/LEV05_magazine_mei_2011

Page 1

le v

5

al speci nde Reize labs DNA -

>

een uitgave van het Centre for Society and Genomics

www.society-genomics.nl

mei 2011 jaargang 3 nummer 5

Meer angst ondanks extra bescherming

acteurs in rollenspel

Jan van Hest over biomaterialen


Fotografie voorpagina

Thomas Fasting

2 • LEV 5 • mei 2011

06

10

35

40

06

Virologie nam de angst niet weg Onze overmatige beschermingsdrang kan een averechts effect hebben.

10

Het einde van een heroïsche fase Gasthoogleraar Massimiano Bucchi over wetenschapscommunicatie.

inhoud

14

Elegante muzikanten Kunstenaar Matthijs Munnik componeert een opera met microscopisch kleine wormpjes. Een beeldverslag.

17-34

Special: Reizende DNA-labs Zes mobiele practica reizen van universiteiten naar middelbare scholen. De didactiek achter de DNA-labs, hoe ze ontstaan zijn, de voorbereiding van studentassistenten, een nascholing voor docenten en een dagje meelopen met een practicum.

35

Tussen chemie, life sciences en de samenleving Organisch chemicus Jan van Hest over de toekomst van biomaterialen.

14

42 40

Industriële onderzoekers maatschappelijk toerusten CSG-onderzoek zorgt voor tevreden klanten.

42

Academische acteurs Hoe zien onderzoekers van de maatschappelijke aspecten van life sciences hun eigen rol?


mei 2011 • LEV 5 •

Innovatie

17-34 ... en verder 4

Nieuws & Pers onal i a

3 8

PI- p rofiel Guido de Wert over de ethiek van genetische testen.

4 7

Agenda & Col of on

Innovatie is geen puur technische kwestie. Terwijl tablet pc’s op een warm onthaal kunnen rekenen, houdt Europa de teelt van transgene gewassen goeddeels buiten de deur. Genetische screening van erfelijke ziekten is in veel gevallen wenselijk of nuttig. Maar wanneer is een ziekte zo ernstig dat een ingreep – bijvoorbeeld abortus – aan de orde is? Tal van factoren zijn bepalend voor de slagingskans of acceptatie van nieuwe kennis of technologie. De maatschappelijke kant van innovatie wordt even aangeroerd in de brief over het innovatiebeleid die de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie eind februari naar de Tweede Kamer stuurde. Deze aflevering van LEV laat zien dat kabinet en Kamer de maastchappelijke inbedding van nieuwe technologie steviger mogen aanzetten. Zo realiseert biomaterialenonderzoeker Jan van Hest zich dat zijn promovendi en hijzelf ter dege rekening moeten houden met de maatschappeliijke acceptatie van nieuwe materialen. Zeker als die in het menselijk lichaam worden gebracht. Volgens Marc Vissers van NIZO food research kan meer bewustwording van de maatschappelijke aspecten onder NIZO-medewerkers de relatie met de klanten verbeteren. Op een meer fundamenteel niveau laat CSG-onderzoeker Inge Mutsaers zien hoe nieuwe kennis over virussen de angst voor een pandemie niet weghaalt maar zelfs kan vergroten. In het hart van dit blad vindt u een special over de Reizende DNA-labs. Deze bereiden scholieren voor op hun toekomst in de DNA-samenleving. Als burger of consument, misschien als patiënt en wellicht als professional. Scholieren leren niet alleen hoe ze moeten pipetteren, ze leren ook nadenken over de sociale en ethische aspecten van DNA-onderzoek. Aandacht voor maatschappelijke inbedding van nieuwe kennis en technologie blijft hard nodig. Juist in tijden dat de broekriem wordt aangehaald.

Het Centre for Society and Genomics (CSG) analyseert, beoordeelt en verbetert de relatie tussen de samenleving en genomics-onderzoek. Daarmee draagt het CSG bij aan de aansluiting van genomics-onderzoek op de verwachtingen en vragen van de samenleving. Het CSG, opgericht in 2004, is een nationaal centrum, gevestigd aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Het CSG is één van de 16 genomics centres van het Netherlands Genomics Initiative (NGI).

Frans van Dam, hoofdredacteur dam@society-genomics.nl

3


4 • LEV 5 • mei 2011

samenstelling

Marjolein Schrauwen

Insecten en kweekvlees op je bord? Over dertig jaar telt de wereld negen miljard mensen. Hoe gaan we die allemaal van voedsel voorzien? Deze vraag stond centraal tijdens de eerste editie van Meet&Eat op 23 maart in Museum Boerhaave in Leiden. Vijf prominente voedselwetenschappers uit Nederland en GrootBrittannië gaven hun visie op dit probleem in de bijzondere setting van het Anatomisch Theater van het museum. Daarna ging het publiek met de wetenschappers aan tafel: onder het genot van hapjes die betrekking hadden op het onderwerp van de sprekers was er ruimte voor discussie. De avond werd afgesloten met een slotdebat onder leiding van dr. Bas Defize (University College Utrecht). Deze eerste Meet&Eat moet het startschot zijn van een serie bijeenkomsten over het voedsel van de toekomst. Meet&Eat is een initiatief van Museum Boerhaave, het CSG, de British Council en de Universiteit Leiden. Kijk voor meer informatie op www.meet-eat.nl.

ETET ENENMM KKKK RERE SPSP SET GEGE EN ERM M KK LD ET RE EN OKK MSET ER SP EH EN GE S RE AK OOLD KK ER SP ST EH RE LD GE AK SP ER S ST GE EH LD O AK LD ER S ST EH O ST AK EH STAK

11:54:15 10-09-2010 11:54:15 10-09-2010 11:54:15 10-09-2010 11:54:15 15 11:54: 10-09-2010 10-09-2010

1 ring-03.indd .indd 1 ring-03 .indd 1 e in uitvoe e in uitvoe life scienc life scienc e in uitvoering-03 1 life scienc ring-03.indd 1 e in uitvoe life scienc ring-03.indd e in uitvoe life scienc

In 2010 heeft het CSG een serie ontmoetingen georganiseerd met stakeholders op het terrein van de life sciences: onderzoekers, beleidsmakers, vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. De centrale vraag van deze dialoog was: wat zijn de actuele thema’s en heersende trends in het onderzoek en met welke onderwerpen moet het CSG aan de slag gaan? In de nabeschouwing van de stakeholderdialoog wordt deze vraag aan de hand van de thema’s Gezondheid, Voedsel en Industrie beantwoord. Tijdens de Stakeholderdag van 12 oktober 2010 bedachten 55 stakeholders vier projecten die maatschappelijk urgent zijn en tegelijkertijd binnen het programma van het CSG thuishoren. Een daarvan is een studie naar de kansen en voorwaarden voor het verbinden van onderzoeksprogramma’s van life sciences aan ontwikkelingsdoelstellingen. Voor dit project is inmiddels een onderzoeker aangenomen die in mei 2011 is gestart bij het CSG. Ook is een start gemaakt met de uitgave van een publieksboek: Ingrediënten van geloofwaardigheid. Goed eten onder de loep. De publicatie ‘Life sciences in uitvoering’ is te downloaden van de website van het CSG. www.society-genomics.nl

foto ben nelemans

Nabeschouwing Stakeholderdialoog

nieuws

Eerste gastonderzoekers verwelkomd Het CSG heeft recent zijn eerste gastonderzoekers ontvangen in het kader van het Visiting Scholar Programme, dat eind 2009 is opgezet. John Parker (U.S. National Center for Ecological Analysis and Synthesis) en Niki Vermeulen (Universiteit Wenen) bezoeken het CSG twee keer in de eerste helft van 2011. Zij werken samen met CSG-onderzoeker Bart Penders aan een overzichtsstudie van samenwerking binnen de life sciences, naar aanleiding van hun boek ‘Collaboration in the New Life Sciences’. Verder gebruikt Neil Stephens (ESRC Cesagen /

Cardiff University, Wales) vanaf 10 mei het CSG twee maanden lang als uitvalsbasis voor zijn onderzoek naar de maatschappelijke positie van kweekvlees. Daarnaast zal dr. Massimiano Bucchi (Universiteit van Trento, Italië) in de loop van 2011 het CSG en het Kluyver Centre een aantal keer bezoeken in het kader van zijn Distinguished Visiting Scientist Stipend van NGI. Dr. Bucchi zal onder meer colleges en een masterclass geven. Lees meer over de gastonderzoekers op de website van het CSG. www.society-genomics.nl


mei 2011 • LEV 5 •

Vier nieuwe gezichten bij het CSG

5

“ Ik vroeg me af: wie ben ik? En wie bepaalt dat? Wat je als onderzoeker bent en doet, beslis je niet zelf.”

foto’s thomas fasting

Bernhard Wieser, senior onderzoeker aan de Universiteit van Graz, Oostenrijk, pagina 43

Daan Schuurbiers

Vera Jansen

Marjolein Schrauwen

Olga Crapels

In het voorjaar van 2011 heeft het CSG vier nieuwe medewerkers verwelkomd. Daan Schuurbiers, eerder CSG-onderzoeker aan de TU Delft, onderzoekt op basis van de resultaten van zijn proefschrift en ander CSG-onderzoek, de mogelijkheden om een adviesbureau op te zetten. Vera Jansen is CSG’s nieuwe secretaresse en Marjolein Schrauwen vervult de functie van medewerker communicatie. Tot slot zal Olga Crapels nationale en internationale bijeenkomsten voor het CSG gaan organiseren.

Imagine… turning trash into treasure

“De ene viroloog zei: we krijgen het virus wel onder controle. De ander zei dan: ‘Next time we might not be so lucky.’ Juist dat soort uitspraken geven het publiek het gevoel dat er voortdurend een dreiging op de loer ligt.” Inge Mutsaers, CSG-onderzoeker, pagina 6

“Onze klanten blijken achteraf tevredener als onze projectleiders breder hebben gekeken dan alleen naar de technische vraag.” Marc Vissers, NIZO food research, pagina 40

“Mijn zorg is dat we nu sneller dan verwacht te maken krijgen met een krachtige technologie die heel veel informatie over mensen naar boven haalt.”

foto petri bakker

Guido de Wert, hoogleraar ethiek, pagina 38

Een hippe tas maken van kartonnen melkpakjes in Vietnam? De scholieren Jette Stuyt, Emma Croiset van Uchelen, Eward Westerhout en Koen Helwegen van de Katholieke Scholengemeenschap de Breul in Zeist hebben met dit idee de Imagine Scholierenwedstrijd 2010-2011 gewonnen. Hun verslag, dat op school dient als profielwerkstuk, en hun presentatie tijdens de C2W Careerexpo op 23 maart maakten de meeste indruk op de jury van experts. De scholieren bedachten een systeem om gebruikte kartonnen melkpakjes in Vietnam in te zamelen, er tassen van te maken en deze op de

Europese markt te verkopen. Zo geven ze het verpakkingsmateriaal een tweede leven en creëren ze werkgelegenheid in een arm land als Vietnam. De vier zijn bij deze opdracht begeleid door wetenschappers van FrieslandCampina. Door hun overwinning is er € 25.000 beschikbaar voor de realisatie van het project en mogen zijzelf naar Vietnam om te kijken hoe het hun project vergaat. De Imagine Scholierenwedstrijd is een initiatief van de Stichting Imagine Life Sciences en wordt gesteund door het CSG. Kijk voor meer informatie op www.foundation-imagine.org.

“Het overheersende publieke imago van de wetenschap is dat zij zekerheid en resultaten oplevert, meestal in de vorm van technologie. Dit is een beeld dat wordt gecultiveerd door de media, maar ook door de wetenschappelijke instellingen zelf.” Massimiano Bucchi, hoogleraar Wetenschapscommunicatie, Universiteit van Trento, Italië, pagina 10

“De cel is toch wel een heel andere omgeving dan een reactorvat: een levende cel is geen rondbodemkolf.” Jan van Hest, hoogleraar bioorganische chemie, Radboud Universiteit Nijmegen, pagina 35


tekst

fotografie

Marianne Heselmans Thomas Fasting

6 • LEV 5 • mei 2011

Mexicaanse griep illustratief voor de multi-alarm society van Sloterdijk

Virologie nam de angst niet weg Wij, verwende westerlingen, zijn steeds drukker ons te ‘immuniseren’ tegen bedreigingen van buitenaf, stelt de Duitse filosoof Peter Sloterdijk. CSG-onderzoeker Inge Mutsaers ziet dit terug in de ophef rond de Mexicaanse griep. Klinisch

virologie

viroloog Joep Galama, betrokken bij Mutsaers’ onderzoek, constateert: “We leven in een maatschappij waarin niets meer mis mag gaan.”

>



8 • LEV 5 • mei 2011

>

I

n zijn trilogie Sferen (uitgekomen tussen 1998 en 2004) bekijkt de Duitse filosoof Peter Sloterdijk mensen op een verrassende manier. De mens, aldus deze veelbesproken denker, is in essentie een wezen dat beschermende sferen om zich heen bouwt. Die sferen kunnen materieel zijn of symbolisch. We bouwen woningen, dorpen en metropolen, maar we ‘bedenken’ ook stammen, culturen, religies en natiestaten. Allemaal sferen die, zoals de baarmoeder, bedoeld zijn om ons af te schermen van de bedreigende buitenwereld. Niet toevallig dus dat bij Sloterdijk ook het begrip ‘immunisering’ (afkomstig van het Latijnse immunis – uitgezonderd zijn van) een Leitmotiv is. Filosoof/bioloog Inge Mutsaers werkte acht jaar in het beleid, onder andere als adviseur Europese onderzoeksprogramma’s. Sinds twee jaar neemt ze voor het CSG de virologie in beschouwing. “Sloterdijk is een van de moderne denkers die nu langs de lijn van immunisering denken,” vertelt ze op het CSG. “Omdat virologen verantwoordelijk zijn voor het immuniseren in de biologische betekenis, kan ik zijn boeken goed gebruiken.” Normale seizoensgriep

Puttend uit Sferen, heeft de CSG-onderzoeker onder andere al de ophef rond de Mexicaanse griep kunnen analyseren. Die ophef was niet gering. Wereldwijd volgden virologen alle griepgevallen op de voet, met in hun kielzog duizenden journalisten. Het was een waar ‘drama’, met ‘hoofdstukken’ als het uitroepen van de

noodtoestand in Mexico eind april 2009, de eerste grieppatiënt in Nederland en de officiële bekendmaking van de pandemie op 11 juni. Het waren maanden waarin, volgens Vrij Nederland van 8 augustus dat jaar, ‘om de haverklap een deskundige het nieuws haalde met een eigen visie op de ernst van het virus’. “En Ab Osterhaus was bepaald niet de enige met een eigen mening,” voegde de VN-journalist er nog vinnig aan toe. De KNVB beloofde zoveel mogelijk wedstrijden zonder publiek te laten spelen (nooit zover gekomen), de gemeente Heemskerk overwoog de traditionele volksfeesten in september af te gelasten (die zijn gewoon doorgegaan). De anticlimax kwam op 7 augustus toen de griep toch een ‘normale seizoensgriep’ bleek te zijn. “Op 4 augustus 2009 viel in Nederland de eerste dode,” vertelt Mutsaers, “en dat werd enorm uitvergroot door de media, terwijl er elk jaar mensen aan griep doodgaan.” Bij Sloterdijk vindt ze verklaringen voor die ophef. Zoals de media die met dit uitvergroten inspelen op de toegenomen behoefte van de westerse burger om zich te immuniseren tegen das Ungeheure van buiten. Daarmee zijn ze mede debet aan de ‘multi-alarm society waar de noodklok soms 24 uur per dag luidt’. Zelf heeft ze die immuniseringsdrang trouwens ook, vertelt ze. “Ik ben de eerste die bij de huisarts staat voor een vaccin; misschien dat daarom dit onderzoek me zo aantrekt.”

virologie

Vierdaagse van Nijmegen

Wetenschap en technologie spelen een grote rol in onze multi-alarm society. “Kijk,” legt Inge Mutsaers uit, ‘In de moderne “vroeger immuniseerden mensen zich samenleving immuniseren tegen bedreigingen met de symbolen van we ons met technologie; de religie. Zij leefden in een alomvattende God kan voor veel mensen kosmos waarin God hen beschermde. In de die rol niet meer vervullen’ moderne samenleving immuniseren we ons met technologie; God kan voor veel mensen die rol niet meer

vervullen.” In geval van dreigende grieppandemieën spelen de virologen een grote rol. Zij moeten op basis van wetenschappelijk onderzoek kansen inschatten en vaccins ontwikkelen. De Nijmeegse klinisch viroloog Joep Galama is een van de begeleiders van dit CSG-onderzoek. Hij heeft de problemen die deze taak in onze multi-alarm society met zich mee kan brengen aan den lijve ondervonden. Het was Joep Galama die zomer 2009 in het nieuws kwam omdat hij zou hebben geopperd dat de Vierdaagse van Nijmegen beter kon worden afgelast. “Een paar weken voor het interview had ik me dat privé inderdaad afgevraagd,” vertelt hij nu terugblikkend op alle verwarring. “Op het moment van het interview leek mij zo’n maatregel echter niet meer nodig; ons inzicht groeide met de maand. Maar die nuancering liet de journalist achterwege.” Ook Joep Galama herkent zich in Sloterdijks analyse: “We leven in een maatschappij waarin niets meer mis mag gaan en waarin de overheid verantwoordelijk wordt gesteld als er toch iets gebeurt. En om die analyse nog aan te vullen: wat er ook wordt gedaan – afwachten met ingrijpen tot er meer zekerheid is, zoals bij de Q-koorts, of juist veel vaccins inkopen, zoals bij de Mexicaanse griep – het is nooit goed. Toen het Mexicaanse griepvirus mild bleek te zijn, werd de overheid verweten dat ze voor niks allerlei maatregelen had getroffen. Toen de Q-koorts erger bleek te zijn dan gedacht, werd de overheid verweten te laat te zijn begonnen met bedrijven sluiten. ‘Damned if you do, damned if you don’t’, zoals een commentaar in Nature de weinig benijdenswaardige positie van de WHO en overheidscentra verwoordde. Er is te weinig besef van het feit dat grieppandemieën, tsunami’s en andere rampen om de zoveel jaar gewoon gebeuren.” nieuwe risico’s

