Eerste hulp voor het middelbaar beroepsonderwijs
Manja Smits SP-Tweede Kamerlid maart 2013
ehMBO
2
Eerste hulp voor het middelbaar beroepsonderwijs
EHMBO Eerste hulp voor het middelbaar beroepsonderwijs Fusies, vastgoedproblemen, falende bestuurders: het zijn helaas geen uitzonderingen meer in het middelbaar beroepsonderwijs. Megaschool Amarantis gaat in 2011 failliet, het onderwijs voor 30.000 leerlingen loopt gevaar. In Rotterdam kampen twee MBO-scholen met vastgoedproblemen en worden vanaf 2011 honderden personeelsleden ontslagen. Ook elders raken MBO-scholen in de problemen. In 2010 demonstreren MBO-scholieren op het Plein in Den Haag. Ze voeren actie onder het motto: wij eisen onderwijs. De klachten van ouders zijn niet van de lucht. Zij hebben de indruk dat hun kinderen verveeld uit school komen en amper les krijgen. Docenten proberen, soms tegen beter weten in, onderwijs te geven waar ze trots op kunnen zijn. De prioriteit in de MBO-scholen lijkt echter ergens anders te liggen. Wat is er aan de hand met ons MBO? Het antwoord is simpel: het middelbaar beroepsonderwijs verkeert in een systeemcrisis. De problemen zijn geen incidenten meer, maar zijn telkens voorbeelden van het falen van het systeem. Sinds de jaren negentig zijn MBO-scholen aangemoedigd om te fuseren. Bij elke fusie kwamen er meer managers. Met elke nieuwe manager verdween het onderwijs een stapje naar de achtergrond. De overheid nam steeds meer afstand. Er kwamen steeds minder regels waar managers zich aan moesten houden. De afgelopen twintig jaar is het beroepsonderwijs verweesd geraakt. Opeenvolgende ministers van onderwijs van PvdA, VVD en CDA-huize, deden problemen af als incidenten. Dat leerlingen ontevreden, ouders ongerust en docenten wanhopig werden, deed er niet toe. Zelfs klachten van het bedrijfsleven hebben niet geleid tot verandering. Het is tijd voor ingrijpen, anders gaat het beroepsonderwijs ten onder aan managers zonder binding met onderwijs. De SP doet 5 voorstellen om het MBO te redden. We vragen niet om extra geld en de voorstellen zijn niet onuitvoerbaar. Ze zijn wel nodig om het onderwijs aan 500.000 jongeren veilig te stellen. Op dit moment doet de SP onderzoek onder alle docenten in het MBO. Van hen willen we horen welke oplossingen nodig zijn om de kwaliteit van het onderwijs op orde te krijgen. Voorliggend plan biedt de noodzakelijke eerste hulp. De voorstellen kunnen snel doorgevoerd worden en kosten nauwelijks geld. Met dit plan ontlasten we de managers, zijn er minder managers nodig in de scholen en komt er weer ruimte voor onderwijs. Als we deze voorstellen op korte termijn uitvoeren, kunnen we het geld voor het MBO investeren in datgene waar het echt om gaat: de leerling in de klas.
3
ehMBO
4
Eerste hulp voor het middelbaar beroepsonderwijs
inhoud Samenvatting 7 1 Nationaal Fonds Scholenbouw 9 2 Stop met het ‘governancemodel’ 11 3 Pak wanbeleid aan 13 4 Geen concurrentie tussen scholen 15 5 Grote scholen opsplitsen 17 Meer informatie 19
5
ehMBO
6
samenvatting
Samenvatting 5 voorstellen voor een beter MBO 1 Nationaal Fonds Scholenbouw Scholen zijn geen projectontwikkelaars en geen bankiers. Daarom moeten we managers in het onderwijs laten doen waar ze echt voor zijn: zorgen voor goed onderwijs. We maken de overheid verantwoordelijk voor de huisvesting van scholen. Via een Nationaal Fonds Scholenbouw wordt de huisvesting van scholen geregeld. De gebouwen blijven van de overheid, dus managers hoeven zich geen zorgen te maken over verkoop als er tijdelijk minder leerlingen zijn.
