Zenit november 2019

Page 1

Prijs â‚Ź 6,00 December 2019 www.zenitonline.nl

De l nheme sterre r cembe van de

De honderdjarige geschiedenis van de IAU Het eeuwfeest van de IAU, ook in Nederland Waarom Pluto geen planeet meer is

100 jaar Internationale Astronomische Unie Het stofvrije oppervlak van PlanetoĂŻde Ryugu

Nobelprijs voor exoplaneten en kosmologie

Deepsky: Sterrenhopen en nevels in ZENIT Cepheus december 2019

Amateurs Actief: Lichtschijnsels in de atmosfeer 1


ZENIT INHOUDSOPGAVE Zenit is een populair-wetenschappelijk maandblad over sterrenkunde, weerkunde, ruimteonderzoek en aanverwante wetenschappen en technieken. Het is ­tevens het orgaan van de Koninklijke Nederlandse ­Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde (KNVWS). Verschijnt elf keer per jaar. Redactie: Servé Vaessen (hoofdredacteur), G.W.E. Beekman, dr. R. van Dorland, ir. J. Gerritsen, J.A.F. de Rijk, prof. dr. I. Snellen, T. Trachet, prof. dr. F. Verbunt, Vincent van de Vrede, dr. ing. F. Zijp. Vormgeving: Jan Scholtus, Henk Muurlink Uitgever: Stip Media, Louise de Colignystraat 15, 1814 JA Alkmaar, (tevens redactieadres). E­-mailadressen: redactie@zenitonline.nl (redactie) • amateursactief@zenitonline.nl (inzendingen voor Amateurs Actief) • administratie@stipmedia.nl (abonnementen­ administratie) • info@zenitonline.nl (advertenties en overige zaken) Websites: www.zenitonline.nl (algemene informatie en inhoud komende nummer) • www.astronieuws.nl (korte berichten) • www.stipmedia.nl

20 De Pluto-controverse

Nooit stond de IAU zo sterk in de belangstelling als tijdens de degradatie van Pluto tot dwergplaneet in 2006

Kosmische lichtvervuiling Alsof sterrenkundigen nog geen last genoeg hebben van aardse verlichting die het nachtelijk duister steeds meer in het gedrang brengt, dreigt er nu ook lichtvervuiling vanuit de ruimte. Ruimtevaartentrepeneur Elon Musk van SpaceX wil met zijn Starlink-project 12.000 satellieten in een baan rond de aarde brengen om zo wereldwijd breedbandinternet mogelijk te maken. Sterrenkundigen vrezen dat het ongestoord observeren van de sterrenhemel steeds moeilijker wordt als deze kunstmanen in groten getale voortdurend door het beeldveld vliegen. Met een helderheid tot magnitude +4 zullen de Starlink-satellieten uiteindelijk zelfs het aantal met het blote oog zichtbare sterren overtreffen! Ook radioastronomen gaan van Starlink hinder ondervinden, om over de enorme toename van het ruimteschroot rond de aarde nog maar te zwijgen. De Internationale Astronomische Unie en het Amerikaanse National Radio Astronomy Observatory hebben al aan de bel getrokken, maar vooralsnog is Musk niet onder de indruk. Dat het nog gekker kan, bewijst het Russische bedrijf StartRocket. Dat wil tientallen, met grote reflectoren uitgeruste satellieten in formatie rond de aarde laten vliegen, die dan met behulp van zonlicht reclameboodschappen aan de hemel zichtbaar maken. Het Coca-Cola-logo naast de Orionnevel? Je moet er niet aan denken!

Twitter: @ZenitNL Druk: Veldhuis Media, Raalte Abonnementen / adreswijzigingen: Per jaar voor Nederland: € 59,95 voor België: € 63,95 binnen Europa: € 83,50 buiten Europa: € 110,65. +31 (0)72-5314978 (ma t/m vr 13 - 17 uur) administratie@stipmedia.nl. Opzeggingen van ­abonnementen schriftelijk of per e-mail aan Stip Media te Alkmaar. Advertenties: Stip Media, Louise de Colignystraat 15, 1814 JA Alkmaar, tel. 072-5314978. ISSN 0165-0211 © 2019 Stip Media. Gehele of gedeeltelijke overneming van artikelen en illustraties in deze uitgave mag uit­sluitend geschieden met uitdrukkelijke ­toestemming van de uitgever.

2

Servé Vaessen, hoofdredacteur

Bij de voorkant Op de allergrootste schaal heeft het heelal de structuur van een spons: sterrenstelsels vormen lange slieren rondom grote lege gebieden (voids). Sterrenkundigen kunnen deze groteschaalstructuur, bekend onder de naam cosmic web, simuleren in de computer. Een voorbeeld hiervan is de CHaNGA (Charm N-body GrAvity) simulatie op de cover van dit Zenit-nummer. James Peebles droeg vanaf de jaren 70 substantieel bij aan het doorgronden van de groteschaalstructuur van het heelal. Voor dit en ander belangrijk theoretisch werk in de kosmologie ontvangt hij deze maand, naast de exoplaneetontdekkers Michel Mayor en Didier Queloz, de Nobelprijs voor natuurkunde. (Foto: Maureen Teyssier, Rutgers University; Andrew Pontzen, University College London) ZENIT december 2019


ZENIT

30 Sterrenhopen in Cepheus,

40 Weerfoto’s verklaard

jong en oud

Mackerel sky

Thema

Nieuws

Astronomische Unie

11 Honderd jaar Internationale 6 12 100 jaar Internationale

Astronomische Unie Al honderd jaar vervult de IAU een coördinerende functie binnen de internationale sterrenkunde – Karel van der Hucht

16 De Internationale Astrono-

mische Unie: 100 jaar ster- renkunde onder één hemel Het eeuwfeest van de IAU is dit jaar wereldwijd en in Nederland met tal van activiteiten gevierd – Ewine van Dishoeck, Marieke Baan

Ruimteonderzoek

brandschone Ryugu Hoe komt het dat er op planetoïde Ryugu geen spoor van stof is te bekennen? – George Beekman

Waarnemen

25 Het raadsel van de

26 De sterrenhemel van december – Geraldine te Gussinklo 44 Amateurs Actief

Licht en kleur in de atmosfeer – Servé Vaessen

Weer en klimaat

10 Het weer in oktober 2019 ZENIT december 2019

Kort nieuws Kanonskogels boven de zon, Tweede planeet bij Bèta Pictoris ontdekt, OSIRIS-REx zoekt de beste landings- plaats, en meer

36 Nobelprijs voor exoplaneten

en kosmologie De Nobelprijs voor natuurkunde 2019 gaat naar drie onderzoekers voor hun bijdragen aan ons begrip van de evolutie van het heelal en de plaats van de aarde in de kosmos – Ignas Snellen, Servé Vaessen

42 De stand in wetenschapsland

Wat hebben sterrenkundigen aan de Internationale Astronomische Unie? – Ignas Snellen en Frank Verbunt

48 Agenda En verder

4

5

24

Brandpunt eROSITA maakt zijn eerste foto’s – Mat Drummen Terugblik van Kees de Jager Zonnevlammen en de PTT De Pionier George Ellery Hale stond aan de wieg van de IAU – George Beekman

38 Op bezoek

Sterrenwacht Hellendoorn: van postkoets naar Formule 1-bolide

41 Verschenen

Sterrengids 2020. De sterren- hemel van nacht tot nacht – Hans de Jongh, Gert Wilke

50 In het volgende nummer 3


BRANDPUNT

eROSITA maakt zijn eerste foto’s

Het röntgenbeeld van een deel van de Grote Magelhaense Wolk, gemaakt door eROSITA. De foto toont miljoenen graden heet gas. De helderste stip bij het centrum is de supernovarest 1987A. De grote kleurrijke wolk linksboven is de Tarantulanevel. De grillige nevel aan de rand linksonder is een nauwe dubbelster met een stellair zwart gat. De kleinere stippen zijn ofwel actieve kernen van verre melkwegstelsels, massarijke röntgendubbelsterren ofwel sterrenhopen met veel jonge zware sterren. (F.Haberl, M. Freyberg en C. Maitra, MPE/IKI)

dere toont een dubbelcluster van duizenden sterrenstelsels elk op ongeveer 800 miljoen lichtjaar afstand. Ook zijn er een aantal detailopnamen gemaakt, onder meer van de supernovaresten N132D en SN 1987A in de Grote Magelhaense Wolk, de pulsar B0656+14 en het Seyfertstelsel 1H0707495 met een variabele actieve kern. De opgenomen spectra van deze bronnen zijn gedetailleerder dan ooit. In dat van N132D zijn onder andere emissielijnen van zware elementen te zien. Men verwacht met eROSITA honderdduizend (!) clusters van melkwegstelsels te ontdekken. Dat kan dan een basis zijn voor een nauwkeuriger beeld van de donkere materie en de donkere energie in het heelal. De eROSITA en de Russische ART-XC zullen tevens naar verwachting de komende jaren miljoenen superzware zwarte gaten registreren. Na de survey wil men nog minimaal drie jaar detailwaarnemingen doen. 

Door Mat Drummen

O

p 13 juli van dit jaar werd de Russisch-Duitse SRG-ruimtetelescoop met een ProtonM-raket gelanceerd vanaf de basis Baikonur. Het toestel bereikte op 21 oktober 2019 zijn bestemming: een plek in de ruimte die van de zon uit gezien anderhalf miljoen kilometer achter de aarde ligt. De satelliet beweegt nu in een kleine baan rond dit zogeheten Lagrange 2-punt. SRG of Spektr-RG staat voor SpektrumRöntgen-Gamma. Aan boord zijn twee röntgentelescopen: de Russische ART-XC (Astronomical Röntgen Telescope X-ray Concentrator), die straling detecteert van 5 tot 30 keV en de Duitse eROSITA, die waarneemt in het energiegebied van 0,2 tot 10 keV. Het primaire doel van beide is om in de loop van vier jaar verschillende keren de hele hemel in röntgen in kaart te brengen.

4

De afkorting eROSITA staat voor ‘extended ROentgen Survey with an Imaging Telescope Array’. eROSITA is in feite een combinatie van zeven telescopen die simultaan hun waarnemingen doen aan hetzelfde stukje van de hemel. Zo kan men meer röntgenfotonen opvangen dan met een enkelvoudig instrument mogelijk is. Het Max Planck Institute for Extraterrestrial Physics (MPE) in Garching bij München had de leiding bij de bouw van eROSITA en heeft nu ook de leiding van het project. eROSITA heeft een oplossend vermogen van 15" en een groot beeldveld (1°) en hij is gevoeliger dan zijn voorgangers, zoals de satellieten Rosat (operationeel in de jaren 90) en XMM-Newton (nog steeds operationeel). De telescoop heeft bovendien een hogere spectrale resolutie. De eerste opnamen van eROSITA zijn veelbelovend, bijvoorbeeld van de Grote Magelhaense Wolk. Een anZENIT december 2019

De clusters A3391 (boven) en A3395 met twee concentraties (beneden), ‘gefotografeerd’ door eROSITA. Het beeld is opgebouwd uit drie ‘röntgenkleuren’ (energiebanden), hier weergegeven in rood, groen en blauw. We zien het tientallen miljoenen graden hete gas in en rondom de clusters. De puntbronnen op de afbeelding zijn deels zeer hete sterren in onze Melkweg en deels verre superzware zwarte gaten in andere stelsels. (Uni Bonn en Génève/MPE/IKI)


Zonnevlammen en de PTT

TERUGBLIK

In Terugblik beschrijft de bekende sterrenkundige Kees de Jager memorabele momenten uit zijn bijzondere loopbaan.

A

anvankelijk was mijn sterrenkundig onderzoek in hoofdzaak gewijd aan de bepaling van het verloop van de temperatuur en de dichtheid van de buitenste lagen van de zonneatmosfeer (zie de Terugblik in Zenit november 2019, blz. 5). In 1952 mocht ik recente resultaten van dit werk presenteren op het driejaarlijkse congres van de Internationale Astronomische Unie dat toen in Rome plaatsvond. Daar maakte ik onder meer kennis met de bekende Amerikaanse sterrenkundige Martin Schwartzschild. Met hem had ik een leerrijk gesprek. We waren het er over eens dat we, nu de gemiddelde toestand van de zonneatmosfeer bekend was, ons moesten toeleggen op de veranderlijke verschijnselen van de zon. Intrigerend en fascinerend! Terug in Utrecht vroeg ik me af hoe deze tweede fase in te kleden. De zon is in vele aspecten veranderlijk maar het boeiendste daarvan leken mij de zonnevlammen: explosieve verschijnselen in de buurt van de zonnevlekken, niet lang daarvoor ontdekt en bekend onder de naam ‘solar flare’. Mijn docent, sterrenkundige en taalpurist professor Marcel Minnaert, vond dat dit verschijnsel een Nederlandse naam moest krijgen en na wat heen en weer gepraat tijdens de dagelijkse ochtendkoffie bedachten we het woord ‘zonnevlam’. Deze term is nu in de Nederlandse taal ingeburgerd. Ik besloot me te richten op het onderzoeken van het spectrum van zonnevlammen, met name op de sterkste lijn in het rode deel van het spectrum: de waterstof-alfalijn (Hα). Met de Utrechtse zonnespectrograaf was dat deel van het spectrum goed te fotograferen en uit de veranderingen van de sterkte en vorm van die lijn zouden we het een en

Een zonnevlam, 2 oktober 2014 vastgelegd door de Amerikaanse satelliet Solar Dynamics Observatory in het verre ultaviolette deel van het spectrum. (NASA/SDO) ander kunnen leren over de natuurkunde van zonnevlammen. Maar hoe dit te doen? Hoe ontdek je een vlam op tijd? Je moet daarvoor de zon waarnemen in het licht van de Hα-lijn. Daar was in die tijd iets nieuws voor ontwikkeld: het Hα-filter, waarmee bliksemsnel een spectrum gemaakt moest worden en liefst meerdere na elkaar. Maar je moet snel weten wanneer een zonnevlam is opgetreden en op welk deel van de zon de spectrograaf gericht moet worden. Het geluk was met me. In die tijd was men bij de PTT (indertijd het staatsbedrijf voor Posterijen, Telegraaf en Telefonie) geïnteresseerd in de radioverbindingen tussen Nederland en de toenmalige kolonies Suriname en Nieuw-Guinea. Die radioverbindingen werden vaak verstoord door uitbarstingen op de zon en de PTT wilde graag zicht krijgen op die storingen. Daartoe werd in Nederhorst den Berg een waarnemingsstationnetje gebouwd met als hoofdinstrument een Hα-telescoop. Medewerkers van de PTT konden met dit instrument vaststellen waar op de zon een uitbarstingen plaatsvond bij storingen van de radioverbindingen. Maar daar kon ik ook gebruik van maZENIT december 2019

ken! In samenwerking met de PTT werd een directe telefoonlijn aangelegd tussen NERA, zoals het station genoemd werd, en de Utrechtse spectrograaf. Zodra de waarnemers een zonnevlam zagen, gaven zij dat door aan mij en liet ik in de sterrenwacht een alarm af gaan. Onmiddellijk daarop stoven twee medewerkers van de mechanische werkplaats naar het dak, rolden het beschermende huisje weg en maakten het spiegelsysteem van de telescoop in orde zodat twee verdiepingen lager op de spectrograaf een zonsbeeld zichtbaar werd. Daar richtte ik de spleet van de spectrograaf op de plaats op de zon waar volgens de mensen van NERA de zonnevlam optrad. Zo verkreeg ik een of meerdere spectra. Deze samenwerking was succesvol en de analyse van de spectra leerde me dat zonnevlammen een gemiddelde temperatuur hebben van ongeveer 15.000 K. Voor die tijd een nieuw resultaat. Einde van het verhaal? Nee, want enige tijd later kregen wij de mogelijkheid om met behulp van satellieten de zon waar te nemen. Het röntgenspectrum van zonnevlammen heeft ons daarna verrassende zaken geleerd! 

5


NIEUWS

De chromosfeer (rood) van de zon tijdens de totale zonsverduistering van 11 augustus 1999, waargenomen vanuit Frankrijk. (Luc Viatour)

Kanonskogels boven de zon Chinese Astronomen hebben een nieuw verschijnsel in de chromosfeer van de zon ontdekt. De chromosfeer is de dunne maar dynamische laag rond de zon waarin de energie uit de fotosfeer – het zichtbare oppervlak – naar de corona wordt getransporteerd. Het verschijnsel betreft zowel lichte als donkere bolvormige structuren die gekromde banen beschrijven en daardoor aan kanonskogels doen denken. Ze hebben een diameter van ongeveer 1500 kilometer en snelheden van rond de 40 kilometer per seconde. De nieuwe structuren werden in 2017 en 2018 ontdekt op opnamen in het licht van gloeiend waterstofgas die gemaakt waren met de New Vacuum Solar Telescope, het hoofdinstrument van het Fluxian Solar Observatory in Yunnan. Op deze opnamen verschijnen soms kleine structuren die vele minuten tot bijna een half uur zichtbaar blijven. Gedurende deze tijd stijgen ze eerst op, om vervolgens weer te dalen. Omdat deze structuren altijd een quasi-cirkelvormige vorm vertonen, wordt aangenomen dat ze bolvormig zijn. Ze hebben dezelfde dichtheid als de omringende chromosfeer. Door vergelijking met gelijktijdige waarnemingen van de Solar

Dynamics Observatory-satelliet hebben Shuhong Yang en collega’s afgeleid dat de ‘kanonskogels’ wegvliegen in gebieden met een positief magnetisch veld en neervallen in gebieden met een negatief veld. Dat kan er op wijzen dat hun ontstaan samenhangt met de wisselwerking tussen nieuwe en reeds bestaande magnetische velden en wel specifiek met reconnectie: het ‘knappen’ en vervolgens weer samenvoegen van magnetische veldlijnen. Daarbij komt de energie vrij die de kanonskogels tot afstanden van meer dan het dubbele van de diameter van de aarde kan wegschieten. De Chinese astronomen benadrukken dat deze kanonskogels verschillen van de snel bewegende bellen die eerder met een Zweedse zonnetelescoop in de chromosfeer van de zon werden ontdekt. Daar ging het alleen om heldere bellen, terwijl de kanonskogels zowel helder als donker kunnen zijn. Bovendien hangen deze bellen samen met eruptieve processen en hebben ze snelheden die tot zes maal zo groot kunnen zijn als die van de kanonskogels. (GB/Astrophysical Journal Letters 880, L24) 

Phaethon geeft zijn ware aard nog niet prijs Is Phaethon een uitgedoofde komeet of een planetoïde? Meer dan dertig jaar na zijn ontdekking is dat nog steeds niet duidelijk. Phaethon beschrijft een baan die hem iedere anderhalf jaar tot op 21 miljoen kilometer van de zon brengt, nog niet de helft van de kleinste afstand van Mercurius. De temperatuur aan zijn oppervlak loopt dan op tot zo’n 750 °C, waardoor dat letterlijk geroosterd wordt.

6

Phaethon is ook de bron van de Geminiden, een meteorenzwerm die zich elk jaar in december vertoont. Aangezien dat een vrij jonge zwerm is, kan dit er op wijzen dat Phaethon in het recente verleden komeetactiviteit vertoonde. Die gedachte werd nog versterkt toen Phaethon in 2009 en 2012 nabij de zon opeens twee maal zo helder werd en ook een stofstaart ontwikkelde. Ook in 2016 werd dit waargenomen. ZENIT december 2019

Phaethon komt ook regelmatig dicht langs de aarde. Het laatst in december 2017, toen hij onze planeet op een afstand van ruim 10 miljoen kilometer passeerde, de kortste afstand sinds zijn ontdekking in 1983. Toen werd echter geen komeetactiviteit gevonden en daaruit hebben Maryam Tabeshian nu afgeleid dat er nog geen 200 gram gas en stof per seconde uit Phaeton kan zijn vrijgekomen. Dat is veel te weinig


ZENIT

De baan van Phaethon maakt een hoek van 22o met het baanvlak van de aarde en kruist de banen van Mars, de aarde, Venus en Mercurius. Op 17 december 2017 kwam Phaethon op een afstand van ruim 10 miljoen kilometer langs de aarde. (Wikipedia)

Tweede planeet bij Bèta Pictoris ontdekt

om de massa van de Geminiden te verklaren. De waarnemingen in 2017 brachten ook aan het licht dat sommige kleur- en helderheidsvariaties op Phaethon samenhangen met enkele grote kraters die met de Areciboradartelescoop op Phaethon zijn waargenomen. Alleen al het ontstaan van één zo’n krater zou voldoende materiaal voor de Geminiden kunnen leveren, maar daarmee is het pleit voor het planetoïdenkarakter nog niet beslecht. Het ontstaan van zo’n krater zou vrij recent gebeurd moeten zijn. Daarbij kwamen ook mogelijk grotere fragmenten vrij die de baan van Phaethon volgen. Waarnemingen met verscheidene telescopen hebben echter nog geen fragmenten ontdektt die ondubbelzinnig met Phaeton in verband kunnen worden gebracht. (GB/Astronomical Journal 158: 30) 

Bij de befaamde ster Bèta Pictoris is opnieuw een planeet ontdekt. Hij werd gevonden door een groep astronomen onder leiding van Anne-Marie Lagrange, van de Université Grenoble Alpes, die tien jaar geleden ook de eerste planeet had ontdekt. Deze eerste, Bèta Pictoris b, vertoonde zich op fotografische opnamen, terwijl nummer twee, Bèta Pictoris c, aan het licht kwam via metingen aan de beweging van de ster. Die varieert doordat de zwaartekracht van de planeet aan de ster trekt. Bèta Pictoris is een ster van slechts 23 miljoen jaar oud op een afstand van 63 lichtjaar in het sterrenbeeld Pictor (Schilder). Hij staat al dertig jaar lang in de belangstelling omdat hij als een van de eerste sterren de mogelijkheid biedt om het ontstaansproces van een planetenstelsel te bestuderen. Bèta Pictoris wordt omringd door een schijf van stof en grotere fragmenten, vertoont tekenen van verdampende objecten (kometen?) en heeft dus ook planeten. Lagrange en collega’s analyseerden meer dan 6600 spectra van de ster die tussen 2003 en 2018 waren opgenomen met de Very Large Telescope in Chili. Hieruit wilden de

Opname van Bèta Pictoris b, de eerst ontdekte planeet van deze ster, gemaakt met de Very Large Telescope van de ESO. Het heldere gebied rond de ster zelf is weggefilterd, zodat vlak boven de ster de planeet zichtbaar is. De tweede planeet staat (onzichtbaar) nog dichter bij de ster. (ESO/AnneMarie Lagrange) ZENIT december 2019

7


NIEUWS astronomen de radiële snelheid van de ster (langs de waarnemingsrichting) afleiden, maar daartoe moesten eerst de verstorende signalen van het pulseren van de ster worden uitgefilterd. Bèta Pictoris behoort tot de groep van de zogeheten Delta Scutisterren en pulseert op vele frequenties. Nadat deze ruis was verwijderd bleef een signaal met een periode van 1200 dagen over. Die periode hangt niet samen met de omlooptijd van de eerste planeet, 7800 dagen, maar is het effect van een tweede begeleider. Die draait op een afstand van ongeveer 2,7 astronomische eenheden rond de ster, vergelijkbaar met de afstand van onze planetoïdengordel tot de zon. Zijn massa wordt geschat op negen maal die van Jupiter. Bèta Pictoris c is ongeveer tien magnituden zwakker dan Bèta Pictoris en zou met de modernste telescopen misschien kunnen worden waargenomen als hij op zijn (schijnbare) maximale afstand van de ster staat. (GB/Nature Astronomy, 19 augustus) 

