Getuigenis bt-O
’Grondig getuigenis afleggen’ van Gods koninkrijk
35°
40°
35°
Regium
M
I
¨ ITALI E
Syracuse
Puteoli
D
I o n i sche Zee
D
15°
M
Malta
¨ Sicili e
I
Regium
E
Syrtis
E
Ad r i a
L
Zee van
B U L G A R IJ E
L
Cyrene
L
C
Thessalonika Berea
L A
Cyrene
ca. 58/59 Reis naar Rome (Han 23:11–28:31)
ca. 52-56 Derde zendingsreis (Han 18:22–21:19)
ca. 49-52 Tweede zendingsreis (Han 15:36–18:22)
N
Fenix
D
Kauda
ACHAJE
Athene Korinthe Kenchrea
Salmone
25°
0 km
0 mijl
Schone Havens
150
Efeze
Rhodos
Knidus
Milete
150
150
30°
Myra
Attalia ¨
E
¨ Alexandri e
E
¨ IE
R
R
¨ E I N
A
T
¨ GALATI E
Lystra ¨
¨ ETHIOPI E
EGYPTE
Pafos
Salamis Cyprus
¨ PAMFYLI E
Derbe
Z
E
35°
E
US
(in Syrie)
¨ Antiochi ¨ e
Nazareth
35°
JUDEA
35°
¨ ARABI E
30°
Damaskus
¨ FENICI E
S AM ARIA Cesarea Antipatris Joppe Jeruzalem Asdod Gaza Lydda
Sidon Tyrus ¨ Ptolema ıs
40°
¨ OCIE
¨ SYRIE
I C I E¨
¨ Seleuci e
CIL Tarsus
NT
E
K A P PA D
PO
Z
35°
SAOEDI-¨ ARABI E
30°
¨ JORDANI E
Antipatris Lydda Jeruzalem
¨ ISRA EL
Joppe Asdod Gaza
Cesarea
35°
40°
Damaskus
LIBANON
¨ SYRI E
(in Syrie)
E
¨ Antiochi ¨ e
E
Nazareth
¨ Seleuci e
Tarsus
Sidon Tyrus ¨ Ptolema ıs
¨ LY KAONI E
Ikonium
¨ Antiochi e (in Pisidie)¨
Perge
E
Salamis
¨ KLEIN- AZ I E
HY
W
Pafos
T BI
Z
T
Derbe
Ikonium
CYPRUS
Lystra Perge
E
A
35°
TU R K IJ E
W
¨ Antiochi e (in Pisidie)¨
Z
PISIDIE
G RY
N
30°
30°
E
Myra
Attalia
N
30°
LY C I E
F
Patara
Thyatira
ASIA
Z
Z
Patara
¨ Alexandri e
Adramyttium
¨ M YS I E
Kos
Samos
Mitylene
Troas Assus
E
150
Samothrace
0 km
Chios
Kreta
S
25°
E
EGYPTE
S
0 mijl
Filippi Neapolis Apollonia
¨ O N I E D E Amfipolis
GRIEKENLAND
A
20°
D
Schone Havens
25°
N
Salmone
Knidus Rhodos
Milete
Efeze
Thyatira
Adramyttium
Kos
Samos
Mitylene
Assus
Troas
Chios
Kreta
Athene
Zee
¨ Ege ı sche
Fenix
A
25°
Neapolis Apollonia Samothrace
Kauda
Korinthe Kenchrea
¨ LIBIE
ca. 47/48 Eerste zendingsreis (Han 13:1–14:28)
Beginpunt van Paulus’ zendingsreizen
Thessalonika Berea
GRIEKENLAND
LANDEN EN STEDEN UIT DE OUDHEID
D D
¨ ITALI E
Syracuse
Puteoli
Drie Taveernen Marktplaats van Appius
Rome
Zie ook „Landen en steden uit de oudheid” op de binnenkant van de omslag achterin.
OUDE STEDEN
¨ SERVI E
¨ MACEDONI E ¨ Filippi ALBANI E Amfipolis
Ad r i at i sche Zee
MONTENEGRO
20°
HEDENDAAGSE LANDEN
¨ Sicili e
MALTA
40°
15°
Marktplaats van Appius
Drie Taveernen
Rome
M
’Grondig getuigenis afleggen’ van Gods koninkrijk Dit boek is eigendom van
Photo Credits: Page 4, Section 4: Courtesy Canada Wide; page 44 bottom and index: Neue Berliner Illustrierte; page 84 bottom and index: Courtesy Canada Wide
5 2009 WATCH TOWER BIBLE AND TRACT SOCIETY OF PENNSYLVANIA “Bearing Thorough Witness” About God’s Kingdom Alle rechten voorbehouden 5 2009 Wachtturm Bibel- und Traktat-Gesellschaft der Zeugen Jehovas, e.V., Selters/Taunus ’Grondig getuigenis afleggen’ van Gods koninkrijk Alle Rechte vorbehalten Druk 2009 Dit boek is niet voor de verkoop bestemd maar wordt verschaft als onderdeel van een wereldwijd Bijbels onderwijzingswerk dat gesteund wordt door vrijwillige bijdragen. Tenzij anders vermeld, is de gebruikte Bijbelvertaling de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen (uitgave 2004). De afkorting v.G.T. betekent „voor de gewone tijdrekening”. G.T. staat voor „van de gewone tijdrekening”. “Bearing Thorough Witness” About God’s Kingdom Dutch (bt-O) Made in Germany Druck und Verlag: Wachtturm-Gesellschaft, Selters/Taunus
Beste Koninkrijksverkondiger, Stel je voor dat je een van de apostelen bent die op de Olijfberg staan. Jezus verschijnt aan jullie. Als hij op het punt staat naar de hemel op te stijgen, zegt hij: „Gij zult kracht ontvangen wanneer de heilige geest op u gekomen is, en gij zult getuigen van mij zijn zowel in Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot de verst verwijderde streek der aarde” (Hand. 1:8). Hoe zou je daarop reageren? Misschien zou je je overweldigd voelen door de omvang van de opdracht. Je zou je kunnen afvragen: hoe kunnen wij als klein groepje discipelen getuigenis afleggen „tot de verst verwijderde streek der aarde”? Misschien denk je terug aan de waarschuwing die Jezus de avond voor zijn dood gaf: „Een slaaf is niet groter dan zijn meester. Indien zij mij hebben vervolgd, zullen zij ook u vervolgen; indien zij mijn woord hebben onderhouden, zullen zij ook het uwe onderhouden. Maar zij zullen u al deze dingen aandoen wegens mijn naam, omdat zij hem niet kennen die mij heeft gezonden” (Joh. 15:20, 21). Terugdenkend aan die woorden zou je je kunnen afvragen: hoe kan ik ondanks die tegenstand en vervolging grondig getuigenis afleggen? In deze tijd staan we voor dezelfde uitdagingen. Als Getuigen van Jehovah hebben ook wij de opdracht grondig getuigenis af te leggen „tot de verst verwijderde streek der ¨ aarde”, aan „mensen uit alle natien” (Matth. 28:19, 20). Hoe kan dit werk volbracht worden, vooral gezien de voorzegde tegenstand? Handelingen van Apostelen bevat een bezielend verslag van de manier waarop de
apostelen en hun medechristenen in de eerste eeuw er met Jehovah’s hulp in slaagden hun opdracht te vervullen. Dit boek is een hulp om dat verslag te onderzoeken en je in te leven in de indrukwekkende gebeurtenissen uit die tijd. Je zult verrast zijn over het grote aantal overeenkomsten tussen Gods aanbidders in de eerste eeuw en zijn volk in deze tijd. Dat zijn niet alleen overeenkomsten in het werk dat we doen maar ook in de manier waarop we georganiseerd zijn om dat werk te doen. Door na te denken over deze overeenkomsten zal ongetwijfeld je geloof versterkt worden dat Jehovah God nog steeds het aardse deel van zijn organisatie leidt. Wij hopen en bidden dat je onderzoek van het boek Handelingen je vertrouwen zal versterken dat Jehovah je zal helpen en dat zijn heilige geest je kracht zal geven. Daardoor zul je aangemoedigd worden „grondig getuigenis” te blijven afleggen van Gods koninkrijk en anderen te blijven helpen de weg van redding te gaan volgen (Hand. 28:23; 1 Tim. 4:16). Je broeders,
Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen
’Grondig getuigenis afleggen’ van Gods koninkrijk
INHOUD HOOFDSTUK
INLEIDING
DEEL
1
BLZ.
1. ’Gaat en maakt discipelen’ « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « 6
’Gij hebt Jeruzalem met uw leer vervuld’ 2. „Gij zult getuigen van mij zijn” « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « 14 3. „Met heilige geest vervuld” « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « 21 4. „Ongeletterde en gewone mensen” « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « 28 5. ’Wij moeten God als regeerder gehoorzamen’ « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « 37
DEEL
2
’Er brak een zware vervolging los tegen de gemeente’ 6. Stefanus, een man „vol van gunst en kracht” « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « 45 7. „Het goede nieuws omtrent Jezus” bekendmaken « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « 52 8. Er brak „een periode van vrede” voor de gemeente aan « « « « « « « « « « « « « « « « 60
DEEL
3
¨ ’Mensen uit de natien namen het woord van God aan’ 9. ’God is niet partijdig’ « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « 69 10. ’Het woord van Jehovah bleef groeien’ « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « 77
DEEL
4
’Door de heilige geest uitgezonden’ 11. „Vervuld met vreugde en heilige geest” « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « 85 12. ’Zij spraken met vrijmoedigheid krachtens de autoriteit van Jehovah’ « « « « 93
HOOFDSTUK
DEEL
5
BLZ.
„De apostelen en de oudere mannen vergaderden” 13. Er ontstond „geen geringe onenigheid” « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « 101 14. ’Wij zijn tot een eensgezinde overeenstemming gekomen’ « « « « « « « « « « « « « « 108
DEEL
6
’Laten wij terugkeren en de broeders bezoeken’ 15. ’Hij versterkte de gemeenten’ « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « 117 ¨ « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « 125 16. „Kom over naar Macedonie” 17. ’Hij redeneerde met hen aan de hand van de Schriften’ « « « « « « « « « « « « « « « 133 18. ’God zoeken en hem werkelijk vinden’ « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « 140 19. „Blijf spreken en zwijg niet” « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « 148
DEEL
7
’In het openbaar en van huis tot huis onderwijzen’ 20. Ondanks tegenstand blijft het woord „groeien en de overhand nemen” « « 157 21. ’Ik ben rein van het bloed van alle mensen’ « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « 165 22. „De wil van Jehovah geschiede” « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « 173
DEEL
8
’Zonder belemmering het koninkrijk Gods prediken’ 23. „Hoort mijn verdediging” « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « 181 24. „Houd goede moed!” « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « 189 25. „Ik beroep mij op caesar!” « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « 196 26. „Geen ziel van u zal verloren gaan” « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « 203 27. ’Grondig getuigenis afleggen’ « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « 211
BESLUIT
28. „Tot de verst verwijderde streek der aarde” « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « 218
INDEX VAN AFBEELDINGEN
« « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « « 224
HOOFDST UK 1
’Gaat en maakt discipelen’ Overzicht van Handelingen van Apostelen en de betekenis ervan voor onze tijd REBECCA, een jonge Getuige van Jehovah in Ghana, ziet haar school als haar persoonlijke predikingsgebied. Ze heeft altijd Bijbelse lectuur in haar schooltas. Tijdens de pauze zoekt ze naar mogelijkheden om andere leerlingen getuigenis te geven. Rebecca heeft al bij meerdere klasgenoten een Bijbelstudie opgericht. 2 Op het eiland Madagaskar, dat voor de oostkust van Afrika ligt, lopen twee pioniers geregeld zo’n 25 kilometer in de tropische hitte naar een af¨ gelegen dorp. Daar leiden ze een aantal Bijbelstudies met geınteresseerden. 3 Om de mensen te bereiken die langs de rivieren de Paraguay en de Parana´ wonen, hebben Getuigen in Paraguay samen met vrijwilligers uit vijftien andere landen een rivierboot gebouwd. De boot heeft een capaciteit van 45 ton en biedt plaats aan twaalf mensen. Vanuit dit drijvende huis verspreiden ijverige Koninkrijkspredikers het goede nieuws in gebieden die anders niet bereikt zouden kunnen worden. 4
In het hoge Noorden, in Alaska, maken de Getuigen tijdens het toeristenseizoen in de zomer gebruik van een unieke gelegenheid om te prediken. Als er met warmer weer cruiseschepen met passagiers van verschillende nationaliteiten komen, installeren plaatselijke Getuigen zich op de kade met Bijbelse lectuur in allerlei talen die ze op een aantrekkelijke manier hebben uitgestald. In deze regio is een vliegtuig van onschatbare waar¨ de om geısoleerde dorpen te bereiken en het goede nieuws te prediken tot de Aleut-, Athapascan-, Chimmesyan- en Tlingitgemeenschappen. 5
Larry uit Texas (VS) heeft een bijzonder gebied: het verzorgingstehuis waar hij woont. Hoewel hij als gevolg van een ongeluk in een rolstoel zit, blijft hij druk bezig. Hij vertelt anderen over de Koninkrijksboodschap, met inbegrip van de hoop die hij op grond van de Bijbel heeft dat hij onder de Koninkrijksregering op een dag weer zal kunnen lopen (Jes. 35:5, 6). 6
Om een kringvergadering bij te wonen, nam een groep Getuigen in Myanmar de boot vanuit Mandalay naar het noorden, een reis van drie dagen. Omdat ze graag het goede nieuws wilden prediken, namen ze Bijbelse lectuur mee, die ze aan de andere passagiers aanboden. Als de boot bij een stad of dorp stopte, gingen de energieke predikers van boord om 1-6. Vertel een ervaring waaruit blijkt dat Jehovah’s Getuigen onder allerlei omstandigheden prediken. 6
’GAAT EN MAAKT DISCIPELEN’
daar snel lectuur te verspreiden. Ondertussen kwamen er nieuwe passagiers aan boord — ’nieuw gebied’ voor de verkondigers wanneer ze terugkwamen. 7
Zoals uit deze voorbeelden blijkt, zijn ijverige aanbidders van Jehovah er over de hele wereld druk mee bezig „grondig getuigenis af te leggen betreffende het koninkrijk Gods” (Hand. 28:23). Ze prediken van huis tot huis, spreken mensen op straat aan of benaderen hen via de telefoon. Terwijl ze met de bus reizen, in een park wandelen of op hun werk pauze hebben, zoeken ze echt naar gelegenheden om getuigenis te geven over Gods koninkrijk. De gebruikte methode kan verschillen, maar het doel is hetzelfde: het goede nieuws prediken overal waar mensen te vinden zijn (Matth. 10:11). 8
Maak jij ook deel uit van de grote groep Koninkrijksverkondigers die in meer dan 235 landen actief is? Dan heb je een aandeel aan de geweldige expansie van de Koninkrijksprediking! Wat in het wereldwijde veld tot stand is gebracht, kan met recht een wonder worden genoemd. Ondanks enorme obstakels en uitdagingen, zelfs verbodsbepalingen en regelrechte vervolging, geven Jehovah’s Getuigen een grondig getuigenis over Gods koninkrijk aan mensen uit alle landen. 9
Dat werpt een intrigerende vraag op: waarom heeft geen enkel obstakel, zelfs satanische tegenstand, de voortgang van de Koninkrijksprediking kunnen tegenhouden? Voor het antwoord op die vraag moeten we terug naar de eerste eeuw. Wij als Getuigen van Jehovah in deze tijd zetten immers een werk voort dat toen begon.
Een verreikende opdracht 10
De Oprichter van de christelijke gemeente, Jezus Christus, wijdde zich volledig aan de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk — het was zijn levenswerk. Hij verklaarde eens: „Ik moet (...) het goede nieuws van het koninkrijk Gods bekendmaken, want hiertoe werd ik uitgezonden” (Luk. 4:43). Jezus wist dat hij begon aan een werk dat hij niet zelf kon afmaken. Kort voor zijn dood voorzei hij dat de Koninkrijksboodschap „in alle ¨ natien” gepredikt zou worden (Mark. 13:10). Maar hoe zou dat gedaan worden en door wie? 11
Na zijn dood en opstanding verscheen Jezus aan zijn discipelen en
7. Op welke manieren leggen aanbidders van Jehovah getuigenis af van Gods koninkrijk, en wat is hun doel? 8, 9. (a) Waarom kan de expansie van de Koninkrijksprediking een wonder genoemd worden? (b) Welke intrigerende vraag komt nu aan de orde, en waar is het antwoord te vinden? 10. Aan welk werk wijdde Jezus zich volledig, en wat besefte hij? 11. Welke belangrijke opdracht gaf Jezus zijn discipelen, en welke steun zouden ze krijgen bij het uitvoeren daarvan?
7
8
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
gaf hun deze belangrijke opdracht: „Gaat daarom en maakt discipelen van ¨ mensen uit alle natien, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb. En ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen” (Matth. 28:19, 20). De woorden „ik ben met u” maakten duidelijk dat de discipelen zijn steun zouden krijgen bij het prediken en maken van discipelen. Die steun zouden ze nodig hebben, want Jezus had ¨ voorzegd dat ze ’voorwerpen van haat voor alle natien’ zouden zijn (Matth. 24:9). De discipelen konden bovendien rekenen op nog meer steun. Vlak voordat Jezus naar de hemel opsteeg, zei hij dat ze kracht zouden ontvangen van de heilige geest om getuigen van hem te zijn „tot de verst verwijderde streek der aarde” (Hand. 1:8). 12
Enkele belangrijke vragen die nu opkomen zijn: Namen Jezus’ apostelen en de andere discipelen uit de eerste eeuw deze opdracht ernstig op? Heeft deze relatief kleine groep christelijke mannen en vrouwen grondig getuigenis van Gods koninkrijk afgelegd, zelfs ondanks wrede vervolging? Hadden ze echt steun vanuit de hemel en kregen ze kracht van Jehovah’s heilige geest bij het maken van discipelen? Deze en verwante vragen worden beantwoord in het Bijbelboek Handelingen. Het is belangrijk dat we de antwoorden kennen, want Jezus zei dat het werk waartoe hij opdracht gaf, door zou gaan „tot het besluit van het samenstel van dingen”. Deze opdracht geldt dus voor alle ware christenen, ook voor ons, die in deze tijd ¨ van het einde leven. Daarom zijn we erg geınteresseerd in het historische verslag in Handelingen.
Overzicht van Handelingen 13
Wie heeft Handelingen geschreven? De naam van de schrijver wordt in het boek zelf niet vermeld, maar uit de openingswoorden blijkt dat de schrijver van Handelingen ook het evangelie van Lukas heeft geschreven (Luk. 1:1-4; Hand. 1:1, 2). Daarom wordt al van oudsher aangenomen dat Lukas, een ’geliefd geneesheer’ en een nauwkeurig historicus, de schrijver van Handelingen is (Kol. 4:14). Het boek behandelt een periode van zo’n 28 jaar, vanaf het moment dat Jezus in 33 naar de hemel opstijgt tot het eind van Paulus’ gevangenschap in Rome rond 61. Lukas gaat in zijn verhaal over van „zij” naar „wij”, wat erop wijst dat hij waarschijnlijk aanwezig was bij veel van de gebeurtenissen die hij beschrijft (Hand. 16:8-10; 20:5; 27:1). Als nauwkeurig onderzoeker heeft Lukas ongetwijfeld informatie uit de eerste hand gekregen van Paulus, Barnabas, Filippus en anderen die in het verslag worden genoemd. 14
Waar gaat Handelingen eigenlijk over? In zijn evangelie had Lukas al
12. Welke belangrijke vragen rijzen er, en waarom is het zo belangrijk dat we de antwoorden erop weten? 13, 14. (a) Wie heeft Handelingen geschreven, en hoe is de schrijver aan zijn informatie gekomen? (b) Waar gaat Handelingen over?
’GAAT EN MAAKT DISCIPELEN’
geschreven over wat Jezus gezegd en gedaan had. Maar in Handelingen bericht Lukas over de dingen die Jezus’ volgelingen zeiden en deden. Handelingen gaat dus over personen die een bijzonder werk volbrachten, ook al werden velen van hen door buitenstaanders als „ongeletterde en gewo¨ ne mensen” bezien (Hand. 4:13). Kort gezegd, het geınspireerde verslag vertelt ons hoe de christelijke gemeente werd opgericht en groeide. Handelingen laat zien hoe de christenen in de eerste eeuw predikten: hun methoden en hun instelling (Hand. 4:31; 5:42). Het belicht de rol van de heilige geest bij de verbreiding van het goede nieuws (Hand. 8:29, 39, 40; 13:1-3; 16:6; 18:24, 25). Handelingen laat het thema van de Bijbel uitkomen, waarbij Gods koninkrijk in handen van Christus betrokken is, en laat zien hoe de Koninkrijksboodschap ondanks hevige tegenstand triomfeerde en zich verbreidde (Hand. 8:12; 19:8; 28:30, 31). 15 Als we ons in het Bijbelboek Handelingen verdiepen, zal dat ons ongetwijfeld bezielen en ons geloof versterken. Wanneer we nadenken over de moed en ijver van Christus’ eerste volgelingen, zal ons hart geraakt worden. We zullen ertoe bewogen worden het geloof van onze broeders en zusters uit de eerste eeuw na te volgen. Dat zal ons beter toerusten om de opdracht te vervullen: ’Gaat en maakt discipelen.’ Dit boek is bedoeld om je te helpen een grondige studie te maken van Handelingen.
Een Bijbelstudieboek om ons te helpen 16
Wat is de opzet van deze publicatie? Het boek heeft drie doelen: (1) ons vertrouwen te sterken dat Jehovah de Koninkrijksprediking en het maken van discipelen steunt met zijn heilige geest, (2) onze ijver voor de dienst te stimuleren door het voorbeeld van Christus’ volgelingen in de eerste eeuw uit te diepen en (3) ons respect te vergroten voor Jehovah’s organisatie en voor degenen die de leiding nemen in de prediking en in de gemeente. 17
Hoe is dit boek opgebouwd? Het bestaat uit acht delen, die allemaal een gedeelte van Handelingen bespreken. In de hoofdstukken hierna zal geen vers-voor-versbespreking van Handelingen volgen, maar het is de bedoeling dat we leren van de gebeurtenissen die in het Bijbelboek worden verteld en begrijpen hoe we de geleerde punten in ons eigen leven kunnen ´ ´ toepassen. Aan het begin van elk hoofdstuk wordt in een zin weergegeven waar het hoofdstuk over gaat en wordt aangegeven welk gedeelte van Handelingen besproken wordt. 18
Ook andere aspecten van dit boek zullen nuttig zijn voor je persoonlijke Bijbelstudie. Mooie afbeeldingen van interessante gebeurtenissen uit 15. Welke voordelen zullen we ondervinden door ons in Handelingen te verdiepen? 16. Welke drie doelen heeft dit boek? 17, 18. Wat is de opbouw van dit boek, en welke aspecten zullen van pas komen bij je persoonlijke Bijbelstudie?
9
10
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
Handelingen zijn een hulp om je bij het mediteren over het Bijbelverslag een beeld te vormen van wat er gebeurde. In veel hoofdstukken staan kaders met nuttig aanvullend materiaal. Bepaalde kaders bevatten een persoonsbeschrijving van een Bijbels figuur wiens geloof we kunnen navolgen. Er zijn ook kaders met extra details over plaatsen, gebeurtenissen en gebruiken, en over andere personen die in Handelingen aan bod komen. De ruime kantlijn is bedoeld om tijdens je studie aantekeningen te kunnen maken. 19
Dit boek kan je helpen een eerlijk zelfonderzoek te doen. Hoe lang je ook al een Koninkrijksverkondiger bent, het is goed van tijd tot tijd te analyseren wat in je leven prioriteit krijgt en hoe je over de christelijke bediening denkt (2 Kor. 13:5). Vraag je af: Heb ik nog steeds een gevoel van dringendheid in de dienst? (1 Kor. 7:29-31) Predik ik het goede nieuws met overtuiging en ijver? (1 Thess. 1:5, 6) Besteed ik echt zo veel mogelijk tijd aan de prediking en het maken van discipelen? — Kol. 3:23. 20
Bewerk het gebied dat aan jou wordt toegewezen met een gevoel van dringendheid
Laten we altijd in gedachte houden dat we de opdracht hebben gekregen een belangrijk werk te doen: prediken en discipelen maken. De dringendheid van die opdracht wordt met de dag groter. Het einde van dit stelsel komt snel dichterbij. Nog nooit hebben er zo veel levens op het spel gestaan. We weten niet hoeveel mensen met de juiste gezindheid nog positief op onze boodschap zullen reageren (Hand. 13:48). Maar het is onze verantwoordelijkheid zulke personen te helpen voordat het te laat is (1 Tim. 4:16). 21
Het is daarom belangrijk dat we het voorbeeld navolgen van de ijverige Koninkrijkspredikers uit de eerste eeuw. Wij hopen dat een grondige studie van dit boek je ertoe zal aanzetten met nog meer ijver en moed te prediken, en dat je gesterkt zult worden in je besluit ermee door te gaan „grondig getuigenis af te leggen betreffende het koninkrijk Gods” (Hand. 28:23). 19. Welk zelfonderzoek moeten we van tijd tot tijd doen? 20, 21. Waarom is onze opdracht zo dringend, en wat moet ons vaste besluit zijn?
¨ ’Gaat en maakt discipelen van mensen uit alle natien.’ ¨ — Mattheus 28:19
BEL AN GRIJ KE DATUM S VOOR DE V ERSPREIDIN G VAN HE T C HRIS TEN DOM IN DE EERS TE EEUW 33
ca. 47/48
Jezus wordt opgewekt Jezus geeft zijn volgelingen de opdracht discipelen te maken Uitstorting heilige geest met Pinksteren De christelijke gemeente wordt opgericht
Paulus’ eerste zendingsreis ¨ Problemen in Antiochie rond de besnijdeniskwestie Bijeenkomst in Jeruzalem Paulus corrigeert Petrus (Gal. 2:11-14)
ca. 33/34
ca. 49-52
Stefanus sterft de marteldood De Ethiopische eunuch wordt gedoopt
ca. 49
Paulus’ tweede zendingsreis Barnabas en Markus prediken op Cyprus
ca. 34
ca. 49/50
Saulus van Tarsus wordt bekeerd
Claudius verjaagt de Joden uit Rome
ca. 34-36
ca. 50
Saulus predikt in Damaskus
Lukas voegt zich in Troas bij Paulus Paulus krijgt visioen van ¨ Macedonier Paulus bezoekt Filippi Gemeente in Filippi opgericht Gemeente in Thessalonika opgericht Paulus bezoekt Athene
ca. 36 Paulus’ eerste bezoek aan Jeruzalem als volgeling van Christus Paulus bezoekt Petrus in Jeruzalem (Gal. 1:18)
36 Cornelius wordt bekeerd De eerste heidenen worden christenen
ca. 41
¨ Mattheus schrijft zijn evangelie Paulus’ visioen van „de derde hemel” (2 Kor. 12:2)
ca. 44 Agabus voorzegt een hongersnood ¨ Jakobus (zoon van Zebedeus) sterft de marteldood Petrus gevangengezet, door een wonder bevrijd
44 Herodes Agrippa I sterft
ca. 46 De voorzegde hongersnood slaat toe Paulus brengt hulpgoederen naar Jeruzalem
ca. 50-52 Paulus bezoekt Korinthe 1 Thessalonicenzen geschreven Galaten geschreven
ca. 51 2 Thessalonicenzen geschreven
Paulus en Lukas verblijven bij Filippus in Cesarea Paulus in Jeruzalem gearresteerd
ca. 56-58 Paulus gevangen in Cesarea Lukas schrijft zijn evangelie
ca. 58 Festus volgt Felix op
58 Paulus spreekt tot Herodes Agrippa II
ca. 59-61 Paulus’ eerste gevangenschap in Rome
ca. 60/61 Kolossenzen geschreven ¨ Efeziers geschreven Filemon geschreven Filippenzen geschreven
ca. 60-65 Markus schrijft zijn evangelie
ca. 61 Handelingen geschreven ¨ Hebreeen geschreven
ca. 61-64
¨ 1 Timotheus geschreven Titus achtergelaten op Kreta (Tit. 1:5) Titus geschreven
v. 62
ca. 52-56
Jakobus geschreven
Paulus’ derde zendingsreis
ca. 62-64
ca. 52-55
1 Petrus geschreven
Paulus bezoekt Efeze
ca. 64
ca. 55
2 Petrus geschreven
¨ 1 Korinthiers geschreven Titus naar Korinthe gestuurd ¨ 2 Korinthiers geschreven
ca. 56 Romeinen geschreven Paulus wekt Eutychus tot leven in Troas 12
ca. 65 Paulus’ tweede gevangenschap in Rome ¨ 2 Timotheus geschreven ¨ Titus vertrekt naar Dalmatie (2 Tim. 4:10) Paulus wordt terechtgesteld
DEEL 1
˙
HANDELINGEN 1:1–6:7
’GIJ HEBT JERUZALEM MET UW LEER VERVULD’ HANDELINGEN 5:28
Vanaf het moment dat de heilige geest met Pinksteren 33 op Jezus’ discipelen werd uitgestort, gingen ze hard aan het werk om getuigenis van Gods koninkrijk af te leggen. In dit gedeelte zullen we het levendige verslag bespreken van de oprichting van de christelijke gemeente, het intensieve getuigenis dat in Jeruzalem gegeven werd en het moedige standpunt van de apostelen ondanks groeiende tegenstand.
HOOFDST UK 2
„Gij zult getuigen van mij zijn” Hoe Jezus zijn apostelen erop voorbereidde de leiding te nemen in de prediking Gebaseerd op Handelingen 1:1-26 ZE WILLEN niet dat er een eind aan komt. Voor de apostelen zijn het heel bewogen weken geweest! Toen Jezus uit de dood werd opgewekt, sloeg hun diepe wanhoop om in grote vreugde. Al veertig dagen is Jezus nu geregeld verschenen om zijn volgelingen verder te onderwijzen en aan te moedigen. Maar vandaag verschijnt hij voor het laatst. 2 De apostelen staan samen met Jezus op de Olijfberg en ze hangen aan zijn lippen. Als hij klaar is — naar hun zin veel te snel — heft hij zijn handen op en zegent hen. Dan begint hij van de aarde op te stijgen! Zijn volgelingen kijken hem na terwijl hij in de lucht omhooggaat. Uiteindelijk onttrekt een wolk hem aan hun gezicht. Hij is weg, maar ze blijven naar de lucht staren (Luk. 24:50; Hand. 1:9, 10). 3
Deze gebeurtenis vormt een keerpunt in het leven van Jezus’ apostelen. Wat gaan ze doen nu hun Meester, Jezus Christus, naar de hemel is opge1-3. Hoe gaat Jezus weg van zijn apostelen, en welke vragen rijzen er?
„GIJ ZULT GETUIGEN VAN MIJ ZIJN”
stegen? We kunnen er zeker van zijn dat hun Meester hen heeft voorbereid om door te gaan met het werk waarmee hij begonnen was. Hoe heeft hij hen voor deze belangrijke taak toegerust, en wat was hun reactie? Welke betekenis heeft dat voor christenen nu? In het eerste hoofdstuk van Handelingen staan de aanmoedigende antwoorden op deze vragen.
„Vele onweerlegbare bewijzen” (Handelingen 1:1-5) 4
Lukas begint zijn verslag door zich te richten tot Theofilus, dezelfde man aan wie hij eerder zijn evangelie schreef.1 Hij maakt duidelijk dat dit een vervolg is op zijn eerste verslag door de gebeurtenissen aan het eind van zijn evangelie in andere woorden samen te vatten en enkele nieuwe details toe te voegen. 5
Wat zal het geloof van Jezus’ volgelingen sterk houden? In Handelingen 1:3 staat dat Jezus ’door vele onweerlegbare bewijzen toonde dat hij levend was’. In de Bijbel gebruikt alleen „de geliefde geneesheer” Lukas het woord dat vertaald is met „onweerlegbare bewijzen” (Kol. 4:14). Deze uitdrukking werd gebruikt in medische geschriften en duidde op sluitend, overtuigend, betrouwbaar bewijs. Jezus voorzag in zulke bewijzen. Hij verscheen vele malen aan zijn volgelingen, soms aan een of twee van hen, ´ gelegenheid zelfs aan meer dan vijfsoms aan alle apostelen en bij e´ en honderd gelovigen (1 Kor. 15:3-6). Die bewijzen waren beslist onweerlegbaar! 6
Ook nu is het geloof van ware christenen gebaseerd op „vele onweerlegbare bewijzen”. Zijn er bewijzen dat Jezus op aarde heeft geleefd, voor onze zonden gestorven is en een opstanding heeft gekregen? Absoluut! Be¨ trouwbare ooggetuigenverslagen in Gods geınspireerde Woord geven ons alle overtuigende bewijzen die we nodig hebben. Als we deze verslagen onder gebed bestuderen, kan dat ons geloof bijzonder versterken. Houd in gedachte dat concrete bewijzen het verschil kunnen uitmaken tussen echt geloof en lichtgelovigheid. Er is echt geloof nodig om eeuwig leven te krijgen (Joh. 3:16). 7 Jezus sprak bovendien „over de dingen aangaande het koninkrijk ¨ waaruit bleek dat de Messias Gods”. Hij verklaarde bijvoorbeeld profetieen zou moeten lijden en sterven (Luk. 24:13-32, 46, 47). Wanneer Jezus uitleg gaf over zijn rol als de Messias, beklemtoonde hij het belang van Gods
1 In zijn evangelie spreekt Lukas deze man aan met „hoogedele Theofilus”, en sommigen maken daaruit op dat Theofilus een vooraanstaand man was die nog geen gelovige was. Maar in Handelingen spreekt Lukas hem eenvoudig aan met „o Theofilus”. Sommige geleerden vermoeden dat Theofilus na het lezen van Lukas’ evangelie een gelovige is geworden en dat Lukas daarom de eretitel weglaat en hem als een broeder schrijft. 4. Hoe begint Lukas zijn verslag in Handelingen? 5, 6. (a) Wat zal Jezus’ volgelingen helpen een sterk geloof te houden? (b) Hoe is het geloof van christenen nu gebaseerd op „vele onweerlegbare bewijzen”? 7. Welk voorbeeld gaf Jezus zijn volgelingen bij het onderwijzen en prediken?
15
16
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
koninkrijk, want hij was aangesteld als de toekomstige Koning ervan. Dit koninkrijk was altijd het thema van Jezus’ prediking, en zijn volgelingen in deze tijd prediken dezelfde belangrijke boodschap (Matth. 24:14; Luk. 4:43).
„Tot de verst verwijderde streek der aarde” (Handelingen 1:6-12) 8
Toen de apostelen zich op de Olijfberg verzamelden, kwamen ze voor het laatst op aarde met Jezus samen. Ze vroegen enthousiast: „Heer, herstelt gij ¨ in deze tijd het koninkrijk voor Israel?” (Hand. 1:6) Met deze ene vraag lie¨ hadden. Ten eerste ten de apostelen merken dat ze twee verkeerde ideeen ¨ hersteld gingen ze ervan uit dat Gods koninkrijk voor het natuurlijke Israel zou worden. Ten tweede verwachtten ze dat het beloofde koninkrijk meteen zou beginnen te regeren, „in deze tijd”. Hoe hielp Jezus hen die denkwijze aan te passen? 9 Jezus wist waarschijnlijk dat het eerste idee al snel gecorrigeerd zou worden. Zijn volgelingen zouden namelijk binnen tien dagen getuige zijn ¨ Er was bijna van de geboorte van een nieuwe natie, het geestelijke Israel! ¨ In een eind gekomen aan Gods speciale relatie met het natuurlijke Israel. verband met het tweede idee bracht Jezus hun vriendelijk in herinnering: „Het komt u niet toe kennis te verkrijgen van de tijden of tijdperken die de Vader onder zijn eigen rechtsmacht heeft gesteld” (Hand. 1:7). Jehovah is de Grote Tijdsbepaler. Toen Jezus op aarde was, zei hij dat zelfs de Zoon niet de dag en het uur wist waarop het einde zou komen, maar alleen de Vader (Matth. 24:36). Als christenen in deze tijd zich overmatig bezorgd maken over het tijdstip waarop het einde van dit stelsel zal komen, maken ze zich eigenlijk zorgen over iets wat hun ’niet toekomt’. 10 Toch mogen we niet neerkijken op Jezus’ apostelen, die een groot geloof hadden. Ze lieten zich nederig corrigeren. En hoewel hun vraag uit een verkeerde denkwijze voortkwam, bleek er ook een goede instelling uit. Jezus had zijn volgelingen herhaaldelijk de aansporing gegeven: ’Waakt voortdurend’ (Matth. 24:42; 25:13; 26:41). Ze waren geestelijk alert en zochten vol verwachting naar bewijzen dat Jehovah op het punt stond in te grijpen. Wij moeten dezelfde instelling ontwikkelen. In deze beslissende „laatste dagen” is het zelfs nog dringender nodig dat we dat doen (2 Tim. 3:1-5). 11
Jezus herinnerde de apostelen eraan wat hun grootste zorg moest zijn. Hij zei: „Gij zult kracht ontvangen wanneer de heilige geest op u gekomen is, en gij zult getuigen van mij zijn zowel in Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot de verst verwijderde streek der aarde” (Hand. 1:8). In Jeruzalem, waar Jezus ter dood was gebracht, zou het nieuws over zijn op¨ 8, 9. (a) Welke twee verkeerde ideeen hadden Jezus’ apostelen? (b) Hoe corrigeerde Jezus de denkwijze van de apostelen, en wat leren christenen in deze tijd daarvan? 10. Welke instelling van de apostelen moeten wij ook ontwikkelen, en waarom? 11, 12. (a) Welke opdracht gaf Jezus zijn volgelingen? (b) Waarom was het passend dat Jezus de heilige geest noemde in verband met de predikingsopdracht?
„GIJ ZULT GETUIGEN VAN MIJ ZIJN”
standing het eerst bekendgemaakt worden. Vandaaruit zou de boodschap verspreid worden in heel Judea, vervolgens in Samaria en dan in verre streken. 12
Niet zonder reden maakte Jezus pas melding van de predikingsopdracht nadat hij opnieuw de belofte had gedaan de heilige geest te zenden om hen te helpen. Dit is een van de ruim veertig keer dat de uitdrukking „heilige geest” in Handelingen voorkomt. Dit levendige Bijbelboek maakt keer op keer duidelijk dat we Jehovah’s wil niet kunnen volbrengen zonder de hulp van de heilige geest. Het is dan ook heel belangrijk dat we geregeld om die geest bidden! (Luk. 11:13) We hebben de heilige geest nu harder nodig dan ooit. 13
Wat onder „de verst verwijderde streek der aarde” wordt verstaan, is sinds die tijd erg veranderd. Zoals uit het vorige hoofdstuk blijkt, hebben Jehovah’s Getuigen de opdracht om te prediken echter van harte aanvaard, in het besef dat God wil dat alle soorten van mensen het goede nieuws van zijn koninkrijk horen (1 Tim. 2:3, 4). Ben jij druk bezig met dit levensreddende werk? Er is geen ander werk dat meer voldoening geeft! Jehovah zal je de kracht geven die je nodig hebt om dit werk te doen. In Handelingen zul je veel informatie vinden over de juiste predikingsmethoden en de instelling die je moet ontwikkelen om effectief te zijn. 14 Zoals aan het begin van het hoofdstuk werd gezegd, steeg Jezus van de aarde op en verdween hij uit het gezicht. Maar de elf apostelen bleven naar de lucht staan kijken. Uiteindelijk verschenen er twee engelen die hen liefdevol berispten: „Mannen van Galilea, waarom staat gij in de lucht te kijken? Deze Jezus, die van u werd opgenomen in de lucht, zal aldus op dezelfde wijze komen als gij hem in de lucht hebt zien gaan” (Hand. 1:11). Bedoelden de engelen dat Jezus in hetzelfde lichaam zou terugkomen, zoals sommige religies zeggen? Nee. Hoe weten we dat? 15
De engelen zeiden niet dat Jezus in dezelfde gedaante zou terugkomen, maar „op dezelfde wijze”.1 Op welke wijze vertrok hij? Hij was niet meer zichtbaar toen de engelen dit zeiden. Alleen deze mannen, de apostelen, namen waar dat Jezus de omgeving van de aarde verliet en naar zijn Vader in de hemel ging. Jezus zou op net zo’n manier terugkomen, en zo is het ook gegaan. In deze tijd beseffen alleen personen met geestelijk onderscheidingsvermogen dat Jezus in koningsmacht tegenwoordig is (Luk. 17:20). We moeten de bewijzen van zijn tegenwoordigheid onderscheiden en anderen erover vertellen, zodat ook zij de dringendheid van onze tijd gaan inzien. 1 Hier wordt het Griekse woord tropos gebruikt, wat „wijze” betekent, en niet morfe, wat „gedaante” betekent. 13. Hoe veelomvattend is de predikingsopdracht die Gods volk in deze tijd heeft gekregen, en waarom moeten we die van harte aanvaarden? 14, 15. (a) Wat zeiden de engelen over Jezus’ terugkeer, en wat bedoelden ze daarmee? (Zie ook de voetnoot.) (b) Hoe keerde Jezus „op dezelfde wijze” terug als hij vertrok?
17
18
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
’Wijs degene aan die gij hebt uitgekozen’ (Handelingen 1:13-26) 16
Het is niet zo verwonderlijk dat de apostelen ’met grote vreugde naar Jeruzalem terugkeerden’ (Luk. 24:52). Maar hoe zouden ze op Christus’ leiding en instructies reageren? In Handelingen 1:13, 14 staat dat ze samenkwamen in een „bovenvertrek”, en we vinden hier wat interessante details over zulke bijeenkomsten. In die tijd hadden huizen in Palestina vaak een kamer op de bovenverdieping, die via een buitentrap bereikt kon worden. Misschien was dit wel een bovenvertrek in het huis van de moeder van Markus, waar in Handelingen 12:12 over wordt gesproken. In ieder geval was het waarschijnlijk een eenvoudige, functionele ruimte waar Christus’ volgelingen bijeenkwamen. Maar wie kwamen er samen, en wat deden ze? 17
Merk op dat de vergadering niet beperkt was tot de apostelen, en ook niet tot mannen. Er waren „enige vrouwen”, onder wie Jezus’ moeder, Maria. Dit is de laatste keer dat ze in de Bijbel rechtstreeks vermeld wordt. Het is passend om ons haar in deze setting voor te stellen, als iemand die niet naar aanzien streeft, maar nederig met haar broeders en zusters bijeenkomt voor de aanbidding. Het moet een troost voor haar zijn geweest dat haar vier andere zoons, die geen gelovigen waren toen Jezus nog leefde, nu bij haar waren (Matth. 13:55; Joh. 7:5). Sinds de dood en opstanding van hun halfbroer was hun houding veranderd (1 Kor. 15:7). 18 Er wordt ook vermeld waarom de discipelen bij elkaar kwamen: „Zij allen hielden eensgezind aan in het gebed” (Hand. 1:14). Samenkomen is altijd een belangrijk onderdeel van de christelijke aanbidding geweest. We komen bijeen om elkaar aan te moedigen, om onderricht en raad te krijgen en bovenal om samen onze hemelse Vader, Jehovah, te aanbidden. Onze gebeden en lofliederen op zulke bijeenkomsten zijn heel aangenaam voor hem en zijn van groot belang voor ons. Laten we deze heilige, opbouwende bijeenkomsten nooit overslaan! — Hebr. 10:24, 25. 19 Deze volgelingen van Christus moesten nu aandacht besteden aan een belangrijke organisatorische behoefte, en Petrus nam de leiding in het vinden van een oplossing (vers 15-26). Is het niet bemoedigend te zien hoeveel Petrus had geleerd in de weken sinds hij zijn Heer drie keer had verloochend? (Mark. 14:72) We hebben allemaal de neiging te zondigen, en we moeten eraan herinnerd worden dat Jehovah „goed en vergevensgezind” is als personen oprecht berouw hebben (Ps. 86:5). 20
Petrus onderscheidde dat Judas, de apostel die Jezus had verraden, vervangen moest worden. Maar door wie? Petrus zei dat de nieuwe apostel 16-18. (a) Wat leert Handelingen 1:13, 14 ons over christelijke bijeenkomsten voor aanbidding? (b) Wat leren we van het voorbeeld van Jezus’ moeder, Maria? (c) Waarom zijn christelijke bijeenkomsten in deze tijd zo belangrijk? 19-21. (a) Wat leren we van de actieve rol die Petrus in de gemeente speelde? (b) Waarom moest Judas vervangen worden, en wat kunnen we leren van de manier waarop deze kwestie werd afgehandeld?
iemand moest zijn die Jezus gedurende zijn hele bediening was gevolgd en getuige was geweest van zijn opstanding (Hand. 1:21, 22). Dat was in overeenstemming met Jezus’ belofte: „Gij die mij zijt gevolgd, [zult] ook zelf op twaalf tronen zitWe volgen onderdanig en gehoorzaam de leiding van aangestelde opzieners ten en de twaalf stammen ¨ van Israel oordelen” (Matth. 19:28). Het was blijkbaar Jehovah’s bedoeling dat twaalf apostelen die Jezus tijdens zijn aardse bediening waren gevolgd, de toekomstige „twaalf fundamentstenen” van het Nieuwe Jeruzalem zouden vormen (Openb. 21:2, 14). God gaf Petrus dus het inzicht dat de profetie „iemand anders neme zijn ambt van opzicht” op Judas toegepast moest worden (Ps. 109:8). 21
Hoe werd de keus gemaakt? Door het lot te werpen, wat in Bijbelse tijden heel gebruikelijk was (Spr. 16:33). Dit is echter de laatste keer dat in de Bijbel staat dat het lot zo gebruikt werd. Blijkbaar werd dit gebruik overbodig door de uitstorting van de heilige geest. Maar let op waarom het lot werd geworpen. De apostelen baden: „Gij, o Jehovah, die het hart van allen kent, wijs degene aan die gij van deze twee hebt uitgekozen” (Hand. 1:23, 24). Ze wilden dat Jehovah de keus maakte. Matthias, waarschijnlijk een van de zeventig discipelen die Jezus had uitgezonden om te prediken, werd uitgekozen. Daarmee werd Matthias een van „de twaalf”1 (Hand. 6:2). 22 Dit voorval herinnert ons eraan hoe belangrijk het is dat Gods volk georganiseerd is. Ook nu worden mannen die verantwoordelijkheid kunnen dragen, uitgekozen om als opziener in de gemeente te dienen. De ouderlingen nemen zorgvuldig de Bijbelse vereisten voor zulke opzieners door en ze bidden om de leiding van de heilige geest. Daarom beziet de gemeente zulke mannen als aangesteld door heilige geest. Wij van onze kant volgen onderdanig en gehoorzaam hun leiding, en bevorderen daarmee een geest van samenwerking in de gemeente (Hebr. 13:17). 23
Nu de apostelen waren gesterkt door Jezus’ verschijningen na zijn opstanding en door organisatorische verbeteringen, waren ze goed voorbereid op een gedenkwaardige gebeurtenis die hun wachtte. In het volgende hoofdstuk wordt dat besproken. ¨ 1 Paulus werd later aangesteld als „een apostel der natien”, maar hij werd nooit tot de twaalf gerekend (Rom. 11:13; 1 Kor. 15:4-8). Hij was Jezus tijdens zijn aardse bediening niet gevolgd, en dus kwam hij niet voor dat bijzondere voorrecht in aanmerking. 22, 23. Waarom moeten we degenen die de leiding in de gemeente nemen onderdanig en gehoorzaam volgen?
„Wij horen hen in onze talen over de grote daden van God spreken.” — Handelingen 2:11
HOOFDST UK 3
„Met heilige geest vervuld” Welke uitwerking de uitstorting van de heilige geest met Pinksteren had Gebaseerd op Handelingen 2:1-47 IN DE straten van Jeruzalem heerst een opgewonden, blije stemming.1 Rook stijgt op van het tempelaltaar terwijl de levieten het hallel (Psalm 113-118) zingen, waarschijnlijk als beurtzang. Overal lopen bezoekers rond ¨ ¨ uit verafgelegen plaatsen als Elam, Mesopotamie, Kappadocie, Pontus, Egypte en Rome.2 Wat is er aan de hand? Het is Pinksteren, ook wel „de dag van de eerste rijpe vruchten” genoemd (Num. 28:26). Dit jaarlijkse feest vindt plaats aan het eind van de gerstoogst en het begin van de tarweoogst. Het is een vreugdevolle dag. 2 Op deze zachte lenteochtend in het jaar 33 gebeurt er rond negen uur iets waarover mensen zich nog eeuwenlang zullen verwonderen. Plotseling komt er uit de hemel „een gedruis als van een voortgestuwde, stevige bries” of „een geraas alsof er een hevige wind opstak” (Hand. 2:2; Willibrordvertaling). Het harde geluid vult het huis waar ongeveer 120 discipelen van Jezus bijeengekomen zijn. Vervolgens gebeurt er iets ongelofelijks. Er worden tongen als van vuur zichtbaar, en op elke discipel zet zich er ´ ´ een.3 Dan worden de discipelen „met heilige geest vervuld” en beginnen ze in vreemde talen te spreken! Als de discipelen het huis verlaten, komen ze in de straten van Jeruzalem bezoekers tegen, die stomverbaasd zijn dat de discipelen met hen kunnen praten! Het is zelfs zo dat ’iedereen hen in zijn eigen taal hoort spreken’ (Hand. 2:1-6). 3
Dit aanmoedigende verslag beschrijft een mijlpaal in de ware aanbid¨ ding, namelijk de oprichting van een natie: het geestelijke Israel, de gezalfde christelijke gemeente (Gal. 6:16). Maar dat is niet het enige. Toen Petrus die dag de menigte toesprak, gebruikte hij de eerste van de drie „sleutels van het koninkrijk”. Elk van die sleutels zou voor een andere groep mensen ¨ 1 Zie het kader „Jeruzalem — Het centrum van het judaısme” op blz. 23. 2 Zie de kaders „Rome — De hoofdstad van een wereldrijk” op blz. 24, „Joden in Mesopo¨ tamie en Egypte” op blz. 25 en „De christenen in Pontus” op blz. 26. 3 De „tongen” waren niet van letterlijk vuur maar „als van vuur”. Blijkbaar had de zichtbare manifestatie op elke discipel het uiterlijk en de schittering van vuur. 1. Beschrijf de sfeer van het pinksterfeest. 2. Welke ongelofelijke gebeurtenissen vinden plaats met Pinksteren 33? 3. (a) Waarom kan Pinksteren 33 een mijlpaal in de geschiedenis van de ware aanbidding genoemd worden? (b) Hoe hield Petrus’ toespraak verband met het gebruiken van „de sleutels van het koninkrijk”? 21
Z w a r te Z e e
Rome
B
YN IT H
¨ IE KAP
MES
¨ Antiochi¨ e
M
I
PO NTUS ¨ E PA D O C I
(in Syrie)
D
D
E
L
L
A N D S E
¨ LIBI E
Kaspische Zee
¨ MEDI E
OPO
TA
MI ¨ E
Babylon Z E E
BA
BY
Jeruzalem JUDEA
¨ Alexandrie
¨ PARTHI E
Memphis
EGYPTE
LO
N I E ¨ ELAM Pe
rz
is
ch
e
Go
lf
Ro
de Ze
e
¨ ETHIOPI E
een bijzonder voorrecht openstellen (Matth. 16:18, 19). Deze eerste sleutel maakte het voor de Joden en joodse proselieten mogelijk het goede nieuws te aanvaarden en met Gods heilige geest gezalfd te worden.1 Daardoor zou¨ den ze lid worden van het geestelijke Israel, wat hun de hoop bood in het Messiaanse koninkrijk als koning en priester te regeren (Openb. 5:9, 10). Later zouden Samaritanen dat voorrecht krijgen en vervolgens ook heidenen. Wat kunnen christenen in deze tijd leren van de gedenkwaardige gebeurtenissen met Pinksteren 33?
„Allen op dezelfde plaats bijeen” (Handelingen 2:1-4) 4 De christelijke gemeente begon met ongeveer 120 discipelen die „allen op dezelfde plaats”, een bovenvertrek, bijeenwaren en met heilige geest gezalfd werden (Hand. 2:1). Tegen het eind van die dag telde de gemeente duizenden gedoopte leden. En dat was nog maar het begin van de groei van een organisatie die zich ook nu nog steeds uitbreidt! Een gemeenschap van godvrezende mannen en vrouwen, de huidige christelijke gemeente, is het middel waardoor het ’goede nieuws van het koninkrijk op de gehele be¨ woonde aarde wordt gepredikt tot een getuigenis voor alle natien’ voordat er een eind komt aan dit stelsel (Matth. 24:14). 5
De christelijke gemeente zou bovendien een bron van geestelijke kracht zijn voor haar leden, eerst voor de gezalfden en later ook voor de „andere schapen” (Joh. 10:16). Paulus uitte zijn waardering voor de steun die gemeenteleden elkaar bieden in zijn brief aan de christenen in Rome: „Ik ver1 Zie het kader „Wie waren de proselieten?” op blz. 27. 4. In welk opzicht is de huidige christelijke gemeente een voortzetting van de gemeente die in 33 werd gevormd? 5. Tot welke zegen zou omgang met de christelijke gemeente leiden, zowel in de eerste eeuw als nu?
„MET HEILIGE GEEST VERVULD”
23
lang ernaar u te zien om u enige geestelijke gave te kunnen meedelen en u daardoor standvastig te maken; of liever, opdat er onder u een uitwisseling van aanmoediging mag zijn, doordat een ieder wordt aangemoedigd door middel van het geloof van de ander, zowel het uwe als het mijne” (Rom. 1:11, 12). 6
In deze tijd heeft de christelijke gemeente dezelfde doelen als de gemeente in de eerste eeuw. Jezus gaf zijn discipelen een niet eenvoudige maar wel fascinerende opdracht. Hij zei tegen hen: „Maakt discipelen van ¨ mensen uit alle natien, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb” (Matth. 28:19, 20). 7
De christelijke gemeente van Jehovah’s Getuigen in deze tijd wordt gebruikt om dat werk te volbrengen. Het is natuurlijk een uitdaging om mensen te bereiken die verschillende talen spreken, maar Jehovah’s Getuigen produceren JERUZALEM — HET CENTRUM ¨ Bijbelse lectuur in meer dan vierhonderd VAN HET JUDAISME talen. Als jij een actief lid van de christelijke gemeente bent en een aandeel hebt aan De eerste hoofdstukken van Handelingen de Koninkrijksprediking en het maken van spelen zich grotendeels af in Jeruzalem. Deze discipelen, dan heb je reden tot vreugde. Je stad ligt in de centrale bergketen van Judea, hoort bij de relatief kleine groep op aarde zo’n 55 kilometer ten oosten van de Middeldie in deze tijd het voorrecht heeft gronlandse Zee. In 1070 v.G.T. veroverde koning dig getuigenis af te leggen van Jehovah’s David de vesting die op de berg Sion lag, en naam! de stad die rondom deze plek ontstond werd ¨ 8 Als hulp om in deze kritieke tijden met de hoofdstad van het volk Israel. vreugde te volharden, heeft Jehovah God Dicht bij de berg Sion ligt de berg Moria, in een wereldwijde broederschap voorzien. waar volgens de oude Joodse traditie Abraham ¨ ´ ´ Paulus schreef aan de Hebreeuwse chrisIsaak probeerde te offeren, zo’n 1900 jaar voor tenen: „Laten wij op elkaar letten ten einde de gebeurtenissen die in Handelingen beschretot liefde en voortreffelijke werken aan te ven worden. De Moria ging bij de stad horen sporen, het onderling vergaderen niet natoen Salomo de eerste tempel van Jehovah latend, zoals voor sommigen gebruikelijk is, op die berg bouwde. Dit bouwwerk werd het maar laten wij elkaar aanmoedigen, en dat brandpunt van het openbare leven en de aante meer naarmate gij de dag ziet naderen” bidding van de Joden. (Hebr. 10:24, 25). De christelijke gemeente is Alle vrome joden kwamen geregeld van over een voorziening van Jehovah zodat je andede hele bewoonde aarde om offers te brengen, ren kunt aanmoedigen en ook zelf aangeGod te aanbidden en de periodieke feesten te moedigd wordt. Blijf dicht bij je broeders en vieren. Dat deden ze in gehoorzaamheid aan zusters. Houd er nooit mee op de vergadeGods gebod: „Driemaal in het jaar dient al wat ringen te bezoeken! mannelijk onder u is voor het aangezicht van Jehovah, uw God, te verschijnen op de plaats 6, 7. Hoe vervult de christelijke gemeente in deze die hij zal uitkiezen” (Deut. 16:16). Jeruzalem tijd Jezus’ opdracht om tot alle naties te prediken? was ook de zetel van het Grote Sanhedrin: de 8. Hoe worden afzonderlijke leden van de gemeente Joodse Hoge Raad en nationale bestuursraad. gezegend?
ROME — DE HOOFDSTAD VAN EEN WERELDRIJK
In de tijdsperiode die in Handelingen besproken wordt, was Rome de grootste en in politiek opzicht belangrijkste stad in de toen bekende wereld. Het was de hoofdstad van een wereldrijk dat op zijn hoogtepunt een gebied over¨ heerste van Groot-Brittannie tot Noord-Afrika en van de Atlantische Oceaan tot de Perzische Golf. Rome was een smeltkroes van culturen, rassen, talen en bijgeloof. Dankzij een netwerk van goed onderhouden wegen kwamen er reizigers en handelswaar uit elke hoek van het rijk. In de nabijgelegen havenstad Ostia losten schepen die drukke handelsroutes bevoeren, voedsel en luxegoederen die bestemd waren voor de stad. In de eerste eeuw woonden er ruim een miljoen mensen in Rome. Zo’n beetje de helft van de bevolking bestond uit slaven: veroordeelde misdadigers, kinderen die door hun ouders verkocht of in de steek gelaten waren, en mensen die tijdens veldtochten van de Romeinse legioenen gevangen waren genomen. Onder hen bevonden zich ook Joden die als slaven naar Rome waren gebracht nadat Jeruzalem in 63 v.G.T. door de Romeinse generaal Pompejus veroverd was. Het grootste deel van de vrijen bestond uit arme mensen, die in huizen met meerdere verdiepingen dicht op elkaar woonden en afhankelijk waren van ondersteuning van de overheid. De keizers verfraaiden hun hoofdstad echter met enkele van de indrukwekkendste openbare gebouwen die ooit zijn gebouwd, waaronder theaters en grote stadions waar spektakelstukken als toneelstukken, gladiatorengevechten en wagenrennen werden gehouden — allemaal gratis amusement voor de massa.
’Iedereen hoorde hen in zijn eigen taal spreken’ (Handelingen 2:5-13) 9 Stel je eens voor wat een opschudding er met Pinksteren 33 geweest moet zijn onder zowel de Joden als de proselieten. De meeste aanwezigen spraken waarschijnlijk een gemeenschappelijke taal, zoals Grieks of Hebreeuws. Maar nu hoorde iedereen de discipelen ’in zijn eigen taal spreken’ (Hand. 2:6). Het moet hen beslist hebben geraakt dat ze het goede nieuws in hun moedertaal hoorden. Natuurlijk hebben christenen nu niet het wonderbaarlijke vermogen om in een vreemde taal te spreken. Toch hebben velen zich beschikbaar gesteld om de Koninkrijksboodschap aan mensen van alle nationale groepen te vertellen. Sommigen hebben dat gedaan door een nieuwe taal te leren om in een anderstalige gemeente in de omgeving te kunnen dienen of zelfs naar een ander land te kunnen verhuizen. Vaak hebben ze gemerkt dat de mensen echt onder de indruk zijn van de moeite die ze doen. 10 Neem bijvoorbeeld Christine, die samen met zeven andere Getuigen een cursus Gujarati volgde. Toen ze op haar werk een collega trof die Gujarati sprak, begroette ze de jonge vrouw in haar moedertaal. De vrouw was onder de indruk en wilde weten waarom Christine moeite deed om Gujarati te leren. Christine kon een goed getuigenis geven. De jonge vrouw zei tegen haar: „Geen enkele andere religie zou haar leden aanmoedigen om zo’n moeilijke taal te leren. Jullie hebben vast iets belangrijks te vertellen.” 11
Natuurlijk kan niet iedereen een andere taal leren. Maar we kunnen er wel op voorbereid zijn om de Koninkrijksboodschap te prediken tot mensen die ´ een andere taal spreken. Een manier om dat te doen is de brochure Goed 9, 10. Hoe hebben sommigen zich beschikbaar gesteld om personen te bereiken die een andere taal spreken? 11. Hoe kunnen we de brochure Goed nieuws voor mensen uit alle landen gebruiken?
„MET HEILIGE GEEST VERVULD”
25
nieuws voor mensen uit alle landen te gebruiken. Hierin staat een korte boodschap in allerlei talen. Veel Getuigen maken een goed gebruik van deze brochure, zoals blijkt uit de volgende ervaring. Een Getuigengezin bezocht kort nadat ze de brochure op het congres hadden gekregen drie nationale parken. Daar ontmoetten ze mensen uit de Filippijnen, India, Nederland en Pakistan. De echtgenoot merkte op: „Hoewel ze allemaal wel wat Engels spraken, waren ze onder de indruk toen we hun de boodschap in hun eigen taal lieten zien, aangezien ze duizenden kilometers van huis waren. Het werd hun duidelijk dat ons werk wereldomvattend is en dat er onder ons eenheid bestaat.”
„Petrus stond op” (Handelingen 2:14-37) 12
„Petrus stond op” om de multinationale menigte toe te spreken (Hand. 2:14). Aan iedereen die wilde luisteren vertelde hij dat God het wonderbaarlijke vermogen om in verschillende talen te spreken, had gegeven ¨ als vervulling van de profetie van Joel: ’Ik zal mijn geest uitstorten op alle soorten ¨ van vlees’ (Joel 2:28). Voordat Jezus naar de hemel opsteeg had hij tegen zijn discipelen gezegd: „Ik zal de Vader een verzoek doen en hij zal u een andere helper geven”, die Jezus identificeerde als „de geest” (Joh. 14:16, 17). 13 Petrus’ slotwoorden tot de menigte waren heel rechtstreeks: „Laat daarom het ge¨ hele huis van Israel met volle zekerheid weten, dat God deze Jezus, die gij aan een paal hebt gehangen, zowel tot Heer als tot Christus heeft gemaakt” (Hand. 2:36). Natuurlijk waren de meeste toehoorders van Petrus er niet bij toen Jezus aan een martelpaal ter dood werd gebracht. Toch droegen ze als volk een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor deze daad. Maar merk op dat Petrus zijn mede-Joden met respect toesprak en een beroep deed op
¨ 12. (a) Hoe had de profeet Joel gezinspeeld op het wonder dat met Pinksteren 33 plaatsvond? (b) Waarom werd er in de eerste eeuw een ¨ vervulling van Joels profetie verwacht? 13, 14. Hoe probeerde Petrus het hart van zijn toehoorders te bereiken, en hoe kunnen wij dezelfde benadering gebruiken?
¨ JODEN IN MESOPOTAMIE EN EGYPTE
¨ Het boek Geschichte des judischen Volkes ¨ im Zeitalter Jesu Christi zegt: „In Mesopotamie, ¨ ¨ Medie en Babylonie woonden de nakomelingen van onderdanen van het tienstammenrijk [Is¨ rael] en het rijk Juda die daar eens heen wa¨ ren gedeporteerd door de Assyriers en de Ba¨ byloniers.” Volgens Ezra 2:64 keerden slechts ¨ 42.360 Israelitische mannen samen met hun vrouwen en kinderen uit de ballingschap in Babylon terug naar Jeruzalem. Dat gebeurde in 537 v.G.T. Flavius Josephus merkte op dat er in de eerste eeuw G.T. tienduizenden Joden rond ¨ Babylonie woonden. Tussen de derde en de vijfde eeuw werd in deze gemeenschappen het werk samengesteld dat bekendstaat als de Babylonische Talmoed. Uit documenten is gebleken dat er al in de zesde eeuw v.G.T. Joden in Egypte waren. In die periode richtte Jeremia een boodschap tot de Joden die in verschillende delen van Egypte woonden, waaronder Memphis (Jer. 44:1, vtn.). Waarschijnlijk zijn er tijdens de hellenistische periode grote aantallen Joden naar Egypte geemigreerd. Josephus zegt dat Joden tot de eer¨ ste kolonisten van Alexandrie behoorden. Na verloop van tijd kregen ze een heel stadsdeel toegewezen. In de eerste eeuw beweerde de Joodse schrijver Philo dat er verspreid over Egypte wel een miljoen Joden woonden, van ¨ „de kant van Libie tot aan de grens met Ethio¨ pie”.
26
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
hun hart. Het was Petrus’ doel om zijn toehoorders tot berouw te bewegen en niet om hen te veroordelen. Nam de menigte aanstoot aan Petrus’ woorden? Nee, ze waren „diep in hun hart getroffen” en vroegen: „Wat moeten wij doen?” Petrus’ positieve benadering heeft er blijkbaar toe bijgedragen dat hij het hart van velen bereikte, waardoor ze berouw kregen (Hand. 2:37). 14
We kunnen Petrus navolgen in de manier waarop hij een beroep deed op het hart. In de prediking hoeven we geen punt te maken van ieder onbijbels idee dat een huisbewoner heeft. Het is beter om in te gaan op punten van overDE CHRISTENEN IN PONTUS eenkomst. Als we een gemeenschappelijke basis met de huisbewoner hebben gelegd, kunnen we daarna tactvol aan de hand van Onder degenen die Petrus’ toespraak met Gods Woord redeneren. Wanneer Bijbelse Pinksteren 33 hoorden, bevonden zich Joden waarheden op zo’n positieve manier woruit Pontus, een streek in het noorden van ¨ den gepresenteerd, is er een grotere kans Klein-Azie (Hand. 2:9). Blijkbaar namen enkedat oprechte mensen goed op de boodschap len het goede nieuws mee terug naar huis, want onder degenen tot wie Petrus zijn eerste reageren. brief richtte waren gelovigen die „verstrooid”1 waren in plaatsen als Pontus (1 Petr. 1:1). Uit „Laat een ieder van u worden gedoopt” zijn brief blijkt dat deze christenen ’door veler(Handelingen 2:38-47) lei beproevingen werden bedroefd’ vanwege 15 Op die bijzondere dag van Pinksteren 33 hun geloof (1 Petr. 1:6). Waarschijnlijk hadzei Petrus tegen Joden en proselieten die poden ze te maken met tegenstand en vervolsitief reageerden: „Hebt berouw, en laat een ging. ieder van u worden gedoopt” (Hand. 2:38). In brieven van Plinius de Jongere, de stad¨ Het resultaat was dat zo’n drieduizend van houder van de Romeinse provincie Bithynie hen werden gedoopt, waarschijnlijk in waen van Pontus, aan keizer Trajanus wordt geterbekkens in of rond Jeruzalem.1 Gebeurde zinspeeld op andere beproevingen waarmee dat in een opwelling? Is met dit verslag een de christenen in Pontus te maken kregen. In precedent geschapen voor Bijbelstudenten een brief die hij rond het jaar 112 vanuit Ponen kinderen van christelijke ouders om zich tus schreef, berichtte hij dat de „besmetting” snel te laten dopen, nog voordat ze er klaar van het christendom iedereen bedreigde, onvoor zijn? Beslist niet. Bedenk dat de Joden geacht geslacht, leeftijd en positie. Plinius gaf en de joodse proselieten die met Pinkstepersonen die ervan beschuldigd werden chrisren 33 gedoopt werden, ijverige studenten tenen te zijn de gelegenheid het te ontkennen, en wie dat niet deed werd terechtgesteld. 1 Ter vergelijking: op 7 augustus 1993 werden op Iedereen die Christus vervloekte of een geeen internationaal congres van Jehovah’s Getuigen ¨ ¨ bed opzei voor de goden of voor de beeltenis in Kiev (Oekraıne) 7402 personen gedoopt in zes bassins. De doop nam in totaal twee uur en een van Trajanus, werd vrijgelaten. Plinius erkenkwartier in beslag. de: „Dit zijn allemaal dingen waar men echte christenen nooit toe kan dwingen.” 15. (a) Welke oproep deed Petrus, en hoe werd 1 Het Griekse woord dat weergegeven is met „die verstrooid zijn”, betekent „van de diaspora”. Deze uitdrukking heeft een Joodse bijklank, wat aangeeft dat veel van de eerste bekeerlingen uit Joodse gemeenschappen kwamen.
daarop gereageerd? (b) Hoe konden duizenden die het goede nieuws met Pinksteren hoorden ervoor in aanmerking komen nog diezelfde dag gedoopt te worden?
WIE WAREN DE PROSELIETEN?
van Gods Woord waren en deel uitmaakten van een volk dat aan Jehovah was opgedragen. Bovendien legden ze al ijver aan de dag: sommigen hadden zelfs grote afstanden afgelegd om op dit jaarlijkse feest aanwezig te zijn. Na de belangrijke waarheden te hebben aanvaard over de rol van Jezus Christus in de verwezenlijking van Gods voornemen, waren ze er klaar voor God voortaan te dienen als gedoopte volgelingen van Christus. 16
Jehovah zegende die groep beslist. Het verslag zegt: „Allen die gelovigen werden, waren bij elkaar en hadden alle dingen gemeenschappelijk, en zij verkochten voorts hun goederen en bezittingen en deelden de opbrengst aan allen uit, naar ieders behoefte” (Hand. 2:44, 45).1 Alle ware christenen willen die liefdevolle, zelfopofferende houding natuurlijk navolgen. 17
„Zowel joden als proselieten” luisterden naar Petrus’ toespraak met Pinksteren 33 (Hand. 2:10). Een van de bekwame mannen die werden aangesteld over de „noodzakelijke aangelegenheid” van de dagelijkse voedselverde¨ ¨ ling was Nikolaus, „een proseliet uit Antiochie” (Hand. 6:3-5). Proselieten waren heidenen, oftewel niet¨ Joden, die tot het judaısme waren bekeerd. Ze werden in alle opzichten als Joden bezien, om¨ dat ze de God en de Wet van Israel hadden aanvaard, alle andere goden afwezen, zich lieten besnijden (in het geval van mannen) en ¨ zich bij het volk Israel aansloten. Nadat de Joden in 537 v.G.T. uit de ballingschap in Babylon waren bevrijd, vestigden ve¨ len van hen zich ver buiten Israel maar hiel¨ den vast aan het judaısme. Hierdoor kwamen mensen overal in het Midden-Oosten in aanraking met de Joodse godsdienst. Schrijvers uit de oudheid als Horatius en Seneca bevestigen dat in veel landen grote groepen zich aangetrokken voelden tot de Joden en hun geloof, zich bij de Joodse gemeenschap aansloten en proselieten werden.
Bij de christelijke opdracht en doop zijn volgens de Bijbel een aantal noodzakelijke stappen betrokken. Iemand moet kennis in zich opnemen uit Gods Woord (Joh. 17:3). Hij moet geloof oefenen en berouw hebben van zijn vroegere levenswijze door er oprechte droefheid over te tonen (Hand. 3:19). Dan moet hij zich bekeren of omkeren en zich gaan bezighouden met goede werken die in overeenstemming zijn met Gods wil (Rom. 12:2; Ef. 4:23, 24). Na deze stappen kan hij zich in gebed aan God opdragen en zich vervolgens laten dopen (Matth. 16:24; 1 Petr. 3:21). 18 Ben jij een opgedragen, gedoopte discipel van Jezus Christus? Dan kun je heel dankbaar zijn voor het voorrecht dat je gekregen hebt. Net als de discipelen uit de eerste eeuw die met heilige geest vervuld werden, kun je op een krachtige manier gebruikt worden om grondig getuigenis af te leggen en Jehovah’s wil te doen!
1 Deze tijdelijke regeling voorzag in een behoefte die ontstond doordat bezoekers in Jeruzalem bleven om verder geestelijk opgebouwd te worden. De christenen deelden vrijwillig met elkaar en dit mag niet verward worden met de een of andere vorm van communisme (Hand. 5:1-4). 16. Hoe gaven de christenen in de eerste eeuw blijk van zelfopoffering? 17. Welke stappen moet iemand nemen om in aanmerking te komen voor de doop? 18. Welk voorrecht staat open voor gedoopte discipelen van Christus?
HOOFDST UK 4
„Ongeletterde en gewone mensen” De apostelen komen moedig in actie en Jehovah zegent hen Gebaseerd op Handelingen 3:1–5:11 HET schuin invallende licht van de middagzon beschijnt de krioelende menigte. Diepgelovige joden en discipelen van Christus stromen het tempelterrein op. Het is bijna „het uur van gebed”1 (Hand. 2:46; 3:1). Petrus en Johannes zoeken door de menigte hun weg naar de tempelpoort die de Schone wordt genoemd, een poort met indrukwekkende deuren bekleed met Korinthisch brons. Boven het geluid van de gesprekken en het geschuifel van voeten uit is te horen dat een bedelaar van middelbare leeftijd die al vanaf zijn geboorte kreupel is, om aalmoezen roept (Hand. 3:2; 4:22). 2
Petrus en Johannes komen dichter bij de bedelaar, die steeds opnieuw om geld vraagt. Ze blijven staan en de man kijkt verwachtingsvol naar hen ´ heb, geef ik u: op. Petrus zegt: „Zilver en goud bezit ik niet, maar wat ik wel In de naam van Jezus Christus de Nazarener, loop!” Stel je eens voor hoe verbaasd de menigte moet zijn als Petrus de kreupele man bij de hand pakt en de man voor het eerst in zijn leven rechtop staat! (Hand. 3:6, 7) Zie je de man naar zijn genezen benen kijken en de eerste aarzelende stappen zetten? Geen wonder dat hij begint rond te springen en God luidkeels gaat loven. 3
De opgetogen menigte stroomt rond Petrus en Johannes samen in de zuilengang van Salomo. Op dezelfde plaats waar Jezus eens stond te onderwijzen, vertelt Petrus hun over de eigenlijke betekenis van wat er net is gebeurd (Joh. 10:23). Hij biedt de menigte en de man die eerst kreupel was iets aan wat meer waard is dan zilver of goud en waar veel meer bij betrokken is dan een genezing. Het is de gelegenheid berouw te hebben, hun zonden uit te laten wissen en volgelingen te worden van degene die Jehovah heeft aangesteld als „de Voornaamste Bewerker van het leven”, Jezus Christus (Hand. 3:15). 4
Wat een bijzondere dag! Een man was lichamelijk gezond geworden en kon nu lopen. Nog eens duizenden kregen de gelegenheid geestelijk gezond gemaakt te worden zodat ze konden „wandelen op een wijze die Jehovah 1 Gebeden werden in de tempel opgezonden in samenhang met het ochtend- en avondoffer. Het avondoffer vond plaats op „het negende uur”, rond drie uur ’s middags. 1, 2. Welk wonder verrichten Petrus en Johannes vlak bij de tempelpoort? ¨ 3. Welk ongeevenaarde geschenk kunnen de man die eerst kreupel was en de menigte ontvangen? 4. (a) Tot welke confrontatie leidde de wonderbaarlijke genezing? (b) Welke twee vragen gaan we bespreken? 28
„ONGELETTERDE EN GEWONE MENSEN”
waardig is” (Kol. 1:9, 10). Bovendien zouden de gebeurtenissen van die dag uitlopen op een confrontatie tussen de loyale volgelingen van Christus en machthebbers die hen ervan wilden weerhouden Jezus’ opdracht te vervullen om de Koninkrijksboodschap bekend te maken (Hand. 1:8). Wat leren we van de methoden en de instelling van Petrus en Johannes, „ongeletterde en gewone mensen”, terwijl ze de menigte getuigenis gaven?1 (Hand. 4:13) En hoe kunnen we de manier navolgen waarop zij en de andere discipelen op vervolging reageerden?
Niet „door eigen kracht” (Handelingen 3:11-26) 5
Petrus en Johannes stonden voor de menigte, in het besef dat sommigen van hen nog niet zo lang geleden misschien hadden geroepen dat Jezus aan de paal gehangen moest worden (Mark. 15:8-15; Hand. 3:13-15). Wat een moed toonde Petrus toen hij openlijk verklaarde dat de kreupele man in de naam van Jezus was genezen! Petrus zwakte de waarheid niet af. Hij zei onomwonden dat de menigte medeplichtig was aan Christus’ dood. Maar Petrus koesterde geen wrok tegen hen, omdat ze ’in onwetendheid hadden gehandeld’ (Hand. 3:17). Hij deed een beroep op hen als zijn broeders en richtte zich op de positieve aspecten van de Koninkrijksboodschap. Als ze berouw hadden en geloof in Christus stelden, zouden er „tijden van verkwikking” voor hen komen van Jehovah (Hand. 3:19). Zo moeten ook wij moedig en rechtstreeks zijn als we Gods komende oordeel bekendmaken. Tegelijkertijd mogen we nooit lomp, ongevoelig of veroordelend zijn. In plaats daarvan zien we de ¨ broeders en zusters, en net als mensen tot wie we prediken als potentiele Petrus richten we ons vooral op de positieve aspecten van de Koninkrijksboodschap. 6
De apostelen waren bescheiden. Ze gingen niet met de eer strijken voor het wonder dat ze hadden verricht. Petrus zei tegen de menigte: „Waarom staart gij ons aan alsof wij hem door eigen kracht of godvruchtige toewijding hebben doen lopen?” (Hand. 3:12) Petrus en de andere apostelen wisten dat alles wat ze in hun bediening tot stand brachten aan Gods kracht te danken was en niet aan henzelf. Daarom lieten ze bescheiden alle eer naar Jehovah en Jezus gaan. 7 Ook wij moeten bescheiden zijn in de Koninkrijksprediking. Natuurlijk geeft Gods geest christenen in deze tijd niet de kracht om mensen door een wonder te genezen. Maar we kunnen mensen wel helpen om geloof in God en Christus te ontwikkelen en hetzelfde geschenk te ontvangen dat Petrus aanbood: de gelegenheid om vergeving van zonden te krijgen en door
1 Zie de kaders „Petrus — Van visser tot dynamische apostel” op blz. 30 en „Johannes — De discipel van wie Jezus hield” op blz. 33. 5. Wat leren we van de manier waarop Petrus de menigte toesprak? 6. Waaruit blijkt dat Petrus en Johannes nederig en bescheiden waren? 7, 8. (a) Wat kunnen we mensen aanbieden? (b) Hoe gaat de belofte van een „herstel van alle dingen” in deze tijd in vervulling?
29
PETRUS — VAN VISSER TOT DYNAMISCHE APOSTEL
Petrus staat in de Bijbel onder vijf namen bekend. Hij staat bekend onder de Hebreeuwse naam Simeon en het Griekse equivalent, Simon, en ook onder de naam Petrus en het Semitische equivalent, Cefas. De apostel wordt daarnaast nog Simon Petrus genoemd, een combinatie van twee namen (Matth. 10:2; Joh. 1:42; Hand. 15:14). Petrus was getrouwd en zijn schoonmoeder en broer woonden in hetzelfde huis (Mark. 1:29-31). ¨ Hij was een visser uit Bethsaıda, een stad aan de noordoever van de Zee van Galilea (Joh. 1:44). Later ging hij ¨ in Kapernaum wonen, niet ver daarvandaan (Luk. 4:31, 38). Jezus zat in de boot van Petrus toen hij een menigte toesprak die zich aan de Zee van Galilea had verzameld. Direct daarna haalde Petrus op aanwijzing van Jezus met zijn netten een wonderbaarlijke hoeveelheid vis binnen. Petrus viel door vrees bevangen op ¨ zijn knieen, maar Jezus zei tegen hem: „Wees niet langer bevreesd. Voortaan zult gij mensen levend vangen” (Luk. 5:1-11). Petrus viste samen met zijn broer Andreas en met Jakobus en Johannes. Alle vier lieten ze de visserij in de steek toen ze Jezus’ uitnodiging aanvaardden om zijn volgeling te worden (Matth. 4:18-22; Mark. 1:16-18). Ongeveer een jaar later hoorde Petrus bij de twaalf die Jezus uitkoos als zijn apostelen, wat „uitgezondenen” betekent (Mark. 3:13-16). Jezus koos Petrus, Jakobus en Johannes uit om bij speciale gelegenheden met hem mee te gaan. Ze waren getuige van Jezus’ transfiguratie, zagen ¨ dat hij Jaırus’ dochter opwekte, en deelden in zijn ´ verdriet in de hof van Gethsemane (Matth. 17:1, 2; 26:36-46; Mark. 5:22-24, 35-42; Luk. 22:39-46). Hetzelfde drietal stelde samen met Andreas de vraag over het teken van Jezus’ tegenwoordigheid (Mark. 13:1-4). Petrus was openhartig, dynamisch en soms impulsief. Het lijkt erop dat hij vaak zijn mening gaf ¨ voordat anderen dat deden. In de evangelien staan meer uitspraken van hem opgetekend dan van de
andere elf apostelen bij elkaar. Petrus stelde vragen terwijl de anderen zwegen (Matth. 15:15; 18:21; 19:27-29; Luk. 12:41; Joh. 13:36-38). Hij maakte bezwaar toen Jezus zijn voeten wilde wassen, maar toen Jezus hem terechtwees, vroeg hij hem ook zijn handen en zijn hoofd te wassen! — Joh. 13:5-10. Door sterke emoties bewogen probeerde Petrus Jezus ervan te overtuigen dat hij niet hoefde te lijden en sterven. Jezus corrigeerde hem streng voor dit gebrek aan onderscheidingsvermogen (Matth. 16:21-23). Tijdens Jezus’ laatste avond op aarde verklaarde Petrus dat hij Jezus nooit in de steek zou laten, ook als alle andere apostelen dat wel zouden doen. Toen Jezus door zijn vijanden werd gearresteerd, verdedigde Petrus hem moedig met het zwaard en volgde hij hem later helemaal naar de binnenplaats van de hogepriester. Maar even daarna verloochende Petrus zijn Meester drie keer, en toen hij besefte wat hij had gedaan, huilde hij bittere tranen (Matth. 26:31-35, 51, 52, 69-75). Kort voordat Jezus na zijn opstanding de eerste keer aan zijn apostelen in Galilea verscheen, kondigde Petrus aan dat hij ging vissen, en andere apostelen gingen met hem mee. Toen Petrus Jezus op het strand herkende, sprong hij impulsief in het water en zwom naar de kust. Bij het ontbijt dat Jezus voor zijn apostelen had klaargemaakt, vroeg hij aan Petrus of die meer van hem hield dan van „deze”, oftewel de vissen die voor hen lagen. Jezus spoorde Petrus aan hem volledig te volgen in plaats van een ` wereldse carriere na te streven, bijvoorbeeld in de visserij (Joh. 21:1-22). Ongeveer van 62 tot 64 predikte Petrus het goede nieuws in Babylon, in het huidige Irak, waar een grote groep Joden woonde (1 Petr. 5:13). In Babylon schreef Petrus de eerste en mogelijk ook de tweede ¨ geınspireerde brief die zijn naam draagt. Jezus gaf Petrus ’de kracht welke nodig is voor een apostelschap onder de besnedenen’ (Gal. 2:8, 9). Petrus vervulde zijn opdracht met medegevoel en ijver.