2 Stop met het ‘governancemodel’ Honderden bestuurders en raden van toezicht zijn elke dag bezig elkaar te controleren. Dat werkt niet, omdat alle bestuurders elkaar kennen en weinig zin hebben om kritisch te zijn. Daarnaast is het zonde van de tijd en het geld dat ze kosten. We schaffen de raden van toezicht in het onderwijs af. Toezicht wordt gehouden door de onderwijsinspectie en de medezeggenschapsraad. De directeur van de school gaat weer directeur heten en niet ‘voorzitter college van bestuur’. De medezeggenschapsraad krijgt meer macht, zoals instemmingsrecht over de begroting.
3 Pak wanbeleid aan Managers die het onderwijs niet dienen, worden gelukkiger buiten de school. Daarom wordt het mogelijk slecht presterende managers te ontslaan. De schade die bestuurders zonder onderwijshart op scholen aanrichten, moet op hen verhaald kunnen worden. Wanbeleid maken we dus strafbaar. De inspectie wordt beter uitgerust om financieel beleid van scholen te beoordelen en krijgt meer mogelijkheden om in te grijpen.
4 Geen concurrentie tussen scholen MBO-scholen concurreren elkaar de pan uit. Iedere school wil zoveel mogelijk leerlingen binnenhalen want dat levert geld op. Soms komt het voor dat een opleiding in één stad door drie verschillende scholen aangeboden wordt. Dat brengt met zich mee dat er jaarlijks enorme bedragen verloren gaan aan reclame, glossy folders en stoere posters. Dat is zonde van het onderwijsgeld. Als scholen niet meer hoeven te concurreren, kunnen ze dat geld uitgeven aan nuttige zaken. Dan hoeven ze zich ook geen zorgen meer te maken over hippe logo’s en dure panden. We maken dus landelijk bindende afspraken en verdelen de opleidingen onder de scholen. Concurrentie op kwaliteit hoeft niet: de inspectie garandeert dat alle opleidingen van hoge kwaliteit zijn.
5 Grote scholen opsplitsen Groot, groter, grootst. Met 2.000 leerlingen tel je bijna niet meer mee als MBO-school. Dat is vreemd, omdat leerlingen, ouders en docenten de voorkeur geven aan een kleine school. Leerlingen voelen zich herkend en hebben het idee dat docenten meer betrokken zijn. Docenten kennen hun leerlingen en hebben meer plezier in het werk. Voor ouders is het een stuk duidelijker bij wie ze moeten zijn als er iets mis is. Het wordt dus hoog tijd dat de grote onderwijsfabrieken veranderen in scholen waar de menselijke maat voorop staat. Er komt een maximale schoolgrootte, zodat megalocaties tot het verleden gaan behoren. Ook mag een bestuur niet meer dan enkele locaties onder zijn hoede hebben. De anonimiteit verdwijnt en iedereen kan op zijn verantwoordelijkheid worden aangesproken.
7
ehMBO
8
Nationaal Fonds Scholenbouw
1 Nationaal Fonds Scholenbouw Scholen zijn geen projectontwikkelaars en geen bankiers. Daarom moeten we managers in het onderwijs laten doen waar ze echt voor zijn: zorgen voor goed onderwijs.
Scholen als projectontwikkelaars ROC Zadkine heeft een overschot van 100.000 vierkante meter schoolgebouw. ROC ASA huurde een hoofdkantoor aan de Zuidas in Amsterdam, het zakenhart van de stad. Ook ROC Leiden kwam in financiële problemen door grote vastgoedprojecten. De ambitie om scholen te profileren via prestigieuze gebouwen lijkt in het MBO erg groot. In 2012 deed de onderwijsinspectie onderzoek naar de financiële positie van het MBO. Daarbij werden 65 scholen onderzocht. Uit dit onderzoek bleek dat hun totale huisvestingslasten inclusief afschrijvingen ruim 14% van de totale baten in beslag namen. Dit is een gemiddelde: de verschillen tussen scholen zijn groot. De inspectie zag de huisvestingslasten als een van de belangrijkste financiële bedreigingen voor het MBO. Bij drie van de vijf scholen die in 2012 onder verscherpt financieel toezicht van de onderwijsinspectie werden gesteld, heeft de huisvesting daaraan bijgedragen.1 Scholen bouwen en beheren is een kostbare en complexe taak. Zeker nu de prijzen van vastgoed aan het dalen zijn, drukken de kosten zwaar op de begroting. Wanneer de school gebouwen wil verkopen bij bijvoorbeeld teruglopende leerlingenaantallen of andere financiële tegenvallers, is de kans groot dat de school verlies lijdt op de verkoop. De oplossing is even eenvoudig als haalbaar: breng de verantwoordelijkheid voor het bouwen van scholen onder bij de rijksoverheid. Door middel van een Nationaal Fonds Scholenbouw, waar alle scholen naar omvang aan bijdragen. Daaruit worden nieuwbouw en renovatie gefinancierd. De kennis die nodig is voor dit soort ingewikkelde projecten hoeft dan maar op één plek aanwezig te zijn, namelijk op het ministerie, en niet bij 65 scholen in het land. Dat is voordeliger voor de scholen en zorgt voor een efficiëntere inzet van onderwijsgeld. De gebouwen blijven in bezit van de overheid, waardoor scholen geen risico’s meer lopen op het moment dat de prijzen van vastgoed dalen.