Drie stadia in het ontstaan van de huidige kern van Jupiter. De oorspronkelijke, kleine en compacte kern dijde door een botsing uit tot een grotere kern met een veel geringere dichtheid. (Nature/Tristan Guillot)

Protokern van Jupiter dijde door botsing uit Jupiter heeft een rare kern. Hij is opmerkelijk groot en zijn dichtheid neemt van binnen naar buiten af, zo volgt uit metingen door de Amerikaanse ruimtesonde Juno die sinds 2016 rond de planeet draait. Modellen van het ontstaan van de planeten in een schijf van gas en stof rondom de jonge zon suggereren daarentegen dat een planeetkern in zo’n korte tijd de zwaardere elementen uit de schijf verzamelt dat hij relatief klein en compact blijft. Astronomen van onder andere de Sun Yat-sen Universiteit in China hebben hiervoor nu een mogelijke verklaring gevonden, een botsing tegen een ‘planeet-embryo’. Volgens deze astronomen zouden er tijdens het ontstaan van de planeten vele planeet-embryos’s – bouwstenen van la-

8

tere planeten – in de buurt van Jupiter hebben rondgezweefd. De aantrekkingskracht van Jupiters groeiende protokern nam toen zo snel toe dat er een grote kans was dat één zo’n planeet-embryo frontaal tegen deze kern botste. Dat zou al binnen enkele miljoenen jaren zijn gebeurd, dus ruim vóór het verdwijnen van de materieschijf rond de zon. Shang-Fei Liu en collega’s hebben zo’n botsing op de computer gesimuleerd, uitgaande van een protokern van silicaten en ijs van tien aardmassa’s en een omhulling van helium en waterstof van twee aardmassa’s. Een frontale botsing zou die protokern volledig verbrijzelen. Bovendien wordt vlak voor de botsing een grote hoeveelheid warmte aan het gas rond de kern overgedragen. Dit zou daardoor turbulent ZENIT december 2019

worden, waardoor de zware elementen van de verbrijzelde kern zich makkelijk met het gas vermengden. Al na een half uur, aldus de computersimulaties, ontstaat er een uitgedijde kern met een diameter van één vijfde van die van Jupiter en ruim een halve dag later stelt zich een quasi-hydrodynamisch evenwicht in dat niet veel meer veranderde. De kern van Jupiter heeft dan een diameter van bijna de helft van die van de planeet, terwijl zijn dichtheid met een factor drie is afgenomen. De astronomen suggereren dat dit soort botsingen in het jonge zonnestelsel veelvuldig heeft plaatsgevonden en dus misschien ook bij Saturnus, zij het onder verschillende beginvoorwaarden. (GB/ Nature 572, p. 355) 


OSIRIS-REx zoekt de beste landingsplaats Terwijl de Japanse ruimtesonde Hayabusa 2 waarschijnlijk in december met zijn bodemmonsters van Ryugu naar de aarde vertrekt, wordt voor de Amerikaanse sonde OSIRIS-Rex nog steeds naar een veilige landingsplaats op planetoïde Bennu gezocht. Sinds zijn aankomst in december 2018 heeft de sonde het hele oppervlak in kaart gebracht (Zenit, juni 2019, blz. 30-31), maar pas in december dit jaar worden de twee beste plekken voor het nemen van een bodemmonster uitgekozen. Afgelopen augustus waren vier kandidaat-locaties geselecteerd, die daarna gedetailleerd in kaart zijn gebracht. Eerst werden deze gebiedjes – van slechts zo’n 10 tot 20 meter groot – vanaf een hoogte van 1300 meter gefotografeerd. Zowel om vast te stellen of de sonde daar veilig kan landen als om er zeker van te zijn dat het bodemmateriaal voldoende fijnkorrelig is om te kunnen bergen. De bodempartikels moeten daartoe kleiner dan 2,5 centimeter zijn. Vervolgens zijn deze vier gebiedjes vanaf kortere afstanden bestudeerd, onder andere voor het vastleggen van oppervlaktedetails waarop de sonde zich tijdens zijn toekomstige autonome afdaling kan oriënteren. Al deze gegevens worden gebruikt om in december de twee beste landingsplaatsen te selecteren. De eerste wordt het primaire doelwit, de tweede fungeert als reserve als de eerste monstername mislukt. Begin volgend jaar gaat OSIRIS-REx de twee geselecteerde locaties vanaf nog geringere hoogten bestuderen. De uiteindelijke landing

ZENIT

zal pas plaatsvinden in de tweede helft van 2020. In feite gaat het niet om een echte landing, maar om een vluchtig contact. Dit contact met het oppervlak vindt plaats met een drie meter lange robotarm die het bodemmateriaal omwoelt en opvangt. OSIRIS-REx zal op zijn vroegst in Op één van deze vier locaties zou OSmaart 2021 aan IRIS-REx volgend jaar kunnen landen. zijn terugreis naar In december worden de twee beste de aarde beginnen. plekken voor het nemen van een Pas dan staan Ben- bodemmonster uitgekozen. (NASA/ nu en de aarde op Goddard/University of Arizona) de juiste posities om onze planeet te kunnen bereiken. In september 2023 kan de capsule met bodemmonsters dan op aarde landen. Dat is drie jaar nadat Hayabusa 2 – als alles meezit – zijn kostbare buit op aarde heeft afgeleverd. (GB/NASA) 

Snelste eclipsveranderlijke primeur voor LISA? sterrenbeeld Ossenhoeder en bestaat uit twee witte dwergen die in bijna zeven minuten om elkaar heen draaien en elkaar daarbij beurtelings verduisteren. Deze eclipsveranderlijke, verkort aangeduid als J153932, werd in juni 2018 ontdekt met behulp van de Schmidttelescoop op de Palomarsterrenwacht in Californië. Impressie van twee om elkaar draaiende compacte Hiermee wordt telkens in sterren (witte dwergen) die zwaartekrachtgolven drie nachten de gehele hemel uitzenden. (R.Hurt/Caltech-JPL) afgezocht naar lichtpunten die zich verplaatsen, van helderheid veranKevin Burdge en zijn collega’s weten het zeker. Als LISA, een uit drie satellieten be- deren of anderszins opvallen. Interessante staande Europese detector voor zwaarte- kandidaten worden dan verder bestudeerd krachtgolven in de ruimte, in 2034 aan het met een telescoop op de Kitt Peak-sterrenwerk wordt gezet, zal die al binnen een week wacht in Arizona. zijn eerste succes boeken. Hij detecteert dan De twee componenten van de eclipsverangravitatiegolven – ‘rimpelingen’ in de ruimte derlijke zijn ruwweg even groot als de aarde, – van de snelste eclipsveranderlijke die tot maar hebben een massa van 0,2 en 0,6 maal nu toe is ontdekt. Die nieuwe recordhouder die van de zon. Ze draaien op een afstand staat op een afstand van 8000 lichtjaar in het van 60.000 kilometer om elkaar, vergelijkZENIT december 2019

baar met de diameter van Saturnus. De ontdekkers hebben de huidige omlooptijd van het duo vergeleken met die volgens eclipswaarnemingen die tussen 2009 en 2016 werden verricht. Daaruit blijkt dat de omlooptijd langzaam afneemt en dat de afstand tussen de twee componenten elkaar elke dag met 26 centimeter vermindert. De om elkaar tollende sterren zenden veel gravitatiestraling en verliezen op die manier energie. De astronomen hebben berekend dat hun banen nog zo’n 130.000 jaar zullen blijven krimpen. Daarna zouden de componenten met elkaar kunnen versmelten, maar het is ook mogelijk dat hun banen daarna juist weer groter worden. Het meest interessante is echter dat ze tot die tijd gravitatiegolven uitzenden op een frequentie die vlak bij de meest gevoelige frequentie van LISA ligt. De astronomen verwachten dan ook dat LISA deze golven al binnen een week zal detecteren. En dat deze eclipsveranderlijke dus als een ‘cruciale verificatiebron voor LISA zal gaan fungeren’, aldus de astronomen. (GB/ Nature 571, p.528) 

9


WEER EN KLIMAAT

Het weer in oktober

Zacht, nat en vrijwel de normale hoeveelheid zon

O

ktober was een zachte maand met in De Bilt een gemiddelde temperatuur van 11,6 °C tegen 10,7 °C normaal. De eerste week van de maand lag de temperatuur meestal beneden de normale waarde voor de tijd van het jaar. Daarna werd lange tijd zachte lucht aangevoerd en op 13 oktober werd het in een groot deel van het land, waaronder in De Bilt, nog een warme dag genoteerd (maximumtemperatuur 20,0 °C of meer). De landelijk hoogste temperatuur werd die dag gemeten in Ell met 24,8 °C. Het zuiden noteerde lokaal vier warme dagen, de laatste op 26 oktober. De laatste dagen van oktober was het rustig weer, maar met maxima van een graad of 10 wel te koud voor de tijd van het jaar. Aan het einde van de maand kwam het voor het eerst na de zomer op enkele plaatsen tot nachtvorst. De laagste temperatuur werd gemeten op de 31ste het KNMI-station Lelystad: -2,6 °C. Die dag kwam het ook in De Bilt voor het eerst na de zomer tot vorst. Oktober was gemiddeld over het land een natte maand met 107 mm neerslag tegen 83 mm normaal. In het noordwes-

telijk deel van het land viel met 130 tot ruim 220 mm lokaal in Noord-Holland de meeste regen. In de minst natte gebieden, langs de oostgrens, viel op sommige stations niet meer dan 80 tot 100 mm. Tot en met de 21ste was het uitermate wisselvallig. Op alle dagen met uitzondering van 5 oktober regende het. De eerste dag van de maand was direct de natste; landelijk gemiddeld viel er 20 mm. Op 9 oktober veroorzaakten buien lokaal wateroverlast in Noord-Holland, met plaatselijk 30 tot ruim 60 mm regen in korte tijd. Aan het einde van de maand werd het overwegend droog. Het aantal zonuren was met gemiddeld over het land 104 vrijwel gelijk aan het normale aantal van 113. Een groot deel van de maand was de zon echter slechts mondjesmaat te zien. De laatste dagen van de maand verliepen daarentegen zonovergoten. De verschillen in het aantal zonuren waren deze maand niet groot. Op de zonnigste plaatsen scheen de zon circa 115 uren, op de somberste plaatsten werden ongeveer 90 zonuren geregistreerd. Bron: KNMI

Etmaalsom zonneschijnduur. De gele balkjes tonen de etmaalsommen zonneschijnduur, gemiddeld over alle KNMI-stations. De rode lijnen geven de laagste en hoogste etmaalsom, gemeten op een van de stations. De blauwe balkjes geven het verschil tussen de gemeten zonuren en het theoretisch aantal zonuren aan. 10

ZENIT december 2019

Temperatuurverloop. De balkjes geven voor ieder element per etmaal de hoogste en laagste waarde aan zoals die gemeten is op een van de KNMI-stations. De rode (maximum), groene (gemiddelde) en blauwe (minimum) lijn geven het vijfdaags voortschrijdend gemiddelde aan over alle KNMI-stations, gemiddeld over het tijdvak 1981-2010.

Etmaalsom neerslag. De blauwe balkjes tonen de gemeten etmaalsommen neerslag, gemiddeld over alle KNMI-stations. De zwarte lijnen geven de laagste en hoogste etmaalsom, gemeten op een van de stations.


Thema: Honderd jaar Internationale Astronomische Unie

ZENIT

T

ot 2006 zullen niet veel mensen buiten de sterrenkundige wereld van het bestaan van de Internationale Astronomische Unie geweten hebben. Deze wereldwijde beroepsorganisatie van sterrenkundigen, die zich sinds de oprichting in 1919 inzet voor meer internationale samenwerking in de astronomie, stond 13 jaar geleden opeens midden in de mediabelangstelling. Dat had alles te maken met de ‘degradatie’ van Pluto, die door een resolutie van de Algemene Vergadering van de IAU in Praag sindsdien niet meer te boek staat als de negende planeet van

ons zonnestelsel, maar als dwergplaneet. De activiteiten van de IAU omvatten veel meer dan alleen het opstellen van een definitie van een planeet. De nu volgende thema-artikelen geven een overzicht van de grote diversiteit aan initiatieven die de IAU in haar honderdjarig bestaan heeft ondernomen, en van de viering van het IAU-eeuwfeest wereldwijd en in Nederland. Tot de auteurs behoren Nederlandse topsterrenkundigen die binnen de IAU hoge functies vervuld hebben en nog steeds vervullen. (Foto: NASA / Johns Hopkins University Applied Physics Laboratory / Southwest Research Institute)

ZENIT december 2019

11


THEMA

100 jaar Internationale Astronomische Unie •

De IAU is de wereldwijde beroepsorganisatie van bijna 14.000 professio- nele sterrenkundigen.

De IAU heeft een coördinerende functie binnen de internationale sterrenkunde in al haar facetten en zet zich tevens in voor de popularisering van de astronomie.

12

In haar honderdjarig bestaan heeft de IAU soms te maken gehad met politiek heikele kwesties, viel Pluto van zijn planetaire voetstuk en werd in 2009 het Internationale Jaar van de Sterrenkunde succesvol gevierd.

De Internationale Astronomische Unie (IAU) werd gesticht in 1919. Dit jaar viert zij haar honderdste verjaardag. Haar missie is om de wetenschap van de sterrenkunde te bevorderen en te beschermen in al haar aspecten – zoals onderzoek, communicatie, onderwijs en ontwikkeling – door internationale samenwerking. Haar individuele leden, momenteel 13.700 in 83 lidstaten en actief in de IAU Divisies, Commissies en Werkgroepen, zijn beroepsastronomen van minstens PhD-niveau, verspreid over de hele wereld. In het nu volgende artikel bekijken we de belangrijkste activiteiten van de IAU nader. Door Karel A. van der Hucht, emeritus senior scientist, SRON Netherlands Institute for Space Research - Utrecht

D

e hoofdactiviteit van de IAU is de organisatie van de driejaarlijkse Algemene Vergaderingen (IAU General Assembly). Deze GA’s vonden tot nu toe twee keer in Nederland plaats: de derde in 1928 in Leiden met 249 deelnemers en de 22ste in 1994 in Den Haag met ongeveer 1800 deelnemers. De laatste GA vond in augustus 2018 in Wenen plaats en de eerstvolgende, de 31ste, zal in 2021 in Busan, Zuid-Korea, worden gehouden. Verder organiseert de IAU jaarlijks negen symposia over verschillende deelgebieden van de sterrenkunde, waarvan de proceedings gepubliceerd worden. Tot de overige taken van de IAU behoren onder andere de definitie van fundamentele astronomische en fysische constanten, en astronomische naamgeving. De IAU is de internationaal erkende autoriteit voor naamgeving van hemellichamen en hun oppervlaktestructuren. Nieuw is de naamgeving van exoplaneten, waarbij ZENIT december 2019

de IAU tegenwoordig ook het publiek betrekt. Dat heeft inmiddels geleid tot enkele ‘Nederlandse’ exoplaneten (Zenit februari 2016 blz. 7, oktober 2019 blz. 42). Voorts bevordert de IAU onderzoek, onderwijs en popularisering. Deze activiteiten culmineerden in 2009 in de organisatie van het UNESCO Internationale Jaar van de Sterrenkunde (Zenit februari 2009 blz. 75-77).

Bestuur en organisatie

Het dagelijks bestuur van de IAU wordt gevormd door het Uitvoerend Comité (EC), met een President (P), een President-Elect (PE), een Secretaris-Generaal (GS), een Assistent-Secretaris-Generaal (AGS), en zes Vicepresidenten (VP). Het Nederlandse aandeel in het bestuur van de IAU mag groot genoemd worden. Nederlandse leden van het Uitvoerend Comité waren in de afgelopen 100 jaar de Presidenten W. de Sitter (P 1925-'28, de derde IAU-president), J.H. Oort (P 1958-'61), A. Blaauw (P 1976-


ZENIT

Wisseling van de wacht. V.l.n.r. Bertil Lindblad (P 1948-'52), Harold Spencer-Jones (P 1944-'48), Jan Oort (GS 1944-'48), en Bengt Stromgren (GS 1948-'52), tijdens de IAU Algemene Vergadering van 1948 in Zürich. (Oort Archief/J. Katgert)

'79), L. Woltjer (PE 1991-'94; P 1994'97) en E.F. van Dishoeck (PE 2015-'18; P 2018-'21); en de Secretarissen-Generaal J.H. Oort (GS 1938-'48), P.Th. Oosterhoff (AGS 1948-'52; GS 1952-'58), C. de Jager (AGS 1967-'70; GS 1970-'73), en K.A. van der Hucht (AGS 2003-'06; GS 2006-'09). De eerste vrouwelijke Secretaris-Generaal was de Zwitserse Edith A. Müller (GS 1976-'79). Het zou 12 jaar duren voordat de IAU een tweede vrouwelijke GS benoemde: de Franse Jacqeline A. Bergeron (GS 1991-'94); en nog eens 24 jaar later de derde: de Portugese M. Theresa Lago (GS 2018-'21). De eerste vrouwelijke IAU-president was de Franse Catherine J. Cesarsky (P 2006'09); de tweede volgde al gauw: de Mexicaanse Sylvia Torres-Peimbert (P 2015 -'18), opgevolgd door de derde, de Nederlandse Ewine F. van Dishoeck (P 2018-'21); terwijl de vierde vrouwelijke IAU-president al is aangekondigd, de Amerikaanse Debra M. Elmegreen (P 2021-'24). Sinds 1979 geniet het IAU-secretariaat, standplaats van de SecretarisGeneraal, gastvrijheid in het Institut d'Astrophysique te Parijs. De gepubliceerde Proceedings van de IAU-symposia, ruim 350 in getal, vormen een indrukwekkend verslag van de voortdurende ontwikkelingen in de sterrenkunde. Ter bevordering van de communicatie introduceerde de IAU in 1959 haar halfjaarlijkse Information Bulletin (IB), dat verspreid werd over alle astronomische bibliotheken. Het IB-112 van juli 2013 was de laatste gedrukte versie. Haar taak is geleidelijke overgenomen door de zeer uitgebreide IAU-website, die zowel archiefbronnen als actuele informatie verschaft.

Een belangrijke rol speelde ook het Central Bureau for Astronomical Telegrams (CBAT), gesticht in 1882 in Kiel en van 1966 tot 2015 gehuisvest door de Harvard University (Cambridge, MA, USA), dat snel actueel nieuws verschaft over pas ontdekte supernovae, kometen en andere voorbijgaande verschijnselen. Een van de oudste IAU-activiteiten op het gebied van onderwijs is de regelmatige organisatie van de serie International Schools for Young Astronomers (ISYA), met sinds 1967 tot op heden 41 Schools van twee à drie weken ieder, voornamelijk in ontwikkelingslanden.

De IAU en geopolitiek

De oprichting van de IAU in 1919 was geen toeval. Na de Eerste Wereldoorlog groeide onder wetenschappers wereldwijd het streven naar een betere wereld door internationale samenwerking. In Brussel werd daartoe in juli 1919 een wetenschappelijke koepelorganisatie opgericht, de International Research Council (IRC) – sinds 1931 International Committee on Scientific Unions (ICSU) geheten – waaruit als eerste wetenschappelijke unie de IAU werd opgericht. Aanvankelijk met uitsluiting van Duitsland, dat tot 1952 moest

Met het Minor Planet Center (MPC) heeft de IAU een lange en belangrijke relatie. ZENIT december 2019

wachten om als lidstaat toegelaten te worden. Politieke problemen werden de IAU niet bespaard. Liet de Tweede Wereldoorlog al diepe sporen na, ook de Koude Oorlog deed zich gelden. De voorgenomen GA van 1951, te houden in de Sovjet-Unie, werd geannuleerd vanwege de Blokkade van Berlijn (1948-'49) en de Korea-0orlog (1950'53), en uitgesteld tot 1952, in Rome. In 1961 stapte de Volksrepubliek China uit de IAU wegens de toelating van Taiwan, om pas in 1982 in de IAU-gelederen terug te keren. Ook intern was wel eens diplomatie vereist. Voor de GA van 1973 was Australië (Sydney) gekozen als gastland. Desondanks eiste Polen (gesteund door de Sovjet-Unie) dat in datzelfde jaar de 500ste verjaardag van Nicolaus Copernicus zou worden gevierd met een ’buitengewone’ (puur wetenschappelijke) GA. Zo waren er twee GA’s in 1973. In 1992 stelde de VN Veiligheidsraad een embargo in tegen Joegoslavië vanwege de etnische burgeroorlogen die daar toen uitbraken, en tegen de landen die uit dat conflict zijn voortgekomen. Daardoor werden deze landen ook uit de IAU gezet; ze werden pas in 2003 weer toegelaten. Noord-Korea werd bijna zestig jaar na de Koreaoorlog lid van de IAU.

Het IAU Minor Planet Center

Met het Minor Planet Center (MPC) heeft de IAU een lange en belangrijke relatie. Het MPC, in 1947 gesticht door de IAU en sinds 1978 gehuisvest in het Smithsonian Astrophysical Observatory in Cambridge (MA, USA), is het internationale registratiecentrum en archief van alle waarnemingen – waar ook ter wereld gedaan – van kleine zonnestelselobjecten zoals planetoïden,

13


IAU Secretaris-Generaal Kees de Jager geeft een interview tijdens de Algemene Vergadering van 1973 in Sydney. (CSIRO)

kometen, centauren en transneptunische objecten (ijsdwergen), in het Engels aangeduid als minor planets. Hun aantal stond op 3 augustus 2019 op 794.832, met ruim 213 miljoen waarnemingen. Het MPC is verantwoordelijk voor de identificatie, naamgeving en baanberekening van al deze objecten. Tegenwoordig worden ze door astronomen (beroeps en amateur) voornamelijk met CCD-camera's waargenomen. Dit gebeurde voor het eerst in 1989, door de Nederlands-Amerikaanse astronoom Tom Gehrels (1925-2011). Op 3 augustus 2019 stonden 20.524 aardscherende planetoïden (Near Earth Asteroids, NEA’s) en 108 aardscherende kometen (Near Earth Comets, NEC’s) geregistreerd. Hun gegevens worden bijgehouden op de MPC-website. NEA’s en NECs worden samen Near Earth Objects (NEO’s) genoemd. Zij volgen banen die hen op een afstand van minder dan 30% van de afstand aarde-zon van de aardbaan brengen. In de toekomst kunnen deze objecten mogelijk met de aarde in botsing komen. Afgezien van een symbolische financiële bijdrage van de IAU, wordt het MPC bijna geheel door het Amerikaanse ruimtevaartbureau NASA gefinancierd. Bezorgdheid over de mogelijkheid van inslagen op aarde van NEO’s wordt sinds 1999 ook formeel geuit door het United Nations Committee on the Peaceful Uses of Outer Space (UN-COPUOS), waarin de IAU met waarnemerstatus participeert. Ter ondersteuning hiervan heeft de GA in 2012 een resolutie aangenomen die de vestiging van een International NEO Early Warning System aanbeveelt. Vervolgens nam de Algemene Vergadering van de Verenigde

14

De Algemene Vergadering van de IAU in 2006 in Praag stemt over de planetaire status van Pluto. (IAU)

Naties in december 2014 een resolutie aan ter ondersteuning van waarneemcampagnes van NEO’s en van de ontwikkeling van een effectieve respons op rampen ten gevolge van NEO-inslagen. Dit leidde tot de stichting van twee globale internationale samenwerkingsverbanden: het International Asteroid Warning Network (IAWN, de astronomen) en de Space Mission Advisory Planning Group (SMAPG, de ruimteonderzoekorganisaties). In beide organisaties is de IAU als waarnemer vertegenwoordigd. De dreiging van inslagen van planetoïden op aarde kreeg wereldwijd aandacht op 13 februari 2013, toen een NEA met afmetingen van ongeveer 20 meter en een massa van 11,000 ton de aardatmosfeer binnenvloog. Het object explodeerde op een hoogte van ongeveer 23 km boven Chelyabinsk in Rusland, waarbij een hoeveelheid energie van 440 kiloton TNT (30 keer de Hiroshima-bom) vrijkwam. Deze planetoïde had men niet zien aankomen. Een goede reden voor de vestiging van een International NEO Early Warning System in de ruimte, met als adagio

Voor de eerste keer in haar geschiedenis was het gezag van de IAU in astronomische zaken aangetast. ZENIT december 2019

Finding them before they find us (D.K. Yeomans, 2013).