„ONGELETTERDE EN GEWONE MENSEN”
Jehovah verkwikt te worden. Elk jaar zijn er honderdduizenden die dit aanbod aannemen en gedoopte discipelen van Christus worden. 8 We leven beslist in de tijd van het „herstel van alle dingen” waarover Petrus sprak. Als vervulling van de woorden die „God bij monde van zijn heilige profeten van oudsher heeft gesproken” werd het Koninkrijk in 1914 in de hemel opgericht (Hand. 3:21; Ps. 110:1-3; Dan. 4:16, 17). Kort daarna begon Christus leiding te geven aan een geestelijk herstellingswerk op aarde. Als gevolg daarvan zijn miljoenen in een geestelijk paradijs gekomen en onderdanen van Gods koninkrijk geworden. Ze hebben de oude, verdorven persoonlijkheid afgelegd en de nieuwe persoonlijkheid aangedaan, „die naar Gods wil werd geschapen” (Ef. 4:22-24). Net als de genezing van de kreupele bedelaar wordt dit bijzondere werk niet door mensen tot stand gebracht, maar door Gods geest. En net als Petrus moeten we Gods Woord moedig en doeltreffend gebruiken om anderen te onderwijzen. Als het ons lukt mensen te helpen discipelen van Christus te worden, is dat door Gods kracht en niet door onze eigen kracht.
„Wij kunnen niet ophouden te spreken” (Handelingen 4:1-22) 9
Petrus’ toespraak en de rondspringende, luid roepende genezen man leidden tot opschudding. De tempelhoofdman, die ging over de veiligheid van het tempelgebied, en de overpriesters kwamen kijken wat er aan de hand was. ¨ een rijke sekte met veel poliWaarschijnlijk hoorden ze bij de sadduceeen, tieke macht die vrede met de Romeinen wilde bevorderen, de mondelinge ¨ voorstonden verwierp en het geloof in de opstanding wet die de farizeeen ¨ belachelijk maakte.1 Ze waren zwaar geırriteerd toen ze in de tempel Petrus en Johannes ontdekten, die moedig onderwezen dat Jezus uit de dood was opgestaan! 10
De woedende tegenstanders gooiden Petrus en Johannes in de gevangenis en sleepten hen de volgende dag voor de Joodse Hoge Raad. Vanuit het gezichtspunt van de elitaire bestuurders waren Petrus en Johannes „ongeletterde en gewone mensen” die niet het recht hadden in de tempel te onderwijzen. Ze hadden geen erkende religieuze opleiding gevolgd. Maar het hof verwonderde zich over hun vrijmoedigheid en hun overtuiging. Hoe kwam het dat Petrus en Johannes zo doeltreffend waren? Onder andere doordat ze „met Jezus waren geweest” (Hand. 4:13). Hun Meester had met echte autoriteit onderwezen, en niet zoals de schriftgeleerden (Matth. 7:28, 29). 11
Het hof beval de apostelen op te houden met prediken. In die samenleving legden de uitspraken van het hof veel gewicht in de schaal. Nog niet zo lang daarvoor had hetzelfde hof over Jezus geoordeeld: „Hij verdient de dood” (Matth. 26:59-66). Toch lieten Petrus en Johannes zich niet intimideren. 1 Zie het kader „De hogepriester en de overpriesters” op blz. 34. 9-11. (a) Hoe reageerden de Joodse leiders op de boodschap van Petrus en Johannes? (b) Wat besloten de apostelen te doen?
31
32
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
Terwijl ze voor deze rijke, hoogopgeleide, invloedrijke mannen stonden, verklaarden ze onbevreesd maar respectvol: „Oordeelt zelf of het in Gods ogen rechtvaardig is meer naar u te luisteren dan naar God. Maar wat ons betreft, wij kunnen niet ophouden te spreken over de dingen die wij gezien en gehoord hebben” (Hand. 4:19, 20). 12
Kun jij net zo moedig zijn? Hoe voel je je als je de gelegenheid krijgt getuigenis te geven aan rijke, hoogopgeleide of invloedrijke mensen in jouw omgeving? Wat doe je als familieleden, klasgenoten of collega’s je belachelijk maken vanwege je geloof? ¨ Voel je je geıntimideerd? Je kunt die gevoelens overwinnen. Terwijl Jezus op aarde was, leerde hij de apostelen hoe ze met zelfvertrouwen en respect hun geloof konden verdedigen (Matth. 10:11-18). Na zijn opstanding beloofde hij zijn discipelen dat hij met hen zou zijn, „alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen” (Matth. 28:20). Onder leiding van Jezus leert de slaafklasse in deze tijd ons hoe we voor ons geloof kunnen opkomen (Matth. 24:45-47; 1 Petr. 3:15). Dat leren we op gemeentevergaderingen, zoals de theocratische bedieningsschool, en via Bijbelse publicaties, zoals Redeneren aan de hand van de Schrift. Maak jij een goed gebruik van deze voorzieningen? Laat je er door niets van weerhouden te praten over Dan zul je met meer moed en overtuide schitterende geestelijke waarheden die je hebt geleerd ging kunnen spreken. En net als de apostelen zul je je er door niets van laten weerhouden te praten over de schitterende geestelijke waarheden die je gezien en gehoord hebt.
’Zij verhieven hun stem tot God’ (Handelingen 4:23-31) 13
Nadat Petrus en Johannes waren vrijgelaten, kwamen ze meteen met de rest van de gemeente bijeen. Samen ’verhieven zij hun stem tot God’ en baden om de moed om door te gaan met prediken (Hand. 4:24). Petrus wist maar al te goed hoe dwaas het is op eigen kracht te vertrouwen als we Gods wil proberen te doen. Nog niet zo lang daarvoor had hij vol zelfvertrouwen tegen Jezus gezegd: „Ook al worden alle anderen in verband met u tot struikelen gebracht, ik zal nimmer tot struikelen worden gebracht!” Maar zoals Jezus had voorzegd, gaf Petrus al snel toe aan mensenvrees en verloochende 12. Wat kan ons helpen moed en overtuiging te ontwikkelen? 13, 14. Wat moeten we doen als we met tegenstand te maken krijgen, en waarom?
JOHANNES — DE DISCIPEL VAN WIE JEZUS HIELD
De apostel Johannes was een zoon van Zebe¨ deus en de broer van de apostel Jakobus. De naam ´ van zijn moeder was waarschijnlijk Salome, misschien de zus van Maria, Jezus’ moeder (Matth. 10:2; 27:55, 56; Mark. 15:40; Luk. 5:9, 10). Johannes kan dus familie van Jezus zijn geweest. Het schijnt dat Johannes’ familie welge¨ steld was. Zebedeus’ vissersbedrijf was groot genoeg om loonarbeiders in dienst te nemen (Mark. 1:20). Sa´ lome vergezelde Jezus, zorgde voor hem toen hij in Galilea was en bracht later specerijen om Jezus’ lichaam klaar te maken voor de begrafenis (Mark. 16:1; Joh. 19:40). Johannes had blijkbaar een eigen huis (Joh. 19:26, 27). Waarschijnlijk was Johannes de discipel van Johannes de Doper die er samen met Andreas bij was toen Johannes de Doper naar Jezus keek en zei: „Ziet, het Lam Gods!” (Joh. 1:35, 36, 40) Na deze introductie ging Johannes, de zoon van ¨ Zebedeus, blijkbaar met Jezus mee naar Kana en was hij ooggetuige van Jezus’ eerste wonder (Joh. 2:1-11). Johannes beschrijft Jezus’ daaropvolgende activiteiten in Jeruzalem, Samaria en Galilea zo levendig en gedetailleerd dat de evangelieschrijver ook hier vermoedelijk zelf bij aanwezig is geweest. De bereidheid waarmee Johannes, net als Jakobus, Petrus en Andreas, zijn visnetten, boot en broodwinning in de steek liet toen Jezus hem vroeg zijn volgeling te worden, is een bewijs van zijn geloof (Matth. 4:18-22). Johannes is in de evangelieverslagen niet zo prominent in beeld als Petrus. Maar ook Johannes had een krachtige persoonlijkheid, wat blijkt uit de bijnaam die Jezus hem en zijn broer Jakobus gaf: Boanerges, wat „Zonen van de donder” betekent (Mark. 3:17). In eerste instantie was Johannes uit op aanzien, zelfs zo erg dat hij en zijn broer hun moeder naar Jezus stuurden om een be-
voorrechte positie voor hen in zijn koninkrijk te vragen. Hoewel hun verlangen zelfzuchtig was, was het ook een bewijs van hun geloof in de realiteit van het Koninkrijk. De ambitie van de broers stelde Jezus in de gelegenheid al zijn apostelen raad te geven over het belang van nederigheid (Matth. 20:20-28). Johannes’ sterke karakter kwam naar voren toen hij een man die niet bij Jezus’ volgelingen hoorde ervan probeerde te weerhouden demonen in Zijn naam uit te werpen. Bij een andere gelegenheid wilde Johannes vuur uit de hemel laten komen om de inwoners van een Samaritaans dorp te vernietigen die niet positief reageerden toen Jezus boodschappers stuurde om bepaalde voorbereidingen voor hem te treffen. Jezus wees Johannes in beide gevallen terecht. Met het verstrijken van de tijd ontwikkelde Johannes blijkbaar het evenwicht en de barmhartigheid die hij eens tekortkwam (Luk. 9:49-56). Maar ondanks zijn tekortkomingen was Johannes „de discipel van wie Jezus veel hield”. Toen Jezus op het punt stond te sterven, vertrouwde hij zijn eigen moeder daarom aan Johannes’ zorg toe (Joh. 19:26, 27; 21:7, 20, 24). Johannes overleefde de andere apostelen, zoals Jezus had voorzegd (Joh. 21:20-22). Johannes heeft Jehovah zo’n zeventig jaar lang trouw gediend. Tegen het eind van zijn leven, tijdens de regering van de Romeinse keizer Domitianus, werd Johannes naar het eiland Patmos verbannen „wegens het spreken over God en het getuigenis afleggen van Jezus”. Daar ontving Johannes rond 96 de visioenen die hij in het boek Openbaring optekende (Openb. 1:1, 2, 9). Volgens de overlevering ging hij na zijn vrijlating naar Efeze, waar hij het evangelie optekende dat zijn naam draagt en de brieven die bekendstaan als 1, 2 en 3 Johannes, en is hij rond het jaar 100 in Efeze gestorven.
34
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
hij zijn vriend en leraar. Petrus leerde echter van zijn fout (Matth. 26:33, 34, 69-75). 14
Vastberadenheid alleen is niet voldoende om je opdracht te vervullen een getuige van Christus te zijn. Als tegenstanders proberen je geloof kapot te maken of proberen je te laten ophouden met prediken, volg dan het voorbeeld van Petrus en Johannes. Bid tot Jehovah om kracht. Zoek de steun van de gemeente. Vertel de ouderlingen en andere rijpe personen over de problemen waar je voor staat. De gebeden van anderen kunnen veel kracht geven (Ef. 6:18; Jak. 5:16). 15 Als je ooit als gevolg van druk een tijdlang met prediken opgehouden bent, wees dan niet ontmoedigd. Na Jezus’ dood hielden alle apostelen een tijdlang op met prediken, maar al snel waren ze weer actief (Matth. 26:56; 28:10, 16-20). Laat je niet ontmoedigen door fouten die je in het verleden hebt gemaakt, maar leer iets van deze ervaring en gebruik dat weer om anderen aan te moedigen. 16
Waar moeten we om bidden als we door de overheid onderdrukt worden? Merk op dat de discipelen niet vroegen of ze voor beproevingen gespaard konden worden. Ze wisten heel goed dat Jezus had gezegd: „Indien zij mij hebben vervolgd, zullen zij ook u vervolgen” (Joh. 15:20). In plaats daarvan vroeDE HOGEPRIESTER gen deze loyale discipelen Jehovah om ’aanEN DE OVERPRIESTERS dacht te schenken’ aan de bedreigingen van de tegenstanders (Hand. 4:29). De discipelen De hogepriester vertegenwoordigde zijn volk zagen dus het grote geheel en begrepen dat voor God. In de eerste eeuw was hij ook het de vervolging die ze ondervonden de vervulhoofd van het Sanhedrin. Hij werd omringd ling van een profetie was. Ze wisten dat Gods door de overpriesters, die als leiders van de wil ’op aarde zou geschieden’, zoals Jezus Joden fungeerden. Onder hen bevonden zich hun had leren bidden, ongeacht wat mensevoormalige hogepriesters, zoals Annas, en anlijke regeerders zeggen (Matth. 6:9, 10). dere volwassen mannen uit de families (waarschijnlijk niet meer dan vier of vijf) waaruit de hogepriesters werden gekozen. De geleer¨ de Emil Schurer schreef: „Alleen al het feit dat iemand tot een van de bevoorrechte families behoorde moet hem een bijzonder aanzien hebben gegeven” onder de priesters. De Bijbel zegt dat hogepriesters hun leven lang dienden (Num. 35:25). Maar in de tijd waarin Handelingen werd geschreven, werden hogepriesters aangesteld en weer afgezet naar de willekeur van Romeinse stadhouders en koningen die bij de gratie van Rome regeerden. Het lijkt er echter wel op dat deze heidense regeerders de hogepriesters kozen uit het pries¨ tergeslacht dat van Aaron afstamde.
17
Om Gods wil te kunnen doen baden de discipelen tot Jehovah: „Geef uw slaven dat zij met alle vrijmoedigheid uw woord blijven spreken.” Jehovah reageerde onmiddellijk. „Na het opzenden van hun smekingen schudde de plaats waar zij vergaderd waren, en zij werden allen zonder uitzondering met de heilige geest vervuld en spraken het woord van God met vrijmoedigheid” (Hand. 15. Waarom moeten personen die ooit een tijdlang zijn gestopt met prediken, zich niet ontmoedigd voelen? 16, 17. Wat kunnen we leren van het gebed dat door Christus’ volgelingen in Jeruzalem werd opgezonden?
„ONGELETTERDE EN GEWONE MENSEN”
4:29-31). Niets kan voorkomen dat Gods wil wordt volbracht (Jes. 55:11). Hoe uitzichtloos de situatie ook lijkt of hoe machtig de tegenstander ook is, als wij ons in gebed tot God richten, kunnen we er zeker van zijn dat Hij ons de kracht zal geven om zijn woord met vrijmoedigheid te blijven spreken.
’Niet mensen, maar God’ willen behagen (Handelingen 4:32–5:11) 18 De pas opgerichte gemeente in Jeruzalem telde al snel meer dan vijfduizend leden.1 Ondanks hun uiteenlopende achtergronden waren de dis´ van hart en ziel”. Ze waren verenigd in dezelfde geest en in decipelen „e´ en zelfde gedachtegang (Hand. 4:32; 1 Kor. 1:10). De discipelen deden meer dan Jehovah vragen of hij hun inspanningen wilde zegenen. Ze stonden elkaar geestelijk bij en zo nodig ook materieel (1 Joh. 3:16-18). Zo verkocht de discipel Jozef, die van de apostelen de bijnaam Barnabas had gekregen, een stuk grond dat hij bezat en gaf hij onzelfzuchtig het hele bedrag zodat personen uit verre landen langer in Jeruzalem konden blijven om meer over hun nieuwe geloof te leren. 19
Ook Ananias en Saffira verkochten een bezit en gaven een bijdrage. Ze deden alsof ze het hele bedrag gaven, maar hielden „in het geheim iets van de prijs achter” (Hand. 5:2). Jehovah bracht dit echtpaar ter dood, niet omdat ze niet genoeg gaven, maar omdat ze met een verkeerd motief gaven en oneerlijk waren. Niet tegen mensen maar tegen God hadden ze gelogen (Hand. 5:4). Net als de huichelaars die door Jezus werden veroordeeld, vonden Ananias en Saffira het belangrijker eer van mensen te krijgen dan Gods goedkeuring te hebben (Matth. 6:1-3). 20
Net als de getrouwe discipelen in het eerste-eeuwse Jeruzalem steunen miljoenen Getuigen in deze tijd vrijgevig het wereldwijde predikingswerk door vrijwillige bijdragen te geven. Niemand wordt gedwongen om zijn tijd of geld te geven ter ondersteuning van dit werk. Jehovah wil beslist niet dat we hem „met tegenzin of onder dwang” dienen (2 Kor. 9:7). Als we iets geven is ¨ Jehovah niet geınteresseerd in de hoeveelheid, maar in het motief waarmee we het geven (Mark. 12:41-44). We willen nooit zijn als Ananias en Saffira en onze dienst voor God laten motiveren door eigenbelang of omdat we eer van mensen willen ontvangen. Laten we er in plaats daarvan voor zorgen dat onze dienst voor Jehovah, net als die van Petrus, Johannes en Barnabas, altijd gemotiveerd wordt door echte liefde voor God en onze medemens (Matth. 22:37-40). ¨ 1 In het jaar 33 waren er in Jeruzalem misschien slechts zo’n zesduizend farizeeen en nog ¨ minder sadduceeen. Dat kan mede verklaren waarom deze twee groepen zich steeds meer bedreigd voelden door de leer van Jezus. 18. Wat deden leden van de gemeente in Jeruzalem voor elkaar? 19. Waarom bracht Jehovah Ananias en Saffira ter dood? 20. Welke lessen hebben we geleerd over geven aan Jehovah?
35
„Zij haalden hen dan en stelden hen in de Sanhedrin-zaal.” — Handelingen 5:27
HOOFDST UK 5
’Wij moeten God als regeerder gehoorzamen’ De apostelen nemen een standpunt in dat een precedent schept voor alle ware christenen Gebaseerd op Handelingen 5:12–6:7 DE RECHTERS van het Sanhedrin koken van woede! De apostelen van Jezus staan terecht voor deze Hoge Raad. Waarom? Jozef Kajafas, de hogepriester en voorzitter van het Sanhedrin, spreekt hen streng toe: „Wij hebben u uitdrukkelijk bevolen niet door te gaan met onderwijzen op basis van deze naam.” De boze voorzitter kan de naam van Jezus niet eens over zijn lippen krijgen. „Nochtans”, vervolgt hij, „hebt gij Jeruzalem met uw leer vervuld, en gij zijt vastbesloten het bloed van deze mens over ons te brengen” (Hand. 5:28). De boodschap is duidelijk: houd op met prediken, anders zwaait er wat! 2
Hoe zullen de apostelen reageren? Hun opdracht om te prediken komt van Jezus, en die heeft zijn autoriteit van God gekregen (Matth. 28:18-20). Zullen de apostelen toegeven aan mensenvrees en zich het zwijgen laten opleggen? Of zullen ze de moed hebben om standvastig te blijven en door te gaan met prediken? Het komt eigenlijk hierop neer: zullen ze God gehoorzamen of mensen? Zonder aarzelen spreekt Petrus uit naam van alle apostelen. Zijn woorden zijn ondubbelzinnig en moedig. 3 Als ware christenen interesseert het ons bijzonder hoe de apostelen op de dreigementen van het Sanhedrin reageerden. De opdracht om te prediken is ook op ons van toepassing. Bij het uitvoeren van deze opdracht van God kunnen ook wij met tegenstand te maken krijgen (Matth. 10:22). Tegenstanders kunnen proberen ons werk beperkingen op te leggen of te verbieden. Wat zullen we dan doen? We kunnen veel hebben aan een bespreking van het standpunt dat de apostelen innamen en de omstandigheden die ertoe leidden dat ze voor het Sanhedrin terecht moesten staan.1
’Jehovah’s engel opende de deuren van de gevangenis’ (Handelingen 5:12-21a) 4 De eerste keer dat het bevel kwam om op te houden met prediken antwoordden Petrus en Johannes: „Wij kunnen niet ophouden te spreken over de dingen die wij gezien en gehoord hebben” (Hand. 4:20). Na die confrontatie
1 Zie het kader „Het Sanhedrin — De Hoge Raad van de Joden” op blz. 39. 1-3. (a) Waarom staan de apostelen terecht voor het Sanhedrin, en waar gaat het in feite ¨ om? (b) Waarom zijn we bijzonder geınteresseerd in het standpunt van de apostelen? ¨ 4, 5. Waarom werden Kajafas en de sadduceeen „met jaloezie vervuld”? 37
38
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
met het Sanhedrin gingen Petrus, Johannes en de rest van de apostelen ermee door in de tempel te prediken. De apostelen verrichtten grote tekenen; ze genazen bijvoorbeeld zieken en wierpen demonen uit. Dat deden ze „in Salomo’s zuilengang”, een overdekte galerij aan de oostkant van de tempel waar altijd veel Joden bijeenkwamen. Blijkbaar had zelfs de schaduw van Petrus een genezende werking! Velen die lichamelijk genezen werden, reageerden ook positief op de woorden van geestelijke genezing. Het resultaat? „Er bleven gelovigen in de Heer toegevoegd worden, menigten van zowel mannen als vrouwen” (Hand. 5:12-15). ¨ 5 Kajafas en de sadduceeen, de sekte waar hij bij hoorde, werden „met jaloezie vervuld” en lieten de apostelen gevangenzetten (Hand. 5:17, 18). Waarom ¨ waren de sadduceeen zo woedend? De apostelen onderwezen dat Jezus uit de ¨ dood was opgestaan, maar de sadduceeen geloofden niet in de opstanding. De apostelen zeiden dat iemand alleen gered kon worden door geloof te stel¨ len in Jezus, maar de sadduceeen waren bang voor represailles van Rome als de mensen naar Jezus zouden opzien als hun leider (Joh. 11:48). Geen won¨ der dat de sadduceeen vastbesloten waren de apostelen de mond te snoeren! 6
Ook nu zijn religieuze tegenstanders de grootste aanstichters van vervolging tegen Jehovah’s aanbidders. Vaak proberen ze hun invloed bij de overheid en de media te gebruiken om onze prediking te stoppen. Dat hoeft ons niet te verbazen, want onze boodschap ontmaskert de valse religie. Oprechte mensen die Bijbelse waarheden aanvaarden, worden vrijgemaakt van onbijbelse leringen en praktijken (Joh. 8:32). Het is dus niet zo vreemd dat religieuze leiders door onze boodschap vaak jaloezie en haat gaan koesteren. 7 Terwijl de apostelen in de gevangenis wachtten op hun proces, hebben ze zich misschien afgevraagd of ze door toedoen van hun vijanden de marteldood zouden sterven (Matth. 24:9). Maar tijdens die nacht gebeurde er iets onverwachts: ’Jehovah’s engel opende de deuren van de gevangenis’ (Hand. 5:19).1 De engel gaf hun toen de specifieke opdracht: ’Stelt u op in de tempel en blijft spreken’ (Hand. 5:20). Dat overtuigde de apostelen er ongetwijfeld van dat ze het juiste hadden gedaan. De woorden van de engel hebben hen waarschijnlijk ook gesterkt om standvastig te blijven, wat hun ook te wachten stond. Met een sterk geloof en met moed „traden zij bij het aanbreken van de dag de tempel binnen en gingen er onderwijzen” (Hand. 5:21). 8
Het is voor iedereen verstandig zich af te vragen: zou ik het geloof en de moed hebben die nodig zijn om onder zulke omstandigheden door te gaan met prediken? Het besef dat het belangrijke werk om „grondig getuigenis af 1 Dit is de eerste van de ongeveer twintig keer dat er in Handelingen specifiek over engelen wordt gesproken. Eerder, in Handelingen 1:10, wordt er indirect naar engelen verwezen als „mannen in witte klederen”. 6. Wie zijn nu de grootste aanstichters van vervolging tegen Jehovah’s aanbidders, en waarom hoeft dat ons niet te verbazen? 7, 8. Welke uitwerking heeft de opdracht van de engel ongetwijfeld op de apostelen gehad, en welke vraag zouden wij ons moeten stellen?
’WIJ MOETEN GOD ALS REGEERDER GEHOORZAMEN’
39
te leggen betreffende het koninkrijk Gods” door engelen gesteund en geleid wordt, kan ons moed geven (Hand. 28:23; Openb. 14:6, 7).
„Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen” (Handelingen 5:21b-33) 9 Kajafas en de andere rechters van het Sanhedrin zaten inmiddels klaar om de apostelen eens flink onder handen te nemen. Omdat ze niet wisten wat er in de gevangenis gebeurd was, stuurden ze beambten om de gevangenen te halen. Stel je eens voor hoe verbaasd de beambten geweest moeten zijn toen ze ontdekten dat de gevangenen weg waren, hoewel de gevangenis ’met alle veiligheidsvoorzieningen op slot was en de wachtposten bij de deuren stonden’ (Hand. 5:23). De tempelhoofdman kreeg al snel te horen dat de apostelen weer in de tempel waren en getuigenis aflegden van Jezus Christus — precies de reden waarom ze gevangen waren gezet! De hoofdman en zijn beambten gingen snel naar de tempel om hen op te halen en naar het Sanhedrin te brengen. 10 Zoals aan het begin van dit hoofdstuk werd beschreven, wilden de woedende religieuze leiders dat de apostelen ophielden met prediken. De reactie van de apostelen? Petrus antwoordde als hun woordvoerder moedig: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen” (Hand. 5:29). De apostelen HET SANHEDRIN schiepen daarmee een precedent voor ware — DE HOGE RAAD VAN DE JODEN christenen door de eeuwen heen. Menselijke regeerders verliezen hun recht op gehoorHoewel Judea een provincie van het Romeinzaamheid in situaties waarin ze verbieden se Rijk was, stond Rome de Joden toe aan hun wat God van ons vraagt of eisen wat God vereigen tradities vast te houden en werd hun grobiedt. Dus als „de superieure autoriteiten” in tendeels zelfbestuur toegestaan. Kleine misdeze tijd ons getuigeniswerk verbieden, kundrijven en burgerlijke zaken werden door plaatnen we niet ophouden met het uitvoeren van selijke rechtbanken behandeld, maar zaken de opdracht die God ons heeft gegeven om die ze niet konden afhandelen werden doorhet goede nieuws te prediken (Rom. 13:1). In verwezen naar het Grote Sanhedrin in Jeruzaplaats daarvan zullen we naar onopvallenlem. Dat fungeerde als het hoogste gerechtsde manieren zoeken om grondig getuigenis te hof van het Joodse volk en als een nationale blijven afleggen van Gods koninkrijk. bestuursraad. Het Sanhedrin had ook de uit11 Zoals te verwachten was, werden de recheindelijke zeggenschap over de interpretatie ters door het moedige antwoord van de aposvan de Joodse wet, en de autoriteit ervan werd telen nu echt woedend. Ze waren vastbeslodoor alle Joden erkend. ten de apostelen ’om het leven te brengen’ Het Sanhedrin hield waarschijnlijk zitting in (Hand. 5:33). Het leek nu wel zeker dat deze een ruimte die zich op het terrein van de temmoedige, ijverige getuigen de marteldood zoupel bevond of in de directe omgeving daarvan. den sterven. Maar opeens kwam er uit onverDe Raad bestond uit 71 leden: de hogeprieswachte hoek hulp opdagen. ter, die tevens voorzitter was; andere adellijke ¨ priesters, onder wie sadduceeen; aristocrati9-11. Hoe reageerden de apostelen toen het sche leken en erudiete schriftgeleerden. De Sanhedrin eiste dat ze ophielden met prediken, en uitspraken van dit hof waren bindend. hoe vormt dit een precedent voor ware christenen?
40
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
’Gij zult hen niet te gronde kunnen richten’ (Handelingen 5:34-42) ¨ 12 Gamaliel, „een leraar der Wet, die bij het gehele volk in aanzien stond,” nam het voor hen op.1 Deze jurist moet veel respect onder zijn collega’s genoten hebben, want hij nam de touwtjes in handen en ging zelfs zover dat hij „gebood de mannen [de apostelen] een ogenblik naar buiten te brengen” ¨ (Hand. 5:34). Gamaliel haalde voorbeelden aan van vroegere oproeren die snel uitdoofden toen de leiders eenmaal dood waren, en hij spoorde het hof aan geduldig en tolerant te zijn tegenover de apostelen, van wie de Leider, Jezus, nog maar net was gestorven. Zijn argumentatie was overtuigend: „Laat u niet in met deze mensen, maar laat hen begaan (want indien dit plan of dit werk uit mensen is, zal het te gronde worden gericht; maar indien het uit God is, zult gij hen niet te gronde kunnen richten); anders zou misschien blijken dat gij in werkelijkheid tegen God strijdt” (Hand. 5:38, 39). De rechters volgden dit advies op. Toch lieten ze de apostelen geselen en gaven ze hun het bevel „niet meer op basis van Jezus’ naam te spreken” (Hand. 5:40). ¨ 13 Ook nu kan Jehovah vooraanstaande mannen zoals Gamaliel ertoe aanzetten om voor zijn volk te bemiddelen (Spr. 21:1). Jehovah kan zijn geest gebruiken om machtige regeerders, rechters of wetgevers ertoe te bewegen iets in harmonie met zijn wil te doen (Neh. 2:4-8). Maar als hij toelaat dat we „lijden ter wille van rechtvaardigheid”, kunnen we van twee dingen zeker zijn (1 Petr. 3:14). Ten eerste kan God ons de kracht geven om te volharden (1 Kor. 10:13). Ten tweede zullen tegenstanders Gods werk niet te gronde kunnen richten (Jes. 54:17). 14
Lieten de apostelen zich door de geseling ontmoedigen of waren ze minder standvastig? Nee, ze „gingen van het Sanhedrin vandaan, verheugd” (Hand. 5:41). Waarom waren ze „verheugd”? Niet omdat ze zo veel pijn hadden van de slagen. Ze waren verheugd omdat ze wisten dat ze vervolgd werden vanwege hun trouw aan Jehovah en omdat ze in de voetstappen waren getreden van hun Model, Jezus (Matth. 5:11, 12). 15
Net als onze broeders uit de eerste eeuw volharden we vreugdevol als we lijden ondergaan ter wille van het goede nieuws (1 Petr. 4:12-14). We vinden het niet fijn dat we te maken krijgen met bedreigingen, vervolging of gevangenisstraf. Maar het geeft ons veel voldoening Jehovah trouw te blijven. Neem bijvoorbeeld Henryk Dornik, die jarenlang wreed is behandeld door totalitaire regimes. In augustus 1944 besloten de autoriteiten hem en zijn broer naar een concentratiekamp te sturen. De tegenstanders zeiden: „Het is onmogelijk hen tot ook maar iets te bewegen. Hun martelaarschap schenkt hun vreugde.” Broeder Dornik vertelt: „Hoewel ik geen martelaar wilde zijn, schonk ¨ 1 Zie het kader „Gamaliel — Gerespecteerd onder de rabbi’s” op blz. 41. ¨ 12, 13. (a) Welk advies gaf Gamaliel aan zijn collega’s, en wat deden ze? (b) Hoe kan Jehovah zijn volk in deze tijd te hulp komen, en waar kunnen we zeker van zijn als hij toelaat dat we „lijden ter wille van rechtvaardigheid”? 14, 15. (a) Hoe reageerden de apostelen op de geseling die ze ondergingen, en waarom? (b) Vertel een ervaring waaruit blijkt dat Jehovah’s volk met vreugde volhardt.
¨ GAMALIEL — GERESPECTEERD ONDER DE RABBI’S
het me wel vreugde om moedig en waardig te lijden wegens mijn loyaliteit aan Jehovah” (Jak. 1:2-4). 16 De apostelen gingen direct weer aan de slag. Onverschrokken bleven ze „elke dag in de tempel en van huis tot huis onderwijzen en het goede nieuws over de Christus, Jezus, bekendmaken” (Hand. 5:42).1 Deze ijverige predikers waren vastbesloten grondig getuigenis af te leggen. Merk op dat ze de boodschap bij de mensen thuis gingen brengen, zoals Jezus Christus hun had opgedragen (Matth. 10:7, 11-14). Ongetwijfeld was dat de manier waarop ze Jeruzalem met hun leer hadden vervuld. In deze tijd staan Jehovah’s Getuigen erom bekend dat ze die apostolische predikingsmethode navolgen. Door ieder huis in ons gebied te bezoeken, laten we duidelijk zien dat we grondig willen zijn en iedereen de gelegenheid willen geven het goede nieuws te horen. Heeft Jehovah onze huis-aan-huisprediking gezegend? Absoluut! Miljoenen hebben in deze eindtijd positief op de Koninkrijksboodschap gereageerd, en velen hebben het goede nieuws voor het eerst gehoord toen een Getuige bij hen aan de deur kwam.
¨ De Gamaliel uit Handelingen wordt over ¨ het algemeen vereenzelvigd met Gamaliel de Oude, de kleinzoon van Hillel, die de liberaal¨ ste van de twee scholen van het farizeısme ¨ had gesticht. Gamaliel had een vooraanstaande positie binnen het Sanhedrin, en onder de rabbijnen genoot hij zo veel aanzien dat hij als eerste de eretitel „Rabban” kreeg. In de Misjna staat: „Met de dood van Rabban Gama¨ liel de Oude hield de heerlijkheid van de Wet op en stierven zuiverheid en onthouding.” Verschillende humane wetten staan op zijn naam. De Encyclopaedia Judaica zegt: „Vooral van belang is zijn besluit een vrouw toe te staan te hertrouwen op grond van het getuigenis van ´ ´ een getuige dat haar man overleden is.” Er wordt ook van hem gezegd dat hij wetten heeft opgesteld om vrouwen tegen een gewetenloze echtgenoot te beschermen en weduwen tegen gewetenloze kinderen, en dat hij betoogde dat arme heidenen dezelfde rechten op het nalezen van de oogst moesten hebben als arme Joden.
Bekwame mannen zorgen voor een „noodzakelijke aangelegenheid” (Handelingen 6:1-6) 17 De pas opgerichte gemeente kreeg nu te maken met een subtiel gevaar dat van binnenuit kwam. Veel van de discipelen die gedoopt werden, waren namelijk op bezoek in Jeruzalem en wilden meer leren voordat ze naar huis teruggingen. Discipelen die in Jeruzalem woonden gaven bereidwillig bijdragen om te voorzien in voedsel en andere levensbehoeften (Hand. 2:44-46; 4:34-37). Er ontstond een lastige situatie toen de Griekssprekende weduwen „bij de dagelijkse voedselverdeling over het hoofd werden gezien” (Hand. 6:1). Maar de Hebreeuwssprekende weduwen werden niet over het hoofd gezien. Het probleem had dus duidelijk met discriminatie te maken. Er zijn maar weinig dingen die meer verdeeldheid kunnen veroorzaken dan dat.
1 Zie het kader „’Van huis tot huis’ prediken” op blz. 42. 16. Waaruit blijkt dat de apostelen vastbesloten waren grondig getuigenis af te leggen, en hoe volgen we de apostolische predikingsmethode na? 17-19. Welk probleem ontstond er dat verdeeldheid had kunnen zaaien, en welke richtlijnen gaven de apostelen om het op te lossen?
42
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
18
De apostelen dienden als het besturende lichaam van de groeiende gemeente, en ze zagen in dat het niet verstandig zou zijn zich ’van het woord Gods terug te trekken ten einde voedsel te verdelen’ (Hand. 6:2). Om het probleem op te lossen vroegen ze de discipelen op zoek te gaan naar zeven mannen „vol van geest en wijsheid” die de apostelen konden aanstellen over deze „noodzakelijke aangelegenheid” (Hand. 6:3). Er waren bekwame mannen nodig omdat het werk waarschijnlijk niet alleen betekende dat ze voedsel uitdeelden, maar ook dat ze geld beheerden, inkopen deden en de administratie goed bijhielden. De gekozen mannen hadden allemaal een Griekse naam, waardoor ze misschien makkelijker geaccepteerd werden door de benadeelde weduwen. Nadat de apostelen de aanbeveling onder gebed hadden overwogen, stelden ze de zeven mannen aan om zorg te dragen voor deze „noodzakelijke aangelegenheid”.1 19
Waren de zeven mannen die werden aangesteld om het voedsel te verdelen nu vrijgesteld van de verantwoordelijkheid het goede nieuws te prediken? Zeker niet! Een van de mannen die werden uitgekozen was Stefanus, die een moedig en krachtig getuigenis heeft afgelegd (Hand. 6:8-10). Ook Filippus was een van de zeven, en hij wordt „de evangelieprediker” genoemd (Hand. 21:8). Het is duidelijk dat de zeven mannen ijverig het Koninkrijk bekend bleven maken. 20
Jehovah’s volk in deze tijd volgt het apostolische patroon. Mannen die
1 Wellicht voldeden deze mannen aan de algemene vereisten voor ouderlingen, want de zorg voor deze „noodzakelijke aangelegenheid” was een grote verantwoordelijkheid. De Bijbel geeft echter niet aan vanaf welk moment er precies mannen als ouderling of opziener in de gemeente werden aangesteld. 20. Hoe volgt Gods volk in deze tijd het apostolische patroon?
„VAN HUIS TOT HUIS” PREDIKEN
Hoewel het Sanhedrin het predikingswerk van de discipelen verboden had, gingen ze ermee door „elke dag in de tempel en van huis tot huis” te prediken en te onderwijzen (Hand. 5:42). Wat wordt er precies bedoeld met „van huis tot huis”? In het Grieks betekent de uitdrukking kat’ oikon letterlijk „per (volgens) huis”. Verschillende vertalers zeggen dat de manier waarop het woord kata wordt gebruikt, erop duidt dat de discipelen van het ene huis naar het volgende gingen. Het woord kata wordt op een vergelijkbare manier gebruikt in Lukas 8:1, waar over Jezus wordt gezegd dat hij „van stad tot stad en van dorp tot dorp” trok om te prediken.
In Handelingen 20:20 wordt de meervoudsvorm, kat’ oikous, gebruikt. Paulus zei tegen opzieners: ’Ik heb mij er niet van weerhouden u in het openbaar en van huis tot huis te onderwijzen.’ Dat Paulus het hier niet gewoon had over onderwijs geven in de huizen van de ouderlingen, zoals sommigen opperen, blijkt uit het volgende vers: „Doch ik heb zowel aan joden als aan Grieken grondig getuigenis afgelegd omtrent berouw jegens God en geloof in onze Heer Jezus” (Hand. 20:21). Geloofsgenoten hadden al berouw getoond en oefenden al geloof in Jezus. Het prediken en onderwijzen van huis tot huis had dus duidelijk te maken met getuigenis geven aan ongelovigen.
aanbevolen worden voor verantwoordelijkheden in de gemeente moeten goddelijke wijsheid aan de dag leggen en er blijk van geven dat de heilige geest in hen werkzaam is. Onder leiding van het Besturende Lichaam worden mannen die aan de Bijbelse vereisten voldoen, in de gemeente aangesteld als ouderling of dienaar in de bediening (1 Tim. 3:1-9, 12, 13).1 Van degenen die aan de vereisten voldoen kan worden gezegd dat ze door heilige geest zijn aangesteld. Deze hardwerkende mannen dragen zorg voor veel ’noodzakelijke aangelegenheden’. Zo regelen ouderlingen misschien praktische hulp voor getrouwe ouderen die echt hulpbehoevend zijn (Jak. 1:27). Sommige ouderlingen zijn druk bezig met de bouw van Koninkrijkszalen of het organiseren van congressen, of doen ´ werk voor een Ziekenhuiscontactcomite. Dienaren in de bediening dragen zorg voor heel wat taken die niet rechtstreeks te maken hebben met herderlijk werk of het geven van onderwijs. Al deze bekwame mannen moeten hun verantwoordelijkheden in de gemeente en de organisatie in evenwicht houden met de verplichting die God hun heeft gegeven om het goede nieuws van het Koninkrijk te prediken (1 Kor. 9:16).
Net als de apostelen prediken we „van huis tot huis”
’Het woord van God bleef groeien’ (Handelingen 6:7) 21
Met Jehovah’s steun overleefde de pas opgerichte gemeente vervolging van buitenaf en een probleem van binnenuit dat tot verdeeldheid had kunnen leiden. Jehovah zegende hen duidelijk, want de Bijbel zegt: „Zo bleef het woord van God groeien, en het aantal discipelen in Jeruzalem bleef sterk toenemen, en een grote schare priesters werd het geloof gehoorzaam” (Hand. 6:7). Dit is slechts een van de berichten over de groei van het werk die we in Handelingen tegenkomen (Hand. 9:31; 12:24; 16:5; 19:20; 28:31). Ook wij voelen ons aangemoedigd wanneer we berichten horen over de groei van de Koninkrijksprediking in andere delen van de wereld. 22
De woedende religieuze leiders uit de eerste eeuw gaven het echter niet op. Er kwam een nieuwe golf van vervolging aan. Al snel werd Stefanus het mikpunt van boosaardige tegenstand, zoals we in het volgende hoofdstuk zullen zien. 1 Hoewel de zeven bekwame mannen door de gemeente werden aanbevolen, werden ze uiteindelijk door de apostelen aangesteld. 21, 22. Waaruit blijkt dat Jehovah de pas opgerichte gemeente zegende?
DEEL 2
˙
HANDELINGEN 6:8–9:43
’ER BR AK EEN ZWARE VERVOLGING LOS TEGEN DE GEMEENTE’ HANDELINGEN 8:1
Lieten de eerste-eeuwse christenen zich er door de groeiende tegenstand van afhouden getuigenis af te leggen van Gods koninkrijk? Juist niet. In dit deel zullen we zien dat de wrede vervolging er uiteindelijk toe leidde dat er in nog meer gebieden gepredikt werd.
HOOFDST UK 6
Stefanus, een man „vol van gunst en kracht” Lessen uit Stefanus’ moedige getuigenis voor het Sanhedrin Gebaseerd op Handelingen 6:8–8:3 STEFANUS moet terechtstaan. In een imposante hal, waarschijnlijk vlak bij de tempel in Jeruzalem, hebben 71 mannen in een grote halve cirkel plaatsgenomen. Dit hof, het Sanhedrin, is vandaag bijeengekomen om over Stefanus te oordelen. De rechters zijn machtige, invloedrijke mannen, van wie de meesten weinig respect hebben voor deze discipel van Jezus. En de man die het hof heeft bijeengeroepen is de hogepriester Kajafas, die enkele maanden daarvoor ook voorzitter van het Sanhedrin was toen Jezus Christus ter dood veroordeeld werd. Is Stefanus bang? 2 Er is op dit moment iets bijzonders aan Stefanus’ gezicht te zien. De rechters kijken naar hem en zien dat zijn gezicht lijkt op dat van een engel (Hand. 6:15). Engelen brengen boodschappen van Jehovah God over en hebben dan ook reden om onbevreesd, kalm en vredig te zijn. Dat geldt ook voor Stefanus, en zelfs deze haatdragende rechters kunnen dat zien. Hoe kan hij zo rustig blijven? 3
Christenen in deze tijd kunnen veel van het antwoord op die vraag leren. Het is ook belangrijk te weten hoe Stefanus in deze kritieke situatie terechtkwam. Hoe had hij zijn geloof eerder al verdedigd? En op wat voor manieren kunnen wij hem navolgen?
’Zij hitsten het volk op’ (Handelingen 6:8-15) 4
We hebben in het vorige hoofdstuk al gezien dat Stefanus een waardevolle aanwinst voor de pas opgerichte gemeente was. Hij was een van de zeven nederige mannen die bereid waren de apostelen bij te staan toen die een beroep op hen deden. Zijn nederigheid is nog opmerkelijker als we bedenken met welke gaven deze man gezegend was. In Handelingen 6:8 staat dat hij de kracht had gekregen „grote wonderen en tekenen” te verrichten, net als enkelen van de apostelen. Er staat ook dat hij „vol van gunst en kracht” was. Wat hield dat in? 5
Stefanus was blijkbaar vriendelijk tegen mensen, waardoor ze zich tot
1-3. (a) In welke beangstigende situatie bevindt Stefanus zich, maar hoe reageert hij erop? (b) Welke vragen gaan we bespreken? 4, 5. (a) Waarom was Stefanus een waardevolle aanwinst voor de gemeente? (b) In welk opzicht was Stefanus „vol van gunst en kracht”? 45
„Toen zij nu deze dingen hoorden, voelden zij zich tot in het diepst van hun hart gegriefd en zij gingen tegen hem knarsetanden.� — Handelingen 7:54
STEFANUS, EEN MAN „VOL VAN GUNST EN KRACHT”
hem aangetrokken voelden. Velen die naar hem luisterden werden overtuigd door de manier waarop hij sprak, omdat ze merkten dat hij oprecht was en dat de waarheden waarover hij sprak tot hun welzijn waren. Hij was vol van kracht omdat Jehovah’s geest in hem werkzaam was en hij zich nederig aan de leiding ervan onderwierp. Hij werd niet opgeblazen vanwege zijn talenten en bekwaamheden, maar hij gaf alle eer aan Jehovah en toonde liefde en bezorgdheid voor de mensen met wie hij sprak. Geen wonder dus dat zijn tegenstanders hem als een bedreiging zagen! 6 Verschillende mannen gingen met Stefanus in discussie, maar ze waren „niet opgewassen tegen de wijsheid en de geest waarmee hij sprak”.1 Gefrustreerd „stookten zij heimelijk mannen op” om beschuldigingen in te brengen tegen deze onschuldige volgeling van Christus. En „zij hitsten het volk en de oudere mannen en de schriftgeleerden op”, zodat Stefanus met geweld voor het Sanhedrin gesleept werd (Hand. 6:9-12). De tegenstanders brachten twee beschuldigingen tegen hem in: hij belasterde zowel God als Mozes. Wat bedoelden ze daarmee? 7
De valse beschuldigers zeiden dat Stefanus God belasterde omdat hij tegen „deze heilige plaats” sprak, dat wil zeggen de tempel in Jeruzalem (Hand. 6:13). Ze beschuldigden hem ervan Mozes te belasteren door gebruiken die ¨ Mozes had overgeleverd te veranderen en zo tegen de mozaısche wet te spreken. Dat was een zware beschuldiging, want de Joden uit die tijd vonden de ¨ tempel, de details uit de mozaısche wet en de vele mondelinge overleveringen die ze aan die wet hadden toegevoegd heel belangrijk. De beschuldiging hield dus in dat Stefanus gevaarlijk was en de dood verdiende! 8
Jammer genoeg komt het vaak voor dat godsdienstige mensen zulke tactieken gebruiken om problemen te veroorzaken voor aanbidders van God. Ook nu hitsen religieuze tegenstanders wereldlijke leiders soms op om Jehovah’s Getuigen te vervolgen. Hoe moeten we reageren als we vals beschuldigd worden of uitspraken van ons verdraaid worden? We kunnen veel van Stefanus leren.
Een moedig getuigenis over „de God der heerlijkheid” (Handelingen 7:1-53) 9
Zoals aan het begin naar voren kwam, was Stefanus’ gezicht kalm, als dat van een engel, terwijl hij de beschuldigingen aanhoorde die tegen hem werden ingebracht. Nu wendde Kajafas zich tot hem en zei: „Zijn deze dingen 1 Enkele tegenstanders hoorden bij de „Synagoge der Vrijgelatenen”. Misschien waren ze ooit gevangengenomen door de Romeinen en later vrijgelaten, of misschien waren het vrijgelaten slaven die joodse proselieten waren geworden. Anderen kwamen net als Saulus ¨ van Tarsus uit Cilicie. We kunnen uit het verslag niet opmaken of Saulus zich onder de ¨ Joden uit Cilicie bevond die niet tegen Stefanus opgewassen waren. 6-8. (a) Welke twee beschuldigingen uitten Stefanus’ tegenstanders tegen hem, en waarom? (b) Waarom kan Stefanus’ voorbeeld nuttig zijn voor christenen in deze tijd? 9, 10. Wat hebben critici over Stefanus’ toespraak voor het Sanhedrin gezegd, en wat moeten we in gedachte houden?
47
48
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
waar?” (Hand. 7:1) Stefanus kreeg de kans om iets te zeggen, en die greep hij met beide handen aan! 10
Enkele critici hebben Stefanus’ toespraak aangevallen en gezegd dat de toespraak wel lang was maar niet de beschuldigingen weerlegde. In feite heeft Stefanus ons echter een uitstekend voorbeeld gegeven hoe we het goede nieuws kunnen „verdedigen” (1 Petr. 3:15). Houd in gedachte dat Stefanus ervan werd beschuldigd dat hij God had belasterd door minachting voor de tempel te tonen en dat hij Mozes had belasterd door tegen de Wet te spreken. Stefanus’ antwoord is een samenvatting van drie periodes in de geschiede¨ nis van Israel, waarin hij met zorg bepaalde punten beklemtoont. Deze drie periodes komen nu een voor een aan bod. 11
De tijd van de patriarchen (Hand. 7:1-16). Stefanus begon over Abraham, voor wie de Joden respect hadden vanwege zijn geloof. Terwijl hij van deze belangrijke gemeenschappelijke basis uitging, benadrukte hij dat Jehovah, „de ¨ God der heerlijkheid”, voor het eerst aan Abraham verscheen in Mesopotamie (Hand. 7:2). Abraham woonde als een vreemdeling in het beloofde land. Hij ¨ had geen tempel of mozaısche wet. Hoe zou iemand dus kunnen zeggen dat getrouwheid aan God altijd afhankelijk was van zulke regelingen?
IN WELK OPZICHT EEN ’MARTELAAR’?
12
Het Nederlandse woord ’martelaar’ is afgeleid van het Griekse woord martus, wat „getuige” betekent, dus iemand die toeschouwer is bij een daad of voorval. Maar het Griekse woord betekent meer dan dat. Een Grieks woordenboek zegt dat het woord ook actief is; het gaat om iemand die „wordt opgeroepen om te vertellen wat hij gezien en gehoord heeft, om bekend te maken wat hij weet”. Alle ware christenen hebben de verplichting getuigenis af te leggen van wat ze over Jehovah en zijn voornemens weten (Luk. 24:48; Hand. 1:8). De Bijbel noemt Stefanus een „getuige” omdat hij over Jezus sprak (Hand. 22:20). Als christenen getuigenis afleggen leidt dat er vaak toe dat ze met tegenstand, arrestaties, slaag en zelfs de dood geconfronteerd worden. Daarom kreeg het Griekse woord martus al in de tweede eeuw de betekenis van iemand die zulke gevolgen ondergaat omdat hij zijn geloof niet wil verloochenen. In deze betekenis kan Stefanus de eerste christelijke martelaar genoemd worden. Maar oorspronkelijk werd iemand als een ’martelaar’ gezien omdat hij getuigenis gaf, niet omdat hij stierf.
Stefanus’ toehoorders hadden ook veel respect voor Abrahams nakomeling Jozef, maar Stefanus herinnerde hen eraan dat Jozefs eigen broers, de voorvaders van de ¨ stammen van Israel, die rechtvaardige man vervolgd en als slaaf verkocht hadden. God ¨ gebruikte hem echter om Israel van een hongersnood te redden. Stefanus zag natuurlijk duidelijk de overeenkomsten tussen Jozef en Jezus Christus, maar hij begon daar nog niet over om de aandacht van zijn toehoorders zo lang mogelijk vast te houden. 13
De tijd van Mozes (Hand. 7:17-43). Stefanus zei veel over Mozes — een verstandige keus omdat het Sanhedrin voor een groot ¨ deel uit sadduceeen bestond, en zij verwierpen alle Bijbelboeken die niet door Mozes geschreven waren. Bedenk ook dat Stefanus ervan werd beschuldigd dat hij Mozes had belasterd. Met wat Stefanus zei weerlegde hij 11, 12. (a) Hoe maakte Stefanus een doeltreffend gebruik van Abrahams voorbeeld? (b) Waarom was Jozef van belang voor Stefanus’ toespraak? 13. Hoe weerlegde Stefanus de beschuldigingen tegen hem met zijn verhaal over Mozes, en aan welk thema bouwde hij hiermee?
STEFANUS, EEN MAN „VOL VAN GUNST EN KRACHT”
die beschuldiging rechtstreeks, want hij liet merken dat hij veel respect voor Mozes en voor de Wet had (Hand. 7:38). Hij merkte op dat ook Mozes verworpen werd door degenen die hij probeerde te redden. Ze verwierpen hem toen hij veertig was. Ruim veertig jaar later vochten ze meerdere keren zijn positie als leider aan.1 Op die manier bouwde Stefanus verder aan een centraal thema: Gods volk heeft herhaaldelijk degenen verworpen die God als hun leider had aangesteld. 14
Stefanus herinnerde zijn toehoorders eraan dat Mozes had voorzegd dat ¨ er een profeet zoals Mozes uit Israel zou opstaan. Wie zou dat zijn, en hoe zou hij ontvangen worden? Stefanus bewaarde de antwoorden voor het slot van zijn betoog. Nog een belangrijk punt uit zijn toespraak: Mozes had geleerd dat elk stuk grond heilig gemaakt kan worden, bijvoorbeeld de grond rondom de brandende struik, waar Jehovah tot hem gesproken had. Kan de ´ ´ aanbidding van Jehovah dan beperkt worden tot een gebouw, bijvoorbeeld de tempel in Jeruzalem? 15
De tabernakel en de tempel (Hand. 7:44-50). Stefanus herinnerde het hof aan het volgende: voordat er in Jeruzalem een tempel was, had God Mozes opgedragen een tabernakel te maken, een verplaatsbare constructie die op een tent leek en voor de aanbidding gebruikt werd. Niemand zou durven beweren dat de tabernakel inferieur was aan de tempel, want Mozes zelf had God daar aanbeden. ¨ 16 Toen Salomo later de tempel in Jeruzalem bouwde, werd hij ertoe geınspireerd in zijn gebed een belangrijke les over te brengen. Zoals Stefanus zei, „woont de Allerhoogste niet in huizen die met handen zijn gemaakt” (Hand. 7:48; 2 Kron. 6:18). Hoewel Jehovah gebruikmaakte van een tempel om zijn voornemen te bevorderen, is hij daar niet toe beperkt. Waarom zouden zijn aanbidders dan denken dat de zuivere aanbidding afhankelijk is van een gebouw dat door mensenhanden is gemaakt? Stefanus besloot dit argument op een krachtige manier met een aanhaling uit Jesaja: „De hemel is mijn troon, en de aarde is mijn voetbank. Wat voor een huis zult gij voor mij bouwen, zegt Jehovah, of wat is de plaats voor mijn rust? Heeft niet mijn hand al deze dingen gemaakt?” — Hand. 7:49, 50; Jes. 66:1, 2. 17
Als je Stefanus’ toespraak voor het Sanhedrin tot aan dit punt bekijkt, vind je dan ook niet dat hij zijn beschuldigers bekwaam aansprak op hun verkeerde denkwijze? Hij toonde aan dat Jehovah’s voornemen progressief en dynamisch is, niet statisch en aan tradities gebonden. Degenen die te veel 1 De toespraak van Stefanus bevat informatie die we verder nergens in de Bijbel terugvinden, bijvoorbeeld feiten over Mozes’ opleiding in Egypte, zijn leeftijd toen hij de eerste keer uit Egypte vluchtte en de duur van zijn verblijf in Midian. 14. Welke punten uit Stefanus’ toespraak werden door het voorbeeld van Mozes ondersteund? 15, 16. (a) Waarom was de tabernakel belangrijk voor de argumentatie waaraan Stefanus bouwde? (b) Hoe gebruikte Stefanus de tempel van Salomo in zijn toespraak? 17. Hoe heeft Stefanus met zijn toespraak (a) zijn toehoorders op hun denkwijze aangesproken en (b) gereageerd op de beschuldigingen die tegen hem waren ingebracht?
49
50
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
belang hechtten aan de prachtige tempel in Jeruzalem en aan de gebruiken ¨ en tradities die rond de mozaısche wet waren ontstaan, hadden het doel achter de Wet en de tempel volledig gemist! Stefanus’ toespraak wierp indirect de belangrijke vraag op: eer je de Wet en de tempel niet het beste door Jehovah te gehoorzamen? Stefanus’ woorden waren in feite een schitterende verdediging van zijn eigen daden, want hij had Jehovah naar zijn beste vermogen gehoorzaamd. 18
Wat kunnen we van Stefanus’ toespraak leren? Hij was goed thuis in de Schriften. Zo moeten ook wij Gods Woord serieus bestuderen om ’het woord der waarheid juist te hanteren’ (2 Tim. 2:15). We kunnen ook leren van de vriendelijkheid en tact van Stefanus. Hij had bijna geen vijandiger publiek kunnen treffen, en toch sprak hij zo lang mogelijk over punten van overeenkomst door stil te staan bij dingen waar deze mannen veel waarde aan hechtten. Hij sprak de oudere mannen bovendien respectvol aan door hen „vaders” te noemen (Hand. 7:2). Ook wij moeten de waarheden uit Gods Woord „met zachtaardigheid en diepe achting” presenteren (1 Petr. 3:15). 19 Toch laten we ons er niet door angst om mensen te beledigen van weerhouden hun de waarheden uit Gods Woord te vertellen, en ook zwakken we Jehovah’s oordeelsboodschappen niet af. Stefanus was hier een goed voorbeeld in. Hij zag ongetwijfeld dat alle bewijzen die hij de rechters van het Sanhedrin voorlegde weinig effect hadden op hun verharde hart. Geleid door heilige geest besloot hij zijn toespraak daarom door onbevreesd aan te tonen dat ze net als hun voorvaders waren die Jozef, Mozes en alle andere profeten hadden verworpen (Hand. 7:51-53). Deze rechters van het Sanhedrin hadden zelfs de Messias vermoord, wiens komst door Mozes en alle profeten was voorzegd. Ze hadden de wet van Mozes beslist op de ergst mogelijke manier overtreden!
„Heer Jezus, ontvang mijn geest” (Handelingen 7:54–8:3) 20
Er was niets tegen Stefanus’ woorden in te brengen en dat vervulde die rechters met woede. Ze lieten alle schijn van waardigheid varen en knarsten met hun tanden tegen Stefanus. Deze getrouwe man moet gezien hebben dat hem geen genade verleend zou worden, net zoals zijn Meester, Jezus, was overkomen. 21 Stefanus had moed nodig om te doorstaan wat hem te wachten stond, en ongetwijfeld heeft hij zich erg aangemoedigd gevoeld door het visioen dat Jehovah hem toen liefdevol gaf. Stefanus kreeg Gods heerlijkheid te zien, en hij zag Jezus aan de rechterhand van zijn Vader staan! Toen Stefanus dit visioen beschreef, deden de rechters hun handen over hun oren. Eerder had Jezus namelijk tegen hetzelfde hof gezegd dat hij de Messias was en dat hij
18. In welke opzichten moeten we Stefanus proberen na te volgen? 19. Hoe bracht Stefanus moedig Jehovah’s oordeelsboodschap aan het Sanhedrin over? 20, 21. Hoe reageerde het Sanhedrin op Stefanus’ woorden, en hoe gaf Jehovah hem kracht?
STEFANUS, EEN MAN „VOL VAN GUNST EN KRACHT”
binnenkort aan de rechterhand van zijn Vader zou zitten (Mark. 14:62). Stefanus’ visioen bewees dat Jezus de waarheid had gesproken. Dit Sanhedrin had inderdaad de Messias verraden en vermoord! Ze stormden met zijn allen op Stefanus af om hem te laten stenigen.1 22 Stefanus’ dood vertoonde overeenkomst met die van zijn Meester: hij stierf met vrede in zijn hart, vol vertrouwen in Jehovah, terwijl hij zijn moordenaars vergaf. Hij zei: „Heer Jezus, ontvang mijn geest”, misschien omdat hij in een visioen nog steeds de Zoon des mensen bij Zijn Vader zag. Ongetwijfeld kende Stefanus Jezus’ bemoedigende woorden: „Ik ben de opstanding en het leven” (Joh. 11:25). Ten slotte bad Stefanus met luide stem tot God: „Jehovah, reken hun deze zonde niet aan.” Na dit gezegd te hebben, stierf hij (Hand. 7:59, 60). 23
Stefanus werd hiermee de eerste vermelde martelaar onder Christus’ volgelingen. (Zie het kader „In welk opzicht een ’martelaar’?” op blz. 48.) Helaas zouden er na hem nog velen volgen. Tot op de dag van vandaag worden getrouwe aanbidders van Jehovah gedood door religieuze of politieke fanatici en andere kwaadaardige tegenstanders. Toch hebben we reden om net zo veel vertrouwen te hebben als Stefanus. Jezus regeert nu als Koning en oefent de grote macht uit die zijn Vader hem gegeven heeft. Niets zal hem ervan weerhouden zijn getrouwe volgelingen uit de dood op te wekken (Joh. 5:28, 29). 24
Dit hele tafereel werd gadegeslagen door een jonge man die Saulus heette. Hij keurde de moord op Stefanus goed en bewaakte zelfs de bovenkleding van degenen die de stenen wierpen. Kort daarna nam hij het voortouw in een golf van wrede vervolging. Maar de dood van Stefanus zou een lange nawerking hebben. Zijn voorbeeld zou andere christenen alleen maar aanmoedigen om getrouw te blijven en net zo’n overwinning te behalen. Bovendien zou Saulus, die later meestal Paulus werd genoemd, ertoe gebracht worden diepe spijt te voelen over de rol die hij bij de dood van Stefanus had gespeeld (Hand. 22:20). Hoewel hij had meegeholpen Stefanus ter dood te brengen, zou hij later beseffen: ’Ik was vroeger een lasteraar en een vervolger en een onbeschaamd mens’ (1 Tim. 1:13). Het is duidelijk dat Paulus Stefanus en de krachtige toespraak die hij die dag hield, nooit is vergeten. In enkele van Paulus’ toespraken en geschriften kwamen zelfs thema’s aan bod waar Stefanus in zijn toespraak over had gesproken (Hand. 7:48; 17:24; Hebr. 9:24). Na verloop van tijd leerde Paulus het voorbeeld van geloof en moed van Stefanus, een man „vol van gunst en kracht”, volledig na te volgen. De vraag is nu: zullen wij dat ook doen? 1 Het valt te betwijfelen of het Sanhedrin onder de Romeinse wet de bevoegdheid had doodvonnissen te laten voltrekken (Joh. 18:31). In ieder geval had de dood van Stefanus meer weg van een moord die gepleegd werd door een woedende menigte dan van een gerechtelijk vonnis. 22, 23. In welke opzichten was Stefanus’ dood te vergelijken met die van zijn Meester, en waarom kunnen christenen in deze tijd net zo veel vertrouwen hebben als Stefanus? 24. Hoe droeg Saulus bij tot het martelaarschap van Stefanus, en wat waren enkele langetermijneffecten van de dood van die getrouwe man?
51
HOOFDST UK 7
„Het goede nieuws omtrent Jezus” bekendmaken Filippus geeft een goed voorbeeld als evangelieprediker Gebaseerd op Handelingen 8:4-40 EEN golf van bittere vervolging heeft toegeslagen en Saulus gaat ’gewelddadig tekeer’ tegen de gemeente, een uitdrukking die in de oorspronkelijke taal op grote wreedheid duidt (Hand. 8:3). De discipelen vluchten, en voor sommigen kan het erop lijken dat het Saulus zal lukken het christendom uit te roeien. Maar dat de christenen verstrooid worden, heeft onverwachte gevolgen. 2
Degenen die verdreven zijn, beginnen ’het goede nieuws van het woord bekend te maken’ in de landen waarheen ze zijn gevlucht (Hand. 8:4). Stel je dat eens voor! De vervolging kan de prediking van het goede nieuws niet tegenhouden en draagt er zelfs toe bij dat de boodschap verder verspreid wordt! Door de discipelen te verdrijven zorgen de vervolgers er onbedoeld voor dat de Koninkrijksprediking zich tot afgelegen gebieden uitbreidt. Zoals we zullen zien, is er in onze tijd net zoiets gebeurd.
’Zij die verstrooid waren’ (Handelingen 8:4-8) 3
Een van degenen „die verstrooid waren” was Filippus (Hand. 8:4; zie het kader „Filippus ’de evangelieprediker’ ” op blz. 53).1 Hij ging naar de stad Samaria, waar nog niet veel gepredikt was, want Jezus had ooit tegen de apostelen gezegd: „Gaat geen Samaritaanse stad binnen; maar gaat in plaats daarvan steeds weer naar de verloren schapen van het huis van Is¨ (Matth. 10:5, 6). Jezus wist echter dat Samaria later een grondig gerael” tuigenis zou krijgen, want voordat hij naar de hemel opsteeg, zei hij: „Gij zult getuigen van mij zijn zowel in Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot de verst verwijderde streek der aarde” (Hand. 1:8). 1 Dit is niet de apostel Filippus. Het is de Filippus die, zoals in hfst. 5 van dit boek stond, hoorde bij de „zeven goed bekendstaande mannen” die werden aangesteld voor de dagelijkse verdeling van voedsel onder de Griekssprekende en de Hebreeuwssprekende christelijke weduwen in Jeruzalem (Hand. 6:1-6). 1, 2. Welk tegengestelde effect hadden pogingen om het goede nieuws een halt toe te roepen in de eerste eeuw? 3. (a) Wie was Filippus? (b) Waarom was er in Samaria nog niet veel gepredikt, maar wat had Jezus over dat gebied voorzegd? 52
„HET GOEDE NIEUWS OMTRENT JEZUS” BEKENDMAKEN
53
4
Filippus vond in Samaria een veld ’wit om geoogst te worden’ (Joh. 4:35). Zijn boodschap was voor de Samaritanen als een verfrissende bries, en dat is niet zo moeilijk te begrijpen. De Joden hadden geen omgang met Samaritanen en vaak minachtten ze hen zelfs. De Samaritanen merkten dat de boodschap van het goede nieuws juist voor mensen van alle rangen en standen was, en dus heel anders was dan de bekrompen denkwijze van de ¨ farizeeen. Door ijverig en onbevooroordeeld tot de Samaritanen te prediken, liet Filippus zien dat hij niet besmet was met het vooroordeel van degenen die op hen neerkeken. Het is dan ook niet zo verrassend dat grote groepen Samaritanen „eensgezind” naar Filippus luisterden (Hand. 8:6). 5
Net als in de eerste eeuw heeft vervolging ook nu Gods volk er niet van kunnen weerhouden te prediken. Elke keer dat christenen gedwongen werden ergens anders heen te gaan, naar een gevangenis of naar een ander land, heeft dat er alleen maar toe bijgedragen dat de Koninkrijksboodschap ¨ bij mensen in een nieuw gebied geıntroduceerd werd. Zo konden Jehovah’s Getuigen tijdens de Tweede Wereldoorlog in de naziconcentratiekampen 4. Hoe reageerden de Samaritanen op de prediking van Filippus, en welke factor kan tot hun reactie hebben bijgedragen? 5-7. Noem voorbeelden waarbij christenen die verdreven werden, het goede nieuws verder hebben verspreid.
FILIPPUS „DE EVANGELIEPREDIKER”
Toen Christus’ volgelingen door de vervolging verstrooid werden, ging Filippus naar Samaria. Blijkbaar werkte hij nauw samen met het eerste-eeuwse besturende lichaam, want „toen de apostelen in Jeruzalem vernamen dat Samaria het woord van God had aangenomen, zonden zij Petrus en Johannes naar hen toe”. Het resultaat was dat de nieuwe gelovigen de vrije gave van de heilige geest ontvingen (Hand. 8:14-17). Na de gebeurtenissen die in Handelingen 8 staan opgetekend, wordt ´ ´ Filippus nog maar een keer vermeld. Zo’n twintig jaar nadat Filippus met prediken was begonnen, waren Paulus en zijn reisgenoten aan het eind van Paulus’ derde zendingsreis op weg naar Jeruzalem. De groep ¨ ging in Ptolemaıs aan land. Lukas vertelt: „De vol-
gende dag vertrokken wij en kwamen in Cesarea aan, en wij gingen het huis van Filippus de evan´ ´ gelieprediker binnen, die een van de zeven mannen was, en wij bleven bij hem. Deze had vier dochters, maagden, die profeteerden” (Hand. 21:8, 9). Blijkbaar had Filippus zich in zijn predikingsgebied gevestigd en had hij een gezin. Dat Lukas hem „de evangelieprediker” noemt is betekenisvol. In de Bijbel wordt deze uitdrukking gebruikt voor personen die hun huis verlieten om het goede nieuws in onbewerkte gebieden te prediken. Het is dus duidelijk dat Filippus’ ijver voor de bediening niet verflauwd was. En dat hij vier dochters had die profeteerden, bewijst dat Filippus zijn gezin geleerd had Jehovah lief te hebben en te dienen.
„Toen Simon nu zag dat door middel van de handoplegging van de apostelen de geest werd gegeven, bood hij hun geld aan.” — Handelingen 8:18
„HET GOEDE NIEUWS OMTRENT JEZUS” BEKENDMAKEN
een heel goed getuigenis geven. Een Jood die daar Getuigen ontmoette, vertelt: „De standvastigheid van gevangenen die Getuigen van Jehovah waren, overtuigde mij ervan dat hun geloof op de Schrift gebaseerd was — en ik werd zelf een Getuige.” 6
In sommige gevallen reageerden zelfs vervolgers gunstig op het getuigenis dat ze kregen. Toen broeder Franz Desch bijvoorbeeld werd overgebracht naar het concentratiekamp Gusen (Oostenrijk), kon hij de Bijbel bestuderen met een SS-officier. Stel je eens voor hoe blij ze waren toen ze elkaar later op een congres van Jehovah’s Getuigen ontmoetten en erachter kwamen dat ze nu allebei verkondigers van het goede nieuws waren! 7
Iets vergelijkbaars gebeurde als christenen door vervolging gedwongen werden naar een ander land te vluchten. In de jaren zeventig van de vorige eeuw werd er bijvoorbeeld in Mozambique een groot getuigenis gegeven toen Getuigen uit Malawi gedwongen werden daarheen te vluchten. Toen er later in Mozambique tegenstand kwam, ging de prediking toch door. Francisco Coana vertelt: „Het is waar dat sommigen van ons een aantal keren werden aangehouden en gearresteerd wegens onze predikingsactiviteit. Maar toen velen gehoor gaven aan de Koninkrijksboodschap, hadden we het vertrouwen dat God ons hielp, net zoals hij de eerste-eeuwse christenen had geholpen.” 8
Natuurlijk is het christendom niet alleen gegroeid doordat christenen vanwege vervolging hun land ontvlucht zijn. De laatste tientallen jaren zijn er ook door politieke en economische veranderingen mogelijkheden ontstaan om de Koninkrijksboodschap te prediken tot mensen van allerlei talen en nationaliteiten. Mensen die vanwege oorlog of armoede naar stabielere landen zijn gevlucht, zijn daar de Bijbel gaan bestuderen. Door de toevloed van vluchtelingen zijn er anderstalige velden geopend. Zo zijn er in San Diego (VS), waar ruim honderd talen gesproken worden, heel wat anderstalige gemeenten van Jehovah’s Getuigen opgericht. Doe jij moeite ¨ en stammen en volken om getuigenis te geven aan mensen „uit alle natien en talen” in jullie gebied? — Openb. 7:9.
„Geeft ook mij deze macht” (Handelingen 8:9-25) 9
Filippus verrichtte in Samaria heel wat wonderen. Hij genas bijvoorbeeld verlamde en kreupele mensen en wierp zelfs demonen uit (Hand. ´ man was bijzonder onder de indruk van Filippus’ wonderbaarlij8:6-8). Een ¨ ke gaven. Dat was Simon, een magier die zo hoog stond aangeschreven dat de mensen over hem zeiden: „Deze man is de Kracht Gods.” Simon kreeg nu de echte kracht van God te zien door de wonderen die Filippus verrichtte, 8. Welke uitwerking hebben politieke en economische veranderingen op het predikingswerk gehad? 9. Wie was Simon, en waarom was hij blijkbaar onder de indruk van Filippus?
55
56
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
en hij werd een gelovige (Hand. 8:9-13). Maar later werden Simons motieven op de proef gesteld. 10
Toen de apostelen hoorden van de toename in Samaria, stuurden ze Petrus en Johannes erheen. (Zie het kader „Petrus gebruikt de ’sleutels van het koninkrijk’ ”.) Na aankomst legden de apostelen de nieuwe discipelen de handen op, waarop elk van hen heilige geest ontving.1 Simon zag dit en was diep onder de indruk. Hij zei tegen de apostelen: „Geeft ook mij deze macht, opdat een ieder die ik de handen opleg, heilige geest ontvangt.” Simon bood hun zelfs geld aan voor dit heilige voorrecht! — Hand. 8:14-19. 11
Petrus’ antwoord aan Simon was niet mis te verstaan: „Dat uw zilver met u verga, omdat gij hebt gedacht door middel van geld in het bezit te komen van de vrije gave Gods. Gij hebt part noch deel aan deze zaak, want uw hart is niet recht in Gods ogen.” Toen spoorde Petrus hem aan berouw te hebben en om vergeving te vragen. Hij zei: „Smeek Jehovah dat de beraming van uw hart [„wat in uw hart is opgekomen”, Leidse Vertaling] u, indien mogelijk, vergeven mag worden.” Kennelijk was Simon geen slecht 1 Blijkbaar werden nieuwe discipelen in die tijd gewoonlijk bij hun doop gezalfd, wat inhield dat ze heilige geest ontvingen. Daardoor konden ze de hoop gaan koesteren om in de toekomst als koning en priester met Jezus in de hemel te regeren (2 Kor. 1:21, 22; Openb. 5:9, 10; 20:6). Maar in dit bijzondere geval waren de nieuwe discipelen niet bij hun doop gezalfd. Het ontvangen van heilige geest, en de wonderbaarlijke gaven waarmee dat gepaard ging, gebeurde pas nadat Petrus en Johannes de pasgedoopte christenen de handen hadden opgelegd. 10. (a) Wat deden Petrus en Johannes in Samaria? (b) Wat deed Simon toen hij zag dat nieuwe discipelen heilige geest ontvingen nadat Petrus en Johannes hun de handen hadden opgelegd? 11. Welke vermaning gaf Petrus aan Simon, en hoe reageerde Simon daarop?
PETRUS GEBRUIKT DE „SLEUTELS VAN HET KONINKRIJK”
Jezus zei tegen Petrus: „Ik zal u de sleutels van het koninkrijk der hemelen geven” (Matth. 16:19). Wat bedoelde Jezus daarmee? Dat hij het over „sleutels” had, betekende dat Petrus kennis zou ontsluiten en voor verschillende groepen de gelegenheid zou openen om het Messiaanse koninkrijk binnen te gaan. Bij welke gelegenheden gebruikte Petrus deze sleutels? ˘ Petrus gebruikte de eerste sleutel met Pinksteren 33 toen hij Joden en joodse proselieten aanspoorde berouw te hebben en zich te laten dopen. Zo’n drieduizend deden dat en werden daardoor toekomstige erfgenamen van het Koninkrijk (Hand. 2:1-41).
˘
˘
De tweede sleutel werd gebruikt kort nadat Stefanus de marteldood was gestorven. In dit geval legden Petrus en Johannes recent gedoopte Samaritanen de handen op, waarna deze nieuwe bekeerlingen heilige geest ontvingen (Hand. 8:14-17). Petrus gebruikte de derde sleutel in 36. In dat jaar bood hij de hoop op een hemelse erfenis aan onbesneden heidenen aan. Dat gebeurde toen hij getuigenis gaf aan Cornelius, de eerste onbesneden heiden die een christelijke discipel werd (Hand. 10:1-48).
IN WELK OPZICHT EEN EUNUCH?
mens; hij wilde het juiste doen, maar hij zat tijdelijk op een dwaalspoor. Daarom verzocht hij de apostelen dringend: „Smeekt gijlieden voor mij tot Jehovah, dat niets van wat gij hebt gezegd, mij moge overkomen” (Hand. 8:20-24). 12 De terechtwijzing die Petrus aan Simon gaf, geldt nog steeds als waarschuwing voor christenen in deze tijd. Het Nederlandse woord ’simonie’ vindt zelfs zijn oorsprong bij dit voorval. Simonie heeft te maken met het kopen of verkopen van posities, met name in een religieuze context. De geschiedenis van de afvallige christenheid staat bol van de voorbeelden hiervan. In de negende uitgave van The Encyclopædia Britannica (1878) wordt zelfs opgemerkt: „Een studie van de geschiedenis van de pauselijke conclaven overtuigt de student ervan dat er tot dusver geen enkele verkiezing heeft plaatsgevonden die niet besmet was door simonie, terwijl de simonie die in het conclaaf werd beoefend in een groot aantal gevallen de meest grove, schaamteloze en openlijke vormen heeft aangenomen.”
Het Griekse woord eunouchos, dat vertaald is met „eunuch”, kan duiden op een man die niet meer over het voortplantingsvermogen beschikt of gewoon op een functionaris aan het koninklijke hof. Functionarissen die toezicht hielden op de harem van een koning waren vaak gecastreerd, maar dat was geen vereiste voor andere functionarissen, zoals de wijnschenker of de schatbewaarder van de koning. De Ethiopische eunuch die door Filippus werd gedoopt was blijkbaar zo’n functionaris, want hij moest toezicht houden op de koninklijke schatten. Hij was te vergelijken met een mi¨ nister van financien. ¨ De Ethiopier was ook een proseliet, een niet-Jood die Jehovah was gaan aanbidden. Hij was zelfs net in Jeruzalem geweest om te aanbidden (Hand. 8:27). Daaruit kunnen we ¨ de conclusie trekken dat de Ethiopier niet in letterlijk opzicht een eunuch geweest kan zijn, ¨ want onder de mozaısche wet mochten gecastreerde mannen geen deel uitmaken van ¨ de gemeente van Israel (Deut. 23:1).
13
Christenen moeten oppassen voor de zonde van simonie. Ze mogen bijvoorbeeld niet proberen gunsten te verkrijgen door personen die hun extra voorrechten in de gemeente lijken te kunnen geven, te overladen met gulle giften of overdreven complimenten. Aan de andere kant moeten personen van wie gedacht wordt dat ze gunsten kunnen verlenen, oppassen dat ze rijke personen niet voortrekken. In beide gevallen zou er sprake zijn van simonie. Al Gods aanbidders moeten zich „als een mindere” gedragen en op Jehovah’s geest wachten om voor dienstvoorrechten in aanmerking te komen (Luk. 9:48). In Gods organisatie is geen plaats voor personen die „hun eigen heerlijkheid uitvorsen” (Spr. 25:27).
„Weet gij eigenlijk wel wat gij leest?” (Handelingen 8:26-40) 14
Jehovah’s engel gaf Filippus nu de opdracht naar de weg te gaan die
12. Wat is simonie, en welke vormen heeft deze praktijk in de christenheid aangenomen? 13. Voor welke vormen van simonie moeten christenen oppassen? 14, 15. (a) Wie was de „Ethiopische eunuch”, en hoe kwam het dat Filippus hem vond? (b) Hoe reageerde de Ethiopische man op Filippus’ boodschap, en waarom was zijn doop geen impulsieve beslissing? (Zie de voetnoot.)
58
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
van Jeruzalem naar Gaza liep. Als Filippus zich al afvroeg waarom hij daarheen moest, was die vraag snel beantwoord toen hij een Ethiopische eunuch tegenkwam die „hardop de profeet Jesaja las”. (Zie het kader „In welk opzicht een eunuch?” op blz. 57.) Jehovah’s heilige geest bewoog Filippus ertoe de wagen van de man te benaderen. „Weet gij eigenlijk wel wat ¨ terwijl hij naast de wagen rende. „Hoe zou gij leest?”, vroeg hij de Ethiopier ik dat toch ooit kunnen, tenzij iemand mij leidt?”, antwoordde de Ethio¨ (Hand. 8:26-31). pier ¨ vroeg Filippus om bij hem in de wagen te stappen. Stel je 15 De Ethiopier het gesprek dat toen volgde eens voor. De identiteit van het „schaap” of de „knecht” uit Jesaja’s profetie was lang een raadsel geweest (Jes. 53:1-12). Maar terwijl ze verder reisden, legde Filippus aan de Ethiopische eunuch uit dat deze profetie in Jezus Christus was vervuld. Net als degenen die met ¨ die al een joodse proPinksteren 33 werden gedoopt, wist de Ethiopier, seliet was, meteen wat hij moest doen. Hij zei tegen Filippus: „Zie! Hier is water, wat GEDOOPT IN WATER ¨ belet mij gedoopt te worden?” De Ethiopier werd zonder uitstel door Filippus gedoopt!1 Hoe wordt de christelijke doop verricht? (Zie het kader „Gedoopt in water”.) DaarSommige mensen geloven dat het voldoende na leidde de geest Filippus naar een nieuis water over iemands hoofd te gieten of sprenwe toewijzing in Asdod, waar hij het goede kelen. In het verslag over de Ethiopische eunieuws bleef bekendmaken (Hand. 8:32-40). nuch staat echter: „Beiden, zowel Filippus als 16 Christenen in deze tijd hebben het de eunuch, daalden af in het water” (Hand. voorrecht hetzelfde werk te doen als Filip8:36, 38). Als er alleen water uitgegoten of gepus. Vaak kunnen ze de Koninkrijksboodsprenkeld hoefde te worden, had de eunuch schap prediken in een informele setting, niet met zijn wagen bij het water hoeven te bijvoorbeeld op reis. In veel gevallen wordt stoppen. Een minimale hoeveelheid water, bijduidelijk dat een ontmoeting met een opvoorbeeld de inhoud van een leren zak, zou recht persoon geen toeval is. Dat is ook te voldoende zijn geweest. Waarschijnlijk had hij verwachten, want de Bijbel maakt duidelijk zo’n zak zelfs bij zich, want hij reisde over „een dat de engelen de prediking leiden, zodat woestijnweg” (Hand. 8:26). „elke natie en stam en taal en elk volk” met Het in de Bijbel met ’dopen’ vertaalde bapde boodschap wordt bereikt (Openb. 14:6). tizo betekent volgens een lexicon „indompeDat de engelen het predikingswerk zouden len, onderdompelen” (A Greek-English Lexileiden werd al door Jezus voorzegd. In zijn con, door Liddell en Scott). Wat de Bijbel over illustratie over de tarwe en het onkruid zei de doop zegt, stemt met deze definitie overJezus dat tijdens de oogsttijd, het besluit een. In Johannes 3:23 staat: „Johannes doopte ook, in Enon bij Salim, omdat daar een ¨ 1 Dit was geen impulsieve beslissing. De Ethiopier grote hoeveelheid water was.” En het verslag was een joodse proseliet en had dus al kennis van over Jezus’ doop vermeldt: „Toen hij uit het de Schriften, met inbegrip van de Messiaanse profe¨ tieen. Nu hij Jezus’ rol in Gods voornemen had leren water opkwam, zag hij de hemelen vaneenkennen, kon hij zonder uitstel gedoopt worden. gaan” (Mark. 1:9, 10). Ware christenen laten zich bij hun doop dus terecht volledig in water 16, 17. Hoe zijn engelen in deze tijd bij de prediking onderdompelen. betrokken?
