Boek 1: Algemeen kader

Page 1


1

A L G E M E E N K A D E R   /  I n leiding & u it gangssit u at ie

1 RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 1

24/04/2019 13:23


2

A L G E M E E N K A D E R   /  Inle id ing & u it gangssit u at ie

A LGE ME E N KA D E R HOOFDSTUK 1 / HOOFDSTUK 2 / HOOFDSTUK 3 / HOOFDSTUK 4 /

Inleidin g en u itgan gssituatie Kernnota Prioritaire projecten en maatregele n B inden de bepalin gen

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 2

24/04/2019 13:23


3

A L G E M E E N K A D E R   /  I n leiding & u it gangssit u at ie

HOOFDSTUK

Inle iding en uitgangssituatie

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 3

24/04/2019 13:23


4

A L G E M E E N K A D E R   /  Inle id ing & u it gangssit u at ie

1/

Leeswijzer en statuut van de verschillende paragrafen

9

/1 WAAROM EEN NIEUW STRUCTUURPLAN IN 2016?

9

/2 WAT IS EEN RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN EN HOE ZIET HET ER UIT?

10

/3 LEESWIJZER

13

/3/1 Inleiding

13

/3/2 Kernnota

13

/3/3 Thematische beleidskaders

13

/3/4 Beleidskaders voor de Stadsdelen en Deelsystemen

13

/3/5 Prioritaire projecten en maatregelen

13

/3/6 Bindende Bepalingen

13

2/ Planningscontext

14

/1 DECRETAAL KADER

14

/2 RUIMTELIJKE STRUCTUURPLANNEN & BELEIDSPLANNEN RUIMTE (IN SPE)

14

/2/1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en voorbereidingen Beleidsplan Ruimte Vlaanderen

14

/2/2 Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant & voorbereiding herziening

16

/2/3 Het Ruimtelijk Structuurplan Leuven

20

/3 RUIMTELIJKE BESTEMMINGS- EN UITVOERINGSPLANNEN

21

/3/1 Plannen van aanleg (gewestplan en BPA’s)

21

/3/2 Ruimtelijke uitvoeringsplannen

23

/4 VERORDENINGEN

24

/5 BELANGRIJKE & RELEVANTE SECTORALE PLANNEN

25

/5/1 Sector milieu

25

/5/2 Sectoren natuur, landbouw en bos

25

/5/3 Plannen in verband met waterbeleid

26

/5/4 Plannen vanuit de sector mobiliteit

26

/5/5 Plannen vanuit sector kleinhandel

30

/5/6 Plannen vanuit de sector vrije tijd

32

/5/7 Plannen vanuit de sector onroerend erfgoed

32

/6 BELANGRIJKSTE GEINTEGREERDE PROJECTEN /6/1 Leuven Klimaatneutraal

33

/6/2 Regionet Leuven

33

/6/3 Grootschalige stadsontwikkelingsprojecten

33

/6/4 Leuven Mindgate

35

/3 Uitgangssituatie: synthese van de bestaande ruimtelijke structuur

33

/1 LEUVEN KORT IN CIJFERS /1/1 Situering van Leuven

36 36 36

/1/2 Enkele kenmerkende cijfers over bevolking en bevolkingsdichtheid

37

/1/3 Het Leuvense woningaanbod

38

/1/4 Leuven: centrum van tewerkstelling

40

/1/5 Leuven, voorzieningencentrum

40

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 4

24/04/2019 13:23


5

A L G E M E E N K A D E R   /  I n leiding & u it gangssit u at ie

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 5

24/04/2019 13:23


6

A L G E M E E N K A D E R   /  Inle id ing & u it gangssit u at ie

/4 Bestaande ruimtelijke structuur van Leuven: een overzichtsbeeld

41

/1 GEOMORFOLOGIE

41

/2 DE BLAUWGROENE STRUCTUUR

42

/2/1 Rivier- en beekvalleien

42

/2/2 Getuigenheuvels

42

/2/3 Boscomplexen

43

/2/4 Landbouwgebieden

43

/3 DE NEDERZETTINGSSTRUCTUUR

44

/3/1 Historiek (samengevat)

44

/3/2 De binnenstad

45

/3/3 Kessel-Lo

45

/3/4 Korbeek-Lo

46

/3/5 Heverlee

47

/3/6 Wilsele-Putkapel en centrum

47

/3/7 Wilsele-Dorp

47

/3/8 Wijgmaal

47

/3/9 Egenhoven

48

/4 ONDERZOEKS- EN ONDERWIJSCAMPUSSEN

48

/5 STRUCTUURBEPALENDE INFRASTRUCTUREN

49

/5/1 Poortstraten en ring

49

/5/2 Steenwegen

50

/5/3 Het kanaal Leuven-Dijle

50

/5/4 De spoorwegen

51

/5/5 Autosnelwegen en expreswegen

52

/6 ECONOMISCHE POLEN

53

/6/1 Middeleeuws handelscentrum en agrarisch ommeland

53

/6/2 Industrialisatie

53

/6/3 Suburbanisatie

53

/6/4 Naar een diensten- en kenniseconomie

53

/6/5 Structuurbepalende economische polen op stadsniveau

54

/5 Verwachte ontwikkelingen, troeven en sleutelkwesties

55

55

/1 VERWACHTE ONTWIKKELINGEN /1/1 Verwachte bevolkingsgroei en woninggroei

55

/1/2 Verwachte economische groei

56

/1/3 Toename van de mobiliteit

57

/1/4. Klimaatveranderingen

57

/1/5 Aantasting van erfgoed en landschap?

57

/1/6 Groei van de voorzieningen?

57

/2 TROEVEN VAN LEUVEN ANNO 2016

58

/2/1 Historische stad te midden van prachtige landschappen

58

/2/2 Kennisstad vol creativiteit

58

/2/3 Centrale ligging op een boogscheut van de hoofdstad en aan knooppunt van infrastructuren

58

/2/4 Een hoog voorzieningenniveau in een ‘veilige’ stad

58

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 6

24/04/2019 13:23


7

A L G E M E E N K A D E R   /  I n leiding & u it gangssit u at ie

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 7

24/04/2019 13:23


8

A L G E M E E N K A D E R   /  Inle id ing & u it gangssit u at ie

/3 SLEUTELKWESTIES

59

/3/1 Bewust omgaan met de groei van de stad, en deze sturen naar de juiste locaties

59

/3/2 Dialoog met de regio over stedelijke ontwikkelingen

59

/3/3 Leuven als kennis- en innovatiestad profileren, maar ook oog hebben voor de lokale economie

59

/3/4 Correcties doorvoeren op vlak van het woningaanbod, ten behoeve van een gemengde bevolking

60

/3/5 Het voorzieningenniveau op peil houden

60

/3/6 Bereikbaarheid van de stad garanderen, en verzoenen met de leefkwaliteit

60

/3/7 Evolueren naar een nog groenere en klimaatneutrale stad

60

/3/8 De open ruimte, het (stedelijk) landschap en het erfgoed en bewaren en versterken

60

/3/9 Kwaliteitsverbetering in het bestaande stedelijke weefsel

60

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 8

24/04/2019 13:23


9

A L G E M E E N K A D E R / I n leiding & u it gangssit u at ie

1

INFORMATIEF

Leeswijzer en statuut van de verschillende paragrafen /1

WAAROM EEN NIEUW STRUCTUURPLAN IN 2016? De stad Leuven maakte in het begin van de jaren 2000 voor het eerst een ruimtelijk structuurplan op, conform de bepalingen van het toenmalige decreet op de ruimtelijke ordening. Het werd in 2004 goedgekeurd ( f i g. 1) . Dit eerste structuurplan vormde vele jaren een solide basis voor het ruimtelijke beleid. Het grootste deel van de keuzes in dit structuurplan werden ondertussen dan ook uitgevoerd, of concreet voorbereid voor uitvoering in de volgende jaren. Alhoewel een structuurplan in principe maar voor een periode van 5 jaar wordt opgemaakt, was er lang geen aanleiding om het te herzien (afgezien van één punctuele wijziging). Het plan bleef ook gewoon van kracht zolang de stad het niet door een nieuw structuurplan verving.

f i g. 1 - Opbouw van voorliggend structuurplan Leuven 2

De uitspraken van dit eerste structuurplan waren gebaseerd op analyses die in 2016 bijna 15 jaar oud zijn. Zo bij voorbeeld de woningprogrammatie, de mobiliteitsanalyse, de analyse van de groenstructuur. Deze moesten worden geactualiseerd om zinvolle keuzes voor de volgende jaren te kunnen formuleren. Ook kwamen in het eerste structuurplan enkele thema’s maar heel beperkt aan bod, terwijl ze vandaag veel meer in de aandacht staan, zoals de klimaatproblematiek, landschap en erfgoed. Tenslotte was het tijd om in het structuurplan van 2004 flink ‘kuis te houden’. Heel wat uitspraken van 2004 zijn verouderd, onder andere omdat ze al lang zijn uitgevoerd. Ook wordt ondertussen anders gedacht over het soort uitspraken dat in een structuurplan thuis hoort. De zeer uitgebreide opsommingen van detailuitspraken en mogelijke uitvoeringsinstrumenten wordt vermeden, en beperkt tot de strategische keuzes.

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 9

24/04/2019 13:23


10

A L G E M E E N K A D E R   /  Inle id ing & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

/2 WAT IS EEN RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN EN HOE ZIET HET ER UIT? Het Leuvense ruimtelijk structuurplan vormt het kader voor het stedelijke ruimtelijk beleid. Hiermee bedoelen we niet enkel de handeling die vallen onder de sector ‘ruimtelijke ordening’. Het structuurplan vormt ook het kader voor het sectorale beleid, voor zover dit een duidelijke ruimtelijke neerslag heeft. De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening verplicht de opmaak van een structuurplan aan alle gemeenten. Dit decreet legt ook tot op zekere hoogte de vorm van een structuurplan vast. Het bepaalt dat een structuurplan bestaat uit een informatief, een richtinggevend en een bindend gedeelte. Elk gedeelte heeft een eigen statuut. Van het richtinggevend gedeelte kan de overheid die het plan opmaakt slechts in heel specifieke gevallen afwijken, van het bindend gedeelte helemaal niet. Voorliggend structuurplan bevat inderdaad informatieve gedeelten, richtinggevende gedeelten en bindende bepalingen. Deze zijn echter niet opgesplitst per boekdeel, zoals in het structuurplan uit 2004 wel het geval was. Om per hoofdstuk een duidelijk onderbouwd verhaal te krijgen, verwerken we de bestaande toestand en uitdagingen (informatief gedeelte) in hetzelfde hoofdstuk als de beleidskeuzes (richtinggevend gedeelte). Om geen verwarring te verkrijgen over het statuut van de paragrafen, worden ze in de tabel hieronder aan één van de drie gedeelten toegewezen. Het bindend deel wordt achteraan toegevoegd. Voorliggend structuurplan houdt ook al rekening met de vermoedelijke opbouw van de toekomstige vervanger van de structuurplannen, het ‘beleidsplan ruimte’. Zo’n beleidsplan ruimte bevat een kernnota die de basiskeuzes voor de ruimtelijke ontwikkelingen formuleert. Deze basiskeuzes moeten in principe vele decennia lang stand kunnen houden en gericht zijn op de lange termijn. Deze keuzes worden dan verder uitgediept en concreet gemaakt in verschillende beleidskaders. Het ruimtelijk structuurplan Leuven wordt opnieuw opgebouwd, net als in 2004, volgens een dubbele insteek. Enerzijds benaderen we de ruimtelijke weerslag en noden van verschillende sectoren vanuit het eigen functioneren. We doen dit in de thematische beleidskaders. Anderzijds vertrekken we vanuit ruimtelijk logisch samenhangende gebieden om de verschillende vormen van ruimtegebruik goed op elkaar af te stemmen. Dit doen we in de beleidskaders per stadsdeel. Naast de 5 stadsdelen, behandelen we hier ook twee deelsystemen die vragen om een benadering van en beleid voor het geheel, en die niet binnen de onderscheiden stadsdelen gevat kunnen worden: de Ring en de Dijlevallei.

/1

Inleiding en uitgangssituatie

/1 LEESWIJZER EN STATUUT VAN DE VERSCHILLENDE PARAGRAFEN

I N FO R M AT I E F

/2 PLANNINGSCONTEXT

I N FO R M AT I E F

/3 UITGANGSSITUATIE: SYNTHESE VAN DE BESTAANDE RUIMTELIJKE STRUCTUUR

I N FO R M AT I E F

/4 BESTAANDE RUIMTELIJKE STRUCTUUR VAN LEUVEN: EEN OVERZICHTSBEELD

I N FO R M AT I E F

I N FO R M AT I E F

/5 VERWACHTE ONTWIKKELINGEN, TROEVEN EN SLEUTELKWESTIES

/2 Kernnota: de visie op de gewenste ruimtelijke structuur

/1 BASISVISIE OP DE GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELINGEN

RI C H TI N G G E V E N D

/2 SYNTHESE VAN DE GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR

RI C H TI N G G E V E N D

/3 Thematische Beleidskaders

/1 BLAUWGROENE STRUCTUUR /1/1 Begrip /1/2 Bestaande blauwgroene structuur /1/3 Uitdagingen en visie voor de blauwgroene structuur

INFORMATIEF INFORMATIEF RICHTINGGEVEND

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 10

24/04/2019 13:23


11

A L G E M E E N K A D E R   /  I n leiding & u it gangssit u at ie

/1/4 Prioritaire projecten voor de blauwgroene structuur

RICHTINGGEVEND

/1/5 Krachtlijnen van het beleid rond blauwgroene structuur

RICHTINGGEVEND

/2 WONEN IN MULTIFUNCTIONELE WOONKERNEN /2/1 Afbakening en situering van het thema

INFORMATIEF

/2/2 Bestaande situatie en recente evoluties van het wonen in Leuven

INFORMATIEF

/2/3 Inschatting van de woningbehoefte versus de ruimtereserve

RICHTINGGEVEND

/2/5 Krachtlijnen van het beleid voor het wonen en de woonkernen

RICHTINGGEVEND

/3 WERKEN IN LEUVEN /3/1 Afbakening en situering van het thema

INFORMATIEF

/3/2 Bestaande situatie en recente evoluties van het werken in Leuven

INFORMATIEF

/3/3 Confrontatie van de ruimtereserve met de toekomstige behoefte

INFORMATIEF

/3/4 Visie en beleid voor het werken in Leuven

RICHTINGGEVEND

/3/5 Krachtlijnen van het beleid voor het werken

RICHTINGGEVEND

/4 VOORZIENINGSTRUCTUUR /4/1 Afbakening en situering van het thema

INFORMATIEF

/4/2 Stand en recente evoluties van het voorzieningenaanbod

INFORMATIEF INFORMATIEF

/4/4 Visie en beleid voor de voorzieningen

RICHTINGGEVEND

/4/5 Krachtlijnen van het beleid voor de voorzieningen

RICHTINGGEVEND

/5 ENERGIE EN RUIMTE /5/1 Ruimte en energie?

INFORMATIEF

/5/2 Bestaande structuur energie

INFORMATIEF

/5/3 Uitdagingen en Visie

RICHTINGGEVEND

/5/4 Prioritaire projecten voor energie

RICHTINGGEVEND

/5/5 Krachtlijnen van het beleid rond ‘ruimte en energie’

RICHTINGGEVEND

/6 MOBILITEIT /6/1 Bestaande mobiliteit en uitdagingen

INFORMATIEF

/2/4 Visie en beleid voor het wonen en de woonkernen

/4/3 Inschatting van de behoefte versus de ruimtereserve

INFORMATIEF

INFORMATIEF

/6/2 Beleidskeuzes mobiliteit

RICHTINGGEVEND

/6/3 Krachtlijnen van het beleid rond mobiliteit

RICHTINGGEVEND

/7 LANDSCHAP EN ERFGOED /7/1 Begrip

INFORMATIEF

/7/2 Geomorfologie en historiek

INFORMATIEF

/7/3 Bestaande landschaps- en erfgoedstructuur

INFORMATIEF

/7/4 Visie voor de landschaps- en erfgoedstructuur

RICHTINGGEVEND

/7/5 Prioritaire gebieden voor de landschaps- en erfgoedstructuur

RICHTINGGEVEND

/7/6 Krachtlijnen van het beleid rond landschap en erfgoed

RICHTINGGEVEND

/4 Beleidskaders voor de Stadsdelen en Deelsystemen

/1 STADSDEEL BINNENSTAD /1/1 Afbakening en ligging

INFORMATIEF

/1/2 Historiek van de Leuvense Binnenstad

INFORMATIEF

/1/3 Bestaande ruimtelijke structuur en gekende ontwikkelingen in de Binnenstad

INFORMATIEF

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 11

24/04/2019 13:23


12

A L G E M E E N K A D E R   /  Inle id ing & u it gangssit u at ie

/1/4 Visie en concepten voor het stadsdeel Binnenstad

RICHTINGGEVEND

/1/5 Beleid voor de deelruimten in de Binnenstad

RICHTINGGEVEND

/1/6 Krachtlijnen van het beleid voor de Binnenstad

RICHTINGGEVEND

/2 STADSDEEL NOORDELIJKE LAAGVLAKTE /2/1 Afbakening en ligging

INFORMATIEF

/2/2 Historiek

INFORMATIEF

/2/3 Bestaande ruimtelijke structuur en gekende ontwikkelingen in de Noordelijke Laagvlakte

RICHTINGGEVEND

/2/5 Beleid voor de deelruimten in de Noordelijke Laagvlakte

RICHTINGGEVEND

/2/6 Krachtlijnen voor het stadsdeel Noordelijke Laagvlakte

RICHTINGGEVEND

/3 STADSDEEL HEUVELLANDSCHAP /3/1 Afbakening en ligging

INFORMATIEF

/3/2 Historiek van het Heuvellandschap

INFORMATIEF

RICHTINGGEVEND

/3/5 Beleid voor de deelruimten van het Heuvellandschap

RICHTINGGEVEND

/3/6 Krachtlijnen van het beleid voor het Heuvellandschap

RICHTINGGEVEND

/4 STADSDEEL ZUIDELIJK PLATEAU /4/1 Afbakening en ligging

INFORMATIEF

/4/2 Historiek van Heverlee tussen Molenbeek-Bierbeek en Dijle

INFORMATIEF

INFORMATIEF

/4/4 Visie en concepten voor het Zuidelijk Plateau

RICHTINGGEVEND

/4/5 Beleid voor de deelruimten in het zuidelijk stadsdeel

RICHTINGGEVEND

/4/6 Krachtlijnen van het beleid voor het Zuidelijk Plateau

RICHTINGGEVEND

/5 D EELSYSTEEM DIJLEVALLEI /5/1 Afbakening en ligging

INFORMATIEF

/5/2 Historiek

INFORMATIEF

/5/3 Bestaande ruimtelijke structuur

INFORMATIEF

/3/4 Visie en concepten voor het Heuvellandschap

/4/3 Bestaande ruimtelijke structuur en gekende ontwikkelingen in het Zuidelijk Plateau

INFORMATIEF

/2/4 Visie en concepten voor het stadsdeel Noordelijke Laagvlakte

/3/3 Bestaande ruimtelijke structuur en gekende ontwikkelingen in het Heuvellandschap

INFORMATIEF

INFORMATIEF

/5/4 Visie en concepten voor het deelsysteem Dijlevallei

RICHTINGGEVEND

/5/5 Beleid voor de Deelruimte Dijlevallei

RICHTINGGEVEND

/5/6 Krachtlijnen voor het deelsysteem Dijlevallei

RICHTINGGEVEND

/6 DEELSYSTEEM RING /6/1 Afbakening en ligging

INFORMATIEF

/6/2 Historiek

INFORMATIEF

/6/3 Bestaande ruimtelijke structuur

INFORMATIEF

/6/4 Visie en concepten voor het deelsysteem Ring

RICHTINGGEVEND

/6/5 Krachtlijnen voor het deelsysteem Ring

RICHTINGGEVEND

/5 Prioritaire projecten en maatregelen

RICHTINGGEVEND

/6 Bindende bepalingen

BINDEND

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 12

24/04/2019 13:23


13

A L G E M E E N K A D E R   /  I n leiding & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

/3 LEESWIJZER /3/1 Inleiding Na deze leeswijzer, schetsen we de planningscontext. We geven een (zeer beknopt) overzicht van de belangrijkste plannen van de ruimtelijke ordening die reeds bestaan of waarnaar dit structuurplan zich moet richten. We vermelden kort een aantal bestaande plannen en projecten, die belangrijk zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling van Leuven en die een impact hebben gehad op de beleidskeuzes in dit document. We schetsen vervolgens de uitgangssituatie: waar staat Leuven vandaag en hoe zijn we tot deze situatie gekomen? We geven hiervan een beknopt overzicht. De uitgebreidere analyses zijn te vinden in de beleidskaders. We schetsen kort enkele kencijfers voor het Leuven anno 2016 en omschrijven (wat uitgebreider) de bestaande ruimtelijke structuur en hoe deze tot stand kwam. Vervolgens beschrijven we, opnieuw kort, de te verwachten ontwikkelingen en uitdagingen waar we voor staan. Ook hier houden we het beknopt: de beleidskaders gaan per stadsdeel of per thema dieper op deze uitdagingen in. We beschrijven de troeven die we zeker willen uitspelen. Zo komen we tot de formulering van een aantal sleutelkwesties die een antwoord moeten krijgen in dit structuurplan.