De Pluto-affaire

In de laatste decennia van de vorige eeuw werden enkele hemellichamen ontdekt op ruwweg dezelfde afstand als of grotere afstand van de zon dan Pluto en met vergelijkbare of grotere afmetingen, behorend tot de Kuipergordel: de zogenaamde transneptunische objecten (TNO) of ijsdwergen. Dat wierp de vraag op of Pluto werkelijk een planeet of een TNO was. Er bestond voor 2006 geen officiële definitie van het begrip planeet om planeten te onderscheiden van de minor planets. Het opstellen van een definitie voor een planeet was duidelijk een taak voor de IAU. Een werkgroep van 19 astronomen kreeg de opdracht om een planeetdefinitie te formuleren en die voor te dragen aan de GA van 2006 in Praag. De werkgroep kwam met drie definities. Dus kreeg een nieuwe, kleinere commissie de taak om met een voordracht voor de verlossende definitie te komen. Tijdens de GA is er nog flink gesteggeld en de pers dook er boven op. Tenslotte werd op de laatste dag van de GA een resolutie aanvaard met de volgende planeetdefinitie: ‘Een planeet is een hemellichaam dat (a) rond de zon draait, (b) voldoende massa bezit zodat de zwaartekracht zorgt voor een vrijwel bolle vorm in hydrostatisch evenwicht en (c) het gebied rond zijn baan heeft schoongeveegd.’ Objecten die wel aan (a) en (b) voldeden maar niet aan (c) kregen de aanduiding dwergplaneet. Pluto valt sindsdien in deze categorie. De resolutie werd met grote meerderheid aanvaard door de ongeveer 400 aanwezige IAU-leden.


ZENIT

Drie IAU-presidenten. V.l.n.r. Ewine van Dishoeck (P 2018-'21), Catherine Cesarsky (P 2006-'09), en Sylvia Torres-Peimbert (P 2015-'18), tijdens de IAU GA in 2018, Wenen. (C. Madsen)

Maar het rumoer rond de Pluto-affaire is tot op heden nog niet verstomd. Met name vanuit de Verenigde Staten gaan nogal eens stemmen op om Pluto in zijn planetaire status te herstellen. Voor de eerste keer in haar geschiedenis was het gezag van de IAU in astronomische zaken aangetast. Ondanks de nieuwe definitie kreeg Pluto een minor planet-nummer, omdat de classificatie voor dwergplaneten nog niet is ontwikkeld. Dwergplaneet Pluto behoudt natuurlijk zijn naam, maar staat nu ook te boek als minor planet nr. 134340.

Het Internationale Jaar van de Sterrenkunde in 2009 (IYA2009)

Het idee om het jaar 2009 te bestemmen voor een, door UNESCO en de Verenigde Naties goed te keuren, Internationaal Jaar van de Sterrenkunde werd zes jaar eerder gelanceerd door IAU-president Franco Pacini (P 2000-'03) tijdens de IAU GA in 2003, in Sydney. De leidende rol op de weg naar goedkeuring en organisatie van IYA2009 was in handen van Catherine J. Cesarsky (P 2006-'09). Zij zagen de 400ste verjaardag van het eerste gebruik van een telescoop voor sterrenkundige waarnemingen, door de Italiaanse astronoom Galileo Galilei (1564-1642), als een goede gelegenheid om popularisering van de sterrenkunde wereldwijd te stimuleren. Het voorstel, formeel ingediend door Italië en in 2005 omarmd door de UNESCO, werd door de Algemene Vergadering van de VN in december 2007 goedgekeurd. Op 15 januari 2009 vond in het UNESCO-hoofdkwartier in Parijs de openingsceremonie plaats. De wereldwijde IYA2009-activiteiten concentreerden

zich rond een 12-tal zogenaamde Cornerstone-projecten, activiteiten met hoge publieke zichtbaarheid en globaal bereik. Eén daarvan behelsde de verspreiding van 175.000 kleine telescopen (Galileoscope). Een ander was het Galileo Teachers Training Program, waarin ongeveer 5000 leerkrachten geïntroduceerd werden in sterrenkunde en sterrenkunde-onderwijs. De sluitingsceremonie op 10 januari 2010 in Padua had het veelbelovende thema Astronomy Beyond 2009. Inderdaad, met activiteiten in 148 deelnemende landen had IYA2009 iets te bieden voor iedereen. Het 1433 pagina's dikke eindrapport schat dat 815 miljoen mensen gedurende dat jaar met astronomie bekend werden gemaakt, in dit grootste sterrenkundig populariseringsproject ooit. Tegen het eind van IYA2009 presenteerde IAU-vicepresident George K. Miley (V-P 2006-2012) een IAU Strategisch Plan 2010-2020, met onder andere een voorstel voor de vestiging voor een Office of Astronomy Development (OAD), los van het IAU-secretariaat. Dit werd in 2011 in Zuid-Afrika gerealiseerd, in 2012 gevolgd door een Office for Astronomy Outreach (OAO) in Japan, en in 2015 door een Office of Young Astronomers (OYA) in Noorwegen. Over een Office of Astronomy for Education (OAE) wordt eind 2019 beslist.

Besluit

Na de Tweede Wereldoorlog verbreedde de IAU gaandeweg haar activiteiten: het sponsoren van wetenschappelijke symposia, het ondersteunen van onderzoekers door uitwisselingsprogramma's en het stimuleren van onderwijs- en populariseringsprogramma's. Maar haar voornaamste rol bleef het ZENIT december 2019

verschaffen van een neutraal en onpartijdig platform voor internationale wetenschappelijke bijeenkomsten, ook in tijden van geopolitieke conflicten. De NEO- en Pluto-debatten van de laatste twee decennia demonstreerden dat de IAU ook een publieke rol heeft te vervullen. In 2018 keurde de GA van de IAU een nieuw Strategisch Plan 2020-2030 goed, met uitgebreide voornemens voor nog meer onderwijs en ontwikkeling, taken die ongetwijfeld zullen dienen als de fundamenten van de IAU in haar tweede eeuw. De honderdste verjaardag van de IAU werd officieel gevierd op 11-12 april 2019 in Brussel, op de plaats van de oprichting, met een feestelijk programma over de relatie van sterrenkunde met andere wetenschappen, techniek, cultuur, ontwikkeling, onderwijs en diplomatie. Ook was er speciale aandacht voor de amateursterrenkunde (Zenit april 2019, blz. 25). De bijeenkomst werd besloten met een paneldiscussie over de toekomst van de IAU in de komende 100 jaar.  Geraadpleegde bronnen - J. Andersen, D. Baneke, C. Madsen, 2019, The International Union -- Uniting the Community for 100 Years (Switzerland: Springer) - A. Blaauw, 1994, History of the IAU -- The Birth and First Half-Century of the International Astronomical Union (Dordrecht: Kluwer) - C. Sterken, J. Hearnshaw, D. Valls-Gabaud (eds.), 2019, Under One Sky: The IAU Centenary Symposium (Cambridge: CUP) - K.A. van der Hucht, 2019, in: C. Sterken, J. Hearnshaw, D. Valls-Gaboud (eds.), Proceedings IAU Symposium No. 349 (Cambridge : CUP), p. 79-89, The IAU and hazardous Near Earth Objects - a clear and present danger. - D.K. Yeomans, 2013, Near-Earth Objects. Finding them before they find us (Princeton: Princeton University Press). - https://www.iau.org/ - https://www.minorplanetcenter.net/

15


THEMA

De Internationale Astronomische Unie: 100 jaar sterrenkunde onder één sterrenhemel

Het honderdjarig bestaan van de IAU wordt zowel wereldwijd als in Nederland groots gevierd.

De viering van IAU100 is onder meer gericht op het stimuleren van de interesse in astronomie en de inzet van sterren- kunde als instrument voor educatie en ontwikkeling.

16

In Nederland worden in het kader van IAU100 onder meer tentoonstel- lingen, waarneemactivi- teiten en een astrofoto- grafiewedstrijd gehouden.

Sterrenkunde is van oudsher een discipline met een sterk internationaal karakter. De beste astronomische data komen van telescopen die staan op afgelegen bergen in landen met een droog klimaat. Al meer dan een eeuw geleden werkten sterrenwachten wereldwijd samen in het Carte du Ciel-project om de sterrenhemel in kaart te brengen. Ook onderzoek naar de zon werd al gecoördineerd. Mede gestimuleerd door deze projecten werd kort na de Eerste Wereldoorlog in 1919 de Internationale Astronomische Unie (IAU) in Brussel opgericht, met als voornaamste doel om de sterrenkunde wereldwijd te bevorderen door internationale samenwerking. Door Ewine van Dishoeck, Hoogleraar Moleculaire Astrofysica, Sterrewacht Leiden, Universiteit Leiden, NOVA-directeur en president van de IAU Marieke Baan, Hoofd NOVA Informatiecentrum, projectleider IAU100 in Nederland

N

u, in 2019, is het een goed moment om niet alleen de honderdste verjaardag van de IAU te vieren maar tegelijkertijd stil te staan bij de ontwikkelingen in de sterrenkunde van de laatste eeuw. Dit betreft niet alleen de fantastische vooruitgang in de wetenschap, maar ook de impact van sterrenkunde op de maatschappij. Verder wordt deze mijlpaal aangegrepen om het belang van de sterrenkunde te benadrukken als instrument voor educatie, ontwikkeling en diplomatie. Voor die viering van het IAU-eeuwfeest (IAU100) heeft de IAU een commissie onder leiding van president Ewine van Dishoeck ingesteld om activiteiten wereldwijd te organiseren. Het IAU100-secretariaat is gevestigd bij de Sterrewacht Leiden, met Jorge Rivero als projectcoördinator. Het motto is IAU100: Under One Sky, in het Nederlands 100 jaar: Eén sterrenhemel. ZENIT december 2019

Ruim honderd landen organiseren in de loop van 2019 meer dan 4000 evenementen en activiteiten. Deze publieksactiviteiten worden georganiseerd door de Nationale Outreach-Coördinatoren (NOC’s). Een overzicht staat op: www.iau-100.org.1 In Nederland coördineert het NOVAinformatiecentrum onder leiding van Marieke Baan de IAU100-activiteiten in samenwerking met een stuurgroep die bestaat uit vertegenwoordigers van de NOVA-instituten (de sterrenkundige instituten aan de universiteiten van Amsterdam, Groningen, Leiden en Nijmegen), ASTRON, SRON en de KNVWS. Informatie over het programma in Nederland is te vinden op astronomie.nl/IAU100. Updates via Twitter: @IAU100NL.

Van aarde tot oerknal

Wat wisten we 100 jaar geleden en wat weten we nu? Dat was het uitgangpunt voor de grote IAU100-tentoonstelling


ZENIT

Voormalig NASA-astronaut John Grunsfeld, die de Hubble-ruimtetelescoop driemaal heeft gerepareerd, opent de tentoonstelling Van aarde tot oerknal in Leiden.

die onder de leiding van de IAU100stuurgroep is ontwikkeld. De tentoonstelling Above and Beyond (Van aarde tot oerknal in Nederland) over 100 jaar vooruitgang in de sterrenkunde is inmiddels te zien (geweest) op tientallen plekken over de hele wereld. Rond 1919 dachten we dat ons heelal vrij klein was; we kenden maar één sterrenstelsel (onze eigen Melkweg) en maar acht planeten, allemaal in ons eigen zonnestelsel. Ook de herkomst van de elementen in het periodiek systeem was onbekend. Nu, 100 jaar later, weten we dat ons heelal gigantisch groot is en continu uitdijt over de laatste 13,8 miljard jaar. Het omvat honderden miljarden sterrenstelsels waarvan de evolutie in kaart wordt gebracht. We weten nu dat de lichtere elementen in het heelal (en in ons lichaam) zijn gevormd tijdens de oerknal en de zwaardere via kernfusie in het inwendige van sterren. Dichter bij huis zijn inmiddels meer dan 4000 exoplaneten gevonden sinds de ontdekking van de eerste exoplaneet in 1995 door de kersverse Nobelprijswinnaars Michel Mayor en Didier Queloz, en dankzij onder andere de Kepler-satelliet weten we dat vrijwel iedere ster is omringd door tenminste één planeet. Veel van deze exoplaneten zijn van een ander type dan die in ons eigen zonnestelsel: qua grootte liggen ze tussen de aarde en Neptunus. Met de ALMA-telescoop kunnen we nu inzoomen op de gas- en stofschijven rond jonge sterren waarin nieuwe planeten worden gevormd en zo speuren naar tekenen van leven. Dankzij onder meer ESA’s Rosettamissie naar komeet 67P/ChuryumovGerasimenko weten we anno 2019 veel meer over het ontstaan van ons eigen zonnestelsel.

De tentoonstelling Above and Beyond is ontwikkeld in samenwerking met het Poolse bedrijf Science Now, en beleefde zijn première bij de Algemene Vergadering van de IAU in Wenen in augustus 2018. Voor ieder decennium is een aantal wetenschappelijke hoogtepunten gekozen langs drie hoofdvragen: Hoe groot is het heelal en wat is de samenstelling? Hoe ontstaan en evolueren sterren? Bestaat er leven elders in het heelal? In april 2019 is de Nederlandse versie Van aarde tot oerknal in de Oude Sterrewacht in Leiden geopend door NASA-astronaut John Grunsfeld. Deze expositie is nog tot eind december 2019 te zien. Daarna verhuist de tentoonstelling onder meer naar Arnhem en Groningen. Het materiaal van de tentoonstelling is vrij te gebruiken door science centers, universiteiten en sterrenwachten. Zij kunnen het aanpassen aan hun eigen wensen en budget. Ook zijn er 12 op de tentoonstelling gebaseerde A0-posters op aanvraag beschikbaar. De poster-tentoonstelling geeft een mooi overzicht van 100 jaar astronomie. De geschiedenis van de sterrenkunde en de IAU over de laatste eeuw is ook

Meer dan 500.000 kinderen en volwassenen zijn met dit project wereldwijd bereikt. ZENIT december 2019

op uitstekende wijze samengevat in het boek The International Astronomical Union: uniting the community for 100 years.2

IAU100-thema’s

Het eeuwfeest van de IAU valt samen met diverse andere historische gebeurtenissen. Het is dit jaar precies 100 jaar geleden dat de zonsverduisteringsexpeditie van Arthur Eddington de relativiteitstheorie van Albert Einstein bevestigde (Zenit september 2019, blz. 4), en bovendien 50 jaar geleden dat de eerste mens voet zette op de maan (Zenit juli-augustus 2019). In Nederland viert toponderzoekschool NOVA 20 jaar sterrenkundige samenwerking. De maanlanding van 1969 en de zonsverduistering van 1919 hebben een centrale rol gekregen binnen de programmering van IAU100 en de thema’s, zoals duurzaamheid, inclusiviteit, behoud van het nachtelijk duister en educatie (zie www.iau-100.org/ iau100-themes). Een belangrijk doel van de publieksprogrammering is het stimuleren van de interesse in wetenschap en astronomie, het inspireren van volwassenen én kinderen, en de inzet van sterrenkunde als instrument voor educatie, ontwikkeling en diplomatie.

Wereldwijd

De IAU100-viering begon met wereldwijde sterrenkijkactiviteiten tijdens de 100 Hours of Astronomy van 10-13 januari, in ons land onder de titel: Nederland kijkt sterren. Verspreid over vier dagen en drie nachten hebben sterrenkunde-amateurs en professionele astronomen hun telescopen op de stoep gezet en hun kennis en enthousiasme over de sterrenkunde gedeeld met het grote publiek tijdens meer

17


THEMA

Meisjes zijn actief op de Women and Girls in Astronomy Day in Leiden.

De deelnemers aan de IAU100-viering in het Paleis der Academiën in Brussel op 11 april 2019 (Babak Tefreshi).

dan 250 kijkevenementen in ruim 50 landen. Meer dan 500.000 kinderen en volwassenen zijn met dit project wereldwijd bereikt en iedere minuut kwam een nieuwe foto binnen op de Instagram-wall. Via een speciale competitie is een paar dozijn telescopen in het kader van het Sterren schitteren voor iedereen (Zenit februari 2018) verdeeld, vooral in ontwikkelingslanden. Deze Bresser 90/900 refractors zijn gedoneerd door de Amateur Telescoopbouw-groep van de Universiteit van Gent en Volkssterrenwacht Armand Pien in België. Inclusiviteit is een kernwaarde voor de IAU, en tijdens de Women and Girls in Astronomy Day werd over de hele wereld inclusiviteit, gelijkheid en diversiteit bepleit. De oprichting van de IAU werd van 11-12 april officieel gevierd met een flagship event in het Paleis der Academiën in Brussel in aanwezigheid van topwetenschappers en kopstukken uit het bedrijfsleven en de politiek. Onder hen Nobelprijswinnaars Brian Schmidt en Ben Feringa, de astronauten Chiaki Mukai (JAXA) en John Grunsfeld (NASA), de directeurgeneraal Research & Innovation van de Europese Commissie Jean-Eric Paquet en literatuur- en cultuurcriticus Maria Popova. Op 13 april vond in het paleis in Brussel het eerste evenement van de IAU voor sterrenkundeamateurs plaats. Met keynote-lezingen van vooraanstaande wetenschappers en bijdragen van de amateurs zelf was dit een inspirerende dag. Rond 29 mei 2019 werden de historische metingen van Eddington aan de zonsverduistering van 1919 herdacht

18

met symposia en een breed scala van evenementen in aanwezigheid van de president van Portugal en veel hoogwaardigheidsbekleders uit de regio’s. De lokale bevolking, vooral kinderen, werden direct bij de activiteiten betrokken. In het kader van Inspiring Stars, gericht op de inclusiviteit van kinderen en volwassenen met een beperking, zijn 20 sound devices voor kleine stoeptelescopen in Argentinië beschikbaar gesteld tijdens de zonsverduistering van 2 juli 2019. Het licht werd daarmee omgezet in geluid waardoor visueel gehandicapten de eclips ook konden beleven. Voor het onderwijs is het Einsteinscholenproject ontwikkeld. Onderwerpen als gravitatie, de ruimtetijd, zwarte gaten, en de detectie van zwaartekrachtgolven komen aan bod. Via het project kan ook worden onderzocht hoe zwaartekracht sterlicht buigt en hoe deze afbuiging kan worden waargenomen tijdens een zonsverduistering. Het helpt leerlingen de rol van zwaartekracht in de moderne natuurkunde en astronomie te begrijpen. Op 20 juli (in Nederland op 21 juli) was het 50 jaar geleden dat Neil Armstrong als eerste mens voet op de maan zette. Dat weekend is wereldwijd met talloze evenementen stilgestaan bij dit bijzondere jubileum. De IAU ondersteunt ook 21 IAU100 Special projects, nationale en lokale initiatieven over de hele wereld, die aansluiten op de doelen van de viering van 100 jaar IAU en die uit meer dan 150 inzendingen zijn geselecteerd. Om het belang van het behoud van het nachtelijk duister te benadrukken zijn binnen het Dark Skies for All-project ZENIT december 2019

rond de wereld activiteiten en evenementen opgezet rond het thema lichtvervuiling. Als officieel orgaan voor de naamgeving van hemellichamen heeft de IAU in samenwerking met de nationale outreach-coördinatoren een campagne met grote publieksparticipatie georganiseerd: NameExoWorlds, waarbinnen tientallen landen samen met het publiek, scholieren en amateurs een exoplaneet en de ster waar hij omheen draait een nieuwe naam geven.

IAU100 in Nederland

Zoals gezegd ging IAU100 in Nederland in januari van start met Nederland kijkt Sterren. Helaas ondervonden de activiteiten op enkele tientallen locaties hinder van slecht weer, maar op veel plekken waren alternatieve programma’s beschikbaar. In het kader van de Women and Girls in Astronomy Day organiseerde Nederland op 9 februari in samenwerking met de Universiteit Leiden en VHTO een drukbezochte dag vol prominente sprekers, workshops, experimenten en vrolijke zij-activiteiten. Het doel van deze dag was een bijdrage te leveren aan het dichten van de genderkloof en

Exoplaneet Zoekt Naam is in Nederland een groot succes geworden.