„God, wie u ook bent, help me alstublieft”
van het samenstel van dingen, ’de oogsters engelen zijn’. Hij voegde daaraan toe dat deze geestelijke schepselen „alle dingen die aanleiding tot struikelen geven en degenen die wetteloosheid bedrijven, uit zijn koninkrijk [zullen] verzamelen” (Matth. 13:37-41). Tegelijkertijd zouden de engelen toekomstige hemelse erfgenamen van het Koninkrijk verzamelen — en later „een grote schare” „andere schapen” — die Jehovah tot zijn organisatie wil trekken (Openb. 7:9; Joh. 6:44, 65; 10:16). 17
Een bewijs dat dit echt gebeurt, is dat sommigen die we in onze bediening benaderen zeggen dat ze om geestelijke leiding hadden gebeden. Sta eens stil bij de ervaring van twee verkondigers die met een klein kind aan het prediken waren. Aan het eind van de ochtend wilden de twee Getuigen stoppen, maar het kind wilde heel graag naar het volgende huis. Hij ging er zelf naartoe en klopte op de deur! Toen een jonge vrouw opendeed gingen de volwassen Getuigen naar haar toe om met haar te praten. Tot hun verrassing zei de vrouw dat ze net had gebeden of er iemand mocht komen om haar te helpen de Bijbel te begrijpen. Er werd een Bijbelstudie opgericht. 18 Als lid van de christelijke gemeente heb je het voorrecht met de engelen samen te werken terwijl het predikingswerk nu op een ongekende schaal plaatsvindt. We mogen dat voorrecht nooit als iets vanzelfsprekends gaan zien. Door je te blijven inzetten, zul je grote vreugde ondervinden terwijl je ermee doorgaat „het goede nieuws omtrent Jezus” bekend te maken (Hand. 8:35).
18. Waarom mogen we onze bediening nooit als iets vanzelfsprekends gaan zien?
HOOFDST UK 8
Er brak „een periode van vrede” voor de gemeente aan De kwaadaardige vervolger Saulus wordt een ijverige prediker Gebaseerd op Handelingen 9:1-43 MET grimmige gezichten naderen de reizigers Damaskus, waar ze een verdorven plan ten uitvoer willen brengen. Ze willen de gehate discipelen van Jezus uit hun huizen slepen, hen boeien, vernederen en naar Jeruzalem brengen om door het Sanhedrin gestraft te worden. 2 De leider van de groep heet Saulus, en hij heeft al bloed aan zijn handen.1 Kort geleden heeft hij goedkeurend toegekeken terwijl andere fanatici Stefanus, een getrouwe discipel van Jezus, doodstenigden (Hand. 7:57–8:1). Saulus vindt het niet genoeg om tekeer te gaan tegen de volgelingen van Jezus die in Jeruzalem wonen, maar wordt als het ware een fakkel die het vuur van de vervolging verspreidt. Hij wil de verderfelijke sekte die bekendstaat als „De Weg” uitroeien (Hand. 9:1, 2; zie het kader „Saulus’ bevoegdheid in Damaskus” op blz. 61). 3
Plotseling wordt Saulus gehuld in een stralend licht. Zijn reisgenoten zien het licht maar zijn verstijfd van schrik. Saulus wordt met blindheid geslagen en valt op de grond. Hij hoort een stem uit de hemel zeggen: „Saul, Saul, waarom vervolgt gij mij?” Stomverbaasd vraagt Saulus: „Wie zijt gij, Heer?” Het antwoord dat Saulus krijgt moet hem diep schokken: „Ik ben Jezus, die gij vervolgt” (Hand. 9:3-5; 22:9). 4 Wat kunnen we van Jezus’ eerste woorden tegen Saulus leren? Welk nut heeft het voor ons om de gebeurtenissen rond de bekering van Saulus te onderzoeken? En wat kunnen we leren van de manier waarop de gemeente de periode van vrede gebruikte die na Saulus’ bekering aanbrak?
„Waarom vervolgt gij mij?” (Handelingen 9:1-5) 5
Toen Jezus Saulus op de weg naar Damaskus tegenhield, vroeg hij niet: „Waarom vervolgt gij mijn discipelen?” Zoals we gezien hebben, vroeg hij: ¨ 1 Zie het kader „Saulus de farizeeer” op blz. 62. 1, 2. Wat wil Saulus in Damaskus doen? 3, 4. (a) Wat gebeurt er met Saulus? (b) Welke vragen gaan we bespreken? 5, 6. Wat kunnen we leren van Jezus’ woorden tegen Saulus? 60
ER BRAK „EEN PERIODE VAN VREDE” VOOR DE GEMEENTE AAN
61
„Waarom vervolgt gij mij?” (Hand. 9:4) Jezus voelt de beproevingen die zijn volgelingen ondergaan dus persoonlijk (Matth. 25:34-40, 45). 6
Als jij tegenstand ondervindt vanwege je geloof in Christus, kun je er zeker van zijn dat zowel Jehovah als Jezus zich bewust is van je situatie (Matth. 10:22, 28-31). Misschien wordt de beproeving op dit moment niet weggenomen. Bedenk dat Jezus zag hoe Saulus bij Stefanus’ dood betrokken was en hoe Saulus getrouwe discipelen in Jeruzalem uit hun huizen sleurde (Hand. 8:3). Toch greep Jezus op dat moment niet in. Maar Jehovah gaf Stefanus en de andere discipelen via Christus de kracht die ze nodig hadden om getrouw te blijven. 7
Ook jij kunt onder vervolging volharden als je het volgende doet: (1) Neem het vaste besluit loyaal te blijven, wat er ook gebeurt. (2) Vraag Jehovah om hulp (Fil. 4:6, 7). (3) Laat het aan Jehovah over om wraak te nemen (Rom. 12:17-21). (4) Vertrouw erop dat Jehovah je de kracht zal geven te volharden SAULUS’ BEVOEGDHEID IN DAMASKUS totdat hij het tijd vindt de beproeving weg te nemen (Fil. 4:12, 13). Hoe kwam Saulus aan de bevoegdheid om christenen in een buitenlandse stad te arreste„Saul, broeder, de Heer (...) heeft mij ren? Het Sanhedrin en de hogepriester haduitgezonden” (Handelingen 9:6-17) den moreel gezag over Joden overal ter wereld, 8 Nadat Jezus Saulus’ vraag „Wie zijt gij, en de macht van de hogepriester omvatte kenHeer?” had beantwoord, zei hij: „Sta op en nelijk de bevoegdheid om misdadigers te laga de stad binnen, en u zal worden gezegd ten uitleveren. De brieven van de hogeprieswat gij moet doen” (Hand. 9:6). De blinde ter verzekerden hem dus van de medewerking Saulus werd naar zijn logeeradres in Davan de oudere mannen van de synagogen in maskus geleid, waar hij drie dagen vastDamaskus (Hand. 9:1, 2). te en bad. Ondertussen sprak Jezus over De Romeinen hadden de Joden bovendien Saulus tegen een discipel in die stad, Anahet recht gegeven hun eigen juridische aangelegenheden af te handelen. Dat verklaart nias, een man „over wie door alle joden die waarom de Joden Paulus vijf keer „veertig sladaar woonden een goed bericht werd uitge´ ´ gen min een” konden geven (2 Kor. 11:24). bracht” (Hand. 22:12). ¨ Het boek 1 Makkabeeen maakt melding van 9 Ananias heeft hier vast gemengde gevoeeen brief van een Romeinse consul aan Ptole¨ lens over gehad! Het Hoofd van de gemeenmaıs VIII van Egypte in 138 v.G.T. met de eis: te, de uit de dood opgewekte Jezus Christus, „Mochten sommige onverlaten uit hun land sprak tegen hem persoonlijk en koos hem [Judea] naar u zijn gevlucht, levert u hen dan uit voor een speciale taak. Een grote eer, uit aan hogepriester Simon, zodat hij hen in maar wat een toewijzing! Toen Ananias te hun eigen land volgens hun eigen wet kan ¨ horen kreeg dat hij naar Saulus moest gaan, straffen” (1 Makkabeeen 15:21, De Nieuwe zei hij: „Heer, ik heb van velen over deze man Bijbelvertaling). In 47 v.G.T. bevestigde Julius Caesar de privileges die eerder al aan de ho7. Wat moet je doen om onder vervolging te gepriester waren toegekend, alsook zijn recht volharden? om te beslissen in geschillen over Joodse ge8, 9. Welke gevoelens had Ananias waarschijnlijk bruiken. over zijn toewijzing?
62
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
gehoord, hoeveel schadelijke dingen hij uw heiligen in Jeruzalem heeft aangedaan. En hier heeft hij volmacht van de overpriesters om allen die uw naam aanroepen, in boeien te slaan” (Hand. 9:13, 14). 10
Jezus wees Ananias niet terecht omdat hij zijn bezorgdheid uitte. Maar hij gaf hem wel duidelijke instructies. Bovendien verleende hij Ananias waardigheid door hem te vertellen waarom hij deze ongebruikelijke taak kreeg. Jezus zei over Saulus: „Deze man is mij een uitverkoren vat om mijn ¨ als tot koningen en de zonen van Isnaam uit te dragen zowel tot de natien ¨ rael. Want ik zal hem duidelijk laten zien hoeveel hij om mijn naam moet lijden” (Hand. 9:15, 16). Ananias gehoorzaamde Jezus zonder aarzelen. Hij 10. Wat leren we over Jezus uit de manier waarop hij met Ananias omging?
¨ SAULUS DE FARIZEEER
De „jonge man die Saulus heette” en die bij het verslag over de steniging van Stefanus in beeld komt, kwam uit Tarsus. Dat was de hoofdstad van ¨ de Romeinse provincie Cilicie, in het zuiden van wat nu Turkije is (Hand. 7:58). Er was een grote Joodse gemeenschap in die stad. Volgens Saulus’ eigen woorden was hij „besneden op de achtste dag, uit het familiegeslacht ¨ van Israel, uit de stam Benjamin, ¨ ¨ een Hebreeer geboren uit Hebreeen; ¨ wat de wet betreft, een Farizeeer.” Hij was dus van hoge Joodse komaf! — Fil. 3:5. Saulus kwam uit een grote, welvarende handelsstad die een centrum van Griekse cultuur was. Omdat hij daar was opgegroeid, kende hij Grieks. Waarschijnlijk heeft hij zijn basisonderwijs op een Joodse school ontvangen. Saulus leerde het beroep van tentenmaker, een vaardigheid die in zijn geboortestreek veel werd beoefend. Waarschijnlijk heeft Saulus dit vak als jongere van zijn vader geleerd (Hand. 18:2, 3). Uit het verslag in Handelingen blijkt ook dat Saulus als een Romeins burger geboren was (Hand. 22:25-28). Dat betekent dat een van zijn voorvaders dit voorrecht al verkregen had. Hoe Saulus’ familie het Romeins burgerschap verkregen had
is onbekend, maar in ieder geval zullen ze tot de sociale elite van hun provincie hebben behoord. Door Saulus’ achtergrond en opleiding voelde hij zich dus op zijn gemak in drie culturen: de Joodse, Griekse en Romeinse. Waarschijnlijk is hij toen hij een jaar of dertien was naar Jeruzalem gegaan, dat ruim achthonderd kilometer ver weg lag, om verder opgeleid te worden. In deze stad studeerde Saulus aan de voeten van ¨ Gamaliel, een leraar in de farizese tradities die in hoog aanzien stond (Hand. 22:3). Deze aanvullende opleiding, vergelijkbaar met een huidige universiteit, bestond uit onderwijs over en uit het hoofd leren van zowel de Schriften als de Joodse mondelinge wet. Een goede leerling van Gama¨ ` liel had een veelbelovende carriere voor zich, en kennelijk was Saulus zo’n leerling. Hij schreef later: „Ik maakte gro¨ tere vorderingen in het judaısme dan velen van mijn leeftijd in mijn ras, daar ik veel ijveriger was voor de overleveringen van mijn vaderen” (Gal. 1:14). Natuurlijk was het ook Saulus’ ijver voor de Joodse tradities die hem tot een beruchte vervolger van de pas opgerichte christelijke gemeente maakte.
ER BRAK „EEN PERIODE VAN VREDE” VOOR DE GEMEENTE AAN
ging naar de vervolger Saulus toe en zei tegen hem: „Saul, broeder, de Heer, de Jezus die u is verschenen op de weg waarlangs gij zijt gekomen, heeft mij uitgezonden opdat gij het gezicht moogt terugkrijgen en met heilige geest vervuld moogt worden” (Hand. 9:17). 11
Verschillende dingen vallen op in deze gebeurtenissen waarbij Jezus, Ananias en Saulus betrokken waren. Jezus geeft bijvoorbeeld actief leiding aan de prediking, precies zoals hij beloofd had (Matth. 28:20). Hoewel Jezus in deze tijd niet rechtstreeks tot afzonderlijke personen spreekt, leidt hij de prediking door middel van de getrouwe slaafklasse, die hij nu over al zijn bezittingen heeft aangesteld (Matth. 24:45-47). De slaafklasse, die wordt vertegenwoordigd door het Besturende Lichaam, zendt verkondigers, pioniers en zendelingen uit om mensen te zoeken die meer over Christus willen weten. Zoals in het vorige hoofdstuk stond, is het vaak zo dat zulke mensen om leiding gebeden hebben voordat Jehovah’s Getuigen bij hen komen (Hand. 9:11). 12 Ananias aanvaardde de toewijzing gehoorzaam en werd daarvoor gezegend. Ben jij gehoorzaam aan de opdracht om grondig getuigenis af te leggen, zelfs als je die toewijzing erg moeilijk vindt? Sommigen hebben er veel moeite mee van huis tot huis te gaan en met vreemden te praten. Anderen vinden het een uitdaging mensen op hun werk, op straat of via de telefoon te benaderen. Ananias overwon zijn angst en had de eer Saulus te helpen de heilige geest te ontvangen.1 Hij had succes omdat hij op Jezus vertrouwde en Saulus als zijn broeder zag. Wij kunnen onze angsten overwinnen door er net als Ananias op te vertrouwen dat Jezus de prediking leidt, door empathie voor mensen te hebben en door zelfs mensen die we heel intimi¨ broeders en zusters te zien (Matth. 9:36). derend vinden als potentiele
’Hij ging Jezus prediken’ (Handelingen 9:18-30) 13 Saulus paste snel toe wat hij had geleerd. Nadat hij genezen was, liet hij zich dopen. Dat was het begin van nauwe omgang met de discipelen in Damaskus. Maar hij deed meer. „Onmiddellijk ging hij in de synagogen Jezus prediken, dat Deze de Zoon van God is” (Hand. 9:20). 14 Als jij de Bijbel bestudeert maar nog niet gedoopt bent, zul je dan net als Saulus snel iets doen met de dingen die je leert? Het is waar dat Saulus
1 Normaal gesproken werden de gaven van de heilige geest doorgegeven via de apostelen. Maar in deze ongebruikelijke situatie gaf Jezus Ananias kennelijk de macht om de gaven van de geest over te brengen op zijn „uitverkoren vat”, Saulus. Na Saulus’ bekering duurde het een hele tijd voordat hij contact had met de twaalf apostelen. Het is echter waarschijnlijk dat hij in die periode wel actief was. Jezus zag er blijkbaar dus op toe dat Saulus de kracht kreeg die hij nodig had om zijn predikingstoewijzing te volbrengen. 11, 12. Wat leren we van de gebeurtenissen waarbij Jezus, Ananias en Saulus betrokken waren? 13, 14. Wat kun je van Saulus’ voorbeeld leren als je de Bijbel bestudeert maar nog niet gedoopt bent?
63
64
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
persoonlijk een wonder van Christus zag, en ongetwijfeld motiveerde dat hem om in actie te komen. Maar anderen hadden ook wonderen van Jezus ¨ gezien. Een groep farizeeen zag bijvoorbeeld hoe hij de verdorde hand van een man genas, en veel Joden wisten dat hij Lazarus uit de dood had opgewekt. Toch bleven velen van hen onverschillig en boden ze zelfs tegenstand (Mark. 3:1-6; Joh. 12:9, 10). In contrast daarmee veranderde Saulus compleet. Waarom reageerde Saulus positief terwijl anderen dat niet deden? Omdat hij God meer vreesde dan mensen en hij heel veel waarde hechtte aan de barmhartigheid die Christus hem betoond had (Fil. 3:8). Als jij net zo reageert, zul je je er door niets van laten weerhouden te gaan prediken en in aanmerking te komen voor de doop. 15 Kun je je voorstellen hoe verbaasd, geschokt en woedend de mensen geweest moeten zijn toen Saulus in de synagogen over Jezus begon te prediken? „Is dit niet de man die in Jeruzalem verwoesting aanrichtte onder degenen die deze naam aanroepen?”, vroegen ze (Hand. 9:21). Als Saulus dan uitlegde waarom hij van gedachten was veranderd over Jezus, ’bewees hij op logische wijze dat deze de Christus is’ (Hand. 9:22). Maar zelfs logica kan niet iedere geest die door tradities geketend is en ieder hart dat door trots gebonden is, losmaken. Toch gaf Saulus het niet op. 16 Drie jaar later boden de Joden in Damaskus Saulus nog steeds tegenstand. Uiteindelijk probeerden ze hem te doden (Hand. 9:23; 2 Kor. 11:32, 33; Gal. 1:13-18). Toen hun samenzwering aan het licht kwam, koos Saulus er wijselijk voor de stad ongezien te verlaten en liet hij zich met de hulp van anderen door een opening in de stadsmuur in een mand naar beneden zakken. Lukas beschrijft degenen die Saulus die nacht hielpen te ontsnappen als „zijn [Saulus’] discipelen” (Hand. 9:25). Uit deze woorden lijken we te kunnen opmaken dat in ieder geval enkelen die Saulus in Damaskus hadden horen spreken, positief op zijn prediking reageerden en volgelingen van Christus werden. 17 Toen je de mooie dingen die je leerde voor het eerst met je familie, vrienden en anderen begon te delen, had je misschien verwacht dat iedereen de duidelijke logica van de Bijbelse waarheid zou aanvaarden. En sommigen deden dat misschien ook, maar velen niet. Misschien ben je zelfs door leden van je eigen gezin als een vijand behandeld (Matth. 10:32-38). Maar als je leert om steeds beter aan de hand van de Bijbel te redeneren en je je op een christelijke manier blijft gedragen, zouden zelfs personen die tegenstand bieden uiteindelijk van gedachten kunnen veranderen (Hand. 17:2; 1 Petr. 2:12; 3:1, 2, 7). 18
Toen Saulus in Jeruzalem aankwam, vonden de discipelen het eerst
15, 16. Wat deed Saulus in de synagogen, en hoe reageerden de Joden in Damaskus daarop? 17. (a) Op welke manieren reageren mensen op de Bijbelse waarheid? (b) Waar moeten we mee doorgaan, en waarom? 18, 19. (a) Welk resultaat had het dat Barnabas voor Saulus instond? (b) Hoe kunnen we Barnabas en Saulus navolgen?
ER BRAK „EEN PERIODE VAN VREDE” VOOR DE GEMEENTE AAN
moeilijk te geloven dat hij nu een discipel was. Maar toen Barnabas voor Saulus instond, accepteerden de apostelen hem, en hij bleef een tijdlang bij hen (Hand. 9:26-28). Saulus ging met beleid te werk, maar hij schaamde zich niet voor het goede nieuws (Rom. 1:16). Hij predikte moedig in Jeruzalem, de plaats waar hij zelf een kwaadaardige vervolging tegen de discipelen van Jezus Christus had ontketend. De Joden in Jeruzalem waren ontzet toen ze beseften dat hun grootste voorvechter was overgelopen en probeerden hem te doden. Het verslag zegt: „Toen de broeders dit te weten kwamen, brachten zij hem naar Cesarea en zonden hem weg naar Tarsus” (Hand. 9:30). Saulus onderwierp zich aan de leiding van Jezus zoals die via de gemeente tot uiting kwam, wat zowel hemzelf als de gemeente ten goede kwam. 19
Merk op dat Barnabas het initiatief nam om Saulus te helpen. Ongetwijfeld heeft die vriendelijke daad ertoe bijgedragen dat deze ijverige aanbidders van Jehovah goed bevriend raakten. Steun jij net als Barnabas graag nieuwelingen in de gemeente door met hen samen te werken in de velddienst en door hen te helpen geestelijk te groeien? Wanneer je dat doet, zul je rijkelijk gezegend worden. Als je een nieuwe verkondiger bent, aanvaard je dan net als Saulus de hulp die je wordt aangeboden? Door met ervarener verkondigers samen te werken, zul je bekwamer worden in de prediking, zul je meer vreugde hebben en zul je vriendschappen opbouwen die levenslang kunnen duren.
„Velen werden gelovigen” (Handelingen 9:31-43) 20
Nadat Saulus bekeerd was en veilig vertrokken was, „trad er voor de gemeente in heel Judea en Galilea en Samaria werkelijk een periode van vrede in” (Hand. 9:31). Hoe gebruikten de discipelen deze „gunstige tijd”? (2 Tim. 4:2) Het verslag zegt dat ze ’werden opgebouwd’. De apostelen en andere broeders die verantwoordelijkheid droegen, versterkten het geloof van de discipelen en namen de leiding terwijl de gemeente „in de vrees van Jehovah en in de vertroosting van de heilige geest wandelde”. Petrus gebruikte deze tijd bijvoorbeeld om de discipelen in Lydda, een stad in de Vlakte van Saron, te versterken. Door zijn inspanningen keerden velen in die omgeving zich „tot de Heer” (Hand. 9:32-35). De discipelen lieten zich niet afleiden door andere bezigheden, maar hielden zich druk bezig met de zorg voor elkaar en de prediking van het goede nieuws. Het resultaat was dat de gemeente ’in aantal bleef toenemen’. 21
Tegen het eind van de twintigste eeuw brak er voor Jehovah’s Getuigen in veel landen ook „een periode van vrede” aan. Regimes die Gods volk tientallen jaren hadden onderdrukt, kwamen plotseling aan hun eind, en in bepaalde landen werden verbodsbepalingen minder streng of werden ze opgeheven. Tienduizenden Getuigen grepen de gelegenheid om in het openbaar te prediken aan, met spectaculaire resultaten. Toen Jehovah’s 20, 21. Hoe hebben Gods aanbidders vroeger en nu ’periodes van vrede’ goed benut?
65
66
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
Getuigen in Rusland in 1991 officieel erkend werden, waren er in dat land nog geen 16.000 Koninkrijksverkondigers. Slechts zestien jaar later, in 2007, waren er meer dan 150.000 die ijverig het goede nieuws predikten. 22
Maak jij een goed gebruik van de vrijheid die je hebt? Als je in een land woont waar godsdienstvrijheid is, wil Satan je er graag toe verleiden mate¨ rijkdom na te streven in plaats van de Koninkrijksbelangen (Matth. riele 13:22). Laat je niet afleiden. Als je in een periode van relatieve vrede zit, benut die dan goed. Zie het als een gelegenheid om grondig getuigenis af te leggen en de gemeente op te bouwen. Houd in gedachte dat je omstandigheden plotseling kunnen veranderen. 23 Sta eens stil bij wat er gebeurde met een discipel die Tabitha heette, en ook wel Dorkas genoemd werd.1 Ze woonde in Joppe, een stad in de buurt van Lydda. Deze getrouwe zuster gebruikte haar tijd en middelen verstandig, want ze was „overvloedig in goede daden en gaven van barmhartigheid”. Maar plotseling werd ze ziek en stierf ze. Haar dood leidde tot groot verdriet onder de discipelen in Joppe, vooral onder de weduwen voor wie ze veel had gedaan. Toen Petrus bij het huis kwam waar haar lichaam voor de begrafenis werd voorbereid, verrichtte hij een wonder dat nog niet eerder onder de apostelen van Jezus Christus was voorgekomen. Petrus ging in gebed en wekte Tabitha vervolgens uit de dood op! Stel je eens voor hoe blij de weduwen en de andere discipelen geweest moeten zijn toen Petrus hen in de kamer terugriep en haar levend voor hen bracht! Dit zal hen Hoe kun je Dorkas navolgen? beslist hebben gesterkt voor de beproevingen die hun te wachten stonden. Natuurlijk werd dit wonder „in heel Joppe bekend en velen werden gelovigen in de Heer” (Hand. 9:36-42). 24 Van dit bemoedigende verslag over Tabitha kunnen we twee belangrijke dingen leren: (1) Het leven is vergankelijk, dus het is heel belangrijk dat we een goede naam bij God opbouwen zolang we daartoe in staat zijn (Pred. 7:1). (2) De opstandingshoop is een zekerheid. Jehovah had de talloze vriendelijke daden van Tabitha gezien, en hij beloonde haar daarvoor. Hij zal ook ons harde
1 Zie het kader „Dorkas — ’Overvloedig in goede daden’ ” op blz. 67. 22. Hoe kun je de vrijheid die je hebt zo goed mogelijk benutten? 23, 24. (a) Wat leren we van het verslag over Tabitha? (b) Wat moet ons vaste besluit zijn?
ER BRAK „EEN PERIODE VAN VREDE” VOOR DE GEMEENTE AAN
67
´ Armagedwerk gedenken en ons een opstanding geven als ons leven vo´ or don eindigt (Hebr. 6:10). Laten we dus, of we ons nu in een „moeilijke tijd” of in een „periode van vrede” bevinden, grondig getuigenis over Christus blijven afleggen (2 Tim. 4:2). DORKAS — „OVERVLOEDIG IN GOEDE DADEN”
Dorkas maakte deel uit van de christelijke gemeente in de zeehaven Joppe. Haar geloofsgenoten hielden veel van haar omdat ze „overvloedig in goede daden en gaven van barmhartigheid” was (Hand. 9:36). Veel Joden die in streken met een gemengde Joodse en heidense bevolking woonden hadden twee namen: een Hebreeuwse of Aramese naam en een Griekse of Latijnse, en dat gold ook voor deze zuster. Haar Griekse naam, Dorkas, werd in het Aramees weergegeven als Tabitha. Beide namen betekenen „Gazelle”. Blijkbaar is Dorkas ziek geworden en plotseling overleden. Zoals gebruikelijk werd haar lichaam als voorbereiding voor de begrafenis gewassen. Ze werd opgebaard in een bovenkamer, mogelijk in haar eigen huis. Vanwege het warme klimaat moesten doden in het Midden-Oosten op de dag van hun overlijden of de volgende dag begraven worden. De christenen in Joppe hadden gehoord dat Petrus in het nabijgelegen Lydda was. Petrus had genoeg tijd om naar Joppe te komen voordat Dorkas begraven zou moeten worden, omdat de afstand tussen deze steden slechts achttien kilometer was, te voet een tocht van vier uur. Daarom vaardigde de gemeente twee mannen af om Petrus te vragen zo snel mogelijk te komen (Hand. 9:37, 38). Een geleerde zegt: „In ¨ het vroege judaısme was het gebruikelijk boden met ¨ z’n tweeen te zenden, gedeeltelijk zodat de een de verklaring van de ander kon staven.” Wat gebeurde er toen Petrus arriveerde? „Zodra hij aankwam, brachten zij hem in het bovenvertrek; en alle weduwen kwamen wenend bij hem staan en toonden vele onder- en bovenklederen, die Dor-
kas gemaakt had toen zij nog bij hen was” (Hand. 9:39). Een van de dingen waarmee Dorkas zich bij de leden van de gemeente zo geliefd had gemaakt, was dat ze kleren voor hen naaide. Ze maakte tunica’s, die direct op het lichaam werden gedragen, en mantels of gewaden die over de tunica werden gedragen. Of Dorkas al het materiaal zelf betaalde of alleen het naaiwerk deed, wordt niet vermeld. In ieder geval was ze geliefd om haar vriendelijkheid en „gaven van barmhartigheid”. Wat Petrus in die bovenkamer zag, moet hem ontroerd hebben. „De rouw die hier werd bedreven, was heel anders dan die in het huis van ¨ Jaırus, waar lawaaiige, ingehuurde rouwklagers en fluitspelers waren”, aldus de geleerde Richard Lenski. „Hier werd niet op zo’n kunstmatige manier rouw bedreven” (Matth. 9:23). Het was echt gemeend. Omdat nergens over een echtgenoot wordt gesproken, wordt vaak de conclusie getrokken dat Dorkas alleenstaand was. Toen Jezus zijn apostelen aanstelde, gaf hij hun de macht ’doden op te wekken’ (Matth. 10:8). Petrus had Jezus zulke wonderen zien verrichten, bijvoorbeeld bij de opstanding van ¨ Jaırus’ dochter, maar er is geen eerder verslag van een apostel die een dode opwekt (Mark. 5:21-24, 35-43). Nu stuurde Petrus iedereen weg uit de bovenkamer en zond een ernstig gebed op, met als resultaat dat Tabitha haar ogen opendeed en overeind ging zitten. Wat een vreugde moet er onder de christenen in Joppe hebben geheerst toen Petrus de geliefde Dorkas levend voor de heiligen en de weduwen bracht! — Hand. 9:40-42.
DEEL 3
˙
HANDELINGEN 10:1–12:25
¨ ’MENSEN UIT DE NATI EN NAMEN HET WOORD VAN GOD AAN’ HANDELINGEN 11:1
Zouden de Joodse volgelingen van Jezus bereid zijn het goede nieuws aan onbesneden heidenen bekend te maken? In dit deel zullen we zien hoe Jehovah’s geest harten opende en christenen hielp vooroordeel te overwinnen, wat hen ertoe aanzette vol ijver getuigenis te gaan afleggen aan alle naties.
HOOFDST UK 9
’God is niet partijdig’ De christenen beginnen tot onbesneden heidenen te prediken Gebaseerd op Handelingen 10:1–11:30 HET is het jaar 36. Een herfstzonnetje verwarmt Petrus terwijl hij aan het bidden is op het platte dak van een huis aan zee in de havenstad Joppe. Hij is al een paar dagen in dit huis te gast. Zijn bereidheid om daar te logeren laat zien dat hij in zekere zin onbevooroordeeld is. De eigenaar, Simon, is leerlooier van beroep, en niet alle Joden zouden bij zo’n man willen logeren.1 Toch zal Petrus al snel een belangrijke les leren over Jehovah’s onpartijdigheid. 2 Terwijl Petrus aan het bidden is, raakt hij in trance. Wat hij vervolgens in een visioen te zien krijgt, zou iedere Jood schokken. Uit de hemel komen in een soort laken dat aan vier punten wordt opgehouden, dieren naar beneden die volgens de Wet onrein zijn. Petrus krijgt te horen dat hij de dieren moet slachten en opeten, maar hij zegt: „Nog nooit heb ik iets gegeten ´ maar drie keer krijgt hij te howat verontreinigd en onrein was.” Niet e´ en ren: „De dingen die God heeft gereinigd, moogt gij niet langer verontreinigd noemen” (Hand. 10:14-16). Petrus blijft in verwarring achter, maar dat duurt niet lang. 3
Wat betekende het visioen dat Petrus kreeg? Het is belangrijk dat we de draagwijdte ervan begrijpen, want dit visioen bevat een diepgaande waarheid over Jehovah’s kijk op mensen. Als ware christenen kunnen we geen grondig getuigenis van Gods koninkrijk afleggen wanneer we niet dezelfde kijk op mensen ontwikkelen als God. Om de betekenis van het visioen te vatten, gaan we ons verdiepen in de ingrijpende gebeurtenissen eromheen.
’Hij zond voortdurend smekingen tot God op’ (Handelingen 10:1-8) 4
Petrus had er geen idee van dat een man in Cesarea, zo’n vijftig kilometer naar het noorden, de dag daarvoor ook een goddelijk visioen had ontvangen. Deze man heette Cornelius. Hij was een centurio in het Romeinse 1 Sommige Joden keken neer op leerlooiers omdat ze door hun beroep de huid en het karkas van dieren moesten aanraken en omdat ze voor hun werk weerzinwekkende materialen moesten gebruiken. Leerlooiers werden niet waardig geacht om in de tempel te verschijnen, en hun werkplaats moest op minstens 50 el (ca. 22 meter) van een stad liggen. Dat kan voor een deel verklaren waarom Simon een huis „aan de zee” had (Hand. 10:6). 1-3. Welk visioen krijgt Petrus te zien, en waarom is het belangrijk dat we de betekenis ervan begrijpen? 4, 5. Wie was Cornelius, en wat gebeurde er terwijl hij aan het bidden was? 69
70
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
leger, en hij was „een godvruchtig man”.1 Bovendien was hij een voorbeeldig gezinshoofd, want hij was „iemand die met zijn gehele huisgezin God vreesde”. Cornelius was geen joodse proseliet, maar een onbesneden heiden. Toch had hij medegevoel met behoeftige Joden en gaf hij hun finan¨ hulp. Deze oprechte man „zond voortdurend smekingen tot God op” ciele (Hand. 10:2). 5
Rond drie uur ’s middags was Cornelius aan het bidden, en hij kreeg toen een visioen waarin een engel tegen hem zei: „Uw gebeden en gaven van barmhartigheid zijn opgestegen als een gedachtenis voor het aangezicht van God” (Hand. 10:4). Op aanwijzing van de engel stuurde Cornelius mannen eropuit om Petrus te halen. Als onbesneden heiden stond Cornelius op het CORNELIUS punt een deur binnen te gaan die tot op dat EN HET ROMEINSE LEGER moment voor hem gesloten was geweest. Hij zou de boodschap van redding ontvangen. De bestuurszetel en het militaire hoofdkwar6 Verhoort God ook in deze tijd de gebetier van de Romeinse provincie Judea bevonden van oprechte personen die de waarheid den zich in Cesarea. De troepen die onder het over hem willen weten? Sta eens stil bij bevel van de stadhouder vielen, bestonden uit de volgende ervaring. Een vrouw in Albanie¨ vijfhonderd tot duizend cavaleristen en vijf conam een Wachttoren aan waarin een artikel horten van de infanterie, die elk vijfhonderd tot stond over het opvoeden van kinderen.2 Ze duizend soldaten telden. Meestal werden deze zei tegen de Getuige die bij haar aan de deur troepen gerekruteerd onder de bevolking van de kwam: „Wist u dat ik net tot God aan het bidprovincies en niet onder Romeinse burgers. De meesten van hen waren in Cesarea gelegerd, den was om hulp bij het opvoeden van mijn maar verspreid over Judea waren overal kleine dochters? Hij heeft u gestuurd! U hebt mijn ´ garnizoenen te vinden. Een cohort was permahart precies op de juiste plek geraakt!” De nent gevestigd in de burcht Antonia in Jeruzavrouw en haar dochters begonnen te studelem om de Tempelberg en de stad te bewaken. ren, en later ging ook haar man meedoen De Romeinse aanwezigheid in de stad werd tijmet de studie. dens de Joodse feesten versterkt om op te kun7 Is dit voorval uniek? Absoluut niet! Zulnen treden bij eventuele ordeverstoringen. ¨ ke ervaringen gebeuren overal in de wereld, Een cohort was verdeeld in zes centurien, die officieel uit honderd man bestonden en onveel te vaak om aan het toeval toegeschreder het bevel van een centurio stonden. In de ven te kunnen worden. Welke conclusies Griekse tekst van Handelingen 10:1 staat dat kunnen we daaruit trekken? Ten eerste dat Cornelius centurio was van de zogenoemde ItaJehovah de gebeden verhoort van oprechte liaanse afdeling, die waarschijnlijk gelegerd was personen die hem zoeken (1 Kon. 8:41-43; in Cesarea. Deze eenheid kan de Tweede Ita1 Zie het kader „Cornelius en het Romeinse leger”. liaanse Cohort van Romeinse Burgervrijwilligers zijn geweest.1 Centuriones stonden hoog op de 2 Het artikel had als titel „Betrouwbare adviezen voor het opvoeden van kinderen” en stond in de uitgave maatschappelijke en militaire ladder en waren van 1 november 2006, blz. 4-7. rijk. Hun salaris was soms wel zestien keer zo hoog als dat van gewone soldaten. 6, 7. (a) Vertel een ervaring waaruit blijkt dat 1 In het Latijn Cohors II Italica voluntariorum civium Romano¨ rum. Er zijn bewijzen dat deze cohort in 69 G.T. in Syrie aanwezig was.
God de gebeden verhoort van oprechte personen die de waarheid over hem willen weten. (b) Welke conclusies kunnen we uit zulke ervaringen trekken?
’GOD IS NIET PARTIJDIG’
Ps. 65:2). Ten tweede dat we bij ons predikingswerk de steun van engelen hebben (Openb. 14:6, 7).
’Petrus verkeerde in grote verlegenheid’ (Handelingen 10:9-23a) 8
Terwijl Petrus nog op het dak was en „bij zichzelf in grote verlegenheid verkeerde wat toch wel de betekenis mocht zijn van het visioen”, kwamen de boodschappers van Cornelius bij het huis aan (Hand. 10:17). Zou Petrus, die drie keer had gezegd dat hij geen voedsel zou eten dat volgens de Wet onrein was, bereid zijn met deze mannen mee te gaan en het huis van een heiden binnen te gaan? De heilige geest maakte op de een of andere manier duidelijk wat Gods wil was. Petrus kreeg te horen: „Zie! Drie mannen zoeken u. Sta echter op, ga naar beneden en reis, zonder ook maar enigszins te twijfelen, met hen mee, want ik heb hen gezonden” (Hand. 10:19, 20). Het visioen van de onreine dieren dat Petrus te zien had gekregen, had hem er ongetwijfeld op voorbereid de leiding van de heilige geest te volgen. 9
Toen Petrus hoorde dat Cornelius van God de opdracht had gekregen hem te laten halen, nodigde hij de heidense boodschappers binnen „en bewees hun gastvrijheid” (Hand. 10:23a). De gehoorzame apostel schikte zich meteen naar de nieuwe ontwikkelingen in de vervulling van Gods wil. 10
Ook nu leidt Jehovah zijn volk progressief (Spr. 4:18). Door middel van zijn heilige geest geeft hij leiding aan „de getrouwe en beleidvolle slaaf” en het Besturende Lichaam ervan (Matth. 24:45). Soms krijgen we verduidelijking over ons begrip van Gods Woord of zijn er veranderingen in bepaalde organisatorische procedures. Het is verstandig ons af te vragen: Hoe reageer ik op zulke verbeteringen? Onderwerp ik me in zo’n geval aan de leiding van Gods geest?
Petrus ’gebood dat zij gedoopt zouden worden’ (Handelingen 10:23b-48) 11
De dag nadat Petrus het visioen had ontvangen, ging hij met negen anderen — de drie boodschappers van Cornelius en „zes [Joodse] broeders” uit Joppe — naar Cesarea (Hand. 11:12). Cornelius verwachtte Petrus en „had zijn bloedverwanten en intieme vrienden bijeengeroepen”, blijkbaar allemaal heidenen (Hand. 10:24). Toen Petrus aankwam, deed hij iets wat voor hem eerder ondenkbaar was geweest: hij ging het huis van een onbesneden heiden binnen! Petrus zei: „Gij weet zeer goed dat het voor een jood ongeoorloofd is zich bij iemand van een ander ras aan te sluiten of hem te naderen; nochtans heeft God mij getoond dat ik geen mens verontreinigd of onrein mag noemen” (Hand. 10:28). Petrus had inmiddels ingezien dat het visioen dat hij ontvangen had, bedoeld was om hem iets te leren dat niet 8, 9. Wat kreeg Petrus via de heilige geest te horen, en hoe reageerde hij daarop? 10. Hoe leidt Jehovah zijn volk, en welke vragen moeten we onszelf misschien stellen? 11, 12. Wat deed Petrus toen hij in Cesarea aankwam, en wat had hij geleerd?
71
72
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
beperkt bleef tot de soorten voedsel die iemand mocht eten. Hij mocht ’geen mens [ook geen heiden] verontreinigd of onrein noemen’. ¨ 12 Iedereen was geınteresseerd in wat Petrus te zeggen had. „Wij zijn dan nu allen aanwezig voor het aangezicht van God om alles te horen wat Jehovah u geboden heeft te zeggen”, legde Cornelius uit (Hand. 10:33). Hoe zou jij je voelen als iemand met zulke woorden zijn belangstelling uitte? Petrus begon met deze krachtige woorden: „Ik bemerk zeer zeker dat God niet partijdig is, maar in elke natie is de mens die hem vreest en rechtvaardigheid beoefent, aanvaardbaar voor hem” (Hand. 10:34, 35). Petrus had geleerd dat Gods kijk op mensen niet bepaald wordt door ras, nationaliteit of andere externe factoren. Toen ging hij getuigenis afleggen over Jezus’ bediening, dood en opstanding. 13
Nu gebeurde er iets unieks: „Terwijl Petrus nog over deze zaken sprak”, ¨ werd de heilige geest uitgestort op deze „mensen uit de natien” (Hand. ´ de 10:44, 45). Dit is de enige keer dat de Bijbel vermeldt dat de geest vo´ or doop werd uitgestort. Petrus herkende dit als een teken van Gods goedkeuring en ’gebood dat zij [deze heidenen] gedoopt zouden worden’ (Hand. 10:48). De bekering van deze heidenen in 36 markeerde het einde van de periode van speciale gunst voor de Joden (Dan. 9:24-27). Petrus nam bij deze gelegenheid de leiding en gebruikte de derde en laatste ’sleutel van het koninkrijk’ (Matth. 16:19). Met deze sleutel werd voor onbesneden heidenen de deur geopend om met de geest gezalfde christenen te worden. 14
Als Koninkrijksverkondigers in deze tijd beseffen we dat er ’bij God geen partijdigheid is’ (Rom. 2:11). Het is zijn wil dat „alle soorten van mensen worden gered” (1 Tim. 2:4). We mogen mensen dus nooit beoordelen op basis van externe factoren. We hebben de opdracht gekregen grondig getuigenis af te leggen van Gods koninkrijk, en dat houdt in dat we tot alle mensen prediken, ongeacht hun ras, nationaliteit, uiterlijk of religieuze achtergrond.
’Zij legden zich erbij neer, en zij verheerlijkten God’ (Handelingen 11:1-18) 15
Ongetwijfeld wilde Petrus graag verslag uitbrengen van wat er gebeurd was, en hij ging naar Jeruzalem. Blijkbaar was het nieuws dat onbesneden heidenen „het woord van God hadden aangenomen” al voor hem uit gereisd. Kort nadat Petrus was aangekomen, „gingen de voorstanders van de besnijdenis met hem twisten”. Ze waren geschokt omdat hij „het huis had betreden van mannen die niet besneden waren en met hen had gegeten” (Hand. 11:1-3). Het punt was niet of heidenen volgelingen van Christus konden worden. Deze Joodse discipelen hielden vol dat heidenen zich aan de Wet moesten houden — ook de wet over de besnijdenis — om Jehovah op een 13, 14. (a) Wat was er zo opmerkelijk aan de bekering van Cornelius en andere heidenen in 36? (b) Waarom mogen we mensen niet op basis van externe factoren beoordelen? 15, 16. Waarom gingen sommige Joodse christenen met Petrus in discussie, en hoe verklaarde hij wat hij had gedaan?
¨ SYRISCH ANTIOCHIE
aanvaardbare manier te aanbidden. Kennelijk vonden sommige Joodse discipelen het ¨ moeilijk de mozaısche wet los te laten. 16 Hoe verklaarde Petrus wat hij gedaan had? Volgens Handelingen 11:4-16 noemde hij vier bewijzen van hemelse leiding: (1) het goddelijke visioen dat hij had ontvangen (vers 4-10), (2) de opdracht van de geest (vers 11, 12), (3) het bezoek van de engel aan Cornelius (vers 13, 14) en (4) de uitstorting van de heilige geest op de heidenen (vers 15, 16). Petrus besloot met een indringende vraag: „Indien God hun [gelovige heidenen] daarom dezelfde vrije gave [van de heilige geest] heeft gegeven als ook aan ons [Joden], die gelovigen in de Heer Jezus Christus zijn geworden, wie was ik dan, dat ik God zou kunnen tegenhouden?” — Hand. 11:17. 17
Petrus’ getuigenis vormde een belangrijke test voor die Joodse christenen. Konden ze hun vooroordelen opzijzetten en de pasgedoopte heidenen als medechristenen accepteren? Het verslag zegt: „Toen zij [de apostelen en andere Joodse christenen] nu deze dingen hoorden, legden zij zich erbij neer, en zij verheerlijkten God en zeiden: ’Zo heeft God dan ook aan mensen uit de na¨ de gelegenheid tot berouw geschonken, tien hetwelk tot leven leidt’ ” (Hand. 11:18). Door die positieve instelling bleef de eenheid van de gemeente behouden.
¨ Syrisch Antiochie lag aan de rivier de Orontes, zo’n 30 kilometer stroomopwaarts van ¨ de mediterrane zeehaven Seleucie en ongeveer 550 kilometer ten noorden van Jeruzalem (Hand. 13:4). Seleucus I Nicator, de eerste heerser van het Seleucidenrijk, stichtte Antio¨ chie in 300 v.G.T. Als hoofdstad van dit rijk ¨ werd Antiochie al snel een belangrijke stad. In 64 v.G.T. maakte de Romeinse generaal Pom¨ pejus een Romeinse provincie van Syrie, met ¨ Antiochie als hoofdstad. Tegen de eerste eeuw G.T. was het een metropool geworden die qua grootte en rijkdom de derde stad in het Ro¨ meinse Rijk was, na Rome en Alexandrie. ¨ Antiochie was zowel een commercieel als een politiek centrum. Handelswaren uit heel ¨ Syrie kwamen door deze stad voordat ze naar de rest van het Middellandse Zeegebied wer¨ den geexporteerd. „Omdat het vlak bij de grens tussen het Grieks-Romeinse gebied en de oostelijke staten lag, was het zelfs nog kosmopolitischer dan de meeste andere hellenistische steden”, aldus een Bijbelgeleerde. Er was een ¨ grote Joodse gemeenschap in Antiochie, en uit wat Josephus schrijft, valt op te maken dat ze een groot aantal Grieken voor hun religieuze ¨ ceremonien hadden weten te interesseren en zelfs tot proselieten hadden gemaakt.
18
Ook nu kan het een uitdaging zijn de eenheid te bewaren, want ware ¨ en stammen en volken en talen” (Openb. aanbidders komen „uit alle natien 7:9). Vaak zijn er in een gemeente dan ook personen van allerlei rassen, culturen en achtergronden te vinden. Het zou goed zijn ons af te vragen: Heb ik ieder spoortje vooroordeel uit mijn hart gebannen? Ben ik vastbesloten nooit toe te laten dat wereldse trekken die tot verdeeldheid leiden — bijvoorbeeld nationalisme, tribalisme, racisme en trots op de eigen cultuur — invloed hebben op de manier waarop ik mijn broeders en zusters behandel? Sta eens stil bij wat Petrus (Cefas) enkele jaren na de bekering van de eerste heidenen overkwam. Omdat hij zich liet meeslepen door het vooroordeel van anderen, „ging hij zich terugtrekken en afzonderen” van 17, 18. (a) In welk opzicht vormde Petrus’ getuigenis een test voor Joodse christenen? (b) Waarom kan het een uitdaging zijn de eenheid van de gemeente te bewaren, en welke vragen zouden we onszelf moeten stellen?
74
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
niet-Joodse christenen en moest hij door Paulus gecorrigeerd worden (Gal. ¨ 2:11-14). Laten we altijd blijven oppassen dat we niet beınvloed worden door vooroordeel.
„Een groot aantal werd gelovig” (Handelingen 11:19-26a) 19
Begonnen Jezus’ volgelingen tot onbesneden heidenen te prediken? Merk op wat er later in Syrisch Antiochie¨ gebeurde.1 In deze stad was een grote Joodse gemeenschap, maar er was weinig vijandigheid tussen de Joden en de heidenen. Antiochie¨ had dus een gunstig klimaat om tot de heidenen te prediken. Enkele Joodse discipelen hier begonnen het goede nieuws aan „de Griekssprekende mensen” bekend te maken (Hand. 11:20). Deze prediking was niet alleen gericht tot Griekssprekende Joden, maar ook tot onbesneden heidenen. Jehovah zegende het werk en „een groot aantal werd gelovig” (Hand. 11:21). 20
Dit veld was rijp om geoogst te worden, en daarom stuurde de gemeente in Jeruzalem Barnabas naar Antiochie.¨ Hij trof zo veel belangstelling aan dat hij het niet alleen afkon. Wie zou hem beter kunnen helpen dan Saulus, die een apostel voor de naties moest worden? (Hand. 9:15; Rom. 1:5) Zou Barnabas Saulus als een rivaal zien? Nee, Barnabas toonde gepaste bescheidenheid. Hij nam het initiatief om naar Tarsus te gaan, Saulus te zoeken en hem mee te brengen naar Antiochie¨ om te helpen. Samen bleven ze daar een jaar om de discipelen in de gemeente op te bouwen (Hand. 11:22-26a). 21
Hoe kunnen wij gepaste bescheidenheid tonen bij het volbrengen van onze bediening? Daarvoor moeten we onze beperkingen erkennen. Onze sterke punten en bekwaamheden verschillen van die van anderen. Sommigen zijn er bijvoorbeeld heel goed in lectuur te verspreiden, maar vinden het moeilijk nabezoeken te brengen of Bijbelstudies op te richten. Als jij graag bekwamer wilt worden in een bepaald aspect van de dienst, waarom zou je dan niet om hulp vragen? Door dat te doen zul je waarschijnlijk meer bereiken en meer vreugde in je dienst hebben (1 Kor. 9:26).
’Een ondersteuning zenden’ (Handelingen 11:26b-30) 22 In Antiochie¨ werden de discipelen voor het eerst ’door goddelijke voorzienigheid christenen genoemd’ (Hand. 11:26b). Deze door God goedgekeurde naam is toepasselijk voor degenen die hun leven naar het voorbeeld van Christus hebben gevormd. Ontstond er een broederschap tussen ¨ 1 Zie het kader „Syrisch Antiochie” op blz. 73. ¨ 19. Tot wie begonnen Joodse christenen in Antiochie te prediken, en wat was het resultaat? 20, 21. Hoe toonde Barnabas gepaste bescheidenheid, en hoe kunnen wij net zo bescheiden zijn bij het volbrengen van onze bediening? ¨ 22, 23. Hoe uitten de broeders in Antiochie hun broederlijke liefde, en hoe doet Gods volk in deze tijd hetzelfde?
„Cornelius verwachtte hen natuurlijk en had zijn bloedverwanten en intieme vrienden bijeengeroepen.” — Handelingen 10:24
76
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
de Joodse en de niet-Joodse gelovigen toen mensen uit de naties christenen werden? Sta eens stil bij wat er gebeurde toen er rond 46 een grote hongersnood ontstond.1 Vroeger waren hongersnoden een groot probleem voor arme mensen, die geen spaargeld of extra eten hadden. Tijdens deze hongersnood hadden de Joodse christenen die in Judea woonden, van wie velen kennelijk arm waren, eten nodig. Toen de broeders in Antiochie,¨ met inbegrip van de niet-Joodse christenen, hiervan hoorden, stuurden ze „een ondersteuning” naar hun broeders en zusters in Judea (Hand. 11:29). Hier was echt sprake van broederlijke liefde! 23
Dat is onder Gods volk in deze tijd niet anders. Als we horen dat onze broeders en zusters in een ander land of in onze eigen omgeving in nood ´ organiseverkeren, willen we hun graag te hulp komen. Bijkantoorcomites ´ ren snel hulpverleningscomites om broeders en zusters te helpen die worden getroffen door natuurrampen, zoals orkanen, aardbevingen en tsunami’s. Al zulke hulpacties laten zien dat onze broederschap echt is (Joh. 13:34, 35; 1 Joh. 3:17). 24 Als ware christenen onderkennen we het belang van het visioen dat Petrus ruim 1900 jaar geleden op het dak van een huis in Joppe ontving. We aanbidden een onpartijdige God. Het is zijn wil dat we grondig getuigenis van zijn koninkrijk afleggen, wat inhoudt dat we tot anderen prediken, ongeacht hun ras, afkomst of maatschappelijke status. Laten we dus vastbesloten zijn om iedereen die wil luisteren de kans te geven het goede nieuws te horen (Rom. 10:11-13).
1 De Joodse geschiedschrijver Josephus maakt melding van deze hongersnood tijdens de regering van keizer Claudius (41-54 G.T.). 24. Hoe kunnen we laten zien dat we het belang onderkennen van het visioen dat Petrus kreeg?
Als onze broeders en zusters in nood verkeren, helpen we hen graag
HOOFDST UK 10
’Het woord van Jehovah bleef groeien’ Petrus wordt bevrijd, en ondanks vervolging blijft het goede nieuws zich verbreiden Gebaseerd op Handelingen 12:1-25 MET een harde klap valt de zware ijzeren poort achter Petrus dicht. Vastgeketend tussen twee Romeinse bewakers wordt hij naar zijn cel geleid. Daar zit hij lange uren en misschien wel dagen af te wachten wat er met hem zal gebeuren. Er is weinig meer om naar te kijken dan de muren, de tralies, zijn ketens en zijn bewakers. 2
Als hij eindelijk iets te horen krijgt, is het geen goed nieuws. Koning Herodes Agrippa I heeft besloten Petrus te executeren.1 Petrus zal na het Pascha voor het volk moeten verschijnen, en zijn doodvonnis is bedoeld om de menigte een plezier te doen. Dat is geen loos dreigement, want een van de andere apostelen, Jakobus, is nog niet zo lang geleden door dezelfde koning terechtgesteld. ´ de geplande executie. Wat gaat er in Petrus om ter3 Het is de avond vo´ or wijl hij in zijn donkere gevangeniscel zit? Denkt hij terug aan die keer dat Jezus jaren geleden tegen hem zei dat hij op een dag tegen zijn wil gebonden en gedood zou worden? (Joh. 21:18, 19) Misschien vraagt Petrus zich af of dat moment nu is aangebroken. 4 Hoe zou jij je in Petrus’ plaats hebben gevoeld? Velen zouden alle hoop opgeven. Maar kunnen er voor een ware volgeling van Jezus Christus situaties zijn waarin er echt geen hoop meer is? Wat kunnen we leren van de manier waarop Petrus en zijn medechristenen reageerden op de vervolging die ze ondergingen?
’Er werd vurig voor hem gebeden’ (Handelingen 12:1-5) 5
Zoals we in het vorige hoofdstuk hebben gezien, was de bekering van de heiden Cornelius en zijn gezin een sensationele ontwikkeling voor de christelijke gemeente. Maar voor Joden die niet tot het christendom bekeerd waren, moet het een schok zijn geweest te zien dat veel Joodse christenen hun aanbidding nu openlijk samen met niet-Joden beoefenden. 1 Zie het kader „Koning Herodes Agrippa I” op blz. 79. 1-4. Voor welke moeilijke situatie komt Petrus te staan, en hoe zou jij je in zijn plaats voelen? 5, 6. (a) Waarom en hoe viel koning Herodes Agrippa I de christelijke gemeente aan? (b) Waarom was Jakobus’ dood een slag voor de gemeente? 77
78
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
6 Herodes, een sluw politicus, zag dit als een gelegenheid om een wit voetje bij de Joden te halen, dus begon hij de christenen slecht te behandelen. Hij had vast gehoord dat de apostel Jakobus een goede vriend van Jezus Christus was geweest. Daarom bracht Herodes „Jakobus, de broer van Johannes, door het zwaard om het leven” (Hand. 12:2). Wat een slag voor de gemeente! Jakobus was een van de drie die ooggetuige waren geweest van Jezus’ transfiguratie en andere wonderen die niet door de rest van de apostelen waren gezien (Matth. 17:1, 2; Mark. 5:37-42). Jezus had Jakobus en zijn broer Johannes „Zonen van de donder” genoemd vanwege hun vuur en enthousiasme (Mark. 3:17). De gemeente was dus een vrijmoedige, trouwe getuige en geliefde apostel kwijtgeraakt. 7 De executie van Jakobus stond de Joden wel aan, precies zoals Agrippa had gehoopt. Daardoor aangemoedigd, ging hij achter Petrus aan. Zoals aan het begin werd beschreven, liet hij Petrus arresteren. Maar waarschijnlijk herinnerde Agrippa zich dat de apostelen al eens door een wonder uit de gevangenis waren bevrijd, zoals in hoofdstuk 5 van dit boek te lezen is. Hij nam geen enkel risico en zette zestien soldaten in die in ploegen van vier dag en nacht de wacht hielden, terwijl Petrus steeds tussen twee van hen geketend was om er zeker van te zijn dat hij niet zou ontsnappen. Als dat wel gebeurde, zouden de bewakers zelf Petrus’ straf ondergaan. Wat konden Petrus’ medechristenen onder die droevige omstandigheden doen? 8
De gemeenteleden wisten heel goed wat ze moesten doen. In Handelingen 12:5 staat: „Dientengevolge werd Petrus in de gevangenis gehouden, maar door de gemeente werd vurig voor hem tot God gebeden.” Hun gebeden voor hun geliefde broeder waren intense smekingen vanuit het hart. Ze hadden niet alle hoop verloren toen Jakobus stierf en ook waren ze het gebed niet als 7, 8. Hoe reageerde de gemeente op Petrus’ gevangenzetting?
We bidden voor broeders en zusters die wegens hun geloof gevangenzitten
KONING HERODES AGRIPPA I
iets waardeloos gaan zien. Gebeden betekenen heel veel voor Jehovah. Als ze in overeenstemming zijn met zijn wil, zal hij ze verhoren (Hebr. 13:18, 19; Jak. 5:16). Dat is een les die christenen in deze tijd ter harte zullen willen nemen. 9 Ken je geloofsgenoten die zware beproevingen ondergaan? Misschien hebben ze te maken met vervolging, verbodsbepalingen of natuurrampen. Waarom zou je hen niet in je gebeden gedenken? Wellicht ken je ook personen die minder opvallende moeilijkheden hebben, zoals gezinsproblemen, ontmoediging of een beproeving op hun geloof. Als je mediteert voordat je in gebed gaat, kun je misschien meerdere personen bedenken die je bij name kunt noemen als je praat met Jehovah, de „Hoorder van het gebed” (Ps. 65:2). Als jij een moeilijke periode doormaakte, zou je toch ook willen dat je broeders en zusters dat voor jou deden?
„Blijf mij volgen” (Handelingen 12:6-11) 10
Maakte Petrus zich zorgen over het gevaar waardoor hij bedreigd werd? Dat weten we niet zeker, maar de laatste nacht die hij in de gevangenis doorbracht, lag hij rustig te slapen tussen zijn twee wakende cipiers. Deze diepgelovige man was ervan overtuigd dat hij veilig was bij Jehovah, wat er de volgende dag ook zou gebeuren (Rom. 14:7, 8). In ieder geval had Petrus de verbijsterende dingen die te gebeuren stonden, niet kunnen voorzien. Plotseling werd zijn cel met een stralend licht gevuld. Er stond een engel, die blijkbaar niet door de bewakers werd gezien, en hij stootte Petrus wakker. De ketens waarmee zijn handen geboeid waren — ketens die onbreekbaar leken — vielen gewoon van hem af! 9. Wat kunnen we leren van het voorbeeld dat Petrus’ medechristenen in verband met het gebed gaven? 10, 11. Beschrijf de manier waarop Jehovah’s engel Petrus uit de gevangenis bevrijdde.
Herodes Agrippa I, die Jakobus liet terechtstellen en Petrus gevangenzette, was de kleinzoon van Herodes de Grote. Hij kwam uit een dynastie van politieke regeerders over de Joden. Dit vorstengeslacht behoorde tot de Idu¨ meeers, dat wil zeggen de Edomieten. De Idu¨ meeers waren in naam joden, want rond 125 v.G.T. waren ze onder dwang besneden. Herodes Agrippa werd geboren in 10 v.G.T. en ontving zijn opleiding in Rome. Hij was bevriend met verschillende leden van de keizerlijke familie. Een van die vrienden was Gaius, beter bekend als Caligula, die in 37 G.T. keizer werd. Al snel maakte hij Agrippa koning over Iturea, Trachonitis en Abilene. Later breidde Caligula Agrippa’s gebied uit met Galilea en Perea. Agrippa was in Rome toen Caligula in 41 werd vermoord. Naar verluidt heeft Agrippa een belangrijke rol gespeeld in het bezweren van de crisis die toen ontstond. Hij nam deel aan zenuwslopende onderhandelingen tussen een andere machtige vriend, Claudius, en de Romeinse senaat. Het resultaat was dat Claudius tot keizer werd benoemd en dat een burgeroorlog werd afgewend. Als beloning voor zijn bemiddeling maakte Claudius Agrippa ook nog eens koning over Judea en Samaria, gebieden die sinds 6 G.T. door Romeinse stadhouders waren bestuurd. Hiermee kreeg Agrippa een gebied onder zich dat overeenkwam met dat van Herodes de Grote. Agrippa’s hoofdstad was Jeruzalem, waar hij bij de religieuze leiders in de gunst kwam. Van hem wordt gezegd dat hij de Joodse wet en tradities nauwgezet naleefde door onder andere dagelijks offers te brengen in de tempel, de Wet in het openbaar te lezen en „de rol van ijverig beschermer van het Joodse geloof” te spelen (The Interpretation of the Acts of the Apostles). Maar hij ontkrachtte zijn bewering een aanbidder van God te zijn door gladiatorengevechten en heidense toneelstukken in het theater te organiseren. Agrippa’s karakter is wel beschreven als „verraderlijk, oppervlakkig en extravagant”.
80
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
11
De engel gaf Petrus een paar korte bevelen: „Sta vlug op! (...) Omgord u en bind uw sandalen onder. (...) Doe uw bovenkleed aan.” Petrus gehoorzaamde meteen. Tot slot zei de engel: „Blijf mij volgen”, en dat deed Petrus. Ze liepen weg uit de cel, vlak langs de schildwachten die buiten geposteerd waren en liepen zonder geluid te maken naar de grote ijzeren poort. Hoe zouden ze daar doorheen komen? Als Petrus daar al over heeft nagedacht, zal dat niet lang geduurd hebben. Toen ze dichter bij de poort kwamen, ging die „vanzelf” open. Voordat Petrus wist wat er gebeurde, gingen ze de poort door en stonden ze op straat, en toen verdween de engel. Petrus bleef achter en het drong langzaam tot hem door dat dit echt gebeurd was. Hij had geen visioen gehad. Hij was vrij! — Hand. 12:7-11. 12
Het is bemoedigend om stil te staan bij Jehovah’s grenzeloze vermogen om zijn aanbidders te redden. Petrus werd gevangengehouden door een koning die de steun had van de sterkste regeringsmacht die ooit had bestaan. Toch liep hij gewoon de gevangenis uit! Het is waar dat Jehovah niet voor iedereen die hem dient zulke wonderen doet. Dat had hij niet voor Jakobus gedaan, en dat deed hij later ook niet voor Petrus toen Jezus’ woorden over hem uiteindelijk in vervulling gingen. Christenen in deze tijd verwachten niet door een wonder bevrijd te worden. Maar we houden voor ogen dat Jehovah niet veranderd is (Mal. 3:6). En hij zal binnenkort zijn Zoon gebruiken om ontelbare miljoenen te bevrijden uit de meest onverbiddelijke gevangenis die er is, de dood (Joh. 5:28, 29). We kunnen echt moed putten uit zulke beloften wanneer we voor beproevingen komen te staan.
’Zij zagen hem en waren verbaasd’ (Handelingen 12:12-17) 13
Petrus stond in de donkere straat en vroeg zich af waar hij nu heen zou gaan. Toen wist hij het. Vlak in de buurt woonde Maria, een christelijke weduwe. Kennelijk was ze welgesteld, want haar huis was groot genoeg voor de bijeenkomsten van de gemeente. Ze was de moeder van Johannes Markus, die hier voor het eerst in Handelingen vermeld wordt en die uiteindelijk als een zoon voor Petrus werd (1 Petr. 5:13). Die nacht waren ondanks het late tijdstip veel gemeenteleden, verenigd in gebed, aanwezig in het huis van Maria. Ongetwijfeld baden ze of Petrus vrijgelaten mocht worden, maar ze waren niet voorbereid op de manier waarop Jehovah hun gebed beantwoordde! 14
Petrus klopte op de poortdeur, die toegang gaf tot een binnenplaats aan de voorkant van het huis. Een dienstmeisje dat Rhode´ heette, een veel voorkomende Griekse naam die „Roos” betekent, kwam naar de poort. Ze kon haar oren niet geloven. Dat was de stem van Petrus! Ze was zo van slag dat ze de poort niet opendeed maar Petrus buiten op straat liet staan, het huis inrende en de gemeente ervan probeerde te overtuigen dat Petrus er was. Ze 12. Waarom kan het bemoedigend zijn na te denken over Petrus’ bevrijding door Jehovah? 13-15. (a) Hoe reageerden de gemeenteleden die in Maria’s huis waren bijeengekomen op Petrus’ komst? (b) Waarop richt het boek Handelingen nu de aandacht, maar welke uitwerking bleef Petrus op zijn broeders en zusters hebben?
’HET WOORD VAN JEHOVAH BLEEF GROEIEN’
verklaarden haar voor gek, maar ze was niet zo snel van haar stuk gebracht. Ze bleef bij haar verhaal omdat ze zeker van haar zaak was. Sommigen krabbelden toen iets terug en opperden dat het misschien een engel was die Petrus vertegenwoordigde (Hand. 12:12-15). Al die tijd bleef Petrus op de poort kloppen totdat ze eindelijk kwamen opendoen. 15
Toen ze hem bij de poort zagen staan, waren ze stomverbaasd! (Hand. 12:16) Opgetogen praatten ze allemaal door elkaar heen, en Petrus moest om stilte vragen om zijn verhaal te kunnen vertellen. Toen gaf hij opdracht het aan de discipel Jakobus en de broeders te vertellen en vertrok hij voordat de soldaten van Herodes hem konden vinden. Petrus ging weg om zijn getrouwe dienst op een veiliger plek voort te zetten. Met uitzondering van zijn bijdrage aan het oplossen van de besnijdeniskwestie, waarover in Handelingen 15 wordt gesproken, wordt hij verder niet meer in het verslag genoemd. Het boek Handelingen richt zich verder op het werk en de reizen van Paulus. Maar we kunnen er zeker van zijn dat Petrus overal waar hij kwam het geloof van zijn broeders en zusters heeft versterkt. Toen hij vertrok, liet hij de groep in het huis van Maria in ieder geval opgetogen achter. 16 Soms geeft Jehovah zijn aanbidders zo veel meer dan ze hadden verwacht, dat ze het bijna niet kunnen geloven. Zo voelden Petrus’ broeders en zusters zich die nacht. En zo voelen ook wij ons af en toe als we Jehovah’s rijke zegen ervaren (Spr. 10:22). In de toekomst zullen we zien hoe al Jehovah’s beloften op wereldwijde schaal worden vervuld. De realiteit zal dan zo schitterend zijn dat al onze huidige verwachtingen erdoor overtroffen worden. Dus zolang we getrouw blijven, kunnen we erop rekenen dat ons gelukkige tijden te wachten staan.
’De engel van Jehovah sloeg hem’ (Handelingen 12:18-25) 17
Ook Herodes was verbaasd over Petrus’ ontsnapping, maar voor hem was het niet zo’n prettige verrassing. Herodes gaf snel bevel tot een grondige zoekactie en liet Petrus’ bewakers ondervragen. Ze werden ’weggeleid om ¨ te worden gestraft’, waarschijnlijk om geexecuteerd te worden (Hand. 12:19). Herodes Agrippa stond niet bekend om zijn medegevoel of barmhartigheid. Is deze wrede man ooit bestraft? 18
Misschien voelde Agrippa zich vernederd omdat hij er niet in geslaagd was Petrus terecht te stellen, maar al snel vond hij troost voor zijn gekrenkte trots. Er ontstond een politieke situatie waarbij enkelen van zijn vijanden om vrede kwamen smeken, en ongetwijfeld wilde hij maar wat graag een grote menigte toespreken. Lukas bericht dat Herodes zich van tevoren ’in een koninklijk gewaad stak’. Josephus schreef dat Herodes’ gewaad van zilver was gemaakt, zodat hij door heerlijkheid verlicht leek als het licht op 16. Waarom kunnen we er zeker van zijn dat de toekomst ons veel reden tot vreugde zal geven? 17, 18. Wat was de aanleiding voor de vleierij aan Herodes’ adres?
81
82
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
hem viel. Toen hield de protserige politicus een toespraak. De menigte wilde hem vleien en riep: „De stem van een god en niet van een mens!” — Hand. 12:20-22. 19
Die heerlijkheid behoorde aan God toe, en God zag wat er gebeurde! Herodes had de kans rampspoed te vermijden. Hij had de menigte terecht kunnen wijzen of in ieder geval niet met hen kunnen instemmen. In plaats ´ een daarvan werd hij een krachtig voorbeeld van de spreuk: „Trots komt vo´ or ineenstorting” (Spr. 16:18). „Ogenblikkelijk sloeg de engel van Jehovah hem”, waardoor deze arrogante, egocentrische man een gruwelijke dood stierf. Herodes „werd door wormen opgegeten en blies de laatste adem uit” (Hand. 12:23). Ook Josephus merkte op dat Agrippa plotseling geslagen werd en voegde eraan toe dat de koning de conclusie trok dat hij stierf omdat hij de vleierij van de menigte had aanvaard. Josephus schreef dat Agrippa vijf dagen heeft geleden voordat hij stierf.1 20
Soms lijkt het erop dat goddeloze mensen ongestraft allerlei slechte dingen kunnen doen. Dat hoeft ons niet te verbazen, want „de gehele wereld ligt in de macht van de goddeloze” (1 Joh. 5:19). Toch zijn trouwe aanbidders van God soms verontrust als goddeloze mensen hun straf lijken te ontlo´ reden waarom verslagen als deze troost bieden. We zien napen. Dat is e´ en melijk dat Jehovah ingrijpt en daarmee al zijn aanbidders eraan herinnert dat hij gerechtigheid liefheeft (Ps. 33:5). Vroeg of laat zal zijn gerechtigheid zegevieren. 21
Het verslag besluit met een les die ons nog meer aanmoedigt: „Het woord van Jehovah bleef echter groeien en verbreidde zich steeds meer” (Hand. 12:24). Dit bericht over de expansie van de prediking doet ons misschien denken aan de manier waarop Jehovah hetzelfde werk in deze tijd zegent. Het is duidelijk dat het verslag in Handelingen 12 niet voornamelijk gaat over de dood van de ene apostel en de ontsnapping van een andere apostel. Het gaat over de manier waarop Jehovah pogingen van Satan dwarsboomt om de gemeente kapot te maken en een eind te maken aan hun ijverige prediking. Die aanvallen zijn niet gelukt, en dat geldt voor al zulke boosaardige plannen (Jes. 54:17). Aan de andere kant nemen degenen die voor Jehovah en Jezus Christus kiezen, deel aan een werk dat niet kan mislukken. Is dat geen aanmoedigende gedachte? Wat een geweldig voorrecht is het eraan mee te helpen „het woord van Jehovah” in deze tijd bekend te maken! 1 Een arts schreef dat de symptomen die door Josephus en Lukas worden beschreven, veroorzaakt kunnen zijn door rondwormen die een dodelijke obstructie in de darmen vormden. Zulke wormen worden soms uitgebraakt of komen uit het lichaam van de pa¨ tient kruipen als hij sterft. Een naslagwerk zegt: „Lukas’ nauwkeurigheid als deskundig arts laat duidelijk de gruwelijkheid van zijn [Herodes’] dood uitkomen.” 19, 20. (a) Waarom werd Herodes door Jehovah gestraft? (b) Welke troost kunnen we halen uit het verslag over Herodes Agrippa’s plotselinge dood? 21. Wat is de belangrijkste les uit Handelingen 12, en waarom kunnen we er in deze tijd troost uit halen?
’Zij kwamen aan de ijzeren poort die toegang gaf tot de stad, en deze ging vanzelf voor hen open.’ — Handelingen 12:10
DEEL 4
˙
HANDELINGEN 13:1–14:28
’DOOR DE HEILIGE GEEST UITGEZONDEN’ HANDELINGEN 13:4
In dit deel volgen we Paulus op zijn eerste zendingsreis. In stad na stad werd de apostel vervolgd. Maar geleid door heilige geest bleef hij getuigenis afleggen en nieuwe gemeenten oprichten. Dit bezielende verslag zal ons beslist aansporen om in onze dienst nog meer ijver aan de dag te leggen.
HOOFDST UK 11
„Vervuld met vreugde en heilige geest” Hoe Paulus omging met vijandigheid en onverschilligheid Gebaseerd op Handelingen 13:1-52 HET is een spannende dag voor de gemeente in Antiochie.¨ Van alle profeten en leraren die daar aanwezig zijn, zijn Barnabas en Saulus door de heilige geest uitgekozen om het goede nieuws in afgelegen streken bekend te maken (Hand. 13:1, 2).1 Er waren weliswaar al eerder bekwame mannen uitgezonden, maar in het verleden waren zendelingen naar streken gegaan waar het christendom al wortel had geschoten (Hand. 8:14; 11:22). Dit keer zullen Barnabas en Saulus samen met Johannes Markus, die als hun dienaar meegaat, naar landen gestuurd worden waar de meeste mensen het goede nieuws nog niet gehoord hebben. 2
Zo’n veertien jaar daarvoor had Jezus tegen zijn volgelingen gezegd: „Gij zult getuigen van mij zijn zowel in Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot de verst verwijderde streek der aarde” (Hand. 1:8). De aanstelling van Barnabas en Saulus om als zendelingen te dienen, zal vaart zetten achter de vervulling van Jezus’ profetische woorden.2
Afgezonderd „voor het werk” (Handelingen 13:1-12) 3
Tegenwoordig kunnen mensen dankzij uitvindingen als de auto en het vliegtuig binnen slechts twee uur een behoorlijke afstand afleggen. Maar in de eerste eeuw was dat niet zo. De meest voorkomende manier van reizen over land was lopen, vaak over ruw terrein. Een dagreis, waarbij misschien maar dertig kilometer werd afgelegd, was vreselijk vermoeiend!3 Hoewel Barnabas en Saulus ongetwijfeld uitzagen naar hun toewijzing, zullen ze zich ook gerealiseerd hebben dat er veel inspanning en zelfopoffering bij zou komen kijken (Matth. 16:24). 1 Zie het kader „Barnabas — ’Zoon van vertroosting’ ” op blz. 86. 2 Op dit moment zijn er al gemeenten in behoorlijk verafgelegen plaatsen; Syrisch Antio¨ chie ligt zo’n 550 kilometer ten noorden van Jeruzalem. 3 Zie het kader „Op weg” op blz. 87. 1, 2. Wat is er zo uniek aan de reis die Barnabas en Saulus gaan ondernemen, en hoe zal hun werk bijdragen tot de vervulling van Handelingen 1:8? 3. Wat maakte lange reizen in de eerste eeuw zo zwaar? 85
86
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
4
Waarom gaf de heilige geest specifiek opdracht dat Barnabas en Saulus moesten worden afgezonderd „voor het werk”? (Hand. 13:2) Dat zegt de Bijbel niet. We weten wel dat door de leiding van de heilige geest de keus op deze mannen viel. Er zijn geen aanwijzingen dat de profeten en leraren in Antiochie¨ tegen deze beslissing ingingen. Ze gaven juist hun volledige steun aan de aanstelling. Stel je eens voor hoe Barnabas en Saulus zich gevoeld moeten hebben toen hun broeders zonder jaloezie ’vastten en baden en hun de handen oplegden en hen lieten gaan’ (Hand. 13:3). Ook wij horen personen te steunen die een theocratische toewijzing krijgen, zoals mannen die in de gemeente als opziener worden aangesteld. In plaats van jaloers te zijn op broeders die zo’n voorrecht krijgen, dienen we hun „om hun werk meer dan buitengewone achting in liefde te betonen” (1 Thess. 5:13). 5 Nadat Barnabas en Saulus naar Seleucie,¨ een haven in de buurt van Antiochie,¨ waren gelopen, gingen ze per boot naar het eiland Cyprus, een reis van zo’n tweehonderd kilometer.1 Omdat Barnabas van Cyprus kwam, wilde hij ongetwijfeld graag het goede nieuws aan de mensen daar brengen. 1 In de eerste eeuw kon een schip op een dag ongeveer 150 kilometer afleggen als de wind gunstig was. Onder minder gunstige omstandigheden kon zo’n reis een stuk langer duren. 4. (a) Waardoor werd de keus voor Barnabas en Saulus geleid, en hoe reageerden geloofsgenoten op hun aanstelling? (b) Hoe kunnen wij personen steunen die een theocratische toewijzing krijgen? 5. Omschrijf wat het inhield om op Cyprus te prediken.
BARNABAS — „ZOON VAN VERTROOSTING”
Een van de broeders die de leiding namen in de eerste-eeuwse gemeente in Jeruzalem was Jozef, een leviet die van Cyprus kwam. De apostelen gaven hem een bijnaam die zijn persoonlijkheid weergaf: Barnabas, wat „Zoon van vertroosting” betekent (Hand. 4:36). Als Barnabas zag dat zijn geloofsgenoten iets nodig hadden, kwam hij hun snel te hulp. Met Pinksteren 33 werden er drieduizend nieuwe discipelen gedoopt. Waarschijnlijk waren velen van hen alleen voor het feest naar Jeruzalem gereisd en waren ze niet van plan geweest lang in de stad te blijven. De gemeente had middelen nodig om voor deze grote groep te zorgen. Daarom
verkocht Barnabas een stuk grond en bracht hij het geld naar de apostelen als een gulle bijdrage (Hand. 4:32-37). Als ervaren opziener wilde Barnabas anderen graag helpen. Hij was degene die de pasbekeerde Saulus van Tarsus te hulp kwam toen alle andere discipelen bang voor hem waren omdat hij bekendstond als een vervolger (Hand. 9:26, 27). Barnabas reageerde nederig toen Paulus hem en Petrus krachtige raad gaf over de manier waarop Joodse en niet-Joodse christenen met elkaar moesten omgaan (Gal. 2:9, 11-14). Deze voorbeelden laten zien dat Barnabas zijn bijnaam, „Zoon van vertroosting”, echt waarmaakte.
OP WEG
Toen ze aankwamen in Salamis, een stad aan de oostkust, wilden ze geen tijd verspillen. Onmiddellijk „gingen zij het woord van God in de synagogen van de joden verkondigen” (Hand. 13:5).1 Barnabas en Saulus reisden van de ene kant van Cyprus naar de andere en predikten waarschijnlijk in belangrijke steden die ze onderweg tegenkwamen. Afhankelijk van de route die ze namen, hebben ze misschien wel 220 kilometer gelopen! 6
Het eerste-eeuwse Cyprus was doortrokken van valse aanbidding. Dat bleek vooral toen Barnabas en Saulus aankwamen in Pafos, aan de westkust van het eiland. Daar ontmoetten ze „een tovenaar, een valse profeet, een jood wiens naam Bar-Jezus was, en hij was bij de proconsul Sergius Paulus, een intelligent man”.2 In de eerste eeuw wendden veel ontwikkelde Romeinen, zelfs „een intelligent man” als Sergius Paulus, zich vaak tot een tovenaar of een astroloog als ze belangrijke beslissingen moesten nemen. ¨ Toch raakte Sergius Paulus geıntrigeerd door de Koninkrijksboodschap en „zocht er ernstig naar het woord van God te horen”. Dat viel niet goed bij Bar-Jezus, die ook wel bekendstond onder zijn beroepsnaam Elymas, wat „Tovenaar” betekent (Hand. 13:6-8).
In de oudheid was reizen over land trager, vermoeiender en waarschijnlijk duurder dan varen. Maar veel plaatsen konden uitsluitend te voet worden bereikt. Een reiziger kon zo’n dertig kilometer per dag afleggen. Hij stond bloot aan de elementen — zon, regen, hitte en kou — en aan het gevaar overvallen te worden door dieven. Paulus merkte op dat hij „dikwijls op reis, in gevaren van rivieren, in gevaren van struikrovers” was geweest (2 Kor. 11:26). Het Romeinse Rijk kende een uitgebreid netwerk van geplaveide wegen. Langs de hoofdwegen kwamen de reizigers herbergen tegen die een dagreis van elkaar vandaan lagen. Daartussenin lagen pleisterplaatsen waar basisvoorzieningen waren. Schrijvers uit die tijd karakteriseren de herbergen en pleisterplaatsen als smerig, overvol, vochtig en vergeven van de vlooien. Deze plaatsen hadden een slechte naam, want tot de vaste bezoekers behoorde veel gespuis. Het kwam nogal eens voor dat herbergiers reizigers beroofden, en vaak maakten prostituees deel uit van het aanbod van diensten. Christenen zullen zulke plaatsen ongetwijfeld zo veel mogelijk vermeden hebben. Maar als ze onderweg waren in landen waar ze geen familie of vrienden hadden, hadden ze waarschijnlijk geen andere keus.
7 Bar-Jezus ging de Koninkrijksboodschap tegenstaan. De enige manier om zijn invloedrijke positie als adviseur van Sergius Paulus te behouden, was namelijk „de proconsul van het geloof af te keren” (Hand. 13:8). Maar Saulus was niet van plan toe te laten dat de interesse van Sergius Paulus verdween door toedoen van ¨ Wat deed hij daaraan? Het verslag zegt: „Saulus, die ook Paueen hofmagier. lus is, werd vervuld met heilige geest, keek hem [Bar-Jezus] strak aan en zei: ’O gij mens vol van allerlei bedrog en allerlei schurkerij, gij zoon van de Duivel, gij vijand van al wat rechtvaardig is, zult gij niet ophouden de
1 Zie het kader „In de synagogen van de Joden” op blz. 89. 2 Cyprus stond onder het bewind van de Romeinse senaat. Het eiland werd bestuurd door een provinciaal stadhouder met de rang van proconsul. 6, 7. (a) Wie was Sergius Paulus, en waarom probeerde Bar-Jezus te voorkomen dat hij naar het goede nieuws luisterde? (b) Hoe bestreed Saulus de tegenstand van Bar-Jezus?
rechte wegen van Jehovah te verdraaien? Nu dan, zie! Jehovah’s hand is op u, en gij zult blind zijn en een tijdlang het zonlicht niet zien.’ Ogenblikkelijk viel er een dikke nevel en duisternis op hem, en rondtastend zocht hij mensen om hem bij de hand te leiden.”1 Wat was het resultaat van dit wonder? „Toen de proconsul zag wat er gebeurd was, werd hij een gelovige, daar hij versteld stond van het onderwijs van Jehovah” (Hand. 13:9-12). 8
Paulus liet zich niet door Bar-Jezus intimideren. Zo moeten ook wij niet terugdeinzen als tegenstanders het geloof proberen te ondermijnen van personen die belangstelling voor de Koninkrijksboodschap tonen. Natuurlijk moeten onze Net als Paulus verdedigen we de waarheid moedig uitspraken „altijd minzaam, gekruid met als we tegenstand ondervinden zout” zijn (Kol. 4:6). Tegelijkertijd willen we niet het geestelijk welzijn van een geinteresseerde in gevaar brengen alleen maar omdat we conflicten willen vermijden. Ook moeten we er niet voor terugschrikken valse religies aan de kaak te stellen, die er net als Bar-Jezus mee doorgaan „de rechte wegen van Jehovah te verdraaien” (Hand. 13:10). Laten we net als Paulus vrijmoedig de waarheid bekendmaken en moeite doen het hart van oprechte mensen te bereiken. En hoewel Gods steun misschien niet zo duidelijk is als in het geval van Paulus, kunnen we er zeker van zijn dat Jehovah zijn heilige geest zal gebruiken om personen die het waard zijn tot de waarheid te trekken (Joh. 6:44).