/3/2 Kernnota De Kernnota formuleert de basisprincipes die we willen hanteren bij het uitwerken van het ruimtelijke beleid. Deze basisprincipes zijn keuzes die het bestuur bewust maakt; ze omschrijft kwaliteiten die we gegarandeerd willen zien en doelstellingen die we willen waarmaken. Ze zijn nog niet ruimtelijk uitgewerkt. Vervolgens schetsen we het globale beeld van de gewenste (toekomstige) ruimtelijke structuur. We doen dit opnieuw in grote lijnen. De detailuitspraken volgen immers in de beleidskaders.

/3/3 Thematische beleidskaders De thematische beleidskaders bevatten de bestaande situatie, de uitdagingen en de beleidskeuzes voor een aantal sectoren of soorten ruimtegebruikers die we als ‘deelstructuren’ in de ruimte beschouwen: de blauwgroene structuur, de structuur van het wonen en aan wonen verwante activiteiten in de woonkernen, de structuur van de tewerkstelling, de voorzieningenstructuur, de ruimte voor energie, de mobiliteitsstructuur, en tenslotte de landschappelijke en erfgoedstructuur. We omschrijven in deze kaders het beleid dat ruimtelijk relevant is binnen het betreffende thema. We omschrijven niet overal de ruimtelijke keuzes voor heel specifieke plekken (dat komt in de stadsdelen aan bod). We bespreken in deze thematische beleidskaders enerzijds het beleid dat ruimtelijk relevant is en in de hele stad, maar niet specifiek over bepaalde sites gaat. Anderzijds geven we een overzicht van de globale, stads-brede deelstructuur voor dat thema.

/3/4 Beleidskaders voor de Stadsdelen en Deelsystemen Per stadsdeel omschrijven we de bestaande situatie, de uitdagingen en de beleidskeuzes voor alle thema’s in hun samenhang. In deze hoofdstukken worden de keuzes voor de verschillende verbindingen, projectsites e.d. geformuleerd. We doen hetzelfde voor twee deelsystemen die best als samenhangend geheel worden beschouwd maar niet ‘passen’ binnen de stadsdelen: de ring en de Dijlevallei.

/3/5 Prioritaire projecten en maatregelen We sluiten het richtinggevend deel af met een beschrijving van de meest strategische en prioritaire maatregelen voor de realisatie van de gewenste ruimtelijke structuur.

/3/6 Bindende Bepalingen We ronden af met de bindende bepaling(en).

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 13

24/04/2019 13:23


14

A L G E M E E N K A D E R   /  Inle id ing & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

2 Planningscontext De planningscontext geeft een beknopt overzicht van de bestaande plannen en projecten met een belangrijke impact op de ruimtelijke ontwikkelingen. Het gaat zowel om de juridisch vastgelegde instrumenten van de ruimtelijke ordening, als om sectorale plannen. Uiteraard kunnen lang niet alle bestaande plannen opsommen die op een of andere manier ruimtelijk relevant zijn. We sommen hier de meest relevante plannen op die een duidelijke doorwerking hebben in de keuzes omtrent het ruimtelijk beleid.

/1 DECRETAAL KADER Bij opmaak van dit herzien structuurplan, wordt het instrumentarium van de ruimtelijke ordening nog steeds vastgelegd in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, Titel 2 ‘Planning’. Dit decreet (VCRO) legt statuut van en procedures voor de volgende instrumenten vast: de ruimtelijke structuurplannen, de ruimtelijke uitvoeringsplannen, stedenbouwkundige verordeningen, en nog een aantal uitvoeringsgerichte instrumenten als onteigenings- en rooilijnplannen. Het decreet doet een aantal uitspraken over de verplichte inhoud van de structuurplannen: ——

art. 2.1.2 §1 legt een informatief, richtinggevend en bindend deel op

——

art. 2.1.2 §3 beschrijft de verplichte inhoud van het richtinggevend gedeelte

——

art. 2.1.2 §4 beschrijft de verplichte inhoud van het informatief gedeelte

De leeswijzer bevat het overzicht van de paragrafen die het informatief, richtinggevend en bindend deel uitmaken. Sinds 2011 loopt op Vlaams niveau de voorbereiding van een ‘Beleidsplan Ruimte Vlaanderen’ dat het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen moet vervangen (zie onder). Tegelijk met dit BRV wordt een nieuw decretaal kader voorbereid dat het planningsinstrument ‘beleidsplan ruimte’ introduceert ter vervanging van de structuurplannen, ook op provinciaal en gemeentelijk niveau. Van het nieuwe planningsdecreet zijn nog geen inhoud noch timing bekend.

/2 RUIMTELIJKE STRUCTUURPLANNEN & BELEIDSPLANNEN RUIMTE (IN SPE) Een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan schikt zich naar de structuurplannen van de ‘hogere’ overheden, voor zover beschikbaar. Het nieuwe structuurplan Leuven (RSL2) zal dus passen binnen de doelstellingen van het structuurplan Vlaanderen, net als het eerste structuurplan dat het vervangt (RSL1). Dit RSL2 zal ook passen binnen de krijtlijnen van het provinciale ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant, dat dateert van na de goedkeuring van RSL1. Zowel op Vlaams als op provinciaal niveau wordt een ‘beleidsplan ruimte’ voorbereid ter vervanging van de structuurplannen. De stad houdt reeds rekening met de gekende inhoudelijke keuzes van deze plannen, zonder strijdigheid met de hogere structuurplannen te creëren.

/2/1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en voorbereidingen Beleidsplan Ruimte Vlaanderen RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) vormt sinds 1997 de basis voor het Vlaamse ruimtelijke beleid ( f i g. 2) . Het RSV is geactualiseerd in 2004 en 2011. Het formuleert een sterk beleid voor de stedelijke gebieden, het buitengebied, de economische structuur en de lijninfrastructuren. Leuven wordt er aangeduid als regionaalstedelijk gebied en maakt deel uit van de Vlaamse Ruit. Voor de stedelijke gebieden worden een hele reeks van uitgangspunten en doelstellingen geformuleerd, waaronder het stimuleren en concentreren van stedelijke activiteiten, het werken met stedelijke projecten, het leefbaar en bereikbaar houden door nieuwe mobiliteitsvormen en een goed locatiebeleid,… Voor de inhoud wordt verwezen naar de beknopte samenvatting van het RSV ( f i g. 3 ) .

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 14

24/04/2019 13:23


15

A L G E M E E N K A D E R / I n leiding & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

f i g. 2 - Ruimtelijk structuurplan Leuven. Bron: rsv.ruimtevlaanderen.be

f i g. 3 - RS Vlaanderen: gewenste ruimtelijke structuur. Bron: rsv.ruimtevlaanderen.be

BELEIDSPLAN RUIMTE VLAANDEREN Sinds 2011 loopt op Vlaams niveau de voorbereiding van een ‘Beleidsplan Ruimte Vlaanderen’ dat het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen moet vervangen. Dit leidde tot een Groenboek in 2012 ( f i g. 4 ) , een aantal gebiedsgerichte pilootprojecten in 2014-2015 en een werktekst voor het Witboek einde 2015 ( f i g. 5 ) . Het is momenteel nog onduidelijk wanneer het Witboek definitief zal worden goedgekeurd en hoe sterk de visie nog zal wijzigen. Na goedkeuring, moet het Witboek nog worden doorvertaald in een Beleidsplan Ruimte Vlaanderen.

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 15

24/04/2019 13:23


16

A L G E M E E N K A D E R / Inle id ing & u it gangssit u at ie

f i g. 4 - Beleidsplan Ruimte Vlaanderen: Groenboek. Bron: www.beleidsplanruimte.be

5 - Beleidsplan werktekst voor het Witboek. f ig.

INFORMATIEF

Ruimte

Vlaanderen:

Ten opzichte van het RSV, lijken voor Leuven vooral deze nieuwe ideeën uit het Witboek (in voorbereiding) relevant. —

De werktekst Witboek BRV legt veel sterker de nadruk op het beperken en na verloop van tijd zelfs stoppen van het verdere ruimtebeslag. Het ‘ruimtelijk rendement’ moet verhoogd worden, wat zich vertaalt in principes als intensiever ruimtegebruik, verweving, hergebruik van ruimte, tijdelijk gebruik,…

Multifunctioneel ruimtegebruik is in BRV nog belangrijker dan in RSV: verweving van openruimtefuncties (naast het veilig stellen van bepaalde openruimtegebieden voor specifiek monofunctioneel gebruik als natuur of landbouw), bundelen van functies om korte verplaatsingen te bevorderen, …

Met ‘ontwikkelen vanuit samenhang’ wil het BRV stedelijke ontwikkelingen bundelen aan de knooppunten van collectieve vervoersstromen en de concentraties van voorzieningen. Dit is een evolutie ten opzichte het eerder hiërarchisch model van steden, hoofddorpen en woonkernen uit RSV. Ook doelt dit principe op de samenhang tussen de openruimtefuncties. Waterbeheersing, lokale voedselproductie en energieproductie krijgen hier meer aandacht dan in het RSV.

De werkteksten schuift ook ‘leefkwaliteit bevorderen’ naar voor als principe. Hier is er aandacht voor de verschuivende woonbehoefte (o.m. door vergrijzing), klimaat- en gezondheidsaspecten in het bebouwde (woon-)weefsel, zachte vervoersvormen, landschapskwaliteit, …

De visie rond energie en delfstofwinning is verruimd. De nadruk ligt sterker op energiezuinige organisatie van functies, energie-uitwisseling tussen functies en ruimte voor hernieuwbare energie.

De manier waarop het beleid gestalte moet krijgen, wordt grondig hervormd. Terwijl RSV sterk de nadruk legde op het principe van ‘subsidiariteit’, leggen de werkteksten meer gewicht bij gezamenlijke visievorming door regio’s via samenwerking.

Deze principes worden dan doorvertaald in een aantal ‘werven van ontwikkeling en verandering’: de internationale concurrentiekracht, robuuste en samenhangende open ruimte, steden en dorpen, en een aantal strategische speerpunten per gewestdeel. Bij de opmaak van het herzien ruimtelijk structuurplan Leuven, zal rekening gehouden worden met de richtingen waarin het Vlaamse ruimtelijke beleid lijkt te evolueren volgens de werkversie van het Witboek, zonder de conformiteit met het RSV in het gedrang te brengen.

/2/2

Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant & voorbereiding herziening RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAAMS-BRABANT De provincie Vlaams-Brabant beschikt over een goedgekeurd ruimtelijk structuurplan sinds oktober 2004 ( f i g. 6) . Dit RSVB werd geactualiseerd door het toevoegen van een addendum einde 2012.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 16

24/04/2019 13:23


17

A L G E M E E N K A D E R / I n leiding & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

f i g. 6 - Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant. Bron: vlaamsbrabant.be

Het RSVB bevat niet zo veel gedetailleerde uitspraken over de gewenste ontwikkelingen in Leuven, omdat dit door de uitspraken in het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen, niet tot de provinciale bevoegdheden behoort. Toch vormt het RSVB een belangrijk kader, door haar aanduiding van de natuurlijke structuur op bovenlokaal niveau, natuurverbindingsgebieden, categorisering van infrastructuren, e.d. In de figurenbundel zijn een aantal kaarten opgenomen van de gewenste ruimtelijke structuur, die voor Leuven relevant zijn ( f i g. 7 -10) . Voor de detailuitspraken wordt naar het document zelf verwezen.

f i g. 7 - uit de gewenste ruimtelijke structuur van het RSVB (Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant)

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 17

24/04/2019 13:23


18

A L G E M E E N K A D E R / Inle id ing & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

f i g. 8 - uit de gewenste ruimtelijke structuur van het RSVB (Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant)

f i g. 9 - uit de gewenste ruimtelijke structuur van het RSVB (Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant)

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 18

24/04/2019 13:23


19

A L G E M E E N K A D E R / I n leiding & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

f i g. 10 - uit de gewenste ruimtelijke structuur van het RSVB (Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant)

VOORBEREIDING HERZIENING RSVB OF BELEIDSPLAN RUIMTE VLAAMS-BRABANT Ook de provincie Vlaams-Brabant bereidt momenteel een vervanging van haar ruimtelijk structuurplan voor. In het kader hiervan wordt momenteel een ‘Visienota Ruimte’ opgemaakt. Ter voorbereiding van deze visie, werden een aantal focusnota’s goedgekeurd. De Deputatie besliste op 6 februari 2014 om op basis van deze nota’s het proces op te starten voor de opmaak van een Visienota Ruimte Vlaams-Brabant. Noch van deze Visienota, noch van het nieuwe structuurplan of beleidsplan ruimte Vlaams-Brabant is de timing reeds duidelijk bepaald. Momenteel zijn er enkel werkteksten beschikbaar die een idee geven over de richting waarin de Visienota wordt uitgewerkt. De belangrijkste inhoudelijke verschuivingen die uit deze werkteksten blijken, kunnen als volgt worden samengevat: —

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 19

Ruimte en mobiliteit volgens RSVB en aanzetten Visienota Ruimte: •

RSVB: nadruk op stedenbeleid, actieve inzet op stationsomgevingen, beperking van de groei in het buitengebied; ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid werden benaderd vanuit aparte beleidsdomeinen

Visienota: stedenbeleid verder zetten; groei in het buitengebied selectief bundelen in kernen langs goed ontsloten corridors; ruimtelijk en mobiliteitsbeleid integraal te bekijken

Ruimte en productief landschap volgens RSVB en aanzetten Visienota Ruimte: •

RSVB: open ruimte vrijwaren en beschikbaar houden voor belangrijkste ruimtegebruikers, nl. landbouw, natuur en bos

Visienota: open ruimte bekijken als productieve landschappen, waar de inrichting er voor moet zorgen dat deze open ruimte in staat blijft om de nodige (ecosysteem)diensten te blijven bieden aan de samenleving

Ruimte en economische groei volgens RSVB en aanzetten Visienota Ruimte: •

RSVB: bijkomende ruimte voor bedrijvigheid in stedelijke gebieden en economische knooppunten; verspreiding lokale bedrijvigheid over gemeenten

Visienota: inrichting van de bestemde terreinen (in stedelijke gebieden en economische knooppunten) en intensivering van de bestaande terreinen; ruimte vrijwaren voor een aantal specifieke sectoren; intergemeentelijke lokale bedrijventerreinen

24/04/2019 13:23


20

A L G E M E E N K A D E R / Inle id ing & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

Bij de opmaak van het herzien ruimtelijk structuurplan, zal echter reeds rekening gehouden worden met de richtingen waarin het provinciaal ruimtelijk beleid lijkt te evolueren volgens de focusnota’s en de werkteksten voor de Visienota, zonder de conformiteit met het RSVB in het gedrang te brengen.

/2/3

Het Ruimtelijk Structuurplan Leuven EEN RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN LEUVEN CONFORM HET DECREET RUIMTELIJKE ORDENING Voorliggend herzien ruimtelijk structuurplan Leuven (RSL2) vervangt het eerste ruimtelijk structuurplan Leuven (RSL1) ( f i g. 1 1) dat op 29 april 2004 werd goedgekeurd door de toenmalige minister ruimtelijke ordening. Dit RSL1 was dus het eerste structuurplan voor Leuven dat werd opgemaakt conform het decreet op de ruimtelijk ordening (DRO), later vervangen door de VCRO.

f i g. 1 1 - Ruimtelijk Structuurplan Leuven uit 2004

Het eerste structuurplan van Leuven bevatte 4 boekdelen: Het informatief gedeelte behandelde achtereenvolgens de sleutelkwesties en troeven voor Leuven, de beschrijving van de bestaande ruimtelijke structuur van Leuven, beschrijving van het profiel van Leuven, de planningscontext, en verschillende deelanalyses. Deze deelanalyses beschreven de bestaande toestand in de volgende deelstructuren: het fysisch systeem, de openruimtestructuur, de nederzettingsstructuur, de centrumstructuur, de economische structuur, de verkeersstructuur en de landschapsstructuur. Het eerste boekdeel van het richtinggevend gedeelte bevatte de algemene visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling. Vervolgens beschreef het de gewenste ruimtelijke structuur voor Leuven; globaal en per deelstructuur (gewenste openruimtestructuur, nederzettingsstructuur, centrumstructuur, economische structuur, verkeersstructuur en landschapsstructuur). Het tweede boekdeel van het richtinggevend gedeelte beschreef de gewenste ruimtelijke structuur per stadsdeel: noordelijke trechter, Oostelijk heuvellandschap, Zuidelijk plateau, westelijk heuvellandschap en de binnenstad. Daarna volgde een beschrijving van het gewenste beleidskader: de acties, maatregelen, instrumenten en organisatie die nodig werden geacht om de ruimtelijke visie waar te maken. Ze eindigde met de opsomming van ‘101 acties voor de huidige legislatuur’. Het bindend deel legde een aantal inhoudelijke keuzes (taakstellingen), selecties, acties en samenwerkingsverbanden bindend vast. Voor de inhoud verwijzen we naar het RSL1, waarvan ook een informele samenvatting beschikbaar is: “Het ruimtelijk structuurplan Leuven in een notendop”. Een ruimtelijk structuurplan wordt in principe vastgesteld voor een periode van 5 jaar, maar blijft van kracht zolang het niet herzien is.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 20

24/04/2019 13:23


21

A L G E M E E N K A D E R / I n leiding & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

GEDEELTELIJKE HERZIENING RS LEUVEN IN 2015-2016 In 2015 bracht de stad Leuven een zeer beperkte en punctuele herziening van het RSL1 in procedure. In de laatste jaren doken en immers een aantal punten op, waar het RSL1 concrete keuzes had gedaan die na grondiger onderzoek wat voorbarig bleken. Enkele concreet lopende projecten, werden hierdoor gehinderd. De stad kan immers b.v. geen ruimtelijke uitvoeringsplannen opmaken in tegenstrijd met het structuurplan. Daarom nam de gemeenteraad in maart 2015 een aantal principiële beslissingen over de verkeersafwikkeling en inrichting van het openbaar domein aan de westzijde van de Leuvense binnenstad ( f i g. 1 2) . Op basis hiervan werd RSL1 gedeeltelijk herzien. Deze punctuele herziening kaderde in de projecten ‘autoluwe binnenstad’, de vervanging van parking Hertogensite door parking Den Bruul, en de verlegging van het bustracé. Deze gedeeltelijke herziening werd op 26 mei door de provincie Vlaams-Brabant goedgekeurd.

f i g. 1 2 - Principiële keuzes mobiliteit Benedenstad

/3

RUIMTELIJKE BESTEMMINGS- EN UITVOERINGSPLANNEN De ruimtelijke bestemmings- en uitvoeringsplannen zijn belangrijke kaders voor de vergunningverlening.