Toegenomen kennis leidt niet automatisch tot meer bescherming, leert Sloterdijk ons ook. Sterker nog: met meer wetenschap en technologie kan de angst zelfs toenemen. Meer kennis over virussen, het veranderende klimaat of giftige stoffen betekent immers ook het ‘expliciteren’ van tot dan


mei 2011 • LEV 5 •

toe nog onbekende risico’s, met als gevolg dat de rijke burger zich ook daar weer tegen wil immuniseren. Sloterdijk noemt dit het onbedoelde destructieve effect (collateral damage) van kennis. Bepaalde risico’s worden wel kleiner (cholera, de pest), maar er komen er ook steeds bij (elektromagnetische straling, ggo’s, kernenergie). Dat er door explicatie van kennis risico’s bij komen, constateerde Inge Mutsaers ook in de virologie. Ze analyseerde het wetenschappelijk discours rond het Mexicaanse griepvirus (Influenza A H1N1) in 2009. “In Nature en Science zag ik die dynamiek goed terug. Voor de vaccinproductie was het nodig al het RNA van het Mexicaanse griepvirus te sequencen (in kaart brengen, red.). Maar die toegenomen kennis over het virusRNA leerde ook hoe gemakkelijk zo’n virus kan veranderen en agressiever kan worden. Daarmee was dus weer een nieuw risico gevonden. Het bleek een vicieuze cirkel: de vraag naar immunisering leidde tot nieuwe kennis, die weer vroeg om immunisering.” De angst werd bovendien niet weggenomen, zo constateert Inge Mutsaers, doordat dezelfde feiten tot verschillende inschattingen leidden. “De ene viroloog zei: we krijgen het virus wel onder controle. De ander zei dan: ‘Next time we might not be so lucky.’ Juist dat soort uitspraken geven het publiek het gevoel dat er voortdurend een dreiging op de loer ligt.” Verwoestende pandemie

Hier lijkt niet echt een bevredigende oplossing voor. In een debat dat het CSG een jaar na de verwarring omtrent de Mexicaanse griep organiseerde over die verschillende inschattingen, bleken virologen Ab Osterhaus en Roel Coutinho ook achteraf nog achter hun verschillende uitlatingen te staan. Osterhaus, hoogleraar aan de Erasmus Universiteit, schetste gedurende het drama publiekelijk een worst case scenario: een verwoestende pandemie zoals de Spaanse Griep in 1918; Coutinho, epidemioloog bij het RIVM, besprak wel binnenskamers die

9

mogelijkheid. Maar in het openbaar wilde is geweest van auto-immunisering, vindt hij dit niet aan de orde stellen, zo zei hij ze lastig te zeggen. “Het lijkt nu wel zo: tijdens het debat, ‘omdat burgers met zo’n er was veel commotie en angst terwijl paniekboodschap niks kunnen’ (LEV 2-9, de griep mild bleek. Maar dat is achteraf november 2009). Academicus Osterhaus makkelijk praten, natuurlijk. Met een wilde echter open zijn naar de burger. agressiever virus waren die maatregelen Stoppen met onderzoek is uiteraard geen hard nodig geweest.” optie. Maar Joep Galama ziet wel mogeDe CSG-onderzoeker ziet die auto-immulijkheden tot betere communicatie. Wenisering wel al in de terreurbescherming tenschappers, vindt de hoogleraar, moeten na 11 september. Al die extra bewaking de verschillende scenario’s schetsen en de en controles op vliegvelden, al dat nieuws handelingsperspectieven aangeven. Op over verdachte internetsites en mislukte het moment dat ze zich uitspreken voor een ingreep (‘misschien beter om nu even niet te voetballen’) moeten zij en de journalisten zich realiseren dat ze een politieke uitspraak doen. “Daarin kun‘Het is een vicieuze cirkel: nen ze dus best van mening verschillen.” de vraag naar immunisering Daarnaast, vindt de hoogleraar, moeten leidt tot nieuwe kennis, wetenschappers duidelijk aangeven die weer vraagt om dat het onderzoek geen zekerheden kan immunisering’ bieden en dat rampen als een pandemie ondanks alle inspanningen niet altijd te voorkomen zijn. Maar zelfs de beste mediatraining kan niet garanderen dat zo’n genuanceerd verhaal aanslagen… Ze geven de burger juist het grote publiek bereikt, erkent de hoogeen onveiliger in plaats van een veiliger leraar ook. “Bij de Mexicaanse griep hebgevoel. Ook Galama ziet hier het gevaar ben virologen die onzekerheden benoemd, van auto-immunisering: “Betalen we voor maar ze kwamen niet over. Uiteindelijk deze vorm van terreurbestrijding niet een weet de samenleving er niet zo goed raad veel te hoge prijs – namelijk het inleveren mee. En journalisten zijn natuurlijk vooral van zo veel privacy? De prijs voor een imbelust op nieuws.” munisering en de winst in veiligheid zou beter in afgewogen.” Inge Mutsaers doet, net als Sloterdijk, auto-immunisering geen beleidsaanbevelingen. Liever legt ze Het gevolg van onze vage angsten, vertelt in workshops of lezingen haar cultuurfiloInge Mutsaers, kan ‘auto-immunisering’ sofische analyse voor aan virologen, polizijn, een concept dat onder andere is tici, beleidsmakers en journalisten, waarna uitgewerkt door de Franse filosoof ze deze weer kan bijstellen. “Ik hoop dat Jaques Derrida. De burgers willen zulke discussies inzicht geven en zo leiden zich zo verwoed immuniseren, tot betere beslissingen.” hun beschermende sferen Joep Galama ziet daar de waarde duidelijk zo goed organiseren, dat van in. “Door te benoemen wat er gebeurt, de maatregelen averechts gaan wetenschappers en andere betrokkegaan werken: ze roepen nen erover nadenken.” juist meer angst en dreiging op. Of er bij de Mexicaanse griep sprake

>


publiekscommunicatie Frans van Dam Thomas Fasting

tekst fotografie

10 • LEV 5 • mei 2011


mei 2011 • LEV 5 •

11

‘We zijn aan het eind van een heroïsche fase’

Wetenschapscommunicatoren moeten zich bewuster zijn van het veranderende samenspel van wetenschap en maatschappij, zegt Massimiano Bucchi. Een interview over theorie en praktijk van wetenschapscommunicatie en de rol van nieuwe media.

I

n de afgelopen decennia heeft de wetenschap drastische veranderingen doorgemaakt, zowel in organisatie als in de toepassing van resultaten; sommige geleerden spreken van postacademische wetenschap om het verband met de praktijk, zakelijke belangen en maatschappelijke verwachtingen te benadrukken. Massimiano Bucchi wijst op rechtstreeks via internet aan de consument geleverde genetische testen: “Bij deze en soortgelijke gevallen wordt de besluitvorming over het gebruik – en in zekere mate ook over de geldigheid van de resultaten van wetenschap en technologie – van het collectief overgedragen aan individuele consumenten. Zo ontstaan nieuwe situaties, die traditionele vormen van regulering waarin de staat centraal staat, geheel vervangen.” Nog een verschuiving vindt plaats op het gebied van de wetenschappelijke discussie en controverse. “Deze waren vroeger beperkt tot wetenschappelijke bijeenkomsten en academische tijdschriften, maar vinden meer en meer in het openbaar plaats – denk aan de klimaatverandering

of de H1N1-pandemie. De internetrevolutie is een van de oorzaken hiervan.” Wat betekent het voor de relatie tussen wetenschap en samenleving, de rol van wetenschapscommunicatoren en de rol van sociale wetenschappers, zoals Bucchi zelf? Dit is het soort vragen dat hem bezighoudt. Sterke interactie Tot ongeveer tien jaar geleden doorliep informatie over wetenschap eerst een aantal stadia, te beginnen bij de fase waarin gespecialiseerde wetenschappers met elkaar communiceren tot de fase van de populaire pers en tv-documentaires. Bucchi merkt hoe deze niveaus van communicatie, die vroeger gescheiden waren wat betreft personen en in tijd, vermengd zijn geraakt. Wetenschappers kunnen bloggen over hun eigen onderzoek en niet-deskundigen hebben online toegang tot wetenschappelijke databases. “Hierdoor krijgt het publiek niet alleen het verdunde, vaste deel van het verhaal, maar worden mensen in plaats daarvan

geconfronteerd met wetenschap die in de maak is en zelfs met standpunten van een minderheid.” Op het moment van het interview woont Massimiano Bucchi het jaarlijkse Kluyver Centre Symposium bij. “Hier in Nederland is de sterke interactie tussen het bedrijfsleven en onderzoek me opgevallen. In mijn vakgebied heet dat postacademische wetenschap, maar je zou het ook ‘science 2.0’ kunnen noemen. In Italië zijn de wetenschap en het bedrijfsleven meer gescheiden werelden.” Wetenschapscommunicatie

Wat is wetenschapscommunicatie en wat is een wetenschapscommunicator? Degene die de wetenschap voor ‘het grote publiek’ vertaalt? “Vroeger waren wetenschapscommunicatoren wetenschapsjournalisten of professionals die werkzaam waren in een wetenschapsmuseum. Wat ik nu zie, is een veel beweeglijker scala van activiteiten, dat allerlei communicatieniveaus omvat en dat sterk wordt beïnvloed door de

>


12 • LEV 5 • mei 2011

>

‘Na mijn presentaties wordt mij vaak gevraagd wat te doen en hoe te communiceren. Ik denk niet dat er een eenvoudige, simpele oplossing is. Eigenlijk is het bespreken van deze onderwerpen op een wetenschappelijk congres al een zeer positieve stap in mijn ogen.’

publiekscommunicatie

nieuwe-mediarevolutie. Tegenwoordig is het moeilijk geworden om een professionele communicator en een wetenschapper die over zijn eigen onderzoek blogt van elkaar te onderscheiden. Ook denk ik dat we ons idee van de wetenschapscommunicatie uit moeten breiden. Als we wetenschappelijke communicatie beschrijven, moeten we ons meer richten op het proces en de activiteit in plaats van op de persoon. Dat vormt een enorme uitdaging voor de opleiding van wetenschapscommunicatoren, omdat de meeste vacatures buiten de publieke communicatie te vinden zijn, zoals in bedrijven of wetenschappelijke instituten.” Wat maakt wetenschapscommunicatie goed of slecht? “We zijn aan het einde van een heroïsche fase waarin alles in orde was, als het maar in de naam van de wetenschap en wetenschappelijke communicatie werd gedaan. Niemand vroeg of deze communicatieactiviteiten goed of slordig waren uitgevoerd en of de ingezette middelen in verhouding stonden tot de bereikte doelstellingen. Wat betekent het om twee miljoen mensen per jaar een bezoek te laten brengen aan een wetenschapsmuseum? Was het gewoon voor de lol of heeft het effect gehad? En, hoe dragen effecten vervolgens bij aan de gestelde doelen? Dat is de reden waarom we kwaliteitsindicatoren nodig hebben voor publiekscommunicatie, zoals die er voor wetenschappelijk onderzoek ook zijn. Denk maar eens aan een factor als de mankracht die aan communicatie met het publiek wordt besteed, toegankelijkheid van informatie voor het publiek en aandacht voor ethische kwesties in onderzoek. Dergelijke indicatoren zijn een belangrijke voorwaarde voor de beroepsgroep om een nieuwe fase in te gaan.”

Populaire communicatie over de wetenschap gaat vaak over de geneeskunde en natuurwetenschappen. Waarom is dat het geval? “Het publiek vindt dat de medische wetenschappen een potentiële impact op ons dagelijks leven hebben, veel meer dan bijvoorbeeld sociologie. Een andere reden is de culturele perceptie dat de natuurwetenschappen zich geleidelijk aan verder van het alledaagse leven hebben verwijderd, zoals de relativiteitstheorie en de kwantumfysica. Om die kloof te overbruggen is communicatie nodig. Het idee blijft bestaan dat de sociale wetenschappen zich per definitie dichter bij het gezond verstand bevinden en het niet zo’n inspanning vergt om erover te communiceren, en dat is een misvatting. Helaas is er niet veel onderzoek of professionele praktijk op het gebied van de communicatie over de sociale wetenschappen. Als we echter kijken naar een vakgebied als economie, is het duidelijk dat er behoefte is aan communicatie met het publiek! Onlangs bestudeerde ik wetenschapsverslaggeving in Italiaanse kranten over een periode van vijftig jaar. Tot het begin van de jaren tachtig domineerden de natuurwetenschappen. Maar rond 1980 vindt er een volledige overname door de life sciences plaats. Die overname valt samen met een toegenomen financiering van onderzoek in de life sciences. Biologie was vroeger geen ‘grote wetenschap’ tot de introductie van de genoomprojecten aan het einde van de vorige eeuw. Nu gaat van elke twee artikelen over de wetenschap er een over de medische biologie. Tegelijkertijd weerspiegelt de aandacht voor de life sciences de verwachtingen van het publiek. Van de medische biologie werd gezegd dat het de farmaceutische industrie gereedschap zou geven voor de ontwikkeling nieuwe geneesmiddelen. Daarnaast is de manier waarop men over

gezondheid denkt veranderd. Van niet ziek zijn naar meer welzijn, een langere levensduur, een beter seksueel leven en een beter lichaam. Dit stelt zeer hoge eisen aan de wetenschap.” Nieuwe uitdagingen

Moeten wetenschapscommunicatoren meer laten zien over de manier waarop de wetenschap werkt? “Het overheersende publieke imago van de wetenschap is dat zij zekerheid en resultaten oplevert, meestal in de vorm van technologie. Dit is een beeld dat wordt gecultiveerd door de media, maar ook door de wetenschappelijke instellingen zelf. De tragische ironie is dat, terwijl dit beeld wordt gecultiveerd, je niet aan de verwachtingen van het publiek kunt voldoen. Onzekerheden en controverses vormen een essentieel onderdeel van de wetenschappelijke wereld en er is niets mis met het feit dat wetenschappers verschillende of zelfs tegengestelde visies hebben. Maar dat staat wel in contrast met het dominante beeld van de wetenschap. Het kan belangrijk zijn om een manier te vinden om transparant te zijn over de onzekerheden en zelfs de fouten.” Hoe zou wetenschapscommunicatie deze uitdaging kunnen aanpakken? “Ik denk niet dat er één enkele vorm van communicatie is. Zelfs de ouderwetse eenrichtingsaanpak werkt nog steeds behoorlijk voor bepaalde situaties. Als het een zeer nieuwe technologie betreft, moet je mensen vertellen waar het over gaat. Neem bijvoorbeeld de nanotechnologie. Deze is nog niet tot een maatschappelijke kwestie verworden. Ik zie dan ook niet in hoe mensen in deze fase effectief aan debatten over deze technologie kunnen deelnemen. Het tegenovergestelde gebeurde met GMvoedsel in de jaren negentig. Het publiek was al gevoelig gemaakt voor een reeks


mei 2011 • LEV 5 •

13

‘We hebben de neiging om de mediarevolutie te onderschatten, maar het is alsof je een nucleair wapen in je achtertuin hebt, terwijl je gewend was aan vuurwerk’

De Italiaan Massimiano

Bucchi

is hoogleraar sociologie van de wetenschap aan de Universiteit van

onderwerpen, zoals voedselveiligheid, milieueffecten en de rol van multinationale ondernemingen. De communicatie met het publiek werd echter gebracht als propaganda en het publiek accepteerde dat niet. Andere vormen van communicatie, zoals een publieke dialoog en participatie, zouden beter zijn geweest. Het is de context van de technologie die de aanpak van de communicatie met het publiek zou moeten bepalen.”

Trento, Italië. Sinds 2011 is hij gasthoogleraar van CSG en het Kluyver Centre (een NGI-genomicscentrum, dat genomics toepast voor de verbetering van micro-organismen voor gebruik in industriële fermentatieprocessen). Bucchi heeft diverse boeken geschreven en bewerkt – zoals het Handbook of Public Communication of Science and Technology – en tal van artikelen over wetenschappelijke communicatie en de sociologie van de wetenschap. Hij houdt er niet van om zichzelf tussen de wetenschap en de samenleving te plaatsen, waar de wetenschapscommunicatie vaak wordt neergezet: “Zo zie ik mijn professionele missie niet. Ik lever mijn bijdrage aan het verbeteren van ons begrip van de interactie tussen wetenschap en samenleving. Ik kan niet zeggen hoe de wetenschapscommunicatie moet worden beoefend.”

Wat is het effect van de nieuwe media op de wetenschapscommunicatie? “De nieuwe media bieden niet-deskundigen een ongekende toegang tot wetenschappelijke informatie. Recente statistieken van de gebruikers van Medline, een medisch archief, laten zien dat 30% van de bezoekers geen professionele expertise hadden, bijvoorbeeld patiënten. Deze informatiegebruikers worden geconfronteerd met een mengeling van genres, zoals wetenschappelijke artikelen, advertenties, kritiek en beleidsdocumenten. Dat vraagt enorm veel van de competenties van de gebruikers. We hebben de neiging om deze mediarevolutie te onderschatten, maar het is net alsof je een nucleair wapen in je achtertuin hebt, terwijl je tot een paar jaar geleden gewend was aan vuurwerk. Communicatieprofessionals moeten wennen aan een toegenomen versnippering van het aanbod van informatie. Vroeger stuurde de professional één bericht naar de grote media: kranten en tv. Het web is een zeer goede plaats voor het cultiveren van niches voor specifieke gemeenschappen en dat zorgt voor nieuwe uitdagingen. Internet cultiveert meestal minderheidsstandpunten, afwijkende meningen en zelfs pseudowetenschap. In de traditionele media, waar de ruimte beperkt was en de stem van de mainstream-wetenschap luider dan die van anderen, zouden deze afwijkende stemmen zijn uitgesloten.”