Een „woord van aanmoediging” (Handelingen 13:13-43) 9
Blijkbaar veranderde er iets toen de mannen van Pafos vertrokken naar ¨ Perge, aan de kust van Klein-Azie, over zee een afstand van zo’n 250 kilometer. In Handelingen 13:13 wordt gesproken over „de mannen, te zamen 1 Vanaf dit punt wordt Saulus Paulus genoemd. Er is wel geopperd dat hij die Romeinse naam aannam ter ere van Sergius Paulus. Maar het feit dat hij de naam Paulus ook bleef gebruiken nadat hij Cyprus had verlaten, wijst op een andere verklaring, namelijk dat ¨ Paulus, „een apostel der natien”, besloot voortaan zijn Romeinse naam te gebruiken, die hij waarschijnlijk van kleins af aan al had. Hij kan de naam Paulus ook gebruikt hebben omdat de Griekse uitspraak van zijn Hebreeuwse naam, Saul, erg veel lijkt op een Grieks woord met een negatieve gevoelswaarde (Rom. 11:13). 8. Hoe kunnen we Paulus’ vrijmoedigheid navolgen? 9. Hoe gaven Paulus en Barnabas een goed voorbeeld voor broeders die in deze tijd de leiding nemen in de gemeente?
„VERVULD MET VREUGDE EN HEILIGE GEEST”
89
met Paulus”, wat erop lijkt te duiden dat Paulus nu de leiding nam in de activiteiten van de groep. Toch zijn er geen aanwijzingen dat Barnabas jaloers werd op Paulus. De mannen bleven juist met elkaar samenwerken om Gods wil te volbrengen. Paulus en Barnabas gaven een goed voorbeeld voor broeders die in deze tijd de leiding nemen in de gemeente. Christenen wedijveren niet om prominentie maar houden Jezus’ woorden in gedachte dat „gij allen broeders zijt”. Hij voegde daaraan toe: „Al wie zich verhoogt, zal vernederd worden, en al wie zich vernedert, zal verhoogd worden” (Matth. 23:8, 12). 10
Toen ze in Perge aankwamen, ging Johannes Markus terug naar Jeruzalem en liet hij Paulus en Barnabas dus achter. Er wordt geen reden gegeven voor zijn plotselinge vertrek. Paulus en Barnabas reisden verder naar Pisidisch Antiochie,¨ een stad in de provincie Galatie.¨ Dat was geen makkelijke tocht, want Antiochie¨ ligt zo’n 1100 meter boven zeeniveau. Het was algemeen bekend dat er bij de verraderlijke bergpassen bandieten rondzwierven. En Paulus had rond deze tijd waarschijnlijk ook nog eens met gezondheidsproblemen te maken.1 11 In Antiochie¨ gingen Paulus en Barnabas op de sabbat de synagoge binnen. Het verslag luidt: „Na de voorlezing van de Wet en van de Profeten lieten de presiderende dienaren van de synagoge hun zeggen: ’Mannen, broeders, indien gij enig woord van aanmoediging voor het volk hebt, zo zegt het’ ” (Hand. 13:15). Paulus stond op om te spreken. 12
Hij sprak zijn gehoor als volgt aan: ¨ „Mannen, Israelieten en gij anderen die God vreest” (Hand. 13:16). Paulus’ publiek bestond uit Joden en proselieten. Hoe wekte 1 Paulus schreef enkele jaren later een brief aan de Galaten, waarin hij zei: „Gij weet dat ik de eerste keer ten gevolge van een ziekte van mijn vlees het goede nieuws aan u heb bekendgemaakt” (Gal. 4:13). 10. Geef een omschrijving van de reis van Perge ¨ naar Pisidisch Antiochie. 11, 12. Hoe wekte Paulus de interesse van zijn ¨ publiek toen hij in de synagoge in Antiochie sprak?
IN DE SYNAGOGEN VAN DE JODEN
Het woord synagoge is afkomstig van een Grieks woord dat letterlijk „een bijeenbrengen” betekent. Het duidde oorspronkelijk op een bijeenkomst of gemeente van Joden en kreeg uiteindelijk de betekenis van de plaats of het gebouw waar de bijeenkomst werd gehouden. Men denkt dat de synagogen tijdens of direct na de zeventigjarige ballingschap van de Joden in Babylon zijn gesticht. De synagogen werden gebruikt voor onderwijs, aanbidding, het voorlezen uit de Schriften en geestelijke vermaning. In de eerste eeuw had elke stad in Palestina haar eigen synagoge. Grotere steden hadden meerdere synagogen en Jeruzalem had er heel veel. Maar niet alle Joden gingen na de Babylonische ballingschap terug naar Palestina. Velen reisden voor zaken naar het buitenland. Al in de vijfde eeuw v.G.T. bestonden er Joodse gemeenschappen overal in de 127 rechtsgebieden van het Perzische Rijk (Esth. 1:1; 3:8). Na verloop van tijd ontstonden er ook Joodse wijken in steden overal in het Middellandse Zeegebied. Deze verspreid wonende Joden kwamen bekend te staan als de diaspora (verstrooiing), en overal waar ze zich vestigden stichtten ze synagogen. In de synagogen werd elke sabbat de Wet voorgelezen en verklaard. Dat werd gedaan vanaf een verhoging met aan drie kanten zitplaatsen. Iedere devote joodse man mocht een aandeel hebben aan het voorlezen, prediken en vermanen.
90
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
hij de interesse van deze mensen, die Jezus’ rol in Gods voornemen niet erkenden? Ten eerste gaf Paulus een korte samenvatting van de geschiedenis van het Joodse volk. Hij legde uit hoe Jehovah „het volk tijdens hun inwonende vreemdelingschap in het land Egypte [had] verhoogd” en hoe God na hun bevrijding veertig jaar „hun manier van optreden in de wildernis ¨ [had] verdragen”. Paulus verhaalde ook hoe de Israelieten het beloofde land in bezit hadden genomen en hoe Jehovah „het land onder hen verdeeld [had] door het lot” (Hand. 13:17-19). Er is wel geopperd dat Paulus een toespeling maakte op bepaalde Schriftgedeelten die net waren voorgelezen op die bewuste sabbat. Als dat waar is, is dat weer een voorbeeld waaruit blijkt dat Paulus wist hoe hij ’voor alle soorten van mensen alles kon worden’ (1 Kor. 9:22). 13
Ook wij moeten proberen een beroep te doen op het hart van de mensen tot wie we prediken. Als we bijvoorbeeld iemands religieuze achtergrond kennen, kan dat een hulp zijn om onderwerpen uit te kiezen waar hij extra interesse voor zal hebben. Ook kunnen we delen uit de Bijbel gebruiken die de persoon waarschijnlijk kent. De persoon uit zijn eigen bijbel laten voorlezen, kan effectief zijn. Zoek naar manieren om iemands hart te bereiken. ¨ 14 Vervolgens besprak Paulus hoe de geslachtslijn van Israelitische koningen leidde tot ’een redder, Jezus,’ die voorafgegaan werd door Johannes de Doper. Toen beschreef Paulus hoe Jezus ter dood was gebracht en uit de dood was opgewekt (Hand. 13:20-37). „Laat het u daarom bekend zijn,” zei Paulus, „dat door bemiddeling van Hem vergeving van zonden aan u wordt verkondigd; en (...) een ieder die gelooft, onschuldig wordt verklaard door bemiddeling van Hem.” Toen gaf de apostel zijn toehoorders deze waarschuwing: „Zorgt er daarom voor dat hetgeen in de Profeten is gezegd, u niet overkomt: ’Aanschouwt het, gij spotters, en verwondert u erover, en verdwijnt, want ik werk een werk in uw dagen, een werk dat gij geenszins zult geloven, zelfs al vertelt iemand het u in bijzonderheden.’ ” De reactie op Paulus’ toespraak was ongelofelijk. ’De mensen verzochten voorts dringend dat er de volgende sabbat over deze zaken tot hen gesproken zou worden’, zo bericht de Bijbel. En na afloop van de bijeenkomst in de synagoge „volgden velen van de joden en van de proselieten die God aanbaden, Paulus en Barnabas” (Hand. 13:38-43).
¨ „Wij keren ons tot de natien” (Handelingen 13:44-52) 15
De volgende sabbat kwam „bijna de gehele stad” bijeen om naar Paulus te luisteren. Bepaalde Joden waren daar niet zo blij mee, en ze „gingen al wat door Paulus werd gezegd, op lasterlijke wijze tegenspreken”. Hij 13. Hoe kunnen we een beroep doen op iemands hart? 14. (a) Hoe introduceerde Paulus het goede nieuws over Jezus, en welke waarschuwing gaf hij? (b) Hoe reageerde de menigte op Paulus’ toespraak? 15. Wat gebeurde er op de sabbat die op Paulus’ toespraak volgde?
„Zij verwekten een vervolging tegen Paulus en Barnabas (...) En de discipelen bleven vervuld met vreugde en heilige geest.” — Handelingen 13:50-52
92
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
en Barnabas zeiden vrijmoedig tegen hen: „Het was noodzakelijk dat het woord van God eerst tot u werd gesproken. Aangezien gij het van u afstoot en uzelf het eeuwige leven niet waardig oordeelt, ziet! wij keren ons tot de ¨ natien. In feite heeft Jehovah ons in de volgende woorden het gebod opge¨ opdat gij tot aan het uitlegd: ’Ik heb u aangesteld als een licht der natien, einde der aarde tot redding zoudt zijn’ ” (Hand. 13:44-47; Jes. 49:6). 16 De heidense toehoorders waren opgetogen en „allen die de juiste gezindheid voor het eeuwige leven bezaten, werden gelovigen” (Hand. 13:48). Het woord van Jehovah verspreidde zich al snel door het hele land. Maar de Joden reageerden heel anders. De zendelingen hadden in feite tegen hen gezegd dat Gods woord weliswaar eerst tot hen was gesproken, maar dat ze ervoor hadden gekozen de Messias te verwerpen en daarom in aanmerking kwamen voor Gods vonnis. De Joden hitsten de „achtenswaardige vrouwen” en de „voornaamste mannen” van de stad op, „en zij verwekten een vervolging tegen Paulus en Barnabas en wierpen hen buiten hun grenzen”. Hoe reageerden Paulus en Barnabas? Ze „schudden het stof van hun voeten tegen hen af en gingen naar Ikonium”. Was dat het einde van het christen¨ Absoluut niet! De discipelen die achterbleven dom in Pisidisch Antiochie? „bleven vervuld met vreugde en heilige geest” (Hand. 13:50-52). 17
We kunnen veel leren van de manier waarop deze getrouwe broeders op tegenstand reageerden. We houden niet op met prediken, zelfs als vooraanstaande mensen in de wereld ons ervan proberen te weerhouden onze boodschap bekend te maken. Toen de mensen van Antiochie¨ de boodschap verwierpen, schudden Paulus en Barnabas „het stof van hun voeten”, een gebaar dat niet op woede duidt maar op het afwijzen van verantwoordelijkheid. Deze zendelingen beseften dat ze de manier waarop anderen reageerden niet in de hand hadden. Maar ze hadden wel in de hand of ze zelf bleven prediken. En dat zouden ze in Ikonium beslist doen! 18 Hoe zat het met de discipelen die in Antiochie¨ achterbleven? Hoewel ze zich in vijandig gebied bevonden, was hun vreugde niet afhankelijk van een positieve reactie op het goede nieuws. Jezus zei: ’Gelukkig zijn zij die het woord van God horen en het onderhouden!’ (Luk. 11:28) En dat is precies wat de discipelen in Antiochie¨ besloten te doen. 19
Laten we net als Paulus en Barnabas altijd in gedachte houden dat het onze verantwoordelijkheid is het goede nieuws te prediken. De beslissing om de boodschap te aanvaarden of af te wijzen ligt volledig bij onze toehoorders. Wanneer degenen tot wie we prediken niet positief lijken te reageren, kunnen we iets leren van de discipelen uit de eerste eeuw. Als we waardering hebben voor de waarheid en ons door heilige geest laten leiden, kunnen ook wij vreugde hebben ondanks tegenstand (Gal. 5:18, 22). 16. Hoe reageerden de Joden op de krachtige woorden van de zendelingen, en wat was de reactie van Paulus en Barnabas op de tegenstand? 17-19. In welke opzichten kunnen we het goede voorbeeld van Paulus en Barnabas navolgen, en hoe zal dat tot onze vreugde bijdragen?
HOOFDST UK 12
’Zij spraken met vrijmoedigheid krachtens de autoriteit van Jehovah’ Paulus en Barnabas tonen nederigheid, volharding en moed Gebaseerd op Handelingen 14:1-28 LYSTR A is in opschudding. Een man die vanaf zijn geboorte kreupel is, springt rond van vreugde nadat twee vreemdelingen hem genezen hebben. De mensen zijn stomverbaasd, en een priester van Zeus brengt kransen naar de vreemdelingen, van wie de menigte denkt dat het goden zijn. Stieren snuiven en loeien wanneer de priester ze klaarmaakt om ze te offeren. Paulus en Barnabas protesteren tegen deze huldeblijken. Ze scheuren hun bovenklederen, springen tussen de menigte en smeken de mensen hen niet te aanbidden, maar ze kunnen hen nauwelijks tegenhouden. 2 Dan komen er Joodse tegenstanders uit Pisidisch Antiochie¨ en Ikonium. Ze vergiftigen de geest van de mensen in Lystra met venijnige lasterpraat. De menigte die Paulus eerst wilde aanbidden, omringt hem en stenigt hem totdat hij bewusteloos is. Nadat ze hun boosheid op hem hebben gekoeld, slepen ze zijn toegetakelde lichaam buiten de stadspoort en laten hem voor dood achter. 3
Wat was de aanleiding voor dit dramatische voorval? Wat kunnen verkondigers van het goede nieuws in deze tijd leren van de gebeurtenissen rond Barnabas, Paulus en de wispelturige inwoners van Lystra? En hoe kunnen ouderlingen het voorbeeld navolgen dat Barnabas en Paulus gaven door getrouw in hun dienst te volharden en ’met vrijmoedigheid te spreken krachtens de autoriteit van Jehovah’? — Hand. 14:3.
’Een grote menigte werd gelovig’ (Handelingen 14:1-7) 4
Niet lang hiervoor waren Paulus en Barnabas uit de Romeinse stad An¨ ¨ tiochie in Pisidie gezet nadat Joodse tegenstanders het hun moeilijk hadden gemaakt. Ze lieten zich echter niet ontmoedigen door de onwillige inwoners van die stad, maar „schudden het stof van hun voeten” tegen hen af (Hand. 1, 2. Welke reeks gebeurtenissen doet zich voor terwijl Paulus en Barnabas in Lystra zijn? 3. Welke vragen komen in dit hoofdstuk aan de orde? 4, 5. Waarom reisden Paulus en Barnabas naar Ikonium, en wat gebeurde daar? 93
’Keer u van deze ijdele dingen af en wend u tot de levende God, die de hemel en de aarde heeft gemaakt.’ — Handelingen 14:15
’ZIJ SPRAKEN MET VRIJMOEDIGHEID KRACHTENS DE AUTORITEIT VAN JEHOVAH’
13:50-52; Matth. 10:14). Paulus en Barnabas vertrokken in vrede, in het besef dat de tegenstanders zelf de gevolgen zouden moeten dragen, die van God afkomstig zouden zijn (Hand. 18:5, 6; 20:26). Met onverminderde vreugde vervolgden de zendelingen hun predikingstocht. Ze reisden zo’n 150 kilometer naar het zuidoosten en bereikten een vruchtbaar plateau tussen het Taurus- en het Sultangebergte. 5 In eerste instantie gingen Paulus en Barnabas naar Ikonium, een enclave van de Griekse cultuur en een van de belangrijkste steden van de ¨ De stad bood onderdak aan een invloedrijke Romeinse provincie Galatie.1 groep Joden en een groot aantal niet-Joodse proselieten. Volgens hun gewoonte gingen Paulus en Barnabas de synagoge binnen en begonnen daar te prediken (Hand. 13:5, 14). Ze „spraken er op zulk een wijze, dat een grote menigte van zowel joden als Grieken gelovig werd” (Hand. 14:1). 6
Waarom was de manier waarop Paulus en Barnabas spraken zo effectief? Paulus had een zeer grote kennis van de Schriften. Hij verbond op een ¨ en de mozaı-¨ meesterlijke manier passages uit de geschiedenis, de profetieen sche wet om te bewijzen dat Jezus de beloofde Messias was (Hand. 13:15-31; 26:22, 23). Barnabas straalde uit dat hij zorg voor mensen had (Hand. 4:36, 37; 9:27; 11:23, 24). Ze vertrouwden niet op hun eigen verstand, maar ze spraken „krachtens de autoriteit van Jehovah”. Hoe kun je deze zendelingen navolgen in de prediking? Door het volgende te doen: Zorg dat je Gods Woord goed leert kennen. Kies Bijbelteksten uit die de huisbewoners waarschijnlijk zullen aanspreken. Zoek naar praktische manieren om personen tot wie je predikt te troosten. En baseer je onderwijs altijd op de autoriteit van Jehovah’s Woord, niet op je eigen wijsheid. 7 Maar niet iedereen in Ikonium wilde graag horen wat Paulus en Barnabas te vertellen hadden. Lukas vervolgde: „De joden die niet geloofden, hit¨ ¨ op en beınvloedden sten de zielen der mensen uit de natien hen ten kwade tegen de broeders.” Paulus en Barnabas onderkenden dat het nodig was te blijven om het goede nieuws te verdedigen. „Daarom brachten zij er geruime tijd door en spraken met vrijmoedigheid.” Het resultaat was verdeeldheid: „Sommigen waren voor de joden maar anderen voor de apostelen” (Hand. 14:2-4). In deze tijd heeft het goede nieuws vergelijkbare resultaten. Voor sommigen leidt het tot eenheid en voor anderen tot verdeeldheid (Matth. 10:34-36). Als jouw familie verdeeld is omdat je gehoorzaam bent aan het goede nieuws, bedenk dan dat tegenstand vaak een reactie is op ongegronde geruchten of regelrechte laster. Je goede gedrag kan als een tegengif hiervoor werken en uiteindelijk misschien het hart van degenen die tegenstand bieden zachter maken (1 Petr. 2:12; 3:1, 2).
1 Zie het kader „Ikonium — Een Frygische stad” op blz. 96. 6. Waarom waren Paulus en Barnabas zulke effectieve onderwijzers, en hoe kunnen we hen navolgen? 7. (a) Tot welke resultaten leidt het goede nieuws? (b) Wat moet je in gedachte houden als je familie verdeeld is vanwege je gehoorzaamheid aan het goede nieuws?
95
96
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
8
Na een tijdje smeedden tegenstanders in Ikonium een complot om Paulus en Barnabas te stenigen. Toen de zendelingen dat te horen kregen, kozen ze ervoor naar andere zendingsgebieden te vertrekken (Hand. 14:5-7). Koninkrijksverkondigers gaan nu net zo voorzichtig te werk. Als we met verbale aanvallen te maken krijgen, spreken we moedig (Fil. 1:7; 1 Petr. 3:13-15). Maar als er geweld dreigt, vermijden we het iets onverstandigs te doen dat ons eigen leven of dat van geloofsgenoten onnodig in gevaar zou brengen (Spr. 22:3).
IKONIUM — EEN FRYGISCHE STAD
Ikonium lag op een hoog, waterrijk en vruchtbaar plateau. De stad lag aan een belangrij¨ ke handelsroute die Syrie verbond met Rome, Griekenland en de Romeinse provincie Asia. De plaatselijke godsdienst in Ikonium behelsde de aanbidding van de Frygische vruchtbaarheidsgodin Cybele, en bevatte elementen die tijdens de hellenistische periode waren overgenomen van de Griekse godsdienst. De stad kwam in 65 v.G.T. onder Romeinse invloed te staan, en in de eerste eeuw G.T. was het een groot, welvarend handels- en landbouwcentrum geworden. Hoewel er in Ikonium een invloedrijke Joodse gemeenschap was, heeft de stad blijkbaar haar hellenistische karakter behouden. Het verslag in Handelingen heeft het over Joden die daar woonden en „Grieken” (Hand. 14:1). Ikonium lag op de grens tussen de Ga¨ ¨ latische streken Lykaonie en Frygie. Bepaalde schrijvers uit de oudheid, zoals Cicero en Strabo, noemden Ikonium een Lykaonische stad, en geografisch gezien hoorde de stad inderdaad bij die streek. Maar het verslag in Handelingen onderscheidt Ikonium van Lykao¨ nie, waar „Lykaonisch” werd gesproken (Hand. 14:1-6, 11). Daarom hebben critici beweerd dat Handelingen niet nauwkeurig was. In 1910 vonden archeologen echter inscripties in de stad die erop wezen dat er in Ikonium twee eeuwen na het bezoek van Paulus en Barnabas nog steeds Frygisch werd gesproken. De schrijver van Handelingen maakte dus terecht onderscheid tussen Ikonium en de steden van ¨ Lykaonie.
’Wend u tot de levende God’ (Handelingen 14:8-19) 9
Paulus en Barnabas gingen naar Lystra, een Romeinse kolonie zo’n dertig kilometer ten zuidwesten van Ikonium. Lystra onderhield goede connecties met Pisidisch Antiochie,¨ maar had niet zoals die stad een prominente Joodse gemeenschap. Hoewel de inwoners waarschijnlijk het Grieks beheersten, was hun moedertaal Lykaonisch. Paulus en Barnabas begonnen in het openbaar te prediken, misschien omdat de stad geen synagoge had. Petrus had in Jeruzalem een man genezen die vanaf zijn geboorte kreupel was. In Lystra genas Paulus een man die nog nooit had kunnen lopen (Hand. 14:8-10). Door het wonder dat Petrus had verricht, had een grote menigte zich tot het geloof gekeerd (Hand. 3:1-10). Maar het wonder dat Paulus verrichtte had een heel andere uitwerking. 10
Zoals aan het begin van dit hoofdstuk werd beschreven, trok de heidense menigte in Lystra direct de verkeerde conclusie toen de verlamde man opsprong en ging lopen. Ze noemden Barnabas Zeus, de oppergod, en Paulus Hermes, de zoon van Zeus en de bode van de goden. (Zie het kader „Lystra en de cultus van Zeus en Hermes” op blz. 97.) Barnabas en Paulus waren echter vastbesloten de menigte aan het verstand te brengen 8. Waarom vertrokken Paulus en Barnabas uit Ikonium, en wat leren we van hun voorbeeld? 9, 10. Waar lag Lystra, en wat weten we over de inwoners ervan?
LYSTRA EN DE CULTUS VAN ZEUS EN HERMES
dat ze niet krachtens de autoriteit van heidense goden spraken en wonderen verrichtten, maar krachtens de autoriteit van Jehovah, de enige ware God (Hand. 14:11-14). 11
Ondanks de dramatische omstandigheden deden Paulus en Barnabas nog steeds moeite het hart van hun toehoorders zo goed mogelijk te bereiken. Met deze gebeurtenis tekende Lukas een doeltreffende methode op om het goede nieuws aan heidenen bekend te maken. Let op wat Paulus en Barnabas tegen de menigte zeiden: „Mannen, waarom doet gij deze dingen? Ook wij zijn mensen en hebben dezelfde zwakheden als gij en maken het goede nieuws aan u bekend, opdat gij u van deze ijdele dingen zoudt afkeren en u zoudt wenden tot de levende God, die de hemel en de aarde en de zee en alles wat daarin is, heeft gemaakt. In de voorbijgegane ¨ toegestaan geslachten heeft hij alle natien hun eigen wegen te bewandelen, ofschoon hij toch niet heeft nagelaten getuigenis van zichzelf te geven door goed te doen, door u regens vanuit de hemel en vruchtbare tijden te geven, door uw hart overvloedig met voedsel en vrolijkheid te vervullen” (Hand. 14:15-17). 12 Welke lessen kunnen wij leren van deze tot nadenken stemmende woorden? Ten eerste dat Paulus en Barnabas niet vonden dat ze superieur waren aan hun toehoorders. Ze deden zich niet beter voor dan ze waren. In plaats daarvan gaven ze nederig toe dat ze dezelfde zwakheden hadden als hun heidense toehoorders. Paulus en Barnabas hadden natuurlijk de heilige geest ontvangen en waren bevrijd van valse leringen. Bovendien waren ze gezegend met de hoop om met Christus te regeren. Maar ze beseften dat de inwoners van Lystra precies dezelfde gaven konden ontvangen door Christus te gehoorzamen.
11-13. (a) Wat zeiden Paulus en Barnabas tegen ´ ´ de inwoners van Lystra? (b) Wat is een les die we kunnen leren van de uitspraken van Paulus en Barnabas?
Lystra lag in een rustige vallei ver weg van de hoofdwegen. Caesar Augustus maakte er een Romeinse kolonie van en gaf de stad de naam Julia Felix Gemina Lustra. Het garnizoen van de ¨ stad moest de provincie Galatie tegen plaatselijke bergstammen verdedigen. De stad werd dus bestuurd volgens de traditionele Romeinse burgerlijke organisatie, en de functionarissen hadden Romeinse titels. Desondanks behield Lystra voor een groot deel zijn oorspronkelijke karakter. Het bleef meer Lykaonisch dan Romeins, en de hoofdpersonen uit Lystra die in het verslag van Handelingen voorkomen, spraken dan ook Lykaonisch. Onder de archeologische vondsten in de omgeving van het oude Lystra bevinden zich inscripties waarin verwezen wordt naar „priesters van Zeus” en een beeld van de god Hermes. Er is in de omgeving ook een altaar ontdekt dat aan Zeus en Hermes was opgedragen. Een legende die door de Romeinse dichter Ovidius (43 v.G.T. tot 17 G.T.) werd opgetekend, voorziet in extra achtergrondinformatie voor het verslag in Handelingen. Volgens Ovidius bezochten Jupiter en Mercurius, de Romeinse tegenhangers van de Griekse goden ¨ Zeus en Hermes, het heuvelland van Frygie vermomd als sterfelijke mensen. Ze zochten gastvrijheid in duizend huizen, maar iedereen ´ ´ stuurde hen weg. Slechts een bejaard echtpaar, Philemon en Baucis, heette hen welkom in hun eenvoudige woning. Zeus en Hermes veranderden hun huis daarom in een tempel van marmer en goud, stelden het echtpaar als priester en priesteres aan en verwoestten de huizen van degenen die hun onderdak geweigerd hadden. Een naslagwerk zegt: „Als de mensen in Lystra aan die legende dachten toen ze zagen dat Paulus en Barnabas een verlamde man genazen, is het niet zo verwonderlijk dat ze hen met offers welkom wilden heten” (The Book of Acts in Its Graeco-Roman Setting).
98
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
13
Hoe denken wij over de mensen tot wie we prediken? Zien we hen als onze gelijken? Proberen we net als Paulus en Barnabas te voorkomen dat anderen ons gaan ophemelen wanneer we hun de waarheden uit Gods Woord leren? Charles Taze Russell, een uitstekend onderwijzer die eind negentiende en begin twintigste eeuw de leiding in de prediking nam, gaf in dit opzicht een goed voorbeeld. Hij schreef: „Wij wensen geen hulde, geen verering, voor onszelf of onze geschriften; evenmin willen wij Eerwaarde of Rabbi genoemd worden.” Broeder Russell had net zo’n nederige houding als Paulus en Barnabas. Zo is ook het doel van onze prediking niet onszelf te verheerlijken maar mensen te helpen zich tot „de levende God” te keren. 14 Sta eens stil bij een tweede les die we van deze toespraak kunnen leren. Paulus en Barnabas wisten zich aan te passen. Anders dan de Joden en proselieten in Ikonium hadden de inwoners van Lystra weinig of geen ken¨ met God nis van de Schriften of van de speciale band die het volk Israel had. Maar degenen die naar Paulus en Barnabas luisterden kwamen uit een landbouwstreek. Lystra had een gematigd klimaat en vruchtbare velden. Deze mensen konden overvloedige bewijzen zien van de eigenschappen van de Schepper, die bijvoorbeeld bleken uit de vruchtbare seizoenen, en de zendelingen gebruikten deze gemeenschappelijke basis om een beroep te doen op hun redenatievermogen (Rom. 1:19, 20). 15 Kunnen wij ons ook aanpassen? Een boer kan hetzelfde soort zaad op meerdere stukken grond zaaien, maar de methode die hij gebruikt om de grond voor te bereiden verschilt vaak. Sommige stukken grond zijn misschien al zacht en gereed voor het zaad. Andere stukken grond hebben wellicht meer voorbereiding nodig. Zo is ook het zaad dat wij planten altijd hetzelfde: de Koninkrijksboodschap die in Gods Woord staat. Maar wanneer we net als Paulus en Barnabas zijn, zullen we ons verdiepen in de omstandigheden en religieuze achtergrond van de mensen tot wie we prediken. Dan zullen we de manier waarop we de Koninkrijksboodschap presenteren daaraan aanpassen (Luk. 8:11, 15). 16 We kunnen een derde les leren van het verslag over Paulus, Barnabas en de inwoners van Lystra. Hoe goed we ook ons best doen, het zaad dat we zaaien kan weggerukt worden of op rotsachtige grond vallen (Matth. 13:18-21). Laat de moed dan niet zakken. Zoals Paulus later tegen de discipelen in Rome zei, zal „een ieder van ons [ook iedereen met wie we over Gods Woord spreken] voor zichzelf rekenschap afleggen aan God” (Rom. 14:12).
’Zij droegen hen aan Jehovah op’ (Handelingen 14:20-28) 17
Nadat Paulus buiten Lystra was gesleept en voor dood was achterge-
14-16. Welke tweede en derde les kunnen we leren van wat Paulus en Barnabas tegen de inwoners van Lystra zeiden? 17. Waar gingen Paulus en Barnabas vanuit Derbe heen, en waarom?
’ZIJ SPRAKEN MET VRIJMOEDIGHEID KRACHTENS DE AUTORITEIT VAN JEHOVAH’
laten, kwamen de discipelen naar hem toe, en hij stond op. Hij overnachtte in de stad en de volgende dag begon hij samen met Barnabas aan de reis van honderd kilometer naar Derbe. We kunnen ons er alleen maar een voorstelling van maken hoe oncomfortabel deze zware reis voor Paulus geweest moet zijn, omdat hij de dag ervoor met stenen bekogeld was. Toch zetten Barnabas en hij door, en toen ze in Derbe aankwamen, maakten ze „vrij veel discipelen”. Vervolgens namen ze niet de kortste route naar hun thuisbasis in Syrisch Antiochie,¨ maar „keerden zij naar Lystra en naar Ikonium en naar [Pisidisch] Antiochie¨ terug”. Het doel? „[Zij] versterkten de zielen der discipelen, terwijl zij hen aanmoedigden in het geloof te blijven” (Hand. 14:20-22). Wat een prachtig voorbeeld gaven deze mannen! Ze stelden de belangen van de gemeente boven hun eigen gemak. Reizende opzieners en zendelingen in deze tijd volgen hun voorbeeld. 18
Paulus en Barnabas versterkten de discipelen niet alleen door hun woorden en voorbeeld, maar stelden ook „in elke gemeente oudere mannen voor hen aan”. Paulus en Barnabas waren ’door de heilige geest uitgezonden’ op deze zendingsreis, maar toch baden en vastten ze toen ze de oudere mannen ’aan Jehovah opdroegen’ (Hand. 13:1-4; 14:23). In deze tijd wordt bij aanstellingen een vergelijkbaar patroon gevolgd. Voordat een broeder wordt aanbevolen, gaat het plaatselijke lichaam van ouderlingen onder gebed na of hij aan de Bijbelse vereisten voldoet (1 Tim. 3:1-10, 12, 13; Tit. 1:5-9). Hoe lang hij al christen is, is niet de doorslaggevende factor. In plaats daarvan laten zijn spraak, gedrag en reputatie zien in hoeverre de heilige geest in zijn leven werkzaam is. Of hij geschikt is om als herder van de kudde te dienen, wordt bepaald door de vraag of hij voldoet aan de Bijbelse vereisten voor opzieners (Gal. 5:22, 23). 19
Ouderlingen weten dat ze rekenschap aan God moeten afleggen voor de manier waarop ze de gemeente behandelen (Hebr. 13:17; 1 Petr. 5:1-3). Net als Paulus en Barnabas nemen ouderlingen de leiding in de prediking. Ze versterken medediscipelen met hun woorden. En ze zijn bereid de belangen van de gemeente boven hun eigen gemak te stellen (Fil. 2:3, 4). 20
Toen Paulus en Barnabas uiteindelijk in hun thuisbasis in Syrisch Antiochie¨ aankwamen, „gingen zij ertoe over de vele dingen te vertellen die God ¨ de deur tot door bemiddeling van hen had gedaan, en dat hij voor de natien het geloof had geopend” (Hand. 14:27). Als we over het getrouwe werk van onze broeders lezen en zien hoe Jehovah hun inspanningen gezegend heeft, moedigt dat ons aan ermee door te gaan ’met vrijmoedigheid te spreken krachtens de autoriteit van Jehovah’. 18. Wat is er bij de aanstelling van oudere mannen betrokken? 19. Van welke verantwoordelijkheid zijn ouderlingen zich bewust, en hoe volgen ze Paulus en Barnabas na? 20. Welke positieve uitwerking heeft het op ons om de verslagen te lezen over het getrouwe werk van onze broeders?
99
DEEL 5
˙
HANDELINGEN 15:1-35
„DE APOSTELEN EN DE OUDERE MANNEN VERGADERDEN” HANDELINGEN 15:6
Er ontstond onenigheid, en deze kwestie bedreigde de vrede en eenheid van de gemeente. Tot wie wendden de gemeenten zich voor leiding om het geschil op te lossen? In dit deel zullen we inzicht krijgen in de manier waarop de eerste-eeuwse gemeente georganiseerd was, waarmee een patroon ontstond voor Gods volk in deze tijd.
HOOFDST UK 13
Er ontstond „geen geringe onenigheid” De besnijdeniskwestie wordt voor het besturende lichaam gebracht Gebaseerd op Handelingen 15:1-12 PAULUS en Barnabas zijn net vol vreugde van hun eerste zendingsreis teruggekomen in de Syrische stad Antiochie.¨ Ze zijn opgetogen dat Jehovah ¨ de deur tot het geloof heeft geopend’ (Hand. 14:26, 27). Het ’voor de natien goede nieuws is in Antiochie¨ zelf het gesprek van de dag, en „een groot aantal” heidenen wordt hier aan de gemeente toegevoegd (Hand. 11:20-26). 2
Al snel wordt het verheugende nieuws over deze toename bekend in Ju¨ dea. Maar niet iedereen is blij met die ontwikkeling en de nog nooit geeindigde discussie over de besnijdenis laait weer in volle hevigheid op. Hoe moet de verhouding tussen Joodse en niet-Joodse gelovigen zijn, en hoe ¨ moeten de laatsten de mozaısche wet bezien? De kwestie veroorzaakt zo’n ernstige onenigheid dat het de gemeente dreigt te verdelen. Hoe wordt de kwestie opgelost? 3 Bij het bespreken van dit verslag uit Handelingen zullen veel nuttige lessen aan de orde komen. Die kunnen ons helpen verstandig te werk te gaan als er in onze tijd kwesties zijn die verdeeldheid kunnen veroorzaken.
Geen redding „indien gij u niet laat besnijden” (Handelingen 15:1) ¨ Lukas schreef: „Er kwamen zekere mannen uit Judea [naar Antiochie], die de broeders begonnen te leren: ’Indien gij u niet laat besnijden naar het gebruik van Mozes, kunt gij niet worden gered’ ” (Hand. 15:1). Of deze ¨ mannen voordat ze tot het christendom werden bekeerd farizeeen waren ¨ geweest, wordt niet vermeld. In ieder geval lijkt het erop dat ze beınvloed ¨ waren door de wettische ideeen van die joodse sekte. En misschien hebben ze ook nog eens ten onrechte beweerd uit naam van de apostelen en oudere mannen in Jeruzalem te spreken (Hand. 15:23, 24). Maar waarom propageerden Joodse gelovigen nog steeds de besnijdenis, terwijl het al 4
1-3. (a) Welke ontwikkelingen dreigen de eerste-eeuwse gemeente te verdelen? (b) Welk nut heeft het voor ons om dit verslag in Handelingen te bestuderen? ¨ 4. Welke verkeerde ideeen propageerden sommige gelovigen, en welke vraag werpt dat op? 101
102
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
zo’n dertien jaar geleden was dat Petrus op aanwijzing van God onbesneden heidenen in de gemeente had verwelkomd? — Hand. 10:24-29, 44-48.1 5
Daar kunnen heel wat redenen voor geweest zijn. Jehovah zelf had de besnijdenis ingevoerd en het was een teken van een speciale relatie met ´ het Wetsverbond, toen Abraham hem. De besnijdenis was al ingevoerd vo´ or en zijn gezin besneden werden, maar ging er later wel deel van uitmaken ¨ (Lev. 12:2, 3).2 Onder de mozaısche wet moesten ook buitenlanders besneden worden om bepaalde voorrechten te kunnen genieten, zoals het eten van het paschamaal (Ex. 12:43, 44, 48, 49). Voor de Joden was een man die niet besneden was, onrein en verachtelijk (Jes. 52:1). 6 Joodse christenen hadden daarom geloof en nederigheid nodig om de geopenbaarde waarheid te aanvaarden. Het Wetsverbond was vervangen door het nieuwe verbond, dus iemand was niet langer automatisch een deel van Gods volk omdat hij als Jood geboren was. En voor Joodse christenen die in een Joodse gemeenschap leefden, zoals de christenen in Judea, vergde het moed Christus te belijden en onbesneden heidenen als geloofsgenoten te accepteren (Jer. 31:31-33; Luk. 22:20). 7
Gods maatstaven waren natuurlijk niet veranderd. Dat blijkt wel uit het ¨ feit dat de geest van de mozaısche wet in het nieuwe verbond te herkennen was (Matth. 22:36-40). Zo schreef Paulus later in verband met de besnijdenis: „Hij is een jood die het innerlijk is, en zijn besnijdenis is die van het hart, door geest, en niet door een geschreven reglement” (Rom. 2:29; Deut. 10:16). De genoemde mannen uit Judea hadden deze waarheden niet begrepen, maar beweerden dat God de besnijdeniswet nooit had herroepen. Zouden ze voor rede vatbaar zijn?
’Onenigheid en geredetwist’ (Handelingen 15:2) 8 Lukas vervolgt: „Toen er van de zijde van Paulus en Barnabas geen geringe onenigheid en heel wat geredetwist met hen [de „zekere mannen”] was ontstaan, troffen zij [de ouderlingen] regelingen dat Paulus en Barnabas en enkele anderen van hen in verband met dit geschil zouden opgaan
¨ 1 Zie het kader „De leer van de judaısanten” op blz. 103. 2 Het verbond van de besnijdenis maakte geen deel uit van het abrahamitische verbond, dat nog steeds van kracht is. Het abrahamitische verbond trad in 1943 v.G.T. in werking ¨ de Eufraat overstak. Hij was toen Abraham (op dat moment Abram) op weg naar Kanaan destijds 75 jaar. Het verbond van de besnijdenis werd later gesloten, in 1919 v.G.T., toen Abraham 99 was (Gen. 12:1-8; 17:1, 9-14; Gal. 3:17). 5, 6. (a) Waarom wilden sommige Joodse christenen misschien aan de besnijdenis vasthouden? (b) Maakte het verbond van de besnijdenis deel uit van het abrahamitische verbond? Leg dit uit. (Zie de voetnoot.) 7. Welke waarheden hadden de mannen uit Judea niet begrepen? 8. Waarom werd de besnijdeniskwestie aan het besturende lichaam in Jeruzalem voorgelegd?
ER ONTSTOND „GEEN GERINGE ONENIGHEID”
103
naar de apostelen en oudere mannen in Jeruzalem” (Hand. 15:2).1 Uit de „onenigheid” en het „geredetwist” bleek dat er aan beide kanten sterke emo¨ ties en een stellige overtuiging waren, en de gemeente in Antiochie kon het probleem niet oplossen. De gemeente was zo verstandig om in het belang van de vrede en eenheid de kwestie voor te leggen aan „de apostelen en oudere mannen in Jeruzalem”, die het besturende lichaam vormden. Wat kunnen we van de ouderlingen in Antiochie¨ leren? ´ nuttige les die we kunnen leren is dat we vertrouwen moeten heb9 Een ben in Gods organisatie. Sta eens stil bij het volgende: De broeders in Antiochie¨ wisten dat het besturende lichaam volledig bestond uit christenen met een Joodse achtergrond. Toch vertrouwden ze erop dat het besturende lichaam de ¨ DE LEER VAN DE JUDAISANTEN besnijdeniskwestie in overeenstemming met de Schriften zou oplossen. Waarom? De geZelfs nadat het besturende lichaam in de eermeente was ervan overtuigd dat Jehovah in ste eeuw de besnijdeniskwestie had opgelost, leiding zou voorzien door middel van zijn begonnen bepaalde personen die beweerden heilige geest en het Hoofd van de christelijke christenen te zijn er steeds weer over. Paulus gemeente, Jezus Christus (Matth. 28:18, 20; noemde hen „valse broeders” die „het goede Ef. 1:22, 23). Laten we als er in deze tijd ernnieuws over de Christus willen verdraaien” (Gal. stige problemen ontstaan, het goede voor1:7; 2:4; Tit. 1:10). beeld van de christenen in Antiochie¨ na¨ Blijkbaar wilden die judaısanten de joden te volgen door vertrouwen te hebben in Gods vriend houden, zodat die de christenen niet zo organisatie en het Besturende Lichaam van veel tegenstand zouden bieden (Gal. 6:12, 13). gezalfde christenen, die „de getrouwe en be¨ Het argument van de judaısanten was dat leidvolle slaaf” vertegenwoordigen (Matth. rechtvaardigheid tot stand werd gebracht door 24:45). ¨ de werken van de mozaısche wet in verband 10 We worden ook herinnerd aan het bemet dingen zoals voedsel, de besnijdenis en lang van nederigheid en geduld. Paulus en de Joodse feesten (Kol. 2:16). Barnabas waren persoonlijk door de heilige Degenen die deze zienswijze hadden, voelgeest aangesteld om naar de naties te gaan, den zich natuurlijk niet op hun gemak in de maar ze beriepen zich niet op die autoriaanwezigheid van niet-Joodse gelovigen. Jamteit om de besnijdeniskwestie in Antiochie¨ mer genoeg kwamen zulke verkeerde gevoezelf even op te lossen (Hand. 13:2, 3). Paulus lens zelfs aan het licht bij een aantal respectabele christenen met een Joodse achtergrond. schreef later bovendien: „Ik ging [naar JeruToen bijvoorbeeld leden van de gemeente in zalem] op grond van een openbaring”, waar¨ Jeruzalem Antiochie bezochten, gingen ze niet uit blijkt dat hij goddelijke richtlijnen had om met broeders met een heidense achter1 Titus, een Griekse christen die later een vertrouwgrond. Zelfs Petrus, die tot dat moment vrijede vriend en afgezant van Paulus werd, schijnt deel lijk was omgegaan met de niet-Joden, trok zich te hebben uitgemaakt van de delegatie (Gal. 2:1; Tit. terug. Hij at zelfs niet meer met hen en ging 1:4). Deze man was een goed voorbeeld van een onbesneden heiden die met heilige geest gezalfd was daarmee in tegen de beginselen die hij eerst (Gal. 2:3). had verdedigd. Het was dan ook nodig dat ¨ Petrus krachtige raad van Paulus kreeg (Gal. 9, 10. Hoe zijn de broeders in Antiochie, Paulus en 2:11-14). Barnabas een goed voorbeeld voor ons?
104
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
ontvangen (Gal. 2:2). Ouderlingen in deze tijd streven ernaar dezelfde nederige, geduldige instelling te hebben als er problemen ontstaan die tot verdeeldheid kunnen leiden. Ze proberen niet hun eigen standpunt te verdedigen, maar wenden zich tot Jehovah door af te gaan op de Bijbel en de instructies en leiding van de slaafklasse (Fil. 2:2, 3). 11 Soms moeten we misschien op Jehovah wachten voor een beter begrip van een bepaalde kwestie. Bedenk dat de broeders in Paulus’ tijd ongeveer tot het jaar 49 moesten wachten, zo’n dertien jaar vanaf het moment dat Cornelius in 36 was gezalfd, voordat Jehovah antwoord gaf op de vraag of de heidenen besneden moesten worden. Waarom duurde het zo lang? Misschien wilde God dat oprechte Joden voldoende tijd kregen om zo’n grote verandering in zienswijze te aanvaarden. Het was immers geen kleinigheid dat er na 1900 jaar een eind kwam aan het verbond van de besnijdenis dat met hun geliefde voorvader Abraham was gesloten! — Joh. 16:12. 12
Wat een voorrecht is het om door onze geduldige, vriendelijke hemelse Vader onderwezen en gevormd te worden! De resultaten zijn altijd goed en tot ons voordeel (Jes. 48:17, 18; 64:8). Laten we dus nooit uit trots vasthou¨ of negatief reageren op organisatorische veranden aan onze eigen ideeen deringen of een nieuwe uitleg van bepaalde Bijbelteksten (Pred. 7:8). Als je bij jezelf merkt dat je ook maar enigszins die neiging hebt, mediteer dan eens onder gebed over de toepasselijke beginselen die in Handelingen 15 staan.1 13
Misschien hebben we geduld nodig wanneer we de Bijbel bestuderen met mensen die het moeilijk vinden valse leerstellingen of onbijbelse gebruiken waaraan ze gehecht zijn, los te laten. In zo’n geval moeten we er misschien een redelijke periode overheen laten gaan om Gods geest aan het werk te laten in het hart van de leerling (1 Kor. 3:6, 7). Het is ook goed dit in gebed voor te leggen. God zal ons op het juiste moment op de een of andere manier helpen in te zien waar we verstandig aan doen (1 Joh. 5:14).
Ze „vertelden uitvoerig” aanmoedigende ervaringen (Handelingen 15:3-5) 14
Lukas’ verslag vervolgt: „Nadat deze mannen dan door de gemeente een eindweegs waren vergezeld, vervolgden zij hun weg door zowel Fenicie¨ als ¨ Samaria en vertelden uitvoerig over de bekering van mensen uit de natien en bereidden alle broeders grote vreugde” (Hand. 15:3). Dat de gemeente Paulus, Barnabas en de andere reizigers een eind vergezelde, was een blijk van christelijke liefde en eerbied, en een teken dat de gemeente hun Gods ¨ zegen toewenste. Opnieuw geven de broeders van Antiochie ons een prach1 Zie het kader „Jehovah’s Getuigen baseren hun leerstellingen op de Bijbel” op blz. 105. 11, 12. Waarom is het belangrijk om op Jehovah te wachten? 13. Hoe kunnen we Jehovah’s geduld in onze dienst navolgen? ¨ 14, 15. Hoe eerde de gemeente in Antiochie Paulus, Barnabas en de andere reizigers, en hoe bleken zij een zegen voor hun geloofsgenoten?
’JEHOVAH’S GETUIGEN BASEREN HUN LEERSTELLINGEN OP DE BIJBEL’
tig voorbeeld. Betoon jij je broeders en zusters eer, „vooral degenen [de oudere mannen] die hard werken wat spreken en onderwijzen betreft”? — 1 Tim. 5:17. 15 Onderweg bleken de reizigers een zegen ¨ voor medechristenen in Fenicie en Samaria te zijn doordat ze hun „uitvoerig” ervaringen vertelden over de prediking onder de heidenen. Onder de toehoorders bevonden zich mogelijk Joodse christenen die na Stefanus’ marteldood naar deze gebieden waren gevlucht. Ook in deze tijd zijn verslagen over Jehovah’s zegen op het maken van discipelen heel aanmoedigend voor onze broeders en zusters, vooral voor degenen die beproevingen ondergaan. Trek jij volledig profijt van zulke verslagen door gemeentevergaderingen en grote vergaderingen te bezoeken en door de ervaringen en levensverhalen in onze lectuur te lezen? 16 De delegatie uit Antiochie¨ reisde meer
Zoals duidelijk te zien is bij de eerste-eeuwse gemeente, wordt de geschiedenis van de ware aanbidding gekenmerkt door progressieve geestelijke verlichting (Spr. 4:18; Dan. 12:4, 9, 10; Hand. 15:7-9). Ook in deze tijd passen Jehovah’s aanbidders hun geloofsovertuiging aan de geopenbaarde waarheid aan. Ze passen de Bij¨ bel niet aan zodat die bij hun ideeen past. Onbevooroordeelde waarnemers hebben dat ingezien. Jason David BeDuhn, hoofddocent aan de theologische faculteit van de Universiteit van Noord-Arizona (VS), schreef dat Jehovah’s Getuigen de Bijbel benaderen „met een soort onschuld, en hun geheel van leerstellingen en praktijken baseren op het ruwe materiaal van de Bijbel, zonder vooraf te bepalen wat daar moet staan” (Truth in Translation).
dan 550 kilometer naar het zuiden om hun bestemming te bereiken. Lukas schreef: „Bij hun aankomst in Jeruzalem werden zij vriendelijk ontvangen door de gemeente en de apostelen en de oudere mannen, en zij verhaalden de vele dingen die God door bemiddeling van hen had gedaan” (Hand. 15:4). Maar het lokte een reactie uit: „Sommigen van hen die afkomstig waren uit ¨ de sekte der Farizeeen en die gelovigen waren geworden, stonden van hun zitplaats op en zeiden: ’Het is noodzakelijk dat men hen besnijdt en hun gelast de wet van Mozes te onderhouden’ ” (Hand. 15:5). De vraag of niet-Joodse christenen besneden moesten worden, was dus duidelijk een groot probleem dat moest worden opgelost.
„De apostelen en de oudere mannen” kwamen bij elkaar (Handelingen 15:6-12) 17
„Bij hen die te zamen beraadslagen, is wijsheid”, staat in Spreuken 13:10. Er werd volgens dat goede beginsel te werk gegaan, want „de apostelen en de oudere mannen vergaderden om deze aangelegenheid [de besnijdeniskwestie] te overwegen” (Hand. 15:6). „De apostelen en de oudere mannen” traden op als vertegenwoordigers van de hele christelijke gemeente, net als het Besturende Lichaam in deze tijd. Waarom dienden er „oudere mannen” samen met de apostelen? De apostel Jakobus was terechtgesteld, 16. Waaruit blijkt dat de besnijdenis een groot probleem was geworden? 17. Uit wie bestond het besturende lichaam in Jeruzalem, en wat kan een reden zijn geweest dat „de oudere mannen” daar deel van uitmaakten?
106
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
en Petrus had, in ieder geval een tijdlang, gevangengezeten. Andere apostelen zou net zoiets kunnen overkomen. De aanwezigheid van nog meer bekwame gezalfde mannen zou ervoor zorgen dat er ook in zo’n geval op een ordelijke manier leiding gegeven bleef worden. 18
Lukas vervolgde: „Toen er nu veel geredetwist was geweest, stond Petrus op en zei (...): ’Mannen, broeders, gij weet zeer goed dat God van de eerste dagen af mij onder u heeft uitgekozen, opdat door mijn mond mensen ¨ het woord van het goede nieuws zouden horen en geloven; en uit de natien God, die het hart kent, heeft getuigenis afgelegd door hun de heilige geest te geven, evenals hij die ook aan ons heeft gegeven. En hij heeft volstrekt geen onderscheid gemaakt tussen ons en hen, maar hun hart door geloof gezuiverd’ ” (Hand. 15:7-9). Volgens een naslagwerk duidt het Griekse woord in vers 7 dat vertaald is met „geredetwist” ook op ’een zoeken, een vragen’. De broeders hadden kennelijk dus een oprecht verschil van mening, wat ze openlijk bespraken. 19
Petrus’ krachtige woorden herinnerden iedereen eraan dat hij er zelf bij was toen de eerste onbesneden heidenen — Cornelius en zijn huisgenoten — in 36 met heilige geest werden gezalfd. Dus als Jehovah niet langer onderscheid maakte tussen Joden en niet-Joden, welk recht hadden mensen dan om dat wel te doen? Bovendien wordt het hart van een gelovige gereinigd door geloof in Christus en niet door gehoorzaamheid aan de mo¨ zaısche wet (Gal. 2:16). 20
Op grond van het onaanvechtbare getuigenis van zowel Gods woord als de heilige geest concludeerde Petrus: „Waarom stelt gij God nu daarom op de proef door de discipelen een juk op de hals te leggen dat noch onze voorvaders noch wij hebben kunnen dragen? Integendeel, wij vertrouwen erop gered te worden door middel van de onverdiende goedheid van de Heer Jezus op dezelfde wijze als ook zij” (Hand. 15:10, 11). Voorstanders van de besnijdenis vergden in feite het uiterste van Gods geduld. Ze probeerden heidenen een wet op te leggen waar de Joden zelf zich niet volledig aan konden houden en die hen daarom ter dood veroordeelde (Gal. 3:10). Petrus’ Joodse toehoorders moesten in plaats daarvan dankbaar zijn voor de onverdiende goedheid van God die via Jezus tot uiting kwam. 21
Blijkbaar troffen Petrus’ woorden doel, want ’de gehele menigte zweeg’. Vervolgens vertelden Barnabas en Paulus over ’de vele tekenen en won¨ deren welke God door bemiddeling van hen onder de natien had gedaan’ (Hand. 15:12). De apostelen en oudere mannen waren nu eindelijk in de gelegenheid alle bewijzen te evalueren en een beslissing te nemen die duidelijk weergaf wat Gods wil was in verband met de besnijdeniskwestie. 18, 19. Welke krachtige woorden uitte Petrus, en tot welke conclusie zouden zijn toehoorders moeten komen? 20. Hoe stelden de voorstanders van de besnijdenis God „op de proef”? 21. Welke bijdrage leverden Barnabas en Paulus aan het debat?
ER ONTSTOND „GEEN GERINGE ONENIGHEID”
107
22
Als de leden van het Besturende Lichaam in deze tijd bij elkaar komen, wenden ze zich ook tot Gods Woord voor leiding en bidden ze ernstig om heilige geest (Ps. 119:105; Matth. 7:7-11). Elk lid van het Besturende Lichaam krijgt van tevoren de agendapunten voor de vergadering zodat hij er onder gebed over kan nadenken (Spr. 15:28). Op de vergadering uiten deze gezalfde broeders zich vrijuit en respectvol. Tijdens de besprekingen wordt de Bijbel veelvuldig gebruikt. 23 Gemeenteouderlingen dienen dit voorbeeld na te volgen. En als een ernstige kwestie op een ouderlingenvergadering besproken is en niet opgelost wordt, kan het lichaam van ouderlingen advies vragen aan het plaatselijke bijkantoor of een vertegenwoordiger daarvan, zoals een reizend opziener. Als het nodig is, kan het bijkantoor dan weer naar het Besturende Lichaam schrijven. 24
Jehovah geeft beslist zijn zegen aan personen die de theocratische regeling respecteren en die nederig, loyaal en geduldig zijn. Zoals we in het volgende hoofdstuk zullen zien, beloont God dit met echte vrede, geestelijke voorspoed en christelijke eenheid. 22-24. (a) Hoe volgt het Besturende Lichaam in deze tijd het voorbeeld van het besturende lichaam uit de eerste eeuw? (b) Hoe kunnen alle ouderlingen respect voor theocratisch gezag tonen?
Sommigen beweerden: „Het is noodzakelijk dat men (...) hun [de heidenen] gelast de wet van Mozes te onderhouden”
HOOFDST UK 14
’Wij zijn tot een eensgezinde overeenstemming gekomen’ Hoe het besturende lichaam tot een beslissing kwam, en de verenigende uitwerking ervan op de gemeenten Gebaseerd op Handelingen 15:13-35 IEDEREEN verkeert in spanning. De apostelen en oudere mannen die in Jeruzalem in een kamer zijn bijeengekomen kijken elkaar aan, in het besef dat ze op een cruciaal punt zijn aangeland. De besnijdeniskwestie heeft een ¨ aantal ernstige vragen doen rijzen. Staan christenen onder de mozaısche wet? Moet er onderscheid gemaakt worden tussen Joodse en niet-Joodse christenen? 2
De mannen die de leiding nemen hebben heel wat bewijzen beschouwd. Ze nemen Gods profetische Woord in aanmerking alsook krachtige getuigenissen uit de eerste hand waaruit Jehovah’s zegen blijkt. Ze hebben alles gezegd wat op hun hart lag. Er hebben zich vele bewijzen opgestapeld in verband met de kwestie waar ze voor staan. Het is duidelijk dat Jehovah’s geest hun de weg wijst. Zullen ze gehoor geven aan die leiding? 3 Er zal echt geloof en moed nodig zijn om in dit geval de leiding van de geest te volgen. Ze lopen het risico dat ze zich nog meer haat van de Joodse religieuze leiders op de hals halen. En ze zullen geconfronteerd worden met weerstand van mannen binnen de gemeente die vastbesloten zijn Gods volk ¨ weer aan de mozaısche wet te onderwerpen. Wat zal het besturende lichaam doen? Bij de bespreking van het verslag zullen we zien hoe deze mannen een patroon instelden dat in deze tijd door het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen wordt gevolgd. Het is een patroon dat ook wij moeten volgen wanneer we in ons leven als christen voor beslissingen en problemen komen te staan.
„Hiermee stemmen de woorden van de Profeten overeen” (Handelingen 15:13-21) 4
De discipel Jakobus, de halfbroer van Jezus, nam het woord.1 Kennelijk
1 Zie het kader „Jakobus — ’De broer van de Heer’ ” op blz. 112. 1, 2. (a) Voor welke ernstige vragen ziet het besturende lichaam van de eerste-eeuwse gemeente zich gesteld? (b) Welke hulp krijgen deze broeders om de juiste conclusie te trekken? 3. Wat zullen we leren van de bespreking van het verslag in Handelingen 15? 4, 5. Welk inzicht uit Gods profetische Woord voegde Jakobus aan de bespreking toe? 108
’ WIJ ZIJN TOT EEN EENSGEZINDE OVEREENSTEMMING GEKOMEN’
trad hij bij deze vergadering op als voorzitter. Hij bracht duidelijk onder woorden welke overeenstemming het besturende lichaam als geheel blijkbaar had bereikt. Jakobus zei tegen de bijeengekomen mannen: „Simeon heeft uitvoerig verhaald hoe God voor de eerste maal zijn aandacht op de ¨ natien heeft gericht om uit hen een volk voor zijn naam te nemen. En hiermee stemmen de woorden van de Profeten overeen” (Hand. 15:14, 15). 5 De toespraak van Simeon, oftewel Simon Petrus, en het getuigenis van Barnabas en Paulus brachten bij Jakobus waarschijnlijk toepasselijke Schriftplaatsen in gedachten die licht wierpen op de kwestie (Joh. 14:26). Nadat Jakobus gezegd had „hiermee stemmen de woorden van de Profeten overeen”, haalde hij de woorden uit Amos 9:11, 12 aan. Dat boek behoorde tot het deel van de Hebreeuwse Geschriften dat gewoonlijk „de Profeten” werd genoemd (Matth. 22:40; Hand. 15:16-18). De woorden die Jakobus aanhaalde wijken enigszins af van de bewoordingen die we nu in het boek Amos vinden. Waarschijnlijk deed Jakobus een aanhaling uit de Septuaginta, een Griekse vertaling van de Hebreeuwse Geschriften. 6 Via de profeet Amos voorzei Jehovah dat er een tijd zou komen dat hij „de hut van David” zou oprichten, dat wil zeggen de koninklijke geslachtslijn die tot het Messiaanse koninkrijk leidde (Ezech. 21:26, 27). Zou Jehovah zich opnieuw uitsluitend met de natuurlijke Joden als volk inlaten? Nee, ¨ want de profetie voegt eraan toe dat „mensen uit alle natien” zouden worden samengebracht als „mensen die naar mijn [Gods] naam zijn genoemd”. Bedenk dat Petrus net had getuigd: „Hij [God] heeft volstrekt geen onderscheid gemaakt tussen ons [Joodse christenen] en hen [niet-Joodse gelovigen], maar hun hart door geloof gezuiverd” (Hand. 15:9). Met andere woorden: het is Gods wil dat zowel Joden als heidenen erfgenamen van het ¨ ¨ Koninkrijk worden (Rom. 8:17; Ef. 2:17-19). In deze geınspireerde profetieen werd geen enkele aanwijzing gegeven dat niet-Joodse gelovigen eerst in het vlees besneden moesten worden of proselieten moesten worden. 7 Jakobus was geraakt door die Schriftuurlijke bewijzen en het krachtige getuigenis dat hij had gehoord, en hij gaf hun het volgende ter overweging: ¨ die zich tot God ke„Daarom is mijn beslissing om degenen uit de natien ren, niet lastig te vallen, maar hun te schrijven zich te onthouden van dingen die door afgoden zijn bezoedeld en van hoererij en van het verstikte en van bloed. Want van oudsher heeft Mozes in stad na stad mensen gehad die hem prediken, omdat hij elke sabbat in de synagogen wordt voorgelezen” (Hand. 15:19-21). 8
Gebruikte Jakobus toen hij zei „daarom is mijn beslissing” zijn autoriteit over de andere broeders, misschien als voorzitter van de vergadering, en besloot hij eigenmachtig wat er gedaan moest worden? Zeker niet! De oorspronkelijke Griekse uitdrukking die vertaald is met „is mijn beslissing” kan ook „ik ben van oordeel” of „ik ben van mening” betekenen. Jakobus 6. Welk licht wierpen de Schriften op het debat? 7, 8. (a) Welk voorstel deed Jakobus? (b) Hoe moeten we Jakobus’ woorden opvatten?
109
HOE HET BESTURENDE LICHAAM IN DEZE TIJD IS GEORGANISEERD
Net als de eerste-eeuwse christenen worden Jehovah’s Getuigen in deze tijd geleid door een Besturend Lichaam van opgedragen, met de geest gezalfde mannen die „de getrouwe en beleidvolle slaaf” vertegenwoordigen (Matth. 24:45). Het Besturende Lichaam komt elke week samen. De leden ervan zijn ook georganiseerd in de volgende ´ zes comites, die allemaal hun eigen verantwoordelijkheden hebben. ¨ ´ ¨ ˘ Het Coordinatorscomite bestaat uit de coordina´ tors van de andere comites en een secretaris die ook lid is van het Besturende Lichaam. Het helpt ´ ¨ alle comites soepel en efficient te functioneren. ´ Het comite heeft de supervisie over juridische kwesties en de informatieverstrekking aan de media wanneer dat nodig is om een juist beeld van onze geloofsovertuiging te geven. Daarnaast reageert het op rampen, vervolging en andere noodsituaties waardoor Jehovah’s Getuigen waar ook ter wereld getroffen worden. ´ ˘ Het Dienstcomite houdt toezicht op het predikingswerk en zaken die te maken hebben met ouderlingen, reizende opzieners en volletijdpredikers. Het heeft ook de supervisie over het samenstellen van Onze Koninkrijksdienst. Daarnaast verzorgt het de uitnodigingen en toewijzingen voor studenten aan de zendelingenschool Gilead, en de Bedienarenopleidingsschool, die opleiding geeft aan ongetrouwde ouderlingen en dienaren in de bediening. ´ ˘ Het Onderwijscomite draagt zorg voor het onderwijs dat wordt gegeven op gemeentevergaderingen, congressen en andere grote vergaderingen, en voor het samenstellen van audio- en
videoprogramma’s. Het stelt het lesprogramma op van scholen, waaronder de Gileadschool en de Pioniersschool, en voorziet in geestelijke programma’s voor vrijwilligers op bijkantoren. ´ ˘ Het Personeelscomite houdt toezicht op de regelingen voor het geestelijke en lichamelijke welzijn van de vrijwilligers die op de bijkantoren van Jehovah’s Getuigen wereldwijd dienen. Daarnaast ´ heeft dit comite de supervisie over het uitnodigen van nieuwe vrijwilligers om op de bijkantoren te dienen. ´ ˘ Het Schrijverscomite heeft de supervisie over het samenstellen van geestelijk voedsel in geschreven vorm voor de gemeenten en voor het algemene publiek. Het beantwoordt daarnaast Bijbelse vragen, houdt toezicht op het vertaalwerk dat wereldwijd wordt gedaan, en geeft goedkeuring aan materiaal als dramascripts en lezingschema’s. ´ ˘ Het Uitgeverscomite heeft de supervisie over het drukken, uitgeven en verzenden van Bijbelse lectuur. Het heeft het opzicht over de drukkerijen en eigendommen van de rechtspersonen die door Jehovah’s Getuigen worden gebruikt, alsook over de bouw van bijkantoren en van Koninkrijkszalen en congreshallen in landen met beperkte mid´ delen. Dit comite ziet er ook op toe wat er met de gegeven bijdragen wordt gedaan. Het Besturende Lichaam vertrouwt op de leiding van Gods heilige geest. De leden ervan zien zichzelf niet als de leiders van Jehovah’s volk. In plaats daarvan blijven ze, net als alle andere gezalfde christenen op aarde, ’het Lam [Jezus Christus] volgen waarheen hij ook gaat’ (Openb. 14:4).
’ WIJ ZIJN TOT EEN EENSGEZINDE OVEREENSTEMMING GEKOMEN’
111
nam geen besluit voor het hele besturende lichaam, maar legde hun een aanpak ter overweging voor op basis van de bewijzen die ze hadden gehoord en op basis van wat de Schriften over de kwestie zeiden. 9
Kwam Jakobus met een goed voorstel? Blijkbaar wel, want de apostelen en de oudere mannen namen zijn voorstel later over. Wat waren de voordelen ervan? Aan de ene kant zouden ze met de voorgestelde aanpak nietJoodse christenen ’niet lastigvallen’, hun ’geen moeilijkheden in de weg leg¨ gen’, door hun de vereisten van de mozaısche wet op te leggen (Hand. 15:19; Groot Nieuws Bijbel). Aan de andere kant zou met deze beslissing respect worden getoond voor het geweten van Joodse christenen, die door de jaren heen hadden gehoord hoe ’Mozes elke sabbat in de synagogen werd voorgelezen’ (Hand. 15:21).1 De aanbevolen aanpak zou de band tussen Joodse en niet-Joodse christenen beslist versterken. Bovenal zou Jehovah God er blij mee zijn, omdat de beslissing in harmonie was met de ontwikkeling van zijn voornemen. Wat een schitterende oplossing voor een probleem dat de eenheid en het welzijn van de hele gemeente van Gods volk bedreigde! En wat een uitstekend voorbeeld voor de gemeente in deze tijd! 10
Zoals in het vorige hoofdstuk stond, wendt het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen in deze tijd zich, net als zijn eerste-eeuwse tegenhanger, voor leiding in alles tot Jehovah, de Universele Soeverein, en Jezus Christus, het Hoofd van de gemeente (1 Kor. 11:3).2 Hoe doen ze dat? Albert D. Schroeder, die in het Besturende Lichaam heeft gediend van 1974 totdat hij in ¨ maart 2006 zijn aardse loopbaan beeindigAlbert Schroeder houdt een toespraak op een internationaal congres in 1998 de, vertelde: „Het Besturende Lichaam komt elke woensdag bijeen, begint de vergadering met een gebed en vraagt om de leiding van Jehovah’s geest. Er wordt krachtig naar gestreefd erop toe te zien dat elke kwestie die wordt behandeld en elke beslissing die wordt genomen, in harmonie is met Gods Woord, de 1 Jakobus verwees wijselijk naar de geschriften van Mozes, die niet alleen de wetsvoorschriften omvatten maar ook een verslag van Gods bemoeienissen, alsook aanwijzingen van Zijn wil voordat de Wet bestond. Gods kijk op bloed, overspel en afgoderij komt bijvoorbeeld al duidelijk aan het licht in Genesis (Gen. 9:3, 4; 20:2-9; 35:2, 4). Jehovah onthulde hiermee beginselen die voor de hele mensheid bindend zijn, zowel voor Joden als voor heidenen. 2 Zie het kader „Hoe het Besturende Lichaam in deze tijd is georganiseerd” op blz. 110. 9. Welke voordelen had Jakobus’ voorstel? 10. Hoe volgt het Besturende Lichaam in deze tijd het patroon dat zijn eerste-eeuwse tegenhanger heeft gegeven?
JAKOBUS — „DE BROER VAN DE HEER”
Jakobus, een zoon van Jozef en Maria, wordt als eerste van Jezus’ jongere halfbroers genoemd (Matth. 13:54, 55). Misschien was hij dus het op ´ ´ een na oudste kind van Maria. Jakobus groeide samen met Jezus op, zag zijn bediening en wist in ieder geval van Jezus’ „krachtige werken”, of hij daar nu echt bij aanwezig is geweest of niet. Maar tijdens Jezus’ bediening stelden Jakobus en zijn broers „in werkelijkheid geen geloof in hem”, hun oudste broer (Joh. 7:5). Misschien dacht Jakobus er net zo over als enkele andere familieleden van Jezus, die over hem zeiden: „Hij heeft zijn verstand verloren” (Mark. 3:21). Dat veranderde allemaal na Jezus’ dood en opstanding. Hoewel er in de Griekse Geschriften drie andere personen met de naam Jakobus worden vermeld, was de Jakobus aan wie Jezus persoonlijk verscheen in de periode van veertig dagen na zijn opstanding, blijkbaar zijn halfbroer (1 Kor. 15:7). Deze ervaring kan Jakobus hebben geholpen tot de juiste conclusie te komen in verband met de ware identiteit van zijn oudste broer. In ieder geval kwamen Jakobus, zijn moeder en zijn broers nog geen tien dagen nadat Jezus naar de hemel was opgestegen, met de apostelen in een bovenvertrek bijeen om te bidden (Hand. 1:13, 14). Uiteindelijk werd Jakobus een zeer gerespecteerd lid van de gemeente in Jeruzalem, en hij werd blijkbaar gezien als een apostel, een „uitgezondene”, van die gemeente (Gal. 1:18, 19). Dat Jakobus een belangrijke rol speelde blijkt duidelijk uit het feit dat Petrus na zijn wonderbaarlijke bevrijding uit de gevangenis tegen de discipelen zei: „Bericht deze dingen aan Jakobus en de broeders” (Hand. 12:12, 17). Toen de besnijdeniskwestie aan „de apostelen en de oudere mannen” in Jeruzalem werd voorgelegd, was Jakobus blijkbaar voorzitter bij de bespreking (Hand. 15:6-21). En Paulus merk-
te op dat Jakobus, Cefas (Petrus) en de apostel Johannes „pilaren schenen te zijn” van de gemeente in Jeruzalem (Gal. 2:9). Zelfs toen Paulus jaren later in Jeruzalem terugkwam van zijn derde zendingsreis, ging hij „naar Jakobus; en alle oudere mannen waren daar aanwezig” (Hand. 21:17-19). Deze Jakobus, die door Paulus „de broer van de Heer” werd genoemd, heeft blijkbaar de brief geschreven die in de Bijbel is opgenomen en zijn naam draagt (Gal. 1:19). In deze brief identificeert Jakobus zichzelf niet als een apostel of de broer van Jezus, maar noemt hij zich nederig „een slaaf van God en van de Heer Jezus Christus” (Jak. 1:1). Uit de brief van Jakobus blijkt duidelijk dat hij net als Jezus een scherpe kijk had op de natuur en de menselijke aard. Jakobus verduidelijkte geestelijke waarheden met bekende verschijnselen uit de natuur, zoals een stormachtige zee, de sterrenhemel, de hitte van de zon, tere bloemen, bosbranden en getemde dieren (Jak. 1:6, 11, ¨ 17; 3:5, 7). Zijn door God geınspireerde inzichten in de opvattingen en daden van mensen bevatten uitmuntende raad over het onderhouden van een goede relatie met anderen (Jak. 1:19, 20; 3:2, 8-18). ¨ Paulus’ woorden in 1 Korinthiers 9:5 duiden erop dat Jakobus getrouwd was. De Bijbel zegt niets over het tijdstip van of de omstandigheden rond Jakobus’ dood. Maar Josephus schreef dat kort na de dood van de Romeinse bestuurder Porcius Festus, rond 62, en voordat die werd opgevolgd door Albinus, het volgende werd gedaan door de hogepriester Ananus (Ananias): „Hij riep een vergadering van rechters bijeen en liet daar de broer van de Jezus die Christus genoemd wordt — de man heette Jacobus — alsmede zekere anderen voorleiden. Hij beschuldigde hen ervan dat ze de wet hadden overtreden en leverde hen uit om gestenigd te worden.”
’ WIJ ZIJN TOT EEN EENSGEZINDE OVEREENSTEMMING GEKOMEN’
Bijbel.” Milton G. Henschel, die lang in het Besturende Lichaam heeft ge¨ diend en die zijn aardse loopbaan in maart 2003 heeft beeindigd, stelde in dezelfde geest een fundamentele vraag bij de graduatie van de 101ste klas van de Wachttoren-Bijbelschool Gilead. Hij vroeg: „Is er een andere organisatie op aarde waarvan de bestuursleden Gods Woord, de Bijbel, raadplegen voordat ze belangrijke beslissingen nemen?” Het antwoord spreekt voor zich.
„Mannen uit hun midden” meegezonden (Handelingen 15:22-29) 11 Het besturende lichaam in Jeruzalem was tot een unaniem besluit gekomen ten aanzien van de besnijdeniskwestie. Maar wilden de broeders in de gemeenten in eenheid samenwerken, dan moest die beslissing duidelijk en op een positieve, aanmoedigende manier aan hen worden overgebracht. Hoe kon dat het beste worden gedaan? Het verslag zegt: „Toen dacht het de apostelen en de oudere mannen, te zamen met de gehele gemeente, goed mannen uit hun midden te kiezen en hen met Paulus en Barnabas naar Antiochie¨ te zenden, namelijk Judas, die Barsabbas werd genoemd, en Silas, mannen die de leiding hadden onder de broeders.” Bovendien werd er een brief opgesteld en aan deze mannen meegegeven zodat die in alle gemeenten in Antiochie,¨ Syrie¨ en Cilicie¨ kon worden voorgelezen (Hand. 15:22-26). 12 Als „mannen die de leiding hadden onder de broeders” waren Judas en Silas goed geschikt om als vertegenwoordiger van het besturende lichaam op te treden. De afvaardiging van vier mannen zou duidelijk maken dat de boodschap die ze overbrachten niet gewoon een antwoord op de oorspronkelijke vraag was, maar een uitdrukkelijke richtlijn van het besturende lichaam. De aanwezigheid van de uitgekozen mannen, Judas en Silas, zou een hechte band scheppen tussen de Joodse christenen in Jeruzalem en de niet-Joodse christenen in de gemeenten. Dat was een wijze, liefdevolle regeling, die de vrede en harmonie onder Gods volk ongetwijfeld zou bevorderen. 13
In de brief stonden duidelijke richtlijnen voor niet-Joodse christenen ten aanzien van de besnijdeniskwestie, maar stond ook wat ze moesten doen om Jehovah’s goedkeuring en zegen te ontvangen. Het belangrijkste deel van de brief luidde: „Het heeft de heilige geest en ons goedgedacht u geen verdere last toe te voegen dan deze noodzakelijke dingen: u te blijven onthouden van dingen die aan afgoden ten slachtoffer zijn gebracht en van bloed en van al wat verstikt is en van hoererij. Indien gij u nauwlettend voor deze dingen wacht, zal het u goed gaan. Wij wensen u een goede gezondheid toe!” — Hand. 15:28, 29. 14
Ook nu is er harmonie van geloof en een goede samenwerking onder
11. Hoe werd de beslissing van het besturende lichaam aan de gemeenten meegedeeld? 12, 13. Wat werd er bereikt met het sturen van (a) Judas en Silas? (b) een brief van het besturende lichaam? 14. Hoe kan Jehovah’s volk in eenheid samenwerken in deze verdeelde wereld?
113
114
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
alle Getuigen van Jehovah — in totaal zo’n zeven miljoen in ruim honderdduizend gemeenten over de hele wereld. Hoe is zo’n eenheid mogelijk, vooral gezien de verwarring en de verdeeldheid die er in deze wereld heerst? Deze eenheid komt voornamelijk door de onmiskenbare en duidelijke leiding die Jezus Christus, het Hoofd van de gemeente, geeft via „de getrouwe en beleidvolle slaaf”, die wordt vertegenwoordigd door het Besturende Lichaam (Matth. 24:45-47). Wat ook bijdraagt tot de eenheid is de manier waarop de wereldwijde broederschap bereidwillig de richtlijnen van het Besturende Lichaam opvolgt.
’Zij verheugden zich over de aanmoediging’ (Handelingen 15:30-35) 15 Het verslag in Handelingen vertelt ons verder wat de broeders die uit Jeruzalem waren afgevaardigd, deden nadat ze in Antiochie¨ waren aangekomen: „Zij vergaderden de menigte en overhandigden hun de brief.” Hoe reageerden de broeders daar op de richtlijnen van het besturende lichaam? „Na die [de brief] gelezen te hebben, verheugden zij zich over de aanmoediging” (Hand. 15:30, 31). Judas en Silas „moedigden de broeders met menige toespraak aan en versterkten hen”. In die zin waren deze mannen „profeten”, net zoals Barnabas, Paulus en anderen profeten werden genoemd, waarmee bedoeld werd dat ze Gods wil bekendmaakten (Hand. 13:1; 15:32; Ex. 7:1, 2). 16 Het was duidelijk dat Jehovah’s zegen op de hele regeling rustte, waardoor de kwestie een goede afloop had. Wat was de reden voor dit positieve resultaat? Ongetwijfeld waren dat de duidelijke richtlijnen te rechter tijd van het besturende lichaam, gebaseerd op Gods Woord en de leiding van de heilige geest. Een andere factor was de liefdevolle, persoonlijke manier waarop de beslissingen aan de gemeenten werden meegedeeld. 17
Het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen in deze tijd volgt dat patroon door op het juiste moment richtlijnen aan de wereldwijde broederschap te geven. Als er beslissingen worden genomen, worden die op een duidelijke, rechtstreekse manier aan de gemeenten meegedeeld. Dat gebeurt onder andere door bezoeken van reizende opzieners. Deze broeders cijferen zichzelf weg en reizen van de ene gemeente naar de andere om duidelijke richtlijnen en vriendelijke aanmoediging te geven. Ze volgen het voorbeeld van Paulus en Barnabas, die veel tijd aan de bediening besteedden, „terwijl zij met nog vele anderen onderwijs gaven en het goede nieuws van het woord van Jehovah bekendmaakten” (Hand. 15:35). Net als Judas en Silas ’moedigen ze de broeders met menige toespraak aan en versterken hen’. 18
Hoe zit het met de gemeenten? Wat zal de gemeenten overal ter wereld in staat stellen de vrede en harmonie te bewaren in deze verdeelde wereld? 15, 16. Wat was de afloop van de besnijdeniskwestie, en hoe kwam dat? 17. Welk patroon werd er ingesteld voor enkele aspecten van de bezoeken van reizende opzieners in deze tijd? 18. Hoe kan Gods volk ervoor zorgen dat het Jehovah’s zegen blijft ontvangen?
Christenen in deze tijd trekken voordeel van de geestelijke voorzieningen die via het Besturende Lichaam en de vertegenwoordigers ervan worden getroffen
Bedenk dat het de discipel Jakobus was die later schreef: „De wijsheid van boven is allereerst zuiver, vervolgens vredelievend, redelijk, bereid tot gehoorzamen (...) Bovendien wordt het zaad van de vrucht der rechtvaardigheid gezaaid onder vredige omstandigheden voor hen die vrede maken” (Jak. 3:17, 18). We weten niet of Jakobus misschien terugdacht aan de bijeenkomst in Jeruzalem. Maar uit de bespreking van de gebeurtenissen in Handelingen 15 is duidelijk gebleken dat Jehovah’s zegen alleen aanwezig kan zijn als er eenheid en samenwerking is. 19 Er heerste nu duidelijk vrede en eenheid in de gemeente in Antiochie.¨ De broeders in Antiochie¨ zochten geen onenigheid met de broeders uit Jeruzalem, maar hadden veel waardering voor het bezoek van Judas en Silas, want pas nadat ze daar „enige tijd hadden doorgebracht, lieten de broeders hen in vrede gaan naar degenen die hen hadden uitgezonden”, dat wil zeggen terug naar Jeruzalem (Hand. 15:33).1 We kunnen er zeker van zijn dat de broeders in Jeruzalem ook opgetogen waren toen ze het verslag van deze broeders over hun reis hoorden. Dankzij Jehovah’s onverdiende goedheid hadden ze hun opdracht tot een goed einde gebracht! 20 Paulus en Barnabas bleven in Antiochie,¨ en ze konden zich er nu volledig op richten om op een voorbeeldige manier de leiding in het evangelisatiewerk te nemen, ongeveer zoals reizende opzieners doen wanneer ze de gemeenten bezoeken die aan hun zorg zijn toevertrouwd (Hand. 13:2, 3). Wat een zegen voor Jehovah’s volk! Maar hoe gebruikte en zegende Jehovah deze twee ijverige evangeliepredikers verder? Dat komt in het volgende hoofdstuk aan bod. ¨ 1 Sommige Bijbelvertalingen voegen in vers 34 toe dat Silas ervoor koos in Antiochie te blijven (Statenvertaling). Hoewel dit vers in sommige handschriften aanwezig is, schijnt dit toch een latere toevoeging te zijn. ¨ 19, 20. (a) Waaruit bleek duidelijk dat er in de gemeente in Antiochie vrede en eenheid heerste? (b) Wat konden Paulus en Barnabas nu doen?
DEEL 6
˙
HANDELINGEN 15:36–18:22
’LATEN WIJ TERUGKEREN EN DE BROEDERS BEZOEKEN’ HANDELINGEN 15:36
Welke belangrijke rol spelen reizende opzieners in de christelijke gemeente? Tot welke zegeningen leidt het als we theocratische toewijzingen bereidwillig aanvaarden? Hoe kunnen we doeltreffend aan de hand van de Bijbel redeneren, en waarom moeten we ons aanpassen aan ons publiek? Deze en andere vragen zullen beantwoord worden terwijl we Paulus op zijn tweede zendingsreis volgen.