/3/1

Plannen van aanleg (gewestplan en BPA’s) Een groot deel van Leuven wordt nog steeds bestreken door de oudere plannen van aanleg: het gewestplan en de bijzondere plannen van aanleg. De figurenbundel toont de delen van het gewestplan die in de zomer van 2016 nog van kracht zijn 1 ( f i g. 1 3 ) .Op verschillende plaatsen wordt dit gewestplan verder gedetailleerd door BPA’s (bijzondere plannen van aanleg). In de figurenbundel zijn de zones getoond waar een BPA van kracht is ( f i g. 1 4 ) . Gewestplan legt de toegelaten bestemmingen vast. BPA’s leggen bestemmingen vast en bevatten bovendien (gedetailleerde) bebouwings- en inrichtingsvoorschriften.

1

de bestemmingen binnen de blauwe contouren zijn gedeeltelijk gewijzigd omwille van uitspraken van de Raad van State

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 21

24/04/2019 13:24


22

A L G E M E E N K A D E R / Inle id ing & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

f i g. 1 3 - Gewestplan Leuven (stand begin 2016)

f i g. 1 4 - Contouren Bijzondere Plannen van Aanleg (BPA's) (stand begin 2016)

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 22

24/04/2019 13:28


23

A L G E M E E N K A D E R   /  I n leiding & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

/3/2 Ruimtelijke uitvoeringsplannen Het decreet ruimtelijke ordening (DRO), later vervangen door de VCRO, maakte komaf met het oude instrumentarium van gewestplannen en BPA’s, en introduceerde de ‘ruimtelijke uitvoeringsplannen’ (RUP’s). Ook de RUP’s leggen bestemmingen vast en kunnen concrete bebouwings-, inrichtings- en beheersvoorschriften bevatten. Ze vervangen binnen hun contouren de oude plannen van aanleg. RUP’s worden opgemaakt op gemeentelijk, provinciaal en gewestelijk niveau. In de figurenbundel zijn de contouren weergegeven van de reeds van kracht zijnde RUP’s ( f i g. 1 5 ) .

f i g. 1 5 - Contouren Ruimtelijke Uitvoeringsplannen (RUP's) (stand begin 2016)

De stad Leuven maakte sinds de inwerkingtreding van haar structuurplan, ruim 20 gemeentelijke RUP’s op die reeds van kracht zijn: ——

GGR-K10I Kerkhof en omgeving deel 1

——

GGR-H2 Philipsterrein en omgeving

——

GGR-K2 Martelarenlaan en K2a Martelarenlaan - herziening

——

GGR-W1 Aarschotsesteenweg deel 1

——

GGR-L1 Benedenstad I – Sint-Barbara

——

GGR-L2 Benedenstad II - Janseniushof

——

GGR-L4-5-6-7 Vaartkom (4 RUP’s)

——

GGR-L9 Donkerstraat

——

GGR-K3 Lolanden

——

GGR-K4-5-6 Tiensesteenweg (3 RUP’s)

——

THRUP-nederzettingsstructuur – woonfragmenten

——

THRUP-nederzettingsstructuur – woonontwikkelingsgebieden Kessel-Lo

——

THRUP-nederzettingsstructuur – woonontwikkelingsgebieden Wilsele

——

THRUP-nederzettingsstructuur – woonontwikkelingsgebieden Wijgmaal

——

THRUP- openruimtegebieden met geïntegreerde bebouwing ORGB1

Enkele gemeentelijke RUP’s zijn nog in procedure of moeten worden hernomen omwille van uitspraken van de Raad van State.

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 23

24/04/2019 13:28


24

A L G E M E E N K A D E R   /  Inle id ing & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

Voorlopig is er nog maar één provinciaal RUP van kracht in Leuven: PRUP weekendverblijven, campings en residentiële woonwagenterreinen I. Het Vlaams Gewest maakte gewestelijke RUP’s op die (deels) op Leuvens grondgebied gelegen zijn: ——

Wijgmaalbroek, Kwellenberg en Gevel

——

Leuven-Noord

——

Hoospanningsstation Wijgmaal

——

Leidingenstraat VTN (Voeren-Opwijk)

——

Heverleebos en Meerdaalwoud

Daarnaast werkt het Vlaams Gewest reeds vele jaren aan de afbakening van het regionaalstedelijk gebied, wat zal leiden tot een gewestelijk afbakenings-RUP. In de zomer van 2016 is de voorbereidende fase van milieueffectenrapportage nog lopend. Er is dus nog geen (ontwerp van) GRUP beschikbaar.

/4 VERORDENINGEN Naast plannen van aanleg en ruimtelijke uitvoeringsplannen, gelden in Leuven verschillende verordeningen. Deze regelen aspecten die niet in de voorschriften van de BPA’s of RUP’s zijn vastgelegd. De belangrijkste verordeningen in Leuven zijn de algemene bouwverordening en de parkeerverordening. Ook deze zijn zeer sturend voor de ruimtelijke ontwikkeling van Leuven via de dagelijkse vergunningverlening. De algemene bouwverordening werd voor ’t eerst goedgekeurd in 2010 en kende reeds een eerste (eerder technische) aanpassing in 2013 ( f i g. 16) . Ze regelt heel wat zaken rond inrichting, plaatsing en vorm van gebouwen, kwaliteit van woningen,… Ze incorporeert ook oudere verordeningen die nog steeds nuttig bleken, zoals opdelingsvraagstukken en bovenwinkelwonen.

f i g. 16 - Infobrochure algemene bouwverordening stad Leuven

De parkeerverordening werd het eerst opgemaakt in 2003. Deze regelt de verplichting tot aanleggen van parkeerplaatsen op het private domein. Ze is sindsdien enkele keren punctueel gewijzigd maar niet fundamenteel veranderd. Het is de bedoeling van de stad om deze in de volgende jaren fundamenteel aan te passen. Daarnaast zijn er nog enkele heel specifieke verordeningen van kracht, al dan niet Leuvens: over reclame, hemelwater, bepaalde functiewijzigingen,… Ze worden hier niet alle opgesomd. De stad Leuven werkt momenteel ook een erfgoedverordening uit, die in 2017 van kracht zou gaan. De bedoeling is om specifiek voor het bouwkundig erfgoed in Leuven bijkomende regels op te leggen. Deze hebben tot doel om bij werken het behoud van de erfgoedwaarden na te streven en bieden rechtszekerheid voor de eigenaar/bouwheer. De verordening zal van toepassing zijn op de panden in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed en op panden die behoren tot een erfgoedcluster. Op termijn is het de bedoeling om de erfgoedverordening te incorporeren in de algemene bouwverordening.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 24

24/04/2019 13:28


25

A L G E M E E N K A D E R / I n leiding & u it gangssit u at ie

/5

INFORMATIEF

BELANGRIJKE & RELEVANTE SECTORALE PLANNEN Heel wat beleidsplannen hebben een sectorale insteek, maar zijn wel van invloed op de ruimtelijke ontwikkeling. We bespreken enkele hiervan kort. Het is echter onmogelijk om een volledige lijst van alle bestaande plannen te geven. Voor de inhoud, wordt naar deze plannen verwezen.

/5/1

Sector milieu In 2011 startten de stad en een aantal Leuvense partners het project ‘Leuven Klimaatneutraal 2030’ op (zie onder). In het kader daarvan formuleerden de verschillende partners in dit project, waaronder de stad, hun eigen ambities en engagementen. In november 2014 keurde de gemeenteraad van de stad Leuven haar stedelijk klimaatactieplan goed ( f i g. 17) . Dit plan bevat heel wat uitspraken die belangrijk zijn voor het ruimtelijk beleid. Enerzijds bevat het een hele reeks van engagementen om het energieverbruik van de stedelijke diensten te verlagen. Anderzijds formuleert het ook doelstellingen op vlak van lokaal beleid; bevorderen van duurzame mobiliteit, een ruimtelijke ordening die duurzame verplaatsingen en compact/energiezuinig bouwen mogelijk maakt, energiebeleid, groenbeleid, lokaal landbouwbeleid,…

f i g. 17 - Klimaatactieplan stad Leuven in het kader van Leuven Klimaatneutraal

Samen met het engagement ‘Leuven Klimaatneutraal’ ging de stad op Europees vlak het engagement van het Burgemeestersconvenant aan. In dit verband maakte Leuven een Strategic Energy Action Plan of SEAP op, met als tijdshorizon 2020. Het plan loopt sterk samen met de (iets langere termijn geformuleerde) doelstellingen van Leuven Klimaatneutraal.

/5/2

Sectoren natuur, landbouw en bos Veel langer al heeft de stad Leuven een gemeentelijk natuurontwikkelingsplan (GNOP) ( f i g. 18) ; sinds 1997, met een actualisatie in 2004. Binnen dit GNOP passen tal van maatregelen, waaronder het beheer van een hele reeks stedelijke natuurgebieden, beekbeheer, ecologisch beheer van de stedelijke groene ruimte en openbaar domein,...

f i g. 18 - Gemeentelijk natuurontwikkelingsplan Leuven (actualisatie 2004)

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 25

24/04/2019 13:28


26

A L G E M E E N K A D E R / Inle id ing & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

Op bovenlokaal niveau bestaan er uiteraard heel wat sectorale plannen en indicaties voor de openruimtefuncties groen/natuur. Leuven beschikt bij voorbeeld over een aantal ‘speciale beschermingszones’ (waaronder de habitat- en vogelrichtlijngebieden) waarvoor een specifieke Europese en Vlaamse regelgeving van toepassing is: in Wijgmaalbroek, op de Kesselberg, in de Molenbeek/Abdijbeekvallei, in de Molenbeek/Bierbeekvallei, Heverleebos, de Dijle- en Voervallei, … Daarnaast maakte het Vlaams Gewest de visie op voor het zogenaamde ‘buitengebied’ in de omgeving van Leuven. Deze ligt vast in de gewestelijke ‘ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos’ regio Hageland (2006) en regio Zenne-Dijle-Pajottenland (2009). Het Vlaams Gewest heeft ter uitvoering hiervan de agrarische structuur veilig gesteld door middel van de procedure ‘herbevestiging agrarische gebieden’. Daarnaast werden een aantal gewestelijke RUP’s opgemaakt, onder meer voor Heverleebos en Meerdaalwoud (zie hierboven). De stad Leuven werkt actief aan een strategie voor stadslandbouw. In maart 2015 werd een onderzoek “Studieopdracht Stadslandbouw Leuven” afgerond door KU Leuven in opdracht van de stad Leuven. Hierin wordt een voedsel- en landbouwstrategie uitgewerkt. Ze bevat aanbevelingen in verband met bewustwording, kennis en infrastructuur.

/5/3

Plannen in verband met waterbeleid Op stedelijk niveau beschikt de stad over een aantal investeringsprogramma’s en een aanpak voor het rioleringsbeleid in het kader van ‘Riopact’. Het is de bedoeling om dit riolenbeleid uit te breiden naar een ruimer waterbeheersingsbeleid. Op bovenlokaal niveau vormen de (deel)bekkenbeheersplannen een kader waarbinnen het lokale waterbeleid verder kan worden uitgewerkt. Zo is het bekkenbeheersplan Dijle-Zenne 2016-2021 eind 2015 vastgesteld ( f i g. 19) . Ook werd op vraag van de stad Leuven in 2015 de procedure voor een eerste ‘signaalgebied’ in Leuven opgestart (Ziekelingenstraat). Tenslotte is de Vlaamse Milieumaatschappij bezig met de voorbereiding van een overstromingsrisicobeheerplan. Hiervan zijn nog geen formeel vastgelegde plannen beschikbaar. Wel publiceerde VMM reeds een brochure voor het Dijlebekken specifiek voor Leuven: “Hoe omgaan met overstromingen van de Dijle in Leuven?” Voorbereiding voor het opmaken van een overstromingsrisicobeheerplan”. De stad Leuven overlegt met VMM over de haalbaarheid van de voorstellen die reeds in deze brochure worden gedaan. In die zin is het ORBP in voorbereiding al relevante context.

f i g. 19 - Bekkenbeheersplan Dijle-Zenne 2016-2021

/5/4

Plannen vanuit de sector mobiliteit OP LOKAAL NIVEAU Sinds 2003 beschikt de stad Leuven over een goedgekeurd mobiliteitsplan Leuven. Het Leuvense mobiliteitsplan is een overkoepelend plan over de verschillende vervoersmodi heen. De figurenbundel toont enkele relevante kaarten uit dit mobiliteitsplan ( f i g. 2 0 - 2 3 ) . Het plan is echter verouderd en aan herziening toe. Het gros van de keuzes is nog correct, maar de voorbije 13 jaar is er heel wat veranderd binnen het mobiliteitsaanbod en het beheersen van onze verplaatsingsstromen. Naast een actualisatie is er ook nood aan het toevoegen van verschillende nieuwe beleidsvelden zoals: elektrische mobiliteit, ICT en verkeersmanagement, stadsdistributie,… Het stadsbestuur van Leuven besliste daarom op 11 februari 2016 om dit mobiliteitsplan te vernieuwen.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 26

24/04/2019 13:28


27

A L G E M E E N K A D E R / I n leiding & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

f i g. 2 0 - Bovenlokale en lokale fietsroutes - Mobiliteitsplan Leuven, 2002

f i g. 2 1 - Stedelijk en voorstedelijk openbaarvervoer / concept - Mobiliteitsplan Leuven, 2002

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 27

24/04/2019 13:29


28

A L G E M E E N K A D E R / Inle id ing & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

f i g. 2 2 - 10-jarenplan De Lijn - Mobiliteitsplan Leuven, 2002

f i g. 2 3 - Categorisering wegennet - Mobiliteitsplan Leuven, 2002

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 28

24/04/2019 13:29


29

A L G E M E E N K A D E R / I n leiding & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

Relevant op lokaal niveau is het vernieuwde verkeerscirculatieplan voor de binnenstad, goedgekeurd door de gemeenteraad in mei 2016 ( f i g. 2 4 ) . Dit voert één van de aspecten uit van het gedeeltelijk herziene ruimtelijk structuurplan, namelijk het verder autoluw maken van de middeleeuwse stadskern en de herorganisatie van het parkeren op openbaar domein. Daarnaast worden ook voor de andere deelkernen verkeerscirculatieplannen gepland of voorbereid (in Kessel-lo wordt dit momenteel voorbereid). Deze hebben in de zomer van 2016 echter nog geen definitief statuut.

f i g. 2 4 - Verkeerscirculatieplan binnenstad 2016

Hiernaast werkte de stad Leuven ook enkele specifieke beleidsplannen uit die zich focussen op een bepaald deelaspect binnen het mobiliteitsplan. Het gaat onder andere over volgende beleidsplannen: —

Verkenningsnota fiets (2015) – actieplan fiets wordt eind 2016 afgerond

Autodeelplan stad Leuven (2015 – 2020)

(Ontwerp) beleidsplan publiek- en semipubliek laden voor elektrische voertuigen (goedkeuring verwacht eind 2016)

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 29

24/04/2019 13:31


30

A L G E M E E N K A D E R   /  Inle id ing & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

OP BOVENLOKAAL NIVEAU Mobiliteit eindigt niet bij de gemeentegrenzen en daarom is het van belang om ook rekening te houden met beleidsplannen die zowel op provinciaal als gewestelijk niveau zijn uitgewerkt. Op vlak van openbaar vervoer werden de voorbije jaren heel wat beleidsplannen en visies uitgewerkt die allemaal als doelstelling hebben om de grote groei van (OV-)verplaatsingen verder op te vangen met een performant en klantvriendelijk openbaar vervoer. Het verbeteren van de doorstroming en het zoeken naar andere exploitatievormen (tram, tram-bus, …) vormen hier steevast de rode draad. Volgende beleidsplannen en visies zijn relevant voor het nieuwe structuurplan Leuven: ——

Mobiliteitsvisie 2020 – De Lijn

——

Brabantnet – De Lijn Vlaams-Brabant

——

Busplan II – De Lijn Leuven – 2012

——

Regionet Leuven 2015 - …

f i g. 2 5 - Brabantnet - De Lijn Vlaams-Brabant

( f i g. 2 5 )

( f i g. 2 6)

f i g. 2 6 - Concept busplan II De Lijn, 2002

Om de groei van het busvervoer in Leuven te kunnen opvangen, werkte De Lijn Vlaams-Brabant in samenspraak met de stad het concept van het busplan II uit. Principe hierbij was de evolutie van een unipolair model (gericht op Leuven station) naar een bipolair model (gericht op station Leuven en gasthuisberg), en een beter gebruik van de ring als alternatief voor de binnenstad voor regionale lijnen. Omdat de ambities van busplan II te beperkt zijn om voldoende capaciteitsgroei mogelijk te maken, werken de stad en De Lijn Vlaams-Brabant, samen met andere partners, momenteel samen aan een nieuwe toekomstvisie binnen het strategisch project Regionet Leuven (zie onder). Wat betreft de toekomstige openbaar vervoer organisatie besliste de Vlaamse regering om het principe van basismobiliteit om te vormen naar basisbereikbaarheid, waarbij het openbaar vervoernetwerk meer zal evolueren naar een vraaggericht model. Momenteel lopen hiervoor een aantal pilootprojecten waar Leuven nog geen deel van uitmaakt. Maar de voorbereiding van het toekomstig OV-net in de Regionet studie is zeker al een grondige voorzet. Binnen dit concept van basisbereikbaarheid is ook sprake van het uitbouwen van vervoersregio’s waarbij er ook bestuurlijk op het niveau van de vervoersregio’s beslissingen genomen zullen worden. Ook op vlak van fietsbeleid werd er de voorbije jaren heel wat beleidswerk verricht op een bovenlokaal niveau. Het bovenlokale fietsroutenetwerk dat werd uitgetekend door de provincie Vlaams-Brabant vormt een belangrijke basis voor de uitbouw van het fietsroutenetwerk Leuven ( f i g. 2 7) . Ook binnen de huidige Regionetstudie wordt een fietsnetwerk op bovenlokaal niveau uitgewerkt dat bestaat uit fietssnelwegen en doorrijdroutes. De verdere uitbouw van de fietssnelwegen staat anno 2016 hoog op de beleidsagenda. Voor Leuven gaat het over de fietssnelwegen Leuven-Brussel (grotendeels gerealiseerd), Leuven-Tienen (uitvoeringsdossier in opmaak), Leuven-Aarschot (in studiefase). Een verdere verfijning van deze bovenlokale fietsroutenetwerken gebeurt in het fietsbeleidsplan van Leuven. De stad Leuven keurde in 2015 ook een verkenningsnota uit voor het fietsbeleidsplan, die in 2016 moet leiden tot een goedgekeurd fietsbeleidsplan ( f i g. 2 8) . Dit formuleert doelstellingen op vlak van fietsroutenetwerk, fietsparkeerbeleid, en fietspromotie. Ook op Vlaams niveau zijn er een aantal beleidsplannen rond mobiliteit die een kader vormen voor het mobiliteitsbeleid op lokaal niveau. Het gaat onder meer over het (ontwerp) Mobiliteitsplan Vlaanderen (2013) en het recente Fietsplan Vlaanderen (2016).