1 De financiële positie van het MBO. Onderzoek op basis van jaarstukken 2011, Inspectie van het onderwijs, 2012
9
ehMBO
10
Stop met het ‘governancemodel’
2 Stop met het ‘governancemodel’ Honderden bestuurders en raden van toezicht zijn elke dag bezig elkaar te controleren. Dat is ineffectief en zonde van het geld: we hebben immers een onderwijsinspectie.
Intrede van het ‘governancemodel’ Met de filosofie van de terugtredende overheid die in de jaren tachtig en negentig terrein won, kwamen ook de scholen verder op afstand van de rijksoverheid te staan. Scholen werden verzelfstandigd en kregen een nieuwe financiering, de zogenaamde lumpsum. Niet langer hoefden ze over de besteding van hun geld verantwoording af te leggen aan het ministerie. Ze hoefden slechts verantwoording af te leggen over het eindproduct: de kwaliteit van het onderwijs. Ook het bestuur van scholen werd aangepast. Het zogenaamde ‘governance’-model deed zijn intrede: bestuur en toezicht kwamen los van de overheid te staan en werden verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs. Dit werd vastgelegd in 2010, in de wet ‘goed onderwijs, goed bestuur’. Kern van de wet is dat scholen bestuurd moeten worden door een bestuur dat gecontroleerd wordt door een toezichthouder. Het ‘interne toezicht’ was een feit. Termen uit het bedrijfsleven als ‘raad van bestuur’ en ‘raad van toezicht’ deden hun intrede in het onderwijs. Tegelijk met het optuigen van dit zogenaamde ‘interne toezicht’ werd de onderwijsinspectie uitgekleed. Daar werd het toezicht ‘risicogestuurd’, wat wil zeggen dat scholen alleen worden bezocht als de indruk bestaat dat het niet goed gaat op de school. Inmiddels werken er zo’n 500 mensen bij de onderwijsinspectie. De vereniging voor toezichthouders in het onderwijs telt meer dan 1500 leden.2 Het zwaartepunt van het toezicht ligt dus niet meer bij de onderwijsinspectie, maar bij de toezichthouders.
Mislukte praktijk In de praktijk blijkt dit meer dan eens niet goed te werken. De ‘Commissie onderzoek financiële problematiek Amarantis’ concludeerde in haar eindrapport dat het toezicht op de megaschool had gefaald. De raad van toezicht had haar werk niet goed gedaan. Ook bij andere scholen bleef de raad van toezicht in gebreke op momenten dat ingrijpen nodig was. 3 Verwonderlijk is dit niet. In de raden van toezicht zitten soms heel betrokken bestuurders, maar vaak ook mensen die er eigenlijk geen tijd voor hebben. Regelmatig worden meerdere toezichtsfuncties gecombineerd en is de afstand tot de onderwijspraktijk groot. Daarbij zijn veel bestuurders ergens anders toezichthouder en omgekeerd. Het gevolg: een kaste van bestuurders die elkaar kennen en nauwelijks kritisch aanspreken op elkaars functioneren. Dit bedrijfsmatige model past dus niet op het onderwijs. Wij stellen voor dat scholen één directeur krijgen. Toezicht wordt gehouden door de onderwijsinspectie. De duizenden toezichthouders kunnen nuttiger werk gaan doen. De controle op de directeur ligt bij de medezeggenschapsraad. Momenteel mag die alleen advies geven op de begroting, waardoor de feitelijke macht bij de bestuurders ligt. Door de medezeggenschapsraad het recht te geven de begroting goed of af te keuren, wordt de controle op de schoolleiding gedaan door mensen die verstand van hebben van de praktijk in de klas: het personeel en de leerlingen.