HOOFDST UK 15
’Hij versterkte de gemeenten’ Reizende opzieners helpen de gemeenten vast te staan in het geloof Gebaseerd op Handelingen 15:36–16:5 TERWIJL ze hun weg zoeken door het ruwe terrein buiten de steden, kijkt Paulus peinzend naar de energieke jonge man die naast hem loopt. Hij ¨ en is mogelijk rond de twintig. Elke stap van deze nieuwe heet Timotheus reis voert hem verder van huis. Naarmate de dag vordert, laten ze de omgeving van Lystra en Ikonium steeds verder achter zich. Wat staat hun te wachten? Voor Paulus is dit al de tweede zendingsreis. Hij weet dus dat er heel wat gevaren en problemen op hun pad zullen komen. Hoe zal deze jonge man daarop reageren? ¨ misschien meer dan deze nede2 Paulus heeft vertrouwen in Timotheus, rige jonge man zelf. Door recente gebeurtenissen is Paulus er meer dan ooit van overtuigd dat hij een goede reisgenoot nodig heeft. Paulus weet dat het werk dat hem te wachten staat — het bezoeken en versterken van de gemeenten — onwrikbare vastberadenheid en eenheid van gedachten van de reizende bedienaren vraagt. Waarom denkt Paulus er waarschijnlijk zo ´ reden is wellicht het meningsverschil dat eerder tot een breuk over? Een tussen hem en Barnabas heeft geleid. 3 In dit hoofdstuk zullen we veel leren over de beste manier om menings¨ als verschillen op te lossen. We zullen ook zien waarom Paulus Timotheus reisgenoot uitkoos, en we zullen inzicht krijgen in de belangrijke rol van reizende opzieners in deze tijd.
’Laten wij terugkeren en de broeders bezoeken’ (Handelingen 15:36) 4
In het vorige hoofdstuk hebben we gezien dat een afvaardiging van vier broeders — Paulus, Barnabas, Judas en Silas — de gemeente in Antiochie¨ aanmoedigde met de beslissing van het besturende lichaam over de besnijdenis. Wat deed Paulus daarna? Hij deed Barnabas een voorstel voor een nieuwe reis: „Laten wij bovenal terugkeren en de broeders bezoeken in elk van de steden waarin wij het woord van Jehovah hebben verkondigd, om te zien hoe zij het maken” (Hand. 15:36). Paulus stelde niet voor om alleen voor de gezelligheid bij deze pasbekeerde christenen langs te gaan. Het boek Handelingen laat zien welk doel Paulus met zijn tweede zendingsreis 1-3. (a) Wie is Paulus’ nieuwe reisgenoot, en wat voor iemand is hij? (b) Wat zullen we in dit hoofdstuk leren? 4. Wat wilde Paulus tijdens zijn tweede zendingsreis doen? 117
MARKUS KRIJGT VEEL VOORRECHTEN
In het evangelie van Markus staat dat degenen die Jezus arresteerden ook „een zekere jonge man” probeerden te grijpen, die ’naakt ontsnapte’ (Mark. 14:51, 52). Omdat Markus, die ook wel bekendstaat als Johannes Markus, de enige is die dit verhaal heeft opgetekend, is hij het misschien zelf geweest. Als dat zo is, heeft Markus in ieder geval enig persoonlijk contact met Jezus gehad. Zo’n elf jaar later, toen Herodes Agrippa de christenen vervolgde, kwamen „vrij velen” van de gemeente in Jeruzalem bijeen in het huis van Maria, Markus’ moeder, om te bidden. En Petrus ging naar dit huis toen hij door een wonder uit de gevangenis was bevrijd (Hand. 12:12). Markus is dus misschien opgegroeid in een huis dat later voor christelijke bijeenkomsten werd gebruikt. Ongetwijfeld kende hij Jezus’ eerste discipelen goed, en ze hebben een positieve invloed op hem gehad. Markus heeft zij aan zij gediend met een aantal opzieners van de eerste-eeuwse christelijke gemeenten. Voor zover we weten, was zijn eerste dienstvoorrecht dat hij met zijn neef Barnabas en de apostel Paulus mocht samenwerken in hun toewijzing in ¨ Syrisch Antiochie (Hand. 12:25). Toen Barnabas en Paulus aan hun eerste zendingsreis begonnen, reisde Markus met hen mee, eerst naar Cy¨ prus en later naar Klein-Azie. Vandaaruit ging Markus om onbekende redenen terug naar Jeruzalem (Hand. 13:4, 13). Nadat Barnabas en Paulus onenigheid over Markus hadden gehad, zoals in Handelingen 15 staat, gingen Markus en Barnabas op Cyprus verder met hun zendingsdienst (Hand. 15:36-39). Ze moeten dat meningsverschil allang weer vergeten zijn toen Markus in 60 of 61 opnieuw met Paulus samenwerkte, deze keer in Rome. Paulus
zat in die stad gevangen en hij schreef aan de gemeente in Kolosse: „Aristarchus, mijn medegevangene, zendt u zijn groeten, en ook Markus, de neef van Barnabas (aangaande wie gij opdracht hebt gekregen om hem vriendelijk te ontvangen als hij bij u mocht komen)” (Kol. 4:10). Paulus overwoog dus Johannes Markus als zijn vertegenwoordiger vanuit Rome naar Kolosse te sturen. Ergens tussen 62 en 64 werkte Markus met Petrus samen in Babylon. Zoals we in hoofdstuk 10 hebben gezien, kregen ze een hechte band, want Petrus noemde de jongere man „Markus, mijn zoon” (1 Petr. 5:13). Toen Paulus rond 65 de tweede keer in Rome gevangenzat, schreef ¨ hij aan zijn medewerker Timotheus, die in Efeze was: „Neem Markus en breng hem met u mee, want ik kan hem goed gebruiken om dienst te verrichten” (2 Tim. 4:11). Ongetwijfeld is Markus bereidwillig op die uitnodiging ingegaan en is hij vanuit Efeze weer naar Rome gegaan. Geen wonder dat deze man door Barnabas, Paulus en Petrus zeer gewaardeerd werd! Het grootste voorrecht dat Markus kreeg, was ¨ dat hij er door Jehovah toe werd geınspireerd een evangelieverslag op te tekenen. Volgens de traditie heeft Markus veel informatie van Petrus gekregen. Dat lijkt aannemelijk, want Markus’ verslag bevat details uit de eerste hand die een ooggetuige, zoals Petrus, zou hebben geweten. Maar kennelijk heeft Markus zijn evangelie in Rome geschreven, en niet in Babylon toen hij bij Petrus was. Markus gebruikt veel Latijnse uitdrukkingen en vertaalt Hebreeuwse termen die voor niet-Joden anders moeilijk te begrijpen zouden zijn geweest, dus blijkbaar schreef hij vooral voor niet-Joodse lezers.
’HIJ VERSTERKTE DE GEMEENTEN’
had. Ten eerste zou hij de verordeningen blijven overbrengen die door het besturende lichaam waren uitgevaardigd (Hand. 16:4). Ten tweede was Paulus als reizend opziener vastbesloten de gemeenten geestelijk op te bouwen en hen te helpen sterk in het geloof te worden (Rom. 1:11, 12). Hoe volgt de huidige organisatie van Jehovah’s Getuigen dit apostolische patroon? 5
Tegenwoordig leidt Christus zijn gemeente via het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen. Door middel van brieven, lectuur, vergaderingen en andere communicatiemiddelen voorzien deze getrouwe gezalfde mannen in leiding en aanmoediging voor alle gemeenten in de wereld. Het Besturende Lichaam streeft er ook naar goed contact met elke gemeente te onderhouden. Daarvoor maken ze gebruik van reizende opzieners. Wereldwijd zijn er duizenden bekwame ouderlingen rechtstreeks door het Besturende Lichaam voor dit werk aangesteld. 6
Reizende opzieners doen vooral moeite om persoonlijke aandacht en geestelijke aanmoediging te geven aan alle leden van de gemeenten die ze bezoeken. Dat doen ze door het voorbeeld te volgen van eerste-eeuwse christenen zoals Paulus. Hij gaf een mede-opziener de aansporing: „Predik het woord, houd u er als met een dringende zaak mee bezig, in gunstige tijd, in moeilijke tijd, wijs terecht, berisp, vermaan, met alle lankmoedigheid en kunst van onderwijzen. (...) Doe het werk van een evangelieprediker” (2 Tim. 4:2, 5). 7 In overeenstemming met deze woorden gaat de reizende opziener (samen met zijn vrouw als hij getrouwd is) met de plaatselijke verkondigers mee in diverse takken van de velddienst. Deze reizende predikers zijn ijverig in de dienst en zijn bekwame onderwijzers, wat een positieve uitwerking op de kudde heeft (Rom. 12:11; 2 Tim. 2:15). Reizende opzieners staan vooral bekend om hun zelfopofferende liefde. Ze zetten zich volledig in, onder meer door in slecht weer en zelfs in gevaarlijke gebieden te reizen (Fil. 2:3, 4). Reizende opzieners geven ook in elke gemeente aanmoediging, onderwijs en vermaningen door middel van Bijbelse lezingen. Alle gemeenteleden trekken voordeel van hun bezoek door naar hun gedrag te kijken en hun geloof na te volgen (Hebr. 13:7).
„Een scherpe uitbarsting van toorn” (Handelingen 15:37-41) 8
Barnabas was blij met Paulus’ voorstel om ’de broeders te bezoeken’. Ze hadden op hun reis goed samengewerkt en kenden de gebieden en mensen die ze zouden bezoeken (Hand. 13:2–14:28). Het idee om deze taak samen op zich te nemen, kan dus verstandig en praktisch hebben geleken. Maar er ontstond een probleem. In Handelingen 15:37 staat: „Wat Barnabas 5. Hoe voorziet het huidige Besturende Lichaam in richtlijnen en aanmoediging voor de gemeenten? 6, 7. Wat zijn enkele verantwoordelijkheden van reizende opzieners? 8. Hoe reageerde Barnabas op Paulus’ uitnodiging?
119
120
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
aangaat, hij was vastbesloten ook Johannes, die Markus werd genoemd, mee te nemen.” Barnabas kwam niet gewoon met een voorstel. Hij „was vastbesloten” zijn neef Markus als reisgenoot mee te nemen op deze zendingsreis. 9
Paulus was het hier niet mee eens. Het verslag geeft als reden: „Paulus achtte het niet juist hem [Markus] mee te nemen, aangezien hij hen van Pamfylie¨ af had verlaten en zich niet met hen tot het werk had begeven” (Hand. 15:38). Markus was tijdens de eerste zendingsreis met Paulus en Barnabas meegereisd, maar was niet de hele reis bij hen gebleven (Hand. 12:25; 13:13). Al aan het begin van hun reis, toen ze nog in Pamfylie¨ waren, had Markus zijn toewijzing verlaten en was hij teruggegaan naar Jeruzalem. De Bijbel zegt niet waarom hij dat deed, maar blijkbaar vond Paulus dat het niet te rechtvaardigen was. Misschien twijfelde Paulus of hij wel van Markus op aan kon. 10
Toch stond Barnabas erop Markus mee te nemen. Maar Paulus was net zo vastbesloten hem niet mee te nemen. „Hierover ontstond een scherpe uitbarsting van toorn, zodat zij uit elkaar gingen”, staat in Handelingen 15:39. Barnabas reisde per schip naar Cyprus, waar hij geboren was, en nam Markus mee. Paulus voerde zijn plannen uit. Het verslag luidt: „Paulus koos Silas uit en vertrok, nadat hij door de broeders aan de onverdiende goedheid van Jehovah was toevertrouwd” (Hand. 15:40). Samen reisden ze door Syrie¨ en Cilicie¨ en versterkten ze de gemeenten (Hand. 15:41). 11 Misschien doet dit verslag ons denken aan onze eigen onvolmaakte aard. Paulus en Barnabas waren als speciale vertegenwoordigers van het besturende lichaam aangesteld. Paulus is waarschijnlijk zelfs deel gaan uitmaken van dat lichaam. Toch lieten Paulus en Barnabas zich in dit geval door onvolmaakte menselijke neigingen overmeesteren. Stonden ze toe dat door deze situatie een blijvende breuk tussen hen ontstond? Hoewel Paulus en Barnabas onvolmaakt waren, waren ze ook nederig en hadden ze de zin van Christus. Ongetwijfeld hebben ze na verloop van tijd een geest van christelijke broederschap en vergevensgezindheid getoond (Ef. 4:1-3). Paulus en Markus werkten later samen bij andere theocratische toewijzingen (Kol. 4:10).1 12
Deze woede-uitbarsting was zeker niet typerend voor Barnabas en
1 Zie het kader „Markus krijgt veel voorrechten” op blz. 118. 9. Waarom was Paulus het niet met Barnabas eens? 10. Waarin mondde de onenigheid tussen Paulus en Barnabas uit, en wat was het gevolg? 11. Welke eigenschappen zijn belangrijk om te voorkomen dat er een blijvende breuk ontstaat als iemand ons beledigd heeft? 12. Wat moet in navolging van Paulus en Barnabas een kenmerk zijn van opzieners in deze tijd?
¨ TIMOTHEUS DIENT ALS EEN SLAAF „TER BEVORDERING VAN HET GOEDE NIEUWS”
¨ Timotheus diende als assistent van Paulus en werd door hem zeer gewaardeerd. Nadat deze mannen zo’n elf jaar hadden samengewerkt, kon Pau¨ lus over Timotheus schrijven: „Ik heb niemand anders van gelijke gezindheid als hij, die echt zorg zal dragen voor de dingen die u betreffen. Maar gij weet welk bewijs hij van zichzelf heeft geleverd, dat hij, gelijk een kind met een vader, met mij als een slaaf heeft gediend ter bevordering van het goede nieuws” (Fil. 2:20, 22). Timo¨ theus zette zich bereidwillig in om de prediking te bevorderen, wat hem geliefd maakte bij Paulus en waardoor hij een goed voorbeeld voor ons is. ¨ Timotheus was de zoon van een Griekse vader en een Joodse moeder, en blijkbaar is hij opgegroeid in Lys¨ tra. Van kleins af aan werd Timotheus in de Schriften onderwezen door zijn moeder, Eunice, en zijn grootmoe¨ der Loıs (Hand. 16:1, 3; 2 Tim. 1:5; 3:14, 15). Waarschijnlijk heeft Timo¨ theus samen met hen het christendom aanvaard tijdens Paulus’ eerste bezoek aan zijn woonplaats. Toen Paulus een paar jaar later terugkwam, was ¨ Timotheus mogelijk rond de twintig en „er werd door de broeders in Lystra en Ikonium een goed bericht over hem uitgebracht” (Hand. 16:2). Gods geest had ¨ „voorzeggingen” over deze jonge man geınspireerd, en in overeenstemming daarmee besloten Paulus ¨ en de plaatselijke ouderlingen Timotheus aan een speciale tak van dienst toe te wijzen (1 Tim. 1:18; 4:14; 2 Tim. 1:6). Hij zou met Paulus meegaan in de ¨ zendingsdienst. Timotheus zou zijn familie moeten verlaten, en om te voorkomen dat de Joden die Ti¨ motheus zou bezoeken reden tot klagen hadden, moest hij zich laten besnijden (Hand. 16:3). ¨ Timotheus reisde heel wat af. Hij predikte met Paulus en Silas in Filippi, met Silas in Berea en later in zijn eentje in Thessalonika. Hij en Paulus za¨ gen elkaar weer in Korinthe, waar Timotheus goed nieuws kon vertellen over de liefde en getrouwheid die de Thessalonicenzen ondanks hun beproevin-
gen aan de dag legden (Hand. 16:6–17:14; 1 Thess. 3:2-6). Toen Paulus terwijl hij in Efeze was veront¨ rustend nieuws over de Korinthiers hoorde, over¨ woog hij Timotheus terug te sturen naar Korinthe ¨ (1 Kor. 4:17). Later stuurde Paulus Timotheus en ¨ Erastus vanuit Efeze naar Macedonie. Maar toen Paulus zijn brief aan de Romeinen ¨ schreef, was Timotheus opnieuw bij hem in Korinthe (Hand. 19:22; Rom. 16:21). Dit is maar een greep uit de ¨ reizen die Timotheus ter wille van het goede nieuws ondernam. ¨ Dat Timotheus het waarschijnlijk niet makkelijk vond zijn autoriteit uit te oefenen, blijkt uit Paulus’ aanmoediging: „Laat niemand ooit neerzien op uw jeugd” (1 Tim. 4:12). Toch kon ¨ Paulus Timotheus met een gerust hart naar een gemeente die problemen had sturen met de richtlijn om ’zekere personen te gebieden geen andere leer te brengen’ (1 Tim. 1:3). ¨ Paulus gaf Timotheus ook de autoriteit om opzieners en dienaren in de bediening in de gemeenten aan te stellen (1 Tim. 5:22). ¨ Timotheus’ uitstekende eigenschappen maakten hem geliefd bij Paulus. De Bijbel laat zien dat de jongere man een trouwe en liefhebbende vriend voor hem was, als een zoon. Paulus schreef dat hij ¨ zich Timotheus’ tranen herinnerde, dat hij ernaar verlangde hem te zien en dat hij voor hem bad. Als ¨ een bezorgde vader gaf Paulus Timotheus ook advies over zijn „veelvuldige ziektegevallen”, blijkbaar maagklachten (1 Tim. 5:23; 2 Tim. 1:3, 4). Tijdens Paulus’ eerste gevangenschap in Rome ¨ ¨ was Timotheus bij hem. Timotheus heeft zelf ook in ieder geval een tijdlang gevangengezeten (Filem. 1; Hebr. 13:23). Hoe hecht de band tussen deze mannen was, blijkt wel uit het feit dat Paulus toen hij be¨ sefte dat zijn dood nabij was, aan Timotheus vroeg: „Doe uw uiterste best om binnenkort naar mij toe ¨ te komen” (2 Tim. 4:6-9). Of Timotheus nog op tijd is gekomen om zijn geliefde mentor te zien, wordt in de Bijbel niet vermeld.
122
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
Paulus. Barnabas stond als zo hartelijk en vrijgevig bekend dat de apostelen hem niet bij zijn gewone naam, Jozef, noemden, maar hem de bijnaam Barnabas gaven, wat „Zoon van vertroosting” betekent. Ook Paulus stond bekend om zijn tederheid en vriendelijkheid (1 Thess. 2:7, 8). In navolging van Paulus en Barnabas moeten alle opzieners in deze tijd, met inbegrip van reizende opzieners, er altijd naar streven nederig te zijn en medeouderlingen en de hele kudde met tederheid te behandelen (1 Petr. 5:2, 3).
’Er werd een goed bericht over hem uitgebracht’ (Handelingen 16:1-3) 13
Paulus’ tweede zendingsreis voerde hem naar de Romeinse provincie Galatie,¨ waar een paar gemeenten waren opgericht. Later „kwam hij te Derbe en ook te Lystra”. Het verslag zegt: „En zie! daar was een zekere discipel ¨ de zoon van een gelovige joodse vrouw maar van een genaamd Timotheus, Griekse vader” (Hand. 16:1).1 ¨ familie ontmoet op zijn eerste reis 14 Blijkbaar had Paulus Timotheus’ naar die omgeving rond het jaar 47. Tijdens dit tweede bezoek twee of drie ¨ jaar later besteedde Paulus extra aandacht aan de jonge Timotheus. Er werd namelijk ’door de broeders een goed bericht over hem uitgebracht’. Hij was niet alleen geliefd bij de broeders in zijn woonplaats, maar had ook een goede reputatie buiten zijn eigen gemeente. In het verslag staat dat de broeders in zowel Lystra als Ikonium, zo’n dertig kilometer verderop, positief over hem waren (Hand. 16:2). Onder leiding van de heilige geest ¨ een zware verantwoorvertrouwden de ouderlingen de jonge Timotheus delijkheid toe: hij mocht met Paulus en Silas mee in de reizende dienst (Hand. 16:3). ¨ die goede reputatie te danken terwijl hij nog 15 Waaraan had Timotheus zo jong was? Aan zijn intelligentie, zijn uiterlijk of zijn natuurlijke bekwaamheden? Mensen zijn vaak onder de indruk van zulke eigenschap¨ ¨ liet zich ooit te veel beınvloeden pen. Zelfs de profeet Samuel door het uiterlijk. Maar Jehovah wees hem op het volgende: „God ziet niet zoals de mens ´ ziet, want de mens ziet datgene wat zichtbaar is voor de ogen; maar wat Je¨ hovah aangaat, hij ziet hoe het hart is” (1 Sam. 16:7). Het waren Timotheus’ innerlijke eigenschappen waardoor hij onder zijn medechristenen een goede naam kreeg. 16 Jaren later vermeldde Paulus enkele geestelijke eigenschappen van Ti¨ Hij had het over zijn goede instelling, zijn zelfopofferende liefde en motheus.
¨ 1 Zie het kader „Timotheus dient als een slaaf ’ter bevordering van het goede nieuws’ ” op blz. 121. ¨ 13, 14. (a) Wie was Timotheus, en onder welke omstandigheden heeft Paulus hem ¨ blijkbaar ontmoet? (b) Waarom besteedde Paulus extra aandacht aan Timotheus? ¨ (c) Welke toewijzing kreeg Timotheus? ¨ 15, 16. Waaraan had Timotheus zijn goede reputatie te danken?
’HIJ VERSTERKTE DE GEMEENTEN’
de ijver waarmee hij theocratische toewijzingen behartigde (Fil. 2:20-22). ¨ stond ook bekend om zijn geloof „zonder enige huichelarij” Timotheus (2 Tim. 1:5). ¨ voorbeeld door aan chris17 Veel jongeren in deze tijd volgen Timotheus’ telijke eigenschappen te werken. Op die manier krijgen ze een goede naam bij Jehovah en bij zijn volk, ook al zijn ze nog heel jong (Spr. 22:1; 1 Tim. 4:15). Ze tonen geloof zonder huichelarij door geen dubbelleven te leiden ¨ een belang(Ps. 26:4). Het resultaat is dat veel jongeren net als Timotheus rijke rol in de gemeente spelen. Ze zijn een aanmoediging voor alle aanbidders van Jehovah in hun omgeving als ze ervoor in aanmerking komen verkondigers van het goede nieuws te worden en ze zich na verloop van tijd aan Jehovah opdragen en laten dopen.
„In het geloof bevestigd” (Handelingen 16:4, 5) ¨ hebben jarenlang samengewerkt. Als reizende 18 Paulus en Timotheus bedienaren voerden ze verschillende opdrachten van het besturende lichaam uit. Het Bijbelverslag zegt: „Terwijl zij nu voortreisden door de steden, brachten zij hun daar ter nakoming de verordeningen over waartoe door de apostelen en oudere mannen die zich in Jeruzalem bevonden, was besloten” (Hand. 16:4). Blijkbaar volgden de gemeenten de richtlijnen op die de apostelen en oudere mannen in Jeruzalem gaven. Als gevolg van die gehoorzaamheid „werden de gemeenten aanhoudend in het geloof bevestigd en namen ze van dag tot dag voortdurend in aantal toe” (Hand. 16:5). 19
Zo ontvangen Jehovah’s Getuigen in deze tijd ook zegeningen omdat ze gehoorzaam de richtlijnen opvolgen van degenen ’die onder hen de leiding nemen’ (Hebr. 13:17). Omdat het toneel van de wereld constant verandert, is het belangrijk dat christenen bijblijven met het geestelijke voedsel waarin „de getrouwe en beleidvolle slaaf” voorziet (Matth. 24:45; 1 Kor. 7:29-31). Dat kan geestelijke schipbreuk voorkomen en is een hulp om ’ons onbevlekt van de wereld te bewaren’ (Jak. 1:27). 20
Het is waar dat opzieners in deze tijd, ook de leden van het Besturende Lichaam, onvolmaakt zijn, net als Paulus, Barnabas, Markus en andere gezalfde ouderlingen in de eerste eeuw (Rom. 5:12; Jak. 3:2). Maar doordat de leden van het Besturende Lichaam zich nauwgezet aan Gods Woord houden en het apostolische patroon volgen, laten ze zien dat ze betrouwbaar zijn (2 Tim. 1:13, 14). Het resultaat is dat de gemeenten versterkt worden en in het geloof bevestigd worden. ¨ 17. Hoe kunnen jongeren in deze tijd Timotheus’ voorbeeld navolgen? ¨ 18. (a) Welke voorrechten hadden Paulus en Timotheus als reizende bedienaren? (b) Hoe werden de gemeenten gezegend? 19, 20. Waarom moeten christenen gehoorzaam zijn aan degenen ’die de leiding nemen’?
123
„Daarom staken wij van Troas in zee.” — Handelingen 16:11
HOOFDST UK 16
¨ „Kom over naar Macedonie” Zegeningen door een toewijzing te aanvaarden en vervolging met vreugde te doorstaan Gebaseerd op Handelingen 16:6-40 EEN groep vrouwen loopt vanuit de stad Filippi in Macedonie¨ naar de smalle rivier de Gangites, een korte afstand. Zoals gebruikelijk gaan ze aan de ¨ te bidden. Jehovah slaat oever van de rivier zitten om tot de God van Israel hen gade (2 Kron. 16:9; Ps. 65:2). 2
Zo’n achthonderd kilometer ten oosten van Filippi vertrekt ondertussen een groep mannen uit Lystra, een stad in het zuiden van Galatie.¨ Een aantal dagen later bereiken ze een geplaveide Romeinse hoofdweg die naar het westen leidt, naar de dichtstbevolkte regio van het district Asia. Deze ¨ — zien ernaar uit via die weg Efemannen — Paulus, Silas en Timotheus ze en andere steden te bereiken, waar duizenden mensen het nieuws over Christus moeten horen. Maar nog voordat ze aan de reis kunnen beginnen, worden ze door de heilige geest tegengehouden op een manier die niet nader wordt omschreven. Ze mogen niet in Asia prediken. Waarom niet? Door middel van Gods geest wil Jezus Paulus’ reisgezelschap helemaal door Klein¨ Azie¨ leiden, over de Egeısche Zee en dan naar de oever van dat onbeduidende riviertje, de Gangites. 3
De manier waarop Jezus Paulus en zijn reisgenoten tijdens die ongebruikelijke reis naar Macedonie¨ leidde, bevat nuttige lessen voor ons. Laten we daarom enkele gebeurtenissen onder de loep nemen die plaatsvonden tijdens Paulus’ tweede zendingsreis, die rond het jaar 49 begon.
’God had ons geroepen’ (Handelingen 16:6-15) 4
Omdat Paulus en zijn reisgenoten niet in Asia mochten prediken, gingen ze naar het noorden om in de steden van Bithynie¨ te prediken. Om daar te komen hebben ze wellicht dagenlang over ongeplaveide paden gelopen door de dunbevolkte gebieden Frygie¨ en Galatie.¨ Maar toen ze in de buurt van Bithynie¨ kwamen, hield Jezus hen opnieuw door middel van de heilige geest tegen (Hand. 16:6, 7). Ze zullen zich afgevraagd hebben wat ze nu moesten doen. Ze wisten wat en hoe ze moesten prediken, maar niet waar. Ze hadden als het ware geklopt op de deur die naar Asia leidde, maar die 1-3. (a) Hoe worden Paulus en zijn reisgenoten door de heilige geest geleid? (b) Welke gebeurtenissen gaan we bespreken? ¨ 4, 5. (a) Wat gebeurde er in de buurt van Bithynie met Paulus’ reisgezelschap? (b) Welk besluit namen de discipelen, en wat was het resultaat? 125
¨ Hoe kunnen wij ’overkomen naar Macedonie’?
ging niet open. Ze hadden geklopt op de deur die naar Bithynie¨ leidde, maar opnieuw tevergeefs. Toch was Paulus vastbesloten te blijven kloppen totdat hij een deur vond die wel openging. De mannen namen toen een beslissing die misschien niet erg logisch leek. Ze gingen naar het westen en liepen 550 kilometer, waarbij ze de ene stad na de andere passeerden, totdat ze in de haven van Troas aankwamen, een vertrekplaats van schepen naar Macedonie¨ (Hand. 16:8). Daar klopte Paulus op een derde deur, en die ging wijd open! 5
De evangelieschrijver Lukas, die zich in Troas bij Paulus’ reisgezelschap aansloot, vertelt wat er gebeurde: „Gedurende de nacht kreeg Paulus een vi¨ sioen: er stond een zekere man, een Macedonier, die hem een dringend ver¨ zoek deed en zei: ’Kom over naar Macedonie en help ons.’ Zodra hij nu het visioen had gezien, zochten wij een gelegenheid naar Macedonie¨ te vertrekken, daar wij de gevolgtrekking maakten dat God ons had geroepen om hun het goede nieuws bekend te maken” (Hand. 16:9, 10).1 Paulus wist eindelijk waar ze moesten prediken. Wat zal Paulus blij zijn geweest dat hij het niet halverwege de reis had opgegeven! De vier mannen namen direct een boot naar Macedonie.¨ 6 Wat kunnen we van dit verslag leren? Let op het volgende: pas nadat Paulus richting Asia was gegaan greep Gods geest in, pas nadat Paulus ¨ richting Bithynie was gereisd kwam Jezus tussenbeide, en pas nadat Pau-
1 Zie het kader „Lukas — De schrijver van Handelingen” op blz. 128. 6, 7. (a) Wat leren we van de gebeurtenissen tijdens Paulus’ reis? (b) Welk vertrouwen kunnen we aan Paulus’ ervaring ontlenen?
¨ „KOM OVER NAAR MACEDONI E”
lus in Troas was aangekomen droeg Jezus hem op naar Macedonie¨ te gaan. Als Hoofd van de gemeente zou Jezus ons op een vergelijkbare manier kunnen leiden (Kol. 1:18). Misschien denken we er al een tijdje over om te gaan pionieren of om te verhuizen naar een gebied waar een grotere behoefte aan Koninkrijksverkondigers is. Maar het kan heel goed zijn dat Jezus ons pas via Gods geest zal leiden nadat we echt stappen hebben gezet om dat doel te bereiken. Waarom is dat zo? Ter illustratie: een chauffeur kan zijn auto naar links of rechts sturen, maar dat kan alleen als de auto in beweging is. Zo leidt Jezus ons bij het uitbreiden van onze bediening, maar alleen als we in beweging zijn, als we ons echt daarvoor inzetten. 7
Stel dat onze inspanningen niet meteen resultaat hebben. Moeten we het dan maar opgeven en denken dat we niet door Gods geest geleid worden? Nee. Bedenk dat ook Paulus met tegenslagen te maken kreeg. Toch bleef hij zoeken totdat hij een deur vond die openging. We kunnen er zeker van zijn dat ook onze volharding in het zoeken naar „een grote deur die tot activiteit leidt”, beloond zal worden (1 Kor. 16:9). 8 Toen Paulus’ reisgezelschap in het district Macedonie¨ was aangekomen, reisden de mannen verder naar Filippi, een stad waarvan de inwoners er trots op waren Romeinse burgers te zijn. Voor de gepensioneerde Romeinse soldaten die in de kolonie Filippi woonden, was het net Rome in het klein. Buiten de stadspoort, naast een riviertje, vonden de zendelingen een plek waarvan ze dachten dat het „een gebedsplaats” was.1 Op de sabbat gingen ze erheen, en ze ontmoetten verschillende vrouwen die zich daar verzameld hadden om God te aanbidden. De discipelen gingen zitten om met hen te ´ vrouw, Lydia, „luisterde, en Jehovah opende haar hart wijd”. Lypraten. Een dia werd zo geraakt door wat ze van de zendelingen hoorde, dat zij en haar huisgenoten gedoopt werden. Toen drong ze erop aan dat Paulus en zijn reisgenoten bij haar thuis zouden verblijven (Hand. 16:13-15).2 9
Wat een vreugde zal er bij de doop van Lydia geweest zijn! Paulus zal ongetwijfeld erg blij zijn geweest dat hij de uitnodiging „kom over naar Mace¨ had aanvaard en dat Jehovah hem en zijn reisgenoten wilde gebruidonie” ken om de gebeden van deze godvrezende vrouwen te verhoren. Zo zijn er ook nu heel wat broeders en zusters — jong en oud, vrijgezel en getrouwd — die naar gebieden verhuizen waar een grotere behoefte is aan Koninkrijkspredikers. Het is waar dat ze met problemen te maken krijgen, maar die zijn 1 Misschien was het de Joden niet toegestaan een synagoge in de stad te hebben omdat Filippi een militaire stad was. Of misschien waren er geen tien Joodse mannen in de stad, het minimumaantal om een synagoge te kunnen stichten. 2 Zie het kader „Lydia — De purperverkoopster” op blz. 132. 8. (a) Geef een beschrijving van de stad Filippi. (b) Wat was het vreugdevolle resultaat van Paulus’ prediking bij „een gebedsplaats”? 9. Hoe hebben velen in deze tijd Paulus’ voorbeeld gevolgd, en welke zegeningen zijn het resultaat?
127
LUKAS — DE SCHRIJVER VAN HANDELINGEN
Tot aan hoofdstuk 16 vers 9 is Handelingen helemaal in de derde persoon geschreven, wat wil zeggen dat de schrijver uitsluitend bericht wat anderen zeiden en deden. Maar in Handelingen 16:10, 11 vindt een verandering van stijl plaats. In vers 11 zegt de schrijver bijvoorbeeld: „Daarom staken wij van Troas in zee en koersten rechtstreeks naar Samothrace.” Hier komt Lukas, de schrijver, zelf in beeld. Maar hoe weten we dat Lukas de schrijver was, aangezien zijn naam nergens in Handelingen voorkomt? Het antwoord op die vraag heeft te maken met de inleiding van zowel Handelingen als het evangelie van Lukas. Beide zijn gericht aan een zekere „Theofilus” (Luk. 1:1, 3; Hand. 1:1). Handelingen begint met de woorden: „Het eerste bericht, o Theofilus, heb ik opgesteld over alle dingen die Jezus begonnen is zowel te doen als te onderwijzen.” Omdat de oude bronnen het erover eens zijn dat „het eerste bericht”, het evangelie, door Lukas is geschreven, moet hij ook Handelingen hebben geschreven. Er is niet veel bekend over Lukas. Zijn naam komt maar drie keer in de Bijbel voor. Paulus noemt Lukas „de geliefde geneesheer” en een van zijn „medewerkers” (Kol. 4:14; Filem. 24). Uit de gedeelten van Handelingen in de wij-vorm, waar Lukas zichzelf in het verhaal betrekt, blijkt dat Lukas rond het jaar 50 voor het eerst met Paulus meeging van Troas naar Filippi, maar dat Lukas niet meer bij Paulus was toen die Filippi verliet. Ze ontmoetten elkaar rond 56 opnieuw in Filippi, en reisden met zeven andere broeders van Filippi naar Jeruzalem, waar Paulus werd gearresteerd. Twee jaar later ging Lukas met Paulus, die nog gevangenisboeien droeg, mee van Cesarea naar Rome (Hand. 16:10-17, 40; 20:5–21:17; 24:27; 27:1–28:16). Toen Pau-
lus, die voor de tweede keer in Rome gevangenzat, besefte dat hij binnenkort terechtgesteld zou worden, was „alleen Lukas” bij hem (2 Tim. 4:6, 11). Lukas heeft dus lange afstanden afgelegd en was bereid lijden te ondergaan ter wille van het goede nieuws. Lukas beweerde niet dat hij ooggetuige was geweest van wat hij over Jezus optekende. Hij zei daarentegen dat hij het op zich had genomen „een verslag samen te stellen van de feiten” op basis van de verslagen van „ooggetuigen”. Bovendien ging hij ’alle dingen van meet af nauwkeurig na om ze in logische volgorde te schrijven’ (Luk. 1:1-3). Uit het resultaat van Lukas’ werk blijkt dat hij een nauwkeurige onderzoeker was. Misschien heeft hij bij Elizabeth, bij Jezus’ moeder, Maria, en bij anderen navraag gedaan om zijn materiaal te verzamelen. Veel van wat hij heeft geschreven is niet in de andere evangelieverslagen terug te vinden (Luk. 1:5-80). Paulus zei dat Lukas arts was, en zijn belangstelling als arts voor personen die lijden is terug te vinden in wat hij opgetekend heeft. Enkele voorbeelden: Lukas meldde dat in het geval van een bezeten man die door Jezus genezen werd ’de demon van hem uitging zonder hem letsel toe te brengen’, dat Petrus’ schoonmoeder ’door hoge koorts werd gekweld’, en dat een vrouw die door Jezus genezen werd, „al achttien jaar een geest van zwakheid had, en zij was kromgebogen en kon zich in het geheel niet oprichten” (Luk. 4:35, 38; 13:11). Het is duidelijk dat Lukas „het werk van de Heer” in zijn leven op de eerste plaats stelde (1 Kor. ` 15:58). Hij streefde niet naar een carriere in de wereld of naar aanzien, maar wilde gewoon anderen helpen Jehovah te leren kennen en te dienen.
¨ „KOM OVER NAAR MACEDONI E”
ze snel vergeten als ze de voldoening hebben mensen te ontmoeten zoals Lydia, die de Bijbelse waarheid gretig aanvaarden. Kun jij dingen veranderen waardoor je zou kunnen ’overkomen’ naar een gebied waar de behoefte groter is? Dat zal tot zegeningen leiden. Neem het voorbeeld van Aaron, een broeder van in de twintig die naar een land in Midden-Amerika is verhuisd. Hij verwoordt de gevoelens van velen als volgt: „In het buitenland dienen heeft me geholpen geestelijk te groeien en een hechtere band met Jehovah te krijgen. En de velddienst is fantastisch: ik heb acht Bijbelstudies!”
’De schare stond tegen hen op’ (Handelingen 16:16-24) 10
Satan was natuurlijk woedend dat het goede nieuws vaste voet had gekregen in een deel van de wereld waar hij en zijn demonen tot dusver vrij spel hadden gehad. Geen wonder dus dat er door een demon een wending in de gebeurtenissen kwam voor Paulus en zijn reisgenoten! Terwijl ze naar de gebedsplaats bleven gaan, werd Paulus’ groep voortdurend gevolgd door een bezeten dienstmeisje dat geld voor haar meesters verdiende door de toekomst te voorspellen en dat schreeuwde: „Deze mensen zijn slaven van de Allerhoogste God, die ulieden de weg der redding verkondigen.” Misschien liet de demon haar dit roepen om de indruk te wekken dat haar voorspellingen en Paulus’ onderwijs uit dezelfde bron kwamen. Dat zou de aandacht van de toeschouwers kunnen afleiden van Christus’ ware volgelingen. Maar Paulus snoerde het meisje de mond door de demon uit te werpen (Hand. 16:16-18). 11
Toen de eigenaars van het dienstmeisje erachter kwamen dat hun makkelijke bron van inkomsten weggevallen was, waren ze woedend. Ze sleepten Paulus en Silas naar de marktplaats, waar magistraten (ambtenaren die Rome vertegenwoordigden) juridische zaken afhandelden. De eigenaars deden een beroep op het vooroordeel en nationalisme van de rechters door in feite te zeggen: „Deze Joden veroorzaken onrust door gebruiken te verkondigen die wij als Romeinen niet kunnen accepteren.” Hun woorden troffen doel. „De schare [op de marktplaats] stond gezamenlijk tegen hen [Paulus en Silas] op”, en de magistraten gaven bevel „hun stokslagen te geven”. Vervolgens werden Paulus en Silas naar de gevangenis gebracht. De gevangenbewaarder gooide de gewonde mannen in de binnenste gevangenis en sloot hun voeten in het blok (Hand. 16:19-24). Toen de gevangenbewaarder de deur sloot, was de kerker waarschijnlijk zo donker dat Paulus en Silas elkaar amper konden zien. Maar Jehovah keek toe (Ps. 139:12). 12 Jaren daarvoor had Jezus tegen zijn volgelingen gezegd: ’Zij zullen u ¨ vervolgen’ (Joh. 15:20). Toen Paulus’ reisgezelschap naar Macedonie ging,
10. Hoe was een demon betrokken bij een wending in de gebeurtenissen voor Paulus en zijn reisgenoten? 11. Wat gebeurde er met Paulus en Silas nadat de demon was uitgeworpen? 12. (a) Hoe keken Christus’ discipelen tegen vervolging aan, en waarom? (b) Welke vormen van tegenstand worden nog steeds door Satan en zijn handlangers gebruikt?
129
130
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
waren ze dus voorbereid op tegenstand. Ze zagen de vervolging niet als een teken van Jehovah’s afkeuring, maar als een uiting van Satans woede. Tegenwoordig gebruiken Satans handlangers nog steeds dezelfde methoden als in Filippi. Sluwe tegenstanders stellen ons op school en op het werk in een verkeerd daglicht, en zetten aan tot tegenstand. In sommige landen klagen religieuze tegenstanders ons aan en zeggen in feite: „Deze Getuigen veroorzaken onrust door gebruiken te verkondigen die wij als ’traditiegetrouwe gelovigen’ niet kunnen accepteren.” In enkele landen worden onze geloofsgenoten geslagen en gevangengezet. Maar Jehovah kijkt toe (1 Petr. 3:12).
„Onverwijld gedoopt” (Handelingen 16:25-34) 13
Paulus en Silas hebben vast wat tijd nodig gehad om de woelige gebeurtenissen van die dag te verwerken. Maar tegen middernacht waren ze al genoeg van de slagen hersteld om te kunnen ’bidden en God met een lied te loven’. Toen werd de gevangenis plotseling getroffen door een aardbeving! De gevangenbewaarder werd wakker, zag de deuren openstaan en dacht dat de gevangenen waren ontsnapt. Omdat hij wist dat hij voor hun ontsnapping zou worden gestraft, „trok hij zijn zwaard en stond op het punt zichzelf om het leven te brengen”. Maar Paulus riep uit: „Doe uzelf geen kwaad, want wij zijn allen hier!” De geschrokken gevangenbewaarder vroeg: „Heren, wat moet ik doen om gered te worden?” Paulus en Silas konden hem niet redden, dat kon alleen Jezus. Daarom zeiden ze: „Geloof in de Heer Jezus en gij zult gered worden” (Hand. 16:25-31). 14 Meende de gevangenbewaarder wat hij zei? Paulus twijfelde niet aan zijn oprechtheid. De gevangenbewaarder was een heiden, die onbekend was met de Schriften. Voordat hij christen kon worden, moest hij fundamentele Schriftuurlijke waarheden leren en aanvaarden. Dus namen Paulus en Silas de tijd ’het woord van Jehovah tot hem te spreken’. Terwijl de mannen opgingen in het onderwijzen uit de Schriften, vergaten ze misschien de pijn van de slagen die ze hadden gekregen. Maar de gevangenbewaarder zag de striemen op hun rug en verzorgde hun wonden. Toen werden hij en zijn huisgenoten „onverwijld gedoopt”. Wat werden Paulus en Silas gezegend omdat ze de vervolging met vreugde doorstonden! — Hand. 16:32-34. 15
Net als Paulus en Silas hebben veel Getuigen in deze tijd het goede nieuws gepredikt terwijl ze vanwege hun geloof gevangenzaten, en met goe´ land waar ons werk verboden was, had op een bepaald de resultaten. In e´ en moment 40 procent van alle Getuigen daar de waarheid over Jehovah leren 13. Wat bewoog de gevangenbewaarder ertoe te vragen: „Wat moet ik doen om gered te worden?” 14. (a) Welke hulp gaven Paulus en Silas aan de gevangenbewaarder? (b) Hoe werden Paulus en Silas gezegend omdat ze de vervolging met vreugde doorstonden? 15. (a) Hoe hebben veel Getuigen in deze tijd het voorbeeld van Paulus en Silas gevolgd? (b) Waarom moeten we de mensen in ons gebied blijven bezoeken?
¨ „KOM OVER NAAR MACEDONI E”
kennen in de gevangenis! (Jes. 54:17) De gevangenbewaarder vroeg bovendien pas om hulp na de aardbeving. Zo zijn er ook nu personen die pas positief op de Koninkrijksboodschap reageren nadat hun leven plotseling overhoop is gegooid door een ingrijpende gebeurtenis. Door de mensen in ons gebied getrouw steeds opnieuw te bezoeken, zorgen we ervoor dat we beschikbaar zijn om hen te helpen.
„Werpen zij ons er nu in het geheim uit?” (Handelingen 16:35-40) 16
De ochtend na de geseling gaven de magistraten opdracht Paulus en Silas vrij te laten. Maar Paulus zei: „Zij hebben ons, mensen die Romeinen zijn, zonder veroordeling in het openbaar gegeseld en ons in de gevangenis geworpen, en werpen zij ons er nu in het geheim uit? Volstrekt niet, maar laten zij zelf komen en ons uitgeleide doen.” Toen de magistraten te horen kregen dat de mannen Romeinse burgers waren, werden ze „bevreesd” omdat ze hun rechten geschonden hadden.1 De rollen werden omgedraaid. De discipelen waren in het openbaar gegeseld, en nu moesten de magistraten in het openbaar hun excuses aanbieden. Ze vroegen Paulus en Silas dringend om weg te gaan uit Filippi. De discipelen stemden daarmee in, maar eerst namen ze de tijd om de groeiende groep nieuwe discipelen aan te moedigen. Daarna vertrokken ze pas. 17
Wanneer de rechten van Paulus en Silas als Romeinse burgers eerder bekend waren geweest, hadden ze de geseling waarschijnlijk niet hoeven te ondergaan (Hand. 22:25, 26). Maar daardoor hadden de discipelen in Filippi de indruk kunnen krijgen dat ze hun positie gebruikten om niet te hoeven lijden ter wille van de Christus. Welke uitwerking zou dat hebben gehad op het geloof van discipelen die geen Romeins burger waren? Zij zouden immers niet door de wet beschermd worden tegen een geseling. Met het verduren van deze straf lieten Paulus en Silas de nieuwe gelovigen door hun voorbeeld zien dat volgelingen van Christus onder vervolging kunnen volharden. Door te eisen dat ze als burgers werden erkend, dwongen Paulus en Silas de magistraten bovendien openlijk te erkennen dat ze iets onwettigs hadden gedaan. Dat zou hen er misschien van weerhouden Paulus’ geloofsgenoten slecht te behandelen en bood een mate van wettelijke bescherming tegen vergelijkbare aanvallen in de toekomst. 18
In deze tijd geven opzieners in de gemeente ook leiding door hun voorbeeld. Ze zijn bereid zelf alles te doen wat ze van hun geloofsgenoten verwachten. Net als Paulus wegen wij zorgvuldig af hoe en wanneer we aanspraak 1 Volgens de Romeinse wet had een burger altijd recht op een eerlijk proces en mocht hij nooit zonder veroordeling in het openbaar gegeseld worden. 16. Hoe werden de rollen omgedraaid op de dag nadat Paulus en Silas gegeseld waren? 17. Welke belangrijke les zullen de nieuwe discipelen geleerd hebben van de volharding van Paulus en Silas? 18. (a) Hoe volgen opzieners in deze tijd Paulus’ voorbeeld? (b) Hoe houden wij ons bezig met „het verdedigen en wettelijk bevestigen van het goede nieuws”?
131
132
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
maken op ons wettelijke recht op bescherming. Zo nodig doen we een beroep op plaatselijke, landelijke en zelfs internationale gerechtshoven om wettelijke bescherming te vragen bij onze aanbidding. We zijn niet uit op sociale hervormingen, maar ons doel is „het verdedigen en wettelijk bevestigen van het goede nieuws”, zoals Paulus zo’n tien jaar na zijn gevangenzetting in Filippi aan de gemeente daar schreef (Fil. 1:7). Wat de uitkomst van zulke rechtszaken ook is, net als Paulus en zijn metgezellen zijn we vastbesloten ermee door te gaan „het goede nieuws bekend te maken” overal waarheen Gods geest ons leidt (Hand. 16:10). LYDIA — DE PURPERVERKOOPSTER
Lydia woonde in Filippi, een belangrijke stad in ¨ Macedonie. Ze kwam oorspronkelijk uit Thyatira, ¨ een stad in de streek Lydie in het westen van ¨ Klein-Azie. Om als purperverkoopster te kunnen ¨ werken was Lydia naar de overkant van de Egeısche Zee verhuisd. Waarschijnlijk handelde ze in verschillende soorten purperen goederen: kleden, tapijten, stoffen en zelfs verf. Een inscriptie die in Filippi gevonden is, bewijst dat er een gilde van purperverkopers in die stad was. Lydia wordt „een aanbidster van God” genoemd, wat waarschijnlijk betekent dat ze een joodse proseliet was (Hand. 16:14). Misschien had ze de aanbidding van Jehovah in Thyatira leren kennen. Anders dan in Filippi was daar wel een Joodse vergaderplaats. Sommigen denken dat Lydia een bijnaam was die „vrouw uit ¨ Lydie” betekende en die ze in Filippi gekregen had. Maar er is ook geschreven bewijsmateriaal gevonden voor het gebruik van Lydia als eigennaam. ¨ De Lydiers en hun buren waren al sinds de tijd van Homerus (de negende of achtste eeuw v.G.T.) beroemd om hun vaardigheid als purperververs. Van het water van Thyatira werd zelfs gezegd dat het „de helderste en bestendigste tinten” voortbracht.
Purperen materialen waren een luxe die alleen de rijken zich konden veroorloven. Hoewel er diverse methoden bekend waren om purperverf te maken, werd de beste en duurste verf, die werd gebruikt om fijn linnen te behandelen, gewonnen uit zeeslakken. Uit elke slak kon maar een heel klein beet´ ´ je verf worden gehaald, en voor een gram van de kostbare vloeistof waren zo’n achtduizend slakken nodig. Stof in die kleur was dus heel kostbaar. Omdat voor Lydia’s handel een behoorlijk kapitaal nodig was en ze een groot huis had waar ze vier mannen ¨ (Paulus, Silas, Timotheus en Lukas) kon huisvesten, was ze waarschijnlijk een succesvolle, rijke handelaarster. Dat er over haar „huisgezin” wordt gesproken, kan betekenen dat ze samen met familieleden woonde, maar het kan ook betekenen dat ze slaven en bedienden had (Hand. 16:15). En het feit dat Paulus en Silas voordat ze de stad verlieten met een paar broeders in het huis van deze gastvrije vrouw bijeenkwamen, lijkt erop te duiden dat het een vergaderplaats werd voor de eerste-eeuwse christenen in Filippi (Hand. 16:40). Toen Paulus zo’n tien jaar later aan de gemeente in Filippi schreef, maakte hij geen melding van Lydia. Alles wat we van haar weten, is dus wat in Handelingen 16 vermeld wordt.
H O O F D S T U K 17
’Hij redeneerde met hen aan de hand van de Schriften’ De basis van doeltreffend onderwijs; ¨ het goede voorbeeld van de Bereeers Gebaseerd op Handelingen 17:1-15 DE veelgebruikte weg is aangelegd door kundige Romeinse wegenbouwers en loopt door ruige bergen. Overal zijn geluiden te horen: balkende ezels, het gerammel van wagenwielen op stenen en het rumoer van allerlei reizigers, onder wie zich waarschijnlijk soldaten, handelaars en handwerks¨ leggen samen ruim 130 kilolieden bevinden. Paulus, Silas en Timotheus meter over deze weg af van Filippi naar Thessalonika. Het is zeker geen makkelijke reis, vooral niet voor Paulus en Silas. Ze hebben nog last van de verwondingen die ze in Filippi hebben opgelopen toen ze stokslagen kregen (Hand. 16:22, 23). 2
Hoe voorkomen ze dat ze gaan piekeren over de kilometerslange reis die nog voor hen ligt? Praten zal zeker helpen. De schitterende ervaring van de gevangenbewaarder in Filippi en zijn gezin die gelovigen zijn geworden, ligt nog vers in hun geheugen. Door die ervaring zijn de reizigers nog vastbeslotener om het woord van God te blijven bekendmaken. Maar naarmate ze dichter bij de kustplaats Thessalonika komen, vragen ze zich misschien af hoe de Joden in die stad hen zullen behandelen. Zullen ze aangevallen en misschien zelfs geslagen worden, net als in Filippi? 3
Paulus vertelde later in zijn brief aan de christenen in Thessalonika hoe hij zich voelde: ’Na eerst (zoals gij weet) in Filippi geleden te hebben en onbeschaamd behandeld te zijn, hebben wij door bemiddeling van onze God vrijmoedigheid verzameld om onder veel strijd het goede nieuws van God tot u te spreken’ (1 Thess. 2:2). Paulus lijkt daarmee te zeggen dat hij ertegenop zag de stad Thessalonika binnen te gaan, vooral na wat er in Filippi was gebeurd. Kun je met Paulus meevoelen? Vind je het ook weleens moeilijk het goede nieuws bekend te maken? Paulus vertrouwde erop dat Jehovah hem kracht zou geven en hem zou helpen de vrijmoedigheid te verzamelen die hij nodig had. Het bestuderen van Paulus’ voorbeeld kan jou helpen hetzelfde te doen (1 Kor. 4:16). 1, 2. Wie reizen er van Filippi naar Thessalonika, en waar houdt hun geest zich misschien mee bezig? 3. Hoe kan Paulus’ voorbeeld in het verzamelen van vrijmoedigheid om te prediken nuttig zijn voor ons? 133
134
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
’Hij redeneerde aan de hand van de Schriften’ (Handelingen 17:1-3) 4
Volgens het verslag ging Paulus terwijl hij in Thessalonika was, drie sabbatten in de synagoge prediken. Betekent dit dat hij maar drie weken in die stad bleef? Dat hoeft niet zo te zijn. We weten niet hoe snel na zijn aankomst Paulus voor het eerst naar de synagoge ging. Bovendien blijkt uit Paulus’ brieven dat hij en zijn reisgenoten in Thessalonika werkten om in hun onderhoud te voorzien (1 Thess. 2:9; 2 Thess. 3:7, 8). Tijdens Paulus’ verblijf daar stuurden de broeders in Filippi hem bovendien twee keer dingen die hij nodig had (Fil. 4:16). Waarschijnlijk heeft zijn bezoek aan Thessalonika dus wel iets langer geduurd dan drie weken. 5
Toen Paulus de vrijmoedigheid had verzameld om te prediken, sprak hij tot degenen die in de synagoge bijeengekomen waren. Volgens zijn gewoonte „redeneerde hij met hen aan de hand van de Schriften, waarbij hij door middel van verwijzingen verklaarde en bewees dat de Christus moest lijden en uit de doden moest opstaan, en zei: ’Dit is de Christus, deze Jezus die ik aan u verkondig’ ” (Hand. 17:2, 3). Merk op dat Paulus niet op de emoties van zijn toehoorders probeerde te werken, maar een beroep deed op hun verstand. Hij wist dat de aanwezigen in de synagoge de Schriften kenden en er respect voor hadden. Het ontbrak hun alleen aan inzicht. Daarom redeneerde, verklaarde en bewees Paulus aan de hand van de Schriften dat Jezus van Nazareth de beloofde Messias of Christus was. 6
Paulus volgde de maatstaf die was vastgesteld door Jezus, die de Schriften als basis voor zijn onderwijs gebruikte. Tijdens zijn openbare bediening vertelde Jezus zijn volgelingen bijvoorbeeld dat de Zoon des mensen volgens de Schriften moest lijden en sterven, en uit de dood zou worden opgewekt (Matth. 16:21). Jezus verscheen na zijn opstanding aan zijn discipelen. Dat op zich was eigenlijk al genoeg om te bewijzen dat hij de waarheid had gesproken. Maar Jezus deed meer voor hen. Over een bepaald voorval lezen we: „Beginnend bij Mozes en al de Profeten legde hij hun uit wat in al de Schriften op hem betrekking had.” Welke uitwerking had dat op hen? De discipelen zeiden: „Brandde ons hart niet toen hij onderweg tot ons sprak, toen hij de Schriften volledig voor ons opende?” — Luk. 24:13, 27, 32. 7
De boodschap uit Gods Woord heeft kracht (Hebr. 4:12). Daarom baseren christenen in deze tijd hun onderwijs op dat Woord, net als Jezus, Paulus en de andere apostelen. Ook wij redeneren met mensen, leggen uit wat de Bijbel bedoelt en laten huisbewoners in de Bijbel de bewijzen zien dat wat we zeggen waar is. De boodschap die we brengen komt per slot van rekening niet van onszelf. Door volop gebruik te maken van de Bijbel hel4. Waarom is het waarschijnlijk dat Paulus langer in Thessalonika is geweest dan drie weken? 5. Op welke manier sprak Paulus met mensen? 6. Hoe redeneerde Jezus aan de hand van de Schriften, en met welk resultaat? 7. Waarom is het belangrijk ons onderwijs op de Bijbel te baseren?
’HIJ REDENEERDE MET HEN AAN DE HAND VAN DE SCHRIFTEN’
¨ verkondigen, maar pen we mensen in te zien dat we niet onze eigen ideeen de leer van God. Bovendien is het goed in gedachte te houden dat de boodschap die we prediken, stevig op Gods Woord gefundeerd is en volledig betrouwbaar is. Geeft dat besef je niet het vertrouwen dat je nodig hebt om net als Paulus de boodschap vrijmoedig bekend te maken?
’Sommigen werden gelovigen’ (Handelingen 17:4-9) 8
Paulus had al ondervonden dat deze woorden van Jezus waar waren: „Een slaaf is niet groter dan zijn meester. Indien zij mij hebben vervolgd, zullen zij ook u vervolgen; indien zij mijn woord hebben onderhouden, zullen zij ook het uwe onderhouden” (Joh. 15:20). In Thessalonika kreeg Paulus beide reacties: sommigen wilden het woord graag onderhouden en anderen boden er weerstand aan. Over degenen die positief reageerden schrijft Lukas: „Dit had tot gevolg dat sommigen van hen [de Joden] gelovigen [christenen] werden en zich bij Paulus en Silas aansloten, evenals een grote menigte van de Grieken die God aanbaden, en niet weinigen van de voornaamste vrouwen” (Hand. 17:4). Deze nieuwe discipelen moeten heel blij zijn geweest dat ze de Schriften nu konden begrijpen. 9 Hoewel sommigen waardering hadden voor Paulus’ woorden, werden anderen woedend op hem. Enkele Joden in Thessalonika waren jaloers omdat Paulus erin was geslaagd „een grote menigte van de Grieken” te winnen. Deze Joden wilden graag proselieten maken, en zij hadden de Griekse heidenen onderwezen in de leer van de Hebreeuwse Geschriften en vonden dat deze Grieken van hen waren. Maar plotseling leek het erop dat Paulus deze Grieken van hen wegstal, en dat nog wel in de synagoge! De Joden waren ziedend. 10
Lukas vertelt wat er daarna gebeurde: „De joden, die jaloers werden, namen zekere boosaardige mannen van de leeglopers die zich op de marktplaats ophielden, in hun gezelschap op en vormden een samenscholing en gingen ertoe over de stad in opschudding te brengen. En zij bestormden het huis van Jason in een poging hen [Paulus en Silas] voor het gepeupel te brengen. Toen zij hen niet vonden, sleepten zij Jason en zekere broeders naar de stadsbestuurders, terwijl zij schreeuwden: ’Deze mensen, die de bewoonde aarde ondersteboven hebben gekeerd, zijn nu ook hier, en Jason heeft hen gastvrij ontvangen. En al deze mensen handelen in strijd met de verordeningen van caesar door te zeggen dat er een andere koning is, Jezus’ ” (Hand. 17:5-7). Welke uitwerking zou deze aanval op Paulus en zijn metgezellen hebben? 11
Opgewonden gepeupel is tot verschrikkelijke dingen in staat. Zo’n
8-10. (a) Hoe reageerden de mensen in Thessalonika op het goede nieuws? (b) Waarom waren sommige Joden jaloers op Paulus? (c) Wat deden de Joodse tegenstanders? 11. Welke beschuldigingen werden tegen Paulus en de andere Koninkrijksverkondigers ingebracht, en welke verordening hadden de beschuldigers misschien in gedachten? (Zie de voetnoot.)
135
136
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
menigte is te vergelijken met een kolkende rivier: woest en onbeheersbaar. De Joden gebruikten dit wapen in een poging zich van Paulus en Silas te ontdoen. Nadat de Joden de stad „in opschudding” hadden gebracht, probeerden ze de bestuurders ervan te overtuigen dat het om ernstige beschuldigingen ging. De eerste beschuldiging was dat Paulus en de andere Koninkrijksverkondigers ’de bewoonde aarde ondersteboven hadden gekeerd’, hoewel Paulus en zijn metgezellen niet de aanstichters van het oproer in Thessalonika waren! De tweede beschuldiging was een stuk ernstiger. De Joden zeiden dat de zendelingen een andere Koning, Jezus, verkondigden en daarmee de verordeningen van de keizer overtraden.1 12
Bedenk dat de religieuze leiders Jezus van ongeveer hetzelfde beschuldigden. Ze zeiden tegen Pilatus: „Wij hebben bevonden dat deze man onze natie tot opstand aanspoort (...) en van zichzelf zegt dat hij Christus, een koning, is” (Luk. 23:2). Misschien uit angst dat de keizer zou denken dat hij hoogverraad door de vingers zag, liet Pilatus Jezus aan een paal hangen. Zo hadden ook de beschuldigingen tegen de christenen in Thessalonika ernstige gevolgen kunnen hebben. In een naslagwerk stond: „Het gevaar waaraan dit hen blootstelde kan nauwelijks overdreven worden, want ’alleen al de indruk van verraad jegens de keizers werd de beschuldigde vaak fataal’.” Zou deze kwaadaardige aanval slagen? 13
Het gepeupel slaagde er niet in een eind te maken aan de prediking in ´ reden daarvoor was dat ze Paulus en Silas niet konden Thessalonika. Een vinden. Bovendien waren de stadsbestuurders er blijkbaar niet van overtuigd dat de beschuldigingen waar waren. Na gevraagd te hebben om „voldoende borgtocht”, lieten ze Jason en de andere broeders die voor hen waren gebracht vrij (Hand. 17:8, 9). Paulus volgde Jezus’ raad op om „zo omzichtig als slangen en toch zo onschuldig als duiven” te zijn en ging het gevaar uit de weg zodat hij elders door kon gaan met prediken (Matth. 10:16). Het is duidelijk dat de vrijmoedigheid die Paulus had verzameld niet inhield dat hij roekeloos werd. Hoe kunnen christenen in deze tijd zijn voorbeeld navolgen? 14
De geestelijken van de christenheid hebben vaak grote groepen mensen tegen Jehovah’s Getuigen opgestookt. Met beschuldigingen van op1 Volgens een geleerde was er in die tijd een verordening van caesar die verbood een voorspelling te doen „over de komst van een nieuwe koning of een nieuw koninkrijk, vooral als daarvan gezegd werd dat die de huidige keizer zou vervangen of veroordelen”. Het kan heel goed zijn dat Paulus’ vijanden de boodschap van de apostel verkeerd hebben voorgesteld als een overtreding van zo’n verordening. Zie het kader „De caesars en het boek Handelingen” op blz. 137. 12. Waaruit blijkt dat de beschuldigingen tegen de christenen in Thessalonika ernstige gevolgen hadden kunnen hebben? 13, 14. (a) Waarom mislukte de aanval van het gepeupel? (b) Hoe liet Paulus zien dat hij net als Christus voorzichtig was, en hoe kunnen we zijn voorbeeld navolgen?
’HIJ REDENEERDE MET HEN AAN DE HAND VAN DE SCHRIFTEN’
137
ruiing en verraad hebben ze bestuurders ertoe overgehaald de Getuigen aan te vallen. Net als die eerste-eeuwse vervolgers laten tegenstanders in deze tijd zich leiden door jaloezie. Maar ware christenen zoeken de problemen niet op. Waar mogelijk gaan we confrontaties met zulke boze, onredelijke mensen DE CAESARS uit de weg. In plaats daarvan proberen we EN HET BOEK HANDELINGEN ons werk in vrede te doen, misschien door later terug te komen als de rust weergeAlle gebeurtenissen die in Handelingen zijn keerd is. opgetekend, en zelfs die in de hele christelijke Griekse Geschriften, vinden plaats binnen de Ze waren „edeler van geest” grenzen van het Romeinse Rijk. De hoogste (Handelingen 17:10-15) wereldlijke autoriteit was dus altijd de Romein15 se keizer. Hij was degene over wie de Joden Paulus en Silas werden voor de veiligin Thessalonika het hadden toen ze naar „de heid naar Berea gestuurd, zo’n 65 kilometer verordeningen van caesar” verwezen (Hand. verderop. Na aankomst ging Paulus naar de 17:7). In de periode die Handelingen beslaat, synagoge en sprak de bijeengekomen menregeerden er vier keizers: Tiberius, Gaius, Clausen toe. En zijn toehoorders waren bijzondius I en Nero. der ontvankelijk! Lukas schreef over de Jo˘ Tiberius (14-37) was keizer tijdens Jezus’ den in Berea: „De laatsten nu waren edeler hele bediening en tijdens de beginjaren van van geest dan die in Thessalonika, want zij de christelijke gemeente. Tijdens Jezus’ pronamen het woord met de grootste bereidces hadden de Joden het over Tiberius toen willigheid des geestes aan en onderzochze schreeuwden: „Als gij [Pilatus] deze man ten dagelijks zorgvuldig de Schriften of deze vrijlaat, zijt gij geen vriend van caesar. (...) dingen zo waren” (Hand. 17:10, 11). Werden Wij hebben geen andere koning dan caesar” de Joden in Thessalonika die de waarheid (Joh. 19:12, 15). hadden aanvaard daarmee in een slecht ˘ Gaius, die ook wel bekend is als Caligula daglicht gesteld? Nee, want Paulus schreef (37-41), wordt in de christelijke Griekse Gehun later: „Daarom danken wij God ook schriften niet vermeld. zonder ophouden, want toen gij Gods woord ˘ Claudius I (41-54) wordt in Handelingen hebt ontvangen, hetwelk gij van ons hebt twee keer genoemd. Zoals door de chrisgehoord, hebt gij het niet als het woord van telijke profeet Agabus was voorzegd, kwam mensen aangenomen, maar, wat het ook iner rond 46 „een grote hongersnood over de gehele bewoonde aarde (...), in de tijd derdaad is, als het woord van God, dat ook van Claudius”. Bovendien gaf Claudius in 49 in u, gelovigen, werkzaam is” (1 Thess. 2:13). of begin 50 bevel dat „alle joden uit Rome Maar wat maakte de Joden in Berea zo ’edel moesten vertrekken”, waardoor Aquila en van geest’? Priskilla naar Korinthe verhuisden, waar ze ¨ 16 Hoewel de Bereeers iets nieuws te hoPaulus ontmoetten (Hand. 11:28; 18:1, 2). ren kregen, waren ze niet wantrouwend of ˘ Nero (54-68) was de caesar op wie Paulus overkritisch, maar ze waren ook niet goedzich beriep (Hand. 25:11). Naar verluidt gaf gelovig. Eerst luisterden ze goed naar wat deze keizer later de christenen de schuld ¨ van de brand die rond 64 een groot deel van 15. Hoe reageerden de Bereeers op het goede Rome in de as legde. Kort daarna, rond 65, nieuws? ¨ werd Paulus voor de tweede maal in Rome 16. Waarom worden de Bereeers terecht ’edel van gevangengezet en werd hij terechtgesteld. geest’ genoemd?
138
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
Paulus vertelde. Toen controleerden ze wat ze hadden gehoord aan de hand van de Schriften, waar Paulus hun uitleg over gegeven had. Bovendien bestudeerden ze Gods Woord ijverig, niet alleen op de sabbat, maar dagelijks. En dat deden ze met grote „bereidwilligheid des geestes” door echt moeite te doen om te onderzoeken wat de Schriften onthulden in verband met deze nieuwe leer. Vervolgens bleken ze nederig genoeg om veranderingen aan te brengen, want ’velen van hen werden gelovigen’ (Hand. 17:12). Geen wonder dus dat Lukas hen ’edel van geest’ noemt! ¨ 17 De Bereeers konden niet weten dat hun reactie op het goede nieuws in Gods Woord vermeld zou worden en bewaard zou blijven als een prachtig voorbeeld van edelheid van geest. Ze deden precies wat Paulus had gehoopt en wat Jehovah graag wilde. Daar moedigen wij mensen ook toe aan: om de Bijbel goed te onderzoeken zodat hun geloof stevig gefundeerd is op Gods Woord. Maar als we eenmaal gelovigen zijn, is het dan nog nodig om edel van geest te zijn? Ja, het wordt juist nog belangrijker dat we graag van Jehovah willen leren en zijn onderwijs meteen toepassen. Op die manier laten we ons door Jehovah vormen en opleiden in overeenstemming met zijn wil (Jes. 64:8). Dan blijven we bruikbaar en krijgen we de goedkeuring van onze hemelse Vader. 18
Paulus bleef niet lang in Berea. Het verslag zegt: „Toen echter de joden van Thessalonika vernamen dat het woord van God ook in Berea door Paulus werd verkondigd, kwamen zij daar eveneens het volk opruien en in beroering brengen. Toen zonden de broeders Paulus onmiddellijk weg om ¨ bleven daar achter. tot aan de zee te gaan, doch zowel Silas als Timotheus Zij die Paulus begeleidden, brachten hem echter tot aan Athene, en nadat ¨ hadden ontvangen om zo vlug mogezij een bevel voor Silas en Timotheus lijk naar hem toe te komen, vertrokken zij” (Hand. 17:13-15). Die vijanden van het goede nieuws waren hardnekkig! Ze waren er niet tevreden mee Paulus uit Thessalonika weg te jagen; ze gingen naar Berea en probeerden daar dezelfde onrust te veroorzaken. Maar zonder resultaat. Paulus wist dat het gebied groot was en hij ging gewoon ergens anders prediken. Laten wij in deze tijd net zo vastbesloten zijn alle pogingen om ons te laten ophouden met prediken te dwarsbomen! 19
Paulus had grondig getuigenis afgelegd aan de Joden in Thessalonika en Berea, en hij had daardoor geleerd hoe belangrijk het is vrijmoedig te prediken en aan de hand van de Schriften te redeneren. Dat geldt ook voor ons. Paulus zou hierna met een ander publiek te maken krijgen: de heidenen in Athene. Hoe zou het hem in die stad vergaan? Dat zullen we in het volgende hoofdstuk zien. ¨ 17. Waarom waren de Bereeers zo’n goed voorbeeld, en hoe kunnen we hun voorbeeld blijven navolgen als we al lang gelovigen zijn? 18, 19. (a) Waarom vertrok Paulus uit Berea, maar hoe toonde hij een volharding die wij kunnen navolgen? (b) Waar ging Paulus nu heen, en wat voor publiek zou hij krijgen?
„Zij bestormden het huis van Jason in een poging hen voor het gepeupel te brengen.” — Handelingen 17:5
HOOFDST UK 18
’God zoeken en hem werkelijk vinden’ Paulus legt een gemeenschappelijke basis en past zich aan zijn publiek aan Gebaseerd op Handelingen 17:16-34 PAULUS is hevig verontwaardigd. Hij is in Athene, het centrum van geleerdheid waar Socrates, Plato en Aristoteles eens onderwijs gaven. Athene is een bijzonder godsdienstige stad. Overal om zich heen, in tempels, op openbare pleinen en op de straten, ziet Paulus afgoden, want de Atheners aanbidden een hele reeks goden. Paulus weet hoe de ware God, Jehovah, over afgoderij denkt (Ex. 20:4, 5). De getrouwe apostel denkt er net zo over als Jehovah: hij gruwt ervan! 2
Wat Paulus op de agora (marktplaats) ziet, is extra schokkend. In de noordwestelijke hoek, bij de hoofdingang, staat een groot aantal fallische beelden van de god Hermes. De marktplaats is afgeladen met heiligdommen. Hoe zal de ijverige apostel in deze afgodische sfeer prediken? Zal hij zijn emoties onder controle houden en een gemeenschappelijke basis met zijn publiek leggen? Zal het hem lukken mensen te helpen de ware God te zoeken en echt te vinden? 3
Paulus’ toespraak tot de ontwikkelde mannen van Athene, die we in Handelingen 17:22-31 vinden, is een voorbeeld van welsprekendheid, tact en onderscheidingsvermogen. Door Paulus’ voorbeeld te bestuderen, kunnen we veel leren over het leggen van een gemeenschappelijke basis op grond waarvan we met mensen kunnen redeneren.
Onderwijs geven „op de marktplaats” (Handelingen 17:16-21) 4
Paulus bracht een bezoek aan Athene tijdens zijn tweede zendingsreis, ¨ rond het jaar 50.1 Terwijl hij wachtte op Silas en Timotheus, die vanuit Berea moesten komen, ging hij „in de synagoge redeneren met de joden”, zoals zijn gewoonte was. Hij ging ook naar een plek waar hij de niet-Joodse burgers van Athene kon bereiken: „op de marktplaats”, de agora (Hand. 17:17). De agora van Athene lag ten noordwesten van de Acropolis en besloeg ongeveer vijf hectare. De marktplaats was veel meer dan een plaats waar ge1 Zie het kader „Athene — De culturele hoofdstad van de oude wereld” op blz. 142. 1-3. (a) Waarom is Paulus in Athene zo verontwaardigd? (b) Wat kunnen we leren door Paulus’ voorbeeld te bestuderen? 4, 5. Waar in Athene predikte Paulus, en wat voor publiek zou hij krijgen? 140
’GOD ZOEKEN EN HEM WERKELIJK VINDEN’
kocht en verkocht werd; het was het openbare plein van de stad. Volgens een naslagwerk bevond zich hier „het economische, politieke en culturele hart van de stad”. De Atheners kwamen er graag samen voor intellectuele discussies. 5 Paulus zou op de marktplaats geen makkelijk publiek krijgen. Onder zijn ¨ toehoorders bevonden zich epicuristen en stoıcijnen, aanhangers van concurrerende filosofische richtingen.1 De epicuristen geloofden dat het leven door toeval was ontstaan. Hun kijk op het leven is wel als volgt samengevat: „Van God valt niets te vrezen; de dood doet geen pijn; het goede is te berei¨ ken; het slechte valt te verduren.” De stoıcijnen legden de nadruk op de rede en de logica en geloofden niet in God als Persoon. Noch de epicuristen noch ¨ de stoıcijnen geloofden in de opstanding, zoals die door Christus’ discipelen ¨ van deze twee groepen kwamen duiwerd onderwezen. De filosofische ideeen delijk niet overeen met de verheven waarheden van het ware christendom, die Paulus bekendmaakte. 6
Hoe reageerden de Griekse intellectuelen op Paulus’ leer? Sommigen gebruikten een woord dat „babbelaar” of „zaadpikker” betekent (Hand. 17:18; vtn.). Een geleerde zei over deze Griekse term: „Het woord werd oorspronkelijk gebruikt voor een kleine vogel die rondhipte en graan oppikte, en werd later gebruikt voor personen die voedselresten en dergelijke op de marktplaats oppikten. Nog weer later werd het figuurlijk gebruikt voor iemand die stukjes informatie oppikte en dan vooral iemand die ze niet goed met elkaar wist te verbinden.” Deze ontwikkelde mannen zeiden dus eigenlijk dat Paulus een onwetende naprater was. Maar zoals we zullen zien, liet Paulus zich niet door die belediging intimideren. 7
In deze tijd is het niet veel anders. Als Getuigen van Jehovah worden we vaak beledigd vanwege onze op de Bijbel gebaseerde overtuigingen. Sommige leraren onderwijzen bijvoorbeeld dat evolutie een feit is en beweren dat intelligente mensen dat zullen aanvaarden. Iemand die weigert in evolutie te geloven wordt eigenlijk als dom bestempeld. Zulke ontwikkelde personen willen dat mensen denken dat we ’zaadpikkers’ zijn als we vertellen wat de Bijbel zegt en op de bewijzen van ontwerp in de natuur wijzen. Maar we laten ons niet intimideren. We kunnen juist vol vertrouwen ons geloof verdedigen dat het leven op aarde gemaakt is door een intelligente Ontwerper, Jehovah God (Openb. 4:11). 8
Anderen die Paulus op de marktplaats hoorden prediken, reageerden anders. „Hij schijnt een verkondiger van vreemde godheden te zijn”, was hun conclusie (Hand. 17:18). Introduceerde Paulus echt nieuwe goden bij de ¨ 1 Zie het kader „Epicuristen en stoıcijnen” op blz. 144. 6, 7. Hoe reageerden enkele Griekse intellectuelen op Paulus’ onderwijs, en welke vergelijkbare reactie kunnen wij in deze tijd tegenkomen? 8. (a) Wat was de reactie van sommigen die Paulus hoorden prediken? (b) Wat kan het betekend hebben dat Paulus naar de Areopagus werd gevoerd? (Zie de voetnoot op blz. 142.)
141
142
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
Atheners? Dat was een ernstige kwestie, die leek op een van de beschuldigingen op grond waarvan Socrates eeuwen eerder ter dood was veroordeeld. Het is dus niet zo vreemd dat Paulus naar de Areopagus werd gevoerd om de leringen te verklaren die de Atheners zo vreemd in de oren klonken.1 Hoe zou Paulus zijn boodschap verdedigen tegenover personen die geen achtergrondkennis van de Schriften hadden?
„Mannen van Athene, ik zie” (Handelingen 17:22, 23) 9 Bedenk dat Paulus hevig verontwaardigd was door alle afgoderij die hij had gezien. Maar in plaats van fel uit te halen naar de afgodenaanbidding, hield hij zich in bedwang. Met grote tact probeerde hij zijn publiek te winnen door een gemeenschappelijke basis te leggen. Zijn inleidende woorden waren: „Mannen van Athene, ik zie dat gij in alle dingen meer dan anderen
1 De Areopagus lag ten noordwesten van de Acropolis en was de plaats waar het hoogste gerechtshof van Athene volgens de traditie bijeenkwam. Het woord Areopagus kan zowel op het hof als op de heuvel zelf slaan. Daarom verschillen geleerden van mening over de vraag of Paulus naar deze heuvel werd gebracht of naar een bijeenkomst van het hof elders, misschien op de agora. 9-11. (a) Hoe probeerde Paulus een gemeenschappelijke basis te leggen met zijn publiek? (b) Hoe kunnen we Paulus’ voorbeeld in onze dienst navolgen?
ATHENE — DE CULTURELE HOOFDSTAD VAN DE OUDE WERELD
De Acropolis van Athene was al een versterkte vesting lang voordat men in de zevende eeuw v.G.T. de geschiedenis van de stad begon op te tekenen. Athene werd de hoofdstad van het district Attica en heerste over een gebied van zo’n 2500 vierkante kilometer, begrensd door bergen en de zee. De naam van de stad lijkt verband te houden met de naam van de beschermgodin Athena. In de zesde eeuw v.G.T. bracht Solon, een Atheens wetgever, veranderingen aan in de sociale, politieke, juridische en economische structuur van de stad. Hij verbeterde het lot van de armen en legde de basis voor een democratische regeringsvorm. Maar die democratie gold alleen voor de vrijen, en een groot deel van de bevolking van de stad bestond uit slaven. Nadat de Grieken in de vijfde eeuw v.G.T. de Perzen hadden verslagen, werd Athene de hoofdstad van een klein rijk dat zijn handel over zee uitbreid¨ ¨ de van Italie en Sicilie in het westen tot Cyprus en ¨ Syrie in het oosten. Op het hoogtepunt van zijn
luister was Athene het culturele centrum van de oude wereld, toonaangevend op het gebied van kunst, toneel, filosofie, retorica en wetenschap. De stad telde vele prachtige openbare gebouwen en tempels, en haar silhouet werd gedomineerd door de Acropolis, een imposante heuvel met daarop het Parthenon en een twaalf meter hoog beeld van Athena van goud en ivoor. Athene werd eerst overwonnen door de Spar¨ tanen, toen door de Macedoniers en uiteindelijk door de Romeinen, die de stad haar rijkdom ontnamen. Maar ook in de tijd van Paulus had Athene nog steeds een bevoorrechte status vanwege zijn illustere verleden. De stad werd zelfs nooit in een Romeinse provincie opgenomen maar kreeg juridische bevoegdheid over haar eigen burgers en werd vrijgesteld van Romeinse belastingen. Hoewel de gloriedagen van Athene voorbij waren, bleef het een universiteitsstad waar de zonen van de rijken heen werden gestuurd om te studeren.
’GOD ZOEKEN EN HEM WERKELIJK VINDEN’
aan de vrees voor de godheden overgegeven schijnt te zijn” (Hand. 17:22). Paulus zei eigenlijk: ’Ik zie dat jullie erg godsdienstig zijn.’ Paulus prees hen wijselijk voor hun religieuze inslag. Hij besefte dat sommigen die door valse leer verblind waren een ontvankelijk hart konden hebben. Paulus wist immers dat hij zelf eens „onwetend was en in ongeloof handelde” (1 Tim. 1:13). 10 Paulus bouwde verder op de gemeenschappelijke basis door te zeggen dat hij een tastbaar bewijs van de godsdienstigheid van de Atheners had ge´ bron zien: een altaar dat gewijd was ’Aan een onbekende God’. Volgens e´ en „was het voor Grieken en anderen gebruikelijk om altaren te wijden aan ’onbekende goden’ uit angst dat ze bij hun aanbidding een god over het hoofd hadden gezien die daarover beledigd zou kunnen zijn”. Door middel van zo’n altaar erkenden de Atheners het bestaan van een God die onbekend voor hen was. Paulus gebruikte dit altaar om de overstap te maken naar het goede nieuws dat hij predikte. Hij legde uit: „Waaraan gij daarom onwetend godvruchtige toewijding schenkt, dat verkondig ik u” (Hand. 17:23). Paulus’ argumentatie was subtiel maar krachtig. Hij predikte geen nieuwe of vreemde god, waar sommigen hem van hadden beschuldigd. Hij verkondigde de God die onbekend voor hen was: de ware God. 11 Hoe kunnen wij Paulus’ voorbeeld in onze dienst navolgen? Als we oplettend zijn, zien we misschien bewijzen dat iemand godsdienstig is, zoals een religieus voorwerp dat hij draagt of dat in zijn huis of tuin staat. We zouden kunnen zeggen: ’Ik zie dat u gelovig bent. Ik praat graag met mensen die gelovig zijn.’ Door tactvol iemands religieuze gevoelens te erkennen, leggen we een gemeenschappelijke basis om op verder te bouwen. Bedenk dat we geen vooroordeel tegen mensen mogen hebben op grond van hun religieuze overtuiging. Onder onze geloofsgenoten bevinden zich velen die eens oprecht in valse leerstellingen geloofden.
God ’is niet ver van een ieder van ons’ (Handelingen 17:24-28) 12
Paulus had een gemeenschappelijke basis gelegd, maar kon hij daarop verder bouwen terwijl hij getuigenis gaf? Hij wist dat zijn toehoorders onderwezen waren in de Griekse filosofie en onbekend waren met de Schriften, dus paste hij zijn aanpak in verschillende opzichten aan. Ten eerste presenteerde hij Bijbelse leringen zonder rechtstreeks aanhalingen uit de Schrif´ ´ ten te doen. Ten tweede plaatste hij zichzelf op een lijn met zijn toehoorders door af en toe „ons” en „wij” te zeggen. Ten derde deed hij aanhalingen uit de Griekse literatuur om aan te tonen dat bepaalde dingen die hij onderwees in hun eigen geschriften naar voren kwamen. Laten we ons nu verdiepen in Paulus’ krachtige toespraak. Welke belangrijke waarheden onthulde hij over de God die voor de Atheners onbekend was? 13
God heeft het universum geschapen. Paulus zei: „De God die de wereld
12. Hoe paste Paulus zijn aanpak aan zijn toehoorders aan? 13. Wat zei Paulus over de oorsprong van het universum, en wat wilde hij met zijn woorden overbrengen?
