4 minute read

Aan de hand van de mentor op ontdekkingsreis

‘Bouwen aan een veilige basis’ De eerste schooldag van een 7e klasleerling is superspannend. Een nieuw gebouw, bijzondere vakken en natuurlijk veelal onbekende klasgenoten. Gelukkig staan onze mentoren voor je klaar om je warm te onthalen en jou te begeleiden bij je ontdekkingsreis. De mentor is een spil in de begeleiding van de leerlingen, zodat ze na de schooltijd op het Novalis goed voorbereid zijn op de volgende fase in hun leven. Jeanette Saris (mentor 7A) vertelt hoe jouw reis op het Novalis begint.

“Aan het einde van jouw laatste basisschooljaar plannen we een ontmoetingsdag. Dan doen we iets leuks samen. Ik maakte met mijn klas bijvoorbeeld een verjaardagskalender. We waren creatief bezig en hebben elkaar al een beetje leren kennen. De eerste echte schooldag is daardoor minder spannend.

Tijdens de eerste schooldag starten we met een gezamenlijke activiteit met alle leerlingen in onze aula. Daarna gaan we snel naar ons lokaal. Daar brengen we de rest van de dag door. Ik koos er bij aanvang van dit jaar voor om een verhaal te vertellen: De zoon van woordbouwer van Frank Herzen. In dat verhaal krijgt een jongen die op reis gaat van zijn vader een kistje met letters mee. Dat is erg toepasselijk. In de 7e klas staan de ontdekkingsreizen namelijk centraal en speelt fantasie nog een grote rol. Ook de leerling gaat op reis en ontmoet nieuwe klasgenoten, leraren, vakken en omgevingen. De jongen in het verhaal vormt met zijn letters woorden, die ook voor ons betekenis hebben: compassie, vertrouwen, wijsheid.

Hoe vinden de leerlingen dat het gaat…?

Aïsa, Cato, Hannah, Anne en Anna zijn leerlingen in de mentorklas van Jeanette Saris. Ook zij blikken terug op een fijne kennismakingsperiode.

Hannah: “De manier waarop je hier op school start, is echt fijn. Doordat we veel samen doen met de klas, is er een leuke band ontstaan. Natuurlijk zijn er groepjes. Maar dat is normaal. De mentor zei eens: Niet iedereen is hetzelfde, hoe mooi is dat! Ik denk dat we ons allemaal vrij voelen om onszelf te zijn.”

*

Na de eerste dag gaan de leerlingen zelf op reis. De eerste hoofdonderwijs periode wordt verzorgd door de mentor. Zo zie je jouw leerlingen vier weken lang elke ochtend gedurende twee lesuren. Dat is heerlijk. Ze maken zoveel mee, hebben zoveel te vertellen en te vragen. De rol van de mentor, om de leerlingen thuis te laten voelen, is fantastisch. Ze stellen vragen over het periodeschrift of een enkeling is bang dat hij niet creatief genoeg is. Ik probeer ze gerust te stellen door te zeggen dat het normaal is dat de eerste periode een spannende is. Creatief? Je hoeft geen Rembrandt te zijn om je creativiteit te kunnen uiten. In tegendeel, creativiteit ga je ontwikkelen. Het thema van onze eerste hoofdonderwijsperiode was poëzie. In diverse vormen zoals rap, sonnet, elfje en limerick vertellen de leerlingen over wat hen bezighoudt en geeft dit hen de gelegenheid om hun gevoel te uiten.

Het fijne van deze ‘vormingsperiode’ is dat de band met de klas heel hecht wordt. De leerlingen merken dat ze bij de mentor zichzelf kunnen zijn. Dat levert prachtige, ook vaak heel persoonlijke gesprekken op. De laatste tien minuten van elke les krijgt de leerling die daaraan behoefte heeft ruimte voor een gesprek. Na deze eerste periode blijf ik de klas natuurlijk elke week zien tijdens het mentoruur. Met de klas volg ik dan vooral het ritme van de seizoenen. Ik vertel verhalen passend bij de Michaëltijd of de adventtijd, luister naar hun ervaringen en blijf beschikbaar voor persoonlijke ontmoetingen.

Eind oktober gaan we op werkweek. We zijn dit jaar naar Bergeijk gefietst en hebben bij het ’t Koetshuis gewerkt in de natuur. Tijdens die week leerde de klas dat het fijn is om in de natuur te werken, iets voor een ander te doen en om samen te werken. Vanaf dat moment is de groep een echte klas. Het is mooi om een fundering te bouwen, een veilige startbasis te bieden van waaruit de leerlingen de komende jaren hun schoolloopbaan vorm kunnen geven.”

Aïsa: “De eerste weken waren superspannend. Maar ik heb veel vrienden gemaakt. De mensen zijn aardig. Vooral het schoolkamp was leuk. We deden alles samen en hebben veel spelletjes gedaan. Wat vooral fijn is, is dat je hier alles kunt zeggen tegen de leraren en vooral ook tegen onze mentor.”

Cato: “Ik was altijd al creatief en ik maak kleding. Dus ik dacht dat ik niks nieuws zou leren. Maar tijdens de eerste les handvaardigheid kwam ik erachter dat ik op een verkeerde manier naaide. Nu ken ik de juiste manier en dat gaat veel beter! Ik vind het fijn dat je ook soms mag twijfelen en dat de mentor dan naar je luistert en je probeert te helpen. Die aandacht is echt fijn!”

*Hoofdonderwijs?

Anne: “Ik moest wennen aan handen schudden en aan het opzeggen van de spreuk. Inmiddels ken ik die uit mijn hoofd. Ik heb op een bepaald gebied wat hulp nodig bij het leren. Op de basisschool wisten ze niet goed hoe ze mij konden helpen. Ik dacht dat dat hier ook zo zou zijn. Maar ik heb het gewoon besproken met de mentor. Nu krijg ik hier de juiste hulp.”

Anna: “Het leuke van deze school is dat iedereen anders is en dat iedereen elkaar respecteert. Ook is het fijn dat de leraren je willen begrijpen en niet alleen les geven in hun vak. Er is vooral ook interesse in mij als persoon.”

Iedere schooldag begint met twee uur hoofdonderwijs. Daarin staat één thema, gedurende vier weken centraal. Hoofdonderwijs is ontwikkeling in de volle breedte. Hierbij komen thema’s als sterrenkunde, ontdekkingsreizen, de middeleeuwen, poëtica, wiskunde, scheikunde en natuurkunde aan bod. Je belicht een vak of thema vanuit vele kanten en in de vaklessen ga je die stof oefenen en automatiseren. Van elke hoofonderwijsperiode maak jij je eigen lesboek op jouw manier met de inzet van jouw vaardigheden.

This article is from: