5 minute read
Charlotte Brys: “Ouder worden is niet alleen negatief”
Ouder worden heeft in onze samenleving een negatieve bijklank. Ook het beeld dat zorgmedewerkers van ouderen hebben is de laatste 10 jaar alsmaar negatiever geworden. Hoe komt dat en wat kunnen we doen om dit te veranderen? We praten erover met Charlotte Brys, ouderenpsychologe en gerontologe. Er moet meer ingezet worden op bewustwording rond het beeld dat vandaag van ouderen bestaat in de samenleving.
negatiefOuder worden is niet alleen Onze samenleving heeft een negatief beeld van ouder worden. Hoe komt dat volgens jou? Charlotte Brys: “Volgens de sociale identiteitstheorie wil iedereen graag bij een groep horen die bij ons aansluit. Zo gaan jongeren zich identificeren met andere jongeren, en scheiden ze zich af van mensen die anders zijn. Als je geconfronteerd wordt met ouderen, kom je ook in aanraking met mogelijke beperkingen en sterfelijkheid. Als jongere of volwassene willen we niet geconfronteerd worden met de eigen sterfelijkheid. Het is een soort zelfbescherming die we onbewust toepassen. Zorgmedewerkers in woonzorgcentra zijn natuurlijk een deel van de samenleving en krijgen hier ook mee te maken, ook al hebben zij bewust gekozen om met ouderen te werken.” Hoe uit dat negatieve beeld dat we van ouderen hebben zich in de woonzorgcentra? Charlotte Brys: “Als we kijken naar woonzorgcentra, zien we dat ze erg goed zijn in de basiszorgverlening, zoals eten geven en mensen wassen. Maar er zijn nog andere menselijke behoeftes. Het is daarom belangrijk om ook naar de mens achter die zorg te kijken. En daar blijkt niet altijd tijd voor. Zorgmedewerkers zijn zich daar vaak wel bewust van. Ze krijgen hun taken opgelegd en hebben niet altijd de tijd om meer te doen dan dat. Uit tijdsgebrek gaan ze activiteiten van mensen uit het dagelijkse leven overnemen, zoals bijvoorbeeld het wassen of het eten. Met het ouder worden is het vaak zo dat mensen de handeling op zich niet verliezen, maar het gaat wel dikwijls wat trager. Een ander voorbeeld hiervan is mensen verplaatsen met de rolstoel omdat het sneller gaat, terwijl ze nog kunnen stappen. Of over het hoofd van mensen praten, bijvoorbeeld als er iemand komt inwonen in het woonzorgcentrum en er staat familie naast, je richten tot de familie in plaats van tot de persoon zelf. Je mag er niet vanuit gaan dat die persoon niet meer zelf kan antwoorden. Als mensen in een rolstoel zitten, zet je je best op je knie in plaats van over hun hoofd heen te praten. Het gaat nog altijd om mensen, je moet hen die waardigheid aanreiken. Andere dingen zijn soms heel goed bedoeld, maar kunnen wat betuttelend overkomen, zoals het gebruiken van verkleinwoorden. Als mensen graag Anneke of Franske genoemd willen worden, mag je dat zeker doen! Maar het is beter om hen dat eerst te vragen en niet iedereen op dezelfde manier te behandelen.” Zijn er nog andere oorzaken dan enkel het tijdsgebrek? Charlotte Brys: “Er is ook een gebrek aan bewustwording rond het thema. Op school leren studenten wel de theorie, maar als ze stage lopen, merken ze soms dat zorgmedewerkers anders omgaan met ouderen dan ze geleerd hebben op school. Het is daarom zinvol om ook in te zetten op levenslang leren, bewustwording in de praktijk. Ook daar moet worden bijgestuurd, zonder mensen te veroordelen. Zij doen vandaag wat ze kunnen, maar soms kan je ook creatief omgaan met je tijd. Toen ik in het woonzorgcentrum werkte, had ik ook geen uur per persoon de tijd om hen te wassen. Maar ik kon wel tijdens het wassen met hen praten. Wat je nog kan doen is je lijst om te wassen niet chronologisch afwerken, maar het wassen van persoon A al starten, intussen naar persoon B gaan en vragen of die al zijn tanden poetst enz. Of mensen die graag wat langer slapen, wat later wassen, en starten met degenen die graag vroeg opstaan. Ik keek graag naar de mens, en dat vraagt natuurlijk een andere manier
van werken. Daarvoor moeten zorgmedewerkers handvaten krijgen. Het creatief en anders benaderen van de bewoners met de medewerkers die je hebt, daar is nog wat groeimarge mogelijk volgens mij.”
Zijn er woonzorgcentra die zich al bewust zijn van dit probleem en hier oplossingen voor aanbieden?
Charlotte Brys: “Zeker en vast. Er zijn heel wat goede praktijken aanwezig op de werkvloer. Ik denk bijvoorbeeld aan een woonzorgcentrum waar ze een
bewonersparlement hebben en zo inzetten op empoweren. In andere woonzorgcentra gebruiken ze het Tubbemodel, waarbij de bewoner centraal staat en zoveel mogelijk inspraak krijgt over het leven en de plek waar hij/zij woont. Je mag ook niet vergeten dat dit een gedeelde verantwoordelijkheid is.”
Het is inderdaad ook belangrijk dat senioren zelf de verandering stimuleren en voor zichzelf opkomen. Hoe zie je dat?
Charlotte Brys: “Klopt. Ik zie bijvoorbeeld dat de oudste generatie het niet gewoon geweest is om voor zichzelf op te komen. En dat geldt zeker voor vrouwen. Als ik koppels zie in mijn praktijk, wendt de vrouw zich vaak tot haar man als ik haar een vraag stel. Ik denk wel dat dat gaat veranderen door de generaties die er nu aan komen. Vroeger was alles normaal, je moest doorgaan en weinig emoties tonen. Maar als ik, als psychologe, soms wat langer praat met bewoners van woonzorgcentra, vertellen ze me wel soms dat ze vinden dat er bijvoorbeeld kinderlijk met hen wordt omgegaan. Ik zeg hen dan dat ze dat tegen de verzorgenden moeten zeggen. Er moet natuurlijk ruimte worden gecreëerd zodat ze dat kunnen en durven zeggen.
Het beeld dat we vandaag over ouderen uitdragen mist nuance. Als je ouder wordt, heb je inderdaad kans op lichamelijke aftakeling en bepaalde kwaaltjes, maar er is veel meer dan dat. En die balans missen we vandaag in het beeld van ouderen. Op een bepaald moment gaan ouderen dat negatieve beeld ook overnemen en zich ernaar gedragen. Als ze altijd tegen je zeggen dat je iets niet kan, dan geloof je dat op de duur. Daarom is het ook belangrijk om de ouderen te stimuleren, te activeren, te empoweren, voldoende daadkracht bij hen te leggen. Het is belangrijk om vanuit de samenleving te tonen dat ouder worden niet alleen maar negatief is. En daar dragen we allemaal een deeltje de verantwoordelijkheid voor.”
Sarah Van Humbeeck