~--------------------------------------------------------OOST-EUROPA--~--
de, en daarbij een enorme hoeveelheid Roebels verkreeg waar ze niets mee kon doen, is men begonnen deze export £link terug te dringen. Een deel van de importen uit het westen is geliberaliseerd en geen enkel land is tot nu toe zo ver gegaan wat betreft het scheppen van goede condities voor buitenlandse investeerders. Tot een percentage van 50 procent zijn deelnemingen in Hongaarse ondernemingen sowieso toegestaan, winsten mogen worden mee teruggenomen naar het moederland en de belastingvoordelen die behaald kunnen worden nemen enorme proporties aan." Overgangsfase
"De verschillende politieke partijen zijn het er niet over eens in wat voor tempo Hongarije zich open moet stellen voor de westerse mark ten. Dat is ook een erg lastig vraagstuk. Twee dingen zijn zeker: als je in een klap privatiseert en de markt openstelt, zullen de binnenlandse produktiefactoren worden weggevaagd. Als je aan de andere kant, als ander uiterste, met lap- en stropwerk het oude produktieapparaat maar een beetje laat doormodderen, zal de situatie hollend achteruit gaan. Het grote probleem is dat er nauwelijks echte ondernemers zijn. Zolang die er niet zijn is er op termijn ook geen stabiele ontwikkeling mogelijk. Buitenlandse bedrijven kunnen nu een belangrijke rol spelen, maar als alles van hun afhankelijk wordt krijg je ook geen gezonde situatie.
Hongarije - Gemiddelde jaarlijkse groei van het BNP in 1981-88 (%) 1, 0 Inflatie: gemiddelde jaarlijkse groei van de consumentenprijzen, 1980- 88 (%) 8,6 - Bevolking in 1988 Oaargemiddelde, in miljoenen) 10,6 - Netto schuld per capita, eind 1988 (in dollars) 1500, 0 - Belangrijkste industrien: Machinebouw, metaalbewerking, chemische industrie Bron: Plan Econ Report, 3 november 1989
een goede weg. Verder zullen importbeperkingen van de kant van het westen moeten worden opgeheven en lijkt het me goed als Nederlandse bedrijven daadwerkelijk handel met het Oostblok gaan drijven - dus niet aileen toeleverancier van de Duitsers worden die de produkten vervolgens naar het Oostblok herexporteren." Identificatie "Ik vind het meer in het algemeen erg belangrijk dat er, veel meer dan nu het geval is, intensieve banden tussen aile Europese landen bestaan, ook in cultureel opzicht. Ofje zou ook kunnen zeggen: tussen landen aan verschillende kanten van Duitsland. Dat bedoel ik niet aileen maar onvriendelijk tegenover Duitsland. De afgelopen maanden heb ik sterk de indruk gekregen dat men zich in Nederland veel sterker kan identificeren met de ontwikkelingen in de DDR dan met ontwikkelingen in bijvoorbeeld Polen, Litouwen en Hongarije. Dat heeft me verbaasd, maar het is ook wei begrijpelijk want met die landen heeft
Europese landen, altijd tot de periferie van de wereldeconomie gehoord. De huidige problematiek is er niet aileen een van een verandering van economische stelsels, er is in feite ook een ontwikkelingsprobleem. Het is een regio met een eigen dynamiek: heel lang een feodale, agrarische economie met een gigantische adel. Dat heeft politiek en economisch zijn sporen nagelaten. Ik denk ook dat bij de omwentelingen die je nu ziet interne factoren een belangrijke rol hebben gespeeld. Het is niet aileen een kwestie van ideologische twisten die nu beslecht zouden zijn, of van externe druk, al zijn ze zeker van belang geweest. Politicologen wijzen vaak op het belang van veri oren revoluties zoals die in Hongarije in 1956 en in Polen in 1980 hebben plaatsgevonden. De machthebbers moeten na een dergelijke revolutie de nodige concessies doen om niet na enige tijd met dezelfde problemen geconfronteerd te worden, daar zou wei eens voor een groot deel de sleutel kunnen liggen voor de huidige processen. Naast natuurlijk het feit dat het economisch steeds • meer spaak liep."
"Efficiency was jaren niet van belang" Een overgangsfase zou kunnen zijn dat die sectoren die tot voor kort streng gecontroleerd werden nu meer beschikkingsvrijheid krijgen, maar wei hun prijzen nog door het prijzenbureau laten controleren, en dat de sectoren die sterker in hun schoenen staan en meer ervaring hebben volledig vrijgelaten worden. Zo'n overgangsfase moet niet te lang duren. Het beste is van te voren een termijn te stellen, dan weet iedereen waar hij aan toe is." "Het westen zal bereid moeten zijn zich in te zetten voor duurzame ontwikkeling van een land als Hongarije. Je moet dus niet aileen geld geven, je moet de middelen verschaffen die ontwikkelingsmogelijkheden bieden. Wat dat betreft lijkt de situatie nu gunstig te zijn. De wereldbank geeft bijvoorbeeld rechtstreeks kredieten aan Hongaarse bedrijyen, buiten de overheid om. Dat lijkt me
men hier nooit veel contact gehad en met Duitsland weI. De Duitse cultuur staat ook veel dichter bij ons dan bijvoorbeeld de Hongaarse cultuur. Met het oog op de politieke stabiliteit in de toekomst zou het geen kwaad kunnen als dat allemaal wat dichter bij elkaar komt, economisch en cultureel. Het is opmerkelijk hoeveel meer men in Oost Europa over het westen weet dan andersom, vooral wat betreft de geschiedenis. Alsje aileen kijkt naar Hongarije in de afgelopen twee eeuwen: 1848/49, 1918/19, 1956. Allemaal verloren revoluties: binnen een paar dagen of een paar we ken was het bekeken. Wat dat betreft is het al uniek dat het nu al twee jaar goed gaat. Maar daar kan je maar beter niet te veel bij nadenken." Concessies
"Hongarije heeft, net als andere Oost-
-------- ROSTRA 167 APRIL 1 9 9 0 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 1 7 - - - - -
- - - - OOST-EUROPA - - - --
-
- - - - - - --
- - --
---------------
D-mark aber alles Optimisme alom. Velen zien het tweede WirtschaJtswunder" al voor zich. Waarom? Ach) het zij'n en hlij'ven Duitsers. Ben minder optimistische visie hoorden wij' van Dr. P. Boot, werkzaam op het ministerie van Sociale Zaken en aan de UvA gepromoveerd op een proefschrift over de Oost-Duitse economie. Ben relaas over de Duitse hereniging) politiek en economisch, met een centrale rol voor de D-mark in het kader van de aanstaande Duitse Monetaire Unie (DMU). )J
Lukas Daalder, Luc Moers "Lieber Kohl als kein gemuse" was er bij een verkiezingsbijeenkomst van de Oost-Duitse CDU op een meegedragen bord te lezen. Achteraf gezien een zeer treffende omschrijving van de motivatie van het stemgedrag van het grootste dee! van de Oost-Duitse kiezers bij de verkiezingen van 18 maart jongstleden. De Oost-Duitsers willen we!vaart en denken dat Kohl, die in de verkiezingscampagne met beloften strooide, hun dit kan geven: de reden om massaal of de OostDuitse zusterpartij van Koh te stemmen. Politiek Na de verkiezingen luidden de krantekoppen: "Kohl wint Oost-Duitse verkiezingen." Terecht. Helmut Kohl speelde als voorman van de West-Duitse CDU een prominente rol bij de verkiezingscampagne van zijn Oost-Duitse zusterpartij. De Oost-Duitse CDU vormt samen met de "Demokratischer Aufbruch" en de "Deutsche Soziale Union" de "AlJianz fur Deutschland". Deze alJiantie kreeg bij de verkiezingen 48, 15% van de stemmen, waarvan 40, 91 % voor de CDU . Een verrassing, want men had de winst verwacht voor de SPD (de tegenhanger van de West-Duitse SPD), die echter slechts 21 , 84% van de stemmen behaalde. Des te meer een verrassing als je bedenkt dat de "Allianz fiir Deutschland" bestaat uit voormalige blokpartijen, partijen die al bestonden onder het regime van de vroegere OostDuitse communistische partij (de SED) en 40 jaar lang met haar hebben samengewerkt. T egelijkertijd behaalden de partijen die aan de wieg van de revolutie van eind 1989 hebben gestaan, zoals Neues Forum, maar zeer weinig stemmen. De onderhandelingen over de vorming van een coalitie zijn inmidde!s begonnen
en de "Allianz fur Deutschland" heeft natuurlijk de grootste yinger in de pap. Er liggen een aantal flinke politieke problemen die de nieuwe Oost-Duitse regering samen met de West-Duitse zal moeten oplossen om de Duitse hereniging te realiseren. Moeilijk daarbij is dat ook andere landen bij het herenigingsproces betrokken wensen te worden. Ten eerste zijn daar natuurlijk de 4 voormalige gealJieerde mogendheden (Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en SovjetUnie), van wie de rechten in Duitsland nog steeds gelden. Moeten hun troepen in Duitsland blijven? Moet een herenigd Duitsland lid zijn van de NAVO of moet het juist neutraal zijn? Ten tweede wil Polen bij het overleg betrokken worden;
deze laatste weg veel langer is. Economisch Naast deze politieke problemen, liegen de economische vraagstukken, verbonden aan de Duitse hereniging, er ook niet om. D aarover spraken wij v66r de verkiezingen met Boot. De levensstandaard van de Oost-Duitse burgers is de hoogste van Oost-Europa, maar dat zegt niet alles . Dagelijkse levensmiddelen, huren en prijzen van het openbaar vervoer worden zwaar gesubsidieerd, maar vee! luxe goederen zijn (als ze al te krijgen zijn) zeer duur. Tot voor kort kostte een eenvoudige kleinbeeld kleurentelevisie bijvoorbeeld 4000 Ostmark (gemiddeld inkomen per gezin: ongeveer 1300 Ost-mark per maand)'
"Als Oost-Duitsland niet levensvatbaar is kunnen we heel Oost-Europa wei afschrijven" dit land vreest voor haar west-grens (de zogenaamde Oder-Neisse-grens) die door W est-Duitsland nooit officieel is erkend. Ten derde wil ook de EG betrokken worden bij het proces van de Duitse hereniging; door hereniging wordt Oost-Duitsland immers automatisch lid van de EG. Het helangrijkste politieke probleem waarover de beide Duitslanden aileen moeten beslissen is waarschijnlijk de vraag op welke manier de hereniging technisch gerealiseerd zal worden. Oat kan enerzijds gebeuren via artikel 23 van de West-Duitse grondwet. Vol gens dit artikel is het mogelijk dat Oost-Duitsland zich simpelweg aansluit bij West-Duitsland met overname van de West-Duitse grondwet. Anderzijds is het mogelijk de hereniging te bewerkstelligen via een onderhandelingsproces. Het moge duidelijk zijn dat
Verder zijn bijvoorbeeld groenten en reTrabanten serve-onderdelen voor schaars. Het tekort aan producten is niet zozeer kwantitatief als wei kwalitatief. De doorsnee burger in Oost-Duitsland heeft geen gebrek aan geld, maa r gebrek aan kwalitatief goede producten om ermee te kopen. Grote problemen aan de productie-kant zijn de veroudcrde kapitaalgoederenvoorraad en de verwaarloosde infrastructuur. Dit zijn de voornaamste redenen van de lage Oost-Duitse productiviteit (ongeveer de helft van de West-Duitse). Is er levensvatbaarheid voo r de O os t-Duitse productie-sector? "Oost-Duitsland staat er nog het beste voor van aile landen in Oost-Europa. Ais Oost-Duitsland niet levensvatbaar is, dan kunnen we heel Oost-Europa weI afschrijven. Daarbij verkeert Oost-
- - - - - 1 8 --'------'---------------:--------~-. ROSTRA lG7 APRIL 1990 - - - -
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - OOST-EUROPA - - -
Duitsland in de gunstige situatie dat West-Duitsland er, vanwege allerlei sentimenten, makkelijker gaat investeren dan bijvoorbeeld in Polen. Verder heeft het land het voordeel dat het in de EEG zal komen. In een erg gunstig scenario zou Oost-Duitsland een soort verbinding kunnen gaan vormen tussen het Westen en de zich hervormende landen in Oost-Euroya. Oost-Duitsland heeft natuurlijk vee contacten in Oost-Europa. Als het daar beter zou gaan, dan zit je in Oost-Duitsland ideaal op een positie tussen Oost- en West-Europa in."