143
¨ EPICURISTEN EN STOICIJNEN
¨ De epicuristen en stoıcijnen waren aanhangers van twee verschillende filosofische richtingen. Beide groepen geloofden niet in een opstanding. De epicuristen geloofden in het bestaan van goden maar dachten dat de goden geen belangstelling voor mensen hadden en hen niet zouden belonen of straffen, zodat gebeden en offers geen zin hadden. Epicuristen bezagen genot als het allerhoogste goed. Hun denkwijze en daden waren niet op morele principes gebaseerd. Er werd echter tot matigheid aangemoedigd om de negatieve gevolgen van overmaat te vermijden. Kennis was alleen nodig om iemand van religieuze angsten en bijgeloof te bevrijden. ¨ De stoıcijnen daarentegen geloofden dat alles deel uitmaakte van een onpersoonlijke god, en dat de menselijke ziel uit zo’n bron voort¨ kwam. Sommige stoıcijnen beweerden dat de ziel uiteindelijk samen met het universum ver¨ nietigd zou worden. Andere stoıcijnen geloofden dat de ziel uiteindelijk weer in deze god ¨ zou opgaan. Volgens de stoısche filosofen kon geluk bereikt worden door in harmonie met de natuur te leven.
heeft gemaakt en alles wat daarin is, Hij die Heer is van hemel en aarde, woont niet in door handen gemaakte tempels” (Hand. 17:24).1 Het heelal is niet bij toeval ontstaan. De ware God is de Schepper van alles (Ps. 146:6). Anders dan in het geval van Athena of de andere godheden van wie de heerlijkheid afhankelijk was van tempels, heiligdommen en altaren, kunnen tempels die door mensenhanden gemaakt zijn de Soevereine Heer van hemel en aarde niet bevatten (1 Kon. 8:27). Het is duidelijk wat Paulus met zijn woorden wilde overbrengen: de ware God staat boven door mensen gemaakte afgoden die wonen in door mensen gemaakte tempels (Jes. 40:18-26).
14 God is niet afhankelijk van mensen. Onder afgodenaanbidders was het gebruikelijk hun beelden de meest weelderige kleding aan te trekken, ze te overladen met dure geschenken of ze eten en drinken te brengen — alsof de afgoden zulke dingen nodig hadden! Maar enkelen van de Griekse filosofen onder Paulus’ publiek hebben misschien geloofd dat een god niets van mensen nodig had. Dan zullen ze ongetwijfeld hebben ingestemd met Paulus’ uitspraak dat God ’niet door mensenhanden wordt verzorgd, alsof hij iets nodig had’. In materieel opzicht kunnen mensen inderdaad niets aan de Schepper geven! In plaats daarvan geeft hij mensen wat ze nodig hebben: „leven en adem en alle dingen”, zoals de zon, de regen en vruchtbare grond (Hand. 17:25; Gen. 2:7). God, de Gever, is dus niet afhankelijk van mensen, de ontvangers. 15
God heeft de mens geschapen. De Atheners vonden dat ze superieur waren aan niet-Grieken. Maar trots vanwege iemands nationaliteit of ras gaat tegen de Bijbelse waarheid in (Deut. 10:17). Paulus pakte deze gevoelige kwes´ ´ tie tactvol en bekwaam aan. Toen hij zei: „Hij [God] heeft uit een mens elke natie van mensen gemaakt”, zette hij zijn toehoorders ongetwijfeld aan het denken (Hand. 17:26). Hij verwees naar het Genesisverslag over Adam, de 1 Het Griekse woord dat met „wereld” is vertaald, is kosmos. Hoewel kosmos in de Bijbel meestal wordt gebruikt om naar mensen te verwijzen, pasten de Grieken dit woord op het stoffelijke universum toe. Het is mogelijk dat Paulus, die probeerde een gemeenschappelijke basis met zijn Griekse toehoorders te leggen, het woord hier in die betekenis gebruikte. 14. Hoe toonde Paulus aan dat God niet afhankelijk is van mensen? 15. Hoe pakte Paulus het idee van de Atheners aan dat ze superieur waren aan niet-Grieken, en welke belangrijke les kunnen wij uit zijn voorbeeld trekken?
’GOD ZOEKEN EN HEM WERKELIJK VINDEN’
145
voorvader van het mensenras (Gen. 1:26-28). Aangezien alle mensen een gemeenschappelijke voorouder hebben, is geen enkel ras en geen enkele nationaliteit superieur. Paulus’ toehoorders moesten dit wel begrijpen. Wij kunnen hier een belangrijke les uit trekken. Hoewel we in onze prediking tactvol en redelijk willen zijn, mogen we de Bijbelse waarheid niet afzwakken om die voor anderen acceptabeler te maken. 16 Het was Gods bedoeling dat mensen een hechte band met hem zouden hebben. Zelfs als de filosofen in Paulus’ publiek lang over de zin van het menselijk bestaan hadden gedebatteerd, zouden ze die nooit naar tevredenheid hebben kunnen verklaren. Paulus liet echter duidelijk zien wat het voornemen van de Schepper voor mensen was, namelijk dat ze „God zouden zoeken, of zij wellicht naar hem tasten en hem werkelijk vinden zouden, ofschoon hij eigenlijk niet ver is van een ieder van ons” (Hand. 17:27). Mensen konden de God die onbekend was voor de Atheners, wel degelijk leren kennen. Het is zelfs zo dat hij niet ver verwijderd is van personen die hem echt willen vinden en leren kennen (Ps. 145:18). Merk op dat Paulus hier over „ons” sprak, waardoor hij zichzelf inbegreep bij degenen die naar God moesten „zoeken” en „tasten”. 17
Mensen horen zich tot God aangetrokken te voelen. Paulus zei: „Door hem hebben wij leven en bewegen wij ons en zijn wij.” Sommige geleerden zeggen dat Paulus een toespeling maakte op de woorden van Epimenides, een Kretenzisch dichter uit de zesde eeuw v.G.T. Paulus noemde nog een reden 16. Wat is het voornemen van de Schepper voor de mens? 17, 18. Waarom horen mensen zich tot God aangetrokken te voelen, en wat kunnen we leren van de manier waarop Paulus zijn publiek aansprak?
Leg een gemeenschappelijke basis waarop je verder kunt bouwen
146
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
waarom mensen zich tot God aangetrokken horen te voelen: „Sommigen van de dichters onder u hebben gezegd: ’Want wij zijn ook zijn nageslacht’ ” (Hand. 17:28). Mensen horen zich verwant te voelen aan God; hij heeft de mens gemaakt van wie alle andere mensen afstammen. Paulus sprak zijn publiek treffend aan door rechtstreeks te citeren uit Griekse literatuur waar zijn toehoorders ongetwijfeld respect voor hadden.1 In overeenstemming met Paulus’ voorbeeld kunnen we soms een beperkt gebruik maken van aanha¨ of andere erkende lingen uit wereldlijke geschiedenisboeken, encyclopedieen naslagwerken. Een passende aanhaling uit een gerespecteerde bron kan bijvoorbeeld helpen een niet-Getuige te overtuigen van de oorsprong van bepaalde valsreligieuze praktijken of vieringen. 18
Tot aan dit punt had Paulus fundamentele waarheden over God overgebracht en zijn woorden bekwaam toegespitst op zijn publiek. Wat wilde de apostel zijn Atheense toehoorders met deze belangrijke informatie laten doen? Dat ging hij hun nu vertellen.
’Zij moeten allen overal berouw hebben’ (Handelingen 17:29-31) 19 Paulus wilde zijn toehoorders nu aansporen tot daden. Hij verwees opnieuw naar het citaat uit de Griekse literatuur: „Aangezien wij daarom Gods nageslacht zijn, moeten wij niet menen dat het Goddelijk Wezen op goud of zilver of steen gelijkt, op iets wat door menselijke kunstvaardigheid en menselijk vernuft is gebeeldhouwd” (Hand. 17:29). Als mensen door God gemaakt zijn, hoe zou God dan de vorm van een afgod kunnen aannemen, iets wat door mensen gemaakt is? Paulus’ tactvolle redenatie liet zien hoe dwaas het is door mensen gemaakte afgoden te aanbidden (Ps. 115:4-8; Jes. 44:9-20). Door te zeggen „moeten wij niet menen . . .” heeft Paulus ongetwijfeld de scherpte van zijn uitspraak iets verzacht. 20
De apostel maakte duidelijk dat er actie moest worden ondernomen: „God heeft weliswaar de tijden van zulk een onwetendheid [het idee dat God zijn goedkeuring hecht aan mensen die afgoden aanbidden] voorbijgezien, maar zegt de mensen thans dat zij allen overal berouw moeten hebben” (Hand. 17:30). Enkelen van Paulus’ toehoorders zijn misschien geschokt geweest dat hij het over berouw had. Maar zijn krachtige toespraak had duidelijk aangetoond dat ze hun leven aan God te danken hadden en dat ze Hem daarom verantwoording schuldig waren. Ze moesten God zoeken, de waarheid over hem leren en hun hele manier van leven in overeenstemming met die waarheid brengen. Voor de Atheners betekende dit dat ze moesten erkennen dat afgoderij een zonde was en dat ze zich ervan moesten afkeren. ¨ 1 Paulus citeerde uit het sterrenkundige gedicht Phaenomena van de stoısche dichter Aratus. Woorden van vergelijkbare strekking worden in andere Griekse geschriften aangetrof¨ fen, waaronder de Zeushymne van de stoısche schrijver Cleanthes. 19, 20. (a) Hoe liet Paulus tactvol zien hoe dwaas het is om door mensen gemaakte afgoden te aanbidden? (b) Welke actie moesten Paulus’ toehoorders ondernemen?
’GOD ZOEKEN EN HEM WERKELIJK VINDEN’
21
Paulus besloot zijn toespraak met de krachtige woorden: „Hij [God] heeft een dag vastgesteld waarop hij voornemens is de bewoonde aarde in rechtvaardigheid te oordelen door een man die hij heeft aangesteld, en hij heeft alle mensen een waarborg verschaft doordat hij hem uit de doden heeft opgewekt” (Hand. 17:31). Een komende oordeelsdag — wat een ernstige reden om de ware God te zoeken en te vinden! Paulus noemde niet de naam van de aangestelde Rechter, maar hij zei iets schokkends over deze Rechter: hij had als mens geleefd, was gestorven en was door God uit de dood opgewekt! 22 Dat aansporende besluit heeft ook veel betekenis voor ons in deze tijd. We weten dat de Rechter die God heeft aangesteld de opgestane Jezus Christus is (Joh. 5:22). We weten ook dat de Oordeelsdag duizend jaar zal duren en snel dichterbij komt (Openb. 20:4, 6). We zijn niet bang voor de Oordeelsdag, want we begrijpen dat die ongekende zegeningen zal brengen voor personen die getrouw worden bevonden. De vervulling van onze hoop op een schitterende toekomst wordt gegarandeerd door het allergrootste wonder: de opstanding van Jezus Christus!
’Sommigen werden gelovigen’ (Hand. 17:32-34) 23 Paulus’ toespraak lokte gevarieerde reacties uit. ’Sommigen gingen spotten’ toen er over een opstanding gesproken werd. Anderen zeiden beleefd maar neutraal: „Wij zullen u hierover nog wel eens horen” (Hand. 17:32). Enkelen reageerden echter positief: „Sommige mannen sloten zich bij hem aan en werden gelovigen, onder wie ook Dionysius, een rechter aan het gerechtshof van de Areopagus, en een vrouw genaamd Damaris, en nog anderen behalve hen” (Hand. 17:34). Wij krijgen vergelijkbare reacties op onze prediking. Sommige mensen bespotten ons misschien, terwijl anderen beleefd maar onverschillig reageren. Maar we zijn heel blij als enkelen de Koninkrijksboodschap aanvaarden en gelovigen worden. 24
Door over Paulus’ toespraak na te denken kunnen we veel leren over logische opbouw, overtuigende argumentatie en aanpassing aan ons publiek. Daarnaast kunnen we iets leren over het belang van geduld en tact als we te maken krijgen met personen die verblind zijn door valsreligieuze leerstellingen. We kunnen ook de volgende belangrijke les leren: we mogen nooit de Bijbelse waarheid afzwakken om onze toehoorders te vriend te houden. Maar door het voorbeeld van Paulus na te volgen, kunnen we effectievere onderwijzers in de velddienst worden. Opzieners zullen er bovendien door geholpen worden bekwamere onderwijzers in de gemeente te worden. Op die manier zullen we goed toegerust zijn om anderen te helpen ’God te zoeken en hem werkelijk te vinden’ (Hand. 17:27). 21, 22. Met welke krachtige woorden besloot Paulus zijn toespraak, en welke betekenis hebben zijn woorden voor ons? 23. Welke gevarieerde reacties lokte Paulus’ toespraak uit? 24. Wat kunnen we leren van de toespraak die Paulus hield terwijl hij midden op de Areopagus stond?
147
HOOFDST UK 19
„Blijf spreken en zwijg niet” Paulus voorziet in zijn eigen levensonderhoud maar geeft prioriteit aan zijn bediening Gebaseerd op Handelingen 18:1-22 HET is eind 50 van onze jaartelling. Paulus is in Korinthe, een welvarende handelsstad met veel inwoners, onder wie Grieken, Romeinen en Joden.1 Paulus is hier niet gekomen om goederen te kopen of verkopen of om een baan te zoeken. Hij is naar Korinthe gekomen met een veel belangrijker doel: getuigenis afleggen van Gods koninkrijk. Maar Paulus heeft wel ¨ last voor andeeen verblijfplaats nodig, en hij wil beslist geen financiele ren zijn. Hij wil niet de indruk wekken dat hij aan het woord van God verdient. Wat zal hij doen? 2
Paulus heeft het vak van tentenmaker geleerd. Tenten maken is geen licht werk, maar hij is bereid met zijn handen te werken om in zijn onderhoud te voorzien. Zal hij werk vinden in deze bedrijvige stad? Zal hij een geschikte verblijfplaats vinden? Hoewel Paulus voor heel wat uitdagingen staat, verliest hij zijn belangrijkste taak, de prediking, niet uit het oog. 3 Uiteindelijk is Paulus een tijdlang in Korinthe gebleven, en zijn bediening daar was heel vruchtbaar. Wat kunnen we leren van Paulus’ activiteiten in Korinthe dat ons helpt in ons gebied grondig getuigenis van Gods koninkrijk af te leggen?
„Zij waren tentenmakers van hun ambacht” (Handelingen 18:1-4) 4
Op een bepaald moment na zijn aankomst in Korinthe ontmoette Paulus een gastvrij echtpaar: een Jood die Aquila heette en zijn vrouw, Priskilla (Priska). Het echtpaar was in Korinthe komen wonen omdat keizer Claudius bevolen had „dat alle joden uit Rome moesten vertrekken” (Hand. 18:1, 2). Aquila en Priskilla gaven Paulus niet alleen onderdak, maar ook werk. In het verslag staat: „Omdat zij hetzelfde ambacht uitoefenden, bleef hij [Paulus] bij hen wonen, en zij werkten, want zij waren tentenmakers van ¨ 1 Zie het kader „Korinthe — Meester van twee zeeen” op blz. 149. 1-3. Waarom is Paulus naar Korinthe gekomen, en met welke uitdagingen krijgt hij te maken? 4, 5. (a) Waar woonde Paulus terwijl hij in Korinthe was, en wat voor werk deed hij? (b) Hoe is Paulus misschien tentenmaker geworden? 148
¨ KORINTHE — MEESTER VAN TWEE ZEEEN
hun ambacht” (Hand. 18:3). Paulus bleef tijdens zijn hele bediening in Korinthe bij dit gastvrije echtpaar wonen. Misschien heeft Paulus terwijl hij bij hen in huis was enkele van de brieven geschreven die later deel gingen uitmaken van de Bijbelcanon.1 5
Hoe kwam het dat Paulus, die zijn opleiding had gekregen „aan de voeten van Ga¨ ook tentenmaker van beroep was? maliel”, (Hand. 22:3) In de eerste eeuw vonden de Joden het blijkbaar niet beneden hun waardigheid om hun kinderen een vak te leren, ook al was het misschien de bedoeling dat die kinderen nog verder onderwijs zouden krijgen. Paulus kwam uit Tarsus in Cilicie,¨ een omgeving die bekendstond om zijn cilicium, een stof waarvan tenten werden gemaakt. Waarschijnlijk heeft hij het vak dus in zijn jeugd geleerd. Wat kwam er bij zijn werk als tentenmaker kijken? Het kon gaan om het weven van het tentdoek of het snijden en naaien van het ruwe, stugge materiaal om de tenten te maken. In beide gevallen was het zwaar werk. 6
Paulus zag het maken van tenten niet ` als zijn roeping of carriere. Hij deed dat werk alleen om tijdens de bediening in zijn onderhoud te voorzien en het goede nieuws „kosteloos” bekend te kunnen maken (2 Kor. 11:7). Hoe dachten Aquila en Priskilla over hun beroep? Als christenen dachten ze er ongetwijfeld net zo over als Paulus. Toen Paulus in 52 uit Korinthe vertrok, verhuisden ze met hem mee naar Efeze, waar hun huis gebruikt werd voor bijeenkomsten van de plaatselijke gemeente (1 Kor. 16:19). Later gingen ze terug naar Rome, en vervolgens ¨ 1 Zie het kader „Geınspireerde brieven die in aanmoediging voorzagen” op blz. 150. 6, 7. (a) Hoe keek Paulus tegen het maken van tenten aan, en waaruit blijkt dat Aquila en Priskilla er net zo over dachten? (b) Hoe volgen christenen in deze tijd het voorbeeld van Paulus, Aquila en Priskilla?
Het oude Korinthe lag op een landengte tussen het Griekse vasteland en het Peloponnesische schiereiland ten zuiden ervan. Deze Isthmus was op het smalste punt nog geen zes kilometer breed, en daarom had Korinthe twee havens. Aan de Golf van Korinthe lag Lechaeum, vanwaaruit schepen de weste¨ ¨ lijke handelsroutes naar Italie, Sicilie en Spanje bevoeren. Aan de Saronische Golf lag Kenchrea, waar scheepsverkeer van en naar het ¨ ¨ ¨ gebied rond de Egeısche Zee, Klein-Azie, Syrie en Egypte kwam. Omdat de klippen aan de zuidpunt van de Peloponnesos door stormen werden geteisterd en gevaren opleverden voor de schepen, gaven zeelieden er vaak de voorkeur aan in een van de havens van Korinthe aan te leggen, hun goederen over land te laten vervoeren en in de andere haven op een ander schip te laden. Kleinere boten konden zelfs over de landengte getrokken worden via een pad met diepe groeven dat van de ene zee naar de andere liep. Door de ligging domineerde de stad zowel de oost-westhandelsroute over zee als de noordzuidhandelsroute over land. De levendige handel in Korinthe bracht niet alleen rijkdom met zich mee maar ook de ontaarding die in veel havensteden aangetroffen wordt. In de tijd van Paulus was Korinthe de hoofdstad van de Romeinse provincie Achaje en was het een belangrijk bestuurscentrum. De religieuze diversiteit van de stad blijkt uit de aanwezigheid van een tempel voor de keizercultus, heiligdommen en tempels die waren opgedragen aan talloze Griekse en Egyptische goden, en een Joodse synagoge (Hand. 18:4). De Isthmische Spelen die elke twee jaar op de Isthmus werden gehouden, kwamen qua belangrijkheid meteen na de Olympische Spelen. Paulus moet in Korinthe geweest zijn tijdens de spelen van 51. Een Bijbels woordenboek zegt daarom: „Het kan nauwelijks toeval zijn dat de eerste keer dat hij beeldspraak over sport gebruikt, in een brief aan Korinthe is” (1 Kor. 9:24-27).
150
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
gingen ze opnieuw naar Efeze. Dit ijverige echtpaar stelde de Koninkrijksbelangen op de eerste plaats en zette zich bereidwillig in om anderen te die¨ nen, waarvoor „alle gemeenten der natien” hun dankbaar waren (Rom. 16:3-5; 2 Tim. 4:19). 7
Christenen in deze tijd volgen het voorbeeld van Paulus, Aquila en Priskilla. IJverige predikers werken hard ’ten einde niemand een dure last op te leggen’ (1 Thess. 2:9). Veel pioniers verdienen een compliment omdat ze parttime werken of seizoenwerk doen om naast hun belangrijkste werk, de bediening, in hun onderhoud te voorzien. Net als Aquila en Priskilla stellen veel gastvrije aanbidders van Jehovah hun huis open voor reizende opzieners. Degenen die op deze manier ’de weg der gastvrijheid bewandelen’ weten hoe aanmoedigend en opbouwend dat kan zijn (Rom. 12:13). ¨ GEINSPIREERDE BRIEVEN DIE IN AANMOEDIGING VOORZAGEN
In de anderhalf jaar dat Paulus rond 50-52 in Korinthe was, heeft hij minstens twee brieven geschreven die zijn opgenomen in de christelijke Griekse Geschriften: de eerste en tweede brief aan de Thessalonicenzen. Zijn brief aan de Galaten heeft hij in dezelfde periode of kort daarna geschreven. ´ ¨ Een Thessalonicenzen is de eerste geınspireerde brief van Paulus. Hij bezocht Thessalonika rond 50, tijdens zijn tweede predikingstocht. De gemeente die daar werd opgericht kreeg al snel te maken met tegenstand, waardoor Paulus en Silas gedwongen waren de stad te verlaten (Hand. 17:1-10, 13). Uit bezorgdheid voor het welzijn van de pas opgerichte gemeente probeerde Paulus twee keer terug te gaan, maar ’Satan sneed hem de pas af’. Daarom ¨ stuurde hij Timotheus om de broeders en zusters te troosten en te sterken. Waarschijnlijk voegde Ti¨ motheus zich eind 50 weer bij Paulus in Korinthe en bracht hij een goed bericht uit over de gemeente in Thessalonika. Daarna schreef Paulus deze brief (1 Thess. 2:17–3:7). Twee Thessalonicenzen is waarschijnlijk kort na de eerste brief geschreven, mogelijk in 51. In bei¨ de brieven zenden Timotheus en Silvanus (in Handelingen Silas genoemd) samen met Paulus hun groeten, maar er wordt nergens vermeld of ze na Paulus’ verblijf in Korinthe nog bij elkaar waren
(Hand. 18:5, 18; 1 Thess. 1:1; 2 Thess. 1:1). Waarom schreef Paulus deze tweede brief? Blijkbaar had hij meer nieuws over de gemeente gekregen, misschien via de persoon die zijn eerste brief had bezorgd. Dit bericht bewoog Paulus er niet alleen toe de broeders te prijzen voor hun liefde en volharding, maar ook het idee van sommigen in Thessalonika recht te zetten dat de aanwezigheid van de Heer ophanden was (2 Thess. 1:3–2:2). Paulus’ brief aan de Galaten doet vermoeden dat hij hen al minstens twee keer had bezocht voordat hij hun schreef. In 47/48 hadden Pau¨ lus en Barnabas Pisidisch Antiochie, Ikonium, Lystra en Derbe bezocht, steden die allemaal bij de ¨ Romeinse provincie Galatie hoorden. In 49 kwam Paulus samen met Silas opnieuw in dit gebied (Hand. 13:1–14:23; 16:1-6). Paulus schreef deze ¨ brief omdat judaısanten, die al snel na zijn bezoek kwamen, onderwezen dat christenen zich moesten laten besnijden en de wet van Mozes moesten onderhouden. Ongetwijfeld heeft Paulus de Galaten geschreven zodra hij over deze valse leer hoorde. Het kan heel goed zijn dat hij de brief vanuit Korinthe heeft geschreven, maar het is ook mogelijk dat hij die vanuit Efeze heeft geschreven, tijdens een korte onderbreking van zijn reis naar ¨ ¨ Syrisch Antiochie, of vanuit Antiochie zelf (Hand. 18:18-23).
„BLIJF SPREKEN EN ZWIJG NIET”
¨ ’Velen van de Korinthiers gingen geloven’ (Handelingen 18:5-8) 8
Dat Paulus zijn werk als een middel tot een doel zag, werd duidelijk ¨ uit Macedonie¨ kwamen met royale giften (2 Kor. toen Silas en Timotheus 11:9). Onmiddellijk „ging Paulus zich intensief met het woord bezighouden [„kon Paulus zich geheel aan de prediking wijden”, GNB]” (Hand. 18:5). Maar deze intensieve prediking onder de Joden leidde tot grote tegenstand. Paulus schudde zijn kleren uit om elke verdere verantwoordelijkheid af te wijzen voor hun weigering om de levensreddende boodschap over de Christus te aanvaarden, en hij zei tegen zijn Joodse tegenstanders: „Uw bloed zij ¨ gaan” op uw hoofd. Ik ben rein. Van nu af zal ik naar mensen uit de natien (Hand. 18:6; Ezech. 3:18, 19). 9 Waar zou Paulus nu dan gaan prediken? Titius Justus, waarschijnlijk een joodse proseliet wiens huis naast de synagoge stond, stelde zijn huis voor Paulus open. Dus ging Paulus voortaan naar het huis van Justus (Hand. 18:7). Paulus bleef in het huis van Aquila en Priskilla wonen terwijl hij in Korinthe was, maar het huis van Justus werd het centrum vanwaaruit de apostel predikte. 10
Moeten we uit Paulus’ uitspraak dat hij voortaan naar mensen uit de naties zou gaan, opmaken dat hij helemaal geen aandacht meer voor Joden en joodse proselieten had, zelfs als ze positief reageerden? Dat kan niet zo geweest zijn. Crispus bijvoorbeeld, „de presiderende dienaar van de synagoge, werd een gelovige in de Heer, en eveneens zijn gehele huisgezin”. Blijkbaar sloten verschillenden die de synagoge bezochten zich bij ¨ Crispus aan, want in de Bijbel staat: „Velen van de Korinthiers die toehoorden, gingen geloven en werden gedoopt” (Hand. 18:8). Het huis van Titius Justus werd nu de plaats waar de pas gevormde gemeente van Korinthe samenkwam. Als het verslag in Handelingen in de voor Lukas kenmerkende stijl is opgetekend, namelijk chronologisch, dan zijn deze Joden of proselieten gelovigen geworden nadat Paulus zijn kleren had uitgeschud. Als dat zo is, zou dit voorval duidelijk aantonen hoe flexibel de apostel was. 11
In veel landen zijn de kerken van de christenheid gevestigde instituten die een sterke invloed hebben op hun lidmaten. In sommige landen en eilandengroepen hebben de zendelingen van de christenheid veel proselieten gemaakt. Mensen die beweren christelijk te zijn, zitten vaak vast aan tradities, net als de Joden in het eerste-eeuwse Korinthe. Maar net als Paulus doen wij als Getuigen van Jehovah ijverig moeite zulke mensen te 8, 9. Hoe reageerde Paulus toen er tegenstand kwam op zijn intensieve prediking tegen de Joden, en vanwaaruit ging hij toen prediken? 10. Waaruit blijkt dat Paulus niet besloten had om alleen nog maar tot mensen uit de naties te prediken? 11. Hoe volgen Jehovah’s Getuigen in deze tijd Paulus na terwijl ze mensen uit de christenheid proberen te bereiken?
151
DE GELOFTE VAN PAULUS
In Handelingen 18:18 staat dat Paulus in Kenchrea „zijn hoofdhaar had laten kort knippen, want hij stond onder een gelofte”. Wat voor gelofte had hij gedaan? Gewoonlijk is een gelofte een plechtige belofte die vrijwillig aan God wordt gedaan om een bepaalde handeling te verrichten, een offer te brengen of zichzelf een bepaalde voorwaarde op te leggen. Sommigen gaan ervan uit dat Paulus zijn haar liet knippen omdat hij ¨ een nazireeergelofte had afgelegd. Maar vol¨ gens de Bijbel moest een nazireeer nadat hij een periode van speciale dienst voor Jehovah had afgesloten, zijn hoofdhaar afscheren „bij de ingang van de tent der samenkomst”. Aan dat vereiste kon waarschijnlijk alleen in Jeruzalem worden voldaan en niet in Kenchrea (Num. 6:5, 18). Uit Handelingen valt niet op te maken wanneer Paulus deze gelofte had afgelegd. Het is zelfs mogelijk dat hij dat al had gedaan voordat hij christen werd. Het verslag vermeldt ook niet of Paulus een specifiek verzoek aan Jehovah heeft gedaan. Een naslagwerk oppert dat het feit dat Paulus zijn haar kort liet knippen „een manier was om God te bedanken voor zijn bescherming, die hem in staat had gesteld zijn bediening in Korinthe te volbrengen”.
bereiken door verder te bouwen op wat ze al van de Bijbel weten. Zelfs wanneer ze ons tegenstaan of hun religieuze leiders ons vervolgen, geven we de moed niet op. Onder degenen die „ijver voor God hebben, maar niet overeenkomstig nauwkeurige kennis” kunnen zich veel zachtmoedigen bevinden naar wie nog gezocht moet worden (Rom. 10:2).
„Ik heb veel volk in deze stad” (Handelingen 18:9-17) 12 Als Paulus er al over getwijfeld heeft of hij zijn bediening in Korinthe moest voortzetten, dan werd die twijfel weggenomen toen de Heer Jezus ’s nachts in een visioen aan hem verscheen en tegen hem zei: „Vrees niet, maar blijf spreken en zwijg niet, want ik ben met u en geen mens zal u aanvallen om u schade te berokkenen, want ik heb veel volk in deze stad” (Hand. 18:9, 10). Wat een aanmoedigend visioen! De Heer zelf gaf Paulus de verzekering dat hij beschermd zou worden en dat er veel oprechte personen in de stad waren. Hoe reageerde Paulus op dit visioen? De Bijbel zegt: „Hij bleef daar dan een jaar en zes maanden, terwijl hij onder hen het woord van God onderwees” (Hand. 18:11). 13
Toen Paulus ongeveer een jaar in Korinthe was, kreeg hij nog meer bewijzen dat de Heer hem steunde. Op een bepaald moment „stonden de joden eensgezind tegen Paulus op en voerden hem naar de rechterstoel [Grieks: bema]” (Hand. 18:12). Men vermoedt dat het hier gaat om de verhoging van blauw en wit marmer met decoratief beeldhouwwerk ongeveer in het midden van ´ de bema was groot gede marktplaats van Korinthe. De open ruimte vo´ or noeg voor een flinke menigte. Archeologische vondsten doen vermoeden dat de rechterstoel heel dicht bij de synagoge lag en dus ook vlak bij Justus’ huis. Terwijl Paulus dichter bij de bema kwam, heeft hij misschien gedacht aan de steniging van Stefanus, die soms de eerste christelijke martelaar wordt genoemd. Paulus, die destijds bekendstond als Sau12. Welke verzekering kreeg Paulus in een visioen? 13. Aan welke gebeurtenis heeft Paulus misschien gedacht toen hij in de buurt van de rechterstoel kwam, maar waarom kon hij een andere afloop verwachten?
„BLIJF SPREKEN EN ZWIJG NIET”
lus, had ’zijn goedkeuring aan de moord op hem gehecht’ (Hand. 8:1). Zou Paulus nu net zoiets overkomen? Nee, want hem was beloofd: „Niemand zal een vinger naar je uitsteken om je kwaad te doen” (Hand. 18:10, NBV ). 14
Wat gebeurde er toen Paulus bij de rechterstoel aankwam? De magistraat die er zat was de proconsul van Achaje, Gallio, de oudere broer van de Romeinse filosoof Seneca. De Joden brachten de volgende beschuldiging tegen Paulus in: „In strijd met de wet brengt deze persoon de mensen tot een andere overtuiging in verband met het aanbidden van God” (Hand. 18:13). De Joden beweerden daarmee eigenlijk dat Paulus illegaal proselieten had gemaakt. Maar Gallio zag in dat Paulus geen „onrecht” had bedreven en niet schuldig was aan een „goddeloze schurkenstreek” (Hand. 18:14). Gallio was niet van plan zich te mengen in de geschillen van de Joden. Nog voordat Paulus ook maar een woord had kunnen zeggen om zichzelf te verdedigen, wees Gallio de zaak af! Paulus’ beschuldigers waren woedend. Ze koelden hun woede op Sosthenes, die Crispus misschien vervangen had als presiderend dienaar van de synagoge. Ze grepen Sosthenes en „gaven hem toen voor de rechterstoel een pak slaag” (Hand. 18:17). 15
Waarom voorkwam Gallio niet dat de menigte Sosthenes een pak slaag gaf? Misschien dacht Gallio dat Sosthenes de aanvoerder was van de groep die Paulus wilde aanvallen en dat hij zijn verdiende loon kreeg. Of dat nu wel of niet zo was, de gebeurtenis heeft mogelijk een goede afloop gehad. In de eerste brief aan de gemeente in Korinthe, die Paulus enkele jaren later schreef, noemde hij een zekere Sosthenes een broeder (1 Kor. 1:1, 2). Was dit dezelfde Sosthenes die in Korinthe een pak slaag had gekregen? Misschien heeft die pijnlijke ervaring er dan toe geleid dat Sosthenes christen werd. 16
Bedenk dat Paulus pas nadat de Joden zijn prediking hadden afgewezen, van de Heer Jezus de verzekering kreeg: „Vrees niet, maar blijf spreken en zwijg niet, want ik ben met u” (Hand. 18:9, 10). Het is verstandig om deze woorden in gedachte te houden, vooral wanneer mensen onze boodschap afwijzen. Vergeet nooit dat Jehovah het hart ziet en oprechte mensen tot zich trekt (1 Sam. 16:7; Joh. 6:44). Wat een aanmoediging voor ons om druk bezig te blijven in de dienst! Elk jaar worden er honderdduizenden personen gedoopt, wat neerkomt op honderden per dag. Aan degenen die gehoor geven aan de opdracht „maakt discipelen van mensen uit alle ¨ natien”, geeft Jezus de verzekering: „Ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen” (Matth. 28:19, 20). 14, 15. (a) Waar beschuldigden de Joden Paulus van, en waarom wees Gallio de zaak af? (b) Wat gebeurde er met Sosthenes, en hoe is het misschien met hem afgelopen? 16. Hoe kunnen we Jezus’ woorden „vrees niet, maar blijf spreken en zwijg niet, want ik ben met u” op onze bediening toepassen?
153
154
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
„Zo Jehovah wil” (Handelingen 18:18-22) 17
Het is niet zeker of Gallio’s houding ten opzichte van Paulus’ beschuldigers leidde tot een periode van vrede voor de pas opgerichte gemeente in Korinthe. Maar Paulus bleef „nog vrij veel dagen langer” voordat hij afscheid nam van zijn broeders en zusters in Korinthe. In het voorjaar van 52 maakte hij plannen om vanuit de haven van Kenchrea, zo’n elf kilome¨ ter ten oosten van Korinthe, naar Syrie te varen. Maar voordat Paulus uit Kenchrea vertrok, liet hij ’zijn hoofdhaar kort knippen, want hij stond onder een gelofte’ (Hand. 18:18).1 Vervolgens voer hij samen met Aquila en ¨ Priskilla over de Egeısche Zee naar Efeze in Klein-Azie.¨ 18 Onderweg zal Paulus waarschijnlijk over zijn verblijf in Korinthe hebben nagedacht. Hij hield er heel wat goede herinneringen aan over en kon er veel voldoening uit putten. Zijn bediening van anderhalf jaar was erg vruchtbaar geweest. De eerste gemeente in Korinthe was opgericht en kwam bijeen in het huis van Justus. Onder de gelovigen bevonden zich Justus, Crispus en zijn huisgenoten, en vele anderen. Deze nieuwe gelovigen waren Paulus heel dierbaar, want hij had hen geholpen christenen te worden. Later zou hij hun schrijven en hen een aanbevelingsbrief noemen die op zijn hart geschreven was. Ook wij voelen een hechte band met degenen die we hebben mogen helpen de ware aanbidding te aanvaarden. Wat een voldoening geeft het zulke levende „aanbevelingsbrieven” te zien! — 2 Kor. 3:1-3. 19
Toen Paulus in Efeze aankwam, ging hij meteen aan de slag. Hij ging „de synagoge binnen en redeneerde met de joden” (Hand. 18:19). Paulus bleef bij die gelegenheid maar kort in Efeze. Hoewel hem gevraagd werd langer te blijven, „stemde hij daarin niet toe”. Bij het afscheid zei hij tegen ¨ de Efeziers: „Ik zal weer tot u terugkeren, zo Jehovah wil” (Hand. 18:20, 21). Paulus besefte ongetwijfeld dat er in Efeze nog veel gepredikt moest worden. De apostel wilde er graag terug, maar hij koos ervoor dat aan Jehovah over te laten. Dat is een goed voorbeeld om in gedachte te houden. Als we geestelijke doelen nastreven, moeten we initiatief tonen. Maar we moeten altijd op Jehovah’s leiding vertrouwen en moeite doen om dingen in overeenstemming met zijn wil te doen (Jak. 4:15). 20
Paulus liet Aquila en Priskilla in Efeze achter en reisde over zee naar Cesarea. Blijkbaar ’ging hij op’ naar Jeruzalem en groette hij de gemeente daar (Hand. 18:22; vtn.). Toen ging hij naar zijn thuisbasis: Syrisch Antio¨ chie. Zijn tweede zendingsreis zat erop. Wat stond hem op zijn laatste zendingsreis te wachten? 1 Zie het kader „De gelofte van Paulus” op blz. 152. 17, 18. Waarover heeft Paulus onderweg naar Efeze misschien nagedacht? 19, 20. Wat deed Paulus toen hij in Efeze aankwam, en wat leren we van hem over het nastreven van geestelijke doelen?
„Toen joeg hij hen van de rechterstoel weg.” — Handelingen 18:16
DEEL 7
˙
H A N D E L I N G E N 1 8 : 2 3 – 2 1 : 17
’IN HET OPENBAAR EN VAN HUIS TOT HUIS ONDERWIJZEN’ HANDELINGEN 20:20
Waarom moeten we zowel nederig als flexibel zijn wanneer we anderen onderwijzen? Wat is de voornaamste methode om het goede nieuws te prediken? Hoe kunnen we laten zien dat we het doen van Gods wil belangrijker vinden dan onze eigen bezigheden? Het schitterende verslag van Paulus’ derde en laatste zendingsreis helpt ons deze belangrijke vragen te beantwoorden.
HOOFDST UK 20
Ondanks tegenstand blijft het woord „groeien en de overhand nemen” Hoe Apollos en Paulus ertoe bijdragen dat het goede nieuws steeds meer bekendheid krijgt Gebaseerd op Handelingen 18:23–19:41 IN DE straten van Efeze klinkt geroep, geschreeuw en het lawaai van een grote groep rennende mensen. Er heeft zich een menigte gevormd, en de situatie begint uit de hand te lopen! Twee van Paulus’ reisgenoten worden gegrepen en meegesleurd. De brede straat met winkels stroomt leeg terwijl de woedende menigte aanzwelt en het grote amfitheater van de stad binnenstormt, dat plaats kan bieden aan 25.000 toeschouwers. De meeste mensen hebben geen flauw benul waardoor het oproer veroorzaakt is, maar ze hebben opgevangen dat hun tempel en hun geliefde godin Artemis worden bedreigd. Dus beginnen ze met zijn allen uitzinnig te schreeu¨ wen: „Groot is Artemis van de Efeziers!” — Hand. 19:34. 2
Opnieuw probeert Satan gepeupel te gebruiken om de verspreiding van het goede nieuws van Gods koninkrijk tegen te houden. Natuurlijk is de dreiging van geweld niet de enige tactiek die Satan gebruikt. In dit hoofdstuk zullen we een aantal tactieken van Satan bespreken waarmee hij het werk en de eenheid van deze eerste-eeuwse christenen probeerde te ondermijnen. Wat belangrijker is, we zullen zien dat al zijn tactieken mislukten, want „het woord van Jehovah [bleef ] op machtige wijze groeien en de overhand nemen” (Hand. 19:20). Waarom behaalden deze christenen de overwinning op Satan? Om dezelfde redenen als het ons in deze tijd lukt. Natuurlijk behoort de overwinning aan Jehovah toe, en niet aan ons. Maar net als de eerste-eeuwse christenen moeten wij ons deel doen. Met de hulp van Jehovah’s geest kunnen we aan eigenschappen werken waardoor onze bediening succes zal hebben. We gaan nu eerst het voorbeeld van Apollos bekijken.
„Hij was goed onderlegd in de Schriften” (Handelingen 18:24-28) 3
Terwijl Paulus tijdens zijn derde zendingsreis op weg was naar Efeze,
1, 2. (a) Door welk gevaar worden Paulus en zijn reisgenoten in Efeze bedreigd? (b) Wat gaan we in dit hoofdstuk bespreken? 3, 4. Welk gebrek aan kennis ontdekten Aquila en Priskilla bij Apollos, en wat deden ze daaraan? 157
„Mannen, gij weet zeer goed dat wij aan dit bedrijf onze welvaart te danken hebben.” — Handelingen 19:25
ONDANKS TEGENSTAND BLIJFT HET WOORD „GROEIEN EN DE OVERHAND NEMEN”
kwam Apollos, een Jood, in de stad aan. Hij kwam uit de beroemde stad ¨ Alexandrie in Egypte. Apollos had een paar bijzondere eigenschappen. Hij was heel welsprekend, hij was „goed onderlegd in de Schriften” en bovendien was hij „vurig van geest”. Vol vuur sprak Apollos vrijmoedig Joden toe in de synagoge (Hand. 18:24, 25). 4
Aquila en Priskilla hoorden Apollos spreken. Ongetwijfeld waren ze opgetogen dat hij ’met juistheid onderwijs gaf over de dingen die op Jezus betrekking hadden’. Wat hij over Jezus zei klopte. Maar al snel ontdekte het christelijke echtpaar een belangrijk hiaat in zijn kennis. Hij was „alleen met de doop van Johannes bekend”. Dit nederige echtpaar was tentenmaker van beroep, maar ze lieten zich niet intimideren door Apollos’ welsprekendheid of opleiding. In plaats daarvan „namen zij hem in hun gezelschap op en legden hem de weg van God juister uit” (Hand. 18:25, 26). Hoe reageerde deze welsprekende, ontwikkelde man daarop? Kennelijk gaf hij blijk van een van de belangrijkste eigenschappen die een christen kan ontwikkelen: nederigheid. 5
Omdat Apollos de hulp van Aquila en Priskilla accepteerde, werd hij een effectievere dienstknecht van Jehovah. Hij reisde door naar Achaje, waar hij „een grote hulp” voor de christenen was. Hij gaf ook een effectief getuigenis aan Joden in dat gebied die beweerden dat Jezus niet de voorzegde Messias was. Lukas bericht: „Intensief en grondig bewees hij de joden in het openbaar dat zij ongelijk hadden en toonde aan de hand van de Schriften aan dat Jezus de Christus was” (Hand. 18:27, 28). Wat een aanwinst was Apollos! Hij was een van degenen die ertoe bijdroeg dat „het woord van Jehovah” de overhand bleef nemen. Wat kunnen we van Apollos’ voorbeeld leren? 6
Nederigheid ontwikkelen is echt een vereiste voor christenen. We zijn allemaal gezegend met verschillende gaven, bijvoorbeeld door natuurlijke bekwaamheden, of door ervaring of kennis die we hebben opgedaan. Maar onze nederigheid moet onze gaven overtreffen, anders kunnen onze sterke punten onze zwakheid worden. Dan zouden we een kweekbodem worden voor een giftig onkruid: hoogmoed (1 Kor. 4:7; Jak. 4:6). Als we echt nederig zijn, zullen we moeite doen anderen als superieur aan onszelf te zien (Fil. 2:3). We zullen het niet erg vinden gecorrigeerd te worden en we zullen ons niet afsluiten voor onderwijs van anderen. En we zullen zeker niet trots ¨ aan onze eigen ideeen vasthouden wanneer de heilige geest de organisatie in een andere richting leidt. Zolang we nederig blijven, zijn we bruikbaar voor Jehovah en zijn Zoon (Luk. 1:51, 52). 7
Nederigheid voorkomt ook rivaliteit. Kun je je voorstellen hoe graag Satan verdeeldheid wilde zaaien onder die eerste-eeuwse christenen? Hij zou 5, 6. Waardoor kon Apollos bruikbaarder voor Jehovah worden, en wat kunnen we van Apollos’ voorbeeld leren? 7. Hoe gaven Paulus en Apollos een goed voorbeeld in nederigheid?
159
160
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
het prachtig hebben gevonden wanneer twee dynamische persoonlijkheden als Apollos en Paulus hadden toegelaten dat ze rivalen werden en misschien zelfs jaloers naar meer invloed in de gemeenten waren gaan streven! Dat had heel makkelijk kunnen gebeuren. In Korinthe zeiden sommige christenen: „Ik behoor bij Paulus”, terwijl anderen zeiden: „Maar ik bij Apol¨ aan die verdeeldheid verlos.” Moedigden Paulus en Apollos zulke ideeen oorzaakten? Nee! En Paulus erkende nederig Apollos’ bijdrage aan het werk door hem dienstvoorrechten te geven. Apollos op zijn beurt volgde Paulus’ leiding (1 Kor. 1:10-12; 3:6, 9; Tit. 3:12, 13). Wat een mooi voorbeeld van nederige samenwerking!
’Overredingskracht gebruiken aangaande het koninkrijk Gods’ (Handelingen 18:23; 19:1-10) 8
Paulus had beloofd in Efeze terug te komen, en hij hield woord (Hand. 18:20, 21).1 Maar let eens op hoe hij terugging. De laatste keer dat we over hem lazen, was hij in Syrisch Antiochie.¨ Om in Efeze te komen, had hij de korte reis naar Seleucie¨ kunnen maken en vandaaruit rechtstreeks naar zijn bestemming kunnen varen. In plaats daarvan reisde hij „door het binnenland”. Paulus’ reis zoals die in Handelingen 18:23 en 19:1 staat, kwam volgens een schatting uit op zo’n 1600 kilometer! Waarom koos Paulus voor deze omweg? Omdat het zijn doel was ’alle discipelen te versterken’ (Hand. 18:23). Zijn derde zendingsreis zou net als de twee voorgaande veel van hem vergen, maar dat vond hij allemaal de moeite waard. Reizende opzieners en hun vrouwen in deze tijd hebben net zo’n instelling. Hebben we geen waardering voor hun zelfopofferende liefde? 9
Toen Paulus in Efeze aankwam, trof hij een groep van ongeveer twaalf discipelen van Johannes de Doper aan. Ze waren gedoopt onder een regeling die niet langer geldig was. Bovendien wisten ze blijkbaar weinig of niets van de heilige geest. Paulus bracht hen op de hoogte, en net als Apollos bleken ze nederig en leergierig. Nadat ze in de naam van Jezus waren gedoopt, ontvingen ze heilige geest en enkele wonderbare gaven. Het is dus duidelijk dat bijblijven met Jehovah’s progressieve theocratische organisatie tot zegeningen leidt (Hand. 19:1-7). 10
Al snel volgde er nog een voorbeeld van vooruitgang. Paulus predikte drie maanden vrijmoedig in de synagoge. Hoewel hij „overredingskracht gebruikte aangaande het koninkrijk Gods”, waren er enkelen die zich verhardden en echte tegenstanders werden. Maar Paulus verspilde geen tijd 1 Zie het kader „Efeze — De hoofdstad van Asia” op blz. 161. 8. Welke route nam Paulus naar Efeze, en waarom? 9. Waarom moest een groep discipelen opnieuw gedoopt worden, en wat kunnen we van hen leren? 10. Waarom ging Paulus van de synagoge naar een aula, en welk voorbeeld gaf hij daarmee voor onze prediking?
ONDANKS TEGENSTAND BLIJFT HET WOORD „GROEIEN EN DE OVERHAND NEMEN”
161
aan personen die „nadelig spraken over De Weg” en trof regelingen om in de aula van een school toespraken te houden (Hand. 19:8, 9). Degenen die geestelijk wilden groeien, moesten meeverhuizen van de synagoge naar de aula. Net EFEZE — DE HOOFDSTAD VAN ASIA als Paulus zullen we soms een eind maken aan een gesprek als we merken dat de huisbewoner niet wil luisteren of alleen maar ruEfeze was de grootste stad in het westen van ¨ zie zoekt. Er zijn nog steeds heel wat zachtKlein-Azie. In Paulus’ tijd had de stad waarmoedige personen die onze aanmoedigende schijnlijk ruim een kwart miljoen inwoners. boodschap moeten horen! Als hoofdstad van de Romeinse provincie Asia droeg Efeze met trots de titel „Eerste en groot11 Paulus heeft in die school dagelijks leste metropool van Asia”. zingen gehouden, mogelijk van ongeveer elf Efeze had veel van zijn rijkdom te danken uur ’s ochtends tot vier uur ’s middags aan de handel en de godsdienst. De zeehaven (Hand. 19:9, vtn.). Waarschijnlijk waren dit lag vlak bij de monding van een bevaarbare de rustigste maar heetste uren van de dag, rivier en bevond zich daarmee op een kruiswaarop velen ophielden met werken om te punt van handelsroutes. In Efeze stond niet aleten en uit te rusten. Stel dat Paulus dit leen de beroemde tempel van Artemis, maar strakke schema twee volle jaren heeft aanbevonden zich ook heiligdommen en tempels gehouden. Dan zou hij ruim drieduizend voor talrijke andere Grieks-Romeinse, Egyptiuur onderwijs hebben gegeven.1 Dit is nog sche en Anatolische goden. een reden waarom het woord van Jehovah De tempel van Artemis werd in de oudheid bleef „groeien en de overhand nemen”. Pautot de zeven wereldwonderen gerekend en was lus was ijverig en flexibel. Hij paste zijn naar schatting honderd bij vijftig meter. De temschema aan zodat zijn prediking voorzag in pel had zo’n honderd marmeren pilaren, die de behoeften van de mensen in die gemeenbij de basis een diameter van ongeveer twee schap. Het resultaat was dat „alle bewoners meter hadden en bijna zeventien meter hoog van het district Asia het woord van de Heer waren. In de oudheid werd de tempel overal hoorden, zowel joden als Grieken” (Hand. in het Middellandse Zeegebied als onaantast19:10). Wat een grondig getuigenis legde baar gezien, en er werden grote sommen geld hij af! bij Artemis in bewaring gegeven. Hierdoor werd 12 de tempel tevens de belangrijkste bank van Jehovah’s Getuigen in deze tijd zijn ook Asia. ijverig en flexibel gebleken. We proberen Andere belangrijke plaatsen in Efeze waren mensen te bereiken waar en wanneer ze te een stadion voor sportwedstrijden en mogelijk vinden zijn. We geven getuigenis op straat, zelfs gladiatorengevechten, een theater, openop de markt en op parkeerplaatsen. We legbare pleinen, marktpleinen en zuilengalerijen gen misschien contact met mensen via de met winkels. telefoon of brieven. En in de huis-aan-huisDe Griekse geograaf Strabo meldde dat de prediking doen we moeite mensen te bereihaven van Efeze geleidelijk dichtslibde. Daarken op tijdstippen waarop we de grootste door kon de stad na verloop van tijd niet meer kans hebben ze thuis te treffen. als haven dienen en werd ze uiteindelijk ver¨ 1 Paulus heeft in Efeze ook 1 Korinthiers geschreven. laten. Omdat er op de plaats van Efeze nu geen andere stad ligt, kunnen bezoekers een denk11, 12. (a) Hoe was Paulus een voorbeeld in ijver beeldige stap terug in de tijd doen in de uiten flexibiliteit? (b) Hoe proberen Jehovah’s Getuigen ¨ gestrekte ruınes van Efeze. ijverig en flexibel te zijn in hun openbare bediening?
Het woord blijft „groeien en de overhand nemen” ondanks boze geesten (Handelingen 19:11-22) 13
Lukas bericht dat er nu een opmerkelijke periode volgde, waarin Jehovah Paulus in staat stelde „buitengewone krachtige werken” te doen. Zelfs doeken en schorten die Paulus had gedragen werden naar zieken gebracht, en zij werden genezen. Op deze manier werden ook boze geesten uitgeworpen (Hand. 19:11, 12).1 Zulke opvallende overwinningen op Satans handlangers trokken veel aandacht, maar dat was niet altijd positieve aandacht. 14
Enkele „rondtrekkende joden die het uitwerpen van demonen beoefenden” probeerden Paulus’ wonderen te imiteren. SomWe proberen mensen te bereiken migen van hen probeerden demonen uit te overal waar ze te vinden zijn werpen door de naam van Jezus en van Paulus aan te roepen. Lukas noemt het voorbeeld van de zeven zonen van Skeva, leden van een priesterlijke familie. De demon zei tegen hen: „Ik ken Jezus, en Paulus is mij bekend; maar wie zijt gij?” Daarop viel de bezeten man deze bedriegers aan door als een wild beest op hen af te springen, en hij joeg hen gewond en naakt weg (Hand. 19:13-16). Dit was een klinkende overwinning voor „het woord van Jehovah”, want het contrast tussen de macht die Paulus gegeven was en de machteloosheid van die valsreligieuze fanatici had niet duidelijker kunnen uitkomen. Tegenwoordig maken miljoenen mensen de fout te denken dat het voldoende is gewoon de naam van Jezus aan te roepen of zich ’christen’ te noemen. Maar zoals Jezus zei, hebben alleen degenen die echt de wil van zijn Vader doen een ware hoop voor de toekomst (Matth. 7:21-23). 15
De vernedering van de zonen van Skeva leidde tot een wijdverbreide vrees voor God, waardoor velen gelovigen werden en stopten met hun spiritistische praktijken. De Efezische cultuur was doortrokken van magie. Er werd veel gebruikgemaakt van toverformules en amuletten, en van be1 De doeken kunnen zakdoeken geweest zijn die Paulus om zijn voorhoofd droeg om te voorkomen dat het zweet in zijn ogen liep. Dat Paulus op dat moment ook schorten droeg, kan betekenen dat hij naast de prediking zijn vak als tentenmaker beoefende, misschien vroeg in de ochtend (Hand. 20:34, 35). 13, 14. (a) Waartoe stelde Jehovah Paulus in staat? (b) Welke vergissing maakten de zonen van Skeva, en welke vergelijkbare fout maken velen in de christenheid? ¨ 15. Hoe kunnen wij het voorbeeld van de Efeziers volgen ten aanzien van spiritisme en voorwerpen die daar verband mee houden?
ONDANKS TEGENSTAND BLIJFT HET WOORD „GROEIEN EN DE OVERHAND NEMEN”
¨ zweringen, vaak in geschreven vorm. Veel Efeziers werden ertoe bewogen hun boeken over magie in het openbaar te verbranden, ook al waren die naar huidige maatstaven tienduizenden euro’s waard.1 Lukas bericht: „Aldus bleef het woord van Jehovah op machtige wijze groeien en de overhand nemen” (Hand. 19:17-20). Wat een schitterende overwinning van waarheid op leugens en demonisme! Die getrouwe mensen zijn een goed voorbeeld voor ons. Ook wij leven in een wereld die doortrokken is van spiritisme. Als we erachter komen dat we iets in ons bezit hebben wat met spiritisme te ¨ maken heeft, moeten we hetzelfde doen als de Efeziers: ons er meteen van ontdoen! Laten we ons verre houden van zulke afschuwelijke praktijken, wat het ons ook mag kosten.
’Er ontstond geen geringe opschudding’ (Handelingen 19:23-41) 16
We komen nu bij de tactiek van Satan die Lukas beschrijft wanneer hij bericht dat er „geen geringe opschudding betreffende De Weg” ontstond. Hij overdreef beslist niet (Hand. 19:23).2 Demetrius, een zilversmid, gaf de aanzet. Hij kreeg de aandacht van andere zilversmeden door hen eraan te herinneren dat ze hun welvaart te danken hadden aan de verkoop van afgodsbeelden. Vervolgens zei hij dat de boodschap die Paulus predikte slecht voor hun handel was, omdat de christenen geen afgoden aanbaden. Toen deed hij een beroep op hun nationalisme en hun trots als burgers van Efeze, door te waarschuwen dat hun godin Artemis en hun wereldberoemde tempel die aan haar gewijd was, gevaar liepen „tenietgedaan te worden” (Hand. 19:24-27). 17
Demetrius’ toespraak had het gewenste effect. De zilversmeden be¨ gonnen te roepen: „Groot is Artemis van de Efeziers”, en de stad raakte in verwarring, wat ertoe leidde dat zich de fanatieke menigte verzamelde die aan het begin van dit hoofdstuk werd beschreven.3 Paulus was zo zelfopofferend dat hij het amfitheater wilde binnengaan om de menigte toe te spreken, maar de discipelen wilden beslist niet dat hij zichzelf op die manier in gevaar bracht. Een zekere Alexander, een jood, deed een poging om de menigte toe te spreken. Misschien wilde hij graag het verschil 1 Lukas zei dat de boeken 50.000 zilverstukken waard waren. Als hij een denarius bedoelde, zou het een werker indertijd 50.000 dagen (zo’n 137 jaar) gekost hebben om dat bedrag te verdienen als hij zeven dagen per week zou werken. ¨ 2 Sommigen zeggen dat Paulus het over dit voorval had toen hij tegen de Korinthiers zei: ’Wij verkeerden zelfs zeer in het onzekere over ons leven’ (2 Kor. 1:8). Maar hij kan ook een nog gevaarlijker gebeurtenis in gedachten hebben gehad. Toen Paulus schreef dat hij ’te Efeze met wilde beesten had gevochten’, kan hij het hebben gehad over een gevecht met verscheurende dieren in een arena of over tegenstand van mensen (1 Kor. 15:32). Zowel de letterlijke als de figuurlijke interpretatie zijn mogelijk. 3 Gilden, verenigingen van vaklieden, hadden soms veel macht. Ongeveer een eeuw later veroorzaakte het bakkersgilde in Efeze bijvoorbeeld een vergelijkbaar oproer. 16, 17. (a) Beschrijf hoe Demetrius de rel in Efeze veroorzaakte. (b) Waaruit bleek het ¨ fanatisme van de Efeziers?
163
164
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
uitleggen tussen de joden en deze christenen. Maar de menigte zou die uitleg toch niet hebben begrepen. Toen hij als een jood werd herkend, ¨ werd hij overstemd doordat ze „Groot is Artemis van de Efeziers” begonnen te schreeuwen, wat ze zo’n twee uur volhielden. Ook in deze tijd kan religieus fanatisme mensen nog steeds volslagen onredelijk maken (Hand. 19:28-34). 18
Uiteindelijk wist de stadsschrijver de menigte tot bedaren te brengen. Deze capabele, verstandige man verzekerde hen ervan dat hun tempel en godin geen gevaar te duchten hadden van de christenen, dat Paulus en zijn metgezellen geen misdaad tegen de tempel van Artemis hadden ¨ aanklacht ingediend kon begaan en dat er in zulke gevallen een officiele worden. Wat misschien nog het beste werkte, was dat hij de menigte eraan herinnerde dat ze het risico liepen zich de woede van Rome op de hals te halen vanwege deze illegale, opstandige samenscholing. Toen stuurde hij hen weg. Door dit beroep op hun gezonde verstand verdween hun woede even snel als die was opgekomen (Hand. 19:35-41). 19
Dit was niet de eerste keer dat een verstandig man met wereldlijk gezag optrad om Jezus’ volgelingen te beschermen, en het zou ook niet de laatste keer zijn. De apostel Johannes voorzag zelfs in een visioen dat in deze laatste dagen een vloed van satanische vervolging tegen Jezus’ volgelingen verzwolgen zou worden door de stabiele elementen van deze wereld, afgebeeld door de aarde (Openb. 12:15, 16). En dat is ook gebeurd. Bij veel zaken hebben eerlijke rechters het recht van Jehovah’s Getuigen beschermd om voor aanbidding bijeen te komen en het goede nieuws te prediken. Natuurlijk kan ons eigen gedrag een rol spelen bij zulke overwinningen. Door Paulus’ gedrag hadden bepaalde regeringsbeambten in Efeze respect voor hem gekregen en wilden ze niet dat hem iets overkwam (Hand. 19:31). Laten wij ons ook altijd eerlijk en respectvol gedragen, zodat we een positieve indruk achterlaten bij degenen die we ontmoeten. We weten nooit hoe verreikend de gevolgen daarvan kunnen zijn. 20
Is het niet schitterend erover na te denken hoe het woord van Jehovah in de eerste eeuw bleef „groeien en de overhand nemen”? Het is net zo prachtig te zien hoe Jehovah in deze tijd voor vergelijkbare overwinningen zorgt. Zou je graag een aandeel, hoe klein ook, aan zulke overwinningen hebben? Leer dan van de voorbeelden die we besproken hebben. Wees nederig, blijf bij met Jehovah’s progressieve organisatie, ga ermee door hard te werken, wijs spiritisme af, en doe je uiterste best een goed getuigenis te geven door je eerlijke, respectvolle gedrag. 18, 19. (a) Hoe bracht de stadsschrijver de menigte in Efeze tot bedaren? (b) Hoe is Jehovah’s volk af en toe beschermd door wereldlijke autoriteiten, en wat kunnen wij doen om daartoe bij te dragen? 20. (a) Hoe denk jij over de manier waarop Jehovah’s woord in de eerste eeuw ’de overhand nam’ en hoe dat nu gebeurt? (b) Wat is je vaste besluit ten aanzien van Jehovah’s overwinningen in deze tijd?
HOOFDST UK 21
’Ik ben rein van het bloed van alle mensen’ Paulus’ ijver in de bediening en zijn raad aan ouderlingen Gebaseerd op Handelingen 20:1-38 PAULUS bevindt zich in een vol bovenvertrek in Troas. Hij houdt een lange toespraak voor zijn broeders en zusters omdat het de laatste avond is die hij met hen zal doorbrengen. Het is nu middernacht. Er branden aardig wat lampen in de kamer, waardoor die nog warmer wordt en er misschien heel wat rook in de lucht komt. Bij een van de vensters zit een jonge man, Eutychus. Tijdens Paulus’ toespraak valt Eutychus in slaap en tuimelt vanaf de derde verdieping naar beneden! 2 Als arts is Lukas waarschijnlijk een van de eersten die zich naar buiten haast om de jonge man te onderzoeken. Het is meteen duidelijk hoe Eutychus eraan toe is: hij wordt „dood opgenomen” (Hand. 20:9). Maar dan gebeurt er een wonder. Paulus werpt zich op de jonge man en zegt tegen de omstanders: „Houdt ermee op misbaar te maken, want zijn ziel is in hem.” Paulus heeft Eutychus tot leven gewekt! — Hand. 20:10. 3 Uit dit voorval blijkt hoe krachtig Gods heilige geest is. Paulus had geen schuld aan Eutychus’ dood. Maar hij wilde niet dat iemand door zijn dood nare herinneringen aan deze belangrijke gebeurtenis zou hebben of erdoor tot struikelen zou worden gebracht. Door Eutychus uit de dood op te wekken liet Paulus de gemeente vertroost achter, vol nieuwe kracht om hun dienst voort te zetten. Het is duidelijk dat Paulus zich verantwoordelijk voelde voor het leven van anderen. Dat doet ons denken aan zijn woorden: ’Ik ben rein van het bloed van alle mensen’ (Hand. 20:26). We gaan nu bespreken hoe wij Paulus hierin kunnen navolgen.
¨ ’Hij ging op reis naar Macedonie’ (Handelingen 20:1, 2) 4
Zoals we in het vorige hoofdstuk hebben gezien, had Paulus een zware beproeving doorstaan. Zijn bediening in Efeze had tot grote commotie geleid. De zilversmeden die voor hun broodwinning afhankelijk waren van de aanbidding van Artemis, hadden zelfs een rel veroorzaakt! „Nadat nu de opschudding was bedaard,” bericht Handelingen 20:1, „liet Paulus de 1-3. (a) Beschrijf de omstandigheden rond Eutychus’ dood. (b) Wat doet Paulus, en wat vertelt deze gebeurtenis ons over hem? 4. Welke zware beproeving had Paulus doorstaan? 165
166
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
discipelen komen, en toen hij hen had aangemoedigd en afscheid van hen ¨ had genomen, ging hij op reis naar Macedonie.” 5 Onderweg naar Macedonie¨ deed Paulus de zeehaven Troas aan en bracht daar wat tijd door. Paulus hoopte dat Titus, die naar Korinthe was gestuurd, daar bij hem zou komen (2 Kor. 2:12, 13). Maar toen duidelijk werd dat Titus niet zou komen, ging Paulus door naar Macedonie,¨ waar hij mogelijk ongeveer een halfjaar bleef om de gemeenten ’met menig aanmoedigend woord toe te spreken’ (Hand. 20:2).1 Titus voegde zich uiteindelijk in Macedonie¨ bij ¨ Paulus en had goed nieuws voor hem over de reactie van de Korinthiers op Paulus’ eerste brief (2 Kor. 7:5-7). Dat bewoog Paulus ertoe hun nog een brief ¨ te schrijven, die we nu kennen als 2 Korinthiers. 6 Het is opmerkenswaard dat Lukas de woorden „aangemoedigd” en „aanmoedigend” gebruikt om Paulus’ bezoeken aan de broeders en zusters in Efeze en Macedonie¨ te beschrijven. Die woorden laten duidelijk uitkomen welke houding Paulus tegenover zijn geloofsgenoten had. In contrast met ¨ die op anderen neerkeken, zag Paulus de schapen als medede farizeeen,
¨ 1 Zie het kader „Paulus’ brieven vanuit Macedonie”. ¨ 5, 6. (a) Hoe lang is Paulus mogelijk in Macedonie geweest, en wat heeft hij voor de broeders en zusters daar gedaan? (b) Welke houding had Paulus tegenover zijn geloofsgenoten?
¨ PAULUS’ BRIEVEN VANUIT MACEDONIE
¨ In zijn tweede brief aan de Korinthiers zegt Paulus dat hij zich zorgen maakte over zijn broeders in ¨ Korinthe toen hij in Macedonie aankwam. Maar Titus bracht hem goed nieuws uit Korinthe, en Paulus voelde zich vertroost. In die periode, rond 55, ¨ schreef Paulus 2 Korinthiers, waarin hij aangeeft ¨ dat hij nog steeds in Macedonie is (2 Kor. 7:5-7; 9:2-4). Een van de dingen die Paulus op dat moment bezighielden, was het voltooien van de inzameling voor de heiligen in Judea (2 Kor. 8:18-21). Hij maakte zich ook zorgen omdat er „valse apostelen, bedrieglijke werkers,” in Korinthe waren (2 Kor. 11:5, 13, 14). Het kan zijn dat Paulus’ brief aan Titus ook van¨ uit Macedonie is geschreven. In de periode tussen 61 en 64, nadat Paulus uit zijn eerste gevangenschap in Rome was vrijgelaten, bezocht hij Kreta. Hij liet Titus daar achter om bepaalde problemen
aan te pakken en broeders in de gemeenten aan te stellen (Tit. 1:5). Paulus vroeg Titus naar Nikopolis te komen. Er waren in de oudheid meerdere steden met die naam in het Middellandse Zeegebied, maar waarschijnlijk heeft Paulus het gehad over het Nikopolis in het noordwesten van Griekenland. Waarschijnlijk was de apostel in die omgeving aan het werk toen hij aan Titus schreef (Tit. 3:12). ¨ Paulus’ eerste brief aan Timotheus is ook geschreven in de periode tussen de twee keer dat hij gevangenzat in Rome, tussen 61 en 64. In de inlei¨ ding van zijn brief zegt Paulus dat hij Timotheus gevraagd heeft in Efeze te blijven, terwijl hij zelf naar ¨ Macedonie ging (1 Tim. 1:3). Vandaaruit heeft Pau¨ lus blijkbaar deze brief geschreven om Timotheus vaderlijke raad en aanmoediging te geven alsook richtlijnen voor bepaalde procedures die in de gemeenten gevolgd moesten worden.
’ IK BEN REIN VAN HET BLOED VAN ALLE MENSEN’
werkers (Joh. 7:47-49; 1 Kor. 3:9). Paulus behield die houding ook als hij hun krachtige raad moest geven (2 Kor. 2:4). 7
Ouderlingen en reizende opzieners in deze tijd doen moeite Paulus’ voorbeeld na te volgen. Zelfs als ze iemand moeten terechtwijzen, is het hun doel hem te versterken en hulp te bieden. Opzieners doen er bewust moeite voor zo iemand aan te moedigen en niet te veroordelen. Een ervaren reizend opziener zei het zo: „De meeste broeders en zusters willen het juiste doen, maar ze zitten vaak met frustraties, angsten en het gevoel dat ze het allemaal niet aankunnen.” Opzieners kunnen veel voor zulke geloofsgenoten betekenen (Hebr. 12:12, 13).
’Er werd een complot tegen hem gesmeed’ (Handelingen 20:3, 4) 8 Paulus ging vanuit Macedonie¨ naar Korinthe.1 Na daar drie maanden te zijn geweest, wilde hij graag in Kenchrea een boot nemen naar Syrie.¨ Vandaaruit kon hij dan verder reizen naar Jeruzalem en de giften overbrengen voor de behoeftige broeders en zusters daar (Hand. 24:17; Rom. 15:25, 26).2 Maar door een onverwachte keer in de gebeurtenissen moest Paulus zijn plannen wijzigen. In Handelingen 20:3 staat dat „er door de joden een complot tegen hem werd gesmeed”. 9
Het is op zich niet zo vreemd dat de Joden vijandig tegenover Paulus stonden, want in hun ogen was hij een afvallige. Eerder al had zijn prediking geleid tot de bekering van Crispus, een vooraanstaand man in de synagoge van Korinthe (Hand. 18:7, 8; 1 Kor. 1:14). Bij een andere gelegenheid hadden de Joden in Korinthe een aanklacht tegen Paulus ingediend bij Gallio, de proconsul van Achaje. Maar Gallio had die aanklacht als ongegrond verworpen, een uitspraak die Paulus’ vijanden woedend maakte (Hand. 18:12-17). De Joden in Korinthe hebben misschien geweten of aangenomen dat Paulus binnenkort vanuit het nabijgelegen Kenchrea zou vertrekken, en daarom wilden ze hem daar in een hinderlaag lokken. Wat zou Paulus doen? 10
Om geen gevaar te lopen en het geld dat hem was toevertrouwd te beschermen, koos Paulus ervoor niet naar Kenchrea te gaan, maar via Macedonie¨ terug te gaan. Over land reizen kende natuurlijk ook gevaren. Vaak lagen er langs de wegen bandieten op de loer. Ook de herbergen konden onveilig zijn. Toch verkoos Paulus de risico’s op het land boven het gevaar dat hem in Kenchrea wachtte. Gelukkig was hij niet alleen. Op dit deel van zijn 1 Waarschijnlijk heeft Paulus tijdens dit bezoek aan Korinthe zijn brief aan de Romeinen geschreven. 2 Zie het kader „Paulus brengt giften voor de behoeftigen” op blz. 169. 7. Hoe kunnen opzieners in deze tijd Paulus’ voorbeeld navolgen? ¨ 8, 9. (a) Waardoor werd Paulus’ plan om naar Syrie te varen verstoord? (b) Wat was misschien de reden waarom de Joden vijandig tegenover Paulus stonden? 10. Was het laf dat Paulus niet naar Kenchrea ging? Leg dit uit.
167
168
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
zendingsreis had hij gezelschap van Aristarchus, Gajus, Secundus, Sopater, ¨ Trofimus en Tychikus (Hand. 20:3, 4). Timotheus, 11
Net als Paulus nemen christenen nu maatregelen om zichzelf in de velddienst te beschermen. In sommige streken bewerken ze het gebied niet al¨ leen, maar in groepen, of in ieder geval met z’n tweeen. Hoe zit het met vervolging? Christenen beseffen dat ze die niet kunnen vermijden (Joh. 15:20; 2 Tim. 3:12). Maar ze zoeken het gevaar ook niet op. Neem het voorbeeld van Jezus. Toen tegenstanders in Jeruzalem op een bepaald moment stenen gingen oppakken om naar hem te gooien, ’verborg Jezus zich en ging de tempel uit’ (Joh. 8:59). Toen de Joden later een complot smeedden om hem te doden, kwam hij „niet meer in het openbaar onder de joden, maar hij vertrok vandaar naar het land dicht bij de wildernis” (Joh. 11:54). Jezus nam redelijke maatregelen om zichzelf te beschermen wanneer dat niet in strijd was met Gods wil voor hem. Christenen in deze tijd doen hetzelfde (Matth. 10:16).
„Zij waren buitengewoon vertroost” (Handelingen 20:5-12) Paulus en zijn reisgenoten maakten samen de reis door Macedonie¨ en kennelijk splitste de groep zich vervolgens. Blijkbaar kwamen ze in Troas weer bij elkaar.1 In het verslag staat: „[Wij] kwamen binnen vijf dagen bij hen in Troas” (Hand. 20:6).2 In deze plaats werd Eutychus uit de dood opgewekt, zoals we aan het begin van dit hoofdstuk hebben gezien. Stel je eens voor hoe de broeders en zusters zich gevoeld hebben toen hun vriend Eutychus weer tot leven kwam! Zoals in het verslag staat, waren ze „buitengewoon vertroost” (Hand. 20:12). 12
13
Natuurlijk gebeuren zulke wonderen in deze tijd niet meer. Toch worden personen die een dierbare in de dood hebben verloren „buitengewoon vertroost” door de Bijbelse hoop op een opstanding (Joh. 5:28, 29). Sta eens stil bij het volgende: Omdat Eutychus onvolmaakt was, is hij uiteindelijk weer gestorven (Rom. 6:23). Maar personen die in Gods nieuwe wereld een opstanding krijgen, hebben het vooruitzicht eeuwig te leven! Degenen die tot hemels leven worden opgewekt om met Jezus te regeren, krijgen zelfs onsterfelijkheid (1 Kor. 15:51-53). Christenen in deze tijd, of ze nu gezalfd zijn of bij de „andere schapen” horen, hebben goede reden om „buitengewoon vertroost” te zijn (Joh. 10:16). 1 Dat Lukas in Handelingen 20:5, 6 de ik-vorm gebruikt, lijkt erop te wijzen dat hij zich in Filippi weer bij Paulus had aangesloten nadat Paulus hem daar een tijdje daarvoor had achtergelaten (Hand. 16:10-17, 40). 2 Het kostte hun vijf dagen om van Filippi naar Troas te reizen. Misschien hadden ze tegenwind, want eerder hadden ze dezelfde reis in twee dagen gemaakt (Hand. 16:11). 11. Welke redelijke maatregelen nemen christenen in deze tijd om zichzelf te beschermen, en welk voorbeeld gaf Jezus in dit verband? 12, 13. (a) Welke uitwerking had de opstanding van Eutychus op de gemeente? (b) Welke Bijbelse hoop is in deze tijd een troost voor personen die dierbaren in de dood hebben verloren?
’ IK BEN REIN VAN HET BLOED VAN ALLE MENSEN’
169
„In het openbaar en van huis tot huis” (Handelingen 20:13-24) 14
Paulus reisde met zijn groep van Troas naar Assus, en vervolgens naar Mitylene, Chios, Samos en Milete. Paulus had haast, want hij wilde op tijd in Jeruzalem zijn voor het pinksterfeest. Dat verklaart waarom hij op zijn terugreis een schip koos dat Efeze niet aandeed. Maar omdat Paulus met de ouderlingen van Efeze wilde praten, vroeg hij hun naar Milete te komen (Hand. 20:13-17). Toen ze daar aankwamen, zei Paulus tegen hen: „Gij weet zeer goed hoe ik vanaf de eerste dag dat ik het district Asia betrad, al de tijd bij u ben geweest en met de grootste ootmoedigheid des geestes de Heer als slaaf heb gediend, onder tranen en met beproevingen die mij overkwamen door de complotten van de joden; terwijl ik mij er niet van heb weerhouden u al wat nuttig was te vertellen en u in het openbaar en van huis tot huis te onderwijzen. Doch ik heb zowel aan joden als aan Grieken grondig getuigenis afgelegd omtrent berouw jegens God en geloof in onze Heer Jezus” (Hand. 20:18-21). 15
Er zijn veel manieren om in deze tijd mensen met het goede nieuws te bereiken. Net als Paulus doen we moeite mensen op te zoeken waar ze zijn, 14. Wat zei Paulus tegen de ouderlingen van Efeze toen hij in Milete met hen samenkwam? 15. Wat zijn enkele voordelen van de huis-aan-huisprediking?
PAULUS BRENGT GIFTEN VOOR DE BEHOEFTIGEN
In de jaren na Pinksteren 33 kregen de christenen in Jeruzalem met veel ontberingen te maken: honger, vervolging en de roof van hun bezittingen. Daardoor waren velen van hen behoeftig geworden (Hand. 11:27–12:1; Hebr. 10:32-34). Toen de ouderlingen in Jeruzalem Paulus rond 49 opdracht gaven zich op de prediking onder de heidenen te richten, spoorden ze hem aan ’de armen te blijven gedenken’. En dat deed Paulus door toe te zien op de inzameling van giften in de gemeenten (Gal. 2:10). ¨ In 55 zei Paulus tegen de Korinthiers: „Doet ook ¨ gij zoals ik de gemeenten van Galatie opgedragen heb. Laat een ieder van u op elke eerste dag van de week in zijn eigen huis iets opzij leggen en opsparen, naar gelang hij voorspoed heeft, opdat er niet pas inzamelingen gehouden zullen worden wanneer ik gekomen ben. Wanneer ik echter eenmaal daar ben, zal ik de mannen die gij door middel van brieven goedkeurt, zenden om uw liefde-
gave naar Jeruzalem te brengen” (1 Kor. 16:1-3). ¨ Toen Paulus kort daarna zijn tweede geınspireer¨ de brief aan de Korinthiers schreef, drong hij er bij hen op aan hun gift klaar te hebben liggen, en hij ¨ zei dat de Macedoniers ook een bijdrage hadden gegeven (2 Kor. 8:1–9:15). In 56 voegden er zich vertegenwoordigers van verschillende gemeenten bij Paulus om de opbrengst van de inzameling af te leveren. Dat negen mannen samen reisden, zorgde er niet alleen voor dat het geld tot op zekere hoogte beveiligd was, maar voorkwam ook beschuldigingen dat Paulus niet eerlijk met de giften was omgegaan (2 Kor. 8:20). Het afleveren van deze giften was het voornaamste doel van Paulus’ reis naar Jeruzalem (Rom. 15:25, 26). Paulus zei later tegen stadhouder Felix: „Na verscheidene jaren ben ik daarom gekomen om gaven van barmhartigheid aan mijn natie te brengen, en offergaven” (Hand. 24:17).
170
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
bijvoorbeeld bij een bushalte, in een drukke straat of op de markt. Toch blijft van huis tot huis gaan de voornaamste predikingsmethode van Jehovah’s ´ reden daarvoor is dat de prediking van huis tot huis iederGetuigen. Een een voldoende gelegenheid geeft om de Koninkrijksboodschap op geregelde basis te horen, waarmee Gods onpartijdigheid wordt gedemonstreerd. Ook geeft dit oprechte mensen de mogelijkheid naar behoefte persoonlijke hulp te krijgen. Bovendien bevordert de huis-aan-huisprediking het geloof en de volharding van degenen die eraan deelnemen. Ware christenen in deze tijd kenmerken zich dan ook door hun ijver in de prediking „in het openbaar en van huis tot huis”. 16 Paulus zei tegen de ouderlingen van Efeze dat hij niet wist welke gevaren hem bij zijn terugkomst in Jeruzalem te wachten stonden. Hij zei tegen hen: „Doch ik hecht niet de minste waarde aan mijn ziel als zou ze mij dierbaar zijn, indien ik mijn loopbaan en de bediening die ik van de Heer Jezus heb ontvangen, maar mag voleindigen om grondig getuigenis af te leggen van het goede nieuws van de onverdiende goedheid van God” (Hand. 20:24). Paulus was niet bang en liet niet toe dat omstandigheden hem ervan weerhielden zijn taak te volbrengen, of het nu om een slechte gezondheid of zware tegenstand ging. 17
Christenen krijgen ook nu met allerlei moeilijke omstandigheden te maken. Sommigen worden geconfronteerd met een verbod van de overheid en vervolging. Anderen vechten moedig tegen een lichamelijke of emotionele aandoening. Jongeren krijgen op school met groepsdruk te maken. In wat voor omstandigheden Jehovah’s Getuigen zich ook bevinden, ze zijn net als Paulus standvastig. Ze zijn vastbesloten „grondig getuigenis af te leggen van het goede nieuws”.
„Schenkt aandacht aan uzelf en aan de gehele kudde” (Handelingen 20:25-38) 18
Paulus gaf vervolgens rechtstreekse vermaningen aan de ouderlingen van Efeze, waarbij hij zichzelf als voorbeeld nam. Eerst zei hij tegen hen dat dit waarschijnlijk de laatste keer was dat ze hem zouden zien. Toen zei hij: ’Ik ben rein van het bloed van alle mensen, want ik heb mij er niet van weerhouden u al de raad Gods te vertellen.’ Hoe konden de ouderlingen Paulus navolgen en daardoor vrij van bloedschuld blijven? Hij zei tegen hen: „Schenkt aandacht aan uzelf en aan de gehele kudde, onder welke de heilige geest u tot opzieners heeft aangesteld, om de gemeente van God te weiden, welke hij met het bloed van zijn eigen Zoon heeft gekocht” (Hand. 20:26-28). Paulus waarschuwde dat „onderdrukkende wolven” de kudde zouden binnendringen en dat ze ’verdraaide dingen zouden spreken om de discipelen 16, 17. Hoe liet Paulus zien dat hij niet bang was, en hoe volgen christenen in deze tijd zijn voorbeeld? 18. Hoe bleef Paulus vrij van bloedschuld, en hoe konden de ouderlingen van Efeze hetzelfde doen?