/5/5 Plannen vanuit sector kleinhandel Sinds begin 2011 beschikt de stad Leuven over een commercieel strategisch plan dat het detailhandelsbeleid beschrijft (in principe voor de periode 2011-2015 ( f i g. 2 9) ). Dit bestudeert de bestaande toestand anno 2011, en beschrijft de verbeterpunten en de marktruimte voor handel voor de periode 2011-2021. De Benedenstad (westelijk deel van de binnenstad) krijgt hierin veel aandacht.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 30

24/04/2019 13:31


31

A L G E M E E N K A D E R / I n leiding & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

f i g. 27 - Bovenlokaal fietsroutenetwerk van de provincie Vlaams-Brabant. Bron: www.vlaamsbrabant.be

f i g. 2 8 - Verkenningsnota fietsbeleidsplan

f i g. 2 9 - Detailhandelsplan Leuven 2011-2015

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 31

24/04/2019 13:31


32

A L G E M E E N K A D E R / Inle id ing & u it gangssit u at ie

/5/6

INFORMATIEF

Plannen vanuit de sector vrije tijd De stad beschikt over verschillende sectorale beleidsplannen in de recreatieve en cultuursector, waarin hier en daar ook ruimtelijke doelstellingen terug te vinden zijn. Vermeldenswaardig is zeker het jeugdruimteplan in voorbereiding ( f i g. 3 0) . Ook het cultuurbeleidsplan 2008-2013 bevatte enkele ruimtelijk relevante doelstellingen. Het sportbeleidsplan 2014-2019 benadrukt het belang van de juiste condities voor het dagelijks bewegen en duurzame investeringen in en uitbreiding van de sportinfrastructuur ( f i g. 3 1) .

/5/7

Plannen vanuit de sector onroerend erfgoed Sinds begin januari 2015 is het nieuwe onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 van kracht. Het bevat een nieuwe, integrale benadering van het onroerend erfgoed ter vervanging van drie oudere wetten en decreten. Het decreet geeft steden en gemeenten meer verantwoordelijkheid. Leuven werd bij Ministerieel Besluit van 20 maart 2017 erkend als Onroerenderfgoedgemeente. Om deze erkenning te bekomen, werd onder meer een Onroerenderfgoedbeleidsplan opgemaakt (23/12/2016). In dit plan wordt uitgebreid beschreven hoe de stad een efficiënt, resultaatgericht en kwalitatief erfgoed beleid zal voeren, op maat van het Leuvense erfgoed en landschap. Hierbij is – naast het bouwkundige erfgoed - expliciet aandacht voor landschappelijk, houtig/groen en archeologische erfgoed. De beschermde items (monumenten, landschappen,…) en de vastgestelde inventaris van het onroerend erfgoed vormen daarnaast een belangrijk kader voor de ruimtelijk aspecten van het erfgoedbeleid. De inventaris is echter nog verre van compleet; voor het grootste deel van het Leuvens grondgebied is er immers nog geen ‘herinventarisatie’ gebeurd. Recent startte de stad samen met het agentschap Onroerend Erfgoed de herinventarisatie van deelgemeente Heverlee op. Ook pleit de stad voor bijkomende beschermingen, wat sinds 2015 resultaten oplevert. Het nieuwe decreet riep ook een nieuw instrument in leven: het beheersplan. Het bevat een gebiedsgerichte visie die rekening houdt met alle aanwezige erfgoedvormen binnen een bescherming. Het plan heft de verplichte afzonderlijke toelatingen op, en regelt bovendien de erfgoedpremies voor de panden in het stadsgezicht. Vanaf 2016 start de stad met de opmaak van beheersplannen voor haar beschermde stadsgezichten.

f i g. 3 0 - Jeugdbeleidsplan stad Leuven

f i g. 3 1 - Sportbeleidsplan stad Leuven

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 32

24/04/2019 13:31


33

A L G E M E E N K A D E R / I n leiding & u it gangssit u at ie

/6

INFORMATIEF

BELANGRIJKSTE GEINTEGREERDE PROJECTEN Naast sectorale plannen, lopen er in Leuven ook verschillende plannings- en uitvoeringsgerichte projecten die sectoroverschrijdend zijn. We sommen enkele bepalende projecten op.

/6/1

Leuven Klimaatneutraal In de stad Leuven zetten tal van partners samen de schouders onder het project Leuven Klimaatneutraal 2030 ( f i g. 3 2) . De stad, bedrijven, individuen, organisaties,… richtten hiervoor samen de vzw Leuven Klimaatneutraal op. In dit kader maakte de stad Leuven onder meer het hoger vermelde stedelijke klimaatactieplan op.

/6/2

Regionet Leuven De stad Leuven startte in 2015 samen met de provincie Vlaams-Brabant, De Lijn Vlaams-Brabant en Interleuven het strategisch project ‘Regionet Leuven’ op ( f i g. 3 3 ) . Het project wordt door Vlaanderen erkend en ondersteund als strategisch project in het kader van de uitvoering van het RSV. Dit project bouwt verder op Europees gesubsidieerd academisch onderzoek met titel ORDERin’F, dat in 2014 werd afgerond. Binnen Regionet Leuven wordt de capaciteitsgroei van fiets- en openbaar vervoer bestudeerd, in samenhang met het gewenste ruimtelijke ontwikkelingsmodel in de regio. Er zijn nog geen concrete goedgekeurde plannen of deelprojecten als resultaat van dit strategisch project.

/6/3

Grootschalige stadsontwikkelingsprojecten De stad Leuven heeft een lange traditie van strategische stadsontwikkelingsprojecten. Ze maak niet enkel masterplannen/inrichtingsplannen op voor grote stedelijke (her-)ontwikkelingssites. Ze voorziet, eventueel samen met andere relevante partners, in de nodige beheerscomités en/ of projectcoördinatoren. Waar nodig worden met andere actoren overeenkomsten afgesloten. Een aantal geïntegreerde projecten die momenteel lopen en waarvan de ontwikkeling nog een hele tijd in beslag zal nemen, zijn: —

Health Science Campus Gasthuisberg, waarvan de ontwikkeling werd erkend als strategisch project i.k.v. de uitvoering van het RSV ( f i g. 3 4 ) ;

Vaartkom, het grootste gemengde stadsontwikkelingsproject in Leuven dat onder meer als Vlaams stadsvernieuwingsproject werd erkend ( f i g. 3 5 ) ;

Hertogensite, derde onderdeel van het grootschalige gemengde stedelijke herontwikkelingsgebied in de Leuvense Benedenstad na Sint-Barbara en Janseniushof. Voor dit gebied loopt o.m. een Brownfieldconvenant ( f i g. 3 6) ;

Centrale Werkplaatsen, gemengde stedelijke ontwikkeling op een boogscheut van Leuven station, in het centrum van Kessel-Lo ( f i g. 3 7 a , b) ;

Leuven-Noord, gemengd stedelijk gebied met de nadruk op bedrijvigheid, waarvoor in 2001 een raamovereenkomst werd met verschillende partners waaronder NMBS en AWV ( f i g. 3 8) ;

Wetenschapspark Arenberg, wetenschapspark in ontwikkeling ( f i g.

f i g. 3 2 - Logo Leuven Klimaatneutraal 2030

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 33

3 9) ;

f i g. 3 3 - Regionet Leuven. Bron: rsv.vlaanderen.be

24/04/2019 13:31


34

A L G E M E E N K A D E R / Inle id ing & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

f i g. 3 4 - Strategisch project Gasthuisberg (Health Science Campus). Bron: rsv.vlaanderen.be

f i g. 3 5 - Ontwikkelingen Vaartkom. Bron: toelichtingsnota ruimtelijke uit voeringsplannen Vaarktom

f i g. 3 6 - Herontwikkeling ziekenhuissite tot Hertogensite. Bron: masterplan Hertogensite (Resiterra nv / T V DG&P - 360)

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 34

24/04/2019 13:31


35

A L G E M E E N K A D E R / I n leiding & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

f i g. 3 7 - Ontwikkelingen centrale werkplaatsen. Bron: agsl.be en dagvandearchitect uur.be

f i g. 3 8 - Luchtfoto gebied Leuven-Noord

f i g. 3 9 - Wetenschapspark Arenberg

/6/4 Leuven Mindgate Leuven beschikt over verschillende plannen en projecten met betrekking tot economische ontwikkeling en werkgelegenheid. Belangrijkste om te vermelden is het “Leuven Mindgate” project ( f i g. 4 0) . Dit project bundelt de krachten van verschillende Leuvense actoren om Leuven op de internationale kaart te zetten als toplocatie voor ondernemingen en instellingen in de sectoren ‘health’, ‘high tech’ en ‘creativity’. Binnen het platform van Leuven Mindgate worden activiteiten gebundeld gericht op ondersteunen van het ondernemerschap, kennisuitwisseling tussen bedrijven en stimuleren van onderzoek, communicatie en ‘branding’ van Leuven. Het project heeft ook als doel om de veelheid van bestaande netwerk- en communicatiestructuren te bundelen onder één noemer.

f i g. 4 0 - Leuven Mindgate logo

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 35

24/04/2019 13:31


36

A L G E M E E N K A D E R / Inle id ing & u it gangssit u at ie

3

INFORMATIEF

Uitgangssituatie: synthese van de bestaande ruimtelijke structuur Om een gewenst ruimtelijk beleid te kunnen formuleren, is een goede kennis nodig van de bestaande toestand van de stad en de regio, de verwachte ontwikkelingen, de kansen die we moeten grijpen en de uitdagingen waarop we een antwoord moeten geven. De grondige analyse van de bestaande toestand en de verwachte ontwikkelingen of uitdagingen, nemen we op in de thematische hoofdstukken. In deze delen vindt de lezer uitgebreide informatie over de ontwikkelingen op demografisch vlak en de woningmarkt, de mobiliteitsevoluties, de uitdagingen voor de openruimtefuncties en het stedelijk groen, en zo verder. In dit hoofdstuk bespreken we de bestaande toestand slechts op hoofdlijnen. We formuleren kort de huidige kenmerken van de stad, zonder uitgebreide kwantitatieve analyses toe te voegen. We bespreken globaal de bestaande ruimtelijke structuur. In volgend hoofdstuk focussen we op de verwachte ontwikkelingen. Ook hier beperken we ons tot de hoofdlijnen; de gedetailleerde analyses zijn in de thematische hoofdstukken en in de besprekingen van de stadsdelen terug te vinden. We concluderen met de formulering van de belangrijkste troeven en uitdagingen voor de stad.

/1 /1/1

LEUVEN KORT IN CIJFERS Situering van Leuven Leuven ligt centraal in BelgiĂŤ, ten noordoosten van Brussel, aan de kruising van de E314 en de E40 ( f i g. 4 1) . Sinds 1 januari 1977 bestaat Leuven uit de deelgemeenten Heverlee, Leuven, Kessel-Lo, Wilsele en gedeelten van de vroegere gemeenten Wijgmaal, Korbeek-Lo en Haasrode ( f i g. 4 2) . De verschillende deelgemeenten functioneerden tot voor de fusie autonoom en hebben dus elk een eigen groeilogica doorlopen en een specifieke ruimtelijke organisatie en kwaliteit. De buurgemeenten van Leuven zijn, in wijzerzin: Rotselaar, Holsbeek, Lubbeek, Bierbeek, Oud-Heverlee, Bertem, Herent en Haacht. Sinds 1995 is Leuven de hoofdplaats van de nieuwe provincie Vlaams-Brabant.

f i g. 4 1 - Situering van Leuven

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 36

24/04/2019 13:35


37

A L G E M E E N K A D E R / I n leiding & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

f i g. 4 2 - Deelgemeenten van Leuven

/1/2

Enkele kenmerkende cijfers over bevolking en bevolkingsdichtheid Leuven telde begin 2016 ca. 98.500 ingeschreven inwoners ( f i g. 4 3 ) . Die vormden samen ruim 48.000 huishoudens. Hiermee is ze de grootste stad van de provincie Vlaams-Brabant en de vierde stad in Vlaanderen, na Antwerpen, Gent en Brugge. Bijna een derde van deze inwoners woont in de binnenstad. Ook Kessel-Lo (samen met Korbeek-Lo) neemt 29% van de bevolking voor haar rekening.

f i g. 4 3 - Leuvense bevolking van 2001 tot 2015

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 37

24/04/2019 13:46


38

A L G E M E E N K A D E R / Inle id ing & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

Door de aanwezigheid van de universiteit en talrijke onderwijsinstellingen komen hierbij nog heel wat tijdelijke bewoners. In de Leuvense vestigingen van universiteit en hogescholen studeren anno 2016 ca. 38.000 studenten, waarvan een groot deel in Leuven ‘op kot’ zitten. De bevolking kende een zeer sterke groei in de periode 2003-2012. Sinds 2012 is de groei wat gestagneerd. Van 2000 tot 2015 name de bevolking toe met 11%. De sterke toename van buitenlandse studenten, die zich als inwoner inschrijven, verklaart voor een deel deze groei. In 2000 waren 9,5% van de inwoners buitenlanders, in 2015 was dit gestegen tot 16,6%. De ca. 7.600 buitenlandse studenten hebben grotendeels voor de groei van deze buitenlandse bevolking gezorgd. Leuven heeft, zoals reeds lang gekend, een heel speciaal bevolkingsprofiel. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door het hoger onderwijs en de kennisgerelateerde economie. Deze trekken zeer veel jongvolwassenen naar de stad, waarvan een deel zich permanent in Leuven vestigt. Van die groepen verlaat een deel na verloop van tijd weer de stad. Leuven ‘piekt’ daarom voor wat betreft de jongvolwassenen en de zeer jonge kinderen, in vergelijking met een normale bevolkingspiramide. De huishoudens in Leuven zijn dan ook zeer klein, met gemiddeld 2,0 personen per huishouden. Enkel in Oostende zijn de huishoudens gemiddeld nog kleiner. Dit profiel is de laatste jaren nog versterkt geweest. De groei van de bevolking is zeer sterk te vinden in de jongvolwassenen en de heel kleine huishoudens. De grotere gezinnen met kinderen houden stand, maar groeien nauwelijks. De vergrijzing is in Leuven uiteraard ook een fenomeen, maar speelt in Leuven veel minder sterk dan globaal in Vlaanderen en wordt gecompenseerd door de voortdurende verjonging van de bevolking door de jonge nieuwkomers ( f i g. 4 4 & 4 5 ) .

f i g. 4 4 - Leeftijdspiramide van Leuven

f i g. 4 5 - Leeftijdspiramide van Vlaanderen

Het totale grondgebied van Leuven bestrijkt ‘slechts’ een oppervlakte van 57 km2, dat is het op twee na kleinste van alle centrumsteden. Het is dan ook logisch dat de bevolkingsdichtheid, met ruim 1.700 inwoners per km2 grondgebied zeer hoog ligt in vergelijking met de meeste centrumsteden. Leuven bekleedt hier de tweede plaats. Deze cijfers zeggen echter niet veel, want ze zijn erg afhankelijk van de verhouding tussen woongebied en openruimtegebied binnen het grondgebied of de deelgemeente. De gemiddelde bevolkingsdichtheid in het woongebied bedraagt in Leuven bij benadering 4.300 inwoners/km2 woongebied. De verschillen tussen de deelgemeenten zijn echter groot. Ze schommelt tussen ca. 8.200 inw/km2 in de binnenstad (zonder de Belgische studenten) en ca. 2.700 inw/km2 in de noordelijke kernen Wijgmaal/Putkapel. De Leuvense bevolking groeide sterk, maar dat deed ook de regio. In de woningmarkt rond Leuven (afgebakend op basis van de provinciale woningmarktenanalyse) groeide de bevolking met 6,6% op 10 jaar tijd. Dat is niet zo sterk als in de steden binnen deze woningmarkt (Leuven en Aarschot), maar toch. In de ruimte die de provincie als ‘buitengebied’ beschouwt, kwam er per jaar toch gemiddeld 3,7% inwoners bij.

/1/3

Het Leuvense woningaanbod In Leuven waren anno 2012 ruim 81.000 woningen gekend: ruim een derde grondgebonden eengezinswoningen, de overige kamers, studio’s of appartementen ( f i g. 4 6) . Tussen de verschillende Leuvense woonkernen zijn er grote verschillen in de types woningen die we er voornamelijk terug vinden. In de noordelijke kernen bestaat het aanbod vooral uit grondgebonden eengezinswoningen, terwijl de binnenstad veel meer appartementen, kamers en studio’s telt. De gewone ‘huizen’ maken hier maar 13% van het woningaanbod uit. Ook in Heverlee zijn opvallend veel kleine woningen te vinden.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 38

24/04/2019 13:46


39

A L G E M E E N K A D E R / I n leiding & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

f i g. 4 6 - Woningtypes in Leuven anno 2012

Het aantal woonentiteiten overtreft ruimschoots het aantal Leuvense huishoudens. Er waren in 2012 maar liefst 34.000 woningen zonder officiële bewoner. Tijdelijke woningen voor studenten en (in mindere mate) andere tweede verblijven, verklaren dit fenomeen; we vinden deze woningen vooral in de binnenstad, en in Heverlee. De leegstand in Leuven is immers al vele jaren zeer laag; nog geen 0,5%. In 2012 telde Leuven ruim 3.300 sociale huurwoningen. Dat was toen 7,64% van het woningbestand. Daarnaast heeft de sociale koopmaatschappij heel wat sociale koopwoningen en kavels op de markt gebracht. Volgens de stadsmonitor woonde in 2014 6,6% van de Leuvense huishoudens in een sociale woning. Dat is slechts gemiddeld voor een Vlaamse centrumstad (steden als Gent en Genk beschikken over ruim 12% sociale woningen). De voorbije jaren is er immers sterk geïnvesteerd in de renovatie van de sociale woningbouwcomplexen; nieuwbouwprojecten worden slecht de laatste jaren aan het aanbod toegevoegd. In vergelijking met de omgevende gemeenten, is dit percentage natuurlijk hoog. De stad investeerde via haar autonoom gemeentebedrijf in stads- en starterswoningen voor de gemiddelde inkomensgroepen. De aantallen zijn heel beperkt. Het overgrote deel van het Leuvens woningbestand is dus private eigendom of huurwoning op de private markt. De gemiddelde verkoopprijs voor een woning in Leuven bedroeg anno 2013 bijna 219.000 euro voor een appartement en meer dan 305.000 euro voor een woonhuis. De appartementen zijn bij de duurste van Vlaanderen. Maar vooral de Leuvense ‘huizen’ zijn opvallend veel duurder dan in andere centrumsteden en dan het Vlaamse gemiddelde ( f i g. 4 7) .

f i g. 4 7 - Bruto toegevoegde waarde per inwoner. Bron: Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ), Instit uut voor de Nationale Rekeningen (INR), Algemene Directie Statistiek (ADS), eigen verwerking

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 39

24/04/2019 13:46


40

A L G E M E E N K A D E R   /  Inle id ing & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

/1/4 Leuven: centrum van tewerkstelling Leuven stelt enorm veel mensen te werk en kende ruim 77.300 tewerkstellingsplaatsen in 2011. Er waren zo in Leuven bijna 20% meer mensen tewerkgesteld dan de eigen beroepsactieve bevolking. Leuven scoort daarmee het hoogste van Vlaanderen. De groei en de overlevingsgraad van de Leuvense ondernemingen is zeer goed. We kunnen duidelijk spreken van een bloeiende economie. Het gemiddeld inkomen in Leuven ligt dan ook het hoogste van alle Vlaamse centrumsteden, en hoger dan het Vlaamse gemiddelde. Leuven is een welvarende stad. Belangrijkste werkgevers te Leuven zijn ongetwijfeld de KU Leuven en de universitaire ziekenhuizen. KU Leuven (zonder UZ Leuven) stelde in 2015 bijna 12.000 personeelsleden te werk. 20% van de werknemers komt van buiten de EU, wat opnieuw het erg internationale karakter van de universiteit aantoont. Op Gasthuisberg werkten in 2014 meer dan 9.000 personen. Leuven beschikt dan ook over heel wat hoogkwalitatieve tewerkstellingsplekken. Hoger onderwijs en onderzoek is gebundeld in een aantal campussen: drie universitaire (Gasthuisberg, Zuidelijke Dijlevallei en campus binnenstad), de IMEC-site en de hogenschoolcampus (voornamelijk gesitueerd op het Heilig hart te Heverlee, alhoewel er ook bijkomende sites zijn verspreid over Leuven). De kennisgerelateerde bedrijven kunnen terecht op researchpark Haasrode (ruim 130ha groot) en wetenschapspark Arenberg (bijna 15ha). Ook voor kantoorachtigen en diensten zijn er verschillende sites met intensieve tewerkstelling: rond de Vaartkom, rond het Leuvense station tot aan het provinciehuis, de Philipssite,… De lokaal gebonden (productie- en lokale distributie-)bedrijven vinden hun plek op de KMO-zone Haasrode (ca. 27ha), het gebied rond de Aarschotsesteenweg (ten zuiden van E314) en een deel van de Kolonel Begaultlaan (ca.68ha). Ook in de woonkernen zit heel wat tewerkstelling verweven; zeker in de binnenstad vinden we nog heel wat kantoorachtige terug. Naar aanleiding van recente herontwikkelingsprojecten, merken we dat heel wat van het ‘werken’ echter uit deze woonkern verdwijnt. Soms vanuit een bewuste keuze tot herlocalisatie (b.v. KBC-kantoren, stadsadministratie), soms omdat eigenaars voor de meer lucratieve woonfunctie kiezen en overeenkomsten met andere functies opzeggen (b.v. enkele ontwikkelingen aan de Vaartkom). Deze evolutie baart de stad zorgen.

/1/5 Leuven, voorzieningencentrum Leuven speelt een belangrijke centrumrol, zowel voor de onmiddellijke omgeving als op Vlaams en zelfs internationaal niveau. De universitaire ziekenhuizen zijn hiervan het meest sprekende voorbeeld. De stad herbergt bovendien onderwijsinstellingen van basis- tot hoger onderwijs die vanuit een veel ruimere regio dan het Leuvense worden gebruikt. Aan de universiteit en hogescholen in Leuven studeren ca. 38.000 studenten. In 2015-2016 waren bijna 20% van de KU Leuven studenten buitenlands. Tien jaar eerder was dat nog maar 12,8%. We spreken dus van een sterke internationalisering van het hoger onderwijs. Maar ook voor het secundair en zelfs het lager onderwijs heeft Leuven een ruim bedieningsgebied. Bijna geen enkele andere Vlaamse stad (behalve Turnhout) trekt in het in secundair onderwijs in verhouding zo veel leerlingen van buiten de stad aan (63% niet- Leuvense leerlingen). Zelfs in het basisonderwijs komen 16% (kleuters) tot 24% (lager) van de leerlingen van buiten Leuven. Het Leuvense vrijetijdsaanbod is zeer sterk. De stadsmonitor toont aan dat de tevredenheid van de bevolking over dit aanbod op alle vlakken hoog tot zeer hoog ligt in vergelijking met andere Vlaamse centrumsteden: cultuuraanbod, sportvoorzieningen, spelvoorzieningen en jeugdactiviteiten,… Leuven beschikt dan ook over een sterke culturele sector, met meer dan 300 erkende (socio-)culturele verenigingen, waaronder verschillende erkende en gesubsidieerde. De cultuurparticipatie van de eigen bevolking ligt zeer hoog, maar de Leuvense cultuurinstellingen bedienen eveneens de regio. Ook het andere vrijetijdsaanbod in Leuven is zeer sterk, met bijna 500 sportverenigingen en een bloeiende jeugdsector. De sportparticipatie van de eigen bevolking is de hoogste van alle centrumsteden! Ook de Leuvense sportaccommodaties kennen een sterk regionaal gebruik. Het aanbod aan winkels, restaurants en cafés is in Leuven zeer behoorlijk. Het aantal winkels is niet echt groot, maar de Leuvenaar is over het shoppingebeuren zeer tevreden. Op vlak van buurtwinkels scoort Leuven net iets minder goed: dit is een aandachtspunt.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 40

24/04/2019 13:46


41

A L G E M E E N K A D E R / I n leiding & u it gangssit u at ie

4

INFORMATIEF

Bestaande ruimtelijke structuur van Leuven: een overzichtsbeeld Dit hoofdstuk bevat een synthese van de bestaande ruimtelijke structuur van Leuven. De bestaande ruimtelijke structuur geeft een overzicht van de structuurbepalende elementen voor Leuven, in hun onderlinge samenhang. Het gaat hierbij alleen over de structuren die een rol spelen op stadsniveau. In de deelruimtes wordt dit aangevuld met structuren die op stadsdeelniveau van belang zijn. De structuurbepalende elementen op stadsniveau zijn:

/1

De geomorfologie;

De blauwgroene structuur;

De nederzettingsstructuur;

De onderzoeks- en onderwijscampussen

De infrastructuren;

De economische polen.

GEOMORFOLOGIE Unieke conditie geeft aanleiding tot verscheiden landschap Leuven is gelegen op het raakpunt van drie geologische eenheden: de vlakte van Laag-België in het noorden, het Brabants plateau in het zuiden en de Hagelandse heuvels die van het zuidwesten naar het noordoosten verlopen ( f i g. 4 8) .

f i g. 4 8 - Geomorfologie: Unieke conditie geeft aanleiding tot verscheiden landschap

Deze geologische conditie levert een erg verscheiden landschap op: —

De laagvlakte ten noorden van Leuven is een vlak gebied met talrijke valleigronden en een vochtig karakter.

De opeenvolgende getuigenheuvels (Roeselberg, Gasthuisberg, Zwanenberg, Kesselberg, Wijnbergen, Schoolbergen), die dwars op de Dijle georiënteerd zijn, doorkruisen het grondgebied van oost naar west. Deze heuvelruggen zijn vrij steil, variëren in hoogte van 70 tot 100 m en hebben plateauachtige toppen, die hoofdzakelijk bebost zijn. Tussen de verschillende heuvels liggen brede, vochtige depressies. De beboste heuvels en de meer open valleien dringen als groene vingers tot ver in het verstedelijkt areaal door.

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 41

24/04/2019 13:46


42

A L G E M E E N K A D E R   /  Inle id ing & u it gangssit u at ie

——

INFORMATIEF

Het Brabants plateau, ten zuiden van Leuven, is een zacht golvend gebied, gekenmerkt door een open landschap ingesneden door de Dijle en haar bijrivieren. Op de alluviale vlakten van de rivieren na is het plateau bijna overal in cultuur genomen.

Het grondgebied wordt van zuid naar noord doorkruist door de Dijle. De Dijle verbindt de Waalse leemplateaus met de noordelijke laagvlakte en is de hydrologische ruggengraat van de Leuvense regio: ze verzamelt al het afstromend water en ook talrijke zijrivieren zoals de Voer, Molenbeek- Bierbeek, Molenbeek-Abdijbeek en Vunt. De bijzondere geomorfologische conditie van de stad is bepalend geweest voor de ligging van de belangrijkste nederzettingen en infrastructuren. Ook vandaag nog bepaalt ze in hoge mate de landschappelijke structuur, het ruimtelijk voorkomen, de herkenbaarheid en de ervaring van het landschap en vormt op een aantal plaatsen geomorfologie barrières die ruimtelijk-functionele relaties tussen stadsdelen beïnvloeden.

/2 DE BLAUWGROENE STRUCTUUR Groene vingers dringen diep in het verstedelijkte weefsel door De structuur van rivier- en beekvalleien en grote openruimtegebieden hangt nauw samen met de hier boven beschreven geomorfologie en maakt uiteraard deel uit van een regionale openruimtestructuur. De delen van het grondgebied die ten gevolge van reliëf of hydrologische gesteldheid minder of niet geschikt zijn voor bebouwing, zijn als groene en open ruimten bewaard gebleven. Het verstedelijkt gebied wordt door deze open en groene ruimten gestructureerd en opgedeeld in bevattelijke eenheden. Op een relatief beperkte oppervlakte komt er zo een grote variatie aan plekken en landschappen voor. Deze diversiteit aan plekken wordt als kwaliteit gewaardeerd: ze zorgt voor variatie, herkenning en binding met een omgeving. Dankzij hun verscheidenheid (heuvels, bossen, valleien, landbouwgebieden…) en de nabijheid tot de woonkernen, vervullen de open ruimten niet alleen een natuurlijk-ecologische functie. Ze zijn ook belangrijk als groene belevingsruimten en dragen daardoor bij tot de woonkwaliteit. De belangrijkste structuurbepalende elementen van de blauwgroene structuur op stadsniveau zijn ( f i g. 4 9) : ——

De rivier- en beekvalleien;

——

De beboste hellingen en toppen van de getuigenheuvels;

——

De boscomplexen;

——

De landbouwgebieden;

Hiernaast spelen op stadsdeelniveau uiteraard ook het geheel van parken, grotere en kleinere tuinen een rol in de blauwgroene structuur.

/2/1 Rivier- en beekvalleien De rivieren en beken vormen “groene linten” die zich een weg banen tussen verstedelijkte zones. De Dijlevallei (zie boven) doorkruist het volledige grondgebied. Dankzij haar uitgestrektheid, haar grote natuurlijke variatie, de aanwezigheid van kwelgemeenschappen, grote vijvers en graslanden is ze een structuurbepalend element van de open ruimte op regionaal niveau. De Molenbeek-Abdijbeek vormt een groen lint van aan de voet van de Kesselberg en de Schoolbergen, over de abdij van Vlierbeek tot aan het provinciedomein. De Leming stroomt tussen de Kesselberg-Chartreuzenberg en de Schoolbergen-Wijnberg, verdwijnt in een koker ter hoogte van het Genadedal om uit te komen in de Blauwputbeek. De Molenbeek-Bierbeek doorkruist het zuidoostelijk deel van Leuven en voegt zich bij de Dijle vlak voor de binnenstad. De Voer en Vunt begeleiden de Dijle resp. ten zuiden en ten noorden van de binnenstad.

/2/2 Getuigenheuvels De Zwanenberg, Roeselberg, Kesselberg, Lemingberg, Wijnbergen en Schoolbergen maken deel uit van de heuvels van het Hageland. De (vaak steile) hellingen zijn goeddeels onbebouwd gebleven, de plateau-achtige toppen bebost. De valleien zijn diep en smal. Ze zorgen ervoor dat elk van de heuvels afzonderlijk tot zijn recht komt. Een aantal getuigenheuvels herbergen waardevolle heidecomplexen of een gevarieerde vegetatie (grasland, struwelen, ruigten, bossen,…) waardoor ze biologisch waardevol zijn.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 42

24/04/2019 13:46


43

A L G E M E E N K A D E R / I n leiding & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

f i g. 4 9 - De blauwgroene structuur: Groene vingers dringen diep in het verstedelijkte weefsel door

/2/3

Boscomplexen Heverleebos vormt samen met het Meerdaalwoud één van de grootste Vlaamse boscomplexen. Dankzij haar omvang en hoge biodiversiteit heeft Heverleebos een bijzonder hoge ecologische waarde. Beide behoren tot de “Zuid-Brabantse bossen”. Ze zijn als belangrijke natuurgebieden geselecteerd op Vlaams niveau en behoren tot het Europees ecologisch netwerk. Heverleebos vervult bovendien een belangrijke sociale en recreatieve functie voor de inwoners van Leuven. Naast Heverleebos, een typisch plateaubos, zijn er nog twee valleibossen van belang op stadsniveau: het Gasthuisbos en Egenhovenbos. Het Gasthuisbos is een populierenbos in de Wingevallei, Egenhovenbos is een broekbos, gelegen in de vallei van de Voer.

/2/4

Landbouwgebieden De bijzondere geologische conditie vertaalt zich in de aanwezigheid van verschillende grondsoorten in de regio Leuven. In Leuven zelf zijn vooral de zandleem- en de zandstreek aanwezig, terwijl meer richting Bierbeek de leemstreek begint en in Rotselaar de uitlopers van de Kempen te vinden zijn. De beste landbouwzones bevinden zich in de noordelijke laagvlakte. Het gebied Hambos-Wijveld maakt deel uit van de “tuinbouwstreek”, een vlakke regio met een open landschap, hoofdzakelijk in gebruik voor landbouwdoeleinden en ecologisch minder waardevol. In het noordoosten bevindt zich het gebied Kwade Hoek, dat Wilsele-Putkapel van Holsbeek scheidt. Kwade Hoek is een open landbouwgebied, met populierenbossen en kleinschalige graslanden. Kareelveld, ten westen van de binnenstad, vormt de uitloper van een openruimtegebied dat zich uitstrekt richting Herent. Het is een open gebied met nogal wat reliëfverschillen, bijna volledig ingenomen door grootschalig akkerland. Ten zuiden van Heverlee liggen een aantal historische landbouwgebieden, ontstaan door boskap, die de rand van de woonkern vormen en die een corridor vormen tussen de Molenbeekvallei en Heverleebos.

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 43

24/04/2019 13:47


44

A L G E M E E N K A D E R   /  Inle id ing & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

/3 DE NEDERZETTINGSSTRUCTUUR Verschillende kernen met een eigen karakter De deelgemeentes van Leuven zijn relatief recent (1977) gefusioneerd en hebben elk een eigen groeigeschiedenis doorgemaakt, waardoor ze onderling sterk verschillen op vlak van nederzettingsstructuur, voorzieningen en landschappelijke eigenheid. Hierdoor biedt Leuven een verscheidenheid aan woonomgevingen.

/3/1 Historiek (samengevat) De oudste nog overblijvende sporen van bebouwing op Leuvens grondgebied vinden we op de Kesselberg, waar een hoogteversterking van ca. 500 jaar V.C. aanwezig is. Wellicht dient de hoogtenederzetting als toevluchtsoord voor landbouwers die in buurt ervan woonden. Op dat moment is de regio grotendeels bedekt met uitgestrekte wouden (het zgn. Kolenwoud, waarvan Heverleebos een overblijfsel is). In de loop van de eerste eeuw vóór Christus lijven de Romeinen onze streken in. Leuven ligt langs een secundaire heirbaan tussen Tienen en Elewijt, twee belangrijkere nederzettingen in met een Romeinse kamp en een marktplaats. Pas in de Frankische tijd ( 4e-5e eeuw) ontstaan kleine nederzettingen op het huidige grondgebied van Leuven. De Franken vestigen zich in de Dijlevallei, in Wilsele, maar ook in Heverlee (waar een Frankisch garfveld werd aangetroffen bij de Sint-Lambertuskapel) en in de Voervallei in Egenhoven. De stedelijke geschiedenis van Leuven start pas echt in de middeleeuwen. Leuven bestaat in de beginperiode uit twee kernen, rond de Sint-Pieterskerk en rond de ‘Oude Borgh’ in het moerassig gebied rond het latere Groot Begijnhof en de Sint-Kwintenskerk. De eerste graaf Lambert I (950-1015) verplaatst in 1014 zijn versterking van de Oude Borgh naar een nieuwe residentie op ’s- Hertogeneiland, dichter bij het Leuvens handelscentrum. Op het eindpunt van de toen bevaarbare Dijle bevindt zich de binnenhaven met aansluitend een handelsnederzetting op de overstromingsvrije oostelijke dalwand (Oude Markt-Vismarkt). Leuven groeit sterk aan en krijgt een eerste stenen ringmuur halverwege de 12e eeuw (1156- 1165). Eind 12e eeuw is de stedelijke ontwikkeling al buiten de ringmuur gegroeid. De ligging aan de kruising van de Dijle en een aftakking van de handelsweg Boulogne-Keulen, de bloeiende lakenindustrie en de status van hoofdplaats van het Hertogdom Brabant (1188) maken van Leuven een middeleeuws succes. Kerken en gasthuizen verschijnen in de stad, kloosterordes vestigen zich er, talrijke handelsgebouwen worden opgetrokken. Het radioconcentrsiche stratenpatroon dat vandaag nog herkenbaar is dateert uit deze periode. Leuven is in de middeleeuwen een stad met een uitgebreid buitengebied, waartoe zowel (delen van) de huidige gemeenten Wilsele, Wijgmaal, Herent, Holsbeek, Linden, Pellenberg, Korbeek-Lo, Heverlee, Winksele als Herent behoren. In het buitengebied worden abdijen (Vlierbeek en Park) gesticht en domeinen in leen gegeven (Wilsele, Heverlee). De abdijen zorgen voor het ontstaan van agrarische nederzettingen in de buurt en brengen de omgeving in cultuur. Het buitengebied van Leuven blijft tot diep in de 19e eeuw agrarisch, met een verspreid patroon van hoeves en pachterswoningen. In 1356 wordt een tweede stadsomwalling met 8 stadspoorten gerealiseerd. De wallen en grachten domineerden het uitzicht van de stad tot midden 19e eeuw. Begin 15e eeuw vestigt de universiteit zich in de Leuvense binnenstad, wat de oprichting van meerdere onderwijsgebouwen, pedagogieën en colleges met zich meebrengt. Tijdens de Oostenrijkse periode (1715-1795) verandert de stad grondig. Nieuwe steenwegen worden aangelegd, bestaande wegen worden rechtgetrokken en verbeterd. Delen van de stadsomwalling en poorten worden hiertoe afgebroken. Het kanaal naar de Rupel wordt aangelegd (1750) met een haven aan de voet van de Keizersberg. In 1750 verplaatst de handelsactiviteit zich van de Vismarkt naar de Vaartkom waar een nieuwe industrieën zich vestigen. Tijdens het Franse regime einde 18e eeuw wordt de stad van haar buitenterritorium gescheiden. Vanaf 1805 worden de buitenste ringmuur en bijhorende poorten worden volledig afgebroken en nieuwe pleinen en straten gecreëerd. De vesten worden uiteindelijk heringericht tot nieuwe boulevards. In 1837 komt er in Leuven een spoorweg (1837) en een eenvoudig station (1842), later vervangen door het huidige station (1879). De stad kent nieuwe industriële ontwikkeling langs de vaart. Hiermee gepaard gaat de realisatie van heel wat nieuwe arbeidersstraten, gebouwd voor het groeiende proletariaat. In 1838 wordt het stadsontwikkelingsplan 'Laenen' (deels) uitgevoerd in het vlakke oostelijke deel van de binnenstad, grenzend aan het station, dat een nieuwe aantrekkingspool wordt voor handels- en industriële instellingen, maar ook voor bewoning.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 44

24/04/2019 13:47


45

A L G E M E E N K A D E R   /  I n leiding & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

Ook in Wijgmaal en Kessel-Lo laat de industrialisatie zijn sporen na. In Wijgmaal treedt Edouard Remy op als verlicht industrieel, die niet alleen zijn fabriekssites uitbouwt, maar ook instaat voor de bouw van woningen en voorzieningen van zijn werknemers. In Kessel-Lo vestigen zich “Les ateliers du Grand Central Belge” (1864) en de “Ateliers de la Dyle” (1866), waardoor het gehucht Blauwput een sterke groei kent. De eerste helft van de 20ste eeuw krijgt Leuven twee keer af te rekenen met oorlogsgeweld. Bij de wederopbouw wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de vooroorlogse bebouwing. Na WOII worden grootschalige sociale woningbouwprojecten gerealiseerd, in de binnenstad, maar ook in de deelgemeenten. Het grootste deel van het grondgebied wordt echter ontwikkeld door particulieren. Sinds WOII wordt -met de toename van het individueel gemotoriseerd vervoer- de suburbanisatie ingezet. De nood aan nieuwe woningen wordt opgevangen in tot dan toe onbebouwde zones, vaak op een weinig gestructureerde manier, aan een relatief lage dichtheid en sterk autogericht. De uitbouw van het autosnelwegennetwerk in de jaren ’60 en ’70 versterkt dit fenomeen en zorgt ook voor het verschijnen van bedrijvenzones in de nabijheid van de snelwegen (Haasrode). Pas in 1977 worden de deelgemeentes terug verenigd. Ze zijn gedurende meer dan 150 jaar als afzonderlijke gemeenten bestuurd en gegroeid. Hierdoor hebben ze elk een onderscheiden uitzicht en karakter ( f i g. 5 0) . De Leuvense deelgemeenten zijn: ——

De binnenstad;

——

Heverlee;

——

Wilsele-Dorp;

——

Kessel-Lo;

——

Egenhoven;

——

Wilsele-Putkapel.