Uittocht Het belangrijkste probleem van de productie-sector is de uittocht van OostDuitsers naar West-Duitsland. Momenteel vertrekken er gemiddeld 2000 per dag. Boot: "Dat is desastreus voor de productie, die gaat elke maand met 5% achteruit." Aanvankelijk was de uittocht geconcentreerd in bepaalde sectoren, vooral de gezondheidszorg en de bouw. De eerste sector is een typisch voorbeeld van een sector waarin de perspectieven in West-Duitsland veel beter zijn. Zo is het gemiddelde loon, dat in Oost-Duitsland ongeveer een derde van het gemiddelde West-Duitse loon bedraagt, in deze sector in Oost-Duitsland nog eens extra la ger. In de tweede sector bestaat in West-Duitsland een tekort aan arbeidskrachten. Inmiddels is het fenomeen over alle sectoren verspreid. Het is voor Oost-Duitsland van levensbelang dat de uittocht gestopt wordt. Hoe minder mensen er in Oost-Duitsland overblijyen, hoe moeilijker het wordt om de economie weer op te bouwen. De uittocht levert nu trouwens ook in W estDuitsland problemen: namelijk op de woning- en arbeidsmarkt en ook op de begroting. Vol gens Boot is de uittocht moeilijk te stoppen en verklaart dit het toenemende paniekerige karakter van het beleid. Hij denkt dat er twee dingen gedaan zouden moeten worden: "Ten eerste moet je in
Oost-Duitsland - Gemiddelde jaarlijkse groei van het BNP in 1981-88 (%) 1, 8 - Inflatie: gemiddelde jaarlijkse groei van de consumentenprijzen, 1, 5 1980- 88 (%) - Bevolking in 1988 (jaargemiddelde, in miljoenen) 16, 6 - Netto schuld per capita, eind 1988 (in dollars) 460 - Belangrijkste industrien: Machinebouw, metaalbewerking, chemische industrie Bron: Plan Econ Report, 3 november 1989
wet automatisch als West-Duits staatsburger erkend, met aile rechten vandien (onderdak, werk, uitkering). Ten tweede moet je in Oost-Duitsland proberen mensen te binden. N eem de belemmeringen om particuliere bedrijfjes te stichten weg, geef loon (kosten) -subsidies. Geef ze bijvoorbeeld aandelen in bedrijYen, land, huizen ." Het lijkt erop dat ook in de Duitse politiek beide door Boot genoemde punten inmiddels als een belangrijke stap naar beperking van de uittocht worden erkend.
DMU Diezelfde Duitse politiek denkt echter ook dat de belangrijkste manier om de uittocht te stoppen de DMU is. De gedachtengang hierachter is dat de D-mark de Oost-Duitsers vertrouwen zal geven dat verbeteringen op handen zijn. Ais dat echt gebeurt dan zullen ze minder snel naar West-Duitsland komen. Boot ge100ft hier echter niet in: "Alle economen vinden monetaire integratie v~~r economische integratie dom. Het probleem is het productiviteitsverschil tussen beide Duitslanden en dat losje met een DMU niet op. We hebben nou net afgeleerd te geloven in de maakbare samenlevin g en dan ga je nu ineens stellen dat met geld de Oost-Duitse samenleving eens eventjes te modelleren is. Je hoeft er echt maar een kwartier over na te denken om tot de conclusie te komen dat door een
"Men moet het Oost-Duitsers zo onaantrekke/ijk moge/ijk maken zich in West-Duits/and te vestigen" West-Duitsland alles op alles zetten om het die mensen, tot de grenzen van het toelaatbare, zo onaantrekkelijk mogelijk te maken zich daar te vestigen. Geef ze geen huisvesting, kijk of het mogelijk is ze geen uitkering te geven. Nu worden deze mensen via de West-Duitse grond-
-
DMU de uittocht niet wordt gestopt." Laten we eens kijken hoe het zit. Veel zal afhangen van de conversie-koers waartegen Ost-marken straks in D-marken worden omgewisseld. Kohl heeft in de verkiezingscampagne in Oost-Duitsland met een koers van 1 op 1 ge-
schermd, al beweert hij nu dat hij dit nooit met zoveel woorden heeft gezegd. Bij een dergelijke hoge koers zal de werkloosheid in Oost-Duitsland, die sowieso hoog zal oplopen door het benodigde herstructureringsproces, nog hoger worden. De lonen zullen tegen het licht van de lage productiviteit in dit geval voor de Oost-Duitse bedrijven relatief te hoog zijn om te kunnen concurreren. ZU zullen dus failliet gaan. Grote werkloosheid in Oost-Duitsland zal de uittocht niet stoppen, integendeel. De laatste tijd lijkt het waarschijnlijker dat er een koers van 1 op 2 gaat komen, een voorstel van de president van de West-Duitse centrale bank Pbhl (die de plannen v~~r een DMU aanvankelijk nog betitelde als "phantastische ideen", maar zich kort daarna neerlegde bU het primaat van de politiek). Afgezien van het feit dat Kohl hierom van Oost-Duitse zUde van kiezersbedrog wordt beschuldigd, is ook dit geen oplossing voor de uittocht. De Oost-Duitsers zullen er in dit geval immers in koopkracht op achteruit gaan, een extra reden om naar W est- Duitsland te gaan om te proberen daar een baan te vinden tegen een hoger loon. Om de uittocht echt te stoppen zullen de eerder door Boot genoemde maatregelen getroffen moeten worden en zal WestDuitsland met meer geld over de brug moe ten komen . BU een koers van 1 op 1 zal zU werkloosheidsuitkeringen in Oost-Duitsland moeten betalen (OostDuitsland heeft nooit werkloosheidsuitkeringen gekend) en bij een koers van 1 op 2 zal zU loon (kosten) -subsidies moeten betalen om de Oost-Duitsers thuis te houden. Beide scenario's betekenen een Forse aanslag op de West-Duitse begroting. De kosten van de verschillende scenario's (conversie-koersen) zullen tegen elkaar moeten worden afgewogen. De Oost-Duitsers hebben ongeveer 175 miljard Ost-mark aan spaargelden in hun bezit. In de pers is breed uitgesponnen dat de DMU bij een hoge conversie-
- - - ROSTRA 167 APRIL 1990 ------------'---~--------;--.,...-------:-19----
- - - OOST-EUROPA - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
koers (lop 1) in extra grote kosten zou resulteren in de vorm van flinke (demand-pull) inflatie, omdat de OostDuitsers hun spaarge!den in WestDuitsland zouden gaan besteden. Daar zijn immers wei de vee! gewilde goederen te verkrijgen waar in Oost-Duitsland gebrek aan is. Zeker omdat West-Duitsland al aan haar capaciteitsgrens zit, zou inflatie een reee! gevaar zijn. Boot denkt echter dat de lopende kosten (ste!se! van sociale zekerheid, loon (kosten) -subsidies) bij de Duitse hereniging be!angrijker zijn dan de potentiele inflatoire gevolgen van DMU. "Kijk maar naar de orde van grootte van de ge!dhoevee!heden van beide landen. Het gaat op zijn hoogst om 10% van de West-Duitse ge!dhoeveelheid." De statistieken geven hem daarbij ge!ijk (figuur 1). Bovendien ziet het er, zoals eerder gezegd, niet naar uit dat er een conversie-koers van 1 op 1 gaat komen. Met die inflatoire gevolgen van de DMU zal het dus we! niet zo"n vaart lopeno Figuur 1
mers vooral de juridische, technische en management kennis waar Oost-Duitsland zo'n behoefte aan heeft (om de productiviteit te verhogen). De DMU zal echter zeker gepaard moeten gaan met vergaande economische hervormingen in Oost-Duitsland wil de hereniging economisch echt kans van slagen hebben. Het bankwezen moet worden hervormd, be!astinghervorming en juridische hervormingen zijn noodzakelijk en last but not least: de prijzen zullen de schaarsteverhoudingen op de markten moeten gaan weergeven. Over prijshervormingen zegt Boot: "Oat is echter makkelijker gezegd dan gedaan, want je kunt de prijzen niet gewoon loslaten. Er bestaat immers een zeer monopololde productie-structuur in OostDuitsland en daar zul je eerst wat aan moeten doen door te zorgen voor meer concurrerende verhoudingen." Bovendien zou het zomaar loslaten van de prijzen tot grote sociale onrust leiden. Hoever zijn de hervormingen in Oost-Duits-
Geldhoeveelheid in Duitsland in miljarden mark giraal
chartaal
w es t 14 0
Hervormingen Puur economisch gezien biedt een lag.ere koers (bijvoorbeeld 1 op 2) ook meer perspectief. Deze is meer in overeenstemming met de productiviteitsverhouding tussen beide landen. Bovendien zullen in dit geval buitenlandse investeerders (met name West-Duitse natuurlijk) sneller in Oost-Duitsland gaan investeren, omdat het land bij een lagere koers ook meer het karakter van een lage loon land krijgt. Oat kan voordelig zijn, want het slagen van de hereniging hangt in economische zin sterk af van de vraag of buitenlandse investeringen in OostDuitsland snel op gang zuBen komen. Buitenlandse investeerders brengen im-
west 2600
Bran: Van Lanschot
land eigenlijk gevorderd? "Op papier ligt er al een hoop klaar. Er ligt bijvoorbeeld een joint-venture wet, een wet op het particulier ondernemerschap, een belastingwetgeving en een wet over de reprivatisering van een deel van de staatsindustrie. Oat is echter allemaal niet zo moeilijk, want ze kunnen op dit gebied gewoon het pionierswerk van Hongarije vol gen. Juridisch is er dus al veel geregeld, maar het probleem is dat er weinig economische tradities zijn."
mingen. De vraag rijst waarom men niet begonnen is met economische hervormingen om daarna de DMU uiteindelijk als kroon op het werk te introduceren. Zo gaat men ook in Europees verband te werk en West-Duitsland is hier altijd een overtuigd aanhanger van geweest. In die zin is de omslag van bankpresident Pohl ook zo opmerkelijk. Boot: "Uit puur economisch oogpunt geef je veel uit handen. Oost-Duitsland draagt een deel van haar economische soevereiniteit nu al meteen over aan West-Duitsland. Ze verliest haar wisselkoersinstrument. Oat instrument is misschien juist heel erg bruikbaar: je zou kunnen beginnen met een lage koers en deze dan opwaarderen naarmate de productiviteit in Oost-Duitsland stijgt, totdat je op een gegeven moment een evenwicht bereikt." Politiek gezien is het echter wei te verklaren dat Bonn liever meteen een DMU wilde. Door de DMU te introduceren maakt West-Duitsland OostDuitsland eerst geheel van haar afhankelijk, men gebruikt de macht van de 0mark. Oost-Duitsland verliest haar economische soevereiniteit grotendeels en een hereniging op West-Duitse voorwaarden wordt onafwendbaar. Gaat de hereniging economisch slagen, ofgaat een van de twee, ojgaan misschien zelJs beide eraan te gronde? "West-Duitsland gaat hier niet aan kapot. Haar economie is sterk genoeg, ze heeft een betalingsbalansoverschot van 140 miljard D-mark en een begrotingstekort van slechts 0, 4%. Het is echter best mogelijk dat twee dingen onderschat worden. Ten eerste kan de politieke spanning in West-Duitsland best eens hoog oplopen doordat er enerzijds problemen op de woning- en arbeidsmarkt ontstaan door de komst van vele OostDuitsers, terwijl anderzijds een beroep op de begroting gedaan wordt om geld in Oost-Duitsland te pompen. Ten tweede ben ik er nog niet zo van overtuigd van wat er nu in Oost-Duitsland gaat gebeuren. Het is een soort wedloop: krijgje er eerder een afbraak van de oude industrie, of krijg je er eerder nieuwe particuliere bedrijven en diensten via snelle (buitenlandse) investeringen? Oat weten we helemaal niet, dus we weten ook niet of het in Oost-Duitsland goed gaat. Ik denk in ieder geval dat het vee! ingewikkelder zal zijn en veellanger zal duren dan al die optimist en nu voorspellen." II
Macht van D-mark De introductie van de DMU moet dus gepaard gaan met economische hervor-
-----20----------------------------ROSTRA167APRIL1990-----
bij grote hoogtes streng afgeraden.
5
inl Bernard. Grote hondo
zonnebril kan
nes. Draagt vaatje sterke drank
men hoog in
om zijn hals. Geliefd bij alcoho-
de bergen
lische alpinisten.
snel lijden op. Het bereiken van het
aan
T
sneeuw-
hoogste punt is altijd weer
blindheid.
een hoogtepunt. De vlag wordt
Daarna
dan geplant. De bekende alpi-
kan men
nist Rtinhold Messner spreekt
Berg. Hoge verheffing van
voorlopig
in dit verband van een top-
het aardoppervlak. Grondstof-
geen
ervaring. Bij een beetje berg
felijke oorzaak van het alpi-
sneeuw
ben je dan ook in de wolken.
nisme. Een beetje berg is min-
meer zien .
stens vierduizend meter hoog.
K
Een alpinist wi! echter altijd
......
fN
Iimmen.
~E v W & L i 101 P
Klimmen
doet
hoger. Grootste tragedie in de
men zelden aileen. Dat is weI
historie van het alpinisme was
zo gezellig. Het touw verbindt
derhalve de bed winging van de
de voorklimmer met de na-
Mounl Everesl.
klimmer. Zo is men zelfs bij
T
het vallen nooit aileen. ouw. Belangrijk
hulpmiddel bij het
5
alpinisme.
men van hoge bergen passeert
Gemaakt van
men
neeuwgrws. Bij het beklim M
de
organisatie van maatschappen
eeuwige snuuw. Overigens geen
op het gebied van accountancy,
zekere hoogte
sneeuwgrens.
meestal nylon. Het touw dient
paradijs voor verslaafden.
borstgordel te
Val/en.
bevestigen of
stigheid
Hier
ligt
op halshoogle).
orel Ernsl & Young is een
belastingzaken, organisatie en informatica. Bel eens met de heer
Hinderlijke bijkom-
R. J. Ekkebus (tel. OlD - 4072521)
van
en ontdek dat ook een carriere
de
bergsport.
Hoewel het hele leven een kweszelf (bij voorkeur
p
de
op
kunststoF,
men aan een
T
z'n mooie momenten kent.
tie is van vallen en opstaan, _
r
u
w
_
wordt deze wijze van afdalen
Moret Ernst & Young
- - - OOST-EUROPA - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Poland: Transformation to a Market Economy? By 1989 Poland was in a severe economic crisis. The government of Mazowiecki, that assumed office in September of that year with the support of Solidarnosc, undertook emergency measures in order to stop the rapid economic decline. The comprehensive economic program of Poland's Minister of Finance, L. Balcerowicz, aims to transform state socialism to a market economy. Drs. B. Simatupang, Researchworker at the department of Micro-economics, elaborates the situation. Drs. B. Simatupang Introduction. Although economic growth averaged about 3.5% per annum in 1983-1989, by 1989 income per capita was still about 10% below the pre-crisis (1978) level. The so-called second stage economic reform launched in late 1987 led to renewed labour unrest, high inflation and shortages. In the second half of 1989 industrial output fell by about 7.5% with an inflation rising to 640% in December compared with the same month of the preceding year. Balcerowicz's Program. The program of economic stabilizationcum-reform that Poland started on 1st January 1990, is harsh, bold and farreaching. It has no precedents on which to draw. The program has two main aims: (1) to stabilize the economy quickly and decisively, reducing inflation and shortages drastically in 1990, accompanied by price liberalization; (2) to transform the economic system rapidly and enhancing the role of market forces. The two main aims are considered to be closely interdependent. Economic stabilization is a necessary prerequisite for the success of a transformation to a market economy, improved supply responses, sustained growth, a higher living standard and a better external position over the medium term. Unlike the unsuccessful piecemeal reforms in the 1980s, Balcerowicz's program, profiting from the broad socio-political support and with a determination to overcome the deathweight of central planning, will limit the transitional pain of the shock therapy to be as short as possible. Policymeasures The price liberalization-cum-stabilizationprogram has a number of basic com-----22
ponents: . • Further liberalization of market pnces, limiting government price control to no more than 10% of the products (e.g. public utility prices, rent etc.) in 1990 and elimination or substantial cuts of subsidies. Through hard stabilization measures, the inflationary spiral will be broken so that price rises will be reduced drasticall y. • A drastic devaluation of the zloty, fixing a unified exchange rate (1 USS = 9500 zloties) that should balance supply and demand for most transactions and foreign exchange during the period of disinflation, while allowing exchange and trade liberalization. The zloty becomes internally convertible in one stroke. • A restrictive, tax-based income policy by imposing tax penalties on wage increases which exceed certain percentage of consumer price rises. Penalties on wage increase is allowed to fall as inflation
declines. The tax mechanism is to be applied without exemption or relief. • Strict financial discipline. Through substantial cuts in subsidies (for food, coal etc.) on the expenditures side and elimination of tax relief on the revenues side, deficit of the state budget is to be reduced from about 8% of GOP in 1989 to less than 1% of GOP in 1990. • To contain excessive expansion of credit and money supply, enhancing confidence in money and restraining inflationary expectation, interest rates in real terms should be positive. Parallel to the stabilization measures, the program envisages institutional reforms that will enhance the market mechanism, by making a beginning with the privatization of state enterprises that will take many years, and by strengthening enterprises autonomy and financial discipline ("hard budget constraint"). Competition will be encouraged by removing
Batara Simaputang ROSTRA 167 APRIL 1 9 9 0 - - - - -
------------------------------------------------------------------OOST-EUROPA------~
restrictions to the establishment of new enterprises and by curbing monopoly. The underdeveloped banking system should be modernized together with a creation of money and capital markets. An overhaul of the budget and tax system, based on personal income and value-added taxation, is envisaged to be introduced in 1991-92. Hard currency The social safety nets will provide some helps for the most vulnerable social groups (elderly families, the poorest families etcetera) as a result of the drastic consumer price rises. Moreover there are limited unemployement-and retraining benefits for the unemployed resulting from plant closures. The program envisages an increase in the current account deficit in 1990. Credits from the IMF and the Western governments for the stabilization fund (about US S 1.7 billions), together with Poland's own foreign exchange reserves, will make for a minimum reserves of three months imports. Given Poland's debt of us S 40 billions and the very heavy burdens of debt services, the program expects a steady stream of new credits, substantial debt rescheduling and provision for debt and debt service reduction. The program hopes that a balance in the current account in hard curreny will be achieved by 1993. tentative results In nearly three months time the inflationary spiral seems to have been broken; the rise of consumerprices fell from 79% (targeted 45%) in January to 24% (which conformed to the target) in February, and it is expected to fall further to one digit inflation in March. So far, the chronic wage-price inflationary spiral ceased to operate when nominal wages increased by only 1.3% and 15% in January and February respectively. Larger than expected, real wages fell by about 40% compared to last December figures. The end-quarterly wage adjustment, under conditions of lower inflation, would allow a slight rise in real wages in March. The exchange rate has stabilized with growing imports and exports, and liberal trade. Hard currency trade surplus is expected to be over US S 400 millions in the first quarter of 1990. Budget deficit is cut back to below the plan target. Credits dropped by about 57% in January with an interest rate of 36%, and the tight monetary policies are to be relaxed slightly in the following months. The market mechanism has begun to function properly. There are no more
Polen
.