„Er barstte heel wat geween onder hen allen uit.” — Handelingen 20:37
172
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
achter zich aan te trekken’. Wat moesten de ouderlingen doen? Paulus waarschuwde: „Blijft daarom wakker en houdt in gedachte dat ik drie jaar lang, nacht en dag, niet heb opgehouden een ieder onder tranen ernstig te vermanen” (Hand. 20:29-31). 19
De „onderdrukkende wolven” verschenen tegen het eind van de eerste eeuw op het toneel. Rond 98 schreef de apostel Johannes: „Zo zijn er ook nu vele antichristen opgestaan; (...) Zij zijn van ons uitgegaan, maar zij waren niet van ons slag; want indien zij van ons slag waren geweest, zouden zij bij ons zijn gebleven” (1 Joh. 2:18, 19). Tegen de derde eeuw had afval geleid tot het ontstaan van een klasse van geestelijken binnen de christenheid, en in ¨ erkenning aan deze gede vierde eeuw verleende keizer Constantijn officiele corrumpeerde vorm van ’christendom’. Door heidense riten over te nemen en er een ’christelijk’ tintje aan te geven, spraken de religieuze leiders inderdaad „verdraaide dingen”. De gevolgen van die afval zien we nog steeds in de leerstellingen en gebruiken van de christenheid. 20
Paulus’ levenswijze vormde een groot contrast met die van degenen die de kudde later zouden uitbuiten. Hij werkte om in zijn onderhoud te voorzien en de gemeente geen last op te leggen. Wat hij voor geloofsgenoten deed was niet met het doel er zelf beter van te worden. Paulus spoorde de ouderlingen van Efeze aan zelfopofferend te zijn: „Ik heb u in alle dingen getoond dat gij door aldus te arbeiden, de zwakken moet bijstaan en de woorden van de Heer Jezus in gedachte moet houden, toen hijzelf zei: ’Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen’ ” (Hand. 20:35). 21
Net als Paulus zijn de ouderlingen van nu zelfopofferend. In tegenstelling tot de geestelijken van de christenheid, die hun kudde uitbuiten, verrichten degenen aan wie de verantwoordelijkheid is toevertrouwd om „de gemeente van God te weiden”, hun taken onzelfzuchtig. Er is in de gemeente geen plaats voor trots en ambitie, want personen die „hun eigen heerlijkheid uitvorsen” zullen uiteindelijk ten val komen (Spr. 25:27). Aanmatigende overmoed kan alleen maar tot oneer leiden (Spr. 11:2). 22 Paulus’ oprechte liefde voor zijn broeders maakte hem geliefd bij hen, wat bleek bij zijn vertrek. „Er barstte heel wat geween onder hen allen uit, en zij vielen Paulus om de hals en kusten hem teder” (Hand. 20:37, 38). Christenen hebben veel waardering en liefde voor degenen die zich net als Paulus onzelfzuchtig inzetten voor de kudde. Na Paulus’ uitmuntende voorbeeld besproken te hebben, kunnen we zeggen dat hij beslist niet opschepte of overdreef toen hij zei: ’Ik ben rein van het bloed van alle mensen’ (Hand. 20:26).
19. Welke afval ontstond er tegen het eind van de eerste eeuw, en welke gevolgen had dat in latere eeuwen? 20, 21. Hoe toonde Paulus zelfopoffering, en hoe kunnen ouderlingen in deze tijd hetzelfde doen? 22. Wat maakte Paulus geliefd bij de ouderlingen van Efeze?
HOOFDST UK 22
„De wil van Jehovah geschiede” Paulus is vastbesloten Gods wil te doen en gaat naar Jeruzalem Gebaseerd op Handelingen 21:1-17 HET afscheid in Milete is erg emotioneel. Paulus en Lukas kunnen zich maar moeilijk losrukken van de ouderlingen van Efeze, die hun zo dierbaar zijn geworden! De twee zendelingen staan op het dek van het schip. In hun bagage zit proviand voor onderweg. Ze hebben ook de giften bij zich die ze hebben ingezameld voor behoeftige christenen in Judea en ze willen deze giften graag afleveren. 2
Een zacht briesje doet de zeilen bollen en het schip laat de drukke kade langzaam achter zich. De twee mannen en hun zeven reisgenoten kijken naar de verdrietige gezichten van hun broeders op de kade (Hand. 20:4, 14, 15). De reizigers blijven zwaaien totdat hun vrienden niet meer te zien zijn. 3
Ongeveer drie jaar lang heeft Paulus nauw samengewerkt met de ouderlingen van Efeze. Maar nu gaat hij, onder leiding van de heilige geest, naar Jeruzalem. Hij heeft een vermoeden wat hem daar te wachten staat. Eerder zei hij tegen de ouderlingen van Efeze: „Nu bevind ik mij, gebonden in de geest, op weg naar Jeruzalem, hoewel ik niet weet wat mij daar zal overkomen, behalve dat de heilige geest van stad tot stad herhaaldelijk getuigenis jegens mij aflegt en zegt dat mij boeien en verdrukkingen te wachten staan” (Hand. 20:22, 23). Ondanks het gevaar voelt Paulus zich „gebonden in de geest” — hij voelt zich verplicht maar is ook bereid om de leiding van de geest te volgen en naar Jeruzalem te gaan. Hij vindt zijn leven belangrijk, maar het doen van Gods wil is het allerbelangrijkste voor hem. 4 Denk jij er net zo over? Als we ons aan Jehovah opdragen, beloven we hem plechtig dat we het doen van zijn wil tot het belangrijkste in ons leven zullen maken. We kunnen veel leren van het getrouwe voorbeeld van Paulus.
Langs „het eiland Cyprus” (Handelingen 21:1-3) 5
Het schip dat Paulus en zijn reisgenoten namen, ’koerste rechtstreeks naar Kos’. Dat wil zeggen dat het wind mee had en niet hoefde te laveren, en met deze gunstige wind bereikten ze Kos nog diezelfde dag (Hand. 21:1). 1-4. Waarom gaat Paulus naar Jeruzalem, en wat staat hem daar te wachten? 5. Via welke route voeren Paulus en zijn reisgenoten naar Tyrus? 173
174
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
Blijkbaar is de boot daar ’s nachts voor anker gegaan voordat ze verder ¨ gingen naar Rhodos en Patara. In Patara, aan de zuidkust van Klein-Azie, gingen de broeders aan boord van een groot vrachtschip, dat hen recht¨ streeks naar Tyrus, in Fenicie, bracht. Onderweg lieten ze ’het eiland Cyprus aan de linkerzijde achter zich’ (Hand. 21:3). Waarom vermeldde Lukas, de schrijver van Handelingen, dat detail? 6 Misschien heeft Paulus op het eiland gewezen en verteld wat hij daar allemaal had meegemaakt. Op zijn eerste zendingsreis, zo’n negen jaar daarvoor, had Paulus samen met Barnabas en Johannes Markus weerstand tegen hun prediking ondervonden van de tovenaar Elymas (Hand. 13:4-12). Toen Paulus dit eiland zag en terugdacht aan de gebeurtenissen daar, zal dat hem misschien aangemoedigd en gesterkt hebben voor wat hem te wachten stond. Ook voor ons kan het goed zijn erbij stil te staan hoe God ons heeft gezegend en ons geholpen heeft beproevingen te doorstaan. Misschien zullen we ons dan net zo voelen als David, die schreef:
6. (a) Waarom kan de aanblik van Cyprus aanmoedigend zijn geweest voor Paulus? (b) Tot welke conclusie kom jij als je nadenkt over de manieren waarop Jehovah je gezegend en geholpen heeft?
CESAREA — DE ROMEINSE HOOFDSTAD VAN DE PROVINCIE JUDEA
In de periode waar Handelingen over gaat, was Cesarea de hoofdstad, de bestuurszetel en het militaire hoofdkwartier van de Romeinse provincie Judea. Herodes de Grote bouwde de stad en gaf er de naam Cesarea aan, ter ere van Caesar Augustus. De stad had alles wat in de heidense hellenistische steden van die tijd gebruikelijk was: een tempel die was opgedragen aan de ’goddelijke’ caesar, een theater, een renbaan en een amfitheater. De bevolking bestond voornamelijk uit heidenen. Cesarea was een versterkte havenstad. Herodes bouwde aan een stuk kust waar geen natuurlijke havens waren een nieuw havencomplex, Sebastos (Grieks voor Augustus), dat was uitgerust met een grote golfbreker. Hij wilde dat deze ¨ haven met die van Alexandrie zou kunnen wedijveren als handelscentrum van het oostelijke deel van het Middellandse Zeegebied. Hoewel Cesa¨ rea Alexandrie nooit is voorbijgestreefd, werd de stad wel van internationaal belang vanwege haar
strategische ligging aan belangrijke handelsroutes. De evangelieprediker Filippus predikte het goede nieuws in Cesarea, en blijkbaar heeft hij daar zijn gezin grootgebracht (Hand. 8:40; 21:8, 9). In deze stad was de Romeinse centurio Cornelius gelegerd en werd hij bekeerd (Hand. 10:1). Paulus heeft Cesarea meerdere keren bezocht. Toen zijn vijanden niet lang na zijn bekering een complot smeedden om hem te doden, brachten de discipelen hun nieuwe broeder snel van Jeruzalem naar Cesarea, zo’n negentig kilometer verderop, om hem daar op een boot naar Tarsus te zetten. Paulus kwam ook door Cesarea toen hij aan het eind van zijn tweede en derde zendingsreis op weg was naar Jeruzalem (Hand. 9:28-30; 18:21, 22; 21:7, 8). Hij werd twee jaar vastgehouden in Herodes’ paleis in Cesarea. Daar voerde hij gesprekken met Felix, Festus en Agrippa, en vandaaruit ging hij uiteindelijk naar Rome (Hand. 23:33-35; 24:27–25:4; 27:1).
„DE WIL VAN JEHOVAH GESCHIEDE”
„Talrijk zijn de rampspoeden van de rechtvaardige, maar uit die alle bevrijdt Jehovah hem” (Ps. 34:19).
’Wij vonden de discipelen’ (Handelingen 21:4-9) 7
Paulus hechtte veel waarde aan christelijke omgang, en hij wilde graag bij zijn geloofsgenoten zijn. Over hun aankomst in Tyrus schrijft Lukas: „Na enig zoeken vonden wij de discipelen” (Hand. 21:4). Omdat ze wisten dat er medechristenen in Tyrus waren, gingen ze hen opzoeken en waarschijnlijk hebben ze bij hen onderdak gevonden. Een van de grote zegeningen van de waarheid is dat we overal waar we naartoe gaan geloofsgenoten kunnen vinden die ons zullen verwelkomen. Degenen die God liefhebben en de ware aanbidding beoefenen hebben overal in de wereld vrienden. 8 Als Lukas hun verblijf van zeven dagen in Tyrus beschrijft, zegt hij iets wat in eerste instantie verwarrend kan lijken: „Door middel van de geest zeiden zij [de broeders in Tyrus] Paulus herhaaldelijk geen voet in Jeruzalem te zetten” (Hand. 21:4). Was Jehovah van gedachten veranderd? Gaf hij Paulus nu aanwijzingen om niet naar Jeruzalem te gaan? Nee, de heilige geest had aangegeven dat Paulus in Jeruzalem slecht behandeld zou worden, en niet dat hij die stad moest vermijden. Blijkbaar hebben de broeders in Tyrus door middel van de heilige geest terecht de conclusie getrokken dat Paulus in Jeruzalem problemen zou ondervinden. Daarom drongen ze er uit bezorgdheid bij Paulus op aan daar niet heen te gaan. Hun verlangen om Paulus tegen het dreigende gevaar te beschermen was begrijpelijk. Maar Paulus was vastbesloten Jehovah’s wil te doen en reisde verder naar Jeruzalem (Hand. 21:12). 9
Toen de broeders hun bezorgdheid voor Paulus uitten, heeft hij er misschien aan teruggedacht dat Jezus’ discipelen net zo reageerden toen hij hun verteld had dat hij naar Jeruzalem moest gaan, veel lijden zou ondergaan en zou sterven. Petrus liet zich door zijn gevoelens meeslepen en zei tegen Jezus: „Wees goed voor uzelf, Heer; gij zult deze bestemming geenszins hebben.” Jezus antwoordde: „Ga achter mij, Satan! Gij zijt een struikelblok voor mij, want gij denkt niet Gods gedachten, maar die der mensen” (Matth. 16:21-23). Jezus was vastbesloten de zelfopofferende loopbaan te volbrengen die God hem had opgedragen. Paulus dacht er net zo over. De broeders in Tyrus hebben het, net als Petrus, vast goed bedoeld, maar ze begrepen niet wat Gods wil was. 10
Ook nu vinden velen dat je goed voor jezelf moet zijn of de weg van de minste weerstand moet volgen. Mensen zoeken over het algemeen een religie waar ze zich goed bij voelen en die weinig van haar leden verlangt. Maar 7. Wat deden de reizigers toen ze in Tyrus aankwamen? 8. Hoe moeten we Handelingen 21:4 opvatten? 9, 10. (a) Aan welke vergelijkbare situatie zal Paulus misschien gedacht hebben toen de broeders in Tyrus hun bezorgdheid uitten? (b) Welk idee is in de wereld van nu populair, maar wat zei Jezus in dat verband?
175
Jezus spoorde aan tot een heel andere instelling. Hij zei tegen zijn discipelen: „Wil iemand achter mij komen, dan moet hij zichzelf verloochenen en zijn martelpaal opnemen en mij voortdurend volgen” (Matth. 16:24). Jezus volgen is de juiste en verstandige keus, maar het is niet de makkelijkste weg. 11
Om Jezus na te volgen is zelfopoffering nodig
Al snel moesten Paulus, Lukas en hun reisgenoten verder. De beschrijving van hun vertrek is ontroerend en laat zien hoeveel de broeders en zusters in Tyrus van Paulus hielden en hoeveel waardering ze voor zijn bediening hadden. De mannen, vrouwen en kinderen gingen met Paulus en de anderen mee naar het strand. Toen knielden ze als groep neer om samen te bidden en namen ze afscheid. Vervolgens gingen Paulus, Lukas en hun reisgenoten aan boord van ¨ een ander schip naar Ptolemaıs, waar ze broeders ontmoetten bij wie ze een dag bleven (Hand. 21:5-7).
12 Vervolgens bericht Lukas dat Paulus’ reisgezelschap naar Cesarea ging. Daar gingen ze naar „het huis van Filippus de evangelieprediker” (Hand. 21:8).1 Ze moeten heel blij zijn geweest Filippus te zien. Zo’n twintig jaar daarvoor was hij in Jeruzalem door de apostelen aangesteld om mee te helpen met de verdeling van voedsel aan de pas opgerichte christelijke gemeente. Filippus was al heel lang een ijverige prediker. Toen de discipelen door vervolging verstrooid werden, ging Filippus naar Samaria om daar te prediken. Later predikte hij tot de Ethiopische eunuch en doopte hem (Hand. 6:2-6; 8:4-13, 26-38). Wat een mooi bericht van getrouwe dienst! 13
Filippus had zijn ijver voor de bediening niet verloren. Hij woonde nu in Cesarea en besteedde ook daar veel tijd aan de prediking, want Lukas noemt hem „de evangelieprediker”. We zien daarnaast dat hij inmiddels vier dochters had die profeteerden, wat erop wijst dat ze in de voetsporen van hun vader traden (Hand. 21:9).2 Filippus zal dus veel moeite hebben 1 Zie het kader „Cesarea — De Romeinse hoofdstad van de provincie Judea” op blz. 174. 2 Zie het kader „Konden vrouwen een geestelijk ambt bekleden?” op blz. 177. 11. Hoe toonden de discipelen in Tyrus hun liefde en waardering voor Paulus? 12, 13. (a) Welk bericht van getrouwe dienst had Filippus opgebouwd? (b) In welk opzicht is Filippus een goed voorbeeld voor christelijke vaders in deze tijd?
„DE WIL VAN JEHOVAH GESCHIEDE”
177
gedaan om zijn gezin geestelijk op te bouwen. Voor christelijke vaders in deze tijd is het verstandig zijn voorbeeld te volgen door het voortouw te nemen in de bediening en hun kinderen te helpen van de prediking te gaan houden. 14
In de ene plaats na de andere zocht Paulus geloofsgenoten op om tijd met hen door te brengen. De plaatselijke broeders en zusters zullen deze reizende zendeling en de andere broeders graag gastvrijheid verleend hebben. Zulke bezoeken hebben ongetwijfeld geleid tot „een uitwisseling van aanmoediging” (Rom. 1:11, 12). Ook nu doen zich zulke gelegenheden voor. Als je je huis, hoe bescheiden het ook is, openstelt voor een reizend opziener en zijn vrouw, zul je daar veel voor terugkrijgen (Rom. 12:13).
’Ik ben bereid te sterven’ (Handelingen 21:10-14)
KONDEN VROUWEN EEN GEESTELIJK AMBT BEKLEDEN?
15
Terwijl Paulus bij Filippus was, kwam er nog een gerespecteerde bezoeker: Agabus. Degenen die in Filippus’ huis waren, wisten dat Agabus een profeet was. Hij had de grote hongersnood tijdens de regering van Claudius voorzegd (Hand. 11:27, 28). Misschien hebben ze zich afgevraagd waarom Agabus gekomen was en welke boodschap hij kwam brengen. Terwijl ze gespannen toekeken, nam hij Paulus’ gordel, een lange strook stof die rond het middel gedragen werd en waarin iemand geld en andere bezittingen kon doen. Hiermee bond Agabus zijn eigen voeten en handen vast. Toen kwam hij met de volgende ernstige boodschap: „Zo zegt de heilige geest: ’De man aan wie deze gordel toebehoort, zullen de joden aldus binden in Jeruzalem en zij zullen hem overleveren ¨ ” in de handen van mensen uit de natien’ (Hand. 21:11). 16 Door deze profetie werd bevestigd dat Paulus naar Jeruzalem zou gaan. Er bleek ook uit dat hij als gevolg van zijn prediking tot de Joden daar „in de handen van men¨ sen uit de natien” overgeleverd zou worden.
14. Wat was ongetwijfeld het resultaat van Paulus’ bezoeken aan geloofsgenoten, en welke vergelijkbare gelegenheden zijn er nu? 15, 16. Welke boodschap bracht Agabus over, en wat was de uitwerking ervan op de aanwezigen?
Wat was de rol van vrouwen in de eersteeeuwse christelijke gemeente? Konden vrouwen een geestelijk ambt bekleden? Jezus gaf zijn volgelingen opdracht het goede nieuws van het Koninkrijk te prediken en discipelen te maken (Matth. 28:19, 20; Hand. 1:8). Zijn opdracht om bedienaren van het goede nieuws te zijn is van toepassing op alle christenen: mannen, vrouwen, jongens ¨ en meisjes. Dat blijkt uit de profetie in Joel 2:28, 29, die Petrus toepaste op de gebeurtenissen met Pinksteren 33: „’In de laatste dagen’, zegt God, ’zal ik wat van mijn geest uitstorten op alle soorten van vlees, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren (...) en zelfs op mijn slaven en op mijn slavinnen wil ik in die dagen wat van mijn geest uitstorten, en zij zullen profeteren’ ” (Hand. 2:17, 18). Zoals we al hebben gezien, had de evangelieprediker Filippus vier dochters die profeteerden (Hand. 21:8, 9). Maar Gods Woord zegt dat alleen mannen kunnen worden aangesteld als opziener of dienaar in de bediening om onderwijs te geven in de gemeente (1 Tim. 3:1-13; Tit. 1:5-9). Paulus zei zelfs: „Ik sta een vrouw niet toe te onderwijzen of autoriteit over een man te oefenen, maar zij moet in stilheid zijn” (1 Tim. 2:12).
178
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
De aanwezigen reageerden heftig op deze profetie. Lukas schrijft: „Toen wij dit nu hoorden, verzochten voorts zowel wij als degenen van die plaats hem dringend niet naar Jeruzalem op te gaan. Toen antwoordde Paulus: ’Wat doet gij door te wenen en mijn hart week te maken? Weest ervan verzekerd dat ik bereid ben mij te Jeruzalem niet alleen te laten binden, maar er ook te sterven voor de naam van de Heer Jezus’ ” (Hand. 21:12, 13). 17
Stel je eens voor wat er gebeurde. De broeders, onder wie Lukas, smeken Paulus niet verder te reizen. Sommigen van hen huilen. Paulus is ontroerd door hun liefde en bezorgdheid voor hem, maar hij zegt teder dat ze ’zijn hart week maken’, of zoals sommige vertalingen het weergeven, dat ze ’zijn hart breken’. Toch is hij vastbesloten te gaan, en net als toen hij bij de broeders in Tyrus was, laat hij zich daar niet van afbrengen door smeekbeden of tranen. In plaats daarvan legt hij uit waarom hij door moet gaan. Wat een moed en vastberadenheid! Net als Jezus was Paulus vastbesloten naar Jeruzalem te gaan (Hebr. 12:2). Paulus was er niet op uit een martelaar te worden, maar mocht dat gebeuren, dan zou hij het een eer vinden om als een volgeling van Jezus Christus te sterven. 18
Hoe reageerden de broeders? Ze toonden respect voor zijn beslissing. Het verslag luidt: „Toen hij zich niet liet ontraden, legden wij ons erbij neer met de woorden: ’De wil van Jehovah geschiede’ ” (Hand. 21:14). Degenen die hadden geprobeerd Paulus over te halen om niet naar Jeruzalem te gaan, hielden niet stug vast aan hun zienswijze. Ze luisterden naar Paulus en ze erkenden en aanvaardden Jehovah’s wil, ook al vonden ze dat heel moeilijk. Paulus was begonnen aan een reis die uiteindelijk tot zijn dood kon leiden. Het zou voor Paulus makkelijker zijn geweest als zijn vrienden niet hadden geprobeerd hem daarvan af te houden. 19
We kunnen een belangrijke les leren uit wat Paulus overkwam: we mogen anderen er nooit van afhouden een zelfopofferende levenswijze in de dienst voor God te kiezen. Die les is van toepassing op veel situaties, niet alleen wanneer het een kwestie van leven en dood is. Veel christelijke ouders vinden het bijvoorbeeld moeilijk als hun kinderen het huis verlaten om Jehovah in een toewijzing ver weg te dienen, en toch zijn ze vastbesloten hen niet te ontmoedigen. Phyllis, die in Engeland woont, weet nog hoe ze zich voelde toen haar enige dochter als zendeling naar Afrika ging. Ze vertelt: „Het was een emotionele tijd. Ik vond het moeilijk dat ze zo ver weg zou zijn. Ik voelde me tegelijkertijd verdrietig en trots, en ik heb er veel over gebeden. Maar het was haar keus en ik heb nooit geprobeerd haar daarvan af te brengen. Ik had haar immers altijd geleerd de Koninkrijksbelangen op de eerste plaats te stellen! Ze dient nu al dertig jaar in toewijzingen in het buitenland, en ik ben Jehovah nog elke dag dankbaar voor haar getrouwheid.” Het is beslist heel goed om zelfopofferende geloofsgenoten aan te moedigen! 17, 18. Hoe toonde Paulus zijn vastberadenheid, en hoe reageerden de broeders daarop? 19. Welke belangrijke les leren we uit wat Paulus overkwam?
Het is goed om zelfopofferende geloofsgenoten aan te moedigen
’De broeders ontvingen ons met vreugde’ (Handelingen 21:15-17) 20
Paulus maakte zich klaar voor de reis en ging op weg, samen met broeders die door hun aanwezigheid hun volledige steun betuigden. Onderweg naar Jeruzalem hadden Paulus en zijn reisgenoten steeds opnieuw het gezelschap van hun broeders en zusters gezocht. In Tyrus hadden ze ¨ discipelen gevonden en ze waren daar een week gebleven. In Ptolemaıs hadden ze hun broeders en zusters begroet en een dag met hen doorgebracht. In Cesarea waren ze een aantal dagen bij Filippus gebleven. Vervolgens gingen enkele discipelen uit Cesarea met Paulus en zijn reisgenoten mee naar Jeruzalem, waar ze werden ontvangen door Mnason, een van de eerste discipelen. Toen de reizigers in Jeruzalem aankwamen, zo bericht Lukas, „ontvingen de broeders ons met vreugde” (Hand. 21:17). 21
Het is duidelijk dat Paulus graag bij medegelovigen was. De apostel voelde zich, net als wij in deze tijd, aangemoedigd door zijn broeders en zusters. Ongetwijfeld heeft dat Paulus gesterkt om de tegenstanders die hem ter dood wilden brengen, moedig tegemoet te treden. 20, 21. Waaruit blijkt dat Paulus graag bij de broeders en zusters was, en waarom was dat zo?
DEEL 8
˙
HANDELINGEN 21:18–28:31
’ZONDER BELEMMERING HET KONINKRIJK GODS PREDIKEN’ HANDELINGEN 28:31
In dit deel volgen we Paulus terwijl hij met woedende menigten te maken krijgt, gevangenschap verduurt en voor de ene Romeinse bestuurder na de andere moet verschijnen. Ondanks alles blijft de apostel getuigenis afleggen van Gods koninkrijk. Terwijl je je verdiept in het bezielende besluit van Handelingen, kun je je afvragen: hoe kan ik deze moedige, ijverige evangelieprediker navolgen?
HOOFDST UK 23
„Hoort mijn verdediging” Paulus verdedigt de waarheid tegenover een woedende menigte en het Sanhedrin Gebaseerd op Handelingen 21:18–23:10 JERUZALEM! Opnieuw loopt Paulus door de smalle, drukke straten van deze stad. Geen enkele andere stad op aarde is zo betrokken geweest bij de geschiedenis van Jehovah’s volk. De meeste inwoners ervan zijn erg trots op dat luisterrijke verleden. Paulus weet dat heel wat christenen in deze stad te veel belang hechten aan het verleden en niet meegaan met Jehovah’s pro¨ gressieve voornemens. Naast de materiele nood die hem er in Efeze toe bewoog plannen te maken om opnieuw een bezoek te brengen aan deze grote stad, ziet hij dat er dus ook geestelijke nood is (Hand. 19:21). Ondanks dreigend gevaar heeft hij zijn plannen doorgezet. ´ 2 Waar zal Paulus in Jeruzalem mee te maken krijgen? Een probleem zal veroorzaakt worden door enkelen van Christus’ volgelingen die van streek zijn over geruchten die over Paulus de ronde doen. Christus’ vijanden zullen grotere problemen veroorzaken. Ze zullen valse beschuldigingen tegen Paulus inbrengen, hem slaan en dreigen hem te doden. Deze turbulente gebeurtenissen zullen Paulus ook de gelegenheid geven zich te verdedigen. Zoals we zullen zien, kunnen christenen in deze tijd veel leren van zijn uitmuntende voorbeeld van nederigheid, moed en geloof bij het aanpakken van deze problemen.
’Zij gingen God verheerlijken’ (Handelingen 21:18-20a) 3 De dag nadat Paulus en zijn reisgenoten in Jeruzalem waren aangekomen, gingen ze de oudere mannen van de gemeente opzoeken. Geen van de apostelen die nog leefden wordt in het verslag genoemd. Misschien waren ze tegen die tijd allemaal in een ander deel van de wereld gaan dienen. Maar Jezus’ broer Jakobus was nog steeds in Jeruzalem (Gal. 2:9). Waarschijnlijk was Jakobus voorzitter van de vergadering met Paulus, waar ’alle oudere mannen aanwezig waren’ (Hand. 21:18). 4 Paulus begroette de oudere mannen en vertelde „in bijzonderheden de ¨ dingen die God door middel van zijn bediening onder de natien had gedaan” (Hand. 21:19). Dat moet voor de broeders heel aanmoedigend zijn geweest.
1, 2. Waarom gaat Paulus naar Jeruzalem, en met welke problemen zal hij daar te maken krijgen? 3-5. (a) Met wie kwam Paulus in Jeruzalem bijeen, en wat werd er besproken? (b) Wat kunnen we leren van Paulus’ bijeenkomst met de ouderlingen in Jeruzalem? 181
182
Ook wij vinden het geweldig over de groei van het werk in andere landen te horen (Spr. 25:25). 5
Op een bepaald moment heeft Paulus waarschijnlijk de giften ter sprake gebracht die hij uit Europa had meegekregen. De bezorgdheid van hun broeders en zusters in verafgelegen plaatsen moet Paulus’ toehoorders diep geraakt hebben. Het bericht zegt zelfs dat de oudere mannen in reactie op Paulus’ verslag ’God gingen verheerlijken’! (Hand. 21:20a) Zo voelen ook velen die met een ramp of een ernstige ziekte geconfronteerd worden, zich diep geraakt wanneer geloofsgenoten op het juiste moment met hulp en aanmoedigende woorden komen.
Velen zijn nog steeds „vol ijver voor de Wet” (Handelingen 21:20b, 21) 6
De ouderlingen vertelden Paulus toen dat er in Judea een probleem was waar hij persoonlijk bij betrokken was. Ze zeiden: „Gij ziet, broeder, hoeveel duizenden gelovigen er onder de joden zijn; en zij zijn allen vol ijver voor de Wet. Zij hebben echter over u horen zeggen dat gij aan alle joden die onder ¨ de natien leven, afval van Mozes leert, door hun te zeggen dat zij hun kinderen niet moeten besnijden en niet naar de plechtige gebruiken moeten wandelen” (Hand. 21:20b, 21).1 ¨ 7 Waarom hadden zo veel christenen nog steeds ijver voor de mozaısche wet, terwijl die al ruim twintig jaar eerder was afgeschaft? (Kol. 2:14) In 49 hadden de apostelen en oudere mannen die in Jeruzalem bijeengekomen waren, een brief aan de gemeenten gestuurd om uit te leggen dat gelovigen uit 1 Gezien het grote aantal Joodse christenen waren er waarschijnlijk heel veel gemeenten, die samenkwamen in particuliere huizen. 6. Over welk probleem werd Paulus ingelicht? 7, 8. (a) Welke verkeerde denkwijze hadden veel christenen in Judea? (b) Waarom was de verkeerde denkwijze van die Joodse christenen niet afvallig?
Als er geen Bijbelse beginselen bij kwamen kijken, was Paulus meegaand. Ben jij dat ook?
¨ de naties zich niet hoefden te laten besnijden en niet onder de mozaısche wet stonden (Hand. 15:23-29). Maar in die brief was niets gezegd over Joodse ge¨ lovigen, van wie velen niet begrepen dat de mozaısche wet niet langer gold. 8
Maakte die verkeerde denkwijze zulke Joodse gelovigen ongeschikt als christen? Nee, want ze waren geen aanbidders van heidense goden geweest die nu de religieuze gebruiken van hun vroegere geloof weer gingen volgen. De Wet die zo belangrijk was voor deze Joodse christenen, was oorspronkelijk door Jehovah gegeven. Niets daarvan was demonisch, en op zich was er niets verkeerds aan. Maar de Wet had te maken met het oude verbond, terwijl christenen onder het nieuwe verbond stonden. De naleving van het Wetsverbond was wat de ware aanbidding betrof, nu overbodig. Hebreeuwse christenen die ijver voor de Wet hadden, ontbrak het aan inzicht en aan vertrouwen in de christelijke gemeente. Ze moesten hun denkwijze in overeenstemming brengen met de progressieve openbaring van de waarheid (Jer. 31:31-34; Luk. 22:20).1
’Er is niets waar van wat zij hebben horen zeggen’ (Handelingen 21:22-26) 9
Hoe zat het met de geruchten dat Paulus Joden die onder de naties leefden, leerde „dat zij hun kinderen niet moeten besnijden en niet naar de plechtige gebruiken moeten wandelen”? Paulus was een apostel voor de heidenen, en tegenover hen bevestigde hij de beslissing dat heidenen niet volgens de Wet hoefden te leven. Bovendien stelde hij iedereen aan de kaak ¨ 1 Een paar jaar later schreef Paulus zijn brief aan de Hebreeen, waarin hij de superioriteit van het nieuwe verbond aantoonde. In die brief liet hij duidelijk uitkomen dat het nieuwe verbond het oude verbond overbodig had gemaakt. Paulus gaf de Joodse christenen overtuigende argumenten waarmee ze zich konden verdedigen tegen Joodse critici, en zijn krachtige redenatie heeft ongetwijfeld het geloof versterkt van bepaalde christenen die te ¨ veel nadruk op de mozaısche wet legden (Hebr. 8:7-13). ¨ 9. Wat onderwees Paulus over de mozaısche wet?
DE ROMEINSE WET EN ROMEINSE BURGERS
De Romeinse overheid bemoeide zich normaal gesproken niet veel met het plaatselijke bestuur. Over het algemeen gold voor de Joden de Joodse wet. De Romeinen bemoeiden zich alleen met Paulus’ zaak omdat de rel die ontstond toen hij in de tempel verscheen, een bedreiging voor de openbare orde was. De Romeinse autoriteiten hadden veel macht over gewone onderdanen in de provincies. Maar dat ging niet op wanneer het om Romeinse burgers ging.1 Het burgerschap gaf iemand bepaalde privileges die in het hele rijk erkend en gerespecteerd werden. Het was bijvoorbeeld niet toegestaan om een Romein die niet veroordeeld was vast te binden of te slaan, omdat men zo’n behandeling alleen passend vond voor slaven. Romeinse burgers hadden ook het recht bij de keizer in Rome in beroep te gaan tegen een uitspraak van een provinciaal bestuurder. Iemand kon op meerdere manieren Romeins burger worden. Ten eerste door het burgerschap te erven. Soms werd het burgerschap door de keizer aan afzonderlijke personen of aan alle vrijen in een stad of district verleend als beloning voor bewezen diensten. Een slaaf die zichzelf vrijkocht van een Romeins burger, een slaaf die vrijheid kreeg van een Romein, of een veteraan van de hulptroepen die uit het Romeinse leger was ontslagen, werd zelf een Romein. Blijkbaar was het onder bepaalde omstandigheden ook mogelijk het burgerschap te kopen. De militaire bevelhebber Claudius Lysias zei dan ook tegen Paulus: „Ik heb dit burgerrecht voor een grote som geld gekocht.” Paulus antwoordde: „Ik bezit het zelfs krachtens geboorte” (Hand. 22:28). Een van Paulus’ voorvaders moet op de een of andere manier dus het Romeins burgerschap hebben verkregen, hoewel de omstandigheden niet bekend zijn. 1 In de eerste eeuw zullen er in Judea niet veel Romeinse burgers hebben gewoond. Pas in de derde eeuw kregen alle onderdanen in de provincies Romeins burgerschap.
die niet-Joodse christenen ervan probeerde te overtuigen dat ze besneden moesten wor¨ den als teken dat ze zich aan de mozaısche wet onderwierpen (Gal. 5:1-7). In de steden die Paulus bezocht, predikte hij het goede nieuws ook tot Joden. Als ze positief reageerden, zal hij hun beslist hebben uitgelegd dat de Wet overbodig was geworden door Jezus’ dood, en dat rechtvaardigheid moest worden verworven door geloof, en niet door de werken van de Wet (Rom. 2:28, 29; 3:21-26). 10
Toch toonde Paulus begrip voor personen die zich er prettig bij voelden als ze bepaalde Joodse gebruiken onderhielden, bijvoorbeeld door op de sabbat niet te werken of door bepaalde soorten voedsel niet te eten (Rom. 14:1-6). En hij maakte geen regels in verband met de besnijdenis. Paulus liet Ti¨ motheus zelfs besnijden zodat de Joden hem niet zouden wantrouwen omdat zijn vader een Griek was (Hand. 16:3). Of iemand zich liet besnijden was een persoonlijke beslissing. Paulus zei tegen de Galaten: „Noch besnijdenis noch onbesnedenheid [heeft] enige waarde, maar geloof dat werkzaam is door middel van liefde” (Gal. 5:6). Maar als iemand zich liet besnijden om zich aan de Wet te houden of de indruk wekte dat de besnijdenis nodig was om Jehovah’s goedkeuring te hebben, dan zou dat een gebrek aan geloof verraden. 11
Hoewel de geruchten dus een grove verdraaiing waren, veroorzaakten ze onrust onder de Joodse christenen. Om die reden gaven de oudere mannen Paulus de volgende instructies: „Wij hebben vier mannen die onder een gelofte staan. Neem dezen mee en reinig u ceremonieel met hen en draag de kosten voor hen, opdat zij hun hoofd kunnen laten scheren. En aldus zal iedereen we10. Welke evenwichtige houding had Paulus ten aanzien van de Wet en de besnijdenis? 11. Welke instructies gaven de ouderlingen Paulus, en wat zou daarbij betrokken zijn? (Zie ook de voetnoot.)
„HOORT MIJN VERDEDIGING”
ten dat er niets waar is van wat zij over u hebben horen zeggen, maar dat gij ordelijk wandelt en ook zelf de Wet houdt” (Hand. 21:23, 24).1 12
Paulus had daar tegen in kunnen brengen dat het echte probleem niet de geruchten over hem waren, maar de ijver van die Joodse christenen voor de ¨ mozaısche wet. Toch was hij bereid flexibel te zijn zolang hij niet met goddelijke beginselen hoefde te schipperen. Eerder had hij geschreven: „Voor hen die onder de wet staan, ben ik geworden als iemand die onder de wet staat, hoewel ik zelf niet onder de wet sta, om hen die onder de wet staan, te winnen” (1 Kor. 9:20). Bij deze gelegenheid deed Paulus wat de ouderlingen in Jeruzalem vroegen en werd hij „als iemand die onder de wet staat”. Daarmee gaf hij een mooi voorbeeld voor ons om samen te werken met de ouderlingen en dingen niet per se op onze eigen manier te willen doen (Hebr. 13:17).
„Hij behoorde niet te leven!” (Handelingen 21:27–22:30) 13 In de tempel ging het mis. Toen de dagen voor de afronding van de geloften bijna om waren, werd Paulus door Joden uit Asia herkend. Ze beschuldigden hem er ten onrechte van dat hij heidenen de tempel binnenbracht en er ontstond een rel. Als de Romeinse militaire bevelhebber niet had ingegrepen, zou Paulus doodgeslagen zijn. Gezien de situatie arresteerde de bevelhebber hem. Vanaf dat moment zou het meer dan vier jaar duren voordat Paulus weer vrijkwam. En het onmiddellijke gevaar was voor Paulus nog niet geweken. Toen de bevelhebber de Joden vroeg waarom ze Paulus aanvielen, riepen ze verschillende beschuldigingen. Vanwege het lawaai verstond de bevelhebber er niets van. Uiteindelijk moest Paulus letterlijk worden weggedragen. Toen Paulus en de Romeinse soldaten op het punt stonden het soldatenkwartier binnen te gaan, zei Paulus tegen de bevelhebber: ’Ik smeek u: Sta mij toe tot het volk te spreken’ (Hand. 21:39). De bevelhebber gaf hem toestemming en Paulus verdedigde zijn geloof vervolgens moedig. 14
„Hoort mijn verdediging” was Paulus’ inleiding (Hand. 22:1). Paulus sprak
¨ 1 Geleerden hebben geopperd dat de mannen een nazireeergelofte hadden afgelegd (Num. ¨ 6:1-21). Het is waar dat de mozaısche wet, waaronder zo’n gelofte zou zijn afgelegd, nu niet meer van kracht was. Toch kan Paulus hebben geredeneerd dat het niet verkeerd zou zijn als de mannen zich hielden aan een gelofte die ze aan Jehovah hadden gedaan. Daarom was het niet verkeerd als hij hun kosten betaalde en met hen meeging. We weten niet precies om wat voor gelofte het ging, maar waarschijnlijk zou Paulus niet zijn steun hebben ¨ gegeven aan het brengen van een dierenoffer (wat nazireeers deden) in het geloof dat de mannen daardoor van zonde werden gereinigd. Door het volmaakte slachtoffer van Christus hadden zulke offers geen zondeverzoenende waarde meer. Wat Paulus ook gedaan heeft, we kunnen er zeker van zijn dat hij niet zou hebben ingestemd met iets wat tegen zijn geweten inging. 12. Hoe liet Paulus door zijn reactie op de instructies van de ouderlingen in Jeruzalem zien dat hij flexibel was en wilde samenwerken? 13. (a) Waarom veroorzaakten bepaalde Joden een opschudding in de tempel? (b) Hoe werd Paulus’ leven gered? 14, 15. (a) Welke uitleg gaf Paulus aan de Joden? (b) Wat deed de Romeinse bevelhebber om erachter te komen waarom de Joden zo woedend waren?
185
186
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
de menigte in het Hebreeuws toe, waardoor ze kalmeerden. Hij legde openhartig uit waarom hij nu een volgeling van Christus was. Hierbij maakte Paulus bekwaam melding van punten die de Joden konden nagaan als ze ¨ dat wilden. Paulus was opgeleid aan de voeten van de beroemde Gamaliel en had de volgelingen van Christus vervolgd, zoals sommige aanwezigen waarschijnlijk wisten. Maar onderweg naar Damaskus kreeg hij een visioen van de opgestane Christus, die tot hem sprak. Paulus’ reisgenoten zagen het felle licht en hoorden een stem, maar ze „verstonden” niet wat hij zei (Hand. 9:7; 22:9, vtn.). Daarna moest Paulus, die door het visioen verblind was, door zijn reisgenoten Damaskus worden binnengeleid. Daar herstelde Ananias, die bij de Joden uit die omgeving bekend was, door een wonder Paulus’ gezichtsvermogen. 15 Paulus vertelde vervolgens dat hij naar Jeruzalem was teruggegaan en dat Jezus daar in de tempel aan hem was verschenen. Toen hij dat zei, werden de Joden woedend en ze schreeuwden: „Weg van de aarde met zo iemand, want hij behoorde niet te leven!” (Hand. 22:22) Om Paulus te redden liet de bevelhebber hem naar het soldatenkwartier brengen. De bevelhebber was nu vastbesloten erachter te komen waarom de Joden zo kwaad op Paulus waren, en hij gaf opdracht hem onder geseling een verhoor af te nemen. Maar Paulus maakte gebruik van een wettelijke bescherming waar hij zich op kon beroepen en maakte bekend dat hij een Romeins burger was. Jehovah’s aanbidders hebben in deze tijd ook gebruikgemaakt van mogelijkheden tot wettelijke bescherming om hun geloof te verdedigen. (Zie het kader „De Romeinse wet en Romeinse burgers” op blz. 184 en het kader „Juridische strijd in deze tijd”.) Toen de bevelhebber hoorde dat Paulus een Romeins burger was, besefte hij dat
JURIDISCHE STRIJD IN DEZE TIJD
Net als Paulus hebben Jehovah’s Getuigen in deze tijd alle beschikbare juridische middelen benut om beperkingen op hun predikingswerk aan te vechten. Ze zijn ijverig geweest in „het verdedigen en wettelijk bevestigen van het goede nieuws” (Fil. 1:7). In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw werden er honderden Getuigen gearresteerd wegens het verspreiden van Bijbelse lectuur. Tegen 1926 waren er bijvoorbeeld 897 zaken voor Duitse rechtscolleges gebracht. Er werden zo veel processen gevoerd dat er op het Duitse bijkantoor een juridische afdeling moest komen. In de jaren dertig werden er in de Verenigde Staten alleen al honderden arrestaties per jaar verricht vanwege de huisaan-huisprediking. In 1936 waren dat er zelfs 1149. Om in de nodige rechtshulp te voorzien, werd ook in de VS een juridische afdeling gestart. Tussen 1933
¨ en 1939 waren de Getuigen in Roemenie bij 530 rechtszaken betrokken. Maar het Roemeense Hooggerechtshof heeft vaak in hun voordeel beslist. In veel landen zijn vergelijkbare situaties geweest. Er hebben zich juridische problemen voorgedaan wanneer christenen op grond van gewetensbezwaren niet wilden deelnemen aan activiteiten waarmee ze hun neutraliteit schonden (Jes. 2:2-4; Joh. 17:14). Tegenstanders hebben hen ten onrechte beschuldigd van opruiing, en soms heeft dit tot een volledig verbod op hun activiteiten geleid. Maar door de jaren heen zijn veel regeringen gaan beseffen dat Jehovah’s Getuigen geen bedreiging voor hen vormen.1 1 Een bespreking van de juridische overwinningen van Jehovah’s Getuigen in verschillende landen staat in hfst. 30 van het boek Jehovah’s Getuigen — Verkondigers van Gods koninkrijk.
hij op een andere manier aan meer informatie moest komen. De volgende dag bracht hij Paulus voor een speciaal samengeroepen bijeenkomst van het Sanhedrin, de Hoge Raad van de Joden.
¨ „Ik ben een Farizeeer” (Handelingen 23:1-10) 16
Paulus begon zijn verdediging voor het Sanhedrin als volgt: „Mannen, broeders, ik heb mij tot op deze dag met een volmaakt zuiver geweten voor God gedragen” (Hand. 23:1). Verder kwam hij niet. Het verslag zegt: „Hierop beval de hogepriester Ananias degenen die bij hem stonden, hem op de mond te slaan” (Hand. 23:2). Wat een belediging! En wat een blijk van vooroordeel om Paulus voor leugenaar uit te maken voordat daar bewijzen voor waren aangedragen! Geen wonder dat Paulus zei: „God zal u slaan, gij witgekalkte muur. Zit gij daar om mij naar de Wet te oordelen en gebiedt terzelfder tijd, in overtreding van de Wet, mij te slaan?” — Hand. 23:3.
Net als Paulus zoeken we naar punten van overeenkomst bij een gesprek met personen van een andere religieuze achtergrond
17 Enkele omstanders waren geschokt — niet omdat Paulus geslagen werd maar vanwege zijn reactie erop! Ze vroegen: „Beschimpt gij de hogepriester van God?” Door wat Paulus vervolgens zei, gaf hij een les in nederigheid en respect voor de Wet. Hij zei: „Ik wist niet, broeders, dat hij hogepriester was. Want er staat geschreven: ’Gij moogt niet nadelig spreken over een regeerder van uw volk’ ” (Hand. 23:4, 5; Ex. 22:28).1 Paulus koos nu voor een andere aanpak. Hij speel¨ ¨ de in op het feit dat het Sanhedrin uit farizeeen en sadduceeen bestond en ¨ ¨ zei: „Mannen, broeders, ik ben een Farizeeer, een zoon van Farizeeen. Met betrekking tot de hoop op de opstanding der doden word ik geoordeeld” (Hand. 23:6). ¨ 18 Waarom zei Paulus dat hij een farizeeer was? Omdat hij „een zoon van ¨ Farizeeen” was; hij kwam uit een familie die bij die sekte hoorde. Daarom
1 Er is wel geopperd dat Paulus een slecht gezichtsvermogen had en dat hij de hogepriester daarom niet herkende. Of misschien was hij zo lang uit Jeruzalem weggeweest dat hij de huidige hogepriester niet van gezicht kende. Het kan ook zijn dat Paulus door de menigte niet kon zien wie er opdracht had gegeven hem te slaan. 16, 17. (a) Beschrijf wat er gebeurde toen Paulus het Sanhedrin toesprak. (b) Hoe gaf Paulus een voorbeeld in nederigheid toen hij geslagen werd? ¨ 18. Waarom zei Paulus dat hij een farizeeer was, en hoe kunnen wij in bepaalde situaties net zo’n manier van redeneren gebruiken?
188
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
zouden velen hem nog zo bezien.1 Maar hoe kon Paulus zich vereenzelvigen ¨ met het geloof van de farizeeen in een opstanding? Naar verluidt geloofden ¨ de farizeeen dat de mens een ziel had die na de dood verder leefde en dat de zielen van de rechtvaardigen weer in een menselijk lichaam zouden leven. Paulus geloofde niet in die denkbeelden. Hij geloofde in de opstandingsleer die Jezus had onderwezen (Joh. 5:25-29). Maar Paulus was het wel met de ¨ farizeeen eens dat er hoop was op een leven na de dood, terwijl de saddu¨ ceeen helemaal niet in een toekomstig leven geloofden. Wij kunnen op een vergelijkbare manier redeneren met katholieken of protestanten. We kunnen zeggen dat we net als zij in God geloven. Het is waar dat zij waarschijnlijk in de Drie-eenheid geloven, terwijl wij in de God van de Bijbel geloven. Maar net als zij geloven we dat er een God is. 19 Door Paulus’ verklaring raakte het Sanhedrin verdeeld. Het verslag zegt: „Zo ontstond er dan een luid geschreeuw, en sommigen van de schriftgeleer¨ den van de partij der Farizeeen stonden op en gingen heftig twisten en zeiden: ’Wij vinden niets verkeerds in deze mens; maar indien er een geest of een engel tot hem heeft gesproken — ’ ” (Hand. 23:9). Het idee alleen al dat een engel ¨ tot Paulus had gesproken, was voor de sadduceeen een gruwel, want zij geloof¨ ¨ den niet in engelen! (Zie het kader „De sadduceeen en de farizeeen”.) Het tumult werd zo erg dat de militaire bevelhebber de apostel opnieuw moest redden (Hand. 23:10). Maar het gevaar was nog niet geweken. Wat zou er nu met de apostel gebeuren? Daar gaat het volgende hoofdstuk op in.
¨ 1 Toen de apostelen en oudere mannen in 49 bespraken of heidenen zich aan de mozaısche wet moesten houden, werd van enkele aanwezige christenen gezegd dat ze ’afkomstig waren ¨ uit de sekte der Farizeeen en gelovigen waren geworden’ (Hand. 15:5). Blijkbaar werden deze christenen tot op zekere hoogte nog steeds vereenzelvigd met hun farizese achtergrond. 19. Waardoor liep de bijeenkomst van het Sanhedrin volledig uit de hand?
¨ ¨ DE SADDUCEEEN EN DE FARIZEEEN
Het Sanhedrin, de nationale bestuursraad en Hoge Raad van de Joden, werd gedomineerd door ¨ twee rivaliserende sekten: de sadduceeen en de ¨ farizeeen. Volgens Josephus was het grootste ver¨ schil tussen deze groepen dat de farizeeen het volk een groot aantal traditionele voorschriften pro¨ beerden op te leggen, terwijl de sadduceeen alleen ¨ de mozaısche wet als een verplichting zagen. Deze groepen waren verenigd in hun tegenstand tegen Jezus. ¨ Blijkbaar hadden de sadduceeen, die vrij conservatief waren, nauwe banden met de priesterschap, en behoorden Annas en Kajafas, die allebei
als hogepriester hebben gediend, tot deze machtige sekte (Hand. 5:17). Josephus zei echter dat de ¨ sadduceeen „alleen de welgestelden aan hun zijde vinden”. ¨ De farizeeen daarentegen hadden veel invloed ¨ op de grote massa. Maar hun ideeen, die onder ¨ andere een extreme ceremoniele reinheid inhielden, maakten het onderhouden van de Wet een zware last voor het volk. In tegenstelling tot de sad¨ ¨ duceeen hechtten de farizeeen groot belang aan het noodlot en geloofden ze dat de ziel na de dood verder leefde en een eerlijke beloning of straf voor zijn deugden of ondeugden kreeg.
HOOFDST UK 24
„Houd goede moed!” Paulus ontsnapt aan een complot om hem te doden en voert zijn verdediging voor Felix Gebaseerd op Handelingen 23:11–24:27 PAULUS is gered uit handen van woedende Joden in Jeruzalem en zit opnieuw in de gevangenis. De ijverige apostel is niet verbaasd over de vervolging waar hij hier in Jeruzalem mee te maken krijgt. Er was hem gezegd dat hem in deze stad „boeien en verdrukkingen” te wachten stonden (Hand. 20:22, 23). En hoewel hij niet precies weet wat er zal gebeuren, weet hij wel dat hij nog meer lijden zal ondergaan om Jezus’ naam (Hand. 9:16). 2
Ook christelijke profeten hadden Paulus gewaarschuwd dat hij gebon¨ den en overgeleverd zou worden „in de handen van mensen uit de natien” (Hand. 21:4, 10, 11). Een Joodse menigte had net geprobeerd hem te doden, en kort daarna leek het erop dat hij door de leden van het Sanhedrin „in stukken gescheurd zou worden” terwijl ze ruzie over hem maakten. Nu wordt de apostel als een gevangene bewaakt door Romeinse soldaten en staan hem nog meer verhoren en beschuldigingen te wachten (Hand. 21:31; 23:10). Paulus kan dus wel wat aanmoediging gebruiken! 3 In deze eindtijd beseffen we het volgende: „Allen die met godvruchtige toewijding in vereniging met Christus Jezus wensen te leven, zullen ook vervolgd worden” (2 Tim. 3:12). Af en toe hebben ook wij aanmoediging nodig om te volharden in ons predikingswerk. Wat zijn we dankbaar voor de tijdige, versterkende woorden die tot ons komen via de lectuur en op de vergaderingen waarin wordt voorzien door „de getrouwe en beleidvolle slaaf”! (Matth. 24:45) Jehovah heeft ons verzekerd dat vijanden van het goede nieuws niet in hun opzet zullen slagen. Het zal hun niet lukken zijn aanbidders als groep te vernietigen of hun predikingswerk te laten ophouden (Jes. 54:17; Jer. 1:19). Maar hoe verging het Paulus? Werd hij aangemoedigd om er ondanks tegenstand mee door te gaan grondig getuigenis af te leggen? Hoe gebeurde dat dan, en wat was zijn reactie?
Een „met een eed bekrachtigde samenzwering” wordt verijdeld (Handelingen 23:11-34) 4
Paulus kreeg de aanmoediging die hij zo hard nodig had in de nacht na¨ dat hij van het Sanhedrin was gered. Het geınspireerde verslag luidt: „De 1, 2. Waarom is Paulus niet verbaasd over de vervolging die hij in Jeruzalem ondervindt? 3. Van wie krijgen we aanmoediging om door te gaan met ons predikingswerk? 4, 5. Welke aanmoediging kreeg Paulus, en waarom kwam die precies op tijd? 189
„Meer dan veertig mannen van hen loeren op hem.” — Handelingen 23:21
„HOUD GOEDE MOED!”
volgende nacht echter stond de Heer bij hem en zei: ’Houd goede moed! Want zoals gij in Jeruzalem een grondig getuigenis hebt gegeven over de dingen aangaande mij, zo moet gij ook in Rome getuigenis afleggen’ ” (Hand. 23:11). Met die aanmoedigende woorden verzekerde Jezus Paulus ervan dat hij beschermd zou worden. Hij wist dat hij in leven zou blijven zodat hij in Rome getuigenis van Jezus kon afleggen. 5 De aanmoediging die Paulus kreeg, kwam precies op het goede moment. De dag daarop smeedden meer dan veertig Joodse mannen „een samenzwering en verbonden zich met een vervloeking door te zeggen dat zij noch eten noch drinken zouden totdat zij Paulus hadden gedood”. Uit deze „met een eed bekrachtigde samenzwering” bleek hoe vastbesloten deze Joden waren om de apostel te vermoorden. Als ze hun plan niet konden uitvoeren, zo geloofden ze, zou er een vervloeking, iets slechts, over hen komen (Hand. 23:12-15). Hun plan, dat de goedkeuring van de overpriesters en oudere mannen had, was om Paulus weer naar het Sanhedrin te laten brengen voor een verder verhoor, alsof ze een nader onderzoek wilden instellen. Maar onderweg zouden de samenzweerders Paulus opwachten om hem aan te vallen en te doden. 6
Paulus’ neef kreeg echter van dit complot te horen en meldde het aan hem. Vervolgens liet Paulus het de jonge man vertellen aan de Romeinse militaire bevelhebber Claudius Lysias (Hand. 23:16-22). Jehovah is beslist heel blij met jongeren die net als deze niet met name genoemde neef van Paulus, moedig het welzijn van Gods volk boven hun eigen belangen stellen en getrouw hun best doen om de Koninkrijksbelangen te bevorderen. 7
Toen Claudius Lysias, die het bevel had over duizend man, van het complot tegen Paulus hoorde, gaf hij direct opdracht dat 470 militairen — soldaten, speerdragers en ruiters — Paulus die nacht vanuit Jeruzalem veilig naar Cesarea moesten brengen. Daar moest hij aan stadhouder Felix worden overgedragen.1 Hoewel Cesarea, de Romeinse bestuurlijke hoofdstad van Judea, een vrij groot aantal Joodse inwoners had, was het merendeel van de bevolking niet-Joods. De orde die daar heerste, stond in contrast met de situatie in Jeruzalem, waar veel ongeregeldheden waren omdat de emoties vaak hoog opliepen door religieus vooroordeel. Cesarea was ook het hoofdkwartier van de Romeinse troepen in Judea. 8
In overeenstemming met de Romeinse wet stuurde Lysias een brief aan Felix waarin hij de zaak uiteenzette. Lysias meldde dat hij had gehoord dat Paulus een Romeins burger was en dat hij toen had voorkomen dat Paulus door de Joden ’om het leven werd gebracht’. Hij schreef dat hij Paulus niet schuldig had bevonden aan iets „wat dood of boeien verdient”, maar 1 Zie het kader „Felix — Procurator van Judea” op blz. 193. 6. Hoe werd het complot om Paulus te vermoorden aan het licht gebracht, en welk voorbeeld voor jongeren vinden we in dit verslag? 7, 8. Welke maatregelen trof Claudius Lysias ter wille van Paulus’ veiligheid?
191
192
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
vanwege de samenzwering tegen Paulus droeg hij hem over aan Felix zodat die de beschuldigers kon aanhoren en een vonnis kon uitspreken (Hand. 23:25-30). 9
Was Lysias in zijn brief eerlijk? Niet helemaal. Het lijkt erop dat hij zichzelf in een zo goed mogelijk daglicht wilde plaatsen. Hij was Paulus echt niet te hulp gekomen omdat hij erachter was gekomen dat de apostel een Romeins burger was. Bovendien vermeldde Lysias niet dat hij Paulus „met twee ketens” had laten boeien en dat hij later opdracht had gegeven dat men hem „onder geseling een verhoor moest afnemen” (Hand. 21:30-34; 22:24-29). Hiermee had Lysias Paulus’ rechten als Romeins burger geschonden. Tegenwoordig gebruikt Satan het religieuze fanatisme van tegenstanders om vervolging aan te wakkeren, en misschien worden veel van onze burgerlijke vrijheden geschonden. Maar net als Paulus kunnen Gods aanbidders vaak gebruikmaken van de rechten die hun als burger van een land zijn toegekend en kunnen ze bescherming zoeken bij de wet.
’Ik spreek graag tot mijn verdediging’ (Handelingen 23:35–24:21) 10
In Cesarea werd Paulus „in het pretoriaanse paleis van Herodes onder bewaking gehouden” om de komst van de beschuldigers uit Jeruzalem af te wachten (Hand. 23:35). Vijf dagen later kwamen ze: de hogepriester Ananias, een openbare spreker die Tertullus heette en een groep oudere mannen. Tertullus prees Felix eerst om wat hij voor de Joden deed, blijkbaar om hem te vleien en bij hem in de gunst te komen.1 Toen kwam hij ter zake en zei hij over Paulus „dat deze man een pest is en oproeren verwekt onder alle joden op de gehele bewoonde aarde en aan de spits staat van de sekte der Nazarenen, die ook heeft getracht de tempel te ontheiligen en die wij hebben gegrepen”. De andere Joden bevestigden zijn beschuldigingen „door te verklaren dat deze dingen inderdaad zo waren” (Hand. 24:5, 6, 9). Oproeren verwekken, aan de spits staan van een gevaarlijke sekte en de tempel ontheiligen — dat waren ernstige beschuldigingen, waar de doodstraf op kon staan. 11
Toen kreeg Paulus de kans om te spreken. Hij zei: ’Ik spreek graag tot mijn verdediging’, en hij ontkende de beschuldigingen met klem. Hij had de tempel niet ontheiligd en hij had niet tot een oproer aangezet. Hij wees erop 1 Tertullus bedankte Felix voor de „grote vrede” die hij het volk gebracht had. Maar de waarheid was dat er in de tijd van Felix minder vrede in Judea was dan tijdens het bestuur van elke andere stadhouder tot aan de opstand tegen Rome. Tertullus sprak ook niet de waarheid toen hij het had over „de grootste dankbaarheid” van de Joden voor de hervormingen van Felix. De meeste Joden verachtten Felix juist omdat hij hun leven heel zwaar maakte en opstanden genadeloos neersloeg (Hand. 24:2, 3). 9. (a) Hoe werden Paulus’ rechten als Romeins burger geschonden? (b) Wanneer kunnen wij gebruikmaken van onze rechten als burger van een land? 10. Welke ernstige beschuldigingen werden tegen Paulus ingebracht? 11, 12. Hoe weerlegde Paulus de beschuldigingen tegen hem?
FELIX — PROCURATOR VAN JUDEA
Rond 52 stelde de Romeinse keizer Claudius een van zijn gunstelingen, Antonius Felix, aan als procurator of stadhouder van Judea. Felix was net als zijn broer Pallas een vrijgelaten slaaf van de keizerlijke familie. Dat een vrijgelaten slaaf de functie kreeg van procurator met militair gezag was uniek. Omdat zijn broer veel invloed bij de keizer had, meende Felix „dat voor hem alle wandaden ongestraft zouden blijven”, aldus de Romeinse geschiedschrijver Tacitus. Felix heeft als procurator „door middel van alle denkbare barbaarsheid en willekeur de koninklijke macht met de ziel van een slaaf
uitgeoefend”. Tijdens zijn ambtsperiode trouwde hij met Drusilla, de dochter van Herodes Agrippa I, na haar ertoe overgehaald te hebben haar man in de steek te laten. Felix behandelde Paulus op een corrupte, onwettige manier, omdat hij dacht steekpenningen van hem te kunnen krijgen. Felix’ bestuur was zo corrupt en onderdrukkend dat keizer Nero hem in 58 naar Rome terugriep. Een Joodse delegatie volgde Felix naar Rome om hem van wanbestuur te beschuldigen, maar naar verluidt heeft Pallas weten te voorkomen dat zijn broer bestraft werd.
dat hij „verscheidene jaren” niet in Jeruzalem was geweest en dat hij was gekomen met „gaven van barmhartigheid”, giften voor christenen die arm waren geworden, misschien als gevolg van honger en vervolging. Paulus zei dat hij zich „ceremonieel gereinigd” had voordat hij de tempel was binnengegaan en dat hij moeite had gedaan „geen overtreding tegen God en de mensen” te begaan (Hand. 24:10-13, 16-18). 12
Paulus gaf echter toe dat hij heilige dienst voor de God van zijn voorvaders verrichtte „volgens de weg die zij een ’sekte’ noemen”. Maar hij hield vol dat hij alles geloofde „wat in de Wet is uiteengezet en in de Profeten staat geschreven”. En net als zijn beschuldigers had hij de hoop „dat er een opstanding zal zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen”. Toen daagde Paulus zijn beschuldigers uit: „Laten deze mannen hier zelf zeggen wat voor onrecht zij hebben gevonden toen ik voor het Sanhedrin stond, behalve met betrekking tot deze ene uitspraak, die ik uitriep toen ik in hun midden stond: ’Met betrekking tot de opstanding der doden word ik heden voor u geoordeeld!’ ” — Hand. 24:14, 15, 20, 21. 13 Paulus gaf een goed voorbeeld dat wij kunnen navolgen als we ooit vanwege onze aanbidding voor wereldlijke autoriteiten moeten verschijnen of als we er ten onrechte van worden beschuldigd opruiers of leden van een ’gevaarlijke sekte’ te zijn. Paulus probeerde niet bij de stadhouder in de gunst te komen door hem net als Tertullus te vleien. Paulus bleef kalm en respectvol. Met tact legde hij een duidelijke, waarheidsgetrouwe verklaring af. Paulus zei dat de „joden uit het district Asia” die hem ervan hadden beschuldigd de tempel te ontheiligen, niet aanwezig waren en dat hij
13-15. In welk opzicht is Paulus een goed voorbeeld voor ons wanneer het aankomt op het geven van een moedig getuigenis aan wereldlijke autoriteiten?
194
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
volgens de wet tegenover hen moest kunnen staan en hun beschuldigingen moest kunnen horen (Hand. 24:18, 19). 14
Wat vooral opvalt, is dat Paulus niet aarzelde getuigenis af te leggen van zijn geloof. De apostel herhaalde moedig dat hij in de opstanding geloofde, het onderwerp dat zo veel tumult had veroorzaakt toen hij voor het Sanhedrin terechtstond (Hand. 23:6-10). In zijn verdediging beklemtoonde Paulus de opstandingshoop. Waarom deed hij dat? Paulus legde getuigenis af van Jezus en van Zijn opstanding uit de doden, iets wat deze tegenstanders niet wilden aanvaarden (Hand. 26:6-8, 22, 23). Het strijdpunt was dus de opstanding, en om nog preciezer te zijn, het geloof in Jezus en in zijn opstanding. 15
Net als Paulus kunnen we moedig getuigenis geven en kunnen we kracht putten uit wat Jezus tegen zijn discipelen zei: „Gij zult ter wille van mijn naam voorwerpen van haat zijn voor alle mensen. Maar wie tot het einde heeft volhard, die zal gered worden.” Moeten we ons zorgen maken over wat we moeten zeggen? Nee, want Jezus gaf de verzekering: „Wanneer men u echter wegvoert om u over te leveren, maakt u dan niet tevoren bezorgd over wat gij zult spreken, maar spreekt datgene wat u in dat uur gegeven wordt, want niet gij zijt het die spreekt, maar de heilige geest” (Mark. 13:9-13).
’Felix werd door vrees aangegrepen’ (Handelingen 24:22-27) 16
Dit was niet de eerste keer dat stadhouder Felix iets over het christelijke geloof hoorde. Het verslag luidt: „Felix echter, die de zaken betreffende deze Weg [zoals christenen toen genoemd werden] tamelijk nauwkeurig wist, scheepte de mannen nu af en zei: ’Wanneer de militaire bevelhebber Lysias hier komt, zal ik in deze zaken u aangaande een beslissing nemen.’ En hij beval de legeroverste de man in verzekerde bewaring te houden en enige verlichting van hechtenis te geven en niemand van de zijnen te verbieden hem van dienst te zijn” (Hand. 24:22, 23). 17
Enkele dagen later liet Felix, met zijn vrouw Drusilla, een Jodin, Paulus komen en „hoorde hem aan inzake het geloof in Christus Jezus” (Hand. 24:24). Maar toen Paulus „over rechtvaardigheid en zelfbeheersing en het komende oordeel sprak, werd Felix door vrees aangegrepen”, misschien omdat hij last kreeg van zijn geweten vanwege de slechte dingen die hij zelf had gedaan. Daarom stuurde hij Paulus weg met de woorden: „Ga voorlopig heen, maar als ik een gelegen tijd vind, zal ik u weer laten roepen.” Felix liet Paulus daarna nog vaak komen, niet omdat hij de waarheid wilde leren kennen, maar omdat hij hoopte dat Paulus hem steekpenningen zou geven (Hand. 24:25, 26). 16, 17. (a) Hoe behandelde Felix Paulus’ rechtszaak? (b) Waardoor is Felix misschien bang geworden, maar om welke reden liet hij Paulus toch steeds komen?
„HOUD GOEDE MOED!”
18
Waarom sprak Paulus met Felix en zijn vrouw over „rechtvaardigheid en zelfbeheersing en het komende oordeel”? Bedenk dat ze wilden weten wat „geloof in Christus Jezus” inhield. Paulus, die wist hoe immoreel, wreed en onrechtvaardig ze waren, maakte duidelijk wat er verwacht werd van iedereen die Jezus’ volgeling wilde worden. Wat Paulus zei liet het grote contrast uitkomen tussen Gods rechtvaardige maatstaven en de levenswijze van Felix en zijn vrouw. Dat had hen moeten helpen in te zien dat alle mensen rekenschap aan God moeten afleggen voor wat ze denken, zeggen en doen, en dat het oordeel dat ze van God zouden ontvangen veel belangrijker was dan het oordeel dat over Paulus geveld zou worden. Geen wonder dat Felix ’door vrees werd aangegrepen’! 19 In onze dienst komen we misschien ook mensen tegen die net als Felix zijn. Eerst lijken ze belangstelling voor de waarheid te hebben, maar eigenlijk willen ze gewoon hun eigen zelfzuchtige leventje blijven leiden. Het is verstandig voorzichtig te zijn als we zulke mensen proberen te helpen. Toch kunnen we hun net als Paulus tactvol vertellen over Gods rechtvaardige maatstaven. Misschien zal de waarheid hun hart raken. Maar als duidelijk wordt dat ze niet van plan zijn hun zondige leven vaarwel te zeggen, dan blijven we geen moeite doen maar gaan we verder op zoek naar personen die echt de waarheid willen weten. 20
In Felix’ geval werd zijn hartentoestand onthuld door de volgende woorden: „Na verloop van twee jaar werd Felix door Porcius Festus opgevolgd; en omdat Felix bij de joden in de gunst wilde komen, liet hij Paulus in gevangenschap achter” (Hand. 24:27). Felix was geen echte vriend van Paulus. Hij wist dat volgelingen van „De Weg” geen opruiers of rebellen waren (Hand. 19:23). Felix wist ook dat Paulus geen enkele Romeinse wet had overtreden. Toch liet hij hem in gevangenschap achter omdat hij „bij de joden in de gunst wilde komen”. 21
Zoals uit het laatste vers van Handelingen 24 blijkt, zat Paulus nog steeds gevangen toen Felix als stadhouder werd opgevolgd door Porcius Festus. Daarmee begon een serie hoorzittingen, en Paulus werd van de ene functionaris naar de andere gebracht. Deze moedige apostel werd echt ’voor koningen en bestuurders gesleept’ (Luk. 21:12). Zoals we zullen zien, zou hij later getuigenis geven aan de machtigste heerser van die tijd. Ondanks alles heeft Paulus altijd een sterk geloof behouden. Ongetwijfeld heeft hij steeds kracht geput uit Jezus’ woorden: „Houd goede moed!” 18. Waarom sprak Paulus met Felix en zijn vrouw over „rechtvaardigheid en zelfbeheersing en het komende oordeel”? 19, 20. (a) Hoe moeten we in de prediking omgaan met mensen die interesse lijken te hebben maar die gewoon hun eigen zelfzuchtige leventje willen blijven leiden? (b) Hoe weten we dat Felix geen vriend van Paulus was? 21. Wat gebeurde er met Paulus toen Porcius Festus stadhouder werd, en waaruit heeft Paulus ongetwijfeld steeds kracht geput?
195
HOOFDST UK 25
„Ik beroep mij op caesar!” Paulus geeft een voorbeeld in het verdedigen van het goede nieuws Gebaseerd op Handelingen 25:1–26:32 PAULUS staat in Cesarea nog steeds onder strenge bewaking. Toen hij twee jaar daarvoor naar Judea was teruggegaan, hadden de Joden binnen enkele dagen minstens drie keer geprobeerd hem te vermoorden (Hand. 21:27-36; 23:10, 12-15, 27). Dat is zijn vijanden tot nu toe niet gelukt, maar ze geven het niet op. Als Paulus beseft dat hij opnieuw aan hen overgeleverd zou kunnen worden, zegt hij tegen de Romeinse stadhouder Festus: „Ik beroep mij op caesar!” — Hand. 25:11. 2
Steunde Jehovah Paulus’ beslissing om zich op de keizer van Rome te beroepen? Het antwoord op die vraag is van belang voor ons, die in deze eindtijd grondig getuigenis afleggen van Gods koninkrijk. We moeten weten of Paulus een patroon instelde „in het verdedigen en wettelijk bevestigen van het goede nieuws” dat wij kunnen navolgen (Fil. 1:7).
„Ik sta voor de rechterstoel” (Handelingen 25:1-12) 3
Drie dagen nadat Festus, de nieuwe Romeinse stadhouder van Judea, zijn ambt had aanvaard, ging hij naar Jeruzalem.1 Daar hoorde hij de overpriesters en vooraanstaande Joden aan, die Paulus van ernstige misdaden beschuldigden. Ze wisten dat de nieuwe stadhouder onder druk stond om op goede voet met hen en alle Joden te komen. Dus vroegen ze Festus om een gunst, namelijk om Paulus naar Jeruzalem te brengen en hem daar voor te laten komen. Maar achter dit verzoek zat een duister plan. Deze vijanden wilden Paulus op de weg van Cesarea naar Jeruzalem ombrengen. Festus wees hun verzoek af: ’Laten de machthebbers onder u met mij meegaan [naar Cesarea] en hem beschuldigen, indien er iets buitensporigs met de man aan de hand is’ (Hand. 25:5). Daardoor ontsnapte Paulus ook nu weer aan de dood. 4
Tijdens al Paulus’ beproevingen stond Jehovah hem via de Heer Jezus Christus bij. We hebben gezien dat Jezus in een visioen tegen zijn apostel 1 Zie het kader „De Romeinse procurator Porcius Festus” op blz. 199. 1, 2. (a) In welke situatie bevindt Paulus zich? (b) Welke vragen rijzen er in verband met Paulus’ beroep op caesar? 3, 4. (a) Wat stak er achter het verzoek van de Joden om Paulus naar Jeruzalem te laten brengen, en hoe ontsnapte hij aan de dood? (b) Hoe staat Jehovah zijn aanbidders in deze tijd bij, net zoals hij dat bij Paulus deed? 196
„IK BEROEP MIJ OP CAESAR!”
197
zei: „Houd goede moed!” (Hand. 23:11) Ook nu krijgen Gods aanbidders met obstakels en bedreigingen te maken. Jehovah voorkomt niet alle problemen, maar hij geeft ons de wijsheid en kracht om te volharden. We kunnen altijd rekenen op „de kracht die datgene wat normaal is te boven gaat” waarin onze liefhebbende God voorziet (2 Kor. 4:7). 5
Enkele dagen later nam Festus plaats „op de rechterstoel” in Cesarea.1 Paulus en zijn beschuldigers stonden voor hem. Paulus’ weerwoord op hun ongegronde beschuldigingen was: „Noch tegen de Wet der joden noch tegen de tempel noch tegen caesar heb ik enige zonde begaan.” De apostel was onschuldig en verdiende het vrijgelaten te worden. Wat zou Festus beslissen? Hij wilde graag een wit voetje bij de Joden halen en vroeg aan Paulus: „Wenst gij naar Jeruzalem op te gaan en daar inzake deze dingen in mijn tegenwoordigheid geoordeeld te worden?” (Hand. 25:6-9) Wat een absurd voorstel! Als Paulus teruggestuurd zou worden naar Jeruzalem, zou hij berecht worden door zijn beschuldigers en wachtte hem een zekere dood. In dit geval verkoos Festus politieke belangen boven gerechtigheid. Een vorige stadhouder, Pontius Pilatus, had dezelfde keus gemaakt bij een rechtszaak tegen een nog belangrijker gevangene (Joh. 19:12-16). Ook nu geven rechters soms toe aan politieke druk. Daarom hoeven we niet verbaasd te zijn 1 „De rechterstoel” was een verhoogd platform. De verhoogde positie moest duidelijk maken dat het vonnis van de rechter gewicht had en onherroepelijk was. Pilatus zat op een rechterstoel toen hij een oordeel velde over de beschuldigingen tegen Jezus. 5. Hoe behandelde Festus Paulus?
We gaan in beroep tegen ongunstige vonnissen
198
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
als rechtszaken waarbij Gods volk betrokken is, soms ondanks de bewijzen in ons nadeel uitpakken. 6
Dat Festus de Joden graag te vriend wilde houden, had Paulus in levensgevaar kunnen brengen. Daarom maakte Paulus gebruik van een recht dat hij als Romeins burger had. Hij zei tegen Festus: „Ik sta voor de rechterstoel van caesar, waar ik geoordeeld behoor te worden. Ik heb de joden geen onrecht gedaan, zoals ook gij heel goed vaststelt. (...) Ik beroep mij op caesar!” Als iemand eenmaal in beroep was gegaan, kon dat meestal niet meer ongedaan worden gemaakt. Festus beklemtoonde dat door te zeggen: „Op caesar hebt gij u beroepen, naar caesar zult gij gaan” (Hand. 25:10-12). Door zich te beroepen op een hogere juridische autoriteit, schiep Paulus een precedent voor ware christenen in deze tijd. Als tegenstanders ’moeite beramen op gezag der verordening’, maken Jehovah’s Getuigen gebruik van juridische mogelijkheden om het goede nieuws te verdedigen (Ps. 94:20).1 7
Zo kreeg Paulus, na twee jaar gevangen te hebben gezeten voor misdaden die hij niet had begaan, de kans zijn zaak in Rome voor te leggen. Maar voordat hij vertrok, wilde een andere regeerder hem nog zien.
’Ik ben niet ongehoorzaam geworden’ (Handelingen 25:13–26:23) 8
Enkele dagen nadat Paulus zich bij Festus beroepen had op caesar, brachten koning Agrippa en zijn zus Bernice de nieuwe stadhouder „een beleefdheidsbezoek”.2 In de tijd van de Romeinen was het gebruikelijk dat functionarissen zo’n bezoek brachten aan pas aangestelde bestuurders. Door Festus met zijn aanstelling te feliciteren probeerde Agrippa ongetwijfeld een politieke en persoonlijke band te smeden die hem in de toekomst goed van pas zou kunnen komen (Hand. 25:13). ¨ 9 Festus vertelde koning Agrippa over Paulus, en Agrippa was geıntrigeerd. De volgende dag namen de twee regeerders plaats op de rechterstoel. Maar hun pracht en praal waren beslist niet indrukwekkender dan de woorden die de voorgeleide gevangene op het punt stond te spreken (Hand. 25:22-27). 10 Paulus bedankte koning Agrippa respectvol dat hij de gelegenheid kreeg zich te verdedigen, en hij merkte op dat de koning goed op de hoogte was van alle gebruiken en van de geschillen onder de Joden. Toen gaf Paulus een beschrijving van zijn vroegere leven: ’Ik heb volgens de strengste
1 Zie het kader „In beroep voor de ware aanbidding in deze tijd” op blz. 200. 2 Zie het kader „Koning Herodes Agrippa II” op blz. 201. 6, 7. Waarom beriep Paulus zich op caesar, en welk precedent schiep hij daarmee voor ware christenen nu? 8, 9. Waarom bracht koning Agrippa een bezoek aan Cesarea? 10, 11. Hoe toonde Paulus respect voor Agrippa, en welke details over zijn eigen verleden vertelde hij aan de koning?
DE ROMEINSE PROCURATOR PORCIUS FESTUS
De enige informatie over Porcius Festus uit de eerste hand vinden we in Handelingen van Apostelen en de geschriften van Josephus. Festus volgde Felix rond 58 op als procurator van Judea en stierf blijkbaar in functie na slechts twee of drie jaar geregeerd te hebben. Festus schijnt over het algemeen een verstandig en bekwaam procurator te zijn geweest, in tegenstelling tot zijn voorganger, Felix, en zijn opvolger, Albinus. Aan het begin van Festus’ bestuur had Judea te lijden van bandieten. Josephus zegt over Festus: „Hij pakte de grootste plaag van het land voortvarend aan. Hij nam talloze rovers gevangen
en een niet gering aantal van hen liet hij ter dood brengen.” Tijdens Festus’ bestuur bouwden de Joden een muur om te voorkomen dat koning Agrippa kon zien wat er op het tempelterrein gebeurde. Eerst beval Festus hun de muur af te breken. Maar op hun verzoek stond hij de Joden later toe de kwestie aan keizer Nero voor te leggen. Naar het schijnt trad Festus streng op tegen misdadigers en rebellen. Maar omdat hij graag op goede voet wilde blijven met de Joden, was hij bereid het niet zo nauw te nemen met de gerechtigheid, in ieder geval toen Paulus voor hem gebracht werd.
¨ geleefd’ (Hand. 26:5). sekte van onze vorm van aanbidding als een Farizeeer ¨ Als farizeeer had Paulus op de komst van de Messias gehoopt. Hij was nu christen en verkondigde moedig dat Jezus Christus de langverwachte Messias was. De reden dat Paulus die dag terechtstond, was een overtuiging die hij en zijn beschuldigers gemeen hadden: de hoop op de vervulling van Gods belofte aan hun voorvaders. Hierdoor kreeg Agrippa nog meer interesse voor wat Paulus te zeggen had.1 11 Terugdenkend aan de afschuwelijke manier waarop hij christenen vroeger had behandeld, zei Paulus: „Ik voor mij dacht werkelijk bij mijzelf dat ik vele vijandige daden tegen de naam van Jezus de Nazarener moest begaan (...) Aangezien mijn woede tegen hen [de volgelingen van Christus] geen grenzen kende, ging ik zo ver dat ik hen zelfs in steden buiten ons land vervolgde” (Hand. 26:9-11). Paulus overdreef niet. Veel mensen wisten hoe gewelddadig hij tegen de christenen tekeer was gegaan (Gal. 1:13, 23). Agrippa zal zich misschien hebben afgevraagd hoe deze man zo veranderd kon zijn. 12
Het antwoord op die vraag gaf Paulus vervolgens zelf: „Toen ik nu tijdens de uitoefening van deze bezigheden op weg naar Damaskus was, met volmacht en in opdracht van de overpriesters, zag ik, o koning, op het 1 Als christen aanvaardde Paulus Jezus als de Messias. De Joden, die Jezus verworpen hadden, zagen Paulus als een afvallige (Hand. 21:21, 27, 28). 12, 13. (a) Hoe beschreef Paulus zijn bekering? (b) Hoe had Paulus ’achteruit geslagen tegen de prikkels’?
IN BEROEP VOOR DE WARE AANBIDDING IN DEZE TIJD
Jehovah’s Getuigen zijn soms in hoger beroep gegaan in de hoop obstakels voor de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk uit de weg te ruimen. Hier volgen twee voorbeelden: Op 28 maart 1938 vernietigde het Amerikaanse Hooggerechtshof de uitspraken van lagere rechters en sprak een groep Getuigen vrij die in Griffin (Georgia) waren gearresteerd wegens het verspreiden van Bijbelse lectuur. Dat was de eerste van vele zaken voor dat hof in verband met het recht van de Getuigen om het goede nieuws te prediken.1 Een ander voorbeeld is dat van een Getuige in Griekenland, Minos Kokkinakis. In een periode van 48 jaar werd hij meer dan zestig keer gearresteerd wegens ’proselitisme’. Achttien keer moest hij voor de rechter verschijnen. Hij heeft jarenlang in de gevangenis gezeten en in ballingschap geleefd op afgelegen eilanden ¨ in de Egeısche Zee. Na zijn laatste veroordeling in 1986 verloor broeder Kokkinakis zijn zaken bij de hogere rechtscolleges van Griekenland. Toen legde hij zijn zaak voor aan het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Op 25 mei 1993 besliste het EHRM dat Griekenland het recht op godsdienstvrijheid van broeder Kokkinakis had geschonden. Jehovah’s Getuigen hebben tientallen zaken voorgelegd aan het EHRM, en de meeste daarvan hebben ze gewonnen. Geen enkele andere organisatie, al dan niet religieus van aard, heeft zo veel succes gehad bij het verdedigen van fundamentele mensenrechten voor het EHRM. Trekken anderen voordeel van de juridische overwinningen van Jehovah’s Getuigen? De geleerde Charles C. Haynes schreef: „We zijn Jehovah’s Getuigen allemaal veel dank verschuldigd. Ongeacht hoe vaak ze beledigd, de stad uitgejaagd of zelfs fysiek aangevallen worden, ze blijven strijden voor hun (en dus voor onze) vrijheid van godsdienst. En als zij zegevieren, zegevieren we allemaal.” 1 Zie voor een recenter voorbeeld het verslag van de uitspraak van het Amerikaanse Hooggerechtshof inzake vrijheid van meningsuiting in de Ontwaakt! van 8 januari 2003, blz. 3-11.
middaguur onderweg een licht dat de zon in glans overtrof, uit de hemel om mij en mijn reisgezellen heen flitsen. En toen wij allen op de grond waren gevallen, hoorde ik een stem in de Hebreeuwse taal tot mij zeggen: ’Saul, Saul, waarom vervolgt gij mij? Achteruit te blijven slaan tegen de prikkels maakt het hard voor u.’ Maar ik zei: ’Wie zijt gij, Heer?’ En de Heer zei: ’Ik ben Jezus, die gij vervolgt’ ” (Hand. 26:12-15).1 13
Voordat Paulus dit wonderbaarlijke visioen kreeg, had hij figuurlijk ’achteruit geslagen tegen de prikkels’. Zoals een lastdier zichzelf onnodig zou verwonden als hij tegen het scherpe eind van een ossenprikkel zou schoppen, had Paulus zichzelf geestelijk verwond door tegen de wil van God in te gaan. De opgestane Jezus verscheen op de weg naar Damaskus aan Paulus om deze oprechte, maar duidelijk misleide man te helpen zijn denkwijze te veranderen (Joh. 16:1, 2). 14 Paulus bracht beslist drastische veranderingen in zijn leven aan. Hij zei: „Daarom, koning Agrippa, ben ik het hemelse gezicht niet ongehoorzaam geworden, maar ben eerst aan hen die in Damaskus waren en ook aan degenen die in Jeruzalem woonden, en in het gehele land van Judea ¨ de boodschap gaan brenen aan de natien gen dat zij berouw moesten hebben en zich tot God moesten keren door werken te doen die bij berouw passen” (Hand. 26:19, 20). Al jarenlang hield Paulus zich inmiddels bezig met de opdracht die Jezus Christus hem die middag in het visioen had gegeven. Het resultaat? Degenen die positief reageerden op het goede nieuws dat Paulus bekendmaakte,
1 Over Paulus’ uitspraak dat hij „op het middaguur” onderweg was, zei een Bijbelgeleerde: „Tenzij een reiziger echt ongelofelijke haast had, nam hij tijdens de middaghitte rust. We zien dus dat Paulus zich echt afbeulde op deze missie van vervolging.” 14, 15. Wat zei Paulus over de veranderingen die hij in zijn leven had aangebracht?