Dat alles is het gevolg van de nieuwe media? “De samenleving moet in de afgelopen decennia wel drastisch zijn veranderd om een dergelijke mediarevolutie te omarmen. Ze was er klaar voor en zat er waarschijnlijk al op te wachten. Digitale technologieën, zoals het internet en het gebruik van mobiele telefoons, passen bij een individualistische samenleving. Het hogere opleidingsniveau is ook een belangrijke factor. In sommige wetenschapsgebieden neemt het publiek zelfs deel aan de productie van nieuwe kennis. Denk bijvoorbeeld aan de rol van amateurs in de astronomie. Dit toont aan dat digitale technologieën niet de enige oorzaak zijn van de transformatie van de wetenschap in de media. Telkens wanneer een nieuw medium verschijnt, elimineert het de vorige media niet; het definieert de rol en het gebruik ervan opnieuw. Tv betekende niet het einde van de film, maar het maakte er een meer culturele activiteit van. Op zijn beurt definieert het internet de rol van de televisie of de gedrukte media opnieuw.” Aan de ene kant onderzoeken sociale wetenschappers de theorie van de wetenschap en de samenleving, terwijl anderen de wetenschapscommunicatie voor hun rekening nemen. Hoe kunnen ze van elkaar profiteren? “Het overbruggen van de kloof tussen theorie en praktijk vormt een belangrijke uitdaging die we dringend moeten aanpakken. In het verleden konden wetenschapscommunicatoren hun werk doen zonder kritische reflectie. Maar tegenwoordig zie ik niet hoe iemand dat beroep kan uitoefenen zonder te proberen te begrijpen wat er gaande is in de wetenschap en de samenleving.”

>


Elegante

fotografie

tekst

Marjolein Schrauwen Chris Pennarts

14 • LEV 5 • mei 2011

Kunstenaar Matthijs Munnik componeert een opera met C. elegans als hoofdrolspeler. C. elegans is een wormpje en Munnik een van de drie winnaars van de eerste Designers & Artists 4 Genomics Award. Deze prijs stimuleert het combineren van kunst, design en life sciences. De Award

Designers & Artists 4 Genomics

stelt Munnik in staat om zijn opera te realiseren. Daarbij wordt hij geholpen

“Het is erg leuk om in een lab te werken. Het is voor mij een nieuwe omgeving, waar

door onderzoeker Richard de Boer

je normaal niet makkelijk binnenkomt. Een

van de Universiteit Amsterdam.

kijkje in een andere keuken.”

C. elegans, niet groter dan een millimeter, wordt veelvuldig gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek. Onderzoekers maken vaak gebruik van verschillende natuurlijke mutanten van de worm, die op een aparte manier bewegen. Zo zijn ze makkelijk uit elkaar te halen. Munnik zet deze verschillende unieke bewegingen om in geluid, waarmee hij de eerste Microscopic Opera ter wereld creëert.

“Ik heb verschillende organismen getest voor dit project. Toen Richard mij

C. elegans liet zien, wist ik het meteen: deze is perfect.”


mei 2011 • LEV 5 •

15

muzikanten “De samenwerking met wetenschappers vind ik heel interessant aan de Designers &

Artists 4 Genomics Award.”

Het is fascinerend hoe deze wormen in een andere dimensie leven dan wij. Wij bepalen hoe ze eruitzien, of ze zich voortplanten en of ze leven of sterven. We weten alles van ze, terwijl zij zich van onze wereld onmogelijk een

ik

nn ijs mu

matth

boer rd de

richa

foto matthijs munnik

voorstelling kunnen maken.”

>


16 • LEV 5 • mei 2011

> “De beweging van de wormpjes wordt met software vertaald naar geluid, waardoor zij bepalen wat er gebeurt. Ik geef de controle

De Designers & Artists 4 Genomics Awards zijn op 8 december 2010 uitgereikt in Naturalis, Leiden. Een expertjury koos uit 20 voorstellen drie winnaars, die elk € 25.000 kregen voor de realisatie van het project. Naast Matthijs Munnik zijn Jalila Essiadi en Marizio Montalti uitverkozen tot winnaar. Zij maken respectievelijk een kogelvrije huid en een transparante bioreactor waarin transgene schimmels bio-ethanol maken uit plastic.

beeld matthijs munnik

Designers & Artists 4 Genomics

volledig aan C. elegans.”

Van 17 juni 2011 tot en met 8 januari 2012 zijn de kunstwerken van de drie winnaars te bewonderen in Naturalis als onderdeel van de tentoonstelling LiveScience. Benieuwd naar deze tentoonstelling? Kijk op de achterkant van deze LEV voor korting bij Naturalis. Het drietal werkt samen met een onderzoeker van een van de genomics centres van het Netherlands Genomics Initiative (NGI). De Designers & Artists 4 Genomics Award is een initiatief van NGI, het CSG, de Waag Society en Naturalis.

“Ik gebruik de wormpjes als performers in een opera. Ik vergroot hun bewegingen op de muur en vertaal deze naar geluid. Het moet een dramatische voorstelling worden.”

>


dna-labs www.dnalabs.nl

Sinds 2005 reizen de DNA-labs vanuit universiteiten naar het voortgezet onderwijs. Tweetallen studentassistenten rijden met benodigde apparatuur naar een school, waar zij in de klas een life sciences practicum verzorgen. De maatschappelijke en ethische context van het practicum krijgen de scholieren in de vorm van afsluitende lessen aangeboden. Komend schooljaar zal de 100.000e scholier aan een van de zes DNA-labs deelnemen. Reizend DNA-lab Gezond of ziek: een vouwtje In verkeerd deze special leest u meer over de Expert variant Reizende DNA-labs, de werkwijze, de Laat zien hoe eiwitten zich anders vouwen door een kleine verstoring van de structuur. Een kleine ‘filosofie’ van de labs, de training van verandering met grote gevolgen… studentassistenten en de ‘spin-offs’. De Reizende DNA-labs zijn een initiatief van acht genomics centres van het Netherlands Genomics Initiative en worden gecoördineerd door het CSG.

120 min.

foto

Sascha Schalkwijk

al speci nde Reize labs DNA -


18 • dna-labs special • mei 2011

Slangengif

houdt klas in greep

Een dag op stap met het Nijmeegse Bioinformaticalab naar een school in Rotterdam. De leerlingen identificeren op laptops een slangengif en ontwerpen een tegengif, dit alles tot tevredenheid van hun docenten en de twee lesgevende studenten.


tekst

Jop de Vrieze

fotografie

mei 2011 • dna-labs special •

Sascha Schalkwijk

19

Allerlei gekleurde bolletjes draaien over het beeld: lichtblauw, donkerblauw, groen en rood, oftewel zuurstof, zwavel, stikstof en koolstof

“E

r is een lijk gevonden op Schiphol. Van het lijk is lichaamsmateriaal geanalyseerd en jullie krijgen het resultaat van deze analyse. Daarmee gaan jullie bepalen hoe deze persoon om het leven gebracht is.” De leerlingen van havo 4 kijken Lauke en haar collega-student Vera aan terwijl ze hen uitlegt wat ze tijdens het bioinformaticapracticum vandaag gaan doen. De twee studenten zijn vanochtend vroeg met een busje van de Radboud Universiteit in Nijmegen helemaal naar het Montessori College in Rotterdam-Zuid gereden. Vanochtend verzorgden ze een gastpracticumles in vwo 4, vanmiddag zijn de havo-leerlingen aan de beurt. Sporenonderzoek

“Ik weet al wat er is gebeurd. Zelfmoord!” Cihat, een Turkse jongen in een joggingbroek en met een grote bril, lijkt nog niet erg gemotiveerd om de moord op te lossen. “Misschien heb je wel gelijk,” reageert zijn

biologiedocent Joost Bloemberg. “Maar dat zul je eerst moeten uitzoeken.” Dat uitzoeken doen de scholieren niet met laboratoriumproefjes of ander sporenonderzoek. Hun onderzoeksapparaat is vandaag een computer. Bij ieder tweetal staat een uit Nijmegen meegebrachte laptop. De opdrachten die de leerlingen lezen van hun papier, instrueren hen eerst een analyse te doen van drie eiwitten die in het lichaam van de overledene zijn gevonden. Ze gebruiken daarbij het programma Blast, een database met eiwitten en hun eigenschappen. In de database kunnen de leerlingen, net als echte wetenschappers, de door hen gevonden eiwitten vergelijken met bekende eiwitten. Het programma produceert een lijst matches met daarnaast het percentage aan overeenkomsten met het onderzoeks-eiwit. Eiwitcodes intikken

Driftig tikken de jongens en meiden de eiwitcodes in op hun laptops. Ook Cihat

heeft besloten toch maar een poging te wagen het mysterie op te lossen, aangespoord door zijn vriend Murat naast hem. Docent Bloemberg kijkt tevreden toe hoe zijn leerlingen de opdrachten doorwerken. “Wij kiezen ieder jaar twee dna-labs uit voor de bovenbouw havo en vwo. Deze variant is iets minder praktisch dan bijvoorbeeld het lab over kanker (‘Lees de taal van de tumor’, red.), maar zo te zien werkt het ook goed. De leerlingen zijn lekker bezig en worden weinig afgeleid. Bovendien krijgen ze meestal meer mee dan ze zelf doorhebben.” “Meester, het is slangengif! Is het slangengif?” Verwachtingsvol kijken de leerlingen Bloemberg aan. Theatraal haalt hij zijn schouders op. “Ik weet het niet jongens. Daarvoor moeten jullie bij de twee meiden zijn.” De collega van Bloemberg, scheikundeleraar Jacques van Gorp, geeft een snelle knipoog aan de leerlingen. Ze lachen. “Zie je wel, het is slangengif!”

>


20 • dna-labs special • mei 2011

Gemakkelijk is het niet, want er komen de nodige N’tjes, H’tjes, ionbindingen en zwavelbruggen voorbij, toch haken de leerlingen niet af ontwikkelen > EvenTegengif later gaat Lauke voor de klas staan

en ze bespreekt de opgaven met de klas. De eerste twee eiwitten zijn stoffen die je in een bekertje melk verwacht. “Eiwit 1 is een melkeiwit afkomstig van koeienmelk. Dat eiwit transporteert calciumfosfaat,” legt Lauke uit, “want een kalfje houdt niet van harde klontjes in zijn melk.” Het tweede eiwit is amylase. Dat zit in je speeksel en breekt zetmeel af, weten de leerlingen. En het slangengif, hoe werkt dat dan? “Het breekt collageen af. Daardoor gaan je bloedvaten kapot en krijg je inwendige bloedingen,” lezen twee meiden voor van hun papiertje waarop ze net tijdens een privé-uitleg fanatiek penden. Lauke en Vera knikken tevreden. Ze leggen uit wat de volgende stap is: een tegengif ontwikkelen op basis van een 3D-weergave van het eiwit. “Het eiwit werkt als een schaar,” leggen ze uit. “Het tegengif gaat zo in die schaar zitten dat hij niet meer kan knippen.” Lauke is vijfdejaars biomoleculaire wetenschappen, Vera derdejaars biologie. Zij heeft altijd gezegd nooit het onderwijs in te gaan, vertelt ze tussen de zwaaiende

vingers door. Maar daaraan is ze door dit bijbaantje wel gaan twijfelen. “Het geeft echt voldoening als het lukt om dingen uit te leggen.” Voor Lauke was lesgeven van jongs af aan iets vanzelfsprekends. Zij groeide op in een onderwijzersgezin. “Als ik klaar ben met mijn onderzoeksmaster ga ik een educatiemaster volgen. Het geven van dit practicum heeft me overtuigd van mijn keuze.” Geen lichte materie

Met het programma Yasara zoomen de leerlingen in op de eiwitstructuren. Allerlei gekleurde bolletjes draaien over het beeld: lichtblauw, donkerblauw, groen en rood, oftewel zuurstof, zwavel, stikstof en koolstof. Enkele en dubbele bindingen worden zichtbaar, helices en spiralen. De leerlingen zien ook hoe de eiwitten open- en dichtvouwen door verandering van eigenschappen. Zo zien ze wat een precies werkje het maken van een antigif is. Cihat is steeds enthousiaster geworden. Hij klampt Vera aan: “En wat nu als het eiwit verkeerd vouwt? En wat als er radioactieve straling op valt?” Geduldig geeft Vera antwoord op al zijn vragen.

Cihat knikt bedachtzaam. “Wow, vet om te weten hoor.” Moreno en Roxanne, een rustig werkend tweetal, geeft eerlijk toe de opgaven af en toe wel wat pittig te vinden. Zij hebben geen N-profiel, wat betekent dat ze geen scheikunde, natuurkunde en wiskunde B volgen. “Meneer”, zeggen ze tegen scheikundedocent Van Gorp, “U had ons wat meer moeilijke woorden moeten leren in de derde!” Ze luisteren ingespannen wanneer Lauke voor de laatste keer het woord neemt. Geen lichte materie inderdaad, want er komen de nodige N’tjes, H’tjes, ionbindingen en zwavelbruggen voorbij. Toch haken de leerlingen niet af. Ook Cihat is na de uitleg nog niet verzadigd. “Maar wat gebeurt er dan als je per ongeluk het verkeerde tegengif geeft? Wordt het dan erger?” Terwijl de twee studenten de practicummaterialen naar hun busje slepen, praten ze nog even na met de docenten. De leerlingen deden enthousiast mee, vinden die. Lauke en Vera knikken voldaan maar uitgeblust. Ze schuiven de deur van het busje dicht en stappen in. Hen rest nog een laatste missie: de A15.


mei 2011 • dna-labs special •

DNA-labs geland

Op twee plekken vond een Reizend dna-lab een vaste locatie: Delft en Amsterdam. Ook wordt de mogelijkheid bekeken dna-labs voor het vmbo toegankelijk te maken. Het Delftse Science Centre huisvest een verkorte en een normale versie van het lab ‘Racen met wc-papier’. Directeur van dit Science Centre, Michael van der Meer, werkte in het verleden samen met het Centre for Society and Genomics en had toen al de wens de dna-labs te doen landen. In het Science Centre is een labruimte ingericht, met zuurkasten en apparatuur die speciaal werd ontwikkeld voor het practicum. Van der Meer, trots: “Het is net iets meer design dan het standaardmateriaal.” De korte versie van het lab duurt een halfuurtje en is bedoeld voor het brede publiek. De lange versie duurt ‘gewoon’ drie uur en is net als de reizende versie voor bovenbouwleerlingen van havo en vwo. De Amsterdamse its Academy ontwikkelde samen met forensische onderzoekers uit Leiden en Amsterdam een nieuw dna-lab over forensisch onderzoek. Naast een reizende variant, is er de mogelijkheid voor klassen om in een laboratorium van de Universiteit van Amsterdam het practicum te volgen. Het animo hiervoor is iets kleiner dan voor de reizende vorm, waarschijnlijk door de reis die de docenten met hun klas moeten ondernemen.

Vmbo-labs in aantocht Gerrianne van der Velde, onderzoeker voor het Centre for Society and Genomics en het Cancer Genomics

Centre, bracht de afgelopen maanden de mogelijkheden en criteria in kaart om de dna-labs toegankelijk te maken voor leerlingen op het vmbo. Voor deze groep leerlingen – meer dan de helft van het totaal – wordt zelden speciaal onderwijsmateriaal ontwikkeld en zij hebben over het algemeen moeite met het verwerken van complexe leerstof. Daarom werd voor hen nooit eerder lesmateriaal over genomics gemaakt.Van der Velde kwam erachter dat de leerlingen heel wat meer aankunnen dan vaak wordt gedacht. De belangrijkste uitdaging ligt in het betrekken van de leerlingen bij de les en hen de hele les geboeid te houden. “Dat betekent dat je ze strakker instructies geeft en zorgt voor snellere afwisseling tussen onderdelen.” De ingewikkelde technieken verdwijnen uit het lab, de nadruk komt nog meer op de praktische toepasbaarheid en de visuele uitleg te liggen. Ruimte voor de ethische discussie is in de eerste proefversies van het forensische lab nog niet ingeruimd. “Dat is wel heel belangrijk, om de kwesties die spelen dichter bij de leefwereld van de leerlingen te brengen,” legt Van der Velde uit. In een vervolgproject zal lesmateriaal ontwikkeld worden en zullen nascholingsactiviteiten voor docenten worden opgezet. fotografie Science Centre Delft

>

21


22 • dna-labs special • mei 2011

Experimenteren met nieuwe lesmethode

Verder denken dan je neus lang is Marc van Mil ontwikkelde het dna-lab ‘Lees de taal van de tumor’. Sinds 2008 doet hij promotieonderzoek naar lessen over genomics met beelden. Hij wil leerlingen wetenschappelijk aan het denken zetten.