0,8 - Gemiddelde jaarlijkse groei van het BNP in 1981-88 (%) - Inflatie: gemiddelde jaarlijkse groei van. de consumentenprijzen, . 1980-88 (%) .: . . 33, 7 - Bevolking in 19~8aaargemiddelde, inl11iljoenen) , 3'8, 0 - Netto schuld per capita, eind 1988(indollars) ' 930 - Belangrijkste Jrt(fustrien: Machinebouw, ' r:ne-t~lbewerking, voeds,el Bron: Plan Ecan Report, 3 november 1989
market shortages, waltmg in lines or briberies. Prices (of course at higher level) clear the market. Subsidies for food and agricultural inputs are abolished; subsidies for coal, transportaion etcetera are reduced substantially. Certain state shops and factories begin to offer discount prices. Farmers and private traders sell food products at competitive prices in front of the state monopoly shops. The standard of living and consumption of a large part of the population fell considerably. The social safety nets are inadequate. Over the first two months state industrial output and sales dropped by 29% (food processing saw a drop of about 40% and light industry 32%) compared with the same reriod last year. No recovery in industria output is expected to occur in March. According to the government the number ofjobless increased from 9.600 in December 1989 to about 260.000 persons in March 1990. Unemployment could jump by as much as 10% of the labour force (i.e 1.2 million) when uncompetitive state enterprises and unnecessary sectors begin plant closing in the coming months. Labour discipline is improving. Large state monopoly enterprises (steel and machinery factories etc.) have adopted a "wait and see" attitudes, eschewing the necessary hard adjustments (cost saving, price cuts, exports and competition), still hoping for a relaxation of the measures (wage increases, easy credits, tax relief etc.)
pulistic demands for easy solutions that will lead to economic failure. The Western countries should share the "peace bonus" from perestrojka with the reforming East European countries by providing more aid, credits, investment and • trade opportunities. Batara Simatupang
Concluding remarks The tentative outcome of Balczerowic's program has shown good result in the fight against the demand-pull and pricecost (wage) inflationary spiral. Market forces begin to function properly with considerably less market distortions. The supply responses, however, have remained weak. The large fall in both output and real wages exceeds the expectation, while an economic recession of longer duration may cause labour unrest. One of the great questions is wheter the government of Mazowieczki is strong enough to maintain the necessary hard stabilization measures and keep off po-
- - - - - - - ROSTRA 167 APR IL 1990 --------------------------------------------------23 --------
-------OOST-EUROPA---------------------------------------------------------------------
Hoeveel gaat Oost-Europa ons kosten? De afgelopen maanden hebben de kranten bol gestaan van de berichten over economische steun aan Oost-Europa. Om enig idee te krijgen van de omvang en richting van die steun hieronder een overzicht. Jeroen van Roon Oost-Europa heeft zijn communistische juk afgeworpen en iedereen vindt het prachtig dat aIle Tsjechen en Polen en Roemenen enz, eindelijk kunnen gaan genieten van de vrijheid en welvaart waar wij al decennia de vruchten van plukken. Toch heeft een enkeling het niet meer kunnen laten en is verlekkerd aan het rekenen geslagen over wat al deze nieuwe mogelijkheden ons wel niet kunnen gaan opleveren. Het schijnt dat gouden bergen ons in het verschiet liggen. Voorlopig is dat echter nog slechts koffiedik kijken. Van de kosten, om de boel daar te herstructureren hebben we een beter beeld. Toch zal menigeen allang geen idee meer hebben van wat er nu al is betaald en beloofd aan de OostEuropese landen. Een overzicht geven van de economische hulp aan Oost-Europa tot nu toe is dan ook gedoemd te mislukken, niet aileen omdat bij de "release" van dit nummer de lijst ongetwijfeld verouderd zal zijn, maar ook omdat de afspraken over miljardenhulp ons de laatste tijd links en rechts om de oren vliegen. Toch doe ik hier een poging, daarbij geholpen door de informatie verstrekt door de heer De Lange die onlangs op een symposium over Oost-Europa, georganiseerd door de Studentenvereniging Europese Studies, kwam spreken over zijn werk als raadgever van de Task Force PH ARE, die de hulp van de E. G. aan Oost-Europa organiseert.
lie, Nieuw Zeeland, Japan, Turkije, het IMF, de Were!dbank, de Organisatie van Europese Samenwerking, en de Club van Parijs de zogenaamde "groep van 24" vormen die de ontwikkelingen in Oost-Europa wil steunen. De Commissie formeerde toen de Task Force PHARE (= vuurtoren, acroniem van "Pologne, Hongrie, Assistance pour la Reconstruction Economique) die de daadwerkelijke uitvoering van de plannen ter hand zou nemen. In augustus '89 gaf de Commissie ze!f de aanzet met het beschikbaar stell en van 300 mIn ecu voor ontwikke!ingsprogramma's. De Europese Investerings Bank (een instituut van de E. G.) kreeg de opdracht 1 mId ecu te reserveren voor de Task Force, voor de periode van 3 jaar. Daarnaast schafte de Commissie reeds enke!e invoerbeperkingen voor Polen en Hongarije af. De andere leden van de "groep van 24" volgden met voedse!steun (de V. S. bijv. 119 mIn, Italie 80 mIn, de rest minder) tot een totaalbedrag van 381 mIn ecu. Daarnaast werden door verschillende landen export- en investeringskredieten verstrekt tot een totale waarde van 5 mId ecu op dit moment voor Polen en Hongarije alleen! Bovendien werd de be ide landen de mogelijkheid geboden om de financieringsmoeilijkheden door de schuldenlast te ondervangen met een stabiliserings-fonds voor Polen en een betalingsbalans-krediet voor Hongarije.
Task Force PHARE Op een bijeenkomst van de gelndustrialiseerde landen in juli 1989, werd besloten dat de twee tot dan toe hervormende landen in Oost-Europa, Polen en Hongarije, steun moesten krijgen voor hun pogingen. De Europese Commissie kreeg de opdracht in naam van aile landen die geinteresseerd waren in het geyen van steun een coordinatie-programrna op te stellen. Uiteindelijk zouden de E. G-landen, de EV A-Ianden (Europese Vrijhandels Associatie), de V. S., Austra-
Nieuwe Ontwikkelingen In het najaar kwam er een eind aan de resterende communistische regimes. Ook die landen hadden natuurlijk recht op steun en om de coordinatie wat grootser te kunnen aanpakken werd, op 18 november, naar een idee van de Duitse bankier Herhausen, besloten tot de oprichting van een Europese Bank voor de Economische Herstructurering van Centraal en Oost-Europa (B. E. R. D.). De E. G. krijgt 53 % van de aandelen van deze bank, Obst Europa (incl. S. U.)
krijgt 15 %. Het resterende dee! wordt verdeeld tussen de overige West-Europese landen, de V. S. en Japan. Ook worden er opleidingsprogramma's en studie-uitwisse!ingsprojecten opgezet. Over de omvang van het fonds van de B. E. R. D. is men het nog niet eens. Groot-BritaIUlie en Nederland vinden 5 mid ecu genoeg maar Frankrijk denkt aan 15 mld. Ook de distributie van het geld veroorzaakt hoofdbrekers. Moet het uitgedeeld worden aan de toch al vee! te grote overheden in desbetreffende landen of aan de onzekere private sector? In Polen bijvoorbeeld wil men bij iedere nieuwe economische hulporganisatie iemand van de Katholieke Kerk in het bestuur hebben, een voor West-Europeanen ongebruikelijke gewoonte. Tijdens een vergadering op 16 februari 1990 worden als voorwaarden voor het ontvangen van economische steun enkeIe criteria vastgeste!d: - respect voor de mensenrechten - invoering van een meer-partijen systeem - het houden van vrije verkiezingen het invoeren van vrije markt mechamsmen ~evens wor~t b~sloten tot voedse!hulp aan Roememe, (Ill december was reeds medische hulp verstrekt). Voorbereidingen Gedurende de afgelopen maanden heeft de Task Force bezoeken aan de OostEuropese landen afgelegd om te onderzoeken of er vorderingen zijn met betrekking tot de voorgenomen doelstellingen en zal daarvan verslag doen op de Europese top die 28 april gepland staat. De commissie heeft vooruitlopend op die rapporten reeds .voorstellen ingediend om de E. G.budgetten voor de komende jaren te vergroten met 200 min ecu voor 1990, 850 mIn voor 1991 en 1 mId voor 1992.
vervolg op pagina 34: KOSTEN OOST-EUROPA
-------- 24 -------------------------------------------------- ROSTR A 167 APR IL 1990--------
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
8edrijf met zo'n 14.891.000 klanten zoekt de allerbeste afstuderende academici Iedere Nederlander heeft direct vanaf zijn of haar geboorte dagelijks te maken met onze dienstverlening. 14.891.000 kritische consumenten met hoge eisen. Inspelen op de wens en van de markt, continuYteit, kwaliteit en service zijn daarom van essentieel belang. Principes die evenzeer van toepassing zijn op het management. Koninklijke PTT Nederland NV zoekt daarom nu al de allerbeste afstuderenden, om ze gedegen voor te bereiden op een managementpositie straks. Het profiel van de toekomstige PTT-manager PTT wil graag kennismaken met ambitieuze vrouwen en mannen, die binnenkort afstuderen in economie of econometrie. De studierichting is echter niet het enige criterium. Uw studieresultaten en uw nevenactiviteiten zijn van evengroot belang. Wij willen daar persoonlijke eigenschappen in herkennen als doorzettingsvermogen, brede belangstelling, organisatietalent, leidinggevend vermogen, initiatief enz. Management Development bij PTT Uw startfunctie ligt in het verlengde van uw studie. Vervolgens zult u in het kader van uw carriereontwikkeling regelmatig van functie en bedrijfsonderdeel wisselen en wellicht zelfs van vakgebied. De praktijk wordt geregeld afgewisseld met theorie. Op deze manier werkt u toe naar een
managementpositie op hoog niveau. Of u dat doel bereikt, hangt uiteraard af van uw eigen kwaliteiten en inspanningen. Die overigens door PTT steeds passend worden gewaardeerd met uitstekende, individuele arbeidsvoorwaarden. De procedure De selectie is afgestemd op hel niveau van de mens en die we zoeken. Dat houdt in: een aantal pittige gespreksrondes en een grondige psychologische test. Slaat u zich daar doorheen, dan wacht een laatste, beslissend gesprek met een panel van PTT-topmanagers. Kiest u voor een loopbaan bij Nederlands grootste dienstverlener en voldoet u aan het profiel? Stuur dan uw uitgebreide sollicitatiebrief aan Koninklijke PTT Nederland NV, concernstaf Management Development, Postbus 15000, 9700 CD Groningen. Voor meer informatie kunt u deze afdeling telefonisch bereiken onder telefoonnummer 06-0142. PTT. Waar mensen't maken.
nederland
... . .