„IK BEROEP MIJ OP CAESAR!”
201
hadden berouw van hun immorele, oneerlijke gedrag en keerden zich tot God. Ze werden goede burgers, die respect toonden voor orde en gezag. 15
Maar dat maakte geen indruk op Paulus’ Joodse tegenstanders. Paulus zei: „Vanwege deze dingen hebben joden mij in de tempel gegrepen en gepoogd mij om het leven te brengen. Omdat ik echter de hulp heb verkregen die van God afkomstig is, ga ik er tot op deze dag mee voort zowel aan klein als groot getuigenis af te leggen” (Hand. 26:21, 22). 16
Als ware christenen moeten we „altijd gereed” zijn ons geloof te verdedigen (1 Petr. 3:15). Wanneer we met rechters en bestuurders over ons geloof praten, kan het nuttig zijn Paulus na te volgen in de manier waarop hij Agrippa en Festus toesprak. Door hun respectvol te vertellen hoe Bijbelse waarheden het leven van mensen ten goede hebben veranderd — zowel ons eigen leven als dat van mensen die positief op onze boodschap reageren — zullen we misschien het hart van deze hooggeplaatste mensen bereiken. 16. Hoe kunnen we Paulus navolgen als we met rechters en bestuurders over ons geloof praten?
KONING HERODES AGRIPPA II
De Agrippa waarover in Handelingen 25 wordt gesproken, was koning Herodes Agrippa II, de achterkleinzoon van Herodes de Grote en de zoon van de Herodes die de gemeente in Jeruzalem veertien jaar daarvoor had aangevallen (Hand. 12:1). Agrippa was de laatste uit dit vorstengeslacht. Toen zijn vader in 44 stierf, was de zeventienjarige Agrippa in Rome, waar hij zijn opleiding kreeg aan het hof van keizer Claudius. De adviseurs van de keizer vonden Agrippa te jong om het rijk van zijn vader te erven, en daarom werd er in zijn plaats een Romeinse stadhouder aangesteld. Maar volgens Josephus bemiddelde Agrippa terwijl hij nog in Rome was voor de Joden en vertegenwoordigde hij hun belangen. Rond 50 werd Agrippa door Claudius aangesteld als koning over
Chalcis, en in 53 over Iturea, Trachonitis en Abilene. Agrippa kreeg ook het toezicht over de tempel in Jeruzalem en de autoriteit om Joodse hogepriesters te benoemen. Claudius’ opvolger Nero breidde Agrippa’s rijk nog verder uit met delen van Galilea en Perea. Toen Agrippa Paulus ontmoette, was hij in Cesarea met zijn zus Bernice, die haar man, de ko¨ ning van Cilicie, had verlaten (Hand. 25:13). Toen Agrippa er in 66 niet in slaagde de Joodse opstand tegen Rome tot bedaren te brengen, werd hij zelf een doelwit van de rebellen, en hij had geen andere keus dan zich bij de Romeinen aan te sluiten. Nadat de Joodse opstand was neergeslagen, gaf een nieuwe keizer, Vespasianus, Agrippa als beloning nog meer gebieden.
202
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
„Gij zoudt mij in korte tijd overreden een christen te worden” (Handelingen 26:24-32) 17 De twee regeerders konden niet naar Paulus’ overtuigende verklaring luisteren zonder geraakt te worden. Kijk maar wat er gebeurde: „Terwijl hij [Paulus] nu deze dingen tot zijn verdediging sprak, zei Festus met een luide stem: ’Gij wordt waanzinnig, Paulus! Grote geleerdheid drijft u tot waanzin!’ ” (Hand. 26:24) Festus’ uitbarsting kan zijn voortgekomen uit een houding die we ook nu soms zien. Veel mensen vinden personen die onderwijzen wat de Bijbel echt zegt, fanatici. Wereldwijze mensen hebben er vaak moeite mee de Bijbelse opstandingsleer te accepteren. 18 Maar Paulus had een weerwoord voor de stadhouder: „Ik word niet waanzinnig, Uwe Excellentie Festus, maar ik uit woorden van waarheid en van gezond verstand. In werkelijkheid is de koning tot wie ik met vrijmoedigheid van spreken het woord richt, zeer goed van deze dingen op de hoogte (...) Gelooft gij, koning Agrippa, de Profeten? Ik weet dat gij gelooft.” Agrippa antwoordde: „Gij zoudt mij in korte tijd overreden een christen te worden” (Hand. 26:25-28). Of deze woorden nu gemeend waren of niet, ze laten zien dat Paulus’ getuigenis een diepgaande uitwerking op de koning had. ¨ 19 Toen stonden Agrippa en Festus op om aan te geven dat de audientie
ten einde was. „Terwijl zij zich terugtrokken, gingen zij met elkaar spreken en zeiden: ’Deze mens beoefent niets wat dood of boeien verdient.’ Bovendien zei Agrippa tot Festus: ’Deze mens had vrijgelaten kunnen worden indien hij zich niet op caesar had beroepen’ ” (Hand. 26:31, 32). Ze wisten dat de man die hen had toegesproken, onschuldig was. Misschien zouden ze de christenen voortaan vriendelijker behandelen. 20
Geen van de machtige regeerders in dit verslag schijnt het goede nieuws te hebben aanvaard. Werd er een doel mee gediend dat Paulus voor deze mannen verscheen? Ja, want doordat Paulus in Judea ’voor koningen en bestuurders gesleept werd’, werd er getuigenis gegeven in regionen van de Romeinse regering die indertijd misschien ontoegankelijk waren (Luk. 21:12, 13). Bovendien waren zijn ervaringen en zijn getrouwheid onder beproevingen een aanmoediging voor zijn broeders en zusters (Fil. 1:12-14). 21
Dat gaat ook in deze tijd op. Als we ondanks beproevingen en tegenstand doorgaan met de Koninkrijksprediking, kan dat verschillende positieve resultaten opleveren. Misschien kunnen we getuigenis geven aan functionarissen die anders moeilijk te bereiken zouden zijn. Onze getrouwe volharding kan een aanmoediging zijn voor onze broeders en zusters, en kan hen ertoe bewegen met nog meer moed grondig getuigenis af te leggen van Gods koninkrijk. 17. Hoe reageerde Festus op Paulus’ verdediging, en welke vergelijkbare houding zien we nu? 18. Hoe reageerde Paulus op Festus, en welke uitspraak lokte dat bij Agrippa uit? 19. Tot welke conclusie kwamen Festus en Agrippa in verband met Paulus? 20. Welke resultaten had Paulus’ getuigenis aan hooggeplaatste personen? 21. Welke positieve resultaten kan het hebben te volharden in de Koninkrijksprediking?
HOOFDST UK 26
„Geen ziel van u zal verloren gaan” Paulus lijdt schipbreuk, en hij toont een groot geloof en diepe liefde voor mensen Gebaseerd op Handelingen 27:1–28:10 PAULUS blijft aan Festus’ woorden denken, want ze zullen grote invloed hebben op zijn toekomst. „Naar caesar zult gij gaan”, had stadhouder Festus gezegd. Paulus zit al twee jaar gevangen, dus de lange reis naar Rome zal in ieder geval een verandering van omgeving met zich meebrengen (Hand. 25:12). Maar Paulus heeft al veel zeereizen gemaakt, en hij heeft niet alleen herinneringen aan verfrissende briesjes en weidse uitzichten. Bovendien zal het vooruitzicht om voor caesar te moeten verschijnen heel wat ernstige vragen bij Paulus oproepen. 2
Paulus heeft meerdere keren „gevaren op zee” meegemaakt, want hij heeft al drie keer een schipbreuk overleefd en zelfs een nacht en dag op open zee doorgebracht (2 Kor. 11:25, 26). Bovendien zal deze reis heel anders verlopen dan de zendingsreizen die hij als vrij man heeft gemaakt. Paulus zal als gevangene reizen en een ongelofelijke afstand afleggen: ruim drieduizend kilometer van Cesarea naar Rome. Zal hij deze reis ongeschonden doorstaan? En als dat gebeurt, gaat hij dan alsnog zijn ondergang tegemoet? Hij moet immers terechtstaan voor de machtigste heerser in Satans wereld van die tijd. 3
Denk je na alles wat je over Paulus gelezen hebt dat hij zich heeft laten meeslepen door wanhoop over wat er zou kunnen gebeuren? Zeker niet! Hij wist dat hem ontberingen te wachten stonden, maar hij had geen idee in welke vorm die zouden komen. Waarom zou hij zijn vreugde in de bediening dan laten overschaduwen door bezorgdheid over dingen die hij niet in de hand had? (Matth. 6:27, 34) Paulus wist dat Jehovah wilde dat hij iedere gelegenheid aangreep om het goede nieuws van Gods koninkrijk bekend te maken, zelfs aan wereldlijke heersers (Hand. 9:15). Paulus was vastbesloten zijn opdracht te volbrengen, wat er ook zou gebeuren. Wij zijn vastbesloten hetzelfde te doen. Laten we Paulus dus volgen op deze gedenkwaardige reis en ondertussen bekijken welke praktische waarde zijn voorbeeld voor ons heeft.
’De winden zaten tegen’ (Handelingen 27:1-7a) 4
Paulus en enkele andere gevangenen werden toevertrouwd aan Julius,
1, 2. Wat voor reis staat Paulus te wachten, en waar maakt hij zich misschien zorgen over? 3. Wat was Paulus vastbesloten te doen, en wat gaan we in dit hoofdstuk bespreken? 4. Op wat voor schip begon Paulus aan zijn reis, en wie gingen er met hem mee? 203
204
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
een Romeinse legeroverste, die ervoor koos aan boord te gaan van een koopvaardijschip dat in Cesarea was aangekomen. Het schip kwam uit Adramyt¨ tium, een haven aan de westkust van Klein-Azie, tegenover de stad Mitylene op het eiland Lesbos. Het zou naar het noorden varen en dan naar het westen, en onderweg havens aandoen om goederen uit te laden en nieuwe lading in te nemen. Zulke vaartuigen waren niet ontworpen voor het comfort van reizigers en zeker niet voor dat van gevangenen. (Zie het kader „Reizen over zee en handelsroutes”.) Gelukkig zou Paulus niet als enige christen tussen een groep misdadigers hoeven te reizen. Minstens twee geloofsgenoten reisden met hem mee: Aristarchus en Lukas. Uiteraard was Lukas degene REIZEN OVER ZEE EN HANDELSROUTES die het verslag opschreef. Het is niet bekend of deze loyale vrienden hun reis zelf hebben In de oudheid werden schepen voornamebetaald of als bedienden van Paulus zijn oplijk gebruikt voor goederentransport en niet getreden (Hand. 27:1, 2). om passagiers te vervoeren. Iemand die een 5 Na een dag op zee waren ze zo’n 110 kiloreis wilde maken moest een koopvaardijschip meter naar het noorden gevaren en legde het zoeken dat in de gewenste richting ging, onschip aan in Sidon, aan de kust van Syrie.¨ derhandelen over de prijs en dan wachten tot Blijkbaar behandelde Julius Paulus niet als het schip vertrok. een gewone misdadiger, mogelijk omdat PauDuizenden schepen voeren heen en weer lus een Romeins burger was die niet schuldig over de Middellandse Zee om voedsel en anwas verklaard (Hand. 22:27, 28; 26:31, 32). Judere handelswaar te vervoeren. Passagiers op lius liet Paulus aan land gaan om medechriszo’n schip moesten vaak aan dek slapen, mistenen op te zoeken. De broeders en zusters schien onder een soort tent die ze ’s avonds zullen de apostel maar wat graag verzorgd zelf opzetten en ’s morgens weer afbraken. Ze hebben na zijn lange gevangenschap! Kun jij mogelijkheden bedenken om net zo’n liefdemoesten ook alles meenemen wat ze voor de volle gastvrijheid te tonen en in ruil daarvoor reis nodig hadden, inclusief eten en beddenopgebouwd te worden? — Hand. 27:3. goed. 6 Hoe lang de reis duurde, hing volledig af Het schip vertrok weer vanuit Sidon en van de wind. Omdat het in de winter nogal kon voer vervolgens verder langs de kust en langs stormen, werd er over het algemeen van half Cilicie,¨ waar Paulus’ geboorteplaats, Tarsus, november tot half maart niet gevaren. lag. Lukas vermeldt verder geen andere plaatsen die ze aandeden, hoewel hij wel de onheilspellende opmerking maakt dat „de winden tegen zaten” (Hand. 27:4, 5). Toch kunnen we ons heel goed voorstellen dat Paulus elke ACHTERSTEVEN BOEG gelegenheid heeft aangegrepen om het goede voorzeil nieuws te prediken. Hij heeft ongetwijfeld gegrootzeil tuigenis gegeven aan medegevangenen en anderen aan boord, zoals de bemanning en de 5. Van welke omgang kon Paulus in Sidon genieten, en wat kunnen wij daarvan leren?
ankers
stuurriemen
6-8. Hoe verliep Paulus’ reis van Sidon tot aan Knidus, en welke gelegenheden heeft Paulus waarschijnlijk aangegrepen om te prediken?
„GEEN ZIEL VAN U ZAL VERLOREN GAAN”
soldaten, en aan mensen in de havens die het schip aandeed. Maken wij ook een goed gebruik van gelegenheden die we hebben om te prediken? 7 Na een tijdje kwam het schip aan in Myra, een haven aan de zuidkust van ¨ Klein-Azie. Daar moesten Paulus en anderen overstappen op een ander schip, dat hen naar Rome, hun eindbestemming, zou brengen (Hand. 27:6). In die tijd was Egypte de voornaamste leverancier van graan voor Rome, en Egyptische graanschepen legden aan in Myra. Julius vond zo’n schip en liet de soldaten en gevangenen aan boord gaan. Dit schip moet een stuk groter zijn geweest dan het eerste. Het vervoerde een kostbare lading tarwe en daarnaast 276 mensen: de bemanning, de soldaten, de gevangenen en waarschijnlijk nog anderen die naar Rome gingen. Door het overstappen op een ander schip werd Paulus’ predikingsgebied dus uitgebreid, en ongetwijfeld heeft hij gebruikgemaakt van die situatie. 8
De volgende plaats die ze aandeden was Knidus, in het zuidwesten van ¨ Klein-Azie. Als de wind gunstig stond, kon een schip die afstand in ongeveer een dag afleggen. Maar Lukas bericht dat ze „ettelijke dagen langzaam verder hadden gevaren en met moeite ter hoogte van Knidus waren geraakt” (Hand. 27:7a). De omstandigheden waren verslechterd. (Zie het kader „Tegenwind op de Middellandse Zee” op blz. 208.) Denk je eens in hoe het de mensen op het schip moet zijn vergaan terwijl het op de ruwe zee tegen de sterke wind in moest varen.
’Geweldig heen en weer geslingerd’ door de storm (Handelingen 27:7b-26) 9
De scheepskapitein wilde vanuit Knidus naar het westen varen, maar de ooggetuige Lukas zegt: ’De wind belette ons vooruit te komen’ (Hand. 27:7b). Terwijl het schip van het vasteland wegvoer, kon het de kuststroom niet blijven volgen en werd het door een krachtige noordwestelijke wind naar het zuiden geduwd, misschien met hoge snelheid. Eerder had Cyprus het kustschip beschermd tegen ongunstige winden, en dit keer vormde Kreta zo’n bescherming. Toen het schip het voorgebergte van Salmone aan de oostkant van Kreta eenmaal gepasseerd was, ging het iets beter. Het schip kwam nu aan de lijzijde, de zuidkant, van het eiland en was daardoor enigszins beschut tegen de sterke wind. Dat moet een opluchting zijn geweest voor de opvarenden! Maar die opluchting was niet van lange duur. Zolang het schip op zee was, kon de bemanning de naderende winter niet negeren. Ze hadden reden om zich zorgen te maken. 10 Lukas bericht nauwkeurig: „Na met moeite langs de kust ervan [Kreta] te zijn gevaren, bereikten wij een zekere plaats, Schone Havens geheten.” Zelfs onder de beschutting van de landmassa was het schip moeilijk onder controle te houden. Uiteindelijk konden ze echter voor anker gaan in een kleine baai, waarvan men denkt dat die in het gedeelte ligt vlak voordat de kust in noordelijke richting afbuigt. Hoe lang zijn ze daar gebleven? Volgens Lukas „geruime tijd”, maar dat was niet in hun voordeel. In september en oktober was varen een stuk gevaarlijker (Hand. 27:8, 9).
9, 10. Welke problemen ontstonden in de buurt van Kreta?
205
’Hij dankte God in tegenwoordigheid van hen allen.’ — Handelingen 27:35
„GEEN ZIEL VAN U ZAL VERLOREN GAAN”
11 Enkele passagiers hebben Paulus misschien om advies gevraagd omdat hij al vaker over de Middellandse Zee had gereisd. Hij gaf de raad om niet verder te varen. Anders zouden ’schade en groot verlies’ het gevolg zijn, misschien zelfs het verlies van levens. Maar de stuurman en de scheepseigenaar wilden verder, mogelijk omdat ze graag naar een veiliger plek wilden. Ze wisten Julius te overtuigen, en de meesten wilden proberen Fenix te bereiken, een haven verder langs de kust. Misschien was deze haven groter en geschikter om de winter door te brengen. Toen er dus een bedrieglijk zachte zuidenwind begon te waaien, vertrok het schip (Hand. 27:10-13). 12 Toen kwamen er meer problemen: een „stormwind” uit het noordoosten. Een tijdlang vonden ze beschutting achter „een zeker eilandje, Kauda geheten,” zo’n 65 kilometer van Schone Havens. Maar het schip liep nog steeds het gevaar naar het zuiden af te drijven en vast te lopen op de zandbanken voor de kust van Afrika. De zeelieden deden verwoede pogingen om dat te voorkomen en haalden de sloep die het schip achter zich aan sleepte, aan boord. Dat ging niet makkelijk, want waarschijnlijk stond de sloep vol water. Vervolgens gingen ze met man en macht aan het werk om het grote schip te ondergorden door er touwen of kettingen onderdoor te halen om de planken bijeen te houden. Bovendien haalden ze het tuig neer, het grootzeil of het want, en probeerden ze het schip met de wind mee te laten drijven en zo de storm uit te zitten. Wat een beangstigende ervaring moet dat zijn geweest! En deze maatregelen waren niet afdoende, want het schip werd nog steeds ’geweldig heen en weer geslingerd’ door de storm. Op de derde dag gooiden ze het scheepstuig overboord, waarschijnlijk om te kunnen blijven drijven (Hand. 27:14-19). 13
Er moet paniek geheerst hebben. Maar Paulus en zijn reisgenoten waren vol goede moed. De Heer had Paulus eerder verzekerd dat hij getuigenis zou afleggen in Rome, en later werd die belofte bevestigd door een engel (Hand. 19:21; 23:11). Toch raasde de zware storm twee weken lang dag en nacht door. De constante regen en het dikke wolkendek lieten het licht van de zon en de sterren niet door, dus kon de stuurman de plaats en koers van het schip niet bepalen. Zelfs een normale maaltijd zal niet mogelijk geweest zijn. Hoe kon iemand vanwege de kou, regen, zeeziekte en angst zelfs maar aan eten denken? 14 Toen ging Paulus staan. Hij kwam terug op zijn eerdere waarschuwing, maar niet met een houding van: ’Ik heb het toch gezegd.’ Het ging erom dat de gebeurtenissen aantoonden dat het verstandig was naar hem te luisteren. Daarna zei hij: „Toch raad ik u nu aan goede moed te houden, want geen ziel van u zal verloren gaan, maar alleen de boot” (Hand. 27:21, 22). Met die woorden heeft hij zijn medepassagiers vast een hart onder de riem gestoken! Paulus zal zelf ook heel blij zijn geweest dat hij van Jehovah zo’n hoopgevende
11. Welke raad gaf Paulus zijn medepassagiers, maar welk besluit werd er genomen? 12. Met welke gevaren kreeg het schip te maken nadat het Kreta had verlaten, en hoe probeerde de bemanning een ramp te voorkomen? 13. Hoe moet het er tijdens de storm aan boord van het schip aan toe zijn gegaan? 14, 15. (a) Waarom kwam Paulus tijdens het gesprek met zijn medepassagiers terug op zijn eerdere waarschuwing? (b) Wat kunnen we leren van de hoopgevende boodschap die Paulus overbracht?
207
208
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
boodschap mocht doorgeven. Het is belangrijk te bedenken dat Jehovah elk mensenleven kostbaar vindt. Ieder mens telt voor hem. Petrus schreef dat Jehovah „niet wenst dat er iemand vernietigd wordt, maar wenst dat allen tot berouw geraken” (2 Petr. 3:9). Daarom is het bijzonder dringend dat we Jehovah’s boodschap van hoop aan zo veel mogelijk mensen proberen te vertellen! Er staan kostbare levens op het spel. 15
Waarschijnlijk had Paulus velen aan boord van het schip verteld over ’de hoop op de belofte die door God werd gedaan’ (Hand. 26:6; Kol. 1:5). Nu er schipbreuk dreigde, had Paulus een krachtige basis voor een hoop die dichterbij lag. Hij zei: „Vannacht namelijk stond er een engel bij mij (...) en hij zei: ’Vrees niet, Paulus. Gij moet voor caesar staan, en zie! God heeft allen die met u varen, goedgunstig aan u geschonken.’ ” Paulus spoorde hen aan: „Houdt daarom goede moed, mannen, want ik geloof God, dat het precies zo zal gebeuren als mij is gezegd. Wij moeten echter op een zeker eiland stranden” (Hand. 27:23-26).
’Allen werden veilig aan land gebracht’ (Handelingen 27:27-44) 16
Na twee weken vol angst, waarin het schip zo’n 870 kilometer was voort-
16, 17. (a) Welke gelegenheid greep Paulus aan om te bidden, en welke uitwerking had dat? (b) Hoe kwam Paulus’ waarschuwing uit?
TEGENWIND OP DE MIDDELLANDSE ZEE
In de oudheid waren de wind en het seizoen bepalend voor de vraag waar en wanneer koopvaardijschepen over de Middellandse Zee (of Grote Zee) voeren. In het oostelijke gedeelte woei de wind in de zomer meestal in oostelijke richting. Dat maakte zeilen naar het oosten makkelijker, zoals Paulus ondervond tijdens de terugreis van zijn derde zendingsreis. Hij en zijn reisgenoten waren aan boord van een schip dat vanuit Milete vertrok, Rhodos passeerde en aanmeerde in Patara. Vandaaruit voeren ze bijna in een rechte lijn naar Tyrus, ¨ aan de kust van Fenicie. Lukas schrijft dat ze Cyprus aan de linkerzijde achter zich lieten, wat betekent dat ze het eiland aan de zuidkant passeerden (Hand. 21:1-3). Hoe zat het met reizen in de tegenovergestelde richting, naar het westen? Als de wind het toeliet, konden schepen langs een vergelijkbare route naar het westen varen. Maar soms was dat vrijwel onmogelijk. Een encyclopedie zegt: „In de winter is de atmosfeer veel minder stabiel en verplaatsen er zich in oostelijke richting over de Middelland-
se Zee krachtige lagedrukgebieden die sterke winden veroorzaken, soms met stormkracht, en vaak ook stortregens of zelfs sneeuw” (The International Standard Bible Encyclopedia). Zulke weersomstandigheden brachten grote gevaren met zich mee. In bijna elk seizoen konden schepen dicht onder de kust in noordelijke richting langs Palestina varen ¨ en dan in westelijke richting langs Pamfylie. Op het laatste stuk konden schepen soms vooruitkomen dankzij een lichte bries van het vasteland en westelijke stromingen. Dat gold bijvoorbeeld voor het schip waarmee Paulus het eerste deel van zijn reis als gevangene naar Rome maakte. Maar het kon ook gebeuren dat „de winden tegen zaten” (Hand. 27:4). Het graanschip dat een hoofdrol speelt in Lukas’ verslag kan vanuit Egypte naar het noorden zijn gevaren en dan verder naar de beschutte wate¨ ren tussen Cyprus en Klein-Azie. Vanuit Myra wilde de kapitein in westelijke richting gaan: rond de punt van Griekenland en dan verder langs de westkust ¨ van Italie (Hand. 27:5, 6). Maar door de wind en het seizoen zou die reis heel anders verlopen!
WAAR LAG MALTA?
gedreven, merkten de zeelieden een verandering op, misschien doordat ze de branding hoorden. Ze lieten vanaf de achtersteven ankers neer om te voorkomen dat het schip zou afdrijven, en om de boeg naar het land te richten zodat ze het schip op het strand konden laten lopen. Toen probeerden ze het schip te verlaten, maar de soldaten voorkwamen dat. Paulus zei tegen de legeroverste en de soldaten: „Indien deze mannen niet in de boot blijven, kunt gij niet worden gered.” Nu het schip iets stabieler lag, spoorde Paulus iedereen aan iets te eten en verzekerde hij hun opnieuw dat ze het zouden overleven. Toen ’dankte hij God in tegenwoordigheid van hen allen’ (Hand. 27:31, 35). Door dit dankgebed uit te spreken gaf hij een goed voorbeeld aan Lukas, Aristarchus en christenen in deze tijd. Zijn jouw openbare gebeden een aanmoediging en troost voor anderen?
In de loop van de tijd zijn verschillende eilanden aangeduid als het „Malta” waar Paulus ´ schipbreuk leed. Een theorie noemde een eiland in de buurt van Korfoe, voor de westkust van Griekenland. Een andere theorie is gebaseerd op het Griekse woord voor „Malta” dat in Handelingen wordt gebruikt: Melite. Daarom zeggen sommigen dat het om Melite Illyrica ging, dat nu bekendstaat als Mljet, een eiland ¨ voor de kust van Kroatie, in de Adriatische Zee. Het is waar dat Handelingen 27:27 het heeft over „de zee van Adria”, maar in Paulus’ tijd werd „Adria” toegepast op een groter gebied dan de huidige Adriatische Zee. Dit gebied omvatte de Ionische Zee en het gedeelte ten oos¨ ten van Sicilie en ten westen van Kreta, en dus ook de zee rond het huidige Malta. Het schip waarop Paulus reisde werd van Knidus in zuidelijke richting gestuwd tot onder Kreta. Gezien de richting waarin de storm blies, is het niet echt waarschijnlijk dat het schip vervolgens in noordelijke richting helemaal naar Mljet of een eiland in de buurt van Korfoe is gevaren. Het is veel logischer dat Malta verder naar het westen lag. Dat maakt het heel waarschijnlijk dat het eiland Malta, ten ¨ zuiden van Sicilie, de plaats is waar de schipbreuk plaatsvond.
17 Na Paulus’ gebed „werden zij allen welgemoed en gingen ook zelf wat voedsel gebruiken” (Hand. 27:36). Ze maakten het schip nog lichter door de lading tarwe overboord te zetten, waardoor het schip minder diepgang zou hebben als het de kust naderde. Toen het dag werd, kapte de bemanning de ankers, maakte de banden van de stuurriemen op de achtersteven los en hees een klein voorzeil zodat ze wat konden manoeuvreren terwijl ze het schip op de grond lieten vastlopen. Toen kwam de voorsteven vast te zitten, misschien op een zandbank of in de modder, en de achtersteven begon door het geweld van de golven uit elkaar te vallen. Sommige soldaten wilden de gevangenen ombrengen zodat er niemand zou ontsnappen, maar Julius kwam tussenbeide. Hij spoorde iedereen aan zwemmend of drijvend op een plank of iets dergelijks naar de kust te gaan. Wat Paulus had voorzegd kwam uit: alle 276 opvarenden overleefden het. ’Allen werden veilig aan land gebracht.’ Maar waar waren ze? — Hand. 27:44.
„Buitengewone menslievendheid” (Handelingen 28:1-10) Ze bleken op het eiland Malta te zijn, ten zuiden van Sicilie.¨ (Zie het kader „Waar lag Malta?”) De mensen van het eiland spraken een andere taal, maar ze betoonden hun „buitengewone menslievendheid” (Hand. 28:2). Ze legden 18
18-20. Hoe toonden de bewoners van Malta „buitengewone menslievendheid”, en welk wonder verrichtte God via Paulus?
210
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
een vuur aan voor deze vreemdelingen, die doorweekt en rillend op hun kust waren gestrand. Dankzij het vuur werden ze ondanks de kou en regen weer warm. Bovendien was het aanleiding tot een wonder. 19
Paulus wilde behulpzaam zijn, dus verzamelde hij wat hout en legde het op het vuur. Toen hij dat deed kwam er een giftige adder tevoorschijn die zich in zijn hand vastbeet. De bewoners van Malta dachten dat dit een straf van God was.1 20
De plaatselijke bewoners die hadden gezien dat Paulus gebeten werd, dachten dat hij „zou opzwellen ten gevolge van een ontsteking”. Volgens een naslagwerk is het woord dat hier in het oorspronkelijke Grieks wordt gebruikt, „een medische term”. Het is niet verrassend dat zo’n term gebruikt wordt door „Lukas, de geliefde geneesheer” (Hand. 28:6; Kol. 4:14). In ieder geval schudde Paulus de giftige slang van zich af en gebeurde er niets. 21 De rijke landeigenaar Publius woonde hier. Misschien was hij de belangrijkste Romeinse functionaris op Malta. Lukas noemt hem „de voornaamste man van het eiland”, en gebruikt daarmee de precieze titel die op twee Maltese inscripties is gevonden. Publius gaf Paulus en zijn reisgenoten gastvrij drie dagen onderdak. Maar zijn vader was ziek. Ook hier geeft Lukas een nauwkeurige beschrijving van de aandoening. Hij schreef dat de man ’door koorts en dysenterie gekweld te bed lag’, waarmee hij de precieze aard van de ziekte beschreef. Paulus bad en legde de man de handen op, en hij werd genezen. Diep onder de indruk van dit wonder bracht de plaatselijke bevolking andere zieke mensen om hen te laten genezen, en ze namen geschenken mee om in de behoeften van Paulus en de anderen te voorzien (Hand. 28:7-10). 22
Het verslag van Paulus’ reis dat we tot nu toe hebben besproken, geeft blijk van nauwkeurigheid en waarheidsgetrouwheid. Een hoogleraar zei: „Lukas’ verslag (...) valt op als een van de levendigst beschreven verhalen in de hele Bijbel. De details erin over het eerste-eeuwse zeemanschap zijn zo precies en de weergave van de omstandigheden in het oostelijke deel van de Middellandse Zee zijn zo nauwkeurig (...) dat het waarschijnlijk gebaseerd is op een dagboek.” Het kan heel goed zijn dat Lukas tijdens zijn reis met de apostel zulke aantekeningen heeft gemaakt. In dat geval zal het volgende deel van de reis hem ook voldoende aanleiding tot schrijven hebben gegeven. Wat zou er met Paulus gebeuren als hij en zijn reisgenoten eindelijk in Rome aankwamen? Dat gaan we in het volgende hoofdstuk zien. 1 Dat de mensen zulke slangen kenden, is een aanwijzing dat er destijds adders op Malta waren. Tegenwoordig komen die op het eiland niet meer voor. Dat kan heel goed komen doordat de omgeving door de eeuwen heen sterk veranderd is. Ook de toename in het aantal bewoners kan ertoe hebben geleid dat de adders verdwenen zijn. 21. (a) Wat zijn enkele voorbeelden van de nauwkeurigheid die we in dit deel van Lukas’ verslag aantreffen? (b) Welke wonderen verrichtte Paulus, en wat was de uitwerking ervan op de Maltese bevolking? 22. (a) Hoe prees een hoogleraar Lukas’ verslag van de reis naar Rome? (b) Wat gaan we in het volgende hoofdstuk bespreken?
HOOFDST UK 27
’Grondig getuigenis afleggen’ Paulus zit gevangen in Rome, maar gaat door met prediken Gebaseerd op Handelingen 28:11-31 EEN schip met het boegbeeld „Zonen van Zeus”, waarschijnlijk een groot ¨ graanschip, vaart van Malta naar Italie. Het is ongeveer het jaar 59. Aan boord van het schip bevinden zich Paulus, die als gevangene door bewakers ¨ wordt geescorteerd, en zijn medechristenen Lukas en Aristarchus (Hand. 27:2). In tegenstelling tot de bemanning van het schip zoeken deze evangeliepredikers hun bescherming niet bij de zonen van de Griekse god Zeus: de tweelingbroers Castor en Pollux (Hand. 28:11, vtn.). Paulus en zijn reisgenoten dienen Jehovah, die had voorzegd dat Paulus in Rome getuigenis zou afleggen van de waarheid en voor caesar zou verschijnen (Hand. 23:11; 27:24). 2
Drie dagen nadat ze zijn aangekomen in Syracuse, een mooie Siciliaanse stad die Athene en Rome naar de kroon steekt, vaart het schip verder naar Regium, in de teen van het Italiaanse schiereiland. Vervolgens legt het schip, voortgestuwd door een zuidenwind, snel de 175 zeemijl af naar de Italiaanse haven Puteoli (in de buurt van het huidige Napels) en komt daar op de tweede dag aan (Hand. 28:12, 13). 3 Paulus is nu bezig met het laatste deel van zijn reis naar Rome, waar hij voor keizer Nero zal verschijnen. Van het begin tot het eind van de reis is „de God van alle vertroosting” met Paulus geweest (2 Kor. 1:3). Zoals we zullen zien, wordt die steun niet minder, en ook verliest Paulus niet zijn ijver als zendeling.
’Paulus dankte God en schepte moed’ (Handelingen 28:14, 15) 4
In Puteoli troffen Paulus en zijn reisgenoten broeders aan, die hen „dringend verzochten zeven dagen bij hen te blijven” (Hand. 28:14). Wat een prachtig voorbeeld van christelijke gastvrijheid! Ongetwijfeld zijn deze gastvrije broeders hier ruimschoots voor beloond door de geestelijke aanmoediging die ze van Paulus en zijn reisgenoten kregen. Maar waarom zou een gevangene die onder bewaking stond zo veel vrijheid krijgen? Misschien omdat de 1. Welk vertrouwen hebben Paulus en zijn reisgenoten, en waarom? 2, 3. Welke route neemt het schip, en welke steun heeft Paulus vanaf het begin van de reis ondervonden? 4, 5. (a) Welke gastvrijheid werd Paulus en zijn reisgenoten in Puteoli bewezen, en wat kan de reden zijn dat hij zo veel vrijheid kreeg? (b) Hoe kunnen christenen zelfs in de gevangenis voordeel hebben van hun goede gedrag? 211
212
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
apostel het volledige vertrouwen van zijn Romeinse bewakers had gewonnen. 5
Zo hebben ook aanbidders van Jehovah in deze tijd in gevangenissen en concentratiekampen vaak speciale vrijheden en privileges gekregen vanwege hun christelijke gedrag. Zo was er in Roeme¨ nie een man die 75 jaar had gekregen voor DE VIJF BRIEVEN VAN PAULUS TIJDENS overvallen. Hij ging Gods Woord bestuderen ZIJN EERSTE GEVANGENSCHAP IN ROME en zijn persoonlijkheid veranderde compleet. Daarom kreeg hij van de gevangenisautoriVijf van Paulus’ brieven zijn geschreven rond teiten de taak de stad in te gaan — zonder 60/61, tijdens zijn eerste gevangenschap in geleide — om inkopen te doen voor de geRome. In zijn brief aan Filemon, een geloofsgevangenis! Bovenal wordt door ons goede genoot, legt Paulus uit dat Filemons weggelopen drag natuurlijk Jehovah verheerlijkt (1 Petr. slaaf Onesimus christen is geworden. Paulus 2:12). was Onesimus’ geestelijke vader, en hij stuurde 6 Vanuit Puteoli hebben Paulus en zijn reisde ’vroeger onbruikbare’ slaaf als een christegenoten de ongeveer vijftig kilometer naar lijke broeder terug naar zijn eigenaar (Filem. Capua waarschijnlijk te voet afgelegd over de 10-12, 16). Via Appia, die naar Rome voerde. Deze beIn zijn brief aan de Kolossenzen laat Pauroemde weg was geplaveid met grote, platte lus uitkomen dat Onesimus ’uit hun midden’ lavablokken en bood schitterende uitzichten kwam (Kol. 4:9). Onesimus en zijn medechrisop het Italiaanse landschap en, op bepaalde ten Tychikus hadden het voorrecht zowel de punten langs de route, tevens op de Middelbeide nu genoemde brieven te bezorgen als ¨ landse Zee. De weg voerde reizigers ook door de brief die Paulus aan de Efeziers schreef de Pontijnse moerassen, een drassig gebied (Ef. 6:21). op ruim zestig kilometer van Rome waar de Paulus heeft het in zijn brief aan de FilippenMarktplaats van Appius lag. Toen de broeders zen over zijn „gevangenisboeien” en heeft het in Rome „het nieuws omtrent ons hoorden”, ook nu weer over de omstandigheden van dezo schreef Lukas, kwamen enkelen van hen gene die de brief bezorgt, in dit geval Epafrohelemaal naar de Marktplaats, terwijl andeditus. De Filippenzen hadden Epafroditus geren op hen wachtten bij de Drie Taveernen, stuurd om Paulus bij te staan. Maar Epafroditus een rustplaats die bijna vijftig kilometer van was ziek geworden en was zelfs de dood naRome lag. Wat een uitzonderlijk bewijs van bij geweest. Hij was bovendien gedeprimeerd liefde! — Hand. 28:15. omdat de Filippenzen hadden „gehoord dat hij 7 De Marktplaats van Appius bood weinig ziek was geworden”. Daarom zei Paulus tegen comfort voor reizigers die moesten bijkomen hen dat ze „dat soort van mannen” moesten van de ongemakken van hun reis. De Rokoesteren (Fil. 1:7; 2:25-30). ¨ meinse dichter en satiricus Horatius zei dat De brief aan de Hebreeen was gericht aan deze marktplaats „propvol schippers en onde Hebreeuwse christenen in Judea. Hoewel betrouwbare herbergiers” was. Hij schreef dat de brief de schrijver niet bij name noemt, dui„het water er zeer slecht was”, en hij weigerde den de bewijzen erop dat het Paulus was. De zelfs er te eten. Maar ondanks alle ongemakargumentatie in de brief is typerend voor hem. ¨ ken was de delegatie uit Rome graag bereid Paulus zendt groeten vanuit Italie, en hij heeft ¨ het over Timotheus, die in Rome bij hem was 6, 7. Hoe gaven de Romeinse broeders op een (Fil. 1:1; Kol. 1:1; Filem. 1; Hebr. 13:23, 24). uitzonderlijke manier blijk van hun liefde?
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’
Paulus en zijn reisgenoten op te wachten om hen te vergezellen op het laatste deel van hun reis. 8
Toen Paulus zijn broeders zag, zo zegt het verslag, „dankte hij God en schepte moed” (Hand. 28:15). Alleen al door de aanblik van deze geliefde broeders, van wie de apostel er enkelen misschien persoonlijk kende, voelde hij zich gesterkt en vertroost. Waarom dankte Paulus God? Hij wist dat onzelfzuchtige liefde deel uitmaakt van de vrucht van de geest (Gal. 5:22). Ook nu zet de heilige geest christenen ertoe aan zich voor elkaar in te spannen en personen die het nodig hebben te troosten (1 Thess. 5:11, 14). 9 Zo beweegt de heilige geest ontvankelijke personen ertoe gastvrij te zijn voor reizende opzieners, bezoekende zendelingen en andere volletijddienaren, van wie velen grote offers hebben gebracht om Jehovah vollediger te kunnen dienen. Vraag je eens af: Kan ik meer doen om het bezoek van de kringopziener te ondersteunen, bijvoorbeeld door hem, en als hij getrouwd is ook zijn vrouw, gastvrij te ontvangen? Kan ik me opgeven om met hen samen te werken in de velddienst? In ruil daarvoor word je waarschijnlijk rijk gezegend. Stel je bijvoorbeeld eens voor hoe opgetogen de Romeinse broeders geweest moeten zijn toen Paulus en zijn reisgenoten hun enkele van de vele opbouwende ervaringen vertelden die ze hadden meegemaakt (Hand. 15:3, 4).
’Ze ondervindt overal tegenspraak’ (Handelingen 28:16-22) 10 Toen de reizigers uiteindelijk in Rome aankwamen, „werd het Paulus toegestaan op zichzelf te wonen met de soldaat die hem bewaakte” (Hand. 28:16). Bij een lichte vorm van hechtenis werd meestal voorkomen dat gevangenen ontsnapten door ze aan hun bewaker vast te ketenen. Maar Paulus bleef een Koninkrijksverkondiger, en hij liet zich zeker niet door een keten het stilzwijgen opleggen. Dus nadat hij maar drie dagen had genomen om bij te komen van de reis, riep hij de „voornaamste mannen der joden” in Rome bijeen om zich voor te stellen en getuigenis te geven. 11
„Mannen, broeders,” zei Paulus, „ofschoon ik niets had gedaan tegen het volk of de gebruiken van onze voorvaders, werd ik vanuit Jeruzalem als gevangene overgeleverd in de handen der Romeinen. En dezen wilden mij, nadat zij mij hadden verhoord, vrijlaten, daar ik niets had bedreven wat een grond voor doodstraf was. Maar toen de joden dit bleven tegenspreken, werd ik gedwongen mij op caesar te beroepen, doch niet alsof ik iets had waarvan ik mijn natie kon beschuldigen” (Hand. 28:17-19). 12
Door zijn Joodse toehoorders aan te spreken als „broeders” probeerde Paulus een gemeenschappelijke basis te leggen en eventuele vooroordelen 8. Waarom dankte Paulus God toen hij zijn broeders zag? 9. Hoe kunnen we dezelfde instelling tonen als de broeders die Paulus tegemoetkwamen? 10. Wat waren Paulus’ omstandigheden in Rome, en wat deed hij kort na zijn aankomst? 11, 12. Hoe probeerde Paulus in het gesprek met zijn mede-Joden eventuele vooroordelen weg te nemen?
213
214
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
weg te nemen (1 Kor. 9:20). Hij maakte ook duidelijk dat hij hier niet was om zijn mede-Joden te beschuldigen, maar om een beroep te doen op caesar. De plaatselijke Joodse gemeenschap wist echter niets van Paulus’ zaak af (Hand. 28:21). Waarom hadden de Joden in Judea dit kennelijk niet gemeld? Een naslagwerk zegt: „Paulus’ schip moet een van de eerste zijn geweest die na de ¨ winter in Italie aankwamen, en er had nog geen vertegenwoordiger van de Joodse autoriteiten in Jeruzalem of een brief over de zaak kunnen arriveren.” 13
Paulus introduceerde nu het Koninkrijksthema door een uitspraak te doen die zeker de nieuwsgierigheid van zijn Joodse gasten zou wekken. Hij zei: „Waarlijk, om die reden heb ik dringend verzocht u te mogen zien en toe ¨ te spreken, want wegens de hoop van Israel ben ik in deze keten gesloten” (Hand. 28:20). Die hoop was natuurlijk verbonden aan de Messias en zijn koninkrijk, zoals de christelijke gemeente bekendmaakte. De Joodse oudere mannen antwoordden: „Wij achten het juist van u te horen wat uw gedachten zijn, want werkelijk, wat deze sekte aangaat, het is ons bekend dat ze overal tegenspraak ondervindt” (Hand. 28:22). 14 Als wij de gelegenheid hebben over het goede nieuws te vertellen, kunnen we Paulus navolgen door met een interessante uitspraak of vraag te komen die onze toehoorders aan het denken zet. Goede tips hiervoor zijn onder andere te vinden in Redeneren aan de hand van de Schrift en Trek voordeel van de theocratische bedieningsschool. Maak je een goed gebruik van deze boeken?
13, 14. Hoe introduceerde Paulus het Koninkrijksthema, en hoe kunnen wij zijn voorbeeld navolgen?
PAULUS’ LEVEN NA 61
Waarschijnlijk is Paulus rond 61 voor keizer Nero verschenen, die hem blijkbaar onschuldig heeft verklaard. We weten niet veel van de activiteiten van de apostel na die tijd. Als hij naar Spanje is gegaan, zoals hij van plan was, dan zal dat rond deze tijd gebeurd zijn (Rom. 15:28). Clemens van Rome schreef rond 95 dat Paulus „het uiterste westen had bereikt”. Uit Paulus’ drie brieven uit de periode na zijn vrij¨ lating — 1 en 2 Timotheus en Titus — weten we dat ¨ Paulus Kreta, Macedonie, Nikopolis en Troas heeft bezocht (1 Tim. 1:3; 2 Tim. 4:13; Tit. 1:5; 3:12). Misschien is hij in Nikopolis (Griekenland) opnieuw gearresteerd. In ieder geval zat hij rond 65 weer gevangen in Rome. Maar dit keer zou Nero geen genade kennen. Toen de stad in 64 door een
brand werd verwoest, gaf Nero daar volgens de Romeinse geschiedschrijver Tacitus de christenen de schuld van en liet hij hen meedogenloos vervolgen. ¨ In zijn tweede brief aan Timotheus vroeg Paulus, die verwachtte binnenkort te sterven, hem en Markus snel te komen. Opmerkenswaardig is de moed van Lukas en Onesiforus, die hun leven op het spel zetten om Paulus te troosten (2 Tim. 1:16, 17; 4:6-9, 11). Iemand die openlijk beleed dat hij christen was, riskeerde het gearresteerd te worden en de marteldood te sterven. Waarschijnlijk is Paulus de marteldood gestorven kort nadat hij ¨ rond 65 zijn laatste brief aan Timotheus had geschreven. Nero heeft naar verluidt zo’n drie jaar na Paulus’ marteldood zelfmoord gepleegd.
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’
’Grondig getuigenis afleggen’ — Een voorbeeld voor ons (Handelingen 28:23-29) 15 Op de daarvoor afgesproken dag kwamen de plaatselijke Joden „in grotere aantallen” naar Paulus’ verblijfplaats. Paulus gaf hun uitleg „door grondig getuigenis af te leggen betreffende het koninkrijk Gods en door van de morgen tot de avond aan de hand van zowel de wet van Mozes als de Profeten met overredingskracht tot hen over Jezus te spreken” (Hand. 28:23). Er zijn vier dingen die opvallen in verband met Paulus’ getuigenis. Ten eerste vestigde hij de aandacht op Gods koninkrijk. Ten tweede probeerde hij het hart te bereiken door „overredingskracht” te gebruiken. Ten derde redeneerde hij aan de hand van de Schriften. Ten vierde had hij een zelfopofferende instelling, want hij gaf „van de morgen tot de avond” getuigenis. Wat een mooi voorbeeld voor ons! Wat was het resultaat? „Sommigen geloofden”, maar anderen niet. Er ontstond onenigheid en de mensen ’maakten aanstalten om te vertrekken’, bericht Lukas (Hand. 28:24, 25a). 16
Deze reactie kwam niet als een verrassing voor Paulus, want er was in een Bijbelprofetie voorzegd dat ze zo zouden reageren, en hij had het al vaker meegemaakt (Hand. 13:42-47; 18:5, 6; 19:8, 9). Daarom zei Paulus tegen zijn onontvankelijke vertrekkende gasten: „Treffend heeft de heilige geest door bemiddeling van de profeet Jesaja tot uw voorvaders gesproken en gezegd: ’Ga tot dit volk en zeg: „Door te horen, zult gij horen, maar geenszins begrijpen; en door te kijken, zult gij kijken, maar geenszins zien. Want het hart van dit volk is onontvankelijk geworden” ’ ” (Hand. 28:25b-27). In de oorspronkelijke taal duidt het woord dat is weergegeven met „onontvankelijk” erop dat een hart „dik” of „vet” is geworden, waardoor de Koninkrijksboodschap er niet in kan doordringen (Hand. 28:27, vtn.). Wat een tragische situatie! ¨ 17 In tegenstelling tot zijn Joodse toehoorders zouden ’de natien stellig luisteren’, zei Paulus tot besluit (Hand. 28:28; Ps. 67:2; Jes. 11:10). De apostel kon dit terecht zeggen, want hij had zelf gezien dat veel heidenen positief op de Koninkrijksboodschap reageerden! — Hand. 13:48; 14:27. 18 Net als Paulus moeten we het niet persoonlijk opvatten wanneer mensen het goede nieuws afwijzen. We weten immers dat naar verhouding maar weinig mensen de weg naar het leven zullen vinden (Matth. 7:13, 14). En wanneer mensen met de juiste instelling hun standpunt voor de ware aanbidding innemen, laten we daar dan blij over zijn en hen van harte verwelkomen (Luk. 15:7).
’Hij predikte het koninkrijk Gods’ (Handelingen 28:30, 31) 19
Lukas besluit zijn verslag positief en enthousiast: „Zo bleef hij [Paulus]
15. Welke vier dingen vallen op in verband met Paulus’ getuigenis? 16-18. Waarom was Paulus niet verrast over de negatieve reactie van de Romeinse Joden, en hoe moeten wij reageren als onze boodschap wordt afgewezen? 19. Hoe benutte Paulus zijn omstandigheden optimaal?
215
216
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
dan twee volle jaren in zijn eigen gehuurde huis en ontving vriendelijk allen die bij hem kwamen, en met de grootste vrijmoedigheid van spreken, zonder belemmering, predikte hij het koninkrijk Gods tot hen en gaf hij onderwijs in de dingen die met de Heer Jezus Christus verband hielden” (Hand. 28:30, 31). Wat een uitstekend voorbeeld van gastvrijheid, geloof en ijver! 20
Een van degenen die Paulus vriendelijk ontving was Onesimus, een weggelopen slaaf uit Kolosse. Paulus hielp Onesimus christen te worden, en Onesimus werd op zijn beurt een „getrouwe en geliefde broeder” van Paulus. Paulus beschreef hem zelfs als „mijn kind, van wie ik in mijn gevangenisboeien vader ben geworden” (Kol. 4:9; Filem. 10-12). Wat zal de ervaring met Onesimus Paulus opgebeurd hebben!1 21 Ook anderen trokken voordeel van Paulus’ goede voorbeeld. Aan de Filippenzen schreef hij: „Nu wil ik dat gij weet, broeders, dat mijn aangelegenheden veeleer tot de vooruitgang van het goede nieuws hebben bijgedragen, zodat onder de gehele pretoriaanse lijfwacht en alle overigen algemeen bekend is geworden dat mijn boeien in verband met Christus zijn; en de meeste broeders in de Heer tonen, doordat zij wegens mijn gevangenisboeien vertrouwen hebben gekregen, des te meer moed om het woord van God onbevreesd te spreken” (Fil. 1:12-14). 22 Paulus gebruikte zijn gevangenschap in Rome om belangrijke brieven te schrijven die nu deel uitmaken van de christelijke Griekse Geschriften.2 Het ¨ is interessant dat Paulus in zijn brief aan de Efeziers de Romeinse wapenuitrusting gebruikte om de geestelijke wapenuitrusting van een christen te illustreren (Ef. 6:11-17). Misschien kwam dit idee bij hem op terwijl hij naar de soldaat keek die hem bewaakte (Hand. 28:16). Welke les kunnen wij hiervan leren? Als we oplettend zijn, kunnen we in onze omgeving vaak goede illustraties vinden. 23
Tegen de tijd dat Paulus werd vrijgelaten, waarover Handelingen niets zegt, had hij ongeveer vier jaar gevangengezeten: twee jaar in Cesarea en twee jaar in Rome (Hand. 23:35; 24:27).3 Maar hij bleef positief en deed alles wat hij kon in de dienst voor God. Zo hebben ook veel aanbidders 1 Paulus wilde Onesimus graag bij zich houden, maar dat zou een overtreding zijn geweest van de Romeinse wet en zou inbreuk hebben gemaakt op de rechten van Onesimus’ meester, de christen Filemon. Daarom ging Onesimus terug naar Filemon met een brief van Paulus waarin hij Filemon aanspoorde zijn slaaf vriendelijk te ontvangen, als een broeder (Filem. 13-19). 2 Zie het kader „De vijf brieven van Paulus tijdens zijn eerste gevangenschap in Rome” op blz. 212. 3 Zie het kader „Paulus’ leven na 61” op blz. 214. 20, 21. Noem enkele voorbeelden van personen die voordeel hadden van Paulus’ bediening in Rome. 22. Hoe maakte Paulus een goed gebruik van zijn gevangenschap in Rome? 23, 24. Hoe hebben veel christenen in deze tijd net als Paulus een positieve instelling getoond terwijl ze ten onrechte gevangenzaten?
HET GOEDE NIEUWS WERD ’IN HEEL DE SCHEPPING GEPREDIKT’
van Jehovah in deze tijd die ten onrechte gevangenzaten vanwege hun geloof, hun vreugde behouden en zijn doorgegaan met prediken. Neem bijvoorbeeld Adolfo, die in Spanje gevangenzat vanwege zijn christelijke neutraliteit. Een officier zei: „We verbazen ons over je. We hebben je het leven onmogelijk gemaakt, en hoe zwaarder we het voor je maakten, hoe meer je glimlachte en hoe vriendelijker je tegen ons was.” 24
Na verloop van tijd hadden ze zo veel vertrouwen in Adolfo gekregen dat ze zijn celdeur openlieten. Soldaten kwamen langs om ´ vragen te stellen over de Bijbel. Een bewaker ging zelfs in Adolfo’s cel de Bijbel zitten lezen. Adolfo lette dan op dat de bewaker niet werd betrapt. De gevangene stond dus ’op wacht’ voor de wachter! Het schitterende voorbeeld van zulke getrouwe Getuigen dient ons beslist „des te meer moed” te geven „om het woord van God onbevreesd te spreken”, zelfs onder moeilijke omstandigheden. 25
Toen Paulus rond 61 in Rome gevangenzat, schreef hij dat het goede nieuws „in heel de schepping die onder de hemel is, werd gepredikt” (Kol. 1:23). Hoe moeten we deze uitspraak opvatten? Blijkbaar beschreef Paulus in algemene termen dat het „goede nieuws” heel ver was gekomen. Welke delen van de wereld waren destijds bekend? Alexander de Grote was in ¨ de vierde eeuw v.G.T. in Azie doorgedrongen tot aan de grens van India. Julius Caesar was in 55 v.G.T. Britannia binnengevallen, en Claudius had het zuidelijke deel van dat eiland in 43 G.T. onderworpen en bij het Romeinse Rijk gevoegd. Het Verre Oosten was toen ook al bekend, want daar kwam fijne zijde vandaan. Was het goede nieuws gepredikt in Britannia en het Verre Oosten? Dat lijkt niet waarschijnlijk. Toen Paulus zijn brief aan de Kolossenzen schreef, had hij bijvoorbeeld nog niet zijn eigen doel verwezenlijkt dat hij rond 56 had geuit om in het destijds ’onaangeroerde gebied’ Spanje te prediken (Rom. 15:20, 23, 24). Toch was de Koninkrijksboodschap tegen 61 wijdverbreid. In ieder geval was de boodschap bekendgemaakt in de landen waar de Joden en proselieten woonden die met Pinksteren 33 waren gedoopt, en ook in de landen die door Jezus’ apostelen waren bezocht (Hand. 2:1, 8-11, 41, 42).
Een apostel van Christus die terwijl hij onder huisarrest staat ’het koninkrijk Gods predikt’ tot iedereen die hem bezoekt — wat een aanmoedigend besluit van het bezielende boek Handelingen! In het eerste hoofdstuk hebben we de opdracht gelezen die Jezus zijn volgelingen gaf toen hij zei: „Gij zult kracht ontvangen wanneer de heilige geest op u gekomen is, en gij zult getuigen van mij zijn zowel in Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot de verst verwijderde streek der aarde” (Hand. 1:8). Nu, nog geen dertig jaar later, was de Koninkrijksboodschap gepredikt „in heel de schepping die onder de hemel is” (Kol. 1:23).1 Wat een mooi bewijs van de kracht van Gods geest! — Zach. 4:6. 26
In deze tijd heeft dezelfde geest het overblijfsel van Christus’ broeders en de „andere schapen” die zich bij hen hebben aangesloten de kracht gegeven ermee door te gaan „grondig getuigenis af te leggen betreffende het koninkrijk Gods” in meer dan 230 landen! (Joh. 10:16; Hand. 28:23) Heb jij een zo volledig mogelijk aandeel aan dat werk? 1 Zie het kader „Het goede nieuws werd ’in heel de schepping gepredikt’ ”. 25, 26. Welke bijzondere profetie had Paulus in nog geen dertig jaar tijd in vervulling zien gaan, en hoe zien we hetzelfde in onze tijd gebeuren?
HOOFDST UK 28
„Tot de verst verwijderde streek der aarde” Jehovah’s Getuigen zetten een werk voort waarmee Jezus’ volgelingen in de eerste eeuw begonnen HET waren ijverige predikers. Hun hart bewoog hen ertoe de hulp en leiding van de heilige geest te aanvaarden. Ze lieten zich door vervolging niet de mond snoeren. En Gods rijke zegen rustte op hen. Dat gold voor de christenen in de eerste eeuw, maar het geldt net zo goed voor Jehovah’s Getuigen in deze tijd. 2 Je bent vast aangemoedigd door de geloofversterkende verslagen vol actie uit Handelingen! Het is een uniek boek, want het is het enige door God ¨ geınspireerde geschiedverhaal van het vroege christendom. 3
In Handelingen worden 95 personen, 32 gebieden, 54 steden en 9 eilanden met name genoemd. Het is een bezielend verhaal over mensen: gewone mensen, hooghartige religieuze leiders, trotse politici en fanatieke vervolgers. Maar het gaat vooral over je eerste-eeuwse broeders en zusters, die de gewone problemen van het leven moesten overwinnen en bovendien vol ijver het goede nieuws predikten. 4
Het is nu al bijna tweeduizend jaar geleden dat ze leefden: de ijverige apostelen Petrus en Paulus, de geliefde arts Lukas, de vrijgevige Barnabas, de moedige Stefanus, de attente Dorkas, de gastvrije Lydia en al die andere getrouwe getuigen. Toch voelen we een bijzondere band met hen omdat we dezelfde opdracht hebben gekregen als zij: discipelen maken (Matth. 28:19, 20). Wat een zegen om dat werk te mogen doen! 5
Sta eens stil bij de opdracht die Jezus zijn volgelingen gaf. Hij zei: „Gij zult kracht ontvangen wanneer de heilige geest op u gekomen is, en gij zult getuigen van mij zijn zowel in Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot de verst verwijderde streek der aarde” (Hand. 1:8). Eerst gaf de heilige geest de discipelen de kracht getuigen te zijn „in Jeruzalem” (Hand. 1:1–8:3). Vervolgens gaven ze onder leiding van de geest getuigenis „in geheel Judea 1. Welke overeenkomsten zijn er tussen de eerste-eeuwse christenen en Jehovah’s Getuigen in deze tijd? 2, 3. Wat valt vooral op aan Handelingen? 4. Waarom voelen we een speciale band met personen als Paulus, Dorkas en andere getrouwe getuigen uit de oudheid? 5. Waar begonnen Jezus’ volgelingen in de eerste eeuw hun opdracht uit te voeren? 218
„TOT DE VERST VERWIJDERDE STREEK DER AARDE”
en Samaria” (Hand. 8:4–13:3). Toen begonnen ze het goede nieuws „tot de verst verwijderde streek der aarde” te prediken (Hand. 13:4–28:31). 6 Je broeders en zusters uit de eerste eeuw hadden bij hun predikingswerk ¨ niet de beschikking over de hele Bijbel. Mattheus’ evangelie kwam op zijn vroegst in het jaar 41 beschikbaar. Enkele van Paulus’ brieven waren geschreven voordat Handelingen rond 61 werd voltooid. Maar de vroege christenen hadden geen eigen exemplaar van de volledige Heilige Schrift, en ze ¨ hadden ook niet allerlei publicaties die ze bij geınteresseerden konden achterlaten. Voordat de Joodse christenen discipelen van Jezus werden, hadden ze in de synagoge de Hebreeuwse Geschriften horen voorlezen (2 Kor. 3:14-16). Maar zelfs zij moesten ijverig studeren, aangezien ze waarschijnlijk teksten uit het hoofd moesten citeren. 7 Tegenwoordig hebben we bijna allemaal een eigen exemplaar van de Bijbel en een overvloed aan Bijbelse lectuur. We maken discipelen door het goede nieuws in meer dan 230 landen in allerlei talen te prediken.
Kracht van de heilige geest 8
Toen Jezus zijn discipelen opdracht gaf getuigenis af te leggen, zei hij tegen hen: „Gij zult kracht ontvangen wanneer de heilige geest op u gekomen is.” Onder leiding van Gods geest, zijn werkzame kracht, zouden Jezus’ volgelingen uiteindelijk over de hele aarde getuigenis afleggen. Petrus en Paulus konden door middel van de heilige geest zieken genezen, demonen uitwerpen en zelfs doden opwekken! Maar de kracht die ze door de heilige geest kregen had een nog belangrijker doel. De apostelen en de andere discipelen konden daardoor nauwkeurige kennis overbrengen die tot eeuwig leven leidt (Joh. 17:3). 9
Op de dag van Pinksteren 33 spraken Jezus’ discipelen ’in verschillende talen, zoals de geest het hun gaf zich te uiten’. Op die manier gaven ze getuigenis over „de grote daden van God” (Hand. 2:1-4, 11). In deze tijd kunnen we niet door een wonder in talen spreken. Maar met behulp van Gods geest produceert de getrouwe slaafklasse Bijbelse lectuur in allerlei talen. Zo worden er elke maand miljoenen exemplaren van De Wachttoren en Ontwaakt! gedrukt. Dat alles stelt ons in staat „de grote daden van God” bekend te maken aan mensen van alle naties, stammen en talen (Openb. 7:9). 10
Vanaf 1989 heeft de slaafklasse extra moeite gedaan de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift in veel talen beschikbaar te stellen. De Bijbel is al in heel wat talen vertaald, er zijn tientallen miljoenen exemplaren van gedrukt en het einde is nog niet in zicht. Het succes van deze inspanningen is volledig te danken aan God en zijn geest. 6, 7. Welk voordeel hebben wij in de prediking in vergelijking met onze eerste-eeuwse broeders en zusters? 8, 9. (a) Waartoe stelde de heilige geest Jezus’ discipelen in staat? (b) Wat produceert de getrouwe slaafklasse met behulp van Gods geest? 10. Wat is er sinds 1989 tot stand gebracht in verband met het vertalen van de Bijbel?
219
220
’GRONDIG GETUIGENIS AFLEGGEN’ VAN GODS KONINKRIJK
11 Publicaties van Jehovah’s Getuigen worden in meer dan 470 talen vertaald. Dit vertaalwerk wordt gedaan door zo’n 2800 christelijke vrijwilligers in ruim 130 landen. Dat hoeft ons niet te verbazen, want geen enkele andere organisatie op aarde wordt door heilige geest geleid om over de hele wereld „grondig getuigenis af te leggen” van Jehovah God, zijn Messiaanse Koning en het opgerichte hemelse koninkrijk! — Hand. 28:23. ¨ 12 Toen Paulus in Pisidisch Antiochie tot Joden en heidenen predikte, ’werden allen die de juiste gezindheid voor het eeuwige leven bezaten, gelovigen’ (Hand. 13:48). Lukas besluit Handelingen door te zeggen dat Paulus ’met de grootste vrijmoedigheid van spreken, zonder belemmering, het koninkrijk Gods predikte’ (Hand. 28:31). Waar predikte de apostel? In Rome, de hoofdstad van een wereldmacht! Of Jezus’ eerste-eeuwse volgelingen nu getuigenis gaven via toespraken of op een andere manier, ze lieten zich daarbij helpen en leiden door de heilige geest.
Volharden ondanks vervolging 13
Toen Jezus’ eerste-eeuwse discipelen vervolgd werden, vroegen ze Jehovah om vrijmoedigheid. Het resultaat was dat ze vervuld werden met heilige geest en de kracht kregen om Gods woord vrijmoedig bekend te maken (Hand. 4:18-31). Ook wij bidden om wijsheid en kracht om ondanks vervolging door te gaan met prediken (Jak. 1:2-8). Omdat God ons zegent en bijstaat met zijn geest, volharden we in de Koninkrijksprediking. Niets kan het getuigeniswerk tegenhouden, zelfs hevige tegenstand of wrede vervolging niet. Wanneer we vervolgd worden, moeten we beslist bidden om heilige geest en om de wijsheid en moed om het goede nieuws bekend te maken (Luk. 11:13). 14
Stefanus gaf moedig getuigenis voordat hij door zijn vijanden werd omgebracht (Hand. 6:5; 7:54-60). Door de „zware vervolging” die toen ontstond, werden alle discipelen, met uitzondering van de apostelen, over Judea en Samaria verstrooid. Maar daarmee hield het predikingswerk niet op. Filippus ging in Samaria „de Christus prediken”, met geweldige resultaten (Hand. 8:1-8, 14, 15, 25). Het verslag luidt verder: „Zij dan die verstrooid waren ten gevolge van de verdrukking die in verband met Stefanus was ontstaan, trokken ¨ ¨ verder tot Fenicie en Cyprus en Antiochie toe, maar spraken het woord tot niemand dan alleen tot joden. Er waren onder hen echter enige mannen uit ¨ Cyprus en Cyrene, die, toen zij te Antiochie waren gekomen, tot de Griekssprekende mensen spraken en het goede nieuws van de Heer Jezus bekendmaakten” (Hand. 11:19, 20). De vervolging leidde tot de verspreiding van de Koninkrijksboodschap. 15
In onze tijd is er in de voormalige Sovjet-Unie iets vergelijkbaars gebeurd.
11. Hoeveel moeite wordt er gedaan om de publicaties van de Getuigen te vertalen? 12. Hoe konden Paulus en de andere christenen hun predikingswerk doen? 13. Waar moeten we om bidden wanneer we vervolgd worden? 14, 15. (a) Wat was het gevolg van „de verdrukking die in verband met Stefanus was ¨ ontstaan”? (b) Hoe hebben in deze tijd veel mensen in Siberie de waarheid leren kennen?
„TOT DE VERST VERWIJDERDE STREEK DER AARDE”
Met name in de jaren vijftig van de vorige eeuw werden duizenden Getuigen ¨ van Jehovah verbannen naar Siberie. Omdat ze over verschillende plaatsen werden verspreid, werd het goede nieuws op steeds meer plekken in dat immense gebied gepredikt. Het zou al die Getuigen nooit zijn gelukt genoeg geld bij elkaar te krijgen voor de reis van soms wel tienduizend kilometer die nodig was om het goede nieuws daar bekend te maken! Maar de regering zelf stuurde hen het hele land door. Een broeder zei: „Het bleek dat de autoritei¨ ten zelf duizenden oprechte mensen in Siberie in de gelegenheid stelden de waarheid te leren kennen.”
Rijk gezegend door Jehovah 16 Het was duidelijk dat Jehovah de eerste-eeuwse christenen zegende. Paulus en anderen plantten en begoten, „maar God bleef de wasdom geven” (1 Kor. 3:5, 6). De verslagen in Handelingen laten zien dat die groei plaatsvond omdat Jehovah het predikingswerk zegende. „Zo bleef het woord van God groeien, en het aantal discipelen in Jeruzalem bleef sterk toenemen” (Hand. 6:7). Terwijl het predikingswerk zich uitbreidde, „trad er voor de gemeente in heel Judea en Galilea en Samaria werkelijk een periode van vrede in en werd ze opgebouwd; en daar ze in de vrees van Jehovah en in de vertroosting van de heilige geest wandelde, bleef ze in aantal toenemen” (Hand. 9:31). ¨ 17 In Syrisch Antiochie maakten moedige getuigen de waarheid bekend aan zowel Joden als Griekssprekenden. Het verslag zegt: „Bovendien was de hand van Jehovah met hen, en een groot aantal werd gelovig en keerde zich tot de Heer” (Hand. 11:21). Over de verdere groei lezen we: „Het woord van Jehovah bleef echter groeien en verbreidde zich steeds meer” (Hand. 12:24). En doordat Paulus en anderen volop onder de heidenen predikten, „bleef het woord van Jehovah op machtige wijze groeien en de overhand nemen” (Hand. 19:20). 18 Het is duidelijk dat „de hand van Jehovah” ook nu met ons is. Daarom worden zo veel mensen gelovigen en symboliseren ze hun opdracht aan God door zich te laten dopen. Bovendien kunnen we alleen dankzij Gods hulp en zegen hardnekkige tegenstand doorstaan, soms in de vorm van hevige vervolging, en onze bediening volbrengen, net zoals Paulus en andere eersteeeuwse christenen (Hand. 14:19-21). Jehovah God is er altijd voor ons. Zijn „voor onbepaalde tijd blijvende armen” helpen ons door alle beproevingen heen (Deut. 33:27). Bedenk ook dat Jehovah, ter wille van zijn grote naam, zijn volk nooit in de steek laat (1 Sam. 12:22; Ps. 94:14). 19
Neem het voorbeeld van broeder Harald Abt. Omdat hij bleef prediken, stuurden de nazi’s hem tijdens de Tweede Wereldoorlog naar het concentratiekamp Sachsenhausen. In mei 1942 ging de Gestapo naar het huis waar 16, 17. Welke bewijzen vinden we in Handelingen dat Jehovah het predikingswerk zegende? 18, 19. (a) Hoe weten we dat „de hand van Jehovah” met ons is? (b) Geef een voorbeeld waaruit blijkt dat Jehovah zijn volk bijstaat.
221
„Tot de verst verwijderde streek der aarde.” — Handelingen 1:8
„TOT DE VERST VERWIJDERDE STREEK DER AARDE”
zijn vrouw, Elsa, woonde, nam hun dochtertje mee en arresteerde Elsa. Ze heeft in verschillende kampen gezeten. Zuster Abt vertelt: „De jaren die ik in Duitse concentratiekampen heb doorgebracht, hebben mij een in het oog springende les geleerd, en wel op welk een grootse wijze Jehovah’s geest ons kan sterken wanneer wij hevig worden beproefd! Voordat ik werd gearresteerd, had ik in een brief van een zuster gelezen dat Jehovah’s geest in tijden van zware beproeving een kalmte over je kan brengen. Ik dacht toen dat ze een beetje overdreef. Maar toen ik zelf beproevingen onderging, wist ik dat wat ze destijds zei, waar was. Het gebeurt werkelijk zo. Het is bijna niet voor te stellen als je dat niet zelf hebt meegemaakt. Toch heb ik dit werkelijk ondervonden.”
Ga ermee door grondig getuigenis af te leggen! 20 Handelingen besluit ermee te zeggen dat Paulus ijverig ’het koninkrijk Gods predikte’ (Hand. 28:31). Omdat hij onder huisarrest stond, kon hij in Rome niet van huis tot huis prediken. Toch bleef hij getuigenis geven aan iedereen die bij hem kwam. In deze tijd zijn sommige geliefde broeders en zusters van ons aan huis gebonden, misschien omdat ze bedlegerig zijn of in een verzorgingstehuis zitten vanwege een hoge leeftijd, ziekte of invaliditeit. Maar hun liefde voor God en hun verlangen om te prediken zijn er niet minder op geworden. In onze gebeden voor hen kunnen we vragen of onze hemelse Vader hen in contact wil brengen met personen die graag meer willen weten over hem en zijn schitterende voornemens. 21
De meesten van ons kunnen wel van huis tot huis prediken en deelnemen aan andere takken van de dienst. Laten we dus alles doen wat we kunnen om het Koninkrijk te verkondigen en getuigenis af te leggen „tot de verst verwijderde streek der aarde”. Dat werk moet met een gevoel van dringendheid worden gedaan, want het teken van Christus’ tegenwoordigheid is duidelijk zichtbaar (Matth. 24:3-14). Er is geen tijd te verliezen. We hebben op dit moment ’volop te doen in het werk van de Heer’ (1 Kor. 15:58). 22 Laten we in afwachting van „de komst van de grote en vrees inboezemende dag van Jehovah”, vastbesloten zijn moedig en getrouw te blijven predi¨ ¨ ken (Joel 2:31). We zullen nog veel mensen vinden die net als de Bereeers ’het woord met de grootste bereidwilligheid des geestes aannemen’ (Hand. 17:10, 11). Laten we daarom getuigenis blijven afleggen totdat we als het ware de woorden horen: „Wel gedaan, goede en getrouwe slaaf!” (Matth. 25:23) Wanneer we nu ijverig ons best doen om discipelen te maken en we Jehovah trouw blijven, zal het beslist eeuwig een reden tot vreugde zijn dat we er een aandeel aan hebben gehad „grondig getuigenis af te leggen” van Gods koninkrijk!
20. Wat deed Paulus tijdens zijn huisarrest, en hoe kan dat voor sommige broeders en zusters een aanmoediging zijn? 21. Waarom moeten we prediken met een gevoel van dringendheid? 22. Waartoe moeten we vastbesloten zijn terwijl we op Jehovah’s dag wachten?
223
INDEX VAN AFBEELDINGEN Omslag Paulus, Dorkas, Gallio, Lukas,¨ tempelbewaker met apostelen, een sadduceeer, Paulus die naar Cesarea wordt gebracht en predikers in de moderne tijd met geluidswagen en grammofoon. 1 Paulus (in ketens) en Lukas aan boord van een vrachtschip op weg naar Rome. 2, 3 Broeder J.E. Barr en broeder T. Jaracz van het Besturende Lichaam bij een wereldkaart. 11 Jezus geeft op een berg in Galilea afscheidsinstructies aan de elf getrouwe apostelen en andere volgelingen. 14 Jezus stijgt op naar de hemel. De apostelen kijken hem na.
GERANGSCHIKT OP BLADZIJDENUMMER 94 Paulus en Barnabas protesteren tegen de huldeblijken van de inwoners van Lystra. Openbare offers waren meestal kleurrijke, lawaaiige aangelegenheden met veel muziek. 100 Boven: Silas en ¨ Judas moedigen de gemeente in Syrisch Antiochie aan (Hand. 15:30-32). Onder: Een kringopziener houdt een lezing voor een gemeente in Oeganda. 107 De gemeente in Jeruzalem komt samen in een particulier huis. ¨ 110 Voorste rij, van links naar rechts: Gerrit Losch, David Splane, John Barr, Theodore Jaracz; achterste rij, van links naar rechts: Stephen Lett, Anthony Morris, Guy Pierce, Samuel Herd, Geoffrey Jackson. ¨ 124 Paulus en Timotheus aan boord van een Romeins koopvaardijschip. In de verte is een vuurtoren te zien.
20 De discipelen spreken met Pinksteren bezoekers in hun eigen taal toe.
139 Paulus en Silas zijn afgebeeld op een omheinde binnenplaats; ze ontsnappen aan een woedende menigte.
36 De apostelen staan voor een woedende Kajafas. De tempelbewakers staan klaar om hen op bevel van het Sanhedrin te arresteren.
155 Gallio bestraft de aanklagers van Paulus. Hij draagt kleding die past bij zijn rang: een witte vorstelijke toga met een brede purperen band, en calcei (een bepaald soort schoenen). 158 Demetrius, in zijn betoog tot werkers in een werkplaats voor zilversmeden in Efeze. De zilveren Artemistempeltjes worden als souvenir verkocht.
44 Onder: Na de Tweede Wereldoorlog veroordeelde een Oost-Duits gerechtshof Jehovah’s Getuigen ten onrechte als Amerikaanse spionnen (Neue Berliner Illustrierte, 3 oktober 1950). 46 Stefanus staat als beklaagde terecht voor ¨ het Sanhedrin. Op de achtergrond rijke sadducee en en ¨ op de voorgrond ultraorthodoxe farizeeen. 54 Petrus legt een nieuwe discipel de handen op; Simon staat afgebeeld met een geldbeurs. 75 Petrus en zijn reisgenoten gaan Cornelius’ huis binnen. Cornelius draagt over zijn linkerschouder een speciale mantel als teken van zijn rang als centurio. 83 Petrus wordt geleid door een engel. De burcht Antonia is de plaats waar Petrus misschien gevangen heeft gezeten. 84 Onder: Gewelddadige menigte in de buurt van Montreal (Quebec) in 1945 (Weekend Magazine, juli 1956). ¨ 91 Paulus en Barnabas worden Pisidisch Antiochie uitgegooid. Op de achtergrond het nieuwe aquaduct van de stad, dat waarschijnlijk in de eerste eeuw gebouwd is.
171 Paulus en zijn reisgenoten gaan aan boord van een schip. Op de achtergrond is het grote havenmonument te zien, dat in de eerste eeuw v.G.T. gebouwd werd. 180 Onder: Een jonge Getuige smokkelt Bijbelse lectuur tijdens het verbod op de lectuur in Canada in de jaren veertig (nagespeeld). 182 Paulus belooft aan het verzoek van de ¨ ouderlingen te voldoen. Lukas en Timotheus zitten op de achtergrond en helpen met het afleveren van de giften. 190 Paulus’ neef bij Claudius Lysias in de burcht Antonia, mogelijk de plaats waar Paulus gevangenzat. Op de achtergrond is de tempel van Herodes te zien. 206 Paulus’ dankgebed voor uitgeputte reizigers in het ruim van een vrachtschip. 222 Paulus kijkt, als gevangene vastgeketend aan een Romeinse soldaat, uit over een deel van Rome.
P E R S O O N S B E S C H R I J V I N G E N 27 Proselieten 30 Petrus 33 Johannes 34 Priesters 41 Gamaliel¨ 53 Filippus
¨ 57 Ethiopische eunuch 62 Saulus 67 Dorkas 70 Cornelius 79 Herodes Agrippa I 86 Barnabas 112 Jakobus 118 Markus 121 Timotheus 128 Lukas ¨ ¨ ¨ 132 Lydia 137 Caesars 144 Epicuristen en stoıcijnen 188 Sadduceeen en farizeeen 193 Felix 199 Porcius Festus 201 Herodes Agrippa II
35°
40°
35°
Regium
M
I
¨ ITALI E
Syracuse
Puteoli
D
I o n i sche Zee
D
15°
M
Malta
¨ Sicili e
I
Regium
E
Syrtis
E
Ad r i a
L
Zee van
B U L G A R IJ E
L
Cyrene
L
C
Thessalonika Berea
L A
Cyrene
ca. 58/59 Reis naar Rome (Han 23:11–28:31)
ca. 52-56 Derde zendingsreis (Han 18:22–21:19)
ca. 49-52 Tweede zendingsreis (Han 15:36–18:22)
N
Fenix
D
Kauda
ACHAJE
Athene Korinthe Kenchrea
Salmone
25°
0 km
0 mijl
Schone Havens
150
Efeze
Rhodos
Knidus
Milete
150
150
30°
Myra
Attalia ¨
E
¨ Alexandri e
E
¨ IE
R
R
¨ E I N
A
T
¨ GALATI E
Lystra ¨
¨ ETHIOPI E
EGYPTE
Pafos
Salamis Cyprus
¨ PAMFYLI E
Derbe
Z
E
35°
E
US
(in Syrie)
¨ Antiochi ¨ e
Nazareth
35°
JUDEA
35°
¨ ARABI E
30°
Damaskus
¨ FENICI E
S AM ARIA Cesarea Antipatris Joppe Jeruzalem Asdod Gaza Lydda
Sidon Tyrus ¨ Ptolema ıs
40°
¨ OCIE
¨ SYRIE
I C I E¨
¨ Seleuci e
CIL Tarsus
NT
E
K A P PA D
PO
Z
35°
SAOEDI-¨ ARABI E
30°
¨ JORDANI E
Antipatris Lydda Jeruzalem
¨ ISRA EL
Joppe Asdod Gaza
Cesarea
35°
40°
Damaskus
LIBANON
¨ SYRI E
(in Syrie)
E
¨ Antiochi ¨ e
E
Nazareth
¨ Seleuci e
Tarsus
Sidon Tyrus ¨ Ptolema ıs
¨ LY KAONI E
Ikonium
¨ Antiochi e (in Pisidie)¨
Perge
E
Salamis
¨ KLEIN- AZ I E
HY
W
Pafos
T BI
Z
T
Derbe
Ikonium
CYPRUS
Lystra Perge
E
A
35°
TU R K IJ E
W
¨ Antiochi e (in Pisidie)¨
Z
PISIDIE
G RY
N
30°
30°
E
Myra
Attalia
N
30°
LY C I E
F
Patara
Thyatira
ASIA
Z
Z
Patara
¨ Alexandri e
Adramyttium
¨ M YS I E
Kos
Samos
Mitylene
Troas Assus
E
150
Samothrace
0 km
Chios
Kreta
S
25°
E
EGYPTE
S
0 mijl
Filippi Neapolis Apollonia
¨ O N I E D E Amfipolis
GRIEKENLAND
A
20°
D
Schone Havens
25°
N
Salmone
Knidus Rhodos
Milete
Efeze
Thyatira
Adramyttium
Kos
Samos
Mitylene
Assus
Troas
Chios
Kreta
Athene
Zee
¨ Ege ı sche
Fenix
A
25°
Neapolis Apollonia Samothrace
Kauda
Korinthe Kenchrea
¨ LIBIE
ca. 47/48 Eerste zendingsreis (Han 13:1–14:28)
Beginpunt van Paulus’ zendingsreizen
Thessalonika Berea
GRIEKENLAND
LANDEN EN STEDEN UIT DE OUDHEID
D D
¨ ITALI E
Syracuse
Puteoli
Drie Taveernen Marktplaats van Appius
Rome
Zie ook „Landen en steden uit de oudheid” op de binnenkant van de omslag achterin.
OUDE STEDEN
¨ SERVI E
¨ MACEDONI E ¨ Filippi ALBANI E Amfipolis
Ad r i at i sche Zee
MONTENEGRO
20°
HEDENDAAGSE LANDEN
¨ Sicili e
MALTA
40°
15°
Marktplaats van Appius
Drie Taveernen
Rome
M