“H

oe dit, hoe dat, hoe zus, hoe zo. Steeds weer hoe! Hoe vermoeiend!” Zuchtend sloffen de leerlingen naar de koffieautomaat. “Kan ie niet gewoon wat uitleggen en ons dan vragen laten maken?” Ze hebben het niet makkelijk vandaag, de 5 vwo’ers die op de Universiteit Utrecht de module ‘Moleculen in leven’ volgen voor hun vak ‘natuur, leven en technologie’. Deze module is tevens een wetenschappelijk experiment in het kader van het csg-onderzoek waarop Marc van Mil in 2012 hoopt te promoveren. Tijdens deze lessen onderzoekt hij of het mogelijk is kinderen mechanistisch te leren denken over processen die plaatsvinden in cellen. Hij hoopt hen verbanden te laten leggen tussen die processen. ‘Op en neer denken’ noemt Van Mil het; van cel, naar weefsel, naar organisme, en terug naar de cel tot op

het molecuulniveau. De context is in dit geval taaislijmziekte, maar kan in principe van alles zijn. Zelf moet hij ook even uitpuffen nadat hij de leerlingen een kwartiertje pauze heeft gegeven. “Deze manier van lesgeven is een stuk intensiever dan normaal.” Normaal, dat betekent het doornemen van de lesstof, de leerlingen opdrachten laten maken en die vervolgens klassikaal bespreken. Die schoolse manier van werken vergroot de kennis van de leerlingen, maar heeft beperkingen. Leerlingen verwerven geen inzicht in mechanismen. Daarvoor moeten ze een stap verder denken, vindt Van Mil. De vraag die daarbij centraal staat, telt slechts drie letters: hoe? Hoe prikkel jij de leerlingen een stap verder te denken? “Ik hanteer een meester-gezelstrategie. Ik sta voor de klas en in interactie met de

‘Wat ik heel waardevol zou vinden is als een leerling een vraag stelt waarop ik moet antwoorden: dat weet men nog niet’

leerlingen pas ik een manier van denken toe waarvan ik hoop dat ze die overnemen: steeds een stapje verder denken en niet tevreden zijn met het antwoord dat ze al gekregen of bedacht hebben. Ik geef dus geen antwoorden, maar stel hen steeds vragen.” Waarom wil je dat zo graag? “Die manier van denken hanteren wetenschappers ook. Ik heb me in mijn vooronderzoek laten inspireren door de gedachtegangen die gebruikelijk zijn in de moleculaire biologie. Door leerlingen net zo te laten denken, leid ik hen niet alleen op tot potentiële wetenschappers, ik laat ook zien dat door die manier van denken iets wat tot dan toe magisch leek, ineens verklaarbaar wordt. Het gaat niet om het juiste antwoord, het gaat om de manier van redeneren.” Aanreiken van denktrucs Van Mil ontwikkelt een lesmodule, maar ziet het niet als doel om deze module aan scholen te slijten of zelf overal in het land te gaan toepassen. Hij wil bewijzen dat de leerlingen kunnen wat hij denkt dat ze kunnen: blijven doorvragen. Een soort proof of principle dus. Bij die manier van denken wil hij ze gereedschappen geven,


tekst

Jop de Vrieze

fotografie

mei 2011 • dna-labs special •

Sascha Schalkwijk

23

cv Marc van Mil studeerde in 2005 cum laude af bij de opleiding biotechnologie aan Wageningen Universiteit. Voor het Cancer Genomics Centre ontwikkelde hij het Reizend DNA-lab ‘lees de taal van de tumor’. Door zijn werkzaam als coördinator en studentenbegeleider van dit DNA-lab werd zijn interesse gewekt voor een promotieonderzoek over genomics educatie, waaraan hij in 2008 begon.

‘Ik hanteer een meester-gezelstrategie: ik geef geen antwoorden, maar stel steeds vragen’ heuristieken in didactici-jargon. Denktrucs dus. Tijdens de lessen over taaislijmziekte merkte Van Mil dat de leerlingen ver kwamen als aan hen werd gevraagd deze aandoening te verklaren, maar hij ontdekte ook een blinde vlek. “Een jongen in de vwo-klas kon helemaal uitleggen wat er gebeurt bij taaislijmziekte. Het slijm is taai, dat komt door een mutatie waardoor een eiwit niet goed vouwt. Maar hoe zorgt dat eiwit dan voor het taaie slijm? Wat de eiwitten precies doen in de cel, daar staan de leerlingen niet bij stil. Het is frappant dat leerlingen niet beseffen dat medicijnen ‘gewoon’ moleculen zijn die ergens in de cel aangrijpen en zo een werkingsmechanisme in de cel beïnvloeden.” Hoe wil je de leerlingen die extra denkstap bijbrengen? “Heel belangrijk is het gebruik van metaforen, zoals een pomp of een motor. Die metaforen zijn aan de ene kant behulpzaam en aan de andere kant hebben ze beperkingen. Ze gaan nooit helemaal op. Als de leerlingen bewust kunnen omgaan

met die metaforen, snappen ze veel meer van de celprocessen. Ook visualisaties zijn belangrijk. Eiwitten worden vaak weergegeven als bolletjes, maar waar staat zo’n bolletje precies voor? Door hen met deze gereedschappen om te leren gaan willen we de leerlingen een taal en een beeldtaal geven.”

kwamen ook met eigen hypotheses, zoals: er moet iets zijn waardoor de cel ‘weet’ wanneer hij moet delen, een soort antenne die signalen opvangt. Een heel goede conclusie, waarna de docent kan doorvragen wat ze precies met ‘weten’ bedoelen, want dat een cel niet kan denken, daar zijn de leerlingen het al snel over eens.”

Hoe test je de methoden nog meer? “Naast de proeflessen heb ik focusgroepsessies gehouden met kleine groepjes scholieren. Daarbij liet ik ze onder meer het beroemde filmpje The inner cell life (een artistiek-cartooneske weergave van celprocessen, red.) kijken en testte ik wat ze daarvan opstaken. Dat filmpje ziet er mooi uit, maar of je er veel van leert, is maar de vraag. Het blijkt essentieel te zijn om actief vragen op te roepen bij leerlingen, want uit zichzelf doen ze dat niet. Tijdens een andere focusgroep lieten we leerlingen zelf metaforen voor celprocessen bedenken. Dat leverde uiteenlopende resultaten op. Ze kwamen met bekende woorden als verbranden en kopiëren, maar leerlingen

Wanneer ben je tevreden over wat je bereikt hebt met je lessen? “Als blijkt dat de leerlingen inderdaad de denkwijze die ik op hen probeer over te brengen overnemen en ze concluderen: hier kan ik iets mee. En wat ik heel waardevol zou vinden is als een leerling op een gegeven moment een vraag stelt waarop ik moet antwoorden: dat weet men nog niet.” En wat wil je verder met die kennis? “Het zou geweldig zijn als we deze lesmethoden ook kunnen inbouwen in de lerarenopleidingen en nascholingen. Dat zal veel energie kosten, maar wat mij betreft, is dat zeker de moeite waard.”


24 • dna-labs special • mei 2011

Hoe zijn de dna-labs eigenlijk ontstaan?

Van kroegidee tot Het begon allemaal eind jaren negentig in Wageningen, vertelt Petra Naber, stafmedewerkster van het Onderwijsinstituut van Wageningen Universiteit. “De studentenaantallen liepen terug en niet alleen wij maakten ons daar zorgen over, ook de studenten zelf. Zij ontplooiden

Focus op de maatschappij

universiteit te promoten onder scholieren.”

1998

1997

1999

De jaren die volgden werd het lab steeds beter gemaakt door studenten die er in het kader van een vak bij onderwijskunde mee rondreisden. Andere universiteiten en onderzoeksinstituten toonden interesse in het concept. In 2005 legde het Netherlands

2000

2001

1999

foto

In een Wageningse kroeg komen twee studenten op het idee om practica naar het voortgezet onderwijs te brengen.

2002

Wageningen Universiteit

allerlei initiatieven om hun

1997

N

ota bene in de kroeg ontstond het plan om een promotiepracticum te ontwikkelen: het isoleren van dna. Vierdejaars biotechnologiestudenten gingen ermee aan de slag: ze schreven een lesplan, regelden een bestelbusje en leenden bij verschillende vakgroepen materialen. Hun doel: laten zien wat hen zo enthousiast maakte over hun studie en leerlingen terloops kennis laten maken met techniek die ze op school nooit zagen. Ze bezochten 37 klassen op 19 scholen en oogstten zoveel succes dat de opleidingsdirecteur en studiecoördinator biotechnologie na een jaar op zoek gingen naar financiering. Al snel werd het practicum geadopteerd door het opleidingsinstituut biotechnologie en de afdeling voorlichting en werving. Petra Naber: “De studenten en hun lesplan werden vanaf dat moment didactisch bijgeschaafd en begeleid door een vakdeskundige. Hun enthousiasme was nog altijd belangrijk, maar werd nu ook didactisch ondersteund.”

Wageningen Universiteit start haar ‘mobiele practica’ voor voortgezet onderwijs, waaronder ‘fotosynthese’ en een economiepracticum.

2003

2005 Vijf genomics centra, elk gekoppeld aan een universiteit of umc, ontwikkelen een Reizend dna-lab, met subsidie van het Netherlands Genomics Initiative.


tekst

mei 2011 • dna-labs special •

Jop de Vrieze

25

succesnummer Genomics Initiative geld op tafel om vanuit genomicscentra meer dna-labs te ontwikkelen. De focus ervan lag inmiddels al meer op de maatschappelijke bewustwording en het prikkelen van toekomstige professionals dan op het werven van studenten. Scholen reageerden enthousiast: ze konden apparatuur en kennis in huis halen waarover ze zelf niet beschikten. Docenten boeken steeds opnieuw een lab; voor velen geldt het als gegarandeerd succesnummer.

2010

• januari: Het zesde, forensische, DNA-lab gaat van start. • De DNA-labs hebben een make-over ondergaan. • Eerste Landelijke DNA-lab Dag.

Laatste ontwikkelingen

Hans Bosschieter

2006

2007

januari

Vijf DNA-labs starten met als thema’s: bioinformatica: eiwitvouwing, kanker, plantenveredeling en biodiesel.

foto

2008

2009

2009

2010

maart

Minister Ronald Plasterk van onderwijs feliciteert 50.000e leerling die deelneemt aan een DNA-lab in het Haagse Haganum.

Sascha Schalkwijk

2006

foto

2005

foto

2004

Sascha Schalkwijk

Terugkijkend is het eerste Wageningse lab nauwelijks meer te vergelijken met de Reizende dna-labs van nu, vindt Naber. “Nu passen ze veel ingewikkelder technieken toe, met indrukwekkender apparatuur. Dat is ook wel nodig, want de scholen zelf hebben ook steeds meer de beschikking over geavanceerdere apparatuur.” Didactisch zijn er ook grote stappen gezet, aldus Naber. “We introduceerden van begin af aan concepten binnen een voor de leerlingen herkenbare context. Wageningen Universiteit opereert in principe altijd binnen een maatschappelijke context, dat scheelt.” Innovaties zijn nodig om de labs aantrekkelijk te houden, daarvan is Naber overtuigd. “Destijds waren scholieren en docenten al enthousiast als er een paar studenten op bezoek kwamen. Nu willen ze het liefst de laatste wetenschappelijke ontwikkelingen zien.”


26 • dna-labs special • mei 2011

Laveren tussen complexiteit en helderheid


tekst

Jop de Vrieze

fotografie

mei 2011 • dna-labs special •

Jean-Pierre Jans

27

De DNA-labs hebben vooral een praktische insteek, maar wat zit er voor filosofie en didactische theorie achter de lessen? Dat is waar docent en csg-onderzoeker Dirk-Jan Boerwinkel zich mee bezighoudt. Zijn grote opdracht: de complexiteit van genomics overbrengen zonder de kern uit het oog te verliezen.

H

ij mag dan al jaren onderzoek doen in de genomicseducatie, diep in zijn hart blijft Dirk-Jan Boerwinkel docent. Met gefronst voorhoofd hoort hij aan hoe het zijn collega-onderzoeker Marc van Mil is vergaan tijdens een proefles met vwo-scholieren. Konden de leerlingen het behappen? Hoe was de interactie? Stonden ze stil bij de verbanden tussen molecuul, cel en organisme die aan hen werden voorgelegd? Het zijn die didactische kwesties waar hij sinds 2007 aan de Universiteit Utrecht onderzoek naar doet. Maar het zijn minstens zozeer de maatschappelijke onderwerpen die Boerwinkel bezighouden. “Bij de dna-labs ging veel goed, maar we maakten op uit evaluaties dat de labs leerlingen te weinig hielpen bij het beantwoorden van maatschappelijke en persoonlijke vragen.” Zo waren er bijvoorbeeld vragen over genetisch testen. Al voor de geboorte van een kind dringen die zich op: wil je als toekomstig ouder weten of je drager bent van bepaalde ernstige ziektes? Wie kiest voor ivf-bevruchting, kan in de nabije toekomst het beste embryo selecteren op basis van dna-onderzoek. Is dat wenselijk? En zo ja, welke criteria hanteren we daarbij? Zo zijn er meer momenten waarop persoonlijke en ingrijpende besluiten genomen moeten worden. En dan spelen er ook nog vragen op maatschappelijk niveau: als we massaal aan embryoselectie gaan doen, wat zijn daarvan dan de gevolgen? Deze vragen komen vooral aan bod in de afsluitende lessen van de reizende practica. Een practicum moet immers vooral een practicum blijven. De maatschappelijke vragen rond dna spelen in alle lagen van de samenleving. dna-labs zijn er alleen voor de boven-

bouw havo en vwo. En de rest dan? “We missen inderdaad meer dan de helft van de leerlingen plus iedereen die geen onderwijs meer volgt. We moeten ons erbij neerleggen dat we via het onderwijs niet iedereen kunnen bereiken. Een deel krijgt informatie via andere vormen van communicatie. Daarbij moeten we er rekening mee houden dat een deel van de beeldvorming wordt bepaald door de media en tv-series als Crime Scene Investigation.” Die invloed van csi heeft positief uitgewerkt. Tegen forensisch gebruik van dna bestaan in de maatschappij weinig bezwaren. “Inderdaad. De kijkers leren via de series ook dingen die niet kloppen, maar als we ons realiseren dat in de jaren tachtig dnaonderzoek voor velen gold als synoniem voor enge manipulaties, is de positieve invloed wel zichtbaar. In cosmeticareclames wordt links en rechts gesmeten met de term. De mensen hebben een positief beeld gekregen bij het woord dna. Het staat voor zekerheid. Daarbij moet ik wel vermelden dat juist dit, paradoxaal genoeg, niet helemaal klopt.” Het beeld van het genoom is sinds het Human Genomce Project een stuk complexer geworden. Wat heeft dat voor invloed op de educatie? “Dat heeft zeker invloed. Het beeld van het genoom, dat in lesboeken vaak nog wordt weergegeven als kralenketting die wordt overgeschreven naar rna en vervolgens naar eiwit, klopt in feite niet meer. Daarnaast is het percentage dna dat via rna voor eiwitten codeert nog steeds dalende. Dat ligt nu bij de één procent. Er is veel meer interactie tussen deze drie basiselementen. Het is een grote uitdaging om die ingewikkelde boodschap in het onderwijs in te bouwen.”

‘Bij genetica gaat het vaak over krulhaar en oogkleur, terwijl het genoom merendeels genen bevat die de inktvis ook heeft en zelfs de banaan’

>


28 • dna-labs special • mei 2011

>

cv

Hoe doe je dat? “We willen in de biologielessen steeds een uitstapje maken naar genen. Of dat mogelijk is, gaan we samen met de Radboud Universiteit onderzoeken. Bij de spijsvertering is zo’n uitstapje bijvoorbeeld: welke genen maken je sneller dik of dun, of zorgen dat je goed of slecht tegen alcohol kunt? Leerlingen moeten zich realiseren waar die link naar het genoom zit. Ze worden vaak op het verkeerde been gezet: bij genetica gaat het vaak over krulhaar en oogkleur, terwijl het grootste deel van het genoom genen bevat die niet alleen wij twee samen hebben, maar ook de inktvis en zelfs de banaan. Het omzetten van glucose in de cel bijvoorbeeld is een principe dat zelfs gisten hanteren.”

Dirk Jan Boerwinkel werkte lang in het opleidingsonderwijs voor leerkrachten in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Hij promoveerde in 2003 op vorm-functie denken in natuuronderwijs. Momenteel doet hij aan de Universiteit Utrecht onderzoek naar de ontwikkeling en implementatie van lesmateriaal dat leerlingen voorbereidt op de veranderingen die genomicsonderzoek in de life sciences en toepassingsgebieden heeft teweeggebracht.

Komt die complexiteit in de dna-labs al aan bod? “Elk lab heeft een andere focus. Ik kijk wat ik uit die labs kan pikken om samenhang aan te brengen. Het dna-lab bioinformatica van de Radboud Universiteit laat zien hoe uit eiwitdatabases eindeloos veel informatie is te halen, hoe die informatie er dan uitziet en hoe die informatie weer is te vertalen in een 3D-projectie. Die aanpak moet gekoppeld worden aan andere labs. Door in te zoomen op een gen of eiwit kun je leerlingen laten zien hoe complex het allemaal is. Je kunt het karyotype van een mens tevoorschijn halen, of het gen voor amylase. En als je verder inzoomt, zie je dat het een warboel is, dat er allerlei verschillende transcripten zijn en pseudogenen die geen functie meer hebben. Ons dna is geen file-kast, maar meer een flipperkast.”

‘We houden er rekening mee dat de beeldvorming rond dna mede wordt bepaald door tvseries als Crime Scene Investigation’

Worden er al ideeën uit de verschillende dna-labs gecombineerd? “In de afsluitende les van ‘Lees de taal van de tumor’ zit wat bioinformatica. Maar je zit wel vast aan het format: inleidende les, practicum, afsluitende les. Alleen bij die laatste les valt er nog wat te variëren.” Hoe zorg je dat de kennis die leerlingen opdoen tijdens het practicum beklijft? “We proberen de kennis in te bouwen in het biologieleerplan. De gedachte is leerlingen ‘op en neer’ te leren denken tussen verschillende organisatieniveaus: moleculen, cellen, weefsels, organismen en populaties. Daar kun je op inspelen in een lab

door bij genen en kanker te laten zien dat dit op alle niveaus speelt en door bruggen tussen die niveaus te leggen. Voor de groei van bloedvaatjes die naar de tumor groeien zijn ook genen nodig, dus is er in theorie op genniveau een therapie mogelijk. Die koppeling willen we hen laten maken.” Wat voor didactische theorieën zitten er nog meer achter de labs? “Naast het denken op organisatieniveaus is ‘concept context’ een belangrijk uitgangspunt. Een van die contexten is de medische diagnostiek. Daar zitten praktijklessen in als diagnose van tumoren. Begrippen als deletie en apoptose (gecontroleerde celdood, red.) spelen daarbij een rol. Op die manier maken de leerlingen kennis met die begrippen, die daardoor betekenis en samenhang krijgen.” En hoe stap je vervolgens over naar een andere context? “Dat is een heel belangrijke vraag. Je moet ergens een draai maken. Apoptose wordt nu behandeld in het kader van kanker, maar speelt ook een rol bij gezonde ontwikkeling. Het is een moeilijk didactisch probleem om die transformatie te maken, een hoog gegrepen doel, waarvan ik zelfs twijfel of we dat altijd wel zullen halen. Misschien is dat meer iets voor het universitaire onderwijs.” Is dat de grootste uitdaging, al die nieuwe kennis toevoegen zonder dat het geheel verliest aan helderheid? “Ja, dat is wel mijn grote opdracht.” Zijn de dna-labs een proeftuin om nieuwe onderwijsmethoden uit te proberen? “Ik denk niet dat docenten het zien als een proeftuin. De lessen eromheen en bij de nascholingen zijn wel een proeftuin, bijvoorbeeld de lessen waarin we kanker vergelijken met een evolutieproces. Het is een kwestie van uitproberen en de reacties van de docenten bekijken. Zo ontstaat er een hele hoop ruw materiaal, dat we samen kunnen verwerken. Ik denk dat het onderwijs in de nabije toekomst nog wel met boeken werkt, maar dat docenten daarnaast veel meer actuele zaken erbij zullen zoeken zoals computerprogramma’s, filmpjes en gratis lesmodules. Daarin wijzen de labs de weg.”


tekst

mei 2011 • dna-labs special •

Yuri Matteman

29

Vaker, beter, sneller, meer

Sinds januari 2006 komen ze in schoolklassen door heel Nederland: de Reizende DNA-labs. Vanuit zes universiteiten en umc’s rijden vrijwel dagelijks busjes met studenten om leerlingen op school met actueel genomicsonderzoek in aanraking te brengen.

De Reizende dna-labs zijn vanaf het begin een populaire en hooggewaardeerde toevoeging aan het Nederlandse bètaonderwijs. Desondanks werd in 2008 besloten om de Reizende dna-labs een make-over te geven met als doel de labs nog beter aan te laten sluiten op het onderwijs en ze zo in te richten dat ze nog jaren kunnen blijven bestaan. Met dit als leidraad werd een plan van aanpak geschreven dat op 1 januari 2009 werd gepresenteerd. De afgelopen twee jaar is hard gewerkt om de aanbevelingen uit het plan van aanpak uit te voeren. Wat heeft dat opgeleverd?

1 2

Om te beginnen meer Reizende dna-labs. De populariteit was en is zo groot dat een eerste aanbeveling was om meer busjes het land in te sturen. Zo gezegd, zo gedaan. Er worden nu veel meer lessen gegeven en de meeste dna-labs zijn binnen de kortste keren volgeboekt. Hiernaast bleek er behoefte aan een Reizend dna-lab over forensisch onderzoek en dat is er gekomen. Het lab ‘Forensisch dna-onderzoek: Puzzelen met pieken’ is de nieuwe loot aan de dna-labsboom.

Aanpassing van de lesmaterialen bij de dna-labs was om verschillende redenen gewenst. Onder docenten bleek de behoefte aan extra materiaal groot te zijn. De coördinatoren van de labs hoopten docenten, door ze iets meer keuzevrijheid te geven, te kunnen verleiden tot het geven van meer voorbereidende en afsluitende lessen. Er is keihard gewerkt de afgelopen twee jaar, met prachtig resultaat. Vrijwel alle Reizende dna-labs bieden hun lesmaterialen op zowel basis- als expertniveau aan en er zijn meer dan dertig lessen ontwikkeld die docenten kunnen geven als de studenten weer weg zijn. Van kruiswoordpuzzels tot de Reizende dna-rechter.

3

Een belangrijke aanbeveling in het plan van aanpak was om ervoor te zorgen dat de dna-labs ook na 2012 – het eind van de overheidssubsidie – voortgezet kunnen worden. Op dit moment heeft dat geleid tot het verzorgen van twee dna-labs op een fysieke locatie. ‘Racen met wc-papier’ wordt ieder weekend en in de vakanties uitgevoerd in het Science Centre Delft en ‘Forensisch dna-onderzoek: Puzzelen met pieken’ heeft een vaste plek bij de Its-labs op de Universiteit van Amsterdam. Met andere verduurzamingsactiviteiten wordt hard geëxperimenteerd. Terugkijkend op de afgelopen twee jaar is er veel gebeurd rond de Reizende dna-labs, met een niet voorzien, maar welkom bijeffect: de dna-labs zijn intensiever gaan samenwerken. Coördinatoren van de dna-labs weten elkaar snel te vinden en maken gebruik van elkaars ervaringen. In de nabije toekomst zullen busjes van zes Reizende dna-labs met twee studenten jaarlijks bijna vijfhonderd keer een school bezoeken. Hoe het op lange termijn zal gaan? Daar is het laatste woord nog niet over gezegd. Aan de behoefte vanuit de scholen zal het zeker niet liggen. Die zijn onverminderd enthousiast.

Yuri Matteman is directeur van de praktijk. onder zijn voorzitterschap werd het plan van aanpak voor de vernieuwing van de reizende dna-labs geschreven. daarnaast begeleidde hij de uitvoering van een aantal aanbevelingen uit dit plan van aanpak.


30 • dna-labs special • mei 2011

tekst

Jop de Vrieze

beeld

Studio HB

d i e r e b r o o v Goed de klas voor

Stoomcursus voor student-assistenten

Voor de student-assistenten voor de klas komen te staan, doorlopen ze een intensieve voorbereiding. Een dagje

meekijken in Wageningen. “Laat je vooral niet intimideren.”

E

en klein beetje onuitgeslapen ogen de vier bijna-studentassistenten nog wel deze dinsdagochtend. Het is even over negenen en vandaag is het voor Merel Hofmeijer, Marijn Schrage, Elkse Hageraats en Sjoerd Schimmel de tweede dag van hun training tot docent voor het dna-lab ‘Prenataal onderzoek bij planten’ (zie overzicht labs op pagina 3). Sven van den Elsen staat tegenover de vier. Ze bevinden zich in het lab van de afdeling Nematologie van het departement Plantenwetenschappen. Van den Elsen is hier onderzoeker. Vandaag laat hij de studenten het practicum zelf uitvoeren en de PowerPoint-presentatie die erbij hoort doornemen. Morgen zullen ze ruim zesduizend ‘epjes’ met lysisbuffer, ultrapuur water en primersuspensie vullen voor de 2050

‘Bij de generale gaat er altijd wel wat mis; op dat moment is het even zweten voor de studenten’

scholieren die ze de komende zes weken zullen verlichten met twee uur plantenwetenschap. “Jullie hoeven na deze week echt niet alles te kunnen en te kennen,” zegt Van den Elsen. “Het belangrijkste is dat je er zin in hebt. Dan komt de rest vanzelf.” Persoonlijke leerdoelen

Na de eerste introductie nemen de studenten een kijkje in het hok met materialen. Die staan opgestapeld in kratten met gedetailleerde checklists. “Je kunt het zo gek niet bedenken of jullie voorgangers hebben het een keer vergeten, zelfs microscopen en PCR-apparaten.” Van den Elsen vertelt het met een ernstige grijns. “En ik kan jullie vertellen: ’s avonds terug naar de andere kant van het land om je spullen op te halen is voor niemand prettig.” De studenten knikken. “Het is een zware periode voor de studenten,” vertelt Van den Elsen. “Bijna allemaal kijken ze er met plezier op terug, maar ze zijn na die zes weken doodop. Vaak vertrekken ze ’s ochtends vroeg en komen ze ’s avonds terug.” Vandaar ook dat ze een vergoeding ontvangen naast de studiepunten die ze voor het vak ‘Teaching as a professional’ krijgen. Om aanspraak te maken op die punten moeten ze zich persoonlijke leerdoelen stellen en evaluaties schrijven. Vol vertrouwen

Maar zover is het nog lang niet. De komende dagen staan in het teken van de ‘generale’ op dinsdag en de eerste echte

les op donderdag. Bij die generale zijn vrienden, medewerkers en oud-studentassistenten aanwezig. Dat is volgens Van den Elsen een belangrijk moment. “Er gaat altijd wel wat mis. Op dat moment is het even zweten voor de studenten, maar op een luchtige manier.” Achteraf kijken de studenten er tevreden op terug, mailen ze. Sjoerd Schimmel: “Dit was heel erg handig, omdat we nu tegen dingen aanliepen die we anders zouden vergeten. Ook was er na afloop nog ruim de tijd om tips en onvolkomenheden door te spreken.” Voor die tijd zijn ze door Van den Elsen en zijn collega Arjen Schots nog volgestopt met honderden anekdotes over planten en parasieten om de leerlingen naast inhoud ook wat verstrooiing te kunnen bieden. Schots’ bijdrage richt zich vooral op de economische kant van het verhaal. Daarnaast is er didactiek. In interactieve sessies wordt aandacht besteed aan het omgaan met tegenslagen, het bewaren van rust en het uitgaan van je eigen kracht. Nuttig, zeggen de studenten na afloop, maar soms wat overbodig. Van den Elsen benadrukt: “Bijna alle klassen zijn enthousiast, maar eens in de zoveel tijd heb je er zo’n ongemotiveerd stel tussen zitten. Laat je vooral niet intimideren.” En zo vliegt de week voorbij. Waar de studenten aan het begin van de voorbereidingsweek nog wat onwennig ogen, laten ze na afloop vol vertrouwen weten: “We hebben echt het gevoel dat we er klaar voor zijn.”


mei 2011 • dna-labs special •

Verslag van studenten Marijn en Merel Maandag

Liesbeth en Door geven ons de eerste informatie over het practicum. Die middag is de eerste les: ‘Onderwijs-skills’, over het schrijven van het reflectieversla g.

Dinsdag

Iedere groep heeft een afspraak met een persoonlijke begeleider over de practicumuitvoering. Wij worden begeleid door Sven. We voeren het experiment uit. Sven geeft ons een enorme lading informatie over de proeven. Hij vertelt ook over nematoden en ziekten.

Woensdag

We vullen de epjes. Ook gaan we naar de kas om te kijken waar onze paprika’s en tomaten groeien en we krijgen een verh aal over de business achter veredeling.

Donderdag

We bereiden de presentatie voor die we hebben gekregen van onze voor gangers.

Vrijdag

We geven onze presentatie van enkele minuten en oefenen de quiz. ‘s Mid dags werken we aan ons werkplan. Die avond gaan we langs bij Björn. Hij heeft het practicum afgelopen periode gegeven.

Maandag

We tellen onze voorraden en bere iden het practicum voor. Ook verbouwen we onze presentatie. We stellen een draa iboek op, waardoor we de tijd tijdens de prac tica bij kunnen houden.

Woensdag

We zetten de laatste spreekwoord elijke puntjes op de i. We inventarisere n de spullen. Liesbeth houdt nog een praatje, we krijgen de tankpassen en kunnen de auto ophalen.

Dinsdag

Ons proefpracticum verloopt prim a, hoewel we merken dat we nog op een aant al dingen moeten letten. Janna, die het prac ticum vorige periode gaf, heeft een hele boel opgeschreven. Die middag zijn wij zelf toeschouwers bij het oefenpracticu m van Elske en Sjoerd.

31


32 • dna-labs special • mei 2011

Vivienne Aalders

Frans Olofsen Geert Groote College Amsterdam 26 jaar docent biologie “Ik vind de dna-labs erg nuttig. Abstracte stof wordt inzichtelijk gemaakt, de leerlingen zijn er zelf mee bezig en dat maakt ze betrokken. En wij hebben die moderne apparatuur gewoon niet beschikbaar op school.”

Scala College Alphen aan den Rijn 9 jaar docent biologie en NLT “Wij doen de dna-labs al een jaar of 4-5 op school. Deze practica luisteren nauwer dan de proefjes die wij met ze doen, dus het is ook wel een reality check. Een goed moment om in te schatten of een laboratoriumberoep iets voor ze is.”

Gaswin de Boer Dockingacollege in Dokkum Docent ANW (in opleiding) “Genomics is zó breed; het is belangrijk dat je het verhaal in je les goed afbakent. Ik vind dat alle leerlingen hiermee te maken moeten krijgen. Biologiestudenten hebben vooral de praktische kant nodig, maar een aspirant-rechter moet ook weten wat de ethische kwesties zijn!”

Maartje de Groot (r) en Kati van Tongeren (l) Wolfert Lyceum Bergschenhoek 8 jaar docent biologie, mens en natuur en TOA “Ik ga zeker lobbyen bij mijn collega die vwo doet om een paar dna-labs te boeken. Het gebeurt gemakkelijk dat je als docent in de theorie blijft hangen omdat ze daar nu eenmaal eindexamen over moeten doen. Dan is een stukje praktijk een leuke toevoeging.“


tekst

Bo Blanckenburg

fotografie

mei 2011 • dna-labs special •

Sascha Schalkwijk

33

DNA

voor docenten Op de Landelijke dna-lab Dag kropen ruim honderd docenten terug in de schoolbanken om de reizende practica zelf te ervaren. Ze tonen speeksel aan, kristalliseren eiwitten en gooien vrolijk stukjes ‘tumor’ in de blender. “Sommige dingen leer je toch alleen door ze te doen.”

“D

us je bent eigenlijk aan het determineren, maar dan met dna!” De docenten bij het dna-lab ‘Prenataal onderzoek met planten’ geven enthousiast commentaar. Eerder waren ze al druk met vijzels, plantenpulp en pipetten in de weer, nu luisteren ze geboeid naar de achtergrondinformatie die de Wageningse Sven van den Elsen bij het practicum geeft. De monsters staan ondertussen in de pcr-machine. “Klopt,” zegt Van den Elsen. “Nematoden op de ouderwetse manier determineren is verschrikkelijk moeilijk. Maar als het één keer met dna gelukt is, kan iederéén het. Zelfs jij.” De workshop is een van de veertien waar de ruim honderd docenten zich voor konden inschrijven tijdens de landelijke dna-labdag. Een uurtje zijn ze zelf de scholier om te kijken of het dna-lab iets voor hun school is. Ook twee lokalen verderop is het rumoerig. “Ik mis mijn Binas!” klinkt het als de docenten bij de workshop Bioinformatica zich in de structuur van virtuele aminozuren verdiepen. “Eigenlijk krijgen we van de docenten dezelfde vragen als van scholieren,” vertelt begeleidster Vera van Berlo. “Maar we gaan er vandaag wel wat sneller doorheen hoor.” Uitdagende practica

het project in 2006 hebben de Reizende dna-labs ruim drieduizend scholen bezocht,” opent Van Dam de dag. “De tachtigduizendste leerling pipetteerde onlangs zijn eerste dna-monster. Ook komend jaar zullen studenten van verschillende universiteiten weer met zes uitdagende practica allerlei scholen in Nederland bezoeken.” Verouderingsmechanisme

Marie-José Goumans geeft als lid van De Jonge Akademie de eerste plenaire lezing over haar werk in het Leids Universitair Medisch Centrum. Zij past genen in stamcellen aan zodat ze uitgroeien tot hartweefsel. En dat blijkt te lukken; het publiek wordt getrakteerd op prachtige filmpjes waarin stukjes weefsel spontaan beginnen te kloppen. Een griezelig gezicht, maar in de toekomst kunnen die buitenaards aandoende stukjes het hart na een hartinfarct mogelijk volledig herstellen. De afsluitende lezing van de Wageninger Bas Zwaan gaat in op genen en veroudering. Interessant genoeg blijkt dat laatste een typisch menselijk probleem. In de natuur is het gevaar van ziekten, vijanden en ongelukken zo groot, dat weinig dieren aan verouderen toekomen. Maar waarom hebben wij dan wel een verouderingsmechanisme in onze genen? Dat weet ook Zwaan niet zeker. Dat mysterie wordt misschien over dertig jaar wel opgelost door een van de scholieren die, dankzij de dna-labs, dit jaar kennis zullen maken met het vak. Van Dam beëindigt de dag met: “De inschrijving voor de periode september-december 2010 begint op 18 mei om acht uur ’s ochtends. Wees er vlug bij!” Met deze belangrijke boodschap in hun achterhoofd vertrekken de docenten naar de welverdiende borrel.

Het publiek wordt getrakteerd op prachtige filmpjes waarin stukjes weefsel spontaan beginnen te kloppen

Van ouwe rotten tot docenten in opleiding, mannen en vrouwen door elkaar, het is een gemengde groep. Maar allemaal geven ze biologie, algemene natuurwetenschappen of natuur, leven en techniek. Al tijdens de welkomstkoffie worden er druk ervaringen uitgewisseld en worden oude bekenden luidruchtig begroet. Dagvoorzitter Frans van Dam moet even duidelijk zijn keel schrapen voordat hij alle aandacht heeft. “Sinds de start van


34 • dna-labs special • mei 2011

Zes Reizende DNA-labs De Reizende dna-labs bieden

een keur aan thema’s, technieken en begeleiden lesmodules. Hieronder een overzicht.