•
-------- ONDERZOEK --------------------------------------------------------------------
Nog nooit zo gezweed. Alfred Dubcek had geen slechter moment kunnen kiezen am te komen kijken naar de successen van het Zweedse model. Stakingen, injlatie, rijen voor de banken, een regeringscrisis, noem maar op. Vertwijfeld moet hij zich hebben afgevraagd of het kapitalisme dan toch het enige alternatief was. Maar is het Zweedse model inderdaad zo slecht? Lukas Daalder Het Zweedse model is een model dat is gebaseerd op consensus tussen werkgevers en werknemers. Als deze tot overeenstemming kunnen komen over loonstijgingen die het gunstigst zijn voor de geldende economische situatie (waarbij een der beide partijen niet jaarlijks wordt achtergesteld) dan is het mogelijk dat de lonen geen directe weerspiegeling van de schaarste-verhoudingen meer te zijn. Het beleid van de overheid kan hierdoor primair gericht worden op het verlagen van de werkloosheid, want lage werkloosheid leidt dan niet tot hogere hogere looneisen en dus tot hogere inflatie. Op deze manier kan een land volledig gebruik maken van haar arbeidspotentieel. Als verder de Centrale Bank een beleid voert dat gericht is op een stabiele munt, dan bevindt het land zich in een benijdenswaardige, stabiele uitgangssituatie: lage werkloosheid in combinatie met lage inflatie. Crisis
Het model leek in de eerste instantie inderdaad te kunnen leiden tot de gewenste combinatie. Tussen de jaren 50 en de jaren 80 lag de gemiddelde inflatie weliswaar boven de gemiddelde inflatie van de gehele OECD, maar in vergelijking met OECD-Europa was de inflatie net iets lager. De werkloosheid daarentegen was in Zweden onbetwist lager dan waar ook; het officiele werkloosheidspercentage kwam zelden of nooit boven de 3 1/2 % uit. Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig kwam de Zweedse economie echter in de problemen. De groei nam af, de 10pende rekening verslechterde en de inflatie steeg. Om uit het dal te komen besloot men de Zweedse kroon eenmalig 16% ten opzichte van de Zweedse valutamand te laten devalueren. De maatregel had slechts tijdelijk effect, want de verbetering van de concurrentiepositie werd in de navolgende jaren snel teniet gedaan door de hoge loonstijgingen. Om de aanhoudende loonstijgingen en
de daaruit volgende loon/prijsspiraal te kunnen beteugelen kondigde de Zweedse regering begin dit jaar een pakket met vergaande maatregelen aan, waaronder een stakingsverbod en bevriezing van de meeste lonen en prijzen. De plannen, die haaks stonden op het meer marktgerichte beleid dat de regering tot dan toe had gevoerd, stuitte op veel tegenstand en leidden uiteindelijk tot de val van de regering. Consensus
Duidelijk is dat er, in de huidige situatie, waarbij de loonsverhoging (Iandelijk boyen de 15%) niet in redelijke verhouding staat tot de verwachtte arbeidsproductiviteitsgroei (0, 5%) en de inflatie (onge-
gestelde looneisen dus meenemen in de onderhandelingen en dit zou moeten leiden tot meer gematigde looneisen. Sinds eind jaren '70 zijn deze centrale loononderhandelingen echter langzaam maar zeker ondermijnd door toenemend gebruik van lokale loonstijgingen bovenop de centraal afgesproken lonen. In recente jaren leidde deze extra loonstijgingen in sommige bedrijfstakken zelfs tot een verdubbeling van het centraal afgesproken loon. Door deze locale loononderhandelingen werd het belang van de centrale loononderhandelingen uitgehold en werden bovendien de 10nen hoger gesteld dan de, vol gens de werknemers en werkgevers, economisch gunstigste lonen.
Consensus is noodzaak veer 9%), geen sprake is van consensus. De krappe arbeidsmarkt heeft wel degelijk geleid tot verhoogde looneisen. De overeenstemming in het Zweedse model, als veiligheidspal tegen de krachten van de markt, heeft het niet gehouden. Wat is er met de consensus gebeurd? Een mogelijke verklaring ligt in de verandering van een van de ken mer ken die in het originele model was ingebouwd om tot overeenstemming te kunnen komen. In het Zweedse model is er altijd sprake geweest van sterk gecentraliseerde loononderhandelingen. Tot de jaren '80 werden de centrale loononderhandelingen gevoerd tussen de grootste werknemersorganisatie (de LO) en werkgeversorganisatie (de SAF). De uitkomst van die onderhandelingen bepaalde in hoge mate de norm voor de loonstijgingen in het hele land. Op deze manier lag een zware verantwoordelijkheid in de handen van de LO. Te hoge looneisen zouden verslechtering van de internationale concurrentiepositie veroorzaken en tot een hogere werkloosheid kunnen leiden. De LO moest de gevolgen van de
Het is natuurlijk de vraag of er zonder deze verschuiving naar decentralere loononderhandelingen nog weI sprake zou zijn geweest van consensus. Dit lijkt niet erg waarschijnlijk omdat de machtsstructuur tussen de vakbonden in de loop der jaren is veranderd. De collectieve sector is sinds 1970 gegroeid en het aandeel van de totale beroepsbevolking in deze sector ligt nu rond de 35%. Anders dan bij een internationaal concurrerende sector heeft bij de collectieve sector een loonstijging niet direct tot gevolg dat de buitenlandse concurrentie leidt tot verlies van banen. Zulke overwegingen worden daardoor ook veel minder meegenomen in de besluitvorming oDe groeiende invloed van de vakbonden in deze sector heeft er naar aile waarschijnlijkheid toe bijgedragen dat de looneisen zijn gestegen. Naast deze twee, meer op het specifieke geval van Zweden van toepassing zijnde verklaringen, is het natuurlijk ook goed mogelijk dat beheersing van de lonen in een situatie met extreem lage werkloosheid gewoon niet mogelijk is. Bedrijven
---------26-----------------------------------------------------ROSTRA167APRIL 1990---------
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - ONDERZOEK - - - -
z.ullen bij schaarste van arbeid hun best doen toch de arbeidskrachten aan te trekken die ze nodig hebben. Hiervoor zijn meerdere methoden denkbaar, maar de meeste hiervan komen, direct of indirect, op hetzelfde neer: meer inkomen voor de werknemer. Hoe krapper de arbeidsmarkt, des te vaker dit proces van 'lokken' zal voorkomen. Zodra dit proces eenmaal goed in gang is gezet, zijn de centraal afgesproken lonen niet veel meer waard. Kan er dus worden geconcludeerd dat het Zweedse model niet werkt? Dat lijkt wat voorbarig, zeker geziel1 de succesvolle periode die de Zweedse economie heeft gekend. De belangrijkste voorwaarde voor een goed werkend Zweeds systeem is in elk geval dat er overeenstemming bestaat. Hoe je die krijgt en vooral hoe je die in stand houdt is moeilijk te bepalen. Een voorwaarde lijkt, gezien het bovenstaande argument, in elk geval te zijn dat de arbeidsmarkt niet te krap mag worden Lage groei Los van de werkzaamheid van het Zweedse model staat het functioneren van de Zweedse economie; en dat wil niet echt. De Zweedse economie draait op volle toeren: de officiele werkloosheid was in 1989 gedaald tot 1, 3% terwijl de bezettingsgraad was gestegen tot 89%. Ondanks dat wil het met de groei (1, 8%) niet vlotten en dat is al meerdere jaren het geval. Het lijkt op het eerste gezicht erg vreemd dat een economie die maximaal gebruik maakt van de aanwezige productiefactoren geen hogere groei weet te genereren. Deze situatie zou op zich verklaard kunnen worden als er in Zweden niet of nauwelijks gelnvesteerd zou worden, maar dat blijkt zeker niet het geval te zijn. De investeringen liggen, dankzij toegenomen winstmarges, op hetzelfde niveau en groeien even hard als elders in de OEeD. Opmerkelijk is echter dat hoewel deze investeringen hoog liggen, de groei van de produktiecapaciteit een stuk lager ligt. Wat ten grondslag ligt aan deze aanhoudende slechte investerings/capaciteitsverhouding is niet duidelijk. Maar deze slechte investerings/capaciteitsverhouding geeft wei voor een deel een verklaring voor de lage groel. Ziek zooitje V oor een ander deel kan de lage groei worden verklaard door ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. De arbeidsproductiviteit groeide gemiddeld niet de laatste twee jaar (-0, 6% in 1988 en 0, 5% in 1989). Dit is onder andere te wijten aan
de toegenomen rol van de dienstensector en de overheidssector, waar de (geschatte) arbeidsproductiviteitgroei laag is. Belangrijker lijkt echter de inzet van de Zweden te zijn. Op een gewone werkdag is een op de vier werknemers ni~t aanwezig. Ongeveer de helft daarvan 1S met officieel verlof: zwangerschapsverlof (voor mannen zowel als vrouwen), cursussen, vakantie, kinderoppas en dergelijke. De rest is ziek. De gemiddelde Zweedse werknemer is per jaar ongeveer dertig dagen ziek en hiermee steekt de Zweed ver boven bijvoorbeeld buurland Denemarken uit, waar de gemiddelde wernemer slechts twaalf dagen per jaar
worden of dreigen te worden. De projecten worden zoveel mogelijk afgestemd op de verwachte ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, zodat de kans op een baan hoog is. Daarnaast zitten er in het alom beruchte Zweedse stelsel van sociale zekerheid prikkels die lei den tot snellere acceptatie van nieuw werk. Er wordt niet voor een langere periode klakkeloos een uitkering verstrekt en er wordt strafkorting gegeven als passend werk wordt geweigerd. Dit beleid heeft succes; werkloosheid in combinatie met vacatures in een bepaalde bedrijfstak komt nauwelijks voor. De fout die in Zweden echter op de
Meer dan een kwart van de Zweden zit thuis
ziek is. Lijden de Zweden soms aan een chronische ziekte? Niet dat bekend is. Het lijke er eerder op dat de Zweedse werknemer gewend is geraakt aan een kortere werkweek en de vele snipperdagen die kunnen worden opgenomen. Ook de term 'volledige werkgelegenheid' die vol gens de statistieken allangere tijd in Zweden bestaat, is een doorn in het oog voor sommigen. Tot de werklozen worden bijvoorbeeld niet de mensen gerekend die ontslagen zijn en daarna in een arbeidsmarktregeling zijn gevallen. Een deel hiervan wordt tijdelijk te werk gesteld in een van de projecten van de overheid en een ander deel wordt omgeschoold of bijgeschoold. Tel hier het drastisch toegenomen aantal stakingsuren bij op (van 45.000 tot 503.000) enje zit met een land dat een overspannen arbeiclsmarkt heeft terwijl meer dan een kwart van de bevolking rustig thuis zit.