ZENIT

Kinderen van een kleuterschool in de Omaheke-regio in Oost-Namibië na een bezoek aan het mobiele planetarium, eind maart 2019. (NOVA/AMT/Marieke Baan)

de participatie van meisjes en vrouwen in bèta en techniek te vergroten. Sterrenkunde kan daarbij een belangrijke rol spelen. Exoplaneet Zoekt Naam is in Nederland een groot succes geworden (Zenit oktober 2019 blz. 42; www.astronomie. nl/exoplabneetzoeknaam). Elk land heeft een exoplaneet plus ster toegewezen gekregen om samen met het publiek een naam geven. Voor Nederland is dit HAT-6-P b en moederster HATP-6 waaromheen deze planeet draait. Meer dan 70 landen hebben in een nationale campagne namen verzameld en het publiek laten stemmen over de beste inzendingen. Half december wordt de uitslag bekend. Nederland kreeg meer dan 6000 suggesties binnen en een nationaal comité heeft uit deze inzendingen vijf namenparen geselecteerd, waarover in het najaar is gestemd. Voor het onderwijs organiseert NOVA in 2019/20 nascholingen voor natuurkundedocenten die passen binnen de thema’s van het Einsteinscholen-project. Twee IAU100-tentoonstellingen zijn te zien in Leiden. Van aarde tot oerknal (t/m eind december 2019) en Kosmos: Kunst & Kennis in Rijksmuseum Boerhaave (t/m 15 maart 2020). Sterrenkundig geïnspireerde kunstwerken van Wassily Kandinsky en Eugène Brands pronken naast historische topstukken zoals de Leidse Aratea en maanstenen van de Apollo 17-missie. IAU-president Ewine van Dishoeck is gastconservator. Op 17 december vindt het Gala van de Sterrenkunde plaats in de Stadsgehoorzaal Leiden. NOVA heeft daarvoor in samenwerking met New Scientist een wervelend programma ontwikkeld waarin de fine fleur van de sterrenkunde en het ruimteonderzoek haar opwachting maakt. Presentaties

van baanbrekend onderzoek worden afgewisseld met interviews, video’s, discussies, een quiz en een aantal muzikale intermezzo’s. Hiermee wordt 100 jaar IAU en 20 jaar NOVA gevierd, én wordt naar de toekomst gekeken. Welke grote vragen binnen de sterrenkunde zullen de komende decennia worden beantwoord? Voorafgaand aan het Gala zijn diverse tentoonstellingen te zien in de lobby en de foyer, waaronder Inspiring Stars. Onderdeel van het gala vormt de IAU100 astrofotografiewedstrijd. Om astrofotografen aan te moedigen hun werk te delen en het publiek kennis te laten maken met de schoonheid van de sterrenhemel hebben NOVA en de KNVWS in samenwerking New Scientist en Zenit een astrofotografiewedstrijd uitgeschreven. De winnaar wordt tijdens het Gala van de Sterrenkunde op 17 december bekend gemaakt. In het kader van 20 jaar NOVA en 100 jaar IAU heeft NOVA in 2019 met het in Nederland succesvolle mobiele planetarium Namibië, Afrika, bezocht. Het project maakt deel uit van het plan van de Radboud Universiteit voor de realisatie van een millimeter-telescoop in Namibië als onderdeel van de Event Horizon Telescope voor het waarnemen van zwarte gaten. NOVA ziet de pilot als een goed voorbeeld van de inzet van astronomie voor outreach, educatie en ontwikkeling. Ook sluit het project aan bij de doelstelling van de IAU voor internationale samenwerking en het delen van kennis en expertise op het gebied van outreach en educatie. De betrokken Namibische en Nederlandse partners hopen dat Namibië in 2020/21 een eigen mobiel planetarium kan inzetten op scholen in afgelegen gebieden. ZENIT december 2019

2019 en verder

Eén van de doelen van de IAU is de bevordering van de sterrenkunde door internationale samenwerking. Om de steeds krachtigere telescopen en instrumenten te financieren en grote surveys mogelijk te maken, zal samenwerken in de toekomst een nog grotere rol spelen om grote vragen zoals ‘is er leven elders in het heelal’ en ‘wat is de aard van de mysterieuze donkere materie en donkere energie’ te beantwoorden. Daarnaast is de IAU zich de afgelopen 100 jaar steeds meer bewust geworden van de impact van astronomie op de samenleving en de potentie om de sterrenkunde beter en vaker in te zetten als instrument voor educatie, ontwikkeling en diplomatie. Ook dat behoeft internationale samenwerking. Op het gebied van outreach zullen de nationale comités die door de nationale outreach-coördinatoren zijn opgezet, de internationale samenwerking na 2019 voortzetten onder coördinatie van de IAU-bureaus voor Ontwikkeling (OAD), Outreach (OAO) en Educatie (OAE). En net zoals het grote en succesvolle publieksprogramma in 2009 (Internationale VN-jaar van de sterrenkunde IYA2009) heeft geleid tot nieuwe samenwerkingsverbanden en blijvende impact, zal de IAU ook na 2019 kunnen voortbouwen op de nalatenschap van IAU100.  Literatuur 1. B. Downer, J. Rivero-Gonzalez, P. Russo, L. Canas, E. van Dishoeck, N. Ivanova, 2019, Public engagement strategies for global projects of the International Astronomical Union's 100th anniversary celebrations (IAU100), 70th International Aeronautical Congress, IAC-19-E1.6.9 (IAF) 2. J. Andersen, D. Baneke, C. Madsen, 2019, The International Astronomical Union: uniting the community for 100 years (Springer)

19


THEMA

De Plutocontroverse •

De ontdekking van grote transneptunische objecten begin deze eeuw ontketende een discussie over de planetaire status van Pluto.

De Internationale Astronomische Unie zette in 2006 een commissie aan het werk om een definitie van een planeet op te stellen.

Of de planetendefinitie van de IAU in de toe komst aanpassing behoeft, moet nog blijken.

20

In augustus 2006 kwam de Internationale Astronomische Unie opeens in het brandpunt van de belangstelling te staan. Oorzaak daarvan waren verhitte discussies op de 26ste Algemene Vergadering van de IAU in Praag, die leidden tot het besluit om Pluto, tot dan toe de negende planeet van ons zonnestelsel, te degraderen tot dwergplaneet. Dertien jaar na dato is de discussie over wat een planeet nu precies is, nog steeds actueel. Door Servé Vaessen

O

ok toen Pluto nog gewoon te boek stond als planeet, gold het object als een buitenbeentje. In tegenstelling tot de min of meer cirkelvormige banen van de overige planeten is die van Pluto sterk ellipsvorming en maakt zijn baan ook een vrij grote hoek (17°) met het baanvlak van de aarde. Ook valt zijn diameter met 2376 km voor een planeet nogal klein uit en Pluto als planeet past niet in de bekende tweedeling in ons zonnestelsel, met kleine rotsachtige planeten dichtbij de zon en de gasreuzen verder weg. Serieuze twijfel over de planetaire status van Pluto ontstond in de jaren 90, toen de eerste objecten in de Kuipergordel ontdekt werden. Vanaf de jaren 30 poneerden verschillende sterrenkundigen, waaronder in 1951 ook de Nederlands-Amerikaanse astronoom Gerard Kuiper, het bestaan van een gordel van kleine objecten voorbij de baan van Neptunus. Sinds de ontdekking van 1992 QB1 – inmiddels door de IAU omgedoopt tot 15760 Albion – zijn er momenteel meer dan 2000 van deze transneptunische objecten (TNO’s) bekend, ook wel aangeduid als ijsdwergen. ZENIT december 2019

De ‘tiende planeet’

Vooral in de eerste jaren na de eeuwwisseling laaide de Pluto-controverse op. Michael Brown van het California Institute of Technology spoorde verschillende TNO’s op, met afmetingen van 800 tot 2000 kilometer, die Pluto naar de kroon staken. Het leek slechts een kwestie van tijd voordat er een TNO zou opduiken die groter is dan Pluto. Zou zo’n object dan de boeken ingaan als de tiende planeet? Of is Pluto eigenlijk geen planeet, alleen maar een relatief grote TNO en telt ons zonnestelsel slechts acht in plaats van negen planeten? Niemand die hierop een definitief antwoord wist omdat er geen duidelijke definitie van een planeet bestond. De meest gangbare omschrijving van een planeet was een hemellichaam dat rond de zon draait. Maar er cirkelen ook honderdduizenden planetoïden en kometen rond de zon en die kun je moeilijk allemaal planeten noemen. Grote afmetingen zeggen ook niet alles. Zo is Pluto kleiner dan onze eigen maan en Ganymedes en Titan, manen van Jupiter en Saturnus, hebben grotere afmetingen dan de planeet Mercurius. Je kunt ook een minimumafmeting voor een planeet vaststellen, bijvoorbeeld de diameter van Pluto,


ZENIT

Compositie-opname van Pluto en zijn grootste maan Charon, op 14 juli 2015 gemaakt door de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons. (NASA/Johns Hopkins University Applied Physics Laboratory/Southwest Research Institute) en alles wat groter is door laten gaan voor planeet. Een duidelijke, maar wel willekeurige regel. Of is een planeet het grootste object in dat deel van het zonnestelsel? In dat geval zijn Ceres, het grootste object in de planetoïdengordel, en Pluto planeten. Maar wat als er een grotere TNO dan Pluto wordt gevonden? Is Pluto dan planeet-af en neemt een ander object zijn plek in? In de zomer van 2005 maakte Brown de ontdekking bekend van de TNO 2003 UB313. Met een geschatte diameter van 2400 km leek het object groter dan Pluto (inmiddels is die diameter iets naar beneden bijgesteld). Maar als Pluto een planeet is, is 2003 UB313 dat ook en had Mike Brown de tiende planeet ontdekt.

De commissie Gingerich

Hoog tijd voor de IAU om orde in de chaos te scheppen. In juni 2006 kreeg een zevenkoppige commissie onder leiding van sterrenkundige en wetenschapshistoricus Owen Gingerich de opdracht een voorstel op te stellen voor de Algemene Vergadering van de IAU die in augustus van dat jaar in Praag bijeen zou komen. De commissie wilde naast wetenschappelijke ook culturele en historische overwegingen in haar planetendefinitie laten mee wegen en in Praag presenteerde zij volgende definitie: ‘Een planeet is een object dat rond een ster draait, zelf geen ster is of de satelliet van een planeet, en voldoende massa bezit zodat het uit zichzelf een bolvorm aanneemt.’ Het rondheidscriterium was niet nieuw en al eerder voorgesteld om planeten te onderscheiden van de veel kleinere planetoïden en kometen die vaak een onregelmatige vorm

hebben. Hemelobjecten die groot en zwaar genoeg zijn, nemen door hun zwaartekracht vanzelf een bolvorm aan: hoe zwaarder een object, hoe sterker de zwaartekracht en hoe meer de materie van het object naar het centrum toe getrokken wordt. Steenachtige objecten nemen de bolvorm aan (in vakjargon: bereiken hydrostatisch evenwicht) vanaf een middellijn van ongeveer 800 kilometer. Hemellichamen die uit ijs bestaan zijn al bolvormig vanaf 400 kilometer. Meteen was duidelijk dat onder het voorstel van Gingerich Pluto niet alleen zijn planetaire status zou behouden, maar dat bovendien het aantal planeten in ons zonnestelsel in één klap op minstens 12 zou komen. Want behalve de negen ‘klassieke’ planeten zijn ook de planetoïde Ceres en 2003 UB313 rond. Ook de Plutomaan Charon (ontdekt in 1978) zou in dit voorstel de status van planeet verwerven omdat het gemeenschappelijk zwaartepunt waaromheen Pluto en Charon draaien, buiten het oppervlak van Pluto ligt. Bovendien zou de planetenfamilie gestaag verder groeien naarmate er meer grote (ronde) objecten in de Kuipergordel zouden opduiken. Lang niet iedereen was blij met deze ontwikkeling. Om de te verwachten kritiek op zijn voorstel vooraf tegemoet te komen, stelde Gingerich voor om de acht klassieke planeten die vóór 1900 waren ontdekt (Mercurius, Venus, de aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus) een aparte status te geven. Ceres, die daar niet onder valt, zou voortaan te boek staan als dwergplaneet. Pluto bleef planeet en kreeg daarnaast de status van prototype van alle ronde TNO’s, aangeduid als plutons. Alle andere objecten in het zonnestelsel werden gekwalificeerd als kleine zonnestelselobjecten (small Solar SysZENIT december 2019

Al eerder in de geschiedenis waren er planeten onttroond. tem bodies). Daaronder zouden de planetoïden, kometen en de niet-ronde ijsdwergen vallen.

Kritiek

Op de IAU-bijeenkomst in Praag oogstte het voorstel van Gingerich hevige kritiek. De commissie had onvoldoende rekening gehouden met de nieuwe inzichten volgend op de ontdekking van TNO’s sinds 1992, aldus de critici. De kleine Pluto bleek immers geen volwaardige planeet, maar een wat groot uitgevallen ijsdwerg. Was Pluto niet in 1930 ontdekt maar in de jaren 90, dan zou hij nooit gekwalificeerd zijn als planeet maar als een lid van de grote categorie van TNO’s. Ook het argument dat Pluto nu eenmaal te boek staat als planeet en dat dit om historische redenen zo moest blijven, sneed volgens de critici geen hout. Al eerder in de geschiedenis waren er namelijk planeten onttroond. In de 19de eeuw ontdekten sterrenkundigen aanvankelijk vier (Ceres, Palas Juno en Vesta) en later steeds meer kleine planeten in het gebied tussen de banen van Mars en Jupiter. Tot halverwege de 20ste eeuw werden deze asteroïden of planetoïden gezien als een subklasse van planeten, maar dat veranderde met het nieuwe inzicht dat het hier gaat om objecten met een heel andere oorsprong dan planeten: fragmenten van door botsingen vernietigde protoplaneten of brokstukken die zich nooit hebben kunnen samenvoegen tot een volwaardige planeet. Sindsdien gelden planetoïden niet meer als (een subklasse van) planeten. Verder

21


De planeten van ons zonnestelsels volgens het voorstel van de commissie Gingerich. (IAU) schoot de promotie van Charon tot planeet en de mogelijk ongebreidelde uitbreiding van het aantal planeten in de toekomst, veel sterrenkundigen in het verkeerde keelgat. In de soms hoogoplopende discussies rond het voorstel van Gingerich tekende zich een tegenstelling af tussen sterrenkundigen die in de definiëring de eigenschappen van planeten centraal stelden (‘structuralisten’) en degenen die een minstens zo grote rol toekenden aan dynamische effecten, dat wil zeggen de invloed die planeten met hun zwaartekracht op hun omgeving uitoefenen (‘dynamisten’). Hiermee werd volgens de dynamisten recht gedaan aan de wijze waarop planeten ontstaan: door het opvegen van kleinere brokstukken in hun omgeving. Daardoor kwam in Praag het voorstel naar voren dat een planeet niet alleen rond, maar ook het dominerende object in zijn baangebied moet zijn. Met andere woorden: een planeet mag geen grote hoeveelheden andere objecten in de omgeving van zijn baan dulden.

Sterrenkundige Jocelyn Bell-Burnell legt op de IAU-vergadering in Praag op ludieke wijze de verschillende planeetdefinities uit. (IAU/Lars Holm Nielsen) 22

Onder deze definitie zijn Ceres, Pluto en 2003 UB313 geen planeten omdat zij hun baangebied met een groot aantal soortgelijke objecten – planetoïden en TNO’s – delen.

Het eindvoorstel

Op 24 augustus werd het volgende eindvoorstel in Praag in stemming gebracht: 1. Een planeet is een object dat rond de zon draait, voldoende zwaar is dat het door zijn eigen zwaartekracht bolvormig is en de omgeving van zijn omloopbaan schoongeveegd heeft. 2. Een dwergplaneet is een rond object dat om de zon draait, niet rond een planeet draait en de omgeving van zijn baan niet heeft schoongeveegd. Pluto is naast een dwergplaneet ook het prototype van de ronde transneptunische objecten (dwergplaneten met een omlooptijd van meer dan 200 jaar). 3. Alle andere objecten in het zonnestelsel, met uitzondering van manen, worden aangemerkt als kleine zonnestelselobjecten (small Solar System bodies). Dit voorstel, waarin Pluto zijn planetaire status verloor en het zonnestelsel nog maar acht planeten zou tellen en momenteel een stuk of vijf dwergplaneten, werd met grote meerderheid aangenomen door de ongeveer 400 aanwezige IAU-leden. Desondanks was er veel kritiek. Zo vond Owen Gingerich het absurd dat Ceres en Pluto dwergplaneten worden genoemd, maar tegelijkertijd geen planeten zijn. Een dwergpoedel is immer ook een poedel en een dwergwalvis een walvis, waarom mag een dwergplaneet dan geen planeet zijn? Gingerich deed een poging om in Voorstel 1 planeet te vervangen door ZENIT december 2019

klassieke planeet. Met deze toevoeging zou Pluto via de achterdeur zijn planetenstatus weer terugkrijgen, want door het introduceren van twee subgroepen van planeten – klassieke planeten en dwergplaneten – wordt het bestaan van een overkoepelende categorie van planeten verondersteld. Als lid van de subcategorie dwergplaneten zou Pluto daar ook onder vallen en een planeet zijn. Gingerichs amendement haalde het in de eindstemming niet, zodat planeten en dwergplaneten twee afzonderlijke categorieën blijven. Omdat Pluto niet voldoet aan omschrijving 1, is hij geen planeet. Ook het rondheidscriterium oogstte kritiek. Hoe rond moet een object precies zijn om de planetenstatus te verwerven? Strikt genomen is de aarde met haar afplatting aan de polen niet geheel bolvormig. Bovendien is het erg moeilijk om van verre TNO’s de bolvormigheid en het bereiken van hydrostatisch evenwicht vast te stellen. Verder was er kritiek op het ‘schoonvegen van het baangebied’. In het zonnestelsel heeft vrijwel geen enkel object zijn baangebied helemaal schoongeveegd (dat wil zeggen: een planeet heeft kleinere objecten in zijn omgeving met zijn zwaartekracht weggeslingerd of ingevangen). Zo kunnen meer dan 2000 planetoïden de aarde dichter naderen dan 7,5 miljoen km en bevinden zich in de baan van Jupiter duizenden planetoïden, aangeduid als Trojanen. Ook Neptunus zou volgens de IAU-definitie strikt genomen geen planeet zijn omdat Pluto zijn baan kruist. In 2009 heeft een IAU-werkgroep nog voorgesteld om Pluto te bestempelen als het prototype van alle ronde TNO’s, voortaan plutoïden genoemd. (Gingerichs voorstel deze groep plutons te noemen, was al eerder afgewezen om-


ZENIT

De planeten en dwergplaneten van ons zonnestelsel volgens het Praagse eindvoorstel. (IAU)

Toch zal de vraag over wat een planeet precies is, binnen afzienbare tijd opnieuw de kop opsteken. dat die naam voorbehouden is aan een bepaald soort vulkanisch gesteente). Maar dit voorstel heeft het uiteindelijk niet gehaald. Wel heeft de term plutino ingang gevonden voor TNO’s die, net als Pluto, in een 3 : 2 baanresonantie met Neptunus verkeren: twee omlopen van een plutino duren even lang als drie omlopen van Neptunus. Het binnenste deel van de Kuipergordel bestaat grotendeels uit plutino’s.

Discussie beslecht?

Niet alle sterrenkundigen zijn bereid zich bij het Praagse planetenbesluit neer te leggen en voornamelijk Amerikaanse planeetonderzoekers blijven Pluto een planeet noemen. Zij beklagen zich erover dat slechts een klein deel van de IAU-leden bij de eindstemming in Praag aanwezig was en dat Pluto toch een volwaardige wereld is, in het bezit van een atmosfeer en manen. Veel wetenschappers vonden het sowieso maar een onzinnige discussie. Want welk etiket je ook op Pluto plakt, dat doet aan het belang van het object voor ons begrip van het zonnestelsel niets af: de natuur trekt zich niets aan van onze hokjesgeest. En sinds wanneer worden wetenschappelijke vraagstukken door middel van handopsteken beslecht?

Toch zal de vraag over wat een planeet precies is, binnen afzienbare tijd opnieuw de kop opsteken. De Praagse planetendefinitie stelt het verschil vast tussen planeten en kleine objecten. Inmiddels zijn er echter meer dan 4000 planeten rond andere sterren ontdekt en daar doet zich het omgekeerde probleem van de bovengrens voor: Waar ligt precies de grens tussen een planeet en een bruine dwerg? Bruine dwergen zijn een soort mislukte sterren die te licht en te koel zijn om in hun inwendige door middel van kernfusie energie op te wekken, zoals ‘echte’ sterren dat doen. Bovendien wordt er gespeculeerd over het bestaan van een negende planeet van enkele aardmassa’s of meer voorbij de Kuipergordel. De zwaartekracht van zo’n planeet zou een verklaring kunnen geven voor de baanconfiguratie van sommige TNO’s. Daar houden zich ook ijsdwergen op die langgerekte banen rond de zon volgen (de zogeheten scattered disk objects) en het is de vraag of planeet negen, mocht hij

ontdekt worden, zijn baan inderdaad heeft schoongeveegd. Zo niet, dan zou hij volgens de huidige definitie onder de dwergplaneten vallen! Inmiddels heeft de IAU Pluto een officieel nummer toegekend (134340), zoals gebruikelijk is bij planetoïden en TNO’s, en 2003 UB313 een definitieve naam gegeven: Eris, naar de Griekse godin van de twist. Heel toepasselijk gezien de controverse rond Pluto. 

Literatuur Mike Brown, How I Killed Pluto and Why It Had It Coming (New York 2012). Claude Doom, Planeet negen. Zenit januari 2017, blz. 32-35. Owen Gingerich, Losing it in Prague: The Inside Story of Pluto’s Demotion. Sky & Telescope november 2006, blz. 34-39. Philip T. Metzger et al. The reclassification of asteroids form planets to non-planets. Icarus 319, 21-32. Govert Schilling, De jacht op planeet X. Sterrenkundige ontdekkingen in de buitendelen van het zonnestelsel (’s Graveland 2007). Alex Scholten, Dwergplaneten en ijsdwergen: een aparte categorie. Zenit juni 2015, blz. 12-14.

Voldoet planeet negen, mocht hij ontdekt worden, ook aan de Praagse planetendefinitie? (Caltech/R. Hurt (IPAC)) ZENIT december 2019

23


PIONIER

George Ellery Hale stond aan de wieg van de IAU

De belangrijkste man aan de wieg van de IAU was George Ellery Hale, een Amerikaans astronoom met een tomeloze energie die het grote belang van internationale samenwerking inzag. Door George Beekman

G

eorge Ellery Hale werd op 29 juni 1868 geboren in Chicago als zoon van een liftbouwer. Hijzelf bouwde op zijn veertiende zijn eerste telescoop en studeerde natuur- en sterrenkunde op het Massachusetts Institute of Technology (MIT), maar promoveerde niet. Hij bleef professor, op verscheidene universiteiten in de VS. In 1895 richtte hij samen met James Edward Keeler het vaktijdschrift The Astrophysical Journal op, waarvan hij tot 1934 ook redacteur was. Hale had zijn leven lang een grote interesse voor de fysica van de zon. Rond 1890 bouwde hij – onafhankelijk van de Franse astronoom Henri-Alexandre Deslandres – een spectroheliograaf, een instrument waarmee de zon in elke gekozen kleur kan worden gefotografeerd en de chromosfeer ook buiten eclipsen waarneembaar is. In 1908 ontdekte hij hiermee dat zonnevlekken zeer sterke magnetische velden hebben. En in 1924

Portret van George Ellery Hale, waarschijnlijk gemaakt op de Universiteit van Chicago, waar Hale van 1892 tot 1905 professor in de astrofysica was. (University of Chicago Archive)

24

ontwikkelde hij de spectrohelioscoop voor het visueel waarnemen van de zon. Hale zag al vanaf zijn jonge jaren het grote belang in van internationale samenwerking in de wetenschap. Na zijn studie in de VS reisde hij door Europa en ontmoette daar astronomen met wie hij bleef corresponderen. Hij pleitte voor de oprichting van een internationale organisatie voor zonne-onderzoek, raadpleegde collega’s daarover en toen die positief reageerden legde hij zijn voorstel voor aan de National Academy of Sciences. Die benoemde een comité, met Hale als voorzitter, en nodigde zeventien belangrijke wetenschappelijke organisaties in Europa uit om over de oprichting van zo’n organisatie te praten. Dat gebeurde tijdens de Wereldtentoonstelling van 1904 in St. Louis, waar alleen de Pruisische Academie van Wetenschappen ontbrak. Een jaar later werd tijdens een bijeenkomst in het Engelse Oxford de International Union for Cooperation in Solar Research opgericht. De IUCSR bleek een succes. Tijdens haar tweede bijeenkomst, in 1910 op Mount Wilson, werd het werkgebied uitgebreid met de sterren. Dat was helemaal in lijn met de oorspronkelijke plannen van Hale, die altijd had benadrukt dat de zon slechts een van de vele sterren is, zij het de enige die zo dichtbij staat dat hij gedetailleerd kan worden bestudeerd. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog maakte een einde aan alle internationale congressen, maar leidde in de VS tot de oprichting van de National Research Council. Ook dat was vooral het werk van Hale, die er op had aangedrongen om de resultaten van civiel wetenschappelijk onderzoek ook voor militaire doeleinden te gebruiken – als de VS, die ZENIT december 2019

Hale aan het werk met de spectroheliograaf van de Mount Wilson-sterrenwacht tijdens waarnemingen aan de zon. Hale was van 1904 tot 1923 directeur van deze sterrenwacht. (Science Photo Library)

vanaf 1917 mee vocht aan de geallieerde zijde, tenminste de oorlog wilde winnen. Ook in andere landen zou dat volgens Hale moeten gebeuren en die oproep resulteerde in 1919 in de oprichting van de International Research Council. Haar belangrijkste doel was het bevorderen van internationale samenwerking op het gebied van de wetenschap en daartoe zouden op verschillende vakgebieden internationale organisaties moeten worden opgericht. De Internationale Astronomische Unie, opgericht in 1919 in Brussel, was daar één van. Hale was ook een stuwende kracht achter de bouw van de grootste telescopen ter wereld. Dat waren de 1 meterrefractor van de Yerkes-sterrenwacht (1897), de 1,5 en 2,5 meter spiegeltelescopen van de Mount Wilson-sterrenwacht (1908 en 1917) en de 5 meter reflector van de Palomar-sterrenwacht (1948). Van de twee eerste sterrenwachten was Hale aanvankelijk ook directeur. Gezien al deze activiteiten is het misschien niet zo verwonderlijk dat Hale ook neurologische en psychologische problemen had, zoals slapeloosheid en depressies. Hij overleed op 21 februari 1938 in het Las Encinas Hospital for Nervous Disorders in Pasadena. 