1

‘Prenataal’ onderzoek bij planten

versiteit namens het Centre for BioSystems

5

Genomics.

versiteit Delft namens het Kluyver Centre for

Sinds Januari 2006 (als Reizend dna-lab),

Genomics of Industrial Fermentation.

daarvoor een mobiel practicum van Wagenin-

Sinds Januari 2006.

Door wie Verzorgd door Wageningen Uni-

gen Universiteit. Inhoud Dit dna-lab laat de leerlingen kennismaken met dna-technieken waarmee ze snel

Racen met wc-papier

Door wie Verzorgd door de Technische Uni-

3

Lees de taal van de tumor

Inhoud Leerlingen maken biobrandstof met wc-papier en gist. Ze bekijken de effecten van enzymen op het productieproces en me-

Door wie Verzorgd door de Universiteit

ten hoe snel de cellen ethanol produceren.

is overgeërfd. De leerlingen voeren een dna-

Utrecht namens het Cancer Genomics Centre.

Het lab stimuleert hen na te denken over het

fingerprint uit op aardappelen en onderzoe-

Sinds Januari 2006.

aanpassen van het gist-dna om de alcoholpro-

ken of hun plant de juiste eigenschap heeft.

Inhoud Leerlingen vergelijken het dna van

ductie te verhogen.

Bedoeld voor Biologie.

tumorcellen met dat van gezonde cellen. Ze

Bedoeld voor Biologie of scheikunde.

Opvallend Dit lab diende als voorbeeld voor

geven de behandelend arts advies over de

Opvallend Dit lab kan ook in het

de ontwikkeling van de andere Reizende

beste behandeling van de patiënt.

Science Centre Delft door scholieren van de

dna-labs.

Bedoeld voor Biologie.

onderbouw worden gevolgd.

kunnen zien of een genetische eigenschap

Opvallend Tijdens de afsluitende les bij dit

2

Gezond of ziek: een vouwtje verkeerd

Door wie Verzorgd door de Universiteit Leiden namens het Centre for Medical Systems Biology.

foto

Sascha Schalkwijk

Sinds Januari 2006.

practicum komen vaak persoonlijke verhalen van leerlingen boven.

4

Bio-informatica: leven in de computer

6

Forensisch DNA: puzzelen met pieken

Door wie Ontwikkeld door het Forensic Genomics Consortium Netherlands en verzorgd door its-labs, Amsterdam.

Door wie Verzorgd door de Radboud Univer-

Sinds Januari 2010.

Inhoud De leerlingen gaan in dit dna-lab op

siteit Nijmegen namens het

Inhoud Scholieren onderzoeken met forensi-

zoek naar de moleculaire oorzaak van enkele

Netherlands Bioinformatics Centre.

sche dna-technieken het sporenmateriaal van

ziekten die het gevolg zijn van verkeerde

Sinds Januari 2006.

een overval. Ze rapporteren hun resultaten en

eiwitvouwing. Uiteindelijk doen ze een proef

Inhoud Leerlingen gebruiken databases en

conclusies aan de officier van justitie.

die aantoont dat verstoring van de eiwitstruc-

computerprogramma’s om een mysterieus

Bedoeld voor Natuur, leven en technologie

tuur leidt tot het verlies van de activiteit van

eiwit, dat mogelijk het leven heeft gekost aan

of biologie.

het eiwit.

een man op Schiphol, te identificeren en er

Opvallend Dit lab wordt ook als politie-

Bedoeld voor Biologie of scheikunde.

een remedie tegen te ontwikkelen.

training gegeven aan echte technisch

Opvallend Dit is het enige ‘natte’ lab waar

Bedoeld voor Biologie of scheikunde.

rechercheurs.

niet met dna maar met eiwitten

Opvallend Dit lab gebruikt alleen

wordt geëxperimenteerd.

computers.

Zie voor meer informatie over de Reizende DNA-labs: www.dnalabs.nl


35

tekst

fotografie

Frans van Dam Thomas Fasting

mei 2011 • LEV 5 •

Onderzoek aan biomaterialen in maatschappelijk perspectief

Tussen chemie, life sciences en de samenleving In april is een CSG-project van start gegaan gericht op de maatschappelijke vooruitzichten van het biomaterialenonderzoek. Dat was aanleiding voor bio-organische chemie in Nijmegen.

J

an van Hest heeft als chemicus altijd een fascinatie voor de biologie gehad. In de jaren negentig deed hij onderzoek in de VS aan manieren om, langs genetische weg, nieuwe nietnatuurlijke aminozuren in te bouwen in eiwitten van bacteriën. Biologie is ook nu nog dé bron van inspiratie voor zijn che-

mische onderzoek: biomaterialen voor het versterken of opvullen van bot, raamwerken waar (delen van) defecte organen zich in kunnen herstellen of nanomedicijnen in een ‘kooi’ die gericht in bepaalde lichaamscellen worden gebracht. Te veel om op te noemen.

Van Hest: “Technisch kunnen we ongelooflijk veel. Vaak denk je dat het maar een kwestie van tijd is voordat we ook werkelijk nieuwe toepassingen mogelijk kunnen maken. Maar we moeten niet voorbijgaan aan de vraag wat de impact is. Uiteindelijk brengen we nieuwe structuren in het menselijk lichaam en wordt de

<

Biomaterialen

een interview met projectbegeleider Jan van Hest, sinds 1999 hoogleraar


36 • LEV 5 • mei 2011

<

mens steeds maakbaarder. Gaan we naar een situatie dat iemand met een kapotte lever op zijn 50e een nieuwe lever krijgt en nog wel 50 jaar door kan gaan? Kun je zo continu het hele lichaam regenereren totdat mensen 150 jaar oud zijn er iets het begeeft wat niet meer is te repareren? Of is zoiets alleen voor de elite betaalbaar? Dat zijn ontwikkelingen waar je goed over moet nadenken.” De cel imiteren

Jan van Hest studeerde scheikundige technologie in Eindhoven met als specialisatie polymeerchemie. In de jaren negentig werkte hij aan de TU Eindhoven, de University of Massachusetts en bij DSM. In 1999 werd Jan van Hest hoogleraar bio-organische chemie in Nijmegen met als specialiteit biomaterialen en

Biomaterialen

nanomedicijnen.

Kenmerkend voor het onderzoek aan biomaterialen is de grote rol van de (moleculaire) biologie als bron van informatie en inspiratie. Processen in de cel of materialen in het lichaam worden nagebootst. Zo past Van Hest de eigenschappen van het menselijke eiwit elastine buiten het lichaam toe. Elastine zit onder andere in de huid en in de wand van bloedvaten en geeft daar elasticiteit. Die eigenschap is terug te voeren op een fragment van vijf aminozuren lang. “Als je dat vaak achter elkaar zet, dan ontstaat een eiwitpolymeer met heel bijzondere eigenschappen. Dat is oplosbaar bij kamertemperatuur maar als je het polymeer verwarmt, wordt deze onoplosbaar.” Van deze eigenschappen maakt Van Hest handig gebruik voor de constructie van kleine bio-reactoren. In minuscule buisjes kan hij een gewenste serie enzymen achter elkaar op de binnenwand vastzetten. Elk van de enzymmoleculen kleeft via elastine aan de wand. Aan de ene kant gaat een reactiemengsel het buisje in, de enzymen doen hun werk, en aan de andere kant komt de gewenste stof eruit, bijvoorbeeld een geneesmiddel. Van Hest: “Mijn droom is dat je heel efficiënt meerstapsreacties kunt uitvoeren om complexe moleculen te maken. In feite wordt het proces uit de levende cel gehaald en in een gecontroleerde reactor geplaatst.” Zo’n proces is heel efficiënt omdat de buisjes, in tegenstelling tot levende cellen die een stof produceren, uitsluitend het gewenste product maken. Binnendringers

Van Hest brengt niet alleen biologie buiten de cel. Hij doet ook het omgekeerde: levende cellen voorzien van kunstmatige capsules. Nanomedicine is het verpakken van medicijnen in een vehikel dat er voor

zorgt dat ze het juiste weefsel bereiken en daar de cellen binnengaan. Met medicatie op nanoschaal zou men capsules met dodelijke inhoud naar het tumorweefsel kunnen leiden terwijl gezond weefsel gespaard wordt. “Het is mogelijk om nanocapsules met MRI te volgen en deze op de juiste plaats te verwarmen waardoor ze opengaan. Dat zijn zogenaamde theranostics: therapie en diagnostiek in één systeem.” Met nanomedicine is het zelfs mogelijk om de capsule tijdelijk als onderdeel van de cel te laten functioneren. Bij veel stofwisselingsziekten is er één bepaald enzym dat niet goed werkt, terwijl de rest van de cellen wel goed functioneert. De oplossing is om dat ene kapotte enzym te vervangen door een werkende versie. Gentherapie, het inbrengen van het gen voor het werkende enzym, brengt extra veiligheidsrisico’s met zich mee. Klinische trials hebben zelfs al tot slachtoffers geleid. Van Hests alternatief is het inbrengen van het enzym zelf. “Als je het enzym los inbrengt, wordt het snel afgebroken. Daarom loodsen we het enzym verpakt in een beschermende capsule, een soort ‘kooi’, de cel binnen. Het enzym blijft in de kooi en kan daar een aantal dagen zijn werk doen. Kleine moleculen kunnen ongehinderd de kooi in en uit, maar andere, afbrekende enzymen kunnen niet naar binnen.” De Nijmeegse onderzoekers hebben recent laten zien dat een testenzym verpakt in een capsule een aantal dagen binnen een cellijn actief was. De kunst om de capsule de juiste cellen in te krijgen heeft Van Hest afgekeken van virussen. Die hebben op hun oppervlak kleine eiwitjes, die ervoor zorgen dat het viruspartikel de cel wordt in gesleurd. “De eerste capsules zijn nog van nietafbreekbaar plastic gemaakt, uiteindelijk

‘Een levende cel is geen rondbodemkolf’


mei 2011 • LEV 5 •

‘Uiteindelijk brengen we nieuwe structuren in het menselijk lichaam en wordt de mens steeds meer maakbaar’

willen we capsules aanbieden die langzaam worden afgebroken. De patiënt wil je het liefst een medicijn aanbieden dat hij kan inslikken. Er zijn behoorlijk wat barrières die je moet overwinnen voor je in de kliniek zit. Voor een echte toepassing zijn we nog 15-20 jaar onderweg.” Botherstel

Tissue engineers kunnen al eenvoudige weefsels als huid of een urineblaas maken. Van Hest bestudeert ook hoe complexere weefsels of organen kunnen worden hersteld. Samen met tandheelkundigen in Nijmegen onderzoekt zijn groep betere methoden om bot te repareren. Bij een ontbrekend stuk bot is de gangbare aanpak het inbrengen van een gel op basis van water en afbreekbare polymeren. Toegevoegde groeifactoren stimuleren de botgroei. Van Hest ontwikkelt een methode op basis van afbreekbare raamwerken van eiwitpolymeren. In de raamwerken worden enzymen gebracht die het verkalkingproces van bot versnellen en eiwitten die calcium – nodig voor de botvorming – binden. Het lichaam zelf, in dit geval de kaak, herstelt zich door vanuit het omringende weefsel cellen het raamwerk in te laten groeien. Het laten ontstaan van nieuwe organen is buitengewoon complex. Op minuscule afstand van elkaar zitten verschillende soorten cellen die met elkaar werkend weefsel moeten vormen. Van Hest: “Dus moet je de hele structuur zo nabootsen, dat cellen ‘weten’ dat ze een ader moeten worden of dat ze andere vormen moeten aannemen. Die informatie moet in het raamwerk aanwezig zijn en dat moet je tot op de micrometer inrichten. Tegelijkertijd moet het zo dynamisch zijn dat cellen de kans hebben om zich te ontwikkelen tot een bepaald orgaan. Voor het ontwerp van

het materiaal van het raamwerk is dit een hele opgave.” Upgraden

“Het zou een enorme doorbraak zijn wanneer we niet langer afhankelijk zijn van donoren en uit iemands eigen cellen een nieuwe lever of een nieuwe nier kunnen laten groeien,” zegt Van Hest. Maar hij plaatst ook direct kanttekeningen bij de mogelijkheden van tissue engineering: “Naast orgaanherstel kun je ook denken aan het upgraden van mensen. Stel je voor dat we in staat zijn om bijzonder spierweefsel te maken, dan kunnen we bepaalde topsporters creëren. Denk bijvoorbeeld aan het ‘maken’ van een hoogspringer die bepaalde spieren heeft die zijn kuiten nog elastischer maken. Of dat we de botten nog wat oprekken. Het is nu nog wel science fiction, maar het is de vraag of dat zo blijft. Het gaat niet alleen om het oplossen van ziekten maar je kunt het ook zien als een nieuwe vorm van doping.” Maatschappelijk inzicht

Biomaterialen imiteren de natuur. Ze dringen de cel of het organisme binnen en tegelijkertijd dringt deze technologie de samenleving in. Om aan biomaterialen te werken worden de bestaande disciplines van onderzoek doorbroken; ze worden ontwikkeld op het grensvlak van chemie en life sciences. Het is deze combinatie die de studie van de maatschappelijke vooruitzichten en impact van biomaterialen zo interessant maakt. Jan van Hest kijkt uit naar de confrontatie van zijn betawetenschappers die de nieuwe technologie ontwikkelen met de CSGonderzoeker die let op de maatschappelijke inbedding en de acceptatie en de technische mogelijkheden. Zijn promovendi

37

zullen meer reflecteren over de maatschappelijke kant van hun onderzoek, verwacht Van Hest. “Als je je niet bewust bent van de maatschappelijke implicaties van je onderzoek, stuit je soms op weerstand die niet realistisch is maar wel kan zorgen dat de ontwikkeling gestopt wordt. Die weerstand moet je niet omzeilen maar je moet de discussie vroegtijdig aangaan. Zo neem je de scepsis weg en wordt het vakgebied niet meer als angstaanjagend gezien.” Voor Van Hest maken nieuwe technieken deel uit van de mens: “Het inzicht groeit dat techniek helemaal in onze evolutie geïntegreerd is. Sinds het beheersen van vuur heeft de mens techniek gebruikt om zijn evolutie te stroomlijnen. Techniek en mens evolueren samen. Dat is een filosofisch punt van inzicht, dat ook voor een techniek als tissue engineering geldt.” In het bijzonder de vraag wat leven is, houdt hem bezig. “Die vraag raakt zo aan de kern van ons bestaan dat het de moeite waard is om met behulp van synthetische biologie naar het antwoord te zoeken; stel dat we leven kunnen maken dat we nog niet kennen! We moeten dan nadrukkelijk de interactie met de maatschappij aangaan.” De hoogleraar organische chemie waarschuwt ten slotte voor een al te eenvoudige vergelijking tussen de processen die zich in levende cellen afspelen en daarop geënte chemische reacties buiten de cel: “De cel is toch wel een heel andere omgeving dan een reactorvat: een levende cel is geen rondbodemkolf.” Hij is ook niet bang voor de zelfreplicerende, verwoestende nanodeeltjes die auteur Michael Crichton in zijn boek Prey liet ontsnappen: “Dat is pure science fiction en dat zal zo blijven. Wat in de buurt komt van Prey is iets wat we al lang kennen: virussen. Het griepvirus is een fantastische nanorobot en met het onder controle krijgen van al die virussen hebben we het al lastig genoeg. Om iets te maken dat net zo efficiënt en makkelijk verspreidbaar is als een virus, dat ligt heel ver weg van wat wij kunnen.” meer over het onderzoek van jan van hest is te vinden in hoofdstuk 6 van ‘de maakbare mens

– tussen fictie

en fascinatie’, bj koops e.a., uitgeverij bert bakker 2009

<


In deze rubriek wordt steeds een van de zes Principal Investigators (PI) van het CSG uitgelicht. In dit nummer een interview met Guido de Wert.

fotografie

tekst

Marianne Heselmans Maartje Geels

38 • LEV 5 • mei 2011

Jacqueline Broerse

Martina Cornel

Arend Jan Waarlo

Patricia Osseweijer

Michiel Korthals

VU Amsterdam

VU medisch centrum

Universiteit Utrecht

TU Delft

Wageningen UR

Het recht om niet te weten Guido de Wert, hoogleraar Ethiek aan de Universiteit Maastricht, buigt zich over het dilemma van de genetische testen die ‘het 1000-dollargenoom’ gaat opleveren. “We moeten voorkomen dat belangrijke ethische principes met voeten worden getreden.”