arbeidsmarkt is gemaakt is dat de overheid er een te star beleid heeft gevoerd ten aanzien van volledige werkgelegenheid. In tijden van laagconjunctuur absorbeerde de overheid een groot deel van de werklozen door het aantal banen in de collectieve sector fors uit te breiden (600.000 banen). In tijden van hoogconjunctuur, of van een steeds krapper wordende arbeidsmarkt zou de overheid het omgekeerde moeten doen. Bovendien zou het aantal regelingen voor vrije dagen tijdelijk beperkt kunnen worden, zodat het aanbod van arbeid weer stijgt. Een goed beleid moet niet domweg gericht zijn op het verlagen van het aanbod van arbeidskrachten, maar moet flexibel inspelen op de veranderingen op de marke. •
Lovenswaardig Maar laat ik niet gaan zitten katten op een systeem dat op de arbeidsmarkt een aantat zeer lovenswaardige uitgangspunten nastreeft. Want wat is er fout met snipperdagen, uitgebreid zwangerschapsverlof, goede omscholingscursussen en het streven naar een zo laag mogelijk werkloosheidspercentage? Was het niet in Zweden dat de participatiegraad van vrouwen het hoogst is van de hele wereld? Ik heb er niet zoveel moeite mee als het werk en de vrije tijd gelijkmatig verdeeld worden over de aanwezige arbeidskrachten. Bovendien wordt er in Zweden hard gewerkt aan een doorzichtige arbeidsmarkt met flexibele arbeidskrachten. Dit houdt in dat er scholingsprojecten worden opgezet voor mensen die werkloos
- - - - ROSTRA 167 APRIL 1 9 9 0 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 2 7 - - - -
CONGRES
Japan) a magic world (De overwinning van nieuwsgierigheid op angst' was de subtite! van een perfect, door de Europese studentenorganisatie AEGEE, georganiseerd congres overJapan dat onlangs in Amsterdam plaats had. Erik van Houten was erbij en doet voor Rostra verslag. Erik van Houten Allerlei aspecten kwamen in drie dagen aan de orde: shintolsme (geloofsbelijdenis), Japans recht, theater, kendo, Japans koken en ook economische onderwerpen. Oat laatste werd ingevuld met lezingen over het J apanse managment (donderdagmiddag) en de handelsrelaties tussen de EG en Japan (vrijdagmiddag). Japan, a magic world? Kenners wisten het ontkennende antwoord ai. De deelnemers van dit congres kwamen al snel tot dezelfde conclusie. Een halfvolle Lutherse Kerk zag donderdagmiddag een viertal sprekers tegenover zich die, na een inleidende speech van de heer de Meijer, pro-rector van de UVA, ieder hun zegje konden doen over het fenomeenJapans management. Achtereenvolgens waren dat T. Ohsawa, de enige Japanner in dit gezelschap en Chief Liaison Officer bij Sony Nederland BV, H. B. Bertsch, verbonden aan de vakgroep Japanse wetenschappen van de economische faculteit van de Erasmus Universiteit, Th. Y. Steensma, Partner Tax-Attorneys bij het accountantsbureau Price Waterhouse Vooren en als laatste Th. Bouwman, directeur van het Onderzoekbureau voorTechnologie en Democratie. Misverstanden Ais voorzitter mocht Ohsawa als eerste het woord nemen. Hij gebruikte deze gelegenheid om een aantal misverstanden uit de wereld te helpen. De gedachte dat Japan iets magisch zou hebben komt vol gens Ohsawa voort uit een tekortschietende kennis van Japan. Een misverstand is het begrip 'systeem'. Vol gens Ohsawa bestaat er niet iets als een Japans management-systeem. Het is vol gens hem slechts een combinatie van verschillende menselijke activiteiten met als gemeenschappelijk doel het realiseren van een kwalitatief hoogwaardig produkt. Nog een misverstand is het begrip 'management'. Managing wordt in het Westen vaak vertaald met 'leidinggeven', maar in die betekenis 'managed' het Japanse yolk niet. Nee, volgens
Ohsawa werken Japanners samen. Ook vol gens Bertsch bestaat er geen 'Japanse magic'. Japanners zijn altijd al nieuwsgierig naar nieuwe technologieen geweest en zij weten die razendsnel toe te pass en. Bertsch introduceerde het begrip 'High Speed Management' en doelde daarmee op het snelle adoptieproces van uitvindingen. Tijd is geld. Het is voor een bedrijf vol gens Bertsch van levensbelang dat een produkt na het introduceren van een plan zo snel mogelijk op de markt verschijnt. De concurrentieslag in Japan is moordend. Het is dus zaak om voortdurend met nieuwe, voor het publiek interessante produkten te komen. Bertsch stelde dan ook dat de R&D-afdeling van groot belang is. In het Westen wordt deze afdeling vaak gezien als een kostenfactor terwijl in Japan R&D duidelijk als bron voor (toekomstige) winsten beschouwd wordt. Be!angrijk is daarbij de samenwerking tussen de R&D- en de produktie-afdeling. Produktiemedewerkers worden in Japan bij beslissingen over innovatieprocessen betrokken. Consensus Steensma sprak voornamelijk over zijn contacten met Japanners. Onderhandelen met ze, zo begon Steensma, is erg verwarrend en kost onnoemelijk vee! tijd. AIs je met ze rond de tafel zit, lijkt het alsof ze slapen, maar ze luisteren we! degelijk. Hun slechte beheersing van het en gels bemoeilijkt de communicatie. Bovendien leveren de gesprekken volgens Steensma vaak dubbe! werk; met iedere functionaris in het bedrijf moet gesproken worden. Het uiteindelijke doel is het komen tot een consensus: iedereen, van baas tot arbeider, moet akkoord gaan. De honger naar informatie en overleg, vooral informeel, heeft vol gens Steensma tot gevolg dat in het besluitvormingsproces enorm vee! tijd gaat zitten. De laatste spreker op donderdag, Bouwman, keek vooral naar de negatieve gevolgen van de Japanse manier van be-
drijfsvoering voor de arbeidsmarktomstandigheden. De meeste werknemers maken lange dagen en moeten hard werken; er zijn weinig sociale voorzieningen. Werknemers in kleine ondernemingen zijn wat betreft arbeidsomstandigheden slechter af dan hun colI ega's in grote bedrijven. In vergelijking met soortgelijke functies in het westen is de Japanse werknemer, volgens Bouwman, duidelijk minder bedeeld. Zo werkt de gemiddelde Japanse arbeider 450 uur per jaar langer dan een Nederlandse arbeider. Verder is het basisloon laag. De aanvullingen worden gevormd door winstuitkeringen en bonussen en vooral de laatste zijn afhankelijk van het gedrag, de produktiviteit en de effectiviteit van de Tapanse arbeider. Het loon schommeIt dus wei eens. Handelsrelatie EG-Japan Het centrale thema van de vrijdag was de handelsre!atie tussen Japan en de EEG. De eersten die zich daarover bogen waren: A. G. Karl, directeur van de Dutch and Japan Trade Federation (Dujat), H. Kojima, directeur van de Japan External Trade Organization GETRO) en K. Morio, werkzaam bij Sumitomo Europa BV. Voorzitter was G. A. Koenders, Assistant General Manager van de Dai-Ichi Kangyo bank Nederland BV. Karl toonde zijn bewondering voor het Japanse yolk. Hun ijver heeft tot ongelofelijke resultaten geleid. Het aandeel van Japan in het BNP van de wereld is van 3% in 1960 tot 15% in 1985 gestegen. Naar verwachting zal dit in het jaar 2000 opge!open zijn tot 19%. Karl ste!de dat Nederland van die stijging niet echt profiteert. Vooral op het gebied van de landbouw moet hier verbetering in kunnen komen. Dujat heeft daarom een landbouwcommissie ingeste!d. Hindernissen Karl somde vervolgens een aantal hindernissen op die genomen moeten worden om toe te treden tot de J apanse markt. Zo is Japan geografisch gezien
- - - - - 2 8 - - - - - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - R O S T R A 167 APRIL 1 9 9 0 - - - - -
CONGRES
afgezonderd van het Westen zodat de transportkosten hoog zijn. De combinatie van eiland-en oosterse mentaliteit maakt het bovendien moeilijk ze te doorgronden. Comrnunicatie is een groot obstakel. Het komt zelfs vaak voor dat Japanners elkaar niet goed kunnen begrijpen. De oplossingen zoe ken ze dan in het communiceren met de handen. Verder noemde Karl bekende obstakels als het besluitvormingsproces en de 'struggle for life' binnen de Japanse markt. Het isdus essentieel om eerst grondig desk-research te pie gen. Verder zijn persoonlijke contacten met Japanners zeer belangrijk. Een zakenman zonder naamkaartjes is gedoemd te falen. Vol gens Karl kan het ook nooit kwaad om goede introducties te hebben in lapan, dus werk samen met ambassades, promotie-organisaties, reeds gevestigde Europese bedrijven, JETRO, Japanse banken en handelsorganisaties. Karl was van mening dat het zeker de moeite waard is om in Japan te investeren. Karl: "Alsje het inJapan kan verkopen, kanje het overal verkopen". De Japanner Kojima is sinds 1987 directeur van JETRO, een organisatie ter bevordering van de handel tussen Japan en de rest van de wereld. Na een korte inleiding over deze organisatie vermoeide hij het publiek met een groot aantal cijfers. Deze maakten duidelijk dat de handel van Japan met de EEG slechts de helft is van de handel met de V. S. Kojima meent dat in die situatie in de nabije toekomst verbetering zal optreden. Steeds meer Europese bedrijven vinden hun weg in Japan en er vindt een explosieve groei plaats van J apanse investeringen in Europa. Liberalisatie Kojima reageerde op het verwijt dat de Japanse markten voor buitenlandse ondernemingen ontoegangkelijk zouden zijn door toe te geven dat vooral in de landbouwsector "nog niet alles geliberaliseerd is". Het liberalisatieproces verloopt vol gens hem echter gestaag. In 1992 zal het aantal produkten met toetredingsbelemmeringen teruggebracht zijn van 22 tot 13. Oat het met veel exportprodukten op de Japanse markt niet wil lukken wijt Kojima aan de slechte kennis van de J apanse consumentenmarkt. Te weinig Europese handelaren nemen de moeite om de Japanse markt te 'scannen'. De middagsessie had als thema de Japanse economische macht en de relatie met Europa. Het panel dat zich daarover het hoofd kon breken bestond uit: voorzitter D. J. Eppink, hoogleraar Organisatie en Management aan de VU, K. M. H. Peijs,
De experts over het magische Japan lid van het Europees Parlement, Y. Mori van de Japanse Ambassade, freelance journalist L. Klaver, T. Ohsawa die we donderdag .11 tegenkwamen en J. A. Stam, hoogleraar J apanse Wetenschappen aan de Erasmus Universiteit. Vestiging Europarlementarier Peijs maakte al snel duidelijk dat ze een niet al te gunstig beeld heeft van de Japanse handelswijze. Ze liet haar verbazing blijken over het begrip 'Fortress Europe' en noemde dit een fabel. Natuurlijk is het zo dat vooral de leden van de EEG zul1en profiteren van het verval1en van de onderlinge grenzen, maar ook Japan en de V. S. zul1en hun graantje kunnen meepikken.