RUIMTEONDERZOEK

Het raadsel van de brandschone Ryugu Het onderzoek van de Japanse ruimtesonde Hayabusa 2 aan planetoïde Ryugu heeft behalve nieuwe inzichten ook een nieuwe vraag opgeleverd. Hoe komt het dat op deze duizend meter grote opeenhoping van kosmisch puin geen spoor van stof is te bekennen? Door George Beekman

H

et stofvrije oppervlak kwam aan het licht op de opnamen van MASCOT, het landingsvaartuigje dat in oktober 2018 naar Ryugu afdaalde en enkele malen een sprongetje maakte (Zenit december 2018 blz. 38-39 en juni 2019 blz. 30-33). Die opnamen laten zien dat het oppervlak van Ryugu gelijkmatig bedekt is met rotsblokken die decimeters tot decameters groot zijn. Dat is niet zo bijzonder, maar wel de ontdekking dat aan het oppervlak van deze rotsblokken insluitsels zijn te zien waarvan de meeste nog geen millimeter groot zijn. Deze fijne details wijzen er op dat er op deze rotsblokken geen microscopisch kleine stofdeeltjes liggen. Ook tijdens de afdaling van MASCOT werden geen afzettingen van fijn materiaal op het oppervlak waargenomen. Hetzelfde is eerder vastgesteld op Itokawa, de drie maal zo kleine planetoïde die in 2005 door de voorganger van Hayabusa 2 werd bezocht. Stof is wel waargenomen op Eros, de veel grotere planetoïde (34 bij 11 km) die in 2001 door de Amerikaanse ruimtesonde NEAR Shoemaker werd onderzocht. Het ontbreken van stof aan het oppervlak van kleine planetoïden zoals Ryugu en Itokawa betekent dat er een mechanisme werkzaam is dat kleine deeltjes op een efficiënte wijze weet te

Deze bloemkoolvormige rotsblokken op Ryugu (links) vertonen insluitsels (rood) die veelal kleiner dan een millimeter zijn. Dit betekent dat het oppervlak van deze rotsblokken stofvrij moet zijn. (DLR)

verwijderen. Onder andere de inslagen van micrometeorieten en elektrisch geladen deeltjes van de zon produceren constant stof aan het oppervlak van planetoïden, zo is de verwachting. Is het stof van Ryugu in de ruimte verdwenen of naar het poreuze inwendige gezakt, vragen Ralf Jaumann en collega’s zich in hun artikel in Science (365, p. 817) af. Dat is helaas nog niet te zeggen omdat het gedrag van zulke deeltjes bepaald wordt door een subtiel spel van verschillende krachten. Behalve de zwaartekracht – die aan het oppervlak van Ryugu zo’n 80.000 maal zo zwak is als op aarde – zijn dat cohesiekrachten (de aantrekkingskracht tussen moleculen of atomen van dezelfde stof) en elektrostatische krachten (als gevolg van elkaar aantrekkende of afstotende elektrische ladingen). Daarnaast is er nog de invloed van de zon, die op verschillende manieren invloed op stofdeeltjes kan hebben. In de eerste plaats oefent het zonlicht een druk op uit op deeltjes die boven het oppervlak zweven, waardoor ze naar de planetoïde toe of er van af worden geblazen. In de tweede plaats zorgt het zonlicht er mogelijk voor dat het oppervlak van Ryugu aan de zonzijde een overwegend positieve laZENIT december 2019

ding krijgt. De nachtzijde kan dan als gevolg van inslagen van elektronen in de constant langswaaiende zonnewind een negatieve lading krijgen. Elektrostatische krachten kunnen dan stofdeeltjes van het oppervlak wegstoten, die vervolgens ruimte in verdwijnen. De zwaartekracht en cohesie proberen de materie waaruit Ryugu bestaat bijeen te houden, terwijl de elektrostatische krachten en het zonlicht meer een eroderende invloed hebben. Hoewel de twee laatste krachten de eerste twee onder bepaalde omstandigheden kunnen overwinnen, is er nog weinig bekend over de exacte omstandigheden waaronder dat kan gebeuren. Bovendien kunnen stofdeeltjes ook nog op andere manieren in beweging komen, zoals door inslaande (micro) meteorieten, seismische trillingen, het rollen van rotsblokken, breukvorming en ontgassing als gevolg van de sublimatie van vluchtige bestanddelen. Al deze tegen elkaar in of juist met elkaar meewerkende processen maken het vooralsnog onmogelijk om iets met zekerheid over de oorzaak van het brandschone oppervlak van Ryugu te zeggen. De planetoïde blijft in dit opzicht vooralsnog een raadsel. 

25


STERRENHEMEL VAN DE MAAND

De sterrenhemel van dece Door Geraldine te Gussinklo 10°

20° 30

°

De posities van planeten gelden voor halverwege de maand!

40

°

TH

ON

DE

N

BE

ER

LEINE BEER

70°

K LE LEIN EU E W

UW

E OT GR

Ursiden

°

LE E

60

Za/zo 7/8 • 1.24 uur (8 december), minimum van de bedekkingsveranderlijke Algol (β Per). Dit is een gunstig minimum, want zowel de afname als de toename in helderheid is in één nacht te volgen. Neem waar tussen 20.30 uur ’s avonds (7 december) en 6.30 uur ’s morgens (8 december).

CH JA

N O 0°

5

Wo 4 • 7.58 uur, het is Eerste Kwartier. Bedenk dat de maan nu een avondobject is, dus bekijk de half verlichte maan de voorgaande en de volgende avond.

RD

1 december om 23 uur 16 december om 22 uur 1 januari om 21 uur

De volgende hemelverschijnselen zijn (onder goede omstandigheden) te zien met het blote oog:

ord °

Deze kaart toont hoe de sterrenhemel er uitziet op:

Dagkalender

r Poolste

LY

FFE a

Capell

VOERMAN

M35

N IO

e uz

ge tel

OR

Be

ra

n

OO RN

M

42

Si s

riu el

M

41 TE RO D G ON H

°

ERIDA

NUS

HA

AS

ZO

6

Plejaden

ba

EQUATO

0 13

5

de

STIE R

°

4

Al

Rig

Eerste Kwartier 4 december Volle maan 12 december Laatste Kwartier 19 december Nieuwe Maan 26 december

Do 12 • 11 uur, Mars bevindt zich 13´ ten noorden van α Lib (+2,8). Bekijk deze samenstand eerder in de ochtend, als het nog donker is. 3

Algol

NH

0 12

Do 12 • 6.12 uur, het is Volle Maan. De volledig verlichte maan staat dan in het westen.

2

EE

° 110

Maanfasen Onderstaande stroken geven een indicatie van de maanfase. De belangrijkste maanfasen van deze maand zijn:

Wo 11 • 13 uur, de maan is in conjunctie met Aldebaran (α Tau). Bekijk deze samenstand de komende nacht.

1

07.581uur 40 ° 06.12 uur 05.57 uur 06.13 uur

15 0

°

7

8

9

10

11

12

13

14

15 160 °

170°

26

ZENIT

EN

NE KLEI D HON

10 0°

Wo 11 • 6 uur, Venus is in conjunctie met Saturnus,december op 1°49´ ten zuiden ervan. Bekijk deze 10-11 - 19:00 MET samenstand ’s avonds, kort na zonsondergang. De twee planeten zijn kort na zonsondergang in het zuidwesten te zien.

GIRA

NX

en

Aldebaran

10-11 decemberO - 19:00 MET

Geminid

G TWEELIN

Procyon

Hyaden

11

Castor

10

Pollux

M44

OOST

oost 90°

KREEFT

Stier

25°

A

ANG

IC

WATER SL

80°

Plejaden

PT

LI

EC

Di 10 • 19 uur, de maan bevindt zich 8° ten zuiden van de Plejaden.

ZENIT december 2019

ZU

zu 180


ZENIT

ember Za 14 • 18 uur, de maan staat 6° ten zuiden van Pollux (β Gem). Dan staat het tweetal bij ons nog onder de horizon. Bekijk deze samenstand later op de avond.

n

350°

NO

°

340

Gebruiksaanwijzing Houd de kaart zo dat de richting waarin je kijkt onderaan staat. (Voor het noorden houd je de kaart dus ondersteboven!) De onderste helft van de kaart komt dan overeen met de hemel in de kijkrichting. Het zenit is het punt recht boven je.

Za/zo 14/15 • 20 uur, maximum van de Geminiden-meteorenzwerm. Ook de rest van de nacht zijn er veel meteoren van deze zwerm te zien. De radiant – het vluchtpunt – ligt vlak bij de ster Castor. Rond het maximum kunnen er meer dan 60 (trage) meteoren per uur verschijnen. Helaas is er storend maanlicht: het is Volle Maan op 12 december. Bekijk deze zwerm ook de voorgaande en de volgende nacht.

M13

33 0°

LES

32

0° 31

W N

HER CU

W eg a

AK

DRA

ER

LI LFIJN DO

A

EI

OP

HAGE

Vr 20 • 23 uur, de maan is in conjunctie met Spica (α Vir). Pas 4 uur later komt dit tweetal op en staat dan de rest van de nacht boven de horizon.

280°

CE

DIS

290

De

PIJL

ne

°

S VO

b

S

U

PH E

Ma 23 • 3 uur, de maan is in conjunctie met Mars. Deze twee hemellichamen komen pas enkele uren later op. Op het eind van de nacht staat het tweetal in het zuidoosten.

EN

CA SS I

WEST

270° west

VEUL 10°

20°

IE HO DR

RAM

EN

SS

VI

N IO R

W

IL

TI

W AT ER M

24

PT

a

Mir

NE

TOR

AN

UN

US

250

N

URA

Zo 29 • 3 uur, de maan is in conjunctie met Venus. Waarnemers in een groot deel van Antarctica en in het uiterste zuiden van ZuidAmerika kunnen een Venusbedekking waarnemen. Bij ons is de voorgaande en de komende avond een mooie samenstand tussen de smalle maansikkel en de heldere ‘Avondster’ te zien. Zoek het tweetal in de avondschemering boven de zuidwestelijke horizon.

°

US

Do 26 • 6.13 uur, het is Nieuwe Maan. Omdat deze Nieuwe Maan vlak bij de dalende knoop gebeurt is er vandaag een ringvormige zonsverduistering te zien.

260°

EK

PEGASUS

30°

40°

ANDROMEDA

M31

60°

70°

80°

h

P

50°

&

χ S

U

SE ER

n

Do 19 • 5.57 uur, het is Laatste Kwartier. Zoek de half verlichte maan in het zuidzuidoosten.

JE

N AA ZW

30

Di 17 • 7 uur, de maan staat 3° ten noorden van Regulus (α Leo).

Magnitudeschaal

Ma/di 30/31 • 0.00 uur (31 december), minimum van de bedekkingsveranderlijke Algol (β Per). Dit is een gunstig minimum, want zowel de afname als de toename in helderheid is in één nacht te volgen. Neem waar tussen 19.00 uur ’s avonds (30 december) en 5.00 uur ’s morgens (31 december).

–1 0

23

UW

2

ZW

O

H LD

1

ER

S LVI WA

E BE

3 4 5

22

Nevelachtig object (gasnevel, sterrenhoop of sterrenstelsel)

OVEN

UID

uid 0°

Kaarten en kaartjes: Wil Tirion

Radiant meteorenzwerm

0° 21

°

20 0

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

190°

ZENIT december 2019

27


STERRENHEMEL VAN DE MAAND

Planeten, zon en maan Mercurius

zon

op

hoogste onder punt

Planetoïden en dwergplaneten 4 Vesta (+7,0) zien we in de Walvis, een

uren daglicht

viertal graden ten noorden van α Cet (+2,5). 5 Astraea komt op 21 januari 2020 in oppositie. Ze is nu, in december 2019, zichtbaar als een object van de tiende grootte en wel in het sterrenbeeld Kreeft, circa 6° zuidwestelijk van de sterrenhoop M44. 9 Metis (+9,7) is in de Vissen. 15 Eunomia is in de Waterman. Ze is van de tiende grootte. Voor meer informatie over planetoïden die deze maand waarneembaar zijn, zie Sterrengids 2019.

1 december 08.25 12.28 16.31 08h07m 6 december 08.32 12.30 16.29 07h57m 11 december 08.37 12.33 16.27 07h50m Saturnus 40” 16 december 08.42 12.35 16.28 07h46m 30” 21 december 08.46 12.37 16.29 07h44m 26 december 08.48 12.40 16.32 07h45m 20” 31 december 08.48 12.42 16.37 07h49m

De plaatjes hieronder tonen de schijnbare diameter van de planeten halverwege de maand, zoals waarneembaar met een Venus Mars telescoop (1 mm = 2 boogseconden).

Mercurius is tot ongeveer half december zichtbaar. Hij staat in de ochtendscheec 7 dec 12 dec 10 dec dec 16 dec mering boven de31zuidoostelijke horizon. De planeet trekt van sterrenbeeld Weegschaal, door de Schorpioen naar de Slangendrager. Mercurius staat in de tweede r 2019 helft van de Mars maand te dicht Saturnus bij de zon. Op Venus 10 januari 2020 is hij in bovenconjunctie.

10”

op

0”

hoogste punt

onder

maanfase

1 december 12.41 16.52 21.09 6 december 14.27 20.30 01.38 1140” december 16.13 --.-- 07.28 16 december 21.15 04.09 12.08 2130” december 02.40 08.28 14.02 26 december 09.00 12.55 16.49 20” 31 december 11.59 17.02 22.16

Venus wordt geleidelijk beter zichtbaar. Ten eerste neemt de elongatie tussen de zon en 10 dec 31toe. dec Dat is de 16hoekafstand dec Venus. Ten tweede maakt de verbindingslijn tussen de zon en Venus een steeds grotere hoek met de horizon. Vanaf 10 december gaat de ‘Avondster’, voor de geografische breedte Venus van Utrecht, meer dan Mercurius Mars twee uur na de zon onder. Zoek de planeet 's avonds in het zuidwesten. Zij staat eerst in sterrenbeeld Boogschutter, en vanaf 20 Mars Saturnus 40” december in sterrenbeeld Steenbok. 2 dec 7 dec 12 dec 10 dec 31 dec 16 dec

0,20 0,66 0,98 0,84 0,30 0,00 0,22

Verder deze maand

10”

Van 21 op 22 december maken we dit jaar de langste 0” mee, maar vooral in de laatste uren van die nacht nacht is er voor waarnemers veel storend maanlicht. De laatste week van de maand is voor deepskywaarnemingen het best, want dan zijn de nachten het donkerst. Bovenstaande tijden gelden voor Utrecht. Voor andere Saturnus 40” tot ± 10 minuten mogelijk! plaatsen zijn verschillen 30”

tDo 5 •

19.11 uur, de maan bedekt de ster 33 Psc (+4,6). Dat gebeurt op 32° hoogte in het zuiden. De maan is 64% verlicht.

Saturnus nadert de zon en verdwijnt 20”

rond midden december in de zonne10” gloed. Zoek de planeet tijdens de avondschemering 0” boven de zuidwestelijke horizon. Op 11 december is Saturnus in conjunctie met Venus, in sterrenbeeld Boogschutter.

30”

Mars is 's morgens in het zuidoosten te 20” zien, in sterrenbeeld Weegschaal. De plaec 16 dec 10” December 2019 neet nadert de aarde, en wordt langzaamaan helderder. 0”

Uranus is de hele avond te zien en gaat pas ver na middernacht onder. Zoek de planeet in sterrenbeeld Ram.

Jupiter is alleen de eerste dagen van de-

cember nog te zien, tijdens de avondschemering, laag in het zuidwesten. Verwar Jupiter niet met Venus, die helderder is. Jupiter is op 27 december in conjunctie met de zon.

Neptunus gaat steeds vroeger onder, op het eind van de

maand al kort na 22.30 uur. De trage planeet bevindt zich nog steeds in sterrenbeeld Waterman, op ruim een graad van de ster φ Aqr (+4,2).

tVr 13 •

8.10 uur, de donkere maanrand schuift weg van de ster η Gem

Op onderstaande kaarten zijn de posities en de verplaatsingen van de zon en de met het blote oog waarneembare planeten aangegeven, en voor elke dag ook de positie van de maan om 0 uur UT (= 1 uur ‘s nachts). De lichtblauwe vlek rond de zon geeft globaal het gebied aan waar geen sterren en planeten te zien zijn. De horizontale roze lijn in het midden is de hemelequator – de grens tussen de noordelijke en de zuidelijke hemel; de gele streepjeslijn is de ecliptica – de schijnbare baan die de zon in de loop van het jaar volgt. Onderaan is aangegeven in welk deel van de nacht het betreffende stuk van de kaart te zien is.

α

6h

4h VOERMAN

+30

δ

2h

22h

20h

18h LIER

ZWAAN

PERSEUS

TWEELINGEN 14

0h

DRIEHOEK

ANDROMEDA HERCULES

RAM

13 12

ECL

IPTIC

11

+15

VOSJE VISSEN

A

PIJL

PEGASUS

URANUS

10

SLANGENDRAGER DOLFIJN

STIER 9

ORION

0

EQUATOR

EENHOORN

SLANG

VEULEN

8

AREND

7

NEPTUNUS 6

WALVIS

–15 HAAS

–30

GROTE HOND

31

WATERMAN

OVEN

BEELDHOUWER ZUIDERVIS

ro n d m id d e r na c h t

28

SCHILD

5 4

ERIDANUS

3

2

26

27 29

1

STEENBOK

’s a v onds ZENIT december 2019

JUPITER

SATURNUS 30

28

BOOGSCHUTTER

VENUS

31

MERC.

zon

16


ZENIT (+3,5), het einde van een sterbedekking. Deze wederverschijning is moeilijk waarneembaar, want de maan is net vol geweest en nog voor 99% verlicht. De maan staat op 12° hoogte boven de westnoordwestelijke horizon.

Mercurius

Venus

Mars

Jupiter

Saturnus

40” 30” 20”

1 jan 6 jan 26 jan 31 jan

15 jan

15 jan

10” 0”

JANUARI 2016

1

1

2

2

3

3

4

vtZa 14 •

De zon en Venus hebben vandaag bijna dezelfde declinatie. Bovendien staat Venus ten oosten van de zon. Dit maakt het mogelijk om Venus overdag te vinden. Richt een verrekijker of telescoop op de zon (gebruik een goede zonnefilter of projecteer het zonsbeeld op een blad papier), laat het instrument onbeweeglijk staan en wacht 2h14m. Dan moet Venus in beeld staan. Gebruik een kleine vergroting, om een zo groot mogelijk beeldveld te hebben. Lukt het u niet, dan hebt u morgen nog een kans. Dankzij deze stilstaande-kijker-methode is het niet nodig te beschikken over een parallactisch opgestelde of computergestuurde telescoop om Venus overdag te vinden.

4

5

Rhea

5

6

III - Ganymedes

Wo 18 • 18 uur, planetoïde 5 Astraea

t

IV = Callisto

Wo/do 18/19 • 0.38 uur (19 decem-

t

ber), de donkere maanrand schuift weg van de ster ν Vir (+4,0), het einde van een sterbedekking. De maan is 52% verlicht en staat op slechts 5° hoogte in oosten, dus dit verschijnsel is moeilijk waarneembaar.

I = Io

7 8

9

9

10

10

11

11

12

12

13

13

t

pomene (+10,7) passeert ι (iota) Cap, een ster van +4,3 in de Steenbok, op 2' ten noorden ervan.

14

Tethys

15

15

16

16

17

17

18

18

19

19

20

20

21

21

22

22

23

23

24

24

25

25

Dione

26

Ma 23 • 22 uur, planetoïde 18 Mel-

6

8

14

II = Europa

(nu +9,9) passeert 29 Cnc, een ster van +5,9 in de Kreeft, op 8' ten zuiden ervan.

Titan

7

26

27

27

28

28

29

29

30

30

31

31

Bovenstaande ‘slingerdiagrammen’ tonen de posities van de helderste manen van Jupiter en Saturnus, zoals gezien door een omkerende telescoop. De getallen rechts zijn de dagen van de maand. De horizontale lijnen geven het tijdstip 0 uur UT (= 1 uur ‘s nachts) aan.

v = waarneembaar met een verrekijker t = waarneembaar met een (kleine) telescoop 16h

14h

12h

10h

8h

GROTE BEER

BOÖTES

KREEFT

NOORDERKROON HERCULES

α

6h TWEELINGEN

HAAR VAN BERENICE

15

+30

δ

13

14

12

16

LEEUW

VOERMAN

11

17

STIER

+15

18

SLANG 19

MAAGD

ORION

0

EQUATOR

SLANGENDRAGER

KLEINE HOND

20

21

WATERSLANG

A

TIC

IP ECL

22

SEXTANT EENHOORN ERIDANUS

23 24

BEKER

MARS MERCURIUS

25

–15 HAAS

RAAF

ACHTERSTEVEN

WEEGSCHAAL LUCHTPOMP

zon

GROTE HOND

WATERSLANG

SCHORPIOEN

16

KOMPAS

1

’ s o c h t e nds

–30

r ond midde rn ach t ZENIT december 2019

29


DEEPSKY

Sterrenhopen in Cepheus, jong en oud Cepheus is een onopvallend sterrenbeeld waarin doorgaans maar weinig sterren te zien zijn. Toch bevinden zich in dit hemelgebied, waar de noordelijke Melkweg doorheen loopt, gaswolken en sterrenhopen die wijzen op recente en al wat oudere stervorming. In deze aflevering van Deepsky nemen we enkele van deze objecten nader onder de loep.

22h00m

21h50m

21h40m

21h30m

21h20m

21h10m

+67°

7

+66°

7129 7142

+65°

CEPHEUS 6

Kurhah

ξ +64° 7139 VV

Door Mat Drummen

+63°

18

E

en van de stervormingsgebieden in Cepheus is de reflectienevel annex sterrenhoop NGC 7129. Hij bevindt zich circa 4° ten noordoosten van Alderamin (α Cep), een ster van magnitude +2,5 (Figuur 2). De kleine sterrenhoop is visueel niet bijster indrukwekkend, de nevel tussen die sterren wel, althans voor waarnemers met een middelgrote telescoop. Het neveltje heeft een afmeting van enkele boogminuten en een totale helderheid van +11,5. Het is onder gunstige omstandigheden met een 11 cm kijker te zien, maar meestal is een groter instrument nodig. Het omvat een groepje sterren dat lijkt op een kleine uitgave van het sterrenbeeld Dolfijn. De nevel zie je het beste zonder filter: omdat het een reflectienevel is, helpt een OIII- of UHC-filter niet. Het is een fraaie, niet overal even heldere ‘waas’ tussen sterren van de tiende en elfde grootte (Figuur 3). Een halve graad zuidoostelijk van NGC 7129 staat NGC 7142. Bij een lage vergroting (~30×) zijn ze samen in één beeldveld te vangen. Laatstge-

30

20

7160

7076

Alderamin

α

Figuur 2. Zoekkaartje voor NGC 7129 en 7142. De zwakste sterren hier Sterren tot magnitude 11,0 getekend zijn van magnitude +11. (Wil Tirion) noemde is een wat rijkere, vrij grote sterrenhoop met een totale helderheid van +9,3. Hij is niet opvallend, want de sterrenhoop bevindt zich in een druk sterveld waarmee hij niet erg contrasteert. Hoe groter de kijker des te beter je de sterrenhoop kunt onderscheiden. Een telescoop van 20 cm of groter laat bij 150× enkele tientallen sterleden zien van magnitude +12 tot +14 en drie sterren-op-een-rij van +10 à +11. Visueel lijkt het alsof de sterrenhoop ook een nevel bevat, maar dat is het gezamenlijke licht van nóg zwakkere, niet opgeloste sterretjes (Figuur 4).