2 Jaarverslag 2011, Inspectie van het onderwijs, 2012, www.vtoi.nl 3 Autonomie verplicht, Commissie onderzoek financiële problematiek Amarantis, 2012
11
ehMBO
12
Pak wanbeleid aan
3 Pak wanbeleid aan Managers die het onderwijs niet dienen, worden gelukkiger buiten de school. In het onderwijs is geen plaats voor falende bestuurders.
Onwenselijk? Onwettig! ‘Niet onwettig, wel onwenselijk’, concludeerde de Commissie onderzoek financiële problematiek Amarantis over het gedrag van de voormalige bestuurders van de mega-school. Ze gedroegen zich als zonnekoningen en interpreteerden vergoedingsregelingen wel heel ruim. Zo stond een van de bestuurders na zijn vertrek nog zeven jaar op de loonlijst van de school, zonder duidelijke taakomschrijving. Hij ontving daarvoor meer dan een half miljoen euro. De leaseregeling werd ingezet om twee auto’s én een ov-jaarkaart te betalen voor één manager. Hij verklaarde dat dat terecht was, omdat hij binnen het budget bleef.4 De commissie concludeerde dat het gedrag weliswaar wettelijk was toegestaan, maar moreel onjuist. De oud-bestuurders voelden zich vrijgepleit: ze hadden immers niet illegaal gehandeld. Het mantra van zelfregulering en intern toezicht heeft ook hier zijn failliet bewezen. Wanneer de wet toestaat dat bestuurders zich ten koste van het onderwijs verrijken, is maar één conclusie op zijn plaats: dan deugt de wet niet. Om dit soort zelfverrijking in de toekomst te voorkomen, moet de wet dus worden aangepast. Managers die willens en wetens onderwijsgeld gebruiken voor hun eigen gewin, moeten daarvoor gestraft kunnen worden. De schade die ze toebrengen aan het onderwijs, moet op hen verhaald kunnen worden.
Eerder ingrijpen In de huidige wetgeving is het bestuur van een school, het zogenaamd bevoegd gezag, vrijwel onschendbaar. Alleen bij financiële fraude is het mogelijk vervolgd te worden. Als een school echter al jaren slecht presteert of de financiën niet op orde heeft, kan de onderwijsinspectie weinig anders dan de school uiteindelijk sluiten. De falende manager kan vervolgens elders weer verder met zijn wanbestuur. Het moet daarom mogelijk worden slecht presterende managers te ontslaan. Op het moment dat de inspectie herhaaldelijk constateert dat de onderwijskwaliteit onder de maat is en dat het management niets doet om dat te verbeteren, moet de minister in kunnen grijpen en een bewindvoerder aan kunnen stellen. Van boetes wordt het onderwijs niet beter. Van betere bestuurders wel. Wanneer de medezeggenschapsraad merkt dat bestuurders falen, moet ze de inspectie kunnen vragen dit te onderzoeken. De inspectie kan vervolgens onderzoek doen: niet alleen bij een slechte onderwijskwaliteit, maar ook bij financieel slecht beleid. Het onderwijs is te belangrijk om aan de zijlijn af te wachten tot het beter wordt.
4 Niet onwettig, wel onwenselijk, Commissie onderzoek financiële problematiek Amarantis, 2013
13
ehMBO
14
Geen concurrentie tussen scholen
4 Geen concurrentie tussen scholen Scholen zijn geen bedrijven. Ze hoeven hun kostbare energie dus niet te verspillen aan onderlinge concurrentie. Ze dienen een gezamenlijk doel: jonge mensen goed opleiden.