——

Korbeek-Lo

——

Wijgmaal;

/3/2 De binnenstad De binnenstad is gelegen in de alluviale vlakte van de Dijle en wordt begrensd door de singels en de vesten. Kenmerkend zijn de hoge morfologische en functionele dichtheid en het dens stratenpatroon. In de binnenstad zijn 4 gebieden te onderscheiden: ——

Het eerste is een concentratiegebied met (bovenlokale) voorzieningen, gesitueerd binnen de 12e-eeuwse omwalling en langs de vroegere poortstraten. Het fijnmazig, middeleeuws weefsel is hier goed bewaard gebleven. Uiteenlopende stedelijke functies zijn dominant aanwezig ten opzichte van het wonen. Deze zone heeft een typische radiaal-concentrische opbouw, waarbij de middeleeuwse kern met poortstraten en de twee omwallingen afleesbaar aanwezig zijn in het landschap.

——

Een tweede zone is de vallei van de Dijle die de binnenstad doorkruist. Qua structuur en invulling wijkt ze af ten opzichte van het omliggende weefsel. Grote programma’s hebben er hun plaats gekregen, vaak gecombineerd met groene ruimtes: de begijnhoven, de ziekenhuissite, kloosters, scholen, universitaire complexen…

——

Het oostelijke, vlakke deel van de binnenstad bestaat hoofdzakelijk uit gesloten bouwblokken, georganiseerd op een (min of meer) rastervormig stratenpatroon. De woonfunctie domineert hier, maar er situeren zich ook een aantal grootschalige functies (onderwijs, universiteit, zorginstellingen, gevangenissen).

——

Het westelijke deel van de binnenstad situeert zich tegen en op de hellingen van de aanliggende getuigenheuvels. In tegenstelling tot het planmatig aangelegde oostelijke kwartier, wordt het westelijke deel gekenmerkt door een grillig, organisch gegroeid stratenpatroon, waarbij delen werden ingenomen door erg dichte en kleinschalige bebouwing op kleine percelen. Andere stukken bleven onbebouwd.

/3/3 Kessel-Lo Kessel-Lo is één aaneengesloten geheel van woonstraten en wijken, van een stedelijk woonweefsel met aaneengesloten bebouwing aan de kant van de Martelarenlaan tot wijken met vrijstaande woningen in de periferie. Kessel-Lo kent een belangrijke groei in de 19e eeuw: met de industriële ontwikkeling van de stad en de inplanting van de Centrale Werkplaatsen worden in Kessel-Lo, gelegen vlak bij de belangrijkste industriële zones, arbeiderswijken gebouwd. Het algemeen rooilijnenplan (1923) regelt de ontsluiting van het gebied tussen de Tiense- en de Diestsesteenweg op basis van een stratenpatroon dat grote rechthoeken vormt. Dit stratenpatroon wordt na WOI en WOII ingevuld met een aantal sociale wijken, waaronder het Jeugdplein, de “Bourgeoiswijk” en Casablanca. Het grootste deel van Kessel-Lo wordt echter privaat ontwikkeld, op basis van verkavelingen die dateren uit de jaren ’60 en ’70. Het weefsel dient zich aan als een

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 45

24/04/2019 13:47


46

A L G E M E E N K A D E R / Inle id ing & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

f i g. 5 0 - De nederzettingsstructuur: Verschillende kernen met een eigen karakter

weinig gestructureerd lappendeken van wijkjes met appartementsblokken, afgewisseld door rijwoningen, geschakelde en vrijstaande woningen, … Beneden-Kessel en Kesseldal, gelegen tussen de Kesselberg en de Molenbeek/Abdijbeekvallei, is een dense woonwijk. Enerzijds heeft een gestage verdichting van de bebouwing plaatsgegrepen langs de oorspronkelijke verbindingsstraten (Wilselsesteenweg, Holsbeeksesteenweg, Bergstraat…). Anderzijds werden binnengebieden van variërende omvang verkaveld en in een min of meer samenhangende operatie gerealiseerd (Kesseldal, Genadedal, Bruineveld).De goede bereikbaarheid vanaf de autosnelweg is de voornaamste beweegreden geweest voor de snelle groei gedurende de laatste decennia. Het woongebied van Kessel-Lo is voorzien van verschillende groene ruimten: het provinciedomein, de abdij van Vlierbeek, Heuvelhof, Michottepark en het J.Vranckxtracee. Kessel-Lo heeft een aantal kleinere handelscentra: langsheen de Diestsesteenweg en in de omgeving van het De Becker-Remyplein is er een concentratie van winkels, maar ook van gemeenschapsvoorzieningen. De invulling van de Centrale Werkplaatsen versterkt dit centrum. Ook langsheen de Tiensesteenweg zijn er tal van commerciële functies aanwezig.

/3/4

Korbeek-Lo De kleine kern Korbeek-Lo – de wijk tussen de Tiensesteenweg en de spoorlijn naar Tienen en Luik – wordt in 1977 toegevoegd aan Leuven. De woonwijk heeft een uitgesproken residentieel karakter. Het noordelijke deel wordt gekenmerkt door een vrij dense bebouwing van aaneengesloten arbeiderswoningen. Het zuidelijke deel, grenzend aan de Molenbeekvallei, is veel “groener” en wordt ingenomen door de “Spaanse Kroon”, een wijk met vrijstaande villa’s.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 46

24/04/2019 13:50


47

A L G E M E E N K A D E R   /  I n leiding & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

/3/5 Heverlee Heverlee ligt net ten zuiden van de binnenstad en wordt begrensd door grote, groene gebieden: de Dijlevallei en het kasteelpark Arenberg in het westen, Heverleebos in het zuiden, een open landbouwgebied, de Abdij van Park en de Molenbeekvallei in het oosten. Heverlee valt uit elkaar in een aantal samenhangende wijken met een eigen identiteit. Het centrum van Heverlee heeft zich ten noorden van de spoorlijn naar Ottignies ontwikkeld. Het commerciële centrum groeide vanouds langs de Naamsesteenweg (met uitlopers ten zuiden van de spoorovergang). Het maatschappelijk centrum ontwikkelde zich boven op de heuvel, waar de kerk en het gemeentehuis werden gebouwd. Net buiten het centrum ligt het Heilig Hart, een uitgebreid schoolcomplex ontstaan in de 19e eeuw rond het gelijknamige klooster. Matadi, ten oosten van het centrum en grenzend aan de vesten, is een sociale wijk gebouwd tussen 1925 en 1930. De wijken ten zuiden van de spoorweg zijn door huisvestingsmaatschappijen opgericht in de jaren ’50. Dit verklaart de samenhang en uniformiteit binnen elke wijk. Het gaat meestal om wijken met een groen karakter, met geschakelde woningen en een zuiver residentiële invulling. Deze wijken zijn aangewezen op de Geldenaaksebaan en Naamsesteenweg als verbinding met de binnenstad maar ook als lokaal voorzieningencentrum. De wijk Ter Elst wordt in de jaren ’50 gebouwd als sociale wijk. Het initiatief gaat hierbij uit van de gemeente zelf, die door het uitgeven van goedkope woningen een antwoord wil bieden op het nijpende tekort aan woningen na WOII. De locatiekeuze – weg van de andere woonwijken van Heverlee- is ingegeven door de onmiddellijke beschikbaarheid van goedkope gronden. In de jaren ’80 wordt ten oosten van Ter Elst de sociale wijk Terbank gebouwd. Beide wijken bestaan hoofdzakelijk uit geschakelde eengezinswoningen en hebben een suburbaan, groen karakter. Langsheen de Celestijnenlaan zijn appartementsblokken ingeplant alsook een aantal gemeenschapsvoorzieningen.

/3/6 Wilsele-Putkapel en centrum Wilsele-Putkapel en Wilsele-centrum liggen in de vallei van de Dijle en Vunt, langs de Aarschotsesteenweg. Deze woonkernen bestaan grotendeels uit grondgebonden woningen. Behalve langsheen de steenweg, hebben ze een vrij groen karakter. De woonkern Wilsele-Putkapel valt uiteen in drie delen: een kern langs de Aarschotsesteenweg, met relatief hoge concentratie van handelszaken, een landelijke woongebied ten westen van de steenweg aan de oevers van de Vunt en een woonwijk ten oosten van de spoorweg. Wilsele-centrum bestaat grotendeels uit een -in oorsprong- sociale wijk rondom het deelgemeentehuis. De steenweg herbergt verschillende types handelszaken, maar ook gemeenschapsvoorzieningen (scholen, bib, zwembad,…). Vooral de sectie tussen de Weggevoerdenstraat en de kerk functioneert als centrum, niet alleen voor Wilsele, maar ook voor het nabijgelegen Wijgmaal.

/3/7 Wilsele-Dorp Wilsele-Dorp heeft zich ontwikkeld boven op de hellingen van de Roeselberg. Het vormt een enclave tussen de Vaart, de ring, de Nieuwe Mechelsesteenweg en de E314. De nederzettingsstructuur is opgebouwd uit een aantal linten die de helling volgen. In het ongestructureerde weefsel wisselen aaneengesloten en open bebouwing elkaar af. Nabij de oude Mechelsesteenweg werden diverse sociale woningbouwprojecten gerealiseerd. Wilsele-dorp beschikt over een beperkt aantal verbindingen met de stad en met Wilsele-Putkapel. Het voorzieningenniveau is zeer beperkt.

/3/8 Wijgmaal De ontwikkeling van Wijgmaal heeft alles te maken met de vestiging van Remy-fabriek, eerst op het moleneiland, later langs de Vaart, De industrieel Eduard Remy bouwt niet alleen fabrieken in Wijgmaal, maar ook woningen en gemeenschapsvoorzieningen. Wijgmaal kent hierdoor een sterke typologische samenhang. De kern van Wijgmaal bestaat uit een aantal ruime woonmazen en vertoont naar het noorden uitdeinende lintbebouwing. Er komen quasi uitsluitend grondgebonden woningen voor. De omliggende open ruimte blijft overal voelbaar. Wijgmaal beschikt over een station op de lijn Leuven- Mechelen en een beperkt aantal verspreide voorzieningen.

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 47

24/04/2019 13:50


48

A L G E M E E N K A D E R   /  Inle id ing & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

/3/9 Egenhoven Egenhoven ontstaat als een landelijke nederzetting rond de brug over de Voer, op het kruispunt met de verbindingsweg naar Zuidwest-Brabant. Eeuwenlang blijft het een klein agrarisch gehucht. Pas sinds 1960 met de bouw van de wijk Kapelberg en de nieuwe kerk is Egenhoven zich sterk beginnen uitbreiden. Meer verkavelingen volgden. De kern heeft echter nooit dezelfde dynamiek gekend als de andere woonkernen rond de binnenstad. Vandaag vormt Egenhoven een woonkern met een beperkte omvang en een relatief lage dichtheid tussen de expresweg en E40. De omringende open ruimte, de Voervallei met Egenhovenbos en de Dijlevallei, bepalen het karakter van Egenhoven. Eigen voorzieningen zijn er amper.

/4 ONDERZOEKS- EN ONDERWIJSCAMPUSSEN 4 gespecialiseerde campussen De uitgebreide onderwijs- en onderzoeksfunctie vormt nog steeds dé troef bij uitstek van Leuven en de factor waardoor Leuven zich van andere centrumsteden van vergelijkbare grootte onderscheidt. Dankzij de stichting van de universiteit (1425) – en, veel later, andere onderwijsinstellingen in haar kielzog) – geniet de provinciestad Leuven van een internationale uitstraling. Bovendien geven de universiteit en de universitaire ziekenhuizen, die quasi heel Vlaanderen tot hun werkingsgebied kunnen rekenen, Leuven een belangrijke economische impuls. Onderwijs en gezondheidszorg samen staan in voor ca. 40% van de tewerkstelling. Het kwalitatief hoogstaande onderwijsapparaat maakt Leuven niet alleen aantrekkelijk als vestigingsplaats voor kennisgeoriënteerde bedrijvigheid, maar genereert ook spin-off-activiteiten. De aanwezigheid van bijna 40.000 studenten heeft een grote invloed op het stedelijke leven en vertaalt zich onder meer in een aantal specifieke voorzieningen in de recreatieve en culturele sector. De Leuvense universiteit was oorspronkelijk gehuisvest in de Universiteitshalle en een vijftal andere gebouwen in de binnenstad. Naarmate de universiteit groeide, werden rondom deze kern andere colleges en instituten in gebruik genomen of gebouwd. Na de Eerste Wereldoorlog startte de universiteit met de expansie buiten de toenmalige gemeentegrens van Leuven, voornamelijk in Heverlee (Arenberg), maar ook in Lovenjoel, Bierbeek en Pellenberg. Eind jaren ’60 waren de universitaire functies ondergebracht in meer dan 500 gebouwen, verspreid over de hele Leuvense agglomeratie. Deze spreiding leverde evidente nadelen op: tijdrovende verplaatsingen voor studenten en professoren, moeilijke contacten tussen onderzoeksgroepen, verhoogde kosten voor onderhoud, energieverbruik, bewaking, … De afsplitsing en verhuizing van de Franstalige Leuvense universiteit (U.C.L.) bood de kans te streven naar een ruimtelijke rationalisatie. Het uitbreidingsplan van de Leuvense universiteit uit 1965 voorzag in de ontwikkeling van 3 “kernen”: ——

een campus Humane Wetenschappen, gevestigd in de binnenstad met de grootste concentratie in zuidoostelijke deel, rond het stadspark;

——

een campus Exacte en Toegepaste Wetenschappen (nu: Wetenschap en Technologie) in de Dijlevallei (“campus Arenberg”);

——

een campus Geneeskunde (nu: Biomedische wetenschappen) op Gasthuisberg.

Ook de hogescholen, die sinds kort deel uitmaken van de KU Leuven associatie, hebben een belangrijke impact op de uitstraling van de stad en kenden in de voorbije jaren een sterke groei. Naast hun aanwezigheid in de binnenstad, verweven met de universitaire binnenstedelijke campus, is de site Heilig Hart te Heverlee de belangrijkste concentratie. In 2015 werd beslist, omwille van ruimtegebrek op de bestaande campus, om een deel van het onderwijs naar researchpark Haasrode te verhuizen. Samen met enkele andere specifieke onderwijsinstellingen, wordt hierdoor de kiem van een nieuwe campus gevormd ( f i g. 5 1) . De studentenhuisvesting heeft grotendeels een plaats gekregen in de binnenstad, waar studentenhuizen zijn ontstaan. Dit gebeurde, naast grote complexen, ook door opdeling van rijwoningen. Daarnaast beschikt de universiteit zelf ook een groot aantal eigen residenties. Sinds 2011 hebben stad en universiteit een beleid ontwikkeld om een aantal grote en kwaliteitsvolle studentenhuisvestingscomplexen op korte termijn te realiseren, om een antwoord te bieden aan de overbevraagde huisvestingsmarkt en om gezinswoningen te vrijwaren van ongecontroleerde opdelingen. Dankzij deze operatie is er op dit moment geen schaarste meer en is er zelfs een gezonde frictieleegstand.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 48

24/04/2019 13:50


49

A L G E M E E N K A D E R / I n leiding & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

f i g. 5 1 - Onderzoeks- en onderwijscampussen: 4 gespecialiseerde campussen

/5

STRUCTUURBEPALENDE INFRASTRUCTUREN Infrastructuren uit verschillende periodes genereren een specifiek ruimtelijk patroon Infrastructuren bepalen de bereikbaarheid van locaties, en dus hun aantrekkelijkheid als vestigingsplaats. Nederzettingen ontstaan vaak op knooppunten van wegen en/of waterlopen. Goede transportinfrastructuur is een noodzakelijke voorwaarde voor economische ontwikkeling. Infrastructuren worden aangelegd voor een specifiek doel. Ze genereren een zekere ruimtelijke ontwikkeling. In de loop van de tijd kan het gebruik ervan en de betekenis echter veranderen. Zo wordt de Vaart eerst als verbinding aangelegd tussen steden, wordt zij vervolgens motor van de industriële ontwikkeling en krijgt ze ten slotte ook een recreatief karakter. Op die manier zijn infrastructuren niet alleen civieltechnische constructies, maar een wezenlijk onderdeel van de stedelijke structuur.

/5/1

Poortstraten en ring Leuven is ontstaan als nederzetting op het knooppunt van de bevaarbare Dijle en de handelsroute Vlaanderen – Rijnland. Verschillende “vervoerssystemen” (te voet, wagens met lastdieren, scheepvaart) geven mee vorm aan de stad die zich radiaal-concentrisch ontwikkelt. De poortstraten zijn hiervoor de belangrijkste assen, die buiten de omwallingen doorlopen in de steenwegen en de stad met haar ommeland verbinden ( f i g. 5 2 a) . Eind 12e eeuw is de stad al tot buiten de eerste omwalling gegroeid. De tweede omwalling uit de 14e eeuw vergroot het stedelijk gebied zevenmaal in oppervlakte. In de 18e eeuw verliest de vestingstructuur gaandeweg haar nut door de intrede van nieuwe krijgstechnieken. Begin 19e eeuw wordt overgegaan tot de afbraak van de tweede stadsmuur en de aanleg van een groene promenade, de vesten, op de fundamenten van de omwalling. In de jaren ’50 wordt het parkgebied van de vesten grotendeels vervangen door een tweevaksbaan en worden de poorten verbonden door een ring. Deze wordt later in het noorden gesloten door een viaduct. Tegelijk worden in de jaren ’60 en ’70 nieuwe radiaalwegen aangelegd: de Mechelsesteenweg wordt verbonden met de noordelijke ring en tot in het stadscentrum doorgetrokken, een tweede radiaal vertrekt op het St.-Jacobsplein richting Gasthuisberg en een derde ontstaat door de verbinding van de Kapucijnenvoer met de E40. De ring fungeert sindsdien ook als scharnier tussen invalswegen vanuit omliggende gemeenten en de autosnelwegen.

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 49

24/04/2019 13:51


50

A L G E M E E N K A D E R / Inle id ing & u it gangssit u at ie

f i g. 5 2 a - Poortstraten en ring

INFORMATIEF

f i g. 5 2 b - Steenwegen

De ring heeft met andere woorden achtereenvolgens verschillende gebruiken gekend: oorspronkelijk aangelegd als verdedigingswerk, na afbraak van de wallen omgevormd tot boulevard en sinds de jaren ’50 een verdeelweg voor het autoverkeer in het stedelijk gebied.

/5/2

Steenwegen De steenwegen verbinden de binnenstad en ring vandaag met de deelgemeenten en de regio. Aanvankelijk genereren de steenwegen (aangelegd in de 18e eeuw als rechtlijnige verbinding tussen de poorten van de stad en de naburige steden) relatief weinig langsbebouwing: de bebouwing blijft geconcentreerd binnen de stadsomwalling ( f i g. 5 2 b) . Begin 20e eeuw worden langs de steenwegen tramlijnen aangelegd. Ze hebben als doel bedienden en arbeiders uit de omliggende kernen naar de stad te vervoeren. Deze operatie vormt de eerste echte aanzet tot lintbebouwing. De steenwegen hebben intussen een belangrijke impuls gegeven aan gebieden buiten de binnenstad. Voor Kessel-Lo en Wilsele-Putkapel vormen ze bijvoorbeeld het eigenlijke centrum. Vanaf de jaren ’50 moet de tram plaats ruimen voor auto’s en bussen. Tot vandaag vormen de steenwegen de dragers van het autoverkeer, en ook van het busvervoer dat min of meer radiaal georganiseerd is en verknoopt aan Leuven station. De steenwegen worden vanaf de jaren ’60 collectoren van uiteenlopende functies en activiteiten die profiteren van de goede autobereikbaarheid. Vandaag vervullen de steenwegen dus niet alleen een verbindende maar ook een ontsluitende functie: ze staan ook in voor het verlenen van toegang aan de talrijke activiteiten, waaronder zeer veel handelsfuncties, die geënt zijn op de steenwegen.

/5/3

Het kanaal Leuven-Dijle Het kanaal Leuven-Dijle of de Vaart zorgt voorde eerste industriële bloei van Leuven ( f i g. 5 2 c) . Gelijktijdig met de aanleg van de Vaart (1750-1753) worden de eerste en de tweede vaartkom uitgegraven. Het aanpalend terrein wordt afgevlakt en verkaveld in grote, regelmatige bouwblokken. In het gebied tussen Vaart en Dijle vestigen zich industriële ondernemingen. De Vaart doet de komende 75 jaar dienst als transitokanaal naar het oosten van graan, bulkgoederen en specerijen. Dankzij de combinatie van water- en spoorweg ontwikkelt de Vaartzone zich tot een belangrijke industriële site. Talrijke graanverwerkende bedrijven, voedingsbedrijven en andere nijverheden vestigen zich op beide kanaaloevers. Vanaf de laatste decennia van de 19e eeuw loopt de trafiek van zeeschepen op de Vaart sterk terug. De spoorwegen nemen de verbindingsfunctie van de Vaart over. Sindsdien dient ze nog om grondstoffen aan te voeren. De Vaart kent nog steeds een – weliswaar beperkte – binnenvaartactiviteit. De Vaartkom is inmiddels herontwikkeld als gemengde stedelijke zone, met woonfuncties, maar ook bedrijvigheid, culturele voorzieningen en handel.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 50

24/04/2019 13:51


51

A L G E M E E N K A D E R / I n leiding & u it gangssit u at ie

f i g. 5 2 c - Het Kanaal Leuven-Dijle

/5/4

INFORMATIEF

f i g. 5 2 d - Spoorwegen

De spoorwegen Leuven krijgt in 1837 een spoorweg en een eenvoudig station (1842) dat later vervangen wordt door het huidige station (1879). Het spoor wordt in Leuven net buiten de stadsmuren aangelegd, rakend aan de vesten ( f i g. 5 2 d) . De aanleg van de spoorlijnen draagt niet alleen bij tot de industriële ontwikkeling van Leuven, maar beïnvloedt ook de ontwikkeling van nieuwe wijken. Dankzij de nabijheid van belangrijke infrastructuren (en industriële zones) groeit Kessel-Lo in de 19e eeuw uit tot een belangrijke woonkern. Aan de kant van de binnenstad groeit intussen de stationswijk. In 1844 wordt de Statiestraat (de huidige Bondgenotenlaan) aangelegd als brede, rechte verbinding tussen het stationsplein en het stadscentrum. Terwijl Kessel-Lo uitgroeit tot een arbeiderswijk, wordt de omgeving van de Statiestraat een meer burgerlijke buurt. De stationsomgeving ontpopt zich in toenemende mate als een belangrijk spoorweggebied, een economisch centrum en een woonzone. In de jaren ’90 van vorige eeuw wordt een ontwikkelingsvisie voor de volledige stationsomgeving (die deels in onbruik was geraakt) opgemaakt. Deze is inmiddels grotendeels uitgevoerd. De nieuwe verkeersorganisatie (met tunnel voor het doorgaand verkeer) maakt van het Martelarenplein een stedelijke verblijfsruimte. Door het nieuwe busstation, de ondergrondse parking en de sporen onderling te verbinden, wordt het vernieuwde station een multimodaal knooppunt en wint de omgeving aan belang als vestigingsplaats voor arbeidsintensieve activiteiten. Leuven beschikt vandaag over één station van nationaal belang en twee lokale stations (Wijgmaal en Heverlee). Voor personenvervoer situeert Leuven zich op een internationale verbinding van Brussel over Luik naar Keulen en op een nationale verbinding tussen Brussel en Genk/Hasselt. De lijn Leuven-Brussel is één van de drukst bereisde van België. Leuven heeft ook een rechtstreekse verbinding met de luchthaven van Zaventem. Voor goederenvervoer ligt Leuven op een belangrijke corridor van de havens van Antwerpen en Zeebrugge naar Luxemburg (en verder zuidwaarts). De spoorbeddingen vormen tenslotte vaak breuken in het landschap. Zo vormt de spoorweggeul de scheiding tussen Kessel-Lo en de binnenstad, snijdt het spoorwegplateau dwars door de Dijlevallei en veroorzaken de Vaart, de spoorwegen en industriële vestigingen een ruimtelijke breuk met Wilsele en Wijgmaal. Ook op beperktere schaal is de impact groot. Zo is het aantal verbindingen tussen het noorden en het zuiden van Heverlee zeer beperkt, als gevolg van de barrièrewerking van de spoorlijn tussen Leuven en Ottignies.

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 51

24/04/2019 13:52


52

A L G E M E E N K A D E R / Inle id ing & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

f i g. 5 2 e - Autosnelwegen en expreswegen

/5/5

Autosnelwegen en expreswegen Na de Tweede Wereldoorlog worden er op nationaal niveau ambitieuze autowegenschema’s gemaakt die voorzien in de verbindingen tussen de voornaamste Belgische steden en buitenlandse industriële centra. De tijdsgeest van die periode dicteert dat infrastructuuraanleg automatisch tot economisch herstel en groei zal leiden. De nieuwe autostrades en afritten op Leuvens grondgebied en de sluiting van de ring zijn in deze geest tot stand gekomen ( f i g. 5 2 e) . De aanleg van de autosnelwegen E40 / E314 luidt een nieuwe periode in voor Leuven. Ze verbinden Leuven met het internationale wegennet in Vlaanderen en verhogen dus de bereikbaarheid over de weg aanzienlijk. Deze verhoogde bereikbaarheid resulteert in de vestiging van regionale functies rond de afrittencomplexen in het zuiden en het westen van de stad (vb. Haasrode, Gasthuisberg…). Sites aansluitend bij snelwegen zijn een gegeerde vestigingsplaats voor meer representatieve functies, die een “zichtlocatie” wensen (zoals bijvoorbeeld de hoofdzetel van KBC). Autosnelwegen hebben de verbindingsfunctie van de steenwegen overgenomen. De E40 en E314 fungeren als grote af- en toevoerwegen van en naar Brussel. Leuven kan dus genieten van een goede ontsluiting maar moet daardoor ook een stuk van de last dragen die de pendel naar de hoofdstad veroorzaakt: files op de snelwegen, maar ook saturatie op de aansluitingen én sluipverkeer op routes parallel aan de snelwegen. Meer nog dan de spoorwegen of de Vaart vormen autosnelwegen harde barrières, zowel in functioneel, morfologisch als ecologisch opzicht. Het aantal oversteken of onderdoorgangen is aanzienlijk beperkt. De snelwegen worden bovendien geflankeerd door aanzienlijke bufferstroken en hypothekeren de leefbaarheid van de direct aansluitende gebieden. Samen met de aanleg van de E314 en de E40 werden nog andere grote infrastructuurwerken uitgevoerd waardoor de ruimtelijke opdeling van het grondgebied nog verder toenam: de sluiting van de ring met een viaduct over de Vaart, de verbinding van de ring met de snelwegen via de Boudewijnlaan, de bouw van een viaduct op de Tervuursevest en de aanleg van de Meerdaalboslaan. Deze laatste was eigenlijk de aanzet van een snelweg ten oosten van Leuven, die moest doorgetrokken worden tot de E314 (ten noorden) en de E411 (ten zuiden). De realisatie van dit traject is intussen door de groei van Kessel-Lo onmogelijk geworden. Bovendien zijn de ideeën over mobiliteit sindsdien geëvolueerd. Men is tot het inzicht gekomen dat meer snelwegen slechts op korte termijn de verkeersproblemen oplossen, maar op langere termijn bijkomend verkeer zullen genereren en dus nieuwe problemen veroorzaken. De reservatiestroken die voor deze verbindingen op de gewestplannen werden ingetekend, hebben ondertussen ook nieuwe kansen gecreëerd, zoals de aanleg van het Jan Vranckxpad te Kessel-Lo.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 52

24/04/2019 13:52


53

A L G E M E E N K A D E R   /  I n leiding & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

/6 ECONOMISCHE POLEN Samenhangend met de infrastructurele ontwikkeling evolueert Leuven van een middeleeuwse centrum van nijverheid en handel, naar een universiteitsstad, om vanaf de 18e eeuw aan een industriële fase te beginnen en tenslotte uit te groeien tot een regionaal dienstencentrum en een kennisstad met (inter)nationale uitstraling. Elk van deze economische fases kan in Leuven duidelijk ruimtelijk gesitueerd worden.

/6/1 Middeleeuws handelscentrum en agrarisch ommeland Leuven ontstaat op het kruispunt van een belangrijke handelsroute en de (bevaarbare) Dijle. De kiem van de stad is dus de middeleeuwse handel en overslag van goederen. De opeenvolgende infrastructuren (steenwegen en Vaart) versterken deze rol. Vandaag vormt de binnenstad nog steeds een belangrijk handelscentrum op regionale schaal. Rond de middeleeuwse stad worden abdijen gebouwd. Deze sturen in belangrijke mate de agrarische economie in de omgeving. De allereerste gehuchten die rond deze abdijen groeiden, herkennen we vandaag nog steeds als heel kleinschalige voorzieningenclustertjes: de omgeving van de Wilselsesteenweg te Kesseldal, de Geldenaaksebaan ter hoogte van de Parkabdij.

/6/2 Industrialisatie De 19e-eeuwse industriële ontwikkeling gaat gepaard met een voortdurende uitbreiding van de productieschaal. Industriële grootbedrijven worden gelocaliseerd in de nabijheid van sporen en kanalen. In Leuven-Noord vestigen zich een chemische kleurstof- en een conservenfabriek, later ook verschillende maalderijen, een tabaksfabriek, brouwerijen, de rijst- en stijfselfabrieken van Remy,… Terwijl in de Vaartkom recentelijk een herontwikkeling is aangezet naar een eerder gemengde stedelijke omgeving (met handel, wonen, gemeenschapsvoorzieningen,…) vormt de later ontwikkelde Vaartzone nog steeds een belangrijke economische pool voor de stad. De andere 19e- eeuwse industriële zones zijn veelal door gemengde stedelijke ontwikkeling vervangen.

/6/3 Suburbanisatie Na de suburbanisatie van het wonen volgde de uitzwerming van de handel en de economische activiteiten. Langs de steenwegen vestigden zich “baanwinkels”, grootschalige detailhandelszaken, die hun goede bereikbaarheid als concurrentieel voordeel tegenover de binnenstad (de traditionele locatie van handel) uitspelen. Op Leuvens grondgebied vormt vooral de Tiensesteenweg een belangrijk commercieel lint. Grote bedrijventerreinen worden buiten de stadscentra ingeplant, vlakbij afritten van autosnelwegen, waar ze goed bereikbaar waren met de wagen. Het “researchpark” in Haasrode en het U.Z. Gasthuisberg zijn voor Leuven de meest typerende voorbeelden van dit fenomeen. Ook bedrijvenfragmenten zoals aan de Diestsesteenweg kunnen hieronder geplaatst worden.

/6/4 Naar een diensten- en kenniseconomie Vanaf het begin van de jaren zeventig raken steeds meer bedrijven in problemen: ze slagen er niet meer in voldoende productief te werken en verplaatsen hun productie naar lageloonlanden. In Leuven trekt in deze periode een deel van de bedrijvigheid weg uit de Vaartzone. Rampzalige gevolgen heeft dit echter niet. Het verlies aan industriële tewerkstelling kan immers opgevangen worden door een verdere groei van de tertiaire en quartaire sector. De universiteit, die tal van spin- offactiviteiten genereert, de decentralisatie vanuit Brussel, en het toenemend belang van Leuven als beslissingscentrum speelden in ons voordeel. Leuven kan zich dankzij de aanwezigheid van de universiteit als kleinere stad profileren als kenniscentrum en zichzelf intrnationaal op de kaart plaatsen. De uitbouw van het wetenschapspark Arenberg onderstreept de keuze om kennisgeoriënteerde bedrijvigheid, gelinkt aan de universiteit, optimale ontplooiingskansen te geven. De stationsomgeving en de verschillende multifunctioneel sites langs de vesten (Philips, Vaartkom, …) bieden plaats aan grootschalige kantoorcomplexen en andere stedelijke functies. Het zijn sites die multimodaal goed ontsloten zijn en daarom geschikt voor (vaak personenintensieve) functies die omwille van hun schaal moeilijk inpasbaar zijn in de historische binnenstad.

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 53

24/04/2019 13:52


54

A L G E M E E N K A D E R / Inle id ing & u it gangssit u at ie

/6/5

INFORMATIEF

Structuurbepalende economische polen op stadsniveau De structuurbepalende economische elementen op stadsniveau zijn anno 2016 ( f i g. —

53) :

De bedrijventerreinen en wetenschapsparken: •

Het bedrijventerrein in Haasrode, bestaande uit het “researchpark” en de ambachtelijke zones op Haasrode;

de vaartzone en het milieupark te Leuven-Noord,

het wetenschapspark Arenberg aansluitend bij de campus, waar behalve IMEC een reeks kennisgeoriënteerde bedrijven een plaats hebben gevonden;

Gasthuisberg (waar naast de een belangrijk opleidings- en onderzoekscentrum ook het grootste universitaire ziekenhuis van België gevestigd is), goed voor ca. 8900 arbeidsplaatsen;

De Leuvense binnenstad; handels- en dienstencentrum voor een ruimere regio;

De gemengde stedelijke ontwikkelingspolen:

De sites Vaartkom - stationsomgeving - Kop van Kessel-Lo - Philipssite die een belangrijk maatschappelijk beslissingscentrum vormen;

De Remysite in Wijgmaal waar een deel van de vroegere fabriekssite werd omgevormd tot kantoorcomplex;

Enkele grootschalige detailhandelszones buiten de binnenstad, •

de Kolonel Begaultlaan;

de Tiensesteenweg.

f i g. 5 3 - Economische polen

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 54

24/04/2019 13:53


55

A L G E M E E N K A D E R   /  I n leiding & u it gangssit u at ie

5

INFORMATIEF

Verwachte ontwikkelingen, troeven en sleutelkwesties We schetsen hier kort de verwachte ontwikkelingen van en in de stad. Voor uitgebreider analyse wordt naar de thematische hoofdstukken en de besprekingen per stadsdeel verwezen. Vanuit de bestaande ruimtelijke structuur, maar ook vanuit deze ontwikkelingen die ons wellicht te wachten staan, volgen de troeven van Leuven en de sleutelkwesties waarop het beleid van de volgende jaren zich moet focussen.

/1 VERWACHTE ONTWIKKELINGEN De verwachte ontwikkelingen van Leuven op vlak van bevolking, tewerkstelling, mobiliteit, klimaat en waterhuishouding,… worden uitgebreid besproken in de thematische beleidskaders. We beperken ons hier tot de grote lijnen.