cijfermatig vast dat het handelssurplus van Japan met de EEG is teruggelopen (de huidige ontwikkelingen maken duidelijk dat hij gelijk heeft; EvH). Daarna ging Mori in op de relatie tussen Japan en de niet-westerse landen. Hij vertelde over het bezoek van premier Kaifu aan Polen en Hongarije en de bespeurde wantrouwige blikken vanuit het Westen op die toenadering. Oat laatste vond Mori opmerkelijk, omdat het Westen Japan vaak verwijt te weinig te doen aan ontwikkelingshulp. Mori trachtte duidelijk te maken dat Japan de Derde Wereld zeker niet negeert. Japan is voor de ontwikkelingslanden namelijk de grootste kapitaalverschaffer. Desondanks bekende Mori dat Japan nog te weinig uitgeeft
"Als je het in Japan kan verkopen kan je het overal verkopen" Vol gens Peijs is Japan juist een vesting. Dit land doet misschien h2ar best om de binnenlandse vraag aan te wakkeren, maar van een evenwichtige handelsbalans met de EEG is nog zeker geen sprake. Daarvoor zou de Europese export naar Japan 2 1/2 keer snel1er moeten groeien dan de J apanse export. Ze pleitte voor afschaffing van de technische voorschriften voor buitenlandse prod uk ten, het toegankelijk maken van het distributiesysteem, en een vergaande liberalisatie van de J apanse financie1e wereld. Ohsawa bracht hier tegen in dat het bestaande distributiesysteem niet speciaal opgericht is om buitenlandse investeerders te weren. Een vergaande liberalisatie van het bankwezen achtte hij onmogelijk. De tweede J apanner in het gezelschap, Y. Mori, stelde in tegenstelling tot Peijs
aan ontwikkelingshulp. Terwijl Nederland daar ongeveer 1% van het BNP aan besteedt, ligt dat percentage in Japan slechts op 0, 1%. Tol Klaver keek vooral naar de tol die de Japanners moe ten betalen voor hun economische succes. Het netto-inkomen mag dan behoorlijk genoemd worden, maar de koopkracht van een gemiddelde Japanner ligt bijvoorbeeld 50% lager dan die van een Duitser. Onder andere de onderwijskosten en de huurkosten zijn ongeevenaard hoog. Klaver vertelde dat Japan het enige land ter wereld is waar het twee generaties duurt voor een hypotheek afbetaald is. vervolg op pagina 34: JAPAN,
A MAGIC WORLD
---------ROSTRA167APRIL 1~----------------------------------------------------29---------
Hoe hard moet •• een manager zlJn voor een wasverzachter? l...__ ..
In de Marketing/Sales bij Unilever. Een wasverzachter. Door Unilever-werkmaatschappijen wereldwljd op de markt gebracht onder merknamen als Huggie, Snuggle, Robijn of Cajoline. Een produkt dat door miljoenen gezinnen over de gehele wereld wordt gekocht. En dus een buslness-operatie van betekenis. Maar voora! ook een marketing-operatie van niveau.
werkmaatschappijen van Unilever in zo'n 75 landen op de markt brengen. Met voedJngsmiddelen zoals dJepvriesprodukten, margarine, Ijs, thee en soepen. Met wasmiddelen, toiletartlke1en en speciale chemische produkten. Stuk voor stuk beroemde merken, vaak de marktlelders. Elk met marketlng-operaties van hoog niveau.
Marketing op hoog niveau Voortdurend moeten marketeers zich de vraag steUen hoe de concurrentie voor te blijven. Haarfijn de specifieke voorkeuren van de consument achterhalen. De juiste positionering klezen en de beste reclarne ontwikkelen. Het priJsbeleid bepalen. En ornzetdoelsteWngen vaststeUen .
UnUever biedt u een managementcarriere In een managementcarriere bij Unilever gaat het om meer dan een baan. Dat proeft u al uit de informatie die u als student opdoet over Unilever. Umerkt het ook in de directe contacten met academici die hun loopbaan bij Unilever al zijn gestart. En u zult het zeker weten als u zelf een van die academici bent die in enkele jaren worden geconfronteerd met wisselende functies in verschiUende werkmaatschappijen en in meerdere landen. Ugroeit door training on-the-job en door interne opleidingen. ED u werkt samen met andere managers van hoog nlveau uit disciplines als financien & economie en techniek. Managers die deze1fde zware selectieprocedure hebben doorlopen als uzelf.
De marketeer aJs beslisser Voor de operaties en oplossingen waar het Ilier om gaat, zijn de marketeers in de verschlUende landen zeit verantwoordeli/k. Zoals trouwens overa! in de sterk gedecentraliseerde Unilever-organisatle, waar het merendeel van de besUsslngen op werkmaatschappijniveau door de managers zelf wordt genomen. Managers dJe, elk op hun eigen gebied, als generalisten voor hun taak berekend zljn. Die dus stevig in hun schoenen moeten staan. Vele produkten wereldwild Een wasverzachter is natuurli/k maar een voorbeeld ult de talloze topprodukten die de 500
Wat is uw meerwaarde voor Unilever? Unilever verwacht beslist meer van u dan een voltooide studie. Unilever stelt hoge eisen aan uw persoonlijkheid. Aan uw analytische scherpte en dynamiek. Aan uw ondernemingszin. Aan uw leidinggevende en communicatieve kwaliteiten. Eigenschappen die moeten zijn af te lezen uit de
activiteiten die u naast uw (natuurlijk met goede resultaten afgesloten) universitaire studie hebt ontplooid.
Wanneer komt u in aanmerking? Voor een startpositle In marketing/sales bij Unilever komen kandidaten in aanmerking die niet ouder zijn dan 28 jaar, met een voltooide universltaire studle In economie of bedrljfskunde. Ook academicl uit andere richtingen komen in aanmerking, mits duidelijk gemotiveerd voor dit uitdagende Yak en met het speciale profiel dat wij eerder hebben geschetst. Het zal unlet verbazen dat wij een strenge selectieprocedure hanteren. Tenslotte gaal het om onze loekomstige (IOp)managers. Open soUicitatie Unilever zoekt continu naar aankomende managers van hoog niveau. Beanlwoordl u aan ons profiel? Sluur dan een brief mel uw curriculum vitae aan de heer drs. F.C.). Kempen, Aigemene Personeelszaken Nederland, seclie Management Development, Nederlandse Unilever Bedrijven B.¥., Museumpark I, 3015 CB Rotterdam. Na een eerste beoordeling op papier berichlen wij u dan snel of wij u uitnodigen voor onze selectieprocedure. U!runl ook vooraf lelefonisch onze brochure "Perspeclieven voor Academici bij Unilever" aanvragen: 010 - 464 42 32.
Unilever
Een wereld van mogeUjkbeden
- - - - - QUANTI EST SAPERE! - - - - - - - - - - - -- - -- - - - - - - - - - - Column - - - - -
Van Poelgeesten Mark Bronstein Maarten van Poelgeest (voorheen onze leider) heeft een boekje geschreven. Over de titel "Zo doen wij dat dus" ben ik al meteen gestruikeld. Ik kan het niet over mijn hart verkrijgen daar vijftien gulden voor te betalen. De titel deed mij onmiddellijk denken aan die van de rubriek van onze facultaire leider: "Nog even dit!". Nu is Anne-Ismael nog enigermate geexcuseerd omdat hij zowel de NOBAS als de AGE moet vertegenwoordigen en zich daarom wat op de vlakte moet houden. De overeenkomst tussen de beide titels is in elk geval treffend en ze zouden zonder problemen gewisseld kunnen worden. Dit is de boodschap van een groen-linkse studentenleider: "Zo doen wij dat dus". Het zou natuurlijk kunnen zijn dat een uitgever aan Maarten had gevraagd: Gut Maarten, hoe doenjullie dat dus? Het had een simpel boekje kunnen worden van 100 pagina's voor een tientje, zoiets als Turbo Taal, wat iedereen aan iedereen met sint en kerst kan geven. Maar Maarten kan zich ook zo niet excuseren. Nu worden er wei meer onbenullige boekjes geschreven en daar heb ik ook niets tegen. Wat me wel zeer verontrust is dat ze door onze leiders geschreven worden. Ais Van Poelgeest zijn carriere verder op voorspelbare wijze zal vervolgen en uiteindelijk een invloedrijke PVDA-er wordt, dan kunnen we in de eenentwintigste eeuw verkiezingsleuzen verwachten als "Zo moet dat dus" of "Weer even dit dus". Oat iemand als Van Poelgeest het zo ver heeft kunnen schoppen is vooral een teken van de tijd. Al jarenlang wordt er geen hond meer lid van die studentenorganisaties. (Of het moet zich ontwikkeld hebben tot een studentenANWB, zoals de NOBAS) Zo'n club heeft dan tien leden per faculteit en die zitten dan ook allemaal, kwaliteit of niet, in het bestuur. Oat bestuur heeft vervolgens niets te doen dan het in stand houden van de organisatie. En in dit klimaat kunnen Van Poelgeesten gedijen. Eindelijk was ik
het dan toch eenmaal roerend eens met professor In 't veld wie aan het boek de ideeenarmoede was opgevallen. Oat is het etiket dat deze hele generatie studentenleiders dekt: ideeenarmoede. Oat Van Poelgeest de studentenleider van de tach tiger jaren is geworden heeft hij daarbij vooral aan de media te danken. Het NOS-journaal vindt het plezierig als ze een gezicht hebben dat ze namens honderdduizend studenten kunnen laten spreken en als dan ook nog z'n haren overeind staan, voldoet dat aan hun cliche van de progressieve studentenleider. Journalisten in het algemeen hebben er baat bij om hun gelnterviewde op te blazen om daarmee ook de waarde van hun eigen interview te vergroten. Kortom: journalisten vinden altijd wel een leider en toevallig werd dat Van Poelgeest omdat hij achter de telefoon zattoen het NOS-journaal een leider zocht. Van Poelgeest heeft er nooit voor geschroomd om deze belangstelling uit te buiten. Omdat ik er nu eenmaal van hou om me af en toe eens £link te ergeren, lees ik elk interview met Van Poelgeest dat mij onder ogen komt en nog nooit heb ik die jongen kunnen betrappen op een inhoudelijke boodschap. Veelvuldiger waren de ronduit domme opmerkingen. Zo begint zijn laatste interview met Folia met: "Het is een boekje voor de gemiddelde Nederlander, voor de gemiddelde student." Ais de gemiddelde N ederlander al zou bestaan, dan is het toch zeker niet ook een gemiddelde s~udent. Van Poelgeest houdt ervan om in de belangstelling te staan, of hij wat te melden heeft of niet. Nou was dat eerst misschien ook in het belang van de studentenorganisaties. Maar de onthullingen in zijn boekje onthullen vooral ook dat hij daar niets om geeft. Iedereen moet zijn boekje kopen. Het is een monument van de tach tiger jaren, een tijd waarin we niets te melden had• den en ons door niemanden lieten leiden.