PI-profiel

H

et is 2020. Een jong stel besluit het totale genoom van hun nog ongeboren kind te laten analyseren. In de familie komt een ernstige mentale handicap voor en als het kindje de genen daarvoor heeft, willen ze abortus overwegen. “Nee,” zegt de arts twee weken later, “voor die mentale handicap zijn geen aanwijzingen, maar wel zijn er twaalf andere aandoeningen gevonden waar het kind een verhoogde kans op heeft.” Het jonge stel wil ze niet weten. Nu zit de dokter met een probleem. Een van de afwijkingen geeft namelijk een kans van 30 procent op een ernstige stofwisselingsziekte. Als ze dit de aankomende ouders niet meldt, wordt de baby misschien niet op tijd behandeld. Ook het jonge stel kan die nacht niet slapen. Wat zijn die andere twaalf genetische gevoeligheden? Principal Investigator Guido de Wert, hoogleraar Ethiek aan de Universiteit Maastricht, wil niet dat mensen straks onvoorbereid en wellicht onnodig voor zulke moeilijke vragen komen te staan als

het jonge stel en hun dokter hierboven, reden waarom hij vier onderzoeken van het CSG begeleidt die gaan over de ethische implicaties van de steeds geavanceerder wordende genetische testen. Het sequensen van het hele genoom ofwel het lezen van alle drie miljard letters van ons DNA, wordt nu snel goedkoper. Over een paar jaar, voorspellen biotechnologen, kost dit minder dan 1000 dollar per persoon. Het bepalen van verhoogde kansen op aandoeningen wordt steeds betrouwbaarder. Van schizofrenie tot alzheimer, van aderverkalking tot beenmergkanker; wekelijks komen de wetenschappelijke vaktijdschriften met nieuwe genen en eiwitten die betrokken blijken te zijn bij een bepaalde aandoening. “Met het 1000-dollargenoom zullen we komende jaren heel druk zijn,” vertelt hij op zijn kamer op de Universiteit Maastricht. “Wat kunnen, willen en mogen we met zulke brede testen? En wat zijn de risico’s?” In het net uitgekomen rapport van de Gezondheidsraad, Het ‘duizend dollar genoom’, een ethische verkenning, zijn de

eerste resultaten van het CSG-onderzoek al opgenomen. De Wert, lid van de raad, heeft het rapport naast zich liggen. Conclusie? Er moeten nieuwe juridische en ethische kaders komen waarbinnen artsen genoombrede diagnostische testen en screeningen mogen gaan aanbieden. Momenteel zijn een paar ethische principes min of meer vanzelfsprekend, zoals het recht op adequate informatie voorafgaand aan het genetisch onderzoek en het recht op niet-weten. Die principes moeten nu opnieuw worden doordacht. Het team rond Guido de Wert gaat deze discussie aan, onder andere door veel met artsen en andere betrokkenen uit het veld te praten. Levensgroot dilemma

“Is het wenselijk,” zo werpt de hoogleraar een eerste dilemma op, “om elke zwangere vrouw zelf te laten kiezen voor de genetische test die ze wil?” Met dat dilemma kampen artsen nu al bij de zogeheten karyotypering bij het nog ongeboren kind, een test waarmee chromosomale afwijkingen zijn vast te stellen. De aanleiding voor de test was de mogelijkheid tot vaststelling van het syndroom van Down. Maar met karyotypering kunnen veel meer chromosomale afwijkingen worden opgespoord. Sinds kort zijn er twee typen testen: de nieuwe, snelle en goedkope zogeheten RAD-test waarbij maar naar enkele


mei 2011 • LEV 5 •

39

seling kan niet uren duren. Moeten we dus niet een generic consent aanvaarden, waarbij artsen vrouwen globaler informeren?” Hoe je mensen voorbereidt op een genetische test is een van de onderzoeksvragen. “Artsen zouden misschien kunnen volstaan met algemene informatie over categorieën van uitkomsten,” oppert De Wert. “Bijvoorbeeld over behandelbare en nog niet behandelbare aandoeningen, over aandoeningen die zich al in de jeugd of pas in de volwassenheid manifesteren, over aandoeningen waar een grote gevoeligheid voor bestaat en aandoeningen waar een minder grote gevoeligheid voor is gevonden enzovoort. Mensen zouden dan kunnen aankruisen over welke categorieën ze wel en niet informatie willen hebben.” Geavanceerde testen

Guido de Wert, Universiteit Maastricht

‘ Is het wenselijk om elke zwangere vrouw zelf te laten kiezen voor de genetische test die ze wil?’ chromosomen wordt gekeken (voldoende om op het downsyndroom te testen) en de klassieke brede karyotypering waarbij naar alle 23 chromosomen wordt gekeken. Veel artsen vinden nu dat alleen de smalle RAD-test moet worden aangeboden. Guido de Wert: “Bij de smallere test is de counseling minder complex en er is minder kans op niet gewenste en belastende bevindingen. Maar tegelijkertijd zullen er vrouwen zijn die toch alle mogelijke informatie willen. Vanuit het ethisch principe ‘respect voor reproductieve autonomie’ (ouders moeten zelf kunnen bepalen welk onderzoek er bij het ongeboren kind plaatsvindt,

red.), zou je vrouwen wellicht alle beschikbare testen moeten aanbieden.” Maar als je alle beschikbare testen aanbiedt, komt het zorgvuldigheidsbeginsel van informed consent in het gedrang. Dit betekent dat vrouwen weloverwogen en op basis van voldoende informatie moeten kunnen kiezen, zoals voor een bepaalde test en voor eventuele abortus. Guido de Wert: “De klassieke aanname is altijd geweest dat zwangere vrouwen, om zulke keuzes te kunnen maken, per aandoening moeten worden geïnformeerd. Maar naarmate op meer aandoeningen getest kan gaan worden, wordt dit steeds lastiger. Een coun-

Maar ook dat lost niet alle ethische dilemma’s op. Stel een vrouw van 20 besluit al haar DNA te laten sequensen. Ze wil echter alleen informatie over behandelbare ziekten, zoals bepaalde erfelijke hartziekten en tumoren. Uit de analyses rolt echter dat ze een ernstige erfelijke afwijking heeft die bij haar toekomstige kinderen mogelijk tot een dodelijke ziekte leidt. Moeten de dokters haar en/of haar familie dat dan toch niet vertellen? Wie bepaalt eigenlijk welke informatie gemeld moet worden en op grond van welke criteria? Een vraag op macroniveau is in hoeverre de samenleving gebaat is bij geavanceerde genetische testen. Ook hier zijn geen eenvoudige antwoorden op. Zo vindt de hoogleraar het veelgehoorde argument dat geavanceerdere testen die veel informatie geven te duur zijn, niet overtuigend. “De kosten en baten voor de samenleving zijn heel moeilijk te bepalen. Geavanceerdere testen kunnen de samenleving ook veel kosten besparen doordat daarmee meer aandoeningen kunnen worden voorkomen.” In de discussie over karyotypering zijn deze vragen nu al actueel; met de aankomende whole genome sequencing and analyses worden ze nog prangender. “Mijn zorg is dat we nu sneller dan verwacht te maken krijgen met een krachtige technologie die heel veel informatie over mensen naar boven haalt. Dan moet niet achteraf geconstateerd worden dat we allerlei ethische principes met voeten hebben getreden.”

<


fotografie

tekst

Marianne Heselmans Maartje Geels

40 • LEV 5 • mei 2011

Industriële onderzoekers maatschappelijk toerusten Sociaal-wetenschapper Steven Flipse wil de maatschappelijke verantwoordelijkheid bij NIZO food research vergroten. Marc Vissers van NIZO food research hoopt dat de projectleiders na Flipse’s onderzoek hun opdrachtgevers beter begrijpen. “We vullen elkaar goed aan.”

op de werkvloer

“W

aan melkzuurbacteriën voor een gezondere darm en eiwitten om e hebben best veel over het onderzoek van vetten te vervangen, dit voor allerlei producten, van kazen en Steven gediscussieerd,” zegt Marc Vissers, worsten tot ketchup. En ze verbeteren industriële processen zoals business development manager bij NIZO sproeidrogen. Tot hun klanten behoren voedingsfabrikanten als food research in Ede. Steven Flipse: “Ik Mead Johnson (babyvoeding), Unimills (oliën en vetten), Friesvertelde dat ik de maatschappelijke verantwoordelijkheid van landCampina (zuivelproducten) en Solanic (aardappeleiwitten). industriële onderzoekers wil vergroten en meer inzicht wil krijgen Maar hierover gaat het gesprek met Flipse en Vissers niet. Als in hoe industriële voedingsonderzoekers zich bewuster kunnen er al een voorbeeld op tafel komt, wordt het niet concreter dan worden van de maatschappelijke aspecten van hun werk. Marc ‘projecten om energie te besparen’. vertelde dat NIZO de drijfveren van zijn klanten beter wil leren Vissers: “Vertrouwelijkheid is voor ons zo belangrijk. De fabrikankennen. Hoe breng je zulke doelen nu bij elkaar?” ten voor wie we onderzoek doen, laten ons meekijken met hun CSG-onderzoeker Steven Flipse werkt aan de TU Delft voor het projecten. Daarom communiceren we alleen met hun toestemKluyver Centre for Genomics of Industrial Fermentation aan een ming klantnamen en projectonderwerpen. Logisch dus dat wij project gefinancierd door het CSG. Voor zijn promotieonderSteven een vertrouwelijkheidsverklaring hebben laten tekenen. zoek is hij twaalf weken te gast bij NIZO. Daar spreekt hij elke Namen van klanten mogen in zijn wetenschappelijke publicaties week dezelfde vijf onderzoekers over hun commerciële projecten. niet worden genoemd en ook mag de inhoud van de projecten Wat houdt hun project in? Wat betekent de innovatie voor de niet zo worden beschreven dat een link naar bestaande projecten opdrachtgever van NIZO, voor de gezondheid van de consumenkan worden gelegd.” ten, voor het milieu, of voor een duurzame samenleving? Marc Gelukkig blijft er genoeg interessants over dat wel kan worden Vissers van NIZO coördineert dit proces. Op het moment van dit verteld. Het project van Flipse is namelijk vrij uniek. Als een van interview heeft Flipse zo’n twintig van de zestig gesprekken gehad. de eersten in de wereld probeert hij de Er bleken voldoende gezamenlijke zogeheten midstream modulation uit in belangen, leggen ze in een kantoor van een bedrijf. Deze methode, ontwikkeld NIZO uit. Vissers: “Wij willen beter aansluiten bij de leefwereld van de ‘Meer bewustwording van sociaal- door Erik Fisher van de Arizona State University, wil wetenschappers door klanten. En omdat sociaal-maatschapterugkerende gesprekken met sociaalpelijke aspecten voor hen belangrijk maatschappelijke aspecten kan wetenschappers aanzetten tot nadenkunnen zijn, kan meer bewustwording ken over de bredere maatschappelijke hiervan onze relatie met de klanten de relatie met onze klanten consequenties van hun onderzoek. Tot verbeteren.” nog toe is de methode vooral toegepast verbeteren’ op universiteiten, waaronder de uniKaas en ketchup versiteit Delft. CSG-onderzoeker Daan De 180 medewerkers van NIZO Marc Vissers van NIZO food research Schuurbiers gebruikte de methode werken voor de internationale voevoor onderzoek naar bewustwording dingsmiddelenindustrie onder andere


mei 2011 • LEV 5 •

marc vissers

onder de biotechnologen daar. Voor Flipse is NIZO de tweede ‘case’. Voor de periode hierna zoekt hij nog andere bedrijven.

‘Ik stel kritische vragen: wat betekent een bepaalde innovatie

41

Steven Flipse

Kooldioxide-uitstoot

Een van de projectleiders bleek bijvoorbeeld niet gedacht te hebben aan de milieuwinst die zijn project zou opleveren. De energie- en kostenbegezondheid?’ sparing was wel uitgerekend – daar Elke week spiegelen had de klant om gevraagd – maar niet Sociaal-wetenschapper Steven Flipse Steven Flipse: “De eerste week interde hoeveelheid kooldioxide-uitstoot, view ik de projectleiders diepgaand terwijl die berekening voor de opover hun project en wat ze ervan verdrachtgever wel belangrijk was, vertelt wachten. Vervolgens spreek ik ze elke Marc Vissers. Inzicht in de milieuwinst week en ga ik spiegelen en kritische kan medewerkers immers intern motiveren: een milieuvriendelijk vragen stellen. Wat betekent die innovatie voor de opdrachtgeproject spreekt aan en maakt mensen enthousiast. ver en voor milieu, duurzaamheid en gezondheid? De twaalfde Vissers: “Ons beleid is dat we nauwer met klanten willen samenweek interview ik ze nog eens diepgaand. Wat hebben ze van de werken. Maar de keuze wat klanten met onze suggesties doen, ligt gesprekken opgepikt en wat is er concreet veranderd? We krijgen natuurlijk bij hen.” Flipse: “Vragen als: ‘In hoeverre moet je met zo de tijd om een band op te bouwen en dezelfde taal te gaan een klant meedenken in zijn marketing-strategie?’, kunnen in spreken, waardoor we er allebei wat van kunnen leren.” mijn gesprekken ook naar voren komen. Marc Vissers legt uit hoe dit spiegelen de relatie met de klant kan Steven Flipse meet het effect van zijn methode met enquêtes verbeteren. “Onze klanten blijken achteraf tevredener als onze onder de projectleiders. Verder analyseert hij bijvoorbeeld of de projectleiders breder hebben gekeken dan alleen naar de techniprojectleiders gedurende de twaalf weken makkelijker zijn gaan sche vraag zoals deze bij NIZO binnenkwam.” Samen met Flipse praten over maatschappelijke aspecten en of ze hun antwoorden heeft hij de factoren op een rijtje gezet die succesvolle projecten sneller klaar hadden. onderscheiden van ‘gewone’ projecten. Dat waren zaken als op de NIZO denkt erover om de vijf projectleiders met wie Steven hoogte zijn van wat speelt bij de klant, de kwaliteit van de comFlipse heeft gepraat in te zetten als coach. “Al denk ik niet dat municatie en ook de aandacht in het project voor duurzaamheid interne coaches dezelfde rol kunnen hebben als Steven nu,” voegt en gezondheid. Vissers eraan toe. Daarmee is Flipse het eens: “Als buitenstaanVissers: “Steven stelt bijvoorbeeld de vraag waarom de klant met der kun je vrijer verbeterpunten aandragen en ook makkelijker het project is begonnen. Zo’n projectleider blijkt daar dan misopbouwende kritiek leveren.” schien onvoldoende op te hebben doorgevraagd.” Kritisch sociaal-wetenschappelijk onderzoek gaat dus samen met Flipse: “Tijdens sommige gesprekken zeiden projectleiders al: ‘Ik de commerciële doelen van voedingsonderzoekers? Flipse: “Ze heb nog eens nagedacht over wat je hebt gezegd en het nagevullen elkaar goed aan.” Vissers: “Als sustainability een drijfveer is vraagd bij de klant. En dat heeft echt tot meer inzicht geleid.’ Dat voor onze klanten, moeten wij daar rekening mee houden.” is ook het voordeel van deze methode. Ik kan tijdens het lopende onderzoek verbeterpunten voorstellen.”

voor milieu, duurzaamheid en

<


42 • LEV 5 • mei 2011


Academische acteurs

tekst

Het rollenspel binnen interactief onderzoek

Esther Thole Blommesteijn

43

Illustratie Rhonald

mei 2011 • LEV 5 •

De opvattingen over de functie van maatschappelijk onderzoek van genomics lopen sterk uiteen. Voor de een moet het de kansen die genomics biedt maatschappelijk inbedden. De ander verwacht juist dat het onderzoek maatschappelijke kwesties in debat brengt. Bernhard Wieser en Maud Radstake zochten uit hoe maatschappelijk onderzoekers hun eigen rol zien. Zij zien een breed palet aan rolopvattingen en de meeste onderzoekers blijken meerdere rollen te spelen.

Koen Dortmans is promovendus en werkt aan het CSG-project ‘DNA in dialoog’ aan de Radboud Universiteit Nijmegen. “Mijn rol beweegt zich tussen collaborator en facilitator, maar als ik moet kiezen wordt het duidelijk de facilitator omdat ik in de andere rol niet doel wetenschappers te betrekken bij de dialoog met het publiek en niet alleen te bestuderen hoe

W

zij dat doen, maar ook waar nodig te interveniëren

as iets meer dan tien jaar geleden het begrip genomics zelf nog nauwelijks bekend buiten de kring van moleculair biologen, tegenwoordig is het dagelijkse kost voor een heel contingent aan onderzoekers van divers pluimage. In de slipstream van de grootschalige overheidsinvesteringen in genomics in verschillende landen volgden investeringen in onderzoek naar de ‘maatschappelijke’ implicaties van deze nieuwe technologie. Dit maatschappelijk onderzoek rond life sciences is bekend geworden onder de noemer ELSA (Ethical, Legal and Societal Aspects) en omvat een breed spectrum aan disciplines uit de geestes- en sociale wetenschappen. “In veel landen is ELSA-genomics top-down geïnitieerd, zeker ook in reactie op de maatschappelijke discussie rond biotechnologie eind jaren negentig. Voor genomics moest een dergelijke controverse worden voorkomen,” aldus Bernhard Wieser, senior onderzoeker aan het Interuniversitäres Forzungscentrum für Technik, Arbeit und Kultur (IFZ) van de Universiteit van Graz, Oostenrijk.

om de dialoog open te houden. Het interveniëren is meteen het moeilijke van mijn rol. Mijn geloofwaardigheid naar zowel de wetenschapper als het publiek is belangrijk, omdat ik ook actief punten inbreng om het gesprek te openen. Mijn eigen normatieve invalshoek speelt een rol. Neutraal zijn, is onmogelijk. Dat zorgt voor een spanningsveld, want ik vraag van de deelnemende wetenschappers openheid, maar mijn interventies kunnen de indruk van partijdigheid wekken. Als scholar loop je

‘Als facilitator gebruik je effectief je kennis’

het risico dat de opgedane kennis binnen de academische omgeving blijft. Als facilitator

ben je effectiever in het gebruiken van de kennis en inzichten. De elementen van de collaborator zitten in het ‘empoweren’ van wetenschappers. Ik

Tijd voor reflectie

“De start van de tweede termijn van het Oostenrijkse genomicsprogramma leek me geschikt om een moment van reflectie in te bouwen en de rol van de ELSA-onderzoekers en hun relatie met

probeer hen te laten zien dat een publieksdialoog niet altijd een rem zet op je onderzoek, maar dat

<

het juist zou kunnen bijdragen aan een maatschappelijk robuuste kennisontwikkeling.”

maatschappelijk onderzoek

kan doen wat ik nu doe. Mijn onderzoek heeft als


44 • LEV 5 • mei 2011

<

Lise Bitsch werkt als promovendus aan het CSGproject ‘Toekomstscenario’s van innovatietrajecten in medische genomics’ aan de Universiteit Twente. “In mijn project interview ik onderzoekers die werken aan astma en hartziekten en ik organiseer workshops waarin ik deze groep confronteer met mijn analyse als outsider. De kernvraag van mijn onderzoek is hoe we het proces van technologieontwikkeling kunnen verbeteren. De onderzoekers – zowel fundamenteel onderzoekers als medici in de kliniek – werken voor de patiënt, maar hun plannen leiden soms tot ethische problemen die ze niet zien.

genomics-onderzoekers te belichten.” Deze punten gaf Wieser vorm in het tweejarige project Doing ELSA: an empirical study of ELSA in practice, dat in augustus 2009 van start ging. “Mijn plan was om de rol van onderzoekers in verschillende nationale ELSAprogramma’s met elkaar te vergelijken.” Naast Oostenrijk, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk was Nederland een van zijn case studies en daarom zocht hij contact met ons, vertelt Maud Radstake, Manager Onderzoek & Dialoog bij het CSG. “Ik was zelf bezig met onderzoek naar de manier waarop CSG-onderzoekers hun projecten al dan niet in interactie met wetenschappers en maatschappelijke partijen vormgeven. Bernhards project sloot daar goed bij aan en ik was meteen enthousiast over zijn vraagstelling en zijn exploratieve aanpak.”