Niet tegen maar met elkaar Posters met lachende jongeren, folders met mooie plaatjes; soms drukken scholen complete reclamekranten om jongeren naar binnen te lokken. In de strijd om meer leerlingen en dus meer inkomsten, wordt geen middel geschuwd om aandacht te vragen voor de eigen school. Soms komt het voor dat een opleiding in ÊÊn stad door drie verschillende scholen aangeboden wordt. Vooral kleinere (vak)scholen lijden onder het reclamegeweld van de grote jongens. Al die reclame kost natuurlijk veel geld, dat niet aan onderwijs besteed wordt. Officieel heet een MBO-school een regionaal opleidingscentrum. Dat geeft het idee dat die scholen opleidingen verzorgen voor de eigen regio. Met het op afstand zetten van de overheid moesten scholen meer gaan opereren als bedrijven. Daarbij kwam de concurrentie om de leerling. Inmiddels zijn veel politieke partijen die in de jaren negentig voorstander waren van concurrentie, zoals de VVD en de PvdA, bij zinnen gekomen. Ook zij zien dat het de spuigaten uitloopt met de concurrentie tussen scholen en dat scholen zich niet bezig moeten houden met jongeren verleiden, maar met goed onderwijs organiseren. Zij roepen scholen op ermee te stoppen. Dat inzicht is winst. Als scholen niet meer hoeven te concurreren, kunnen ze dat geld uitgeven aan nuttige zaken. Dan hoeven ze zich ook geen zorgen meer te maken over hippe logo’s en dure panden. Scholen gaan daar echter niet uit zichzelf mee stoppen. Daarom moet de hoogste baas van het Nederlandse onderwijs, de minister, ze een handje helpen. Het wordt tijd dat zij met een bindend plan komt waarin staat welke opleiding waar wordt aangeboden. Concurrentie op kwaliteit is in dit voorstel nergens voor nodig. Alle scholen moeten goed zijn. Door de inspectie stevig te laten toezien op de kwaliteit van de scholen, zijn alle opleidingen goed. Opleidingen die dat niet zijn of niet snel kunnen worden, moeten gesloten worden. Zo weet je als leerling zeker dat je naar een goede opleiding gaat.
15
ehMBO
16
Grote scholen opsplitsen
5 Grote scholen opsplitsen Groot, groter, grootst. Lange tijd was dat het motto in het MBO. Die tijden zijn voorbij: de schaal van de toekomst is de menselijke maat.
Van groot naar klein Jarenlang leek het een heilig doel van bestuurders in het onderwijs: fuseren. Aangemoedigd door het ministerie van Onderwijs, dat een bonus gaf op fusies, maakten managers de scholen groter en groter. In het MBO nam sinds 1997 het gemiddeld aantal leerlingen met 37 procent toe tot 6.775 leerlingen per school. Tegelijk daalde het aantal scholen in die periode van 88 naar 70.5 Inmiddels zijn scholen met meer dan 20.000 leerlingen geen uitzondering meer. In het geweld van deze megascholen lijkt het alsof de kleine school niet meer meetelt. Dat is vreemd, omdat een kleine school veel voordeel biedt voor leerlingen, leraren en ouders. Leerlingen voelen zich herkend en hebben het idee dat leraren meer betrokken zijn. Voor leraren is het prettig als ze de leerlingen en schoolleiding persoonlijk kennen. Voor ouders is het een stuk duidelijker bij wie ze moeten zijn als er iets mis is. De Onderwijsraad concludeerde dat het gevaar bestaat dat de samenhang in, en betrokkenheid bij, de onderwijsorganisatie afneemt naarmate onderwijsinstellingen groter worden. De raad constateerde dat dit minder onderling contact tot gevolg heeft en dat dit leidt tot gevoelens van anonimiteit en vervreemding.6 Inmiddels zien ook enkele schoolbestuurders de voordelen van schaalverkleining. ROC Zadkine en het Albeda College in Rotterdam maakten eind 2012 bekend dat ze samen willen gaan om zich vervolgens op te splitsen in kleinere zelfstandige scholen. Vooralsnog blijft het bij Rotterdam: grote instellingen in de rest van het land tonen nog weinig initiatief in die richting. Het wordt daarom hoog tijd dat de minister het voortouw neemt en grote onderwijsfabrieken gaat opsplitsen in kleine scholen waar de menselijke maat voorop staat. Te denken valt aan locaties met maximaal 2000 leerlingen, en een maximum van een twee- of drietal scholen per bestuur. Alleen op die manier kan de directeur gewoon directeur zijn zonder te hoeven veranderen in een manager. De anonimiteit verdwijnt en iedereen kan op zijn verantwoordelijkheid worden aangesproken.
5 CBS, webmagazine december 2005 6 VariĂŤteit in schaal, Onderwijsraad, 2005
17
ehMBO
18
meer informatie
Meer informatie Dit noodplan is een aanvulling op eerdere plannen van de SP. In ‘Een betere leraar voor hetzelfde geld’ doen we aanbevelingen om de leraar beter in positie te brengen op school. In ‘Competentiegericht onderwijs: vernieuwing of vernieling?’ staan aanbevelingen over hoe het MBO beter wordt zonder competentieleren. Momenteel loopt ook het onderzoek: “De MBO-docent aan het woord” www.sp.nl/MBO-enquete U vindt deze voorstellen en andere op www.sp.nl/onderwijs
19
20
www.sp.nl