NGC 7129, een jonge sterrenhoop

Kleurenfoto’s van NGC 7129 (Figuur 5) tonen een nevel met een langwerpige holte. De holte is geblazen door de straling en de sterwinden van een of meer hete lichtkrachtige sterren (spectraaltype B) in dit gebied. ZENIT december 2019

De nevel is een mengsel van stof en gas. Het stof – te herkennen aan de blauwe tint – reflecteert het sterlicht, het geïoniseerde gas is te zien als rode filamenten. Het gaat om Herbig Haro-objecten: materiestralen (jets) uitgestoten door zeer jonge sterren. Het gebied bevat minimaal 80 heel jonge sterren (young stellar objects, YSO) met in hun spectrum een heldere (rode) emissielijn van heet waterstofgas (Hα). Een derde tot de helft van de sterren in dit gebied zou nog omgeven zijn door een schijf van gas en stof, waarin eventueel planeten ontstaan. Sommige van die sterren zijn optisch niet zichtbaar omdat ze nog omgeven zijn door een stofrijke moleculaire wolk, hun geboortecocon. De totale massa van NGC 7129 is niet gering: circa 2900 maal die van de zon. De afstand van NGC 7129 is moeilijk te bepalen vanwege de interstellaire


ZENIT ZENIT

Figuur 1. Links de sterrenhoop NGC 7142 en rechts daarvan de nevel met sterrenhoop NGC 7129. Noord is rechtsboven. (Tony Hallas, Californië)

Protosterren

Figuur 3. NGC 7129 geschetst naar een waarneming met een 30 cm telescoop bij 171x. Beeldveld circa 15'. Noord is boven. (Jef De Wit, Hove)

Volgens de theorie zijn alle sterren kort na hun geboorte in interstellaire wolken omgeven door een circumstellaire schijf van materie. Aan die schijf onttrekt de ster materie. Bij zware sterren wordt de schijf al snel afgebroken door de straling van de ster. Bij lichte sterren blijft de schijf langer bestaan. Extreem jonge sterren (YSO’s) zijn ingebed in koud en stofrijk materiaal. Ze stralen sterk in het ver-infrarood en in het (sub)millimetergebied. Het zijn sterren in hun contractiefase. Kernfusie is in hun binnenste nog niet op gang gekomen en ze zijn daardoor nog niet op de hoofdreeks van het Hertzsprung-Russell-diagram aangekomen. De jongste groep wordt op basis van de soort infraroodstraling (de spectrale energieverdeling) ingedeeld bij klasse 0 of I. Ze zijn optisch nog niet zichtbaar. Een later evolutiestadium, als de schijf zich meer heeft ontwikkeld en de energieverdeling verandert, noemt men klasse II. Als de schijf is afgebroken en de infraroodstraling is afgenomen, spreekt men van klasse III (Zenit november 2019, blz.12-15). Klasse II correspondeert met T Tauri-sterren: onregelmatig veranderlijke sterren met een hete chromosfeer en een sterke sterrenwind. Veelal zijn het ook röntgenbronnen. Hun massa wordt geschat op 0,2 tot 2 maal die van de zon. Soortgelijke sterren maar met een grotere massa noemt men Herbig AeBe-sterren. Dit type sterren is genoemd naar de Amerikaanse astronoom Georg H. Herbig die ze in de jaren zestig van de vorige eeuw voor het eerst identificeerde. De toevoeging ‘e’ aan het spectraaltype A of B wijst op de aanwezigheid van emissielijnen in het spectrum.

Figuur 4. Schets van NGC 7142 naar het beeld in een 28 cm telescoop bij 108x. Noord is globaal boven. (Tom Corstjens)

extinctie en roodverkleuring in dit gebied ten gevolge van stofwolken in de omgeving en op de voorgrond. Die extinctie is aanzienlijk: gemiddeld magnitude 3 en op sommige plekken aan de rand grillig oplopend tot magnitude 13 en meer. Afstandsschattingen lopen daardoor uiteen van 1 tot 1,26 kiloparsec, ofwel van 3300 tot

Figuur 5. NGC 7129 in LRGB-kleuren gefotografeerd met een 40 cm telescoop. Er werd maar liefst 17,5 uur belicht! Noord is globaal boven. (Johannes Schedler/PantherObservatory, Oostenrijk) ZENIT december 2019

31


DEEPSKY

Figuur 6. Filamenten van waterstofmoleculen waarneembaar in het infrarood bij 2,12 µ. HH staat voor Herbig-Haro-object. (A&A 2000, J. Eislöffel) 4100 lichtjaar. Afgaande op recente gegevens van de Gaia-satelliet met waarden voor de parallax van enkele sterleden lijkt de afstand toch wat kleiner: circa 3000 lichtjaar. Op basis van Hα- en röntgenstraling schat men de leeftijd van NGC 7129 op minder dan 3 miljoen jaar. Er zijn aanwijzingen dat er nog steeds nieuwe sterren worden gevormd. Met behulp van radiotelescopen blijkt deze regio in het millimetergebied vrij helder. Er is onder meer koolstofmonoxide (CO) aangetoond. In het ver-infrarood zijn er twee heldere bronnen: FIRS-1 en FIRS-2. FIRS-1 valt min of meer samen met de optische bron LkHα234. Twee boogminuten zuidelijker staat FIRS2. Die bron is optisch onzichtbaar. Met behulp van de infrarood-ruimtetelescoop Spitzer (midden-infrarood, 3-24 µ) en de röntgen-ruimtetelescoop Chandra (röntgenstraling, 0.3−10 keV) heeft men nog meer YSO’s geïdentificeerd: 13 van klasse 0 en I, 26 van klasse II en 25 van klasse III (zie het kader Protosterren). De röntgenstraling is afkomstig van de hete buitenatmosfeer, de corona, die bij deze jonge sterren meer activiteit vertoont dan in een later evolutiestadium.

Prominente sterleden van NGC 7129

LkHα234 is een ster van magnitude +11,9 met een B7e- of B8e-spectrum. Zijn lichtkracht is fors: 500 tot

32

Figuur 7. Bronnen van radiostraling op een golflengte van 1,3 mm van NGC 7129. De bron FIRS-1 valt vrijwel samen met, maar is niet identiek aan, de ster LkHα234. FIRS-2 heeft geen optische tegenhanger. Afmetingen in boogseconden. (A&A 2001, A. Fuente e.a.) 1000 keer die van de zon. Het is ook een veranderlijke ster en als zodanig wordt hij aangeduid als V373 Cep. LkHα234 is een Herbig Be-ster. De massa is niet precies bekend, maar ligt tussen 5 en 8 maal die van de zon. De ster is (als klasse I-object met veel infraroodstraling) omgeven door een schijf van materie. Hij zou pas 700.000 jaar oud zijn: dus een echte babyster. Volgens metingen van de astrometrische satelliet Gaia is de afstand van de ster 925 parsec, ofwel 3016 lichtjaar. In de onmiddellijke omgeving van de ster komen Herbig-Haro (HH) filamenten (jets) voor. Hiervan is echter LkHα234 waarschijnlijk niet zelf de oorzaak, maar de infraroodbron FIRS-1 en andere YSO’s vlakbij. Gecombineerde infraroodbeelden van Spitzer en andere telescopen maken duidelijk dat de dichtheid aan sterren rond LkHα 234 gigantisch moet zijn: meer dan 400 sterren per kubieke parsec! In het nabij-infrarood (bij 2,12 µ) is ten zuiden van LkHα234 een boogvormig filament van waterstofmoleculen (H2) waargenomen dat de ronding volgt van de optische holte. In dit filament vindt fotodissociatie plaats. Dat is een ontledingsreactie waarbij een molecuul uit elkaar valt (dissocieert) in atomen onder invloed van energierijke straling van sterren. Een spectroscopische studie van de omgeving van LkHα 234 in hoge resolutie in het nabije infrarood (1,49−2,46 μ) toont niet alleen ZENIT december 2019

meerdere jets van H2 maar ook van eenmalig geïoniseerd ijzer. Een concentratie van jets wordt aangeduid als HH167. Het zijn drie elkaar deels overlappende jets waarin de materie met hoge snelheid (tot 120 km/s) beweegt. De eigenlijke bron is waarschijnlijk niet LkHα 234 maar onder meer genoemde bron FIRS-1. Dat geldt ook voor de hier aangetroffen radiostraling (op 1,3 mm). BD+651637 is een Herbig B3e-ster van magnitude +10,2. Het spectrum vertoont Hα-emissie. De breedte van de lijn wijst op een sterrenwind van 550 km/s. De ster draait ook snel om zijn as en de massa wordt geschat op 8,6 maal die van de zon. Het is een YSO van type III, dus zonder omringende schijf. Infraroodwaarnemingen (24 µ, Spitzer) laten echter rond de ster een grote halo zien van warm stof. Gaia-metingen wijzen op een afstand van 2920 lichtjaar. BD+651638 is een B3-ster van magnitude +10,2, die anders dan LkHα234 en BD+651637 in het Hertzsprung-Russell-diagram (HRdiagram) al op de hoofdreeks is aangeland (en dus in zijn kern waterstof fuseert tot helium) en die geen emissielijnen vertoont. De ster heeft een massa van 6 of 7 maal die van de zon. Gezien de verschuivingen van de lijnen in het spectrum is het waarschijnlijk een spectroscopische dubbelster. SVS13 is een Herbig B5e-ster met behalve emissielijnen ook brede ab-


ZENIT

Figuur 8. Identificatie van enkele sterren in NGC 7129: A = LkHα234 met FIRS-1 en HH 167; B = BD+65° 1637; C = BD+65° 1638; D = SVS13; E = BD+65°1635; F = BD+65°1636; G = de plaats van FIRS-2, optisch onzichtbaar. (Bewerking MD) sorptielijnen in het spectrum. Dat wijst op een snelle rotatie: omdat de ene kant van de ster naar ons toe beweegt en de andere van ons af, treedt er zowel rood- als blauwverschuiving op, wat leidt tot een verbreding van de spectraallijnen. Het is ook een röntgenbron. Infraroodwaarnemingen wijzen op een YSO van klasse III: de straling is afkomstig van de fotosfeer van de ster en niet van een circumstellaire schijf. De ster is wel omgeven door een stofwolk met een boegvormige schokgolf. BD+65°1635 (een G-ster) en BD+65°1636 (een B8 ster) bevinden zich volgens Gaia op circa duizend lichtjaar. Het zijn dus voorgrondobjecten. FIRS-2 is van YSO-klasse 0. Hij is nog steeds omgeven door een dichte wolk waardoor hij optisch niet zichtbaar is. De ster is wel goed te zien in het ver-infrarood en in het millimetergebied. Op golflengten van 2,6 en 1,3 mm is uitstoot van CO te zien. De buitenkant van de wolk is koud: slechts 35K. Vermoedelijk is FIRS2 een dubbelster, gezien de meervoudige jets. De jets van moleculair waterstof vanaf deze ster zijn ‘al’ of beter gezegd ‘pas’ 20.000 jaar aan de gang. FIRS-2 is een van de jongste YSO’s die we kennen. Bij FIRS-2 is in 2005 met de IRAM radio-interferometer op het Plateau de Bure in Frankrijk in de 1,3 mm band al een aantal organische moleculen aangetoond, onder meer

Figuur 9. Verdeling van de methanolemissie rond FIRS-2. Afmetingen in boogseconden. (A&A 2005, A. Fuente e.a.)

Figuur 10. Een radiospectrum van FIRS-2 (zwarte lijn) in vergelijking met het spectrum van een gebied in Orion (rode lijn). Op de horizontale as is de frequentie aangegeven: 218 GHz komt overeen met een golflengte van 1,375 mm. Talrijke lijnen van organische moleculen zijn zichtbaar. (A&A 2014, A. Fuente e.a.)

emissie van CH3CN (acetonitril) en CH3OH (methanol). In 2014 is door de Leidse astronoom Tim van Kempen en anderen met genoemde interferometer en daarnaast met de 30 meter IRAM-telescoop in Spanje een ‘hete kern’ rond de jonge ster ontdekt. Dat is een gebiedje rond een protoster met temperaturen boven de 100 K en een hoge dichtheid. De kern heeft in dit geval een omvang van 900 bij 650 AE (astronomische eenheden) en een massa van twee zonnen. Juist in zo’n kern ontstaan allerlei complexe moleculen. In het spectrale gebied van 1,35 tot 1,37 zijn bij FIRS-2 wel 300 (!) emissielijnen te zien. Een groot deel betreft lijnen van complexe organische moleculen. De temperatuur in de ZENIT december 2019

hete kern zou plaatselijk 400 K bedragen. De 10.000 AE (1500 miljard km) grote geboortewolk die FIRS-2 omgeeft en waaruit ze materie aantrekt is echter heel koud: minder dan 30 K.

NGC 7142, een oude sterrenhoop

De afstand van deze sterrenhoop is niet goed bekend, maar in ieder geval veel groter dan die van NGC 7129. Welke sterren in deze hemelstreek bij NGC 7142 horen en welke voorgrond- of achtergrondobjecten zijn is moeilijk te onderscheiden. Zeker is wel dat er in deze hemelstreek veel van dergelijke ‘veldsterren’ (nietleden) voorkomen. Volgens sommige onderzoekers is dat wel twee

33


Figuur 11. Een kleur-helderheidsdiagram van de sterrenhoop NGC 7129. De helderheid is uitgezet tegen de ‘kleur’, dat wil zeggen het verschil tussen de helderheid in het visuele gebied en in het nabije infrarood, uitgedrukt in magnituden. Rode stippen zijn sterren met Hα-emissie, groene kruisjes zijn röntgenbronnen, grijze stippen de overige optische bronnen. De streepjeslijn is de ligging van de hoofdreeks. Hierbij is ervan uitgegaan dat de afstand van de sterrenhoop 3750 lichtjaar bedraagt. Veel van de emissiesterren zijn nog niet op de hoofdreeks aangeland: in hun inwendige vindt nog geen kernfusie plaats. (AJ 2015, S. Dahm e.a.) derde van alle zichtbare sterren. De sterrenhoop heeft een relatief gering aantal lichtzwakke sterren. Wellicht dat veel van de zwakke sterren, die oorspronkelijk tot de sterrenhoop behoorden, door zwaartekrachtinteractie met de schijf van de Melkweg de sterrenhoop inmiddels hebben verlaten. Een ander deel van die kleine sterren is mogelijk in een dubbelstersysteem opgegaan, met name in het kerndeel van de sterrenhoop. Het HR-diagram wijst op een leeftijd van 2,5 tot 3,5 miljard jaar (Zenit december 2015, blz. 20-23). Voor een open sterrenhoop is dat heel oud, al zijn er sterrenhopen bekend die nog ouder zijn, zoals M67 en NGC 188. Relatief veel veranderlijke objecten

34

Figuur 12. HR-diagram van NGC 7142. De visuele helderheid is uitgezet tegen de ‘kleur’, dat wil zeggen het verschil in helderheid in twee kleuren (Y = 466 nm en V = 544 nm). De grijze lijn is de hoofdreeks. De gekleurde lijnen geven de leeftijd aan (Gyr = gigajaar, een miljard jaar), onder meer gebaseerd op de ligging van het afbuigpunt. De plaats van V375, een veranderlijke ster van het Algoltype, is aangegeven. (MN 2014, V. Straizys e.a.).

in deze sterrenhoop zijn bedekkingsveranderlijke sterren: vrijstaande systemen, zoals de ster Algol, maar ook andere typen: onder meer een achttal contact- of bijna contactdubbelstersystemen, waarbij de componenten elkaar (bijna) raken. Uit lichtkrommes van bedekkingsveranderlijken kan men de massa en de diameter van de componenten afleiden en in combinatie met het spectrum de leeftijd. V375 is een bedekkingsveranderlijke van het Algol-type. Het is een ster van de 16de grootte met een periode van lichtwisseling van 1,9 dagen. De hoofdster heeft een massa van 1,3 maal de zon en een oppervlaktetemperatuur van 6100 K. De begeleider ZENIT december 2019

heeft een massa van 0,87 maal de zon en een temperatuur van 5000 K. De eigenschappen van de hoofdster wijzen volgens E. Sandquist e.a. (2013) op een leeftijd van 3,6 miljard jaar. Dat komt globaal overeen met de leeftijd afgeleid uit het afbuigpunt in het HR-diagram. Uit de kenmerken van V375 heeft men een afstand berekend van ruim 12.000 lichtjaar. Dat is flink verder weg dan andere schattingen van de afstand van deze sterrenhoop: 7500 lichtjaar. Het Gaia-archief biedt hier geen oplossing, want Gaia kan voor die afstanden (nog) geen betrouwbare parallax geven. Is V375 misschien geen onderdeel van de sterrenhoop, maar een achtergrondobject? 


ZENIT

Ontdek de wondere wereld onder uw voeten Lees Gea Alles over fossielen, mineralen, stenen en landschappen Word donateur voor slechts

35 euro* per kalenderjaar

www.gea-geologie.nl *voor Europa (ook België): € 37,50, buiten Europa: € 42,50

ZENIT december 2019

35


NIEUWS

Nobelprijs

voor exoplaneten en kosmologie De Nobelprijs voor natuurkunde 2019 wordt gedeeld door enerzijds Michel Mayor en Didier Queloz voor hun ontdekking van de eerste exoplaneet rond een zonachtige ster in 1995. De andere helft van de prijs gaat naar James Peebles voor ‘theoretische ontdekkingen in de kosmologie’. Volgens het Nobelcomité hebben alle drie de wetenschappers ‘bijgedragen aan ons begrip van de evolutie van het heelal en de plaats van de aarde in de kosmos’.

Vaders van het exoplanetenonderzoek Door Ignas Snellen, Sterrewacht Leiden

M

ichel Mayor en Didier Queloz hebben (de helft van) de Nobelprijs voor natuurkunde gewonnen voor naar mijn mening de belangrijkste ontdekking in de sterrenkunde in de laatste 100 jaar. Daarmee stonden zij ook aan de wieg van een nieuw onderzoeksveld – dat van de exoplaneten. Hun ontdekking, nu bijna 25 jaar geleden, gaf uiteindelijk het startsein voor een ware wetenschappelijke revolutie. De opwinding van die eerste jaren is nog altijd even sterk, want sommige van de ontdekte planeten kunnen op de aarde lijken en herbergen mogelijk leven. Het zoeken naar aanwijzingen voor biologische activiteit op exoplaneten gaat het komende decennium echt beginnen – de di-

Michel Mayor (rechts) en Didier Queloz. Foto uit 2009. (L. Weinstein/Ciel et Espace Photos) 36

recte nalatenschap van het werk van Mayor en Queloz. Al honderden jaren werd er gespeculeerd over planeten bij andere sterren, maar met die sterren zo ver weg en de planeten zo lichtzwak was het niet mogelijk om hun bestaan aan te tonen. De dopplermethode die door Mayor en Queloz is gebruikt, meet de wiebel van een ster door de zwaartekracht van een begeleidend hemellichaam. Dit heeft ze er niet van weerhouden om een selectie van 140 sterren te monitoren, gewoon om te kijken wat er zoal te zien was. Met hun nieuwe spectrograaf ELODIE, op de 1,93 m telescoop van het Observatoire de Haute Provence in Frankrijk, begonnen ze in april 1994 met het waarnemen van de eerste sterren. Al in de herfst van datzelfde jaar hadden ze beet. De ster 51 Pegasi liet dopplervariaties zien, maar de metingen wezen op een gasreus met de helft van de massa van Jupiter die in vier dagen om zijn ster draaide. In ons zonnestelsel zou deze planeet zich ver binnen de baan van Mercurius bevinden. Kan dat wel? Hun ontdekking werd, op zijn zachtst gezegd, wisselend ontvangen – van hysterische krantenkoppen dat een eeuwige queeste eindelijk was beslecht, tot diepe scepsis. Natuurlijk meet de dopplermethode alleen maar de component van de sterbeweging in de kijkrichting van de waarnemer, waardoor de waarnemingen ook ZENIT december 2019

door een veel zwaarder object dan een planeet, zoals een bruine dwerg of kleine ster, konden worden veroorzaakt. En zelfs al was het rondcirkelende hemellichaam zo zwaar als Jupiter, was het dan wel een planeet zoals die in ons eigen zonnestelsel of een totaal ander beest? Of zouden de dopplerschommelingen door een niet eerder waargenomen sterpulsatie kunnen komen? Misschien bewoog de ster wel helemaal niet heen en weer, maar alleen haar oppervlak. Maar uit vervolgwaarnemingen bleek dat 51 Pegasi niet pulseerde. Binnen een jaar waren er zes andere gasreuzen gevonden, waarvan de meesten door de Amerikaanse competitie, het team van Geoff Marcy en Paul Butler die – Schadenfreude – nog niet naar hun data hadden gekeken (en ook 51 Peg b snel konden bevestigen). Dit maakte het al zeer onwaarschijnlijk dat het hier niet om planeten zou gaan. Ook gingen theoretici aan het werk en lieten zien dat planeten naar binnen konden migreren. In de jaren daarna werden er ook planeten in elliptische banen gevonden, wat de pulsatiehypothese helemaal onwaarschijnlijk maakte, en ook de eerste multiplaneetsystemen. Vijf jaar na de ontdekking van 51 Pegasi b, inmiddels Dimidium gedoopt, werd de eerste planeetovergang gezien: als de planeet van ons uit gezien voor de ster langs beweegt, neemt de helderheid van de ster met de regelmaat van de klok iets af. Nu waren ook de meest sceptische en conservatieve astronomen overtuigd. Sinds hun Nobelprijsontdekking lopen Mayor en Queloz voorop in het exoplanetenveld. Met hun team aan het Observatoire de Genève hebben ze de meest stabiele spectrografen


ZENIT ontwikkeld die nu zelfs lichte, aardachtige planeten kunnen opmeten. Ze leverden ook hun aandeel in de ontdekking van planeetovergangen – zoals die van de CoRoT en Keplerruimtemissies. De toekomst ziet er prachtig uit. Met de James Webb

Space Telescope, die hopelijk snel wordt gelanceerd, en de toekomstige Europese Extremely Large Telescope, kunnen we aardachtige planeten zoals Proxima b en de zeven aardachtige planeten rond TRAPPIST-1 echt gaan bestuderen. Hebben ze een

dampkring en vloeibaar water? Bevat de dampkring moleculair zuurstof en betekent dit dat er leven voorkomt? Bedankt Michel en Didier, dat jullie dit spannende avontuur zijn begonnen. Er zullen nog vele fantastische ontdekkingen volgen. 