/1/1

Verwachte bevolkingsgroei en woninggroei Leuven staat bij ongewijzigd beleid nog een flinke bevolkingstoename te wachten. Deze is gekoppeld aan de groei van de tewerkstelling in Leuven en de regio, aan de beschikbaarheid van woningen in (het) Leuven(se), aan de typische Leuvense tendensen op vlak van vruchtbaarheid, emigratie en immigratie. Een exacte voorspelling van de bevolkingsgroei is niet mogelijk. Wel formuleerden we in het beleidskader ‘multifunctionele woonkernen’ een plausibele raming. De bevolkingsevolutie in Leuven kan niet los bekeken worden van de woningbehoefte in een wat ruimere regio; hiervoor de woningmarkt Leuven de meest zinvolle regio, die een kleine 20 gemeenten omvat ( f i g. 5 4 ) . Uitgaande van provinciaal vooronderzoek in het kader van de herziening van het provinciaal ruimtelijk structuurplan, werd de behoefte voor deze woningmarkt geraamd op 11.000 à 12.000 bijkomende huishoudens (dus woningen) tussen 2013 en 2030. Leuven zou hiervan een deel moeten opvangen, samen met de stad Aarschot en goed gelegen te verstedelijken woonkernen op openbaarvervoercorridors. Een eerste scan van de potentieel beschikbare ruimte (onderzoek uitgevoerd in het kader van het strategisch project ‘Regionet Leuven’) toonde aan dat binnen diezelfde woningmarkt, deze behoefte zonder problemen kan worden opgevangen: er zouden nog meer dan 40.000 woonentiteiten kunnen bij komen op min of meer ruimtelijk geschikte locaties. Er kunnen dus keuzes worden gemaakt om bepaalde gebieden niet aan te snijden of te verdichten, zelfs als ze in theorie geschikt kunnen zijn.

f i g. 5 4 - Aaname afbakening woningmarkt Leuven

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 55

24/04/2019 13:53


56

A L G E M E E N K A D E R / Inle id ing & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

De stad Leuven liet zelf in 2013 een bevolkingsprognose voor grondgebied Leuven uitvoeren bij ‘ongewijzigd beleid’. ( f i g. 5 5 a & b) Dit scenario trekt de trends van het verleden door (met dien verstande dat de enorm sterke groei van het aantal buitenlandse studenten niet werd doorgetrokken in de toekomst). Tussen 2012 en 2030 zouden bijna 6.000 nieuwe huishoudens in Leuven een plekje moeten vinden (of: 5.500 tussen 2013 en 2030). Ook hier werd de beschikbare ruimte afgezet tegen deze behoefte. Leuven heeft in de laatste jaren veel gemengde en woonontwikkelingsprojecten voorbereid, ter uitvoering van het eerste structuurplan. Einde 2012 werd bekeken hoe veel nieuwe gezinnen nog terecht kunnen in de woonontwikkelingsgebieden die de stad actief voorbereidde en ondersteunt. Een voorzichtige inschatting, rekening houdende met een realistische realisatiegraad, toonde aan dat zeker 4.000 nieuwe woningen tegen 2030 in deze WOG betrokken kunnen worden. Daarnaast is er nog steeds veel ruimte in het ‘gewone’ woonweefsel, buiten de grote projecten. Hier werd in de voorbije decennia het gros van de bijkomende woningen gerealiseerd. Zelfs als we veronderstellen dat het tempo van woonverdichting in het bestaande weefsel daalt tegenover het verleden, verwachten we dat hier ca. 4.200 extra huishoudens een plaats zouden kunnen vinden. Deze ruimte voor in totaal 8.200 woningen, overtreft ruim de geraamde behoefte. Er kunnen dus keuzes gemaakt worden. Uit al deze analyses kan worden besloten dat Leuven kan uitgaan van een woningbehoefte van

f i g. 5 5 - Trendscenario Leuvense bevolking 2012-2030

ca. 5.500 woningen tussen 2013 en 2030, zonder onverantwoorde ontwikkelingen te veroorzaken in de regio. Er van uitgaand dat de zelf geplande woonontwikkelingsprojecten niet plots worden stilgelegd, betekent dit dat het tempo van woningproductie in het bestaande weefsel zelfs best daalt. Maar zelfs deze voorzichtig geraamde bevolkingstoename zal druk leggen op de stad. Nieuwe gezinnen zorgen niet enkel voor ruimte-inname, maar ook voor bijkomende mobiliteit, bijkomende vraag naar ontspanning, onderwijs, zorg, groene ruimte,…

/1/2

Verwachte economische groei De economische groei kwantitatief te ramen op niveau van de stad, is natuurlijk veel moeilijker. Leuven houdt echter rekening met een komende groei van de tewerkstelling. Niet enkel is dit een logisch gevolg van de vastgestelde trends van de voorbije jaren. Ook heeft Leuven actief werk gemaakt van een bijkomend ruimte-aanbod. Dit situeert zich vooral in de kennis-gerelateerde sector (‘health’ en ‘high tech’): uitbreidingen van Gasthuisberg en IMEC, en de verdere ontwikkeling van het wetenschapspark Arenberg zullen bij voorbeeld voor nieuwe tewerkstelling zorgen. Op Haasrode kan nog naar verdichting worden gezocht. Bij gunstige conjunctuur en actief beleid om investeerders naar Leuven aan te trekken, zullen deze potenties niet onbenut blijven. In de andere economische sectoren zijn de groeipotenties eerder beperkt. Reserveruimte voor lokale productiebedrijven en bedrijven die de stad bedienen (bouwbedrijven, lokale distributie,…) is er quasi niet. Er zijn geen nieuwe terreinen in voorbereiding, en op de bestaande terreinen is nauwelijks nog verdichting mogelijk. In deze sector worden dus eerder tekorten gesignaleerd. Indien niet ingegrepen wordt, lijken zich hier problemen te gaan stellen bij groeiende bevolking. Ook de groei van die derde poot van de Leuvense economie, de creatieve sector, is voorlopig ruimtelijk niet erg ondersteund. De ruimte binnen de woonkernen voor dergelijke bedrijven lijkt eerder af te nemen, via verdringing door woningbouwprojecten. De groei in deze sector is daarom wat onzeker. Nieuwe tewerkstelling zorgt natuurlijk voor meer welvaart, maar tegelijk voor nieuw ruimtebeslag, potentieel nieuwe inwoners, meer mobiliteit, meer druk op onze dagelijkse voorzieningen. Bij de voorbereiding van het ruimtelijk beleid moet met deze neveneffecten rekening worden gehouden.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 56

24/04/2019 13:53


57

A L G E M E E N K A D E R   /  I n leiding & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

/1/3 Toename van de mobiliteit Door toenemende groei van de activiteiten in Leuven, zal de vraag naar verplaatsingen binnen, van en naar Leuven stijgen. Daarbij komt nog eens de verwachte stijging van het aantal verplaatsingen op ruimere schaal, dat in Leuven passeert. Analyses in het kader van het strategisch project ‘Regionet Leuven’ leerden dat zelfs op het ‘gewone’ net (dus zonder spoor en snelwegen) ongeveer 12% van de verplaatsingen ‘transit’-verplaatsingen zijn, zonder start of einde in Leuven. De groei van de mobiliteit op regionaal niveau, los van de attractiviteit van Leuven zelf, voelen we dus niet alleen op het hoofdwegennet maar ook op ons onderliggend weggennet. De situatie op de steenwegen wordt bij voorbeeld echt problematisch. De groei van het verkeer over de weg is enorm geweest in de laatste decennia. Niet alleen in het autoverkeer, maar ook in het busverkeer. Zonder ingrepen kan het busverkeer moeilijk nog verder groeien. Het huidige busmodel, waar alle lijnen verknopen in het busstation aan het Martelarenplein, kan geen verdere groei meer aan. Het busstation en haar directe omgeving zijn hiervoor niet uitgerust. Ook staat de bus mee in de files en wordt zo weinig interessant in vergelijking met de auto. Nochtans zou het openbaar vervoer een belangrijke rol moeten kunnen spelen in de groei van het gemotoriseerd verkeer; zo niet dreigt een totale stilstand. Een uitbreiding van het wegennet is ruimtelijk niet inpasbaar (en zou wellicht enkel nog meer autoverkeer uitlokken). Het model van het busverkeer moet dus worden geëvalueerd. De mogelijkheden van de fiets lijken echter nog niet uitgeput. Door de opkomst van de elektrische fiets kunnen de fietsafstanden toenemen. Innovaties op vlak van fietsmodellen (bakfietsen, fietskarren,…) maken dat steeds meer types verplaatsingen al fietsend kunnen. In tegenstelling tot het wegennet voor de auto’s, is een verbeterd en vervolledigd fietsroutenetwerk ruimtelijk wel degelijk een optie.

/1/4 Klimaatveranderingen Dat het klimaat wijzigt, is vandaag een alom aanvaarde stelling. De stad zal rekening moeten houden met effecten hiervan. Meer plotse en hevige regenbuien zullen, zonder aangepast beleid, voor wateroverlast zorgen, zowel door overstroming van rivieren als door druk op de riolering. Het hitte- eilandeffect zou, als we de stad niet aanpassen, kunnen zorgen voor onleefbaar hoge temperaturen in de meest verstedelijkte stadsdelen, in het bijzonder voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen.

/1/5 Aantasting van erfgoed en landschap? Dat Leuven beschikt over zeer veel, vaak nog slecht gekend, historisch erfgoed en over prachtige landschappen, is uitgebreid beschreven in de ‘bestaande ruimtelijke structuur’. Een deel hiervan geniet vandaag nog geen enkele bescherming of bewarende regeling. Bij ongewijzigd beleid, dreigt heel wat erfgoed te verdwijnen en dreigen onze landschappen aangetast te worden. Zo is er voor de meeste deelgemeenten niet eens een volledige inventarisatie van het erfgoed gebeurd. Ook lijkt in bepaalde landschappelijk gevoelige gebieden, zoals de beboste getuigenheuvels en sommige groene villawijken, een golf van vernieuwing in aantocht. Bij ongestuurde ontwikkeling, kan deze vernieuwing zorgen voor teloorgang van de bestaande landschapskwaliteiten.

/1/6 Groei van de voorzieningen? Bij groeiende bevolking en groeiende tewerkstelling in Leuven en haar omgeving, zal de vraag naar ondersteunende functies toenemen: scholen, ontmoetingscentra, sport, jeugdbeweging, bibliotheken,… Op dergelijke gemeenschapsvoorzieningen staat vandaag al sterke druk. Zo wordt een tekort voorspeld in de scholencapaciteit in verschillende stadsdelen. Ook zijn het aantal vragen naar extra ruimte voor de recreatieve sector en cultuur, niet bij te houden. Ook hier stelt de stad vast dat bestaande gemeenschapsvoorzieningen in privaat beheer die in woongebied liggen, hier en daar worden verdrongen door woningbouwprojecten. De toekomst ziet er dus niet rooskleurig uit. Momenteel is er nog maar weinig beleid echt concreet in voorbereiding, dat ervoor kan zorgen dat de gemeenschapsvoorzieningen mee kunnen groeien met de bevolking. De stad Leuven maakt sinds enige tijd werk van een bewuster beheer en planning van het eigen bestaande stadspatrimonium. In enkele stadsaccomodaties kan op die manier de bestaande ruimte nog efficiënter worden benut, waardoor een groeiend gebruik mogelijk is. Bestemde en beschikbare ruimte voor nieuwe projecten is er echter niet. Het eerste structuurplan bevatte ook geen duidelijke visie op de juiste locaties om nieuwe gemeenschapsvoorzieningen te plaatsen.

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 57

24/04/2019 13:53


58

A L G E M E E N K A D E R   /  Inle id ing & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

/2 TROEVEN VAN LEUVEN ANNO 2016 Leuven beschikt over een aantal troeven die we willen koesteren en bij het toekomstige ruimtelijk beleid optimaal willen uitspelen. In de beschrijving van de bestaande ruimtelijke structuur zijn reeds heel wat kwaliteiten van de stad aan het licht gekomen. Aan vele van deze troeven zit ook een keerzijde; mogelijke negatieve effecten als we niet op een goed doordachte wijze met deze troeven omgaan. We formuleren of herhalen hier kort de troeven. Onder het volgende hoofdstukje ‘sleutelkwesties’ formuleren we deze uitdagingen.

/2/1 Historische stad te midden van prachtige landschappen Leuven is een stad met een hoge landschappelijke kwaliteit. Ons centrum met al haar historisch erfgoed is een echte trekpleister voor bezoekers. Maar ook de deelgemeenten beschikken over heel wat beeldbepalende wijken en historisch belangrijk erfgoed. Leuven beschikt zo over heel verscheiden soorten woon- en werkplekken, waardoor we voor heel uiteenlopende groepen aantrekkelijk zijn: het binnenstedelijke wonen in een bruisende maar compacte omgeving versus het wonen in een groene villawijk, de kantoorlocatie aan het IC-station versus het onderzoekscentrum in het groen,… Leuven heeft het allemaal. Bovendien genieten de Leuvense kernen, campussen en bedrijventerreinen van de mooie en gevarieerde openruimtelandschappen op en rond Leuvens grondgebied. De bebouwing in Leuven is al bij al redelijk compact gebleven. De open ruimtevingers dringen tussen en door deze kernen de stad ver binnen, tot aan de ring. Deze kwaliteit maakt Leuven interessant voor bewoners, bedrijven, investeerders.

/2/2 Kennisstad vol creativiteit Leuven herbergt een belangrijke universiteit en andere hogere onderwijsinstellingen. Met Gasthuisberg beschikken we over een internationaal vermaard ziekenhuis, opleidings- en onderzoekscentrum in de ‘health’ sector. Leuven staat gekend om haar kennis gerelateerde onderzoekscentra en high tech bedrijven. Bovendien stellen we in de laatste jaren een groei vast in de creatieve economie. Deze gaat hand in hand met het bloeiende Leuvense cultuurgebeuren. Deze sectoren vormen samen een echte troef voor Leuven. Ze maken van Leuven een bruisende stad met uitstraling tot over de landsgrenzen heen. Ze zorgen voor hoogwaardige tewerkstelling en welvaart. Tegelijk moeten we aandacht hebben voor de keerzijde van de medaille. Het kan niet zijn dat wie niet meedraait in deze sectoren, uit de boot valt.

/2/3 Centrale ligging op een boogscheut van de hoofdstad en aan knooppunt van infrastructuren Leuven ligt in het centrum van België op korte afstand van de hoofdstad en de nationale luchthaven. De stad is daarom aantrekkelijk voor bedrijven en functies die nauwe contacten met het Brusselse beslissingscentrum en met het buitenland nodig hebben. Omgekeerd vangt Leuven ook een deel inwoners op die op Brussel georiënteerd zijn. Voor onze economie en voor de welvaart van de bevolking is dit een troef. Tegelijk bestaat het gevaar dat Leuven vastgroeit aan Brussel en op die manier haar eigen identiteit zou kunnen verliezen. Door de ligging aan de kruising van twee snelwegen, aan een belangrijk IC-station en vlakbij onze belangrijkste nationale luchthaven, is de stad vlot bereikbaar vanuit de rest van het land en vanuit het buitenland. Leuven kan dus letterlijk verbindingen aangaan met tal van andere gebieden. Ook aan deze goede bereikbaarheid zit een keerzijde. De autofiles richting Leuven en langs Leuven (verkeer tussen Brussel en het oosten van Vlaanderen) vormen een bedreiging voor de leefbaarheid én voor de autobereikbaarheid van de stad. De groei van het openbaar vervoer is evenmin evident.

/2/4 Een hoog voorzieningenniveau in een ‘veilige’ stad Leuven is een stad met een heel sterk aanbod aan voorzieningen. Zeker op vlak van cultuur en vrije tijd scoort Leuven hoge cijfers. Terwijl Leuven qua voorzieningenniveau bijna kan concurreren met de grote steden als Gent en Antwerpen, kampt ze niet met dezelfde grootstedelijke problemen (onveiligheid, sociale problematiek). Ook dit voorzieningenaanbod, gecombineerd met de ‘veiligheid’ van een provinciestad, draagt bij tot het imago van Leuven als ‘the place to be’. Tegelijk merken we dat de stad behoorlijke inspanningen moet doen om die hoge verwachtingen op vlak van voorzieningenniveau te kunnen blijven waarmaken.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 58

24/04/2019 13:53


59

A L G E M E E N K A D E R   /  I n leiding & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

/3 SLEUTELKWESTIES Vanuit onze troeven en de verwachte ontwikkelingen bij onvoorzichtig beleid, formuleren we de sleutelskwesties: de uitdagingen waarop dit structuurplan een antwoord moet kunnen bieden.

/3/1 Bewust omgaan met de groei van de stad, en deze sturen naar de juiste locaties De stad en haar omgeving zal nog verder groeien, dat is een vaststaand feit. Door de groei van de economie en van (intern-)nationale aantrekkingspolen zoals b.v. Gasthuisberg, IMEC en KU Leuven, zal de woningmarkt onder druk blijven staan. De stad bereidde in de voorbije jaren al heel wat stedelijke herontwikkelingsprojecten voor, waar de volgende jaren een groot deel nieuwe inwoners terecht kunnen. De druk vanuit de private sector om her en der woonverdichtingsprojecten te realiseren, is echter al vele jaren groot. De stad wil heel bewust omgaan met die druk. Woonverdichting kan tot een betere kwaliteit leiden, als ze op de juiste manier en op de juiste plekken wordt ingezet. Een ongestuurde woonverdichting op alle mogelijke plekken zou echter heel veel problemen veroorzaken. We willen bij voorbeeld geen bijkomende gezinnen op puur autogerichte woonlocaties ver van alle voorzieningen. We willen ook niet dat de woonkwaliteit, waaronder een behoorlijk groenaanbod, en de landschappelijke aangetast worden door ondoordachte verdichting. Bovendien wordt de woningbehoefte op regionaal niveau niet echt zeer hoog ingeschat. Daarom formuleren we een duidelijk beleid over de gewenste verdichting en de gewenste plekken voor verdere verstedelijking, tezamen met een zeer voorzichtig beleid voor de zones waar verdere verstedelijking niet aangewezen is.

/3/2 Dialoog met de regio over stedelijke ontwikkelingen De ontwikkelingen in de stad Leuven zijn niet los te zien van haar omgeving. Voor verschillende soorten functies is de regio die relevant is, soms helemaal anders. Nieuwe inwoners of verhuizers zoeken een woning binnen een ‘woningmarkt’. Bepaalde types bedrijven beschouwen heel Vlaanderen als hun potentiële vestigingsplaats. ‘De’ regio kan dus niet zo maar gedefinieerd worden. Leuven is qua oppervlakte een eerder kleine stad, die ‘grootse’ functies herbergt. Er is echter niet de ruimte om aan alle vragen tegemoet te komen. Leuven hoeft ook niet alle stedelijke functies voor haar eigen grondgebied te claimen. De stad stopt in de realiteit immers niet aan haar gemeentegrens. Bij de zoektocht naar de meest geschikte plekken om groei en nieuwe stedelijke functies op te vangen, zal daarom met de regio moeten worden samen gewerkt. De keuzes over de juiste inplanting van nieuwe stedelijke functies, kan niet los gezien worden van de bereikbaarheid van plekken. Ook om die grote uitdaging van een bereikbare stad en regio aan te gaan, zal Leuven de samenwerking met de regio moeten intensiveren.

/3/3 Leuven als kennis- en innovatiestad profileren, maar ook oog hebben voor de lokale economie Leuven nog meer op de kaart zetten met de troeven die we hebben, tot ver in het buitenland; dit is en blijft de uitdaging. We mogen niet op onze lauweren rusten en ervan uitgaan dat de kennissector in Leuven zomaar zal blijven bloeien. We zullen blijvend moeten investeren in het aantrekken van nieuwe investeerders en ondernemingen. Naast de zorg- en kennissector (health, high tech) waar we sterk zijn in innovatie, mogen we de kiemen van een sterke creatieve economie niet miskennen. Deze creatieve economie heeft andere locatiebehoeften dan b.v. de high tech innovatiesector. De focus op ‘health’, ‘high tech’ en ‘creativity’ mag er niet voor zorgen dat we de lokaal gebonden economie uit het oog zouden verliezen. Een aantal bedrijven die in Leuven historisch zijn gegroeid (zoals b.v. AB Inbev en onze sociale tewerkstellingscluster), stellen hier veel mensen te werk. De stad wenst deze hier blijvend te behouden en te laten ontwikkelen; ze zijn bij voorbeeld belangrijk voor de tewerkstelling van laaggeschoolden. Een stad heeft bovendien om goed te functioneren heel wat bedrijfjes nodig die kleinschalig produceren voor de lokale markt, of aan lokale distributie doen: schrijnwerkers, groothandelaars voor de horeca,… Het tekort aan geschikte ruimte voor dergelijke bedrijven moet aangepakt.

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 59

24/04/2019 13:53


60

A L G E M E E N K A D E R   /  Inle id ing & u it gangssit u at ie

INFORMATIEF

/3/4 Correcties doorvoeren op vlak van het woningaanbod, ten behoeve van een gemengde bevolking Het kan niet zijn dat Leuven, met haar hoogwaardige tewerkstelling en hoger onderwijs, een stad is waar enkel de hoogste inkomens een plekje vinden. Zelfs de gemiddelde inkomens hebben het moeilijk om in Leuven nog een woning te huren of kopen. Door de extreem hoge prijzen op de markt van de gewone huizen, dreigen we het aandeel van de grotere gezinnen met kinderen niet op peil te kunnen houden. De private ontwikkelingssector bouwt bij voorkeur kleine woonentiteiten, die meer opbrengen per m2. De stad zal daarom haar beleid moeten verderzetten en nog opdrijven, om de markt op een aantal vlakken te corrigeren. Een gemengd woningaanbod is nodig om een goede mix van soorten huishoudens in de stad te kunnen houden. Ook de betaalbaarheid van de woningen voor lagere en middelmatige inkomensgroepen blijft een werkpunt.