Door hen in de workshops daarmee te confronteren

Analyseren of organiseren?

wil ik ze helpen het

maatschappelijk onderzoek

proces nog eens goed te overdenken en extra factoren

‘Betrokken zijn is nodig om goede resultaten te behalen’

mee te nemen. We willen voorkomen dat de ethicus het ‘stopbord’ is. In die hoedanigheid werk ik als facilitator en vervul ik een rol in het bewustmaken van deze groep van de mogelijke problemen. Ik heb geen probleem met deze rol of met het feit dat ik meerdere rollen vervul. Je moet betrokken zijn om goede resultaten te behalen. Een goed resultaat voor mij is dat ik mensen aanzet veel eerder in het proces na te denken over de toepassing en dat integreren. Technologieontwikkeling is niet eerst de technologie ontwikkelen en dan de stap zetten naar gebruik in de praktijk. Natuurlijk

Wieser: “De interactie in interactief onderzoek is strategisch van aard. Wetenschappers zijn zich bewust van wat ze communiceren en hoe ze dat doen; ze vertellen niet alles. Het raamwerk waarbinnen onderzoek plaatsvindt, is belangrijk voor de inhoud en uitvoering van dat onderzoek.” In zijn analyse van de gesprekken komt hij tot vier centrale verhaallijnen, die hij karakteriseert met vier rollen of posities: collaborator, facilitator, scholar en advocate. Kort gezegd stelt de collaborator zich op als partner in genomicsonderzoek of in de vertaling daarvan naar praktische toepassingen, creëert de facilitator een sociale ruimte voor interactie tussen wetenschappers en anderen, houdt de scholar afstand terwijl hij op academische wijze analyseert en neemt de advocate nadrukkelijk een standpunt in en probeert dat te verwezenlijken. Radstake: “Bernhards presentatie van zijn voorlopige resultaten op de CSGonderzoekersdagen in september 2010 maakte veel positieve reacties los. Het zette mensen aan het denken over hun eigen rol.”

is er het risico dat je als ‘glijmiddel’ wordt gezien. Je moet wel je autonomie behouden en kritisch zijn, een beetje scholar zijn is nodig. Ik maak altijd meteen duidelijk wat ik doe, dat ik bezig ben met een promotieonderzoek en dat ik mijn bevindingen en resultaten gebruik in mijn werk.”

Nederlandse dialoog

Voor Bernhard Wieser begon het project met reflectie op zijn eigen werk als ELSA-genomics-onderzoeker. “Ik vroeg me af: wie ben ik? En wie bepaalt dat? Wat je als onderzoeker bent en doet, beslis je niet zelf. Je hebt bijvoorbeeld ook een institutionele identiteit.” Hij begon zijn interviews bij onderzoekers die hij al kende en met wie hij op informele wijze kon praten. Hij benadrukt dat hij niet op zoek ging naar bepaalde rollen. “Nee, de ervaringen van de mensen die ik interview, vormen de basis voor mijn analyse. Mijn ideeën over verschillende rollen en posities heb ik


mei 2011 • LEV 5 •

45

De collaborator stelt zich op als partner, de facilitator zorgt voor interactie, de scholar analyseert en de advocate neemt nadrukkelijk een standpunt in

gedurende het project steeds bijgesteld. Toen ik naar Nederland ging, onderscheidde ik twee rollen, de collaborator en de scholar. In Nederland bleek dialoog voor veel onderzoekers belangrijk te zijn, wat ik heb vertaald naar de rol van facilitator. Maar het bleek geen specifiek Nederlandse rol: facilitators kwam ik vervolgens overal tegen.” De rol van advocate bleek het best de lading te dekken voor onderzoekers die actief proberen een sociale verandering teweeg te brengen. Hij koos bewust niet voor het label activist. “Het is een wijdverbreid vooroordeel dat sociaal-wetenschappers activisten zijn en dus tégen iets zijn. Een advocate is juist vóór iets, die probeert in positieve zin bij te dragen aan een verandering.” Hij lacht: “Ik heb gedurende de interviews veel zaken opnieuw moeten verwoorden.”

Erich Griessler is socioloog en senior onderzoeker aan het Institut für Höhere Studien van de Universiteit Wenen. Zijn werk richt zich onder meer op ontwikkeling en regulering van (xeno)transplantatie, stamcelonderzoek, toepassen van genetische tests in reproductieve geneeskunde en publieke participatie op deze terreinen. “Ik heb aan diverse projecten gewerkt waarbij publieke participatie bij het adresseren van ethische vragen rond controversiële technologieën, in dit geval xenotransplantatie, centraal stond. In deze projecten hadden we duidelijk een rol als facilitator. Partijen moesten actief bij elkaar worden gebracht,

Wat is relevant?

Radstake ziet regelmatig hoe lastig het is voor onderzoekers om te manoeuvreren tussen de nabijheid tot de life sciences die kenmerkend is voor CSG-onderzoek en de afstand die kritisch onderzoek vergt. “Hoe doe je academisch verantwoord maatschappelijk onderzoek dat ook relevant en bruikbaar is?” Deze spanningen spelen overal, maar komen in verschillende landen op verschillende manieren tot uiting, zegt Wieser. “De autonomie van ELSA-onderzoekers verschilt per land, evenals de verwachte output en de maatstaven die worden gehanteerd om te beoordelen of onderzoek relevant is. In het Verenigd Koninkrijk is academische output extreem belangrijk en ‘relevant’ betekent: relevant voor beleidsmakers. In Nederland ligt de focus meer op relevantie voor de wetenschap en het life-sciences-veld in het bijzonder.” Ze denken allebei dat inzicht in de eigen positie en de omstandigheden die bepaalde posities (mede) bepalen, onderzoekers kunnen helpen om te gaan met dit soort spanningen. Wieser: “De beschrijving van de rollen biedt een gemeenschappelijke typologie waarmee we spanningen expliciet kunnen maken.” Het kan je onderzoek zelfs versterken, denkt Radstake. “Een gemeenschappelijke taal is een voorwaarde om ervaringen te vergelijken en van elkaar te leren. Als je weet waar de gevoeligheden liggen, kun je daar juist op in spelen en je werk meerwaarde geven.” De rollen gebruiken om sociaal-wetenschappers even simpel te categoriseren is niet de bedoeling en het zou ook niet werken bij deze groep. Stel je voor! Wieser, lachend: “Sociaal-wetenschappers kunnen bij uitstek anderen bestuderen en typeren, maar voor onszelf gelden die hokjes natuurlijk niet.”

het onderwerp moest bekend worden bij het publiek, we moesten websites maken, etc. Het zijn allemaal andere taken dan puur aan het onderzoek gerelateerde en dat bevalt mij niet zo goed. De rol van scholar ligt me veel beter. Momenteel coördineer ik een project over de vraag hoe genetische tests onze images of life veranderen als het gaat om pre-implantatie genetische diagnostiek en prenatale diagnostiek. Hiervoor houden we interviews met een brede groep betrokkenen, onder wie artsen, vrouwen die deze vormen van diagnostiek hebben ondergaan of overwegen en beleidsmakers. In dit project fungeer ik vooral als scholar. Overigens zijn we wel actief in het communiceren van onze resultaten naar het grotere publiek,

‘In verhitte discussies moet je een scholar zijn’

want anders heeft het geen zin om dit soort onderzoek te doen. Tegelijkertijd

is het essentieel dat je als scholar wordt gezien bij deze gevoelige onderwerpen. Hier in Oostenrijk woedt een verhitte discussie tussen twee kampen als het gaat om het vroegste begin van het leven. Alleen als scholar kun je een neutrale positie innemen, zonder dat je meteen in een kamp wordt

<

geduwd.”


46 • LEV 5 • mei 2011

<

Ingrid Metzler is politiek-wetenschapper en -onderzoeker aan de Universiteit van Wenen. Haar promotieonderzoek richt zich op de embryopolitiek in Italië en dan specifiek op het raakvlak tussen de life sciences en het ‘traditionele’ terrein van de politiek. “In het algemeen zie ik mijzelf als een scholar en in die rol voel ik me ook het meest thuis. Het geeft me de vrijheid om te bestuderen wat ik wil en ik kan verbanden leggen met bestaande concepten en theorieën. Wat ik merk in de interactie met wetenschappers in labs en klinieken is dat het soms moeilijk is om uit te leggen wat ik doe. Ze staan ervoor open om bestudeerd te worden omdat ze

maatschappelijk onderzoek

het belang van maatschappelijke implicaties voor hun werk erkennen, maar ze begrijpen niet altijd waarom je het proces van technologieontwikkeling wilt bestuderen. Als ELSA-onderzoeker heb

‘Als ELSA-onderzoeker heb je niet altijd de controle over je rol’

je niet altijd de controle over je rol. Het gaat altijd om iets nieuws en het is zo’n dynamisch veld, waar het bovendien vaak gaat om omstreden technologieën, zodat ik constant bezig ben me af te vragen wat ik eigenlijk doe. Ben ik nu een facilitator? Maar wil ik dat eigenlijk wel? En zo niet, waarom niet? We moeten als ELSA-onderzoekers nadenken over wat de implicaties van ons werk zijn op de life sciences en ons niet alleen maar richten op de implicaties van de life sciences zelf.”

Getemde advocate

En wat is zijn eigen rol? “Toen ik begon in het ELSA-genomicsveld was ik vooral een collaborator. Ik werkte met medisch genetici en ik wilde echt samenwerken. Daarnaast was ik een klein beetje een advocate, ik had een agenda en ik wilde hen overtuigen van de noodzaak tot reflectie. Maar deze rollen gaven mij geen voldoening; het voelde alsof ik mijn hand uitstak die vervolgens door hen niet werd aangenomen. Mede door die ervaring ben ik meer in de richting van de scholar gegaan en mijn eerste doelgroep zijn nu mijn peers.” Hij wijst erop dat voor veel academici de rol van advocate moeilijk ligt. Academici worden geacht weg te blijven van normatieve oordelen. “Op z’n best word je een getemde advocate.” Radstake is het daar niet helemaal mee eens. “Het hangt sterk af van het veld hoe de advocate wordt gezien,” zegt zij. “Als het gaat om onderwerpen in de medische hoek, rond volksgezondheid of community genetics bijvoorbeeld, is het geen enkel probleem om een advocate te zijn. Maar in de plant-genomics ligt dat vaak anders. Daar worden advocates, bijvoorbeeld als het gaat over intellectueel eigendom en ontwikkelingslanden, snel gezien als tegenstanders van het genomics-onderzoek. Dat kan lastig zijn.” Nu lessen trekken

In juni organiseren ze samen een internationaal symposium in Graz. Onder de titel ‘Engaging with genomics: Comparing modes of social and philosophical research in the life sciences’ zullen enkele tientallen ELSA-genomics-onderzoekers uit verschillende landen hun eigen posities en rollen onder de loep nemen en die van het veld. Waarom zo’n symposium? Wieser: “Wij kunnen wel van alles vinden en bedenken, maar wat wij doen, is bedoeld als kader voor verdere uitwisseling van ideeën en ervaringen. Maar het gaat verder. We willen de discussie naar het niveau van wetenschapsbeleid tillen. Hoe kunnen we dit soort onderzoek in de toekomst organiseren? Nu over een paar jaar overal de ELSA-genomicsprogramma’s aflopen, is het tijd om daarover na te denken.” Het is dus meer dan zelfreflectie, zegt Radstake. “Over jezelf nadenken en praten is altijd leuk, maar het kan niet ophouden bij navelstaren. Maar om met een zinnige boodschap de boer op te gaan, moeten we bij onszelf te rade gaan. Voordat we ons straks allemaal in die onzekere toekomst storten, moeten we stilstaan bij wat we nu aan het doen zijn en wat we daarvan kunnen leren.”

<


mei 2011 • LEV 5 •

Start inschrijving Reizende DNA-labs

Designers & Artists 4 Genomics

datum

18 mei 2011

locatie Naturalis,

aanvang

08.00 uur

Vanaf 17 juni exposeren de drie winnaars van de Designers

data

47

17 juni 2011 t/m 8 januari 2012 Leiden

Op 18 mei start voor docenten de inschrijving voor de

& Artists 4 Genomics Award hun werk in Naturalis tijdens de

Reizende DNA-labs voor de periode september - december

tentoonstelling LiveScience. Met korting naar Naturalis?

2011. www.dnalabs.nl

Kijk op de achterkant van deze LEV! www.naturalis.nl

Onthulling ‘standbeeld’ Marjolein Kriek in Nijmegen

The Human Animal

datum

Scientific, Social and Moral Perspectives, EMBL|EMBO

juni 2011

Klinisch geneticus in opleiding dr. Marjolein Kriek is de

Science&Society Summer School

eerste vrouw wiens volledige genoom gesequenced is,

datum

een wereldprimeur. Een door Bas van Vlijmen vervaardigd

locatie EMBL

‘standbeeld’ waarin haar genoom is verwerkt, zal in juni bij

Een week vol intensieve interdisciplinaire communicatie

het Huygensgebouw van de Radboud Universiteit worden

voor zowel PhD- en postdoc-onderzoekers als senior

onthuld. De exacte datum wordt nog bekend gemaakt.

onderzoekers in de life sciences, sociale wetenschappen en

1 t/m 6 augustus 2011 Heidelberg, Duitsland

geesteswetenschappen. www.embl.de/training/events

De Nacht van Kunst en Wetenschap datum

4 juni 2011

Oktober Kennismaand data

1 t/m 31 oktober

locatie Groningen

De hele maand zijn er door het hele land allerlei activiteiten

Een festival vol muziek, debatten, theater, tentoonstellingen

rondom wetenschap en techniek. Dit jaar is het thema ‘Actie

en wetenschappelijke experimenten.

Reactie!’. www.oktoberkennismaand.nl

www.denachtvankunstenwetenschap.nl

Life Sciences Momentum Bessensap

datum

datum

www.genomics.nl

locatie Museon,

22 november 2011

Den Haag

NWO organiseert de elfde editie van Bessensap, waar journalisten, redacteuren, voorlichters en mediagenieke onderzoekers bij elkaar komen. www.nwo.nl/bessensap

Kijk voor het meest actuele overzicht van evenementen op de website van het CSG. www.society-genomics.nl

agenda

6 juni 2011

L e v is een uitgave van het Centre for Society and Genomics Hoofdredactie Frans van Dam

© 2011, Centre for Society and Genomics, Nijmegen

Eindredactie Harmke Kraak Teksten Bo Blanckenburg, Frans van Dam, Marianne Heselmans,

De teksten in deze uitgave mogen door derden voor niet-commerciële

Yuri Matteman, Marjolein Schrauwen, Esther Thole en Jop de Vrieze

doelen worden gebruikt, mits de redactie van LEV daartoe vooraf,

Beeld Rhonald Blommesteijn, Thomas Fasting, Maartje Geels,

schriftelijk van op de hoogte is gesteld.

Jean-Pierre Jans, Chris Pennarts en Sascha Schalkwijk Druk Leën Offsetdruk ISSN 1877-9387 Centre for Society and Genomics Postbus 9010 6500GL Nijmegen www.society-genomics.nl

colofon

Vormgeving Hannie van den Bergh, Studio HB


Vanaf 17 juni in LiveScience

Designers & Artists 4 Genomics

ga maar eens 37 miljoen planten en dieren sorteren

rk Ervaar het echte we ers van onze onderzoek

er een dak. ten en dieren samen ond eren. en straks 37 miljoen plan talis kom is digi en ural Nat eren B sort NC Bij uitzoeken, Het is echt waar. ze eerst stuk voor stuk onderzoekers we e ten onz ken moe is, wer r er daa zov t Maar voordat het tbij meemaken. Wan handje helpen. je het allemaal van dich En soms kun je zelfs een Tijdens LiveScience kun urcollecties ter wereld. natu e otst gro de van live aan een l en kom langs. a op www.livescience.n Bekijk het programm

www.livescience.nl

Zie pagina 14-16 van deze LEV

âœ

Op vertoon van deze advertentie krijg je, bij aankoop van een toegangskaartje voor Naturalis, het tweede kaartje gratis. Deze actie is geldig van 17 juni t/m 30 september 2011.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.