Archeoloog van de oerknal Door Servé Vaessen

E

r is moeilijk een onderzoeksveld in de kosmologie aan te wijzen waarin James Peebles géén belangrijke theoretische bijdragen heeft geleverd. De Canadees-Amerikaanse wetenschapper, die vrijwel zijn gehele carrière werkzaam was aan de Princeton University, wordt dan ook algemeen gezien als een van de meest toonaangevende kosmologen in de wereld. Misschien wel de belangrijkste mijlpaal in de ontwikkeling van de oerknaltheorie was de ontdekking van de kosmische achtergrondstraling. Die kwam in 1964 per toeval aan het licht door metingen van Arno Penzias en Robert Wilson. In 1949 hadden George Gamov, Ralph Alpher en Robert Herman al aangetoond dat straling uit de hete beginfase van het universum nog steeds in het heelal aanwezig moet zijn. Nu zou deze kosmische achtergrondstraling door de expansie van het heelal zijn afgekoeld tot enkele graden boven het absolute nulpunt. De voorspelling van Gamov, Alpher en Herman werd niet opgepikt en raakte in de vergetelheid. Eveneens in 1964 legde een onderzoeksgroep in Princeton van onder meer Robert Dicke en Peebles zich toe op de hete beginfase van het heelal. Kennelijk onkundig van het eerdere werk van de Gamov-groep, kwam ook Peebles de kosmische achtergrondstraling langs theoretische weg op het spoor. Meteen was duidelijk welke baanbrekende ontdekking Penzias en Wilson gedaan hadden. Naderhand is Peebles verweten dat hij in zijn publicaties niet of onvoldoende heeft verwezen naar het eerdere werk van Gamov, Alpher en Herman. Gebruik makend van de gemeten temperatuur van de kosmische achtergrondstraling (2,7 K), kon Peebles die temperatuur tot in het verre verleden van het heelal berekenen en als een soort archeoloog de omstandigheden reconstrueren die fusie van waterstofkernen tot helium in de eerste minuten na de oerknal mogelijk maakten. Met als resultaat dat na deze fase ongeveer 23 massaprocent van alle (baryonische) materie in het heelal uit helium moest bestaan, zoals ook waarnemingen bevestigen. Als tussenproduct bij deze fusieprocessen werd het waterstofisotoop deuterium gevormd, dat niet allemaal omgezet werd in helium.

Peebles realiseerde zich dat het huidige deuteriumgehalte in het heelal direct gekoppeld is aan de materiedichtheid ten tijde van de oerknalnucleosynthese, en daarmee aan de totale dichtheid aan (baryonische) materie in het heelal. In de jaren 70 wierp Peebes zich op het ontstaan van sterrenstelsels en clusters van sterrenstelsels in het jonge heelal. Daarin legde hij de grondslag van het thans gangbare bottom-up of hiërarchische scenario, waarin eerst kleine sterrenstelsels worden gevormd die zich middels botsingen samenvoegen tot grotere stelsels. Begin jaren 80 realiseerden Peebles en anderen zich dat het ontstaan van sterrenstelsels en de nu waargenomen verdeling van clusters van sterrenstelsels in het heelal alleen verklaard kan worden met koude donkere materie. De zwaartekracht van de zichtbare materie is onvoldoende om in het jonge heelal uit geringe dichtheidsfluctuaties in de materieverdeling sterrenstelsels en clusters te laten ontstaan: dat is alleen mogelijk als het grootste deel van de materie in het heelal uit koude donkere materie bestaat, in de vorm van traag bewegende, zware en nog onbekende elementaire deeltjes. Eind jaren 70 formuleerde Peebles samen met Robert Dicke twee fundamentele problemen waarvoor de oerknaltheorie toen geen oplossing had: waarom ziet het heelal er op grote afstanden overal ongeveer hetzelfde uit? (bekend als het horizonprobleem) En waarom lijkt het universum precies op het grensvlak te liggen tussen een gesloten heelal, dat na een uitdijfase ZENIT december 2019

Jim Peebles. Foto uit 2010. (Wikipedia/Juan Diego Soler) weer krimpt, en een open heelal dat eeuwig blijft expanderen? (vlakheidsprobleem) Daarmee gaven zij de aanzet tot de inflatietheorie: een uiterst korte fase van supersnelle uitdijing in het extreem jonge heelal ruimt deze problemen op elegante wijze uit de weg. Jim Peebles heeft geen opzienbarende, mediagenieke ontdekkingen op zijn naam gebracht, zoals Mayor en Queloz. Dat hij toch de Nobelprijs verdient, is te danken aan grootse inzichten gecombineerd met noeste arbeid op zo’n beetje alle terreinen van de kosmologie. Wat we momenteel weten over de oerknal en de evolutie van het heelal, gaat voor een niet onbelangrijk deel op het conto van Jim Peebles.  Bronnen Ray Jayawardhana: Strange New Worlds, the search for alien planets and life beyond our solar system (Princeton 2011) J. Richard Gott: The Cosmic Web. Mysterious Architecture of the Universe (Princeton 2016) Edward P.J. van den Heuvel: De wonderbaarlijke eenheid van het heelal en de oorsprong hiervan in de oerknal (Amsterdam 2017) Dennis Overbye: Lonely Hearts of the Cosmos. The Story of the Scientific Quest for the Secret of the Universe (New York 1991)

37


OP BEZOEK

Sterrenwacht Hellendoorn:

van postkoets naar Formule 1-bolide Wie een bezoek brengt aan de nieuwe Sterrenwacht Hellendoorn, begrijpt waarom vrijwilligers van het eerste uur graag de overstap van de oude sterrenwacht naar de nieuwe vergelijken met het inwisselen van een postkoets met een Formule 1-bolide. Onder meer dankzij een enthousiaste groep vrijwilligers is de nieuwe Sterrenwacht Hellendoorn uitgegroeid tot een bloeiend sterrenkundig publiekscentrum in Overijssel.

V

ooropgesteld: met die ‘postkoets’ waarmee Sterrenwacht Helledoorn in 2002 van start ging, was niets mis. Immers, de Oude Korenmolen uit 1821 in Hellendoorn was een gezellig en nostalgisch onderkomen. Maar vanuit astronomisch oogpunt waren op die locatie de mogelijkheden beperkt: de ruimte was klein en de twee mobile telescopen van de sterrenwacht moesten op de parkeerplaats aan een verlichte straat worden opgesteld. Vrijwel de enige activiteit die de sterrenwacht toentertijd ondernam, was het geven van sterrenkundige presentaties voor een spaarzaam aanwezig publiek. Behalve goede herinneringen is er dan ook niets meer dat de vrijwilligers doet verlangen naar die goeie oude tijd. Nee, dan liever de bolide waarin de sterrenwacht nu rijdt, om die beeldspraak aan te houden. Die ‘bolide’ – het nieuwe onderkomen – is gehuisvest in het Buitencentrum Sallandse Heuvelrug. Een mooi paviljoenachtig gebouw van Staatsbosbeheer aan de rand van de Sallandse Heuvelrug in Nijverdal. Hoe komt het, zal menigeen zich afvragen, dat een clubje van twintig vrijwilligers de stap kon maken naar een state of the art ingerichte sterrenwacht en dat ook nog financieel konden realiseren zonder zichzelf te belasten met een torenhoge hypotheek?

38

De overgang

In het kort: de realisatie van de nieuwe sterrenwacht was een langdurig proces dat circa zeven jaar heeft geduurd, van 2006 tot en met 2013. Het plaatselijk IVN werkte in die tijd samen met Staatsbosbeheer bij het evenement Nacht van de Nacht. Aan de sterrenwacht werd gevraagd hierin ook een ondersteunende rol te spelen en al gauw waren de eerste contacten gelegd. In diezelfde periode had Staatsbosbeheer plannen om hun oude bezoekerscentrum te vernieuwen en aarzelend voelde men er wel wat voor om dat samen te doen met lokale, op de natuur georiënteerde organisaties. De Sterrenwacht Hellendoorn, het lokale IVN en het Centrum voor Natuur en Milieu (CNME) toonden belangstelling en dat pakte goed uit. Als meest kapitaalintensieve partij schreef de sterrenwacht een projectplan met als titel: Inrichting Sterrenwacht / Groen Educatief Centrum. De grootste subsidiënt was Leader (Europees subsidieprogramma voor plattelandsontwikkeling), daarna de provincie Overijssel, de Gemeente Hellendoorn en de plaatselijke Rabobank. Over het complexe verloop van dit subsidieproces kan wel een boek worden geschreven, zo vertellen voorzitter Cor Kolthof, penningmeester Henk Stobbelaar en oud-bestuurslid ZENIT december 2019

Jan Beuze. Een dik boek zelfs, want het ging om drie partijen met enorm veel goederen en artikelen die sterk uiteenliepen qua aard en omvang die allemaal onderdak moesten zien te vinden in het project. Bovendien: er moest Europees worden aanbesteed!


ZENIT

Het Buitencentrum Sallandse Heuvelrug in Nijverdal waarin de Sterrenwacht Hellendoon is gevestigd. Ga er maar aanstaan, maar het is allemaal in eigen beheer gedaan en goed ook. Nog regelmatig komen er verenigingen en sterrenwachten op bezoek om van de ervaringen en kennis die toen is opgedaan, te leren. Vrijdag 19 April 2013 was het dan eindelijk zover: het Buitencentrum Sallandse Heuvelrug, met daarin de nieuwe Sterrenwacht Hellendoorn, werd feestelijk geopend door astronaut André Kuipers. Maar wat rechtvaardigt nu de vergelijking met een Formule 1-bolide? Een snelle ronde door de nieuwe sterrenwacht maakt dat duidelijk.

Instrumentarium en faciliteiten

Te beginnen met de mooie koepel. Met een doorsnee van 6,5 m binnenwerks is dat een van de grotere sterrenwachtkoepels in Nederland en geschikt om groepen tot twintig personen te ontvangen. In die koepel staan een 41 cm Meade LX 200R F10 en een Takahashi TOA 13 cm F7 opgesteld. Met deze twee hoofdtelescopen kan het publiek genieten van zowel de maan en de planeten als deepsky-objecten. De telescopen zijn geplaatst op een

solide 10Micron 4000 montering, die vanwege zijn volgnauwkeurigheid ook uitermate geschikt is voor astrofotografie. Het instrumentarium bestaat verder uit twee 15 cm zonnetelescopen met daarop gemonteerd een spectroscoop. Een radiotelescoop waarmee visueel niet zichtbare objecten kunnen worden waargenomen in de vorm van geluid en beeld, maakt het waarneeminstrumentarium compleet. Een stijlvol observatieplatform – ambitieus SkyWalk genoemd – wordt gebruikt bij het praktische deel van cursussen sterrenkunde die de sterrenwacht met enige regelmaat organiseert. Top of the list is het geavanceerde planetarium, dat ruimte biedt aan maximaal 22 personen. Tot slot is er een multifunctionele zaal beschikbaar waar lezingen, cursussen of zelfs concerten worden gehouden voor tot wel 100 personen.

Publieke belangstelling

De publieke belangstelling is inmiddels zo groot geworden dat de sterrenwacht bij wijze van spreken eerder op de rem moet trappen dan dat

Planetariumvoorstelling van Sterrenwacht Hellendoorn. ZENIT december 2019

De zonnetelescopen van Sterrenwacht Hellendoorn. er gas gegeven wordt. Dat publiek bestaat uit verenigingen, families en toeristen, maar ook scholen uit de regio komen vaak op bezoek. Sterrenwacht Hellendoorn biedt een gevarieerd en veelzijdig programma, bestaande uit publieksavonden en -middagen, groepsreserveringen, cursussen, sterrencolleges, custom made arrangementen, maar ook speciale evenementen als space musicconcerten worden niet geschuwd.

Vrijwilligers allemaal VIP

Een geavanceerd en compleet waarneeminstrumentarium is, naast andere faciliteiten, belangrijk om je doelstellingen als publiekssterrenwacht te realiseren. Maar het allerbelangrijkste zijn de vrijwilligers, zo weet het bestuur van de Stichting Publiek Sterrenwacht Hellendoorn maar al te goed. Die vrijwilligers zijn ongeveer veertig mannen en vrouwen, allemaal even enthousiast. Dat enthousiasme wordt ook vaak geroemd door het publiek na afloop van een bezoek. Het verloop onder de vrijwilligers is gering. Belangrijke factor voor dat enthousiasme is de open cultuur van: ‘Iedereen is VIP’. Dus of je nu koffie zet of Einsteins relativiteitstheorie kunt uitleggen, dat maakt geen verschil: iedereen is een very important person. Naast voortdurend investeren in de competenties van de vrijwilligers is het streven naar een gemoedelijke onderlinge omgang een van de speerpunten van beleid, aldus het bestuur dat zelf ook bestaat uit inzetbare vrijwilligers. Wie meer wil weten kan terecht op de website www.sterrenwachthellendoorn.nl en wordt uitgenodigd de Sterrenwacht Hellendoorn met een bezoek te vereren. 

39


WEERFOTO'S VERKLAARD

Mackerel sky Begin oktober werd in Nederland een wolkenpatroon waargenomen dat in Engeland een mackerel sky wordt genoemd. Volgens de officiële wolkenclassificatie gaat het om cirrocumulus of altocumuluswolken. Dit type bewolking, voorafgegaan door cirruswolken, is een voorbode van een aankomende weersverandering. Door Willemijn Hoebert en Henk de Bruin

A

ls deze mackerel sky binnen komt drijven terwijl de luchtdruk daalt, wijst dat op een naderend warmtefront en is het zeer waarschijnlijk dat het binnen 6 tot 10 uur gaat regenen. Een oud Engelse weerrijmpje luidt dan ook: Mackerel sky, not twenty-four hours dry. In vroegere tijden wisten de Engelsen ook al dat de combinatie van cirrus en mackerel skies tot weerveranderingen zal leiden waar zeilschepen rekening mee moesten houden: Mares' tails and mackerel scales make lofty ships to carry low sails. Mares' tails is een volksnaam voor cirruswolken. De Engelsen kennen ook nog de weespreuken: Mackerel sky, mackerel sky. Never long wet and never long dry. En: A dappled sky, like a painted woman, soon changes its face, waarbij a dappled sky een andere benaming is voor mackerel sky. In Nederland worden deze wolken vanwege hun uiterlijk vaak aangeduid als schaapjeswolken. Ze doen ook denken aan de schubben van een vis of aan een school vissen. Vandaar de benaming mackerel sky (makreellucht). In Frankrijk hebben ze het over nuages laineux (wolachtige wolken) en in Spanje heten ze ‘keitjeswolken’. Ook de Duitse (Schäfchenwolken) en Italiaanse (Pecorelle) benamingen verwijzen, net als in Nederland en Frankrijk, naar schapen.

Figuur 1. Mackerel sky, op 30 septermber 2019 gefotografeerd door Solveig de Boer- Eduardsen. lucht, op een hoogte van 8 tot 10 km, terwijl een waarnemer op het aardoppervlak zich nog steeds in de koude lucht bevindt. Vanwege de lage temperatuur op grote hoogte bestaan de wolken hier uit ijskristallen en vormt zich cirrusbewolking. Naarmate het front nadert, bevindt het scheidingsvlak tussen de warme en koudere lucht zich op geringere hoogte en ontstaat ook dikkere bewolking die steeds meer uit waterdruppeltjes bestaat. Uiteindelijk trekt op een hoogte van ongeveer 2 km dikke nimbostratusbewolking over, waaruit het langdurig kan regenen.

Ontstaan

Op een hoogte tussen 3 en 8 kilometer kunnen zich langs het frontvlak

cirrocumulus of altocumuluswolken vormen. zij ontstaan in atmosferische golven waarbij in de stijgende tak wolkenvorming plaatsvindt − daar treedt door afkoeling condensatie van waterdamp op − en in de dalende tak wolken door opwarming oplossen (koude lucht kan minder waterdamp bevatten dan warme lucht). Dat is alleen te zien als de lucht vochtig genoeg is, zodat zich ook daadwerkelijk wolken kunnen vormen. Maar vaak is de lucht te droog voor wolkenvorming in atmosferische golven. Figuur 2 toont atmosferische golven voor de kust van West-Afrika waar ze zichtbaar worden door stof, in de atmosfeer gebracht door een zandstorm. 

Warmtefront

Dat schaapjeswolken voorbodes zijn van een weersomslag, heeft te maken met de passage van een warmtefront. Als koude lucht door warme, vochtige lucht wordt verdreven, is de hoek die het scheidingsvlak tussen de beide luchtsoorten met het aardoppervlak maakt, vrij klein. De warme vochtige lucht beweegt langs het grensvlak omhoog, waarbij wolkenvorming optreedt. Vanwege de geringe helling van het frontvlak bevindt de warme lucht zich al honderden kilometers voor het front uit in de boven-

40

Figuur 2. Atmosferische golven zichtbaar gemaakt door een zandstorm bij West-Afrika. Terra/Modus satellietbeeld van 23 september 2011. (NASA) ZENIT december 2019


BOEKBESPREKING ZENIT

Sterrengids 2020

De sterrenhemel van nacht tot nacht Mat Drummen en Jean Meeus, met medewerking van vele anderen. Uitgever: Stip Media, ISBN 978-94-92114-09-9, 176 blz., 21 × 30 cm, € 25,95 (€ 23,95 voor abonnees en Zenit-abonnees, www.stipmedia.nl/). Door Hans de Jongh en Gert Wilkens

S

inds jaar en dag is de Sterrengids hét jaarboek voor de serieuze sterrenkundeamateur. Zoals gebruikelijk komt ook in de editie van 2020 het waarnemen van de sterrenhemel in al zijn facetten uitvoerig aan bod, waarbij ook de nodige achtergrondinformatie wordt geleverd. Evenals de edities van de voorafgaande jaren bestaat de Sterrengids 2020 uit twee delen. Het eerste deel bevat de maandoverzichten en de dagkalender, met daarin de hemelverschijnselen van dag tot dag, en het tweede gedeelte de thematische hoofdstukken. Het aandeel van de maandoverzichten en de dagkalender is, in vergelijking met eerdere jaren. aanzienlijk groter geworden: van 77 pagina’s (44 %) in 2019 naar 93 (53 %) in 2020. Een goede ontwikkeling, want dit deel is de belangrijkste reden voor sterrenkundeamateurs om de gids aan te schaffen. In de digitale wereld van planetariumprogramma’s, websites en apps moet een papieren uitgave zich onderscheiden om zich staande te kunnen houden. Dit lukt vooralsnog uitstekend, want geen programma of website is in staat een veelheid aan hemelverschijnselen overzichtelijk, samenhangend en chronologisch te presenteren in fraaie veelkleurendruk.

De opbouw van de maandoverzichten is wat strakker dan voorgaande jaren en er is meer aandacht voor planetoïden, sterbedekkingen door planetoïden en veranderlijke sterren. De laatste zijn verluchtigd met zoekkaartjes, hoewel drie van dergelijke kaartjes per maand (zoals in februari) wel wat veel is. In een poging de eclipticakaarten te verduidelijken door ze te versoberen, zijn helaas een aantal opvallende sterrenbeelden zoals de Arend, Ossenhoeder en Kleine Hond weggevallen. In de thematische hoofdstukken worden de zon, maan, planeten en overige zonnestelselobjecten behandeld, evenals veranderlijke sterren, deepsky-objecten (die ook in de maandoverzichten aan bod komen), astrofotografie, waarneemtechnieken en nog veel meer. Een nieuw hoofdstuk is dit jaar gewijd aan het registreren van waarnemingen en de mogelijkheden deze met andere amateurs te delen. De Sterrengids gaat met z’n tijd mee: in alle hoofdstukken wordt verwezen naar online bronnen, waardoor de actualiteit van gegevens wordt gewaarborgd en men uitgebreidere informatie kan verkrijgen. Sommige hoofdstukken, bijvoorbeeld die van Tijd, Veranderlijke sterren en de Woordenlijst, hebben het karakter van een naslagwerk en zouden ingekort kunnen worden ten faveure van de maandoverzichten. Helaas lijkt de Sterrengids een blinde vlek te hebben voor het waarnemen van kunstmanen. Afgezien van het plezier dat je kunt beleven aan bijvoorbeeld passages van het internationale ruimntestation ISS of een Iridium-flitssatelliet, staan deze objecten tegenwoordig flink in de belangstelling. Denk aan de toekomstige lancering door SpaceX van duizenden ‘satelliettreintjes’ en de gevolgen daarvan voor het overige ruimteverkeer (botsingen, ruimteschroot) en de hinder voor astrofotografen. Wellicht een hoofdstuk in de gids van 2021? ZENIT december 2019

Een blik in het jaaroverzicht van de Sterrengids leert dat we het in Nederland in 2020 helaas moeten doen zonder zonsverduistering en met slechts één maansverduistering in de bijschaduw. Fraai is de samenstand van Mars, Jupiter en Saturnus in april. Bijzonder is de bedekking van Venus door de maan, overdag in juni, en zeldzaam de nauwe conjunctie van Jupiter en Saturnus in december. Voor iedereen die geïnteresseerd is in hemelverschijnselen is deze gids een onmisbaar boekwerk. Een aanrader. Tot slot: na 57 jaar komt er een einde aan de onmisbare berekeningen van Jean Meeus, die de kern vormen van de Sterrengids. Vóór hem had de legendarische J.J. Raimond dat 25 jaar (t/m editie 1962) gedaan, maar wie kon bedenken dat deze staat van dienst ruim overtroffen zou worden door de in 1964 aangetreden Belgische sterrenkundige? De recensenten sluiten zich dan ook graag aan bij de woorden van de eindredacteur van de Sterrengids: Hulde! 

41


STAND IN WETENSCHAPSLAND

Wat hebben sterrenkundigen aan de Internationale Astronomische Unie? In deze rubriek laten Ignas Snellen (Universiteit Leiden) en Frank Verbunt (Radboud Universiteit) hun licht schijnen over een actueel onderwerp in de sterrenkunde. In deze aflevering is dat het nut van de Internationale Astronomische Unie voor sterrenkundigen.

Ignas Snellen Hoogleraar astronomie aan de universiteit van Leiden, gespecialiseerd in exoplaneten.

D

e IAU is nu echt zo’n organisatie die je pas gaat missen als ze er niet zou zijn. De meeste sterrenkundige krijgen niet echt vaak direct met de IAU te maken. Daar val ik zelf ook onder. Zo ben ik nog nooit op een IAU General Assembly geweest, zelfs niet toen deze in 1994 in Den Haag

werd georganiseerd, en ook worden er verrassend weinig IAU-symposia in mijn vakgebied − exoplaneten − georganiseerd. Maar dat betekent niet dat de IAU niet belangrijk is. De IAU schept orde in de chaos. Een mooi voorbeeld is hoe honderd jaar geleden, direct na haar oprichting, werd besloten dat onze maan gewoon ‘de Maan’ zou blijven heten. Lekker makkelijk. Zo moet je de IAU zien: een organisatie die zo ver mogelijk van controverse vandaan moet blijven en regels opstelt waar iedereen het mee eens kan zijn. Bijvoorbeeld over de benaming van hemellichamen, die geen politieke of religieuze lading mogen hebben, behalve een Oud-Romeinse of Griekse natuurlijk. Je wilt dan ook eigenlijk niet dat de IAU te veel op de voorgrond treedt. Dat dit niet altijd kan, blijkt wel uit de IAU Pluto-saga, waar ze uiteindelijk terecht heeft besloten dat Pluto een dwergplaneet genoemd wordt in plaats van een planeet. Daar zijn nog steeds veel sterrenkundigen, vooral uit de Verenigde Staten, niet blij mee. Dit is waar de IAU het meest bekend om is. Een groot deel van het lemma op Wikipedia gaat hier dan ook over. Als Nederlander kun je de IAU niet

Impressie van de exoplaneet HAT-P-6b, een zogeheten ‘hete Jupiter’ die op korte afstand rond de ster HAT-P-6 in het sterrenbeeld Andromeda draait. In december maakt de IAU bekend welke ‘Nederlandse’ naam deze exoplaneet voortaan mag dragen. (Livia Pietrov) 42

ZENIT december 2019

De Leidse sterrenkundige Willem de Sitter was van 1925 tot 1928 de eerste Nederlandse president van de IAU. (Wikipedia/ Photographic Archive University of Chicago) behandelen zonder op te merken dat we over de jaren maar liefst vijf van de tweeëndertig presidenten geleverd hebben, Willem de Sitter, Jan Oort, Adriaan Blaauw, de eerder dit jaar overleden Lodewijk Woltjer en nu Ewine van Dishoeck. Het is een mooi rijtje namen. Hier kunnen we trots op zijn! De rol van de IAU is wel aan het veranderen; zo wordt er veel gedaan op het gebied van outreach en ontwikkeling in opkomende landen. Veel landen, vooral in Afrika en het Midden-Oosten, zijn trouwens nog geen lid van de IAU. Misschien ligt daar werk voor Ewine? Het aller, aller, allerbelangrijkste van de IAU heb ik hier nog niet genoemd. Dat is natuurlijk de naamgeving van onze eigen ‘Nederlandse’ exoplaneet, HAT-P-6b, een cadeautje van de jarige IAU aan Nederland (Zenit oktober 2019, blz. 42). U hebt natuurlijk ook gestemd!? Zal het Brandaris worden, Cruquius, Exomna, Nachtwacht, of toch Nijntje? Ik heb zo mijn eigen favoriet. De uitkomst wordt medio december bekend gemaakt. 