Faculteitsraadverkiezingen 7 18 mei Stemmen is een kleine moeite. Zorg ervoor dat geen zetels onbezet blijven dit jaar
-----ROSTRA167APRlll~---------------------------31--------
--------FACULTEIT---------------------------------------------------------------------
Verkiezingen? NOBAS! Ook dit jaar kunnen studenten hun stem uitbrengen op kandidaten voor Faculteitsen Universiteitsraad. Van 7 tot en met 18 mei vinden de verkiezingen plaats. Op de economische faculteit is de NOBAS een van de twee partijen waarop je je stem kunt uitbrengen. NOBAS De NOBAS is actief in het besluitvormingsproces op faculteit en zet zich in op facilitair gebied (zoals het organiseren van excursies, het uitgeven van uittreksels etc.). Twee zaken die e!kaar absoluut niet bijten, eerder aanvullen en versterken. Onderwijs De afgelopen tijd heeft de NOBAS zijn stem £link laten horen in de discussie die nu gaande is over de herinde!ing van het verplichte dee! van de studie. Acht jaar na de invoering van de twee fasen structuur wordt de huidige invulling van de studie Economie aan een grondige evaluatie onderworpen. De NOBAS is van mening dat aan de uit~angspunten voor een Universitaire (wetenschappe!ijke) studie niet wordt voldaan. De huidige econoom beheerst zijn vakkenis goed, maar de aandacht voor punten als kritisch oordelen, interdisciplinair denken alsmede schriftelijke en mondelinge uitdrukkingsvaardigheden laat te wensen over. Juist op deze punten moet een academicus zich onderscheiden van een nietacademicus (HEAO-er). Om aan deze uitgangspunten invulling te geven is de NOBAS van mening dat er in het verplichte gedee!te van de studie vakken als Vaardigheden en Wetenschapsleer moet worden ingevoerd. Het yak vaardigheden zou moe ten worden gebruikt om een student onder deskundige leiding een 'goed' stuk te leren schrijven en te leren spreken in het openbaar. Als men deze vaardigheden beheerst is men in staat om zijn/haar 'kritische' mening krachtig naar voren te brengen. Wetenschapsleer zal een duidelijk inzicht geven in wat wetenschap inhoudt en een overzicht van de ontwikkeling van de economische wetenschap geven. De relatie van de economische wetenschap tot andere wetenschappen zal dan duidelijker worden. Zoals eerder benadrukt onderscheidt de academic us zich van een niet-academicus door zijn 'wetenschappelijke' vaar-
Wordt het de NOBAS ...
digheden. De NOBAS is dan ook van mening dat er in het doctoraal een yak 'leeronderzoek' moet worden gegeven. De student leert zo een onderzoek op te zetten, iets wat zaken als kritisch denken en inzicht alleen maar bevordert. Internationalisering Uiteraard is de NOBAS van mening dat de faculteit zich internationaal moet gaan profileren. De NOBAS is dan ook al een tijd bezig om internationale contacten van de faculteit aan te moedigen. Mede dankzij de NOBAS begint er nu wat schot in de zaak te komen. Zo is er dit jaar een samenwerkings- verband met BOSTON UNIVERSITY tot stand gekomen en ziet het er naar uit dat binnenkort een begin kan worden gemaakt met de deelname aan het Erasmus-project. Om studenten de kans te geven ook buiten Nederland iets te leren wil de NOBAS in de toekomst studiereizen gaan bevorderen.
het probleem van een verkeerde verdeling van gelden een zaak die op Universitair niveau moet worden beslist. Om ook op dit niveau een stem te hebben doet de NOBAS mee aan de universiteitsraad-verkiezingen en is de NOBAS een lijstverbinding voor de UNIVERSITEITSRAAD aangegaan met de OBAS en' de VDS (vereniging deeltijdstudenten). De NOBAS vertegenwoordigt economie-studenten dus ook op universitair niveau. De NOBAS houdt zich natuurlijk met nog andere zaken bezig. Wat hier boven uiteengezet is, is slechts een se!ectie uit het verkiezings programma. Is je nieuwsgierigheid geprikkeld en wil je weten wat de NOBAS nog meer doet op politiek gebied kom dan langs de NOBAS (kamer 2160) en vraag naar het verkiezings- programma. •
Bart Wendrich, lijsttrekker NOBAS.
Universiteitsraad Natuurlijk staat de Faculteit onder grote invloed van de Universiteitsraad. Zo is
--------- 32 ----------------------------------------------- ROSTR A 167 APR IL1990 ---------
------------------------------------------------------------------------FACULTEIT---------
Stem goed, stem AGE Studenten kunnen in mei weer hun vertegenwoordigers kiezen in de Faculteitsraad en in de Universiteitsraad. De lijsttrekster van de AGE zet uiteen waarom studenten gebruik moeten maken van dit stemrecht en waarom ze juist op de AGE moeten stemmen. AGE we ook nog een reader over dit onderwerp gemaakt. De actualiteit kreeg een extra dimensie door de reader "De crisis in het Oostblok". De reader "Het IMF en de schuldenproblematiek" en het forum over dit onderwerp, waaraan onder andere Hans Kombrink meewerkte, bood gelntereseerde studenten een duidelijk overzicht van deze problematiek. Voor studenten met vragen houdt de AGE twee maal per week een inloopuur. Voor iedereen die meer wil weten of die mee wil praten is de AGE-vergadering, die een keer in de twee weken gehouden wordt. Een belangrijk informatiemoment is natuurlijk de introductieweek voor eerste-jaars. Dit jaar hebben de AGErs Anne Leemhuis (Hoeven) en Annemieke Hartendorp (Haarlem) zich actief beziggehouden met de organisatie hiervan. In het blad PAGE houden we iedereen op de hoogte van het reilen en zeilen op de faculteit.
... of wordt het de AGE? Waar staat dat eigenlijk voor, AGE? De AGE werd 21 jaar geleden opgericht als de Aktiegroep Ekonomen. Inmiddels hebben we de puntjes geschrapt en zetten we ons niet aileen in voor economiestudenten, maar ook voor econometrie- en actuariaatstudenten. De AGE is op vele manieren vooral op het politiek gebied, maar ook op het service/in formatie gebied druk bezig. Politiek Politiek gezien was het afgelopen jaar zeer rumoerig. Allereerst kwam het rapport "Strategie voor de jaren negentig" uit. Hierin werden drastische veranderingen van het studieprogramma voorgesteld. Als reactie hierop heeft de AGE de nota" W eloverwogen de jaren negentig in" (december '89) geschreven. Samen met de nota "K walitatief onderwijs, een illusie?" (september '89) geeft dit een duidelijk beeld van de onderwijsvisie van de AGE. De Vervolg Strategiecommissie, die het verplicht deel daadwerkelijk gaat herzien, was nog niet van start gegaan of het volgende probleem diende
zich aan: De begroting. Zoals iedereen uitgebreid in Folia en in Rostra heeft kunnen lezen krijgt de faculteit te weinig geld. Er is door de AGE druk gelobbied (?) bij de studentenfracties in de Universiteitsraad. Doordat de AGE de grote ASV A-fractie over de streep wist te trekken, werd een motie voor 2 ton extra voor de FEE aangenomen. Op dit moment houdt de AGE zich vooral bezig met de eerdergenoemde Vervolg Strategiecommissie. Er zitten 2 AGErs in deze commissie. Om de studenten in deze commissie te steunen hebben de studentengroeperingen een Denktank opgezet, waarin zowel AGErs als Nobassers meedenke,: ~n stukken schrijven t.b.v. deze commlSSle.
Stemmen Ook het komend jaar willen we er weer hard tegenaan. Het financieJe noodverband dat dit jaar is aangelegd is niet voldoende om de faculteit optimaal te laten draaien. In deze tijd van bezuinigingen is het van het grootste belang dat de stem van studenten gehoord wordt, om te voorkomen dat deze bezuinigingen afgewenteld worden op studenten en studenten-voorzieningen. Dit betekent dat aIle zetels hard nodig zijn. Maar dit betekent ook dat iedereen moet stemmen. Een te laag opkomstpercentage onder studenten betekent namelijk dat de studenten zetels in moeten leveren. Dus STEM GOED, STEM AGE! •
Lucette Plug, lijsttrekster van de AGE Service/informatie Naast het politieke werk in de Faculteitsraad en de vele commissies is de AGE ook aetief op het service/informatie vlak. Zo heeft de AGE een lezing georganiseerd over Economie en Milieu, waarin Ed N~ipels zijn visie op dit onderwerp heeft toegelicht. Daarnaast hebben
---------ROSTRA167APRIL1~----------------------------------------------------~---------
1hlent geeft
de doorslag.
In de accountancy, tot voor kort een bij uitstek 'mannelijk' beroep, zijn de laatste faren steeds meer vrOUll'en te zien. Zeker bij KPMG Klynz!eld KraayenhoJ & Co., accountants, treden de laatste jaren veel fonge, goed opgeleide urouwen aan. Dit is zonder twijfel te danken aan de opsteUing van Klynveld mannen en orouwen worden op gelijke criteria gewogen. Wat de dom'slag geeft, is talent. Jange economen, VIM, beginnen bi) ons aan een uitdaf!.ende carriere die zij op een geheel eigen wi)ze kunnen invutten. De moderne accountant loopt in vele opzichten voorop. Zij dient niet atteen deskundig Ie zi}n op ('ele terreinen, maar moet ook gedrevenheid, tact en creativiteit tonen. Mede daarom lIoe/en veel vrouwenzich bi) ons thuis ert leveren zij een essentiiHe bijdrage aan de llolwaardigheid en de kracht van onze organisalie. 1I0el je fe aangetrokken tot een dynamiscbe omgelling waarin man en vrouw een veelbelovende loekomst tegemoet gaan, maak dan een afspraak bij Klynveld, onderdeel van KPMG met 60. 0.0.0. medewerkers in 1141anden. Een toonaangevende organisatie op het gebied van accountancy, EDP audit, organisatie- en belastingadvies. Bel of schrii! naar Louis ChI'. Dell, HooJd Wet'll/ng & Selectie, Strawinskylaan 1257. 10.77 XX Amsterdam, teleJoonnummer 0.20 -5 461600.
Klynveld Kraayenhof & CO. AtCOuntll""
Jonge economen kunnen bij ons hun kracht ontdekken.