ZENIT Frank Verbunt Hoogleraar hoge-energie astrofysica aan de Radboud universiteit Nijmegen.

D

e IAU is van oudsher dé sterrenkundigenclub. Ze behartigt de belangen van de sterrenkunde bij regeringen, bijvoorbeeld over het donker blijven van de nacht, en regelt afspraken tussen sterrenkundigen, bijvoorbeeld over terminologie en over namen van planetoïden. Je wordt lid als een ander lid jou voorstelt en in Nederland gebeurt dat zodra je een baan op een universiteit krijgt als sterrenkundige. De contributie wordt in Nederland centraal betaald, daar merk je als lid niks van. Tot de opvallendste activiteiten van de IAU behoort de organisatie van de grote club-bijeenkomst, de General Assembly, een keer per drie jaar. Daar ontmoeten de grote bonzen elkaar, wisselen wetenschappelijk nieuws uit en regelen allerlei internationale afspraken. In de loop der jaren werd het meer en meer een administratieve in plaats

van een wetenschappelijke bijeenkomst. De IAU organiseert ook puur wetenschappelijke bijeenkomsten, de IAU-symposia. Die zijn zeer prestigieus en worden bezocht door de beste sterrenkundigen. De toegangsprijs tot zo’n symposium is fors, maar wordt gebruikt om wetenschappers uit minder draagkrachtige landen te subsidiëren. Vroeger waren dat vooral Oost-Europeanen en hun KGB-begeleiders, nu zijn het vooral sterrenkundigen uit echt arme instituten en landen. Ik herinner me nog een vergadering in Nederland, een jaar of vijf voordat ons land in 1994 de General Assembly in Den Haag zou organiseren, waar we probeerden de opkomst van die bijeenkomst te verbeteren. Ik legde uit dat eigenlijk alleen oude mannen er nog naar toe gingen; de jongere wetenschappers gebruikten hun tijd en geld liever om naar specialistische bijeenkomsten te gaan en daar met collega’s over hun eigen werk te praten. Gesteund door Vincent Icke stelde ik voor om alle IAU-symposia in het jaar van de General Assembly op dezelfde plek te houden. Dat gebeurde niet. De General Assembly van 1991 in Buenos Aires werd een financieel fiasco, zo weinig mensen kwamen er. Daarna werd Den Haag de eerste General Assembly waar tegelijk zes IAU-symposia werden georganiseerd, allemaal in hetzelfde congrescentrum. Heerlijk was dat,

De IAU zet zich onder meer in voor het behoud van het nachtelijk duister. (NASA/ Visible Earth) ZENIT december 2019

je kon zonder extra kosten eens je licht opsteken over een breed scala van onderwerpen door even naar een andere zaal te lopen en te luisteren naar de beste mensen uit het vakgebied dat daar besproken werd. Vanaf die tijd zijn er bij elke General Assembly ook een vijf- of zestal symposia en ook nog werkbijeenkomsten voor kleinere groepen. De General Assembly van 2006 in Praag werd vooral beroemd/berucht omdat Pluto daar zijn status van planeet kwijtraakte. Een commissie had het onderwerp voorbereid en kwam met een compleet onwerkbaar voorstel. Sterrenkundigen uit de zaal − er waren er vele honderden − mochten hun opvattingen kenbaar maken. Een zonnefysicus, wiens naam ik helaas niet ken, vertelde dat de IAU het op zeker moment nodig had gevonden allerlei termen over zonnevlekken precies te definiëren. Bij voortschrijdend onderzoek bleken die definities erg in de weg te zitten, ze beschreven de werkelijkheid niet meer. “De IAU moet zich niet bemoeien met definities; dat moet ze overlaten aan de mensen die in het betreffende vakgebied werken. De definities blijven dan fluïde en kunnen voortdurend worden aangepast”, aldus de zonnefysicus. Helaas werd het advies niet opgevolgd. Het zou veel beter zijn onderzoekers zelf te laten bepalen of ze Pluto een planeet of een dwergplaneet willen te noemen: in de loop van de tijd kristalliseert zich de beste oplossing uit. Persoonlijk vind ik dwergplaneet correct, maar ik werk niet aan Pluto. Door de enorme bezoekersaantallen − toch gauw enkele duizenden, mijn idee was zo slecht nog niet − zit de General Assembly wel vast aan zeer grote en dus dure congrescentra. Voor mij was de bijeenkomst in Sydney, 2003, het mooist: ‘s avonds at ik met vrienden-collega’s op terrasjes aan de haven, terwijl de volle maan zich van rechts naar links (!) bewoog tussen de hoge kantoren aan de andere kant van de haven. Overdag praatte ik uitgebreid met mijn collega’s die aan pulsars werkten over nieuwe ontwikkelingen en over de kant die het onderzoek op zou moeten. 

43


AMATEURS ACTIEF

Licht en kleur in de atmosfeer Sterrenkundehobbyisten en weeramateurs hebben met elkaar gemeen dat ze hun blik regelmatig omhoog richten. Dat kan leiden tot het spotten van bijzondere en soms kleurrijke lichtschijnsels in de atmosfeer, die zich overigens niet altijd hoog aan de hemel voordoen maar soms ook laag boven de horizon. Wie er oog voor heeft pakt dan snel zijn fotocamera (of mobiel) om het bijzondere verschijnsel vast te leggen. De gordel van Venus is een blauwgrijze band boven de horizon tegenover het punt waar de zon opkomt of ondergaat en zichtbaar kort voor zonsopkomst of na zonsondergang. Het gaat om de schaduw van de aarde, die donker aftekent tegenover de atmosfeer daarboven, waar de lucht nog verlicht wordt door verstrooid zonlicht. Edwin Mathlener vloog in de ochtend van 12 december 2018 van Amsterdam naar Londen in zuidwestelijke richting, terwijl de zon in het zuidoosten opkwam. Edwin had het geluk dat hij rechts in het vliegtuig zat, met uitzicht op de gordel van Venus aan de noordwestelijke horizon, die hij meteen met zijn fotocamera vastlegde.

Tijdens een rondreis door Namibïe was ook Servé Vaessen getuige van de gordel van Venus. Hij fotografeerde het verschijnsel op 19 juli 2019 nabij de plaats Mariëntal in de Kalahariwoestijn, kort na zonsondergang. Omdat de gordel van Venus hier vanaf het aardoppervlak werd waargenomen, is het zicht op het verschijnsel minder spectaculair dan vanuit een vliegtuig. Gegevens: Canon PowerShot A570 IS, f/2,6, 5,8 mm, 1/25ste seconde belicht bij ISO 80. 44

ZENIT december 2019


ZENIT

Op 10 maart 2019 waaide het behoorlijk in Maastricht. Dat veroorzaakte niet alleen schuimkoppen op de Maas, maar ook opgewaaid stuifwater waarin, net zoals in een regenboog, het zonlicht gebroken werd. Jo Smeets legde het verschijnsel vast met zijn Canon EOS 7D Mark II, f/7,1, 150 mm, 1/2500ste seconde belichting bij ISO 640.

Jo Smeets weet het niet helemaal zeker, maar volgens hem is dit mooie kleurenspel in cirrusbewolking, dat hij op 24 mei 2019 fotografeerde op ongeveer 46o van de zon, onderdeel van de zogeheten circumzenitale boog. Het verschijnsel behoort tot de halo’s en wordt veroorzaakt door breking van het zonlicht in ijskristallen. Gegevens: Canon EOS 7D Mark II, f/7,1, 60 mm, 1/3200ste seconde belicht bij ISO 400. ZENIT december 2019

45


AMATEURS ACTIEF

Tijdens een wandeling langs Lake Bellfield in Halls Gap (Grampians National Park, Australië) werd Servé Vaessen op 26 juli 2018 overvallen door een regenbuitje. Gelukkig klaarde het vrij snel weer op en was er korte tijd een fraaie regenboog te zien die weerspiegeld werd in het wateroppervlak van het meer. Op de originele opname is ook een tweede, veel zwakkere bijregenboog te zien. Gegevens: Canon PowerShot A570 IS, f/4, 5,8 mm, 1/320ste seconde belicht bij ISO 80.

Op 6 oktober 2017 vloog Gerard in ’t Veld samen met zijn vrouw van Boedapest naar Eindhoven. Direct na de start zagen zij om 15.19 uur rechts van het vliegtuig in de wolken een fraaie glorie. Dit lichtschijnsel bestaat uit gekleurde bogen rond het punt recht tegenover de zon, met de schaduw van het vliegtuig in het midden. “Het schouwspel duurde slechts een paar seconden”, schrijft Gerard. Glorie ontstaat door een combinatie van diffractie, lichtbreking en verstrooiing van zonlicht door waterdruppels. Omdat glorie zich altijd recht tegenover de zon bevindt, is het verschijnsel alleen vanuit een punt hoog boven de horizon te zien. Gegevens: Samsung Galaxy S5 mobiel G901F, Androidversie 6.0.1, f/2,2, 4,8 mm, 1/2000ste seconde belicht bij ISO 50. 46

ZENIT december 2019


ZENIT

HĂŠt magazine voor sterrenkunde, ruimteonderzoek weer en klimaat

Jaar nt me e n n abo

95

, 9 5 â‚Ź

Nu met GRATIS sterrenkundig jaarboek Ga naar www.zenitonline.nl of bel 072 531 49 78 Deze actie geldt alleen voor nieuwe abonnees, voor abonnementen en zolang de voorraad strekt. ZENIT binnen decemberNederland 2019

47


AGENDA

Koninklijke Ned. Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde Sterrenvereniging Astra Alteria DC In Goede Aarde, Ede, 20:00 uur 6 december: Waarneemavond www.astraalteria.nl

18 december Wieger Wamelink: Is er water op de planeet Mars en is het eventueel bruikbaar voor de mens? www.galaxis-sterrenkunde.nl

NVWS Delft

Galileo

Kluyverweg 1, Delft, 19:30 uur 17 december Jelle de Plaa: Het heelal in röntgenstraling www.nvws-delft.nl

Sterrenwacht Limburg, Heerlen, 14:00 uur 14 december Wim de Vries: De Orionnevel www.galileo-limburg.nl

Groninger VWS SWS Eemsmond Restaurant Nefertari, Appingedam, 19:30 uur 4 december Niek de Kort: onderwerp n.n.b. www.kijkeensomhoog.nl

Euroster Bentincklaan 40, Rotterdam, 20:00uur 20 december: Contactavond of lezing (n.n.b.) www.sites.google.com/site/eurosterrdam

Galaxis SCC de Biechten, Hintham, 20:00 uur

Het Vinkhuys, Groningen, 19:45 uur 13 december Reynier Peletier: Grote en kleine melkwegstelsels in de Fornax Cluster www.gvws.info

SK Minnaert Collegezaal Sonnenborgh, Utrecht, n.n.b. 3 december: 85-jarig jubileum met borrelavond www.kringminnaert.nl

VWS Noord-Drenthe Bosrand 2, Assen, 20:00 uur 13 december G. Onderwater: Het ongrijpbare Neutrino www.vwsnoorddrenthe.nl

VWS Thales Campherbeeklaan 82A, Zwolle, 19:30 uur 19 december Mark Bentum: Low frequency radio astronomy (LOFAR) www.vws-thales.nl

Triangulum Distelvlinderlaan 200, Apeldoorn, 19:30 uur 12 december Henny Lamers: Raadsels rond bolhopen. www.triangulum.nl

Astronomische Vereniging WEGA Spoorlaan 434, Tilburg, 20:00 uur 3 december: Wil van der Veer: Levensloop van een ster Gen. de Wetstraat 31, Tilburg, 19.30 uur 2 december: Thema-avond: Maanfotografie (22.00 uur) 13 december: Juniorenavond www.wegaastro.nl

KNVWS West-Brabant Jezuietenplein 33, Oudenbosch, 20:00 uur 11 december Ellen Bruijns: Wat weten we eigenlijk niet van het heelal? www.knvws-west-brabant.nl

Planetaria, publiekssterrenwachten en musea Volkssterrenwacht Bussloo

Bethlehem. 27 december Astrid Eeuwes: Reis door het zonnestel. volkssterrenwachtbussloo.nl

Bussloselaan 4, Bussloo, 20:00 uur 4 december: Waarneemavond 6 december Jaap van ‘t Leven: De Wintersterrenhemel. 13 december Frank Vermeulen: UFO’s: zijn de aliens onder ons? 20 december Alex Scholten: De ster van

48

Camras Hoogeveensedijk 6, Dwingeloo, 14:00 uur 4 december: Presentatie voor Bologna ZENIT december 2019


AGENDA 5 december: Rondleiding vanuit ASTRON www.camras.nl

Zeeweg 15, Overveen, 20:00 19 december Klaas J. Mook: Intelligent leven & de Fermi-paradox. www.sterrenwachtcopernicus.nl

6 december Frank Helmer: Zie de maan schijnt door de bomen 13 december Wim Baan: Het sterrenbeeld Orion 20 december Cees van Sparrentak: (n.n.b.) 27 december Martend Polman: Alle sterren stralen www.sterrenwachthellendoorn.nl

Sterrenwacht Corona Borealis

Volkssterrenwacht De Jager

Breulylaan 3, Zevenaar, 20:00 uur 6 december: Astro Café 13 december Dirk Heering: Astrochemie - van Big Bang tot Biochemie (v.a. 19:00 uur) 20 december: Astro Café 27 december: Astro Café Lebuinuskerk, Deventer 8 december Govert Schilling: Concert the Planets Deventer (v.a. 16:30 uur) www.coronaborealis.nl

Ruijslaan 92, de Koog, 20:00 uur 5 december: Sterrenkijkavond 19 december: Sterrenkijkavond www.oriontexel.nl

Volkssterrenwacht Copernicus

Sterrenwacht Eindhoven Dirk Boutslaan 25, Eindhoven, 19:30 uur 3 december: Sterrenkijkavond met focus op de maan 17 december: Sterrenkijkavond 19 december H. Geuverink: Zwarte gaten www.sterrenwachteindhoven.nl

Sterrenwacht Kreeft Knoopkruid 12, Bennekom, 20:00 uur. 4&5 december: Winter-sterrenkijkavonden. www.sterrenwachtkreeft.nl

Leidse Weer- en Sterrenkundige kring Sterrenwachtlaan 11, Leiden, 20:00 uur 17 december Yamila Miguel: De binnenste structuren van Jupiter onthuld door de Juno-missie. www.lwsk.nl

Sterrenwacht Gooi en Vechtstreek Noordereinde 54e, ’s-Graveland, 20:00 uur 6 december: Sterrenkijkavond 12 december Jan Smit: Tanis, een ‘Pompeï’ van de Chicxulub-meteorietinslag 66 miljoen jaar geleden 13 december: Sterrenkijkavond 20 december: Sterrenkijkavond 27 december: Sterrenkijkavond www.sterrenwacht-gv.nl

Sterrenwacht Hellendoorn Grotestraat 281, Nijverdal, 20:00 uur

ding: een inleiding tot de astrofotografie. www.metius.nl

Sterrenwacht Saturnus Van Veenweg 98, Heerhugowaard 6 december Paul Volman: Ruimtevaartprogramma’s 13 december Paul Volman: Space Shuttle de historie 20 december Theo Hoogerhuis: Astronomie en kerk 15 januari start van de cursus waarnemen, opgeven via info@sterrenwachtsaturnus.nl www.sterrenwachtsaturnus.nl

Sonnenborgh Museum en Sterrenwacht Zonnenburg 2, Utrecht, 14:00 uur 1 december: Super Sunday Solar Science Show 21 december: Familie Kerst-Kijkavond 27 december t/m 5 januari: Planetariumvoorstellingen. www.sonnenborgh.nl

Sterrenwacht Tivoli Jezuietenplein 33, Oudenbosch, n.n.b. 12 & 13 december: Cursus Sterrenstof in Oudenbosch en Zevenbergen (opgeven vooraf) www.sterrenwachttivoli.nl

VAS Zuid-Drenthe De Ploeger 10, Hoogeveen, n.n.b. 20 december: Sterrenkijkavond bij de familie Geerts www.vaszuiddrenthe.nl

Overige AWSV Metius BC de Schoorlse Duinen, Schoorl, 19:30 uur 12 december: Volle maan-wandeling. Van Maerlantstraat 10, Alkmaar, 20.00 uur 20 december Nicolàs de Hilster en Rob Musquetier: Van Telescoop tot afbeel-

Sterrenkunde-Winterkamp De Roerdomp, Westelbeers 27 t/m 30 december, tijdig opgeven www.sterrenkunde.nl/jwg/wika Gala van de Sterrenkunde 2019 Stadsgehoorzaal, Leiden, 18:45 uur. 17 december, diverse sprekers www.galavandesterrenkunde.nl

De Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde (KNVWS) zet zich al sinds 1901 in voor het verbinden en enthousiasmeren van haar leden ten behoeve van het populariseren van de hobbymatige weer- en sterrenkunde in Nederland. De KNVWS ondersteunt activiteiten van de aangesloten verenigingen, stichtingen en sterrenwachten en coördineert landelijke evenementen zoals bijeenkomsten en sterrenkijkdagen. Lees meer op www.knvws.nl of neem contact op via bestuur@knvws.nl. Weer- en sterrekundige verenigingen, volkssterrenwachten en andere instellingen kunnen op deze pagina’s activiteiten aankondigen. Houd er rekening mee dat mededelingen ruim een maand voor publicatie moeten worden ingezonden! De redactie stelt bondigheid zeer op prijs. Stuur uw mededeling naar: info@stipmedia.nl Voor vragen over activiteiten van een of meer sterrenwachten kunt u zich wenden tot de betreffende sterrenwacht(en).

ZENIT december 2019

49


ZENIT

In het volgende nummer Kleine zonnestelselobjecten Planeten zijn de meest in het oog lopende bewoners van ons zonnestelsel. Daarnaast cirkelen echter ook talloze planetoïden, kometen en ijsdwergen in allerlei maten en soorten rond de zon. Dit ‘kleine grut’, dat door de internationale Astronomische Unie sinds 2006 officieel aangeduid wordt als kleine zonnestelselobjecten (smal Solar System bodies) is niet minder interessant dan de acht planeten en mag daarom ook op de warme belangstelling van sterrenkundigen rekenen. Zo kunnen sommige planetoïden gevaarlijk dicht bij de aarde komen en astronomen proberen steeds meer zich te krijgen op het inslagrisico van deze aardscheerders of Near Earth Objects. Dat dit risico niet te verwaarlozen is,

toont de bekende Meteoor Crater in de Amerikaanse staat Arizona. Het duurde even voordat algemeen aanvaard werd dat deze krater door een meteorietinslag is veroorzaakt, maar een Nederlandse onderzoeker heeft aan dit inzicht bijgedragen. Welke banen kleine objecten door het zonnestelsel volgen, wordt in hoge mate bepaald door de zwaartekracht van de ‘grote jongens’, de planeten. En in de geboortefase van het zonnestelsel waren objecten met afmetingen van kiezenstenen ervoor verantwoordelijk dat de meeste planeten in dezelfde richting rond hun as draaien als de baanbeweging. Hoe de volk precies in de steel zit, is te lezen in het januarinummer van Zenit.

Erratum

Op blz. 46 van Zenit november 2019 is in het bijschrift van de bovenste foto een fout geslopen. Het gaat om de komeet C/2018 Y1, niet C/2019 Y1.

Artikelen over weer en klimaat, columns, en weerfoto’s. Abonnee worden: bestuur@nvbm.nl, www.nvbm.nl

Adverteren in Zenit? Dat kan! Mail ons voor meer informatie op verkoop@stipmedia.nl 50

ZENIT december 2019


L NU E T S E B TS LECH S R VOO 95

€ 23,

De Sterrengids 2020 - Overzichtelijke maandkalenders en dagoverzichten - Talrijke sterrenkaarten, foto’s en tekeningen - Sterrenkijken met blote oog, verrekijker of telescoop - Achtergrondinformatie over diverse hemelverschijnselen

Ga naar www.zenitonline.nl/sterrengids of bel 072 531 49 78 ZENIT december 2019

Deze actieprijs geldt alleen voor Zenit abonnees. Voor niet-abonnees is de Sterrengids € 25,95.

51


Mastering the Power of Light and Darkness MAAK INDRUKWEKKENDE FOTO’S OF TIME-LAPSE OPNAMEN VAN HEMELOBJECTEN. DE STARTRACKER ASTRO PHOTO MOUNT PM-100 IS HIERVOOR DE IDEALE BASIS. NIET ALLEEN BEGINNERS, MAAR OOK EXPERTS WERKEN GRAAG MET DE COMPACTE EN EENVOUDIG TE GEBRUIKEN MOUNT.

STARTRACKER PHOTO MOUNT MET BALHOOFD EN QUICK RELEASE SADDLE PLATE

ARTIKELNUMMER: 4964130

319,00

BRESSER MICRO MOTION HEAD MH-100 POLAR WEDGE

79,00

MICOR MOTION HEAD MH-100 VOOR HET OPTIMAAL UITLIJNEN OP DE POOL

ARTIKELNUMMER: 4964140

BRESSER POLARFINDER STARTRACKER PM-100

79,00

OPTISCHE POOLZOEKER MET VERLICHTING, CROSSHAIR EN CONSTELLATION MARKINGS

ARTIKELNUMMER: 4964131

BRESSER STARTRACKER ASTRO PHOTO MOUNT KIT

BRESSER TP-100 DX STATIEF MET TRANSPORTTAS ULTRA STABIEL STATIEF VOOR DE BRESSER STARTRACKER ASTRO PHOTO MOUNT PM-100

ARTIKELNUMMER: 4964160

499,00 ARTIKELNUMMER: 4964120

119,

00

TM

52

ZENIT december 2019

SMIRNOFFSTRAAT 8 - 7903 AX HOOGEVEEN - +31 (0)528 23 24 76 - INFO@FOLUX.NL - WWW.BRESSER-ONLINE.NL

De afgebeelde camera is niet bij de levering inbegrepen. Drukfouten en wijzigingen voorbehouden. Alle prijzen zijn per stuk, in euro’s inclusief BTW

BRESSER STARTRACKER PHOTO MOUNT PM-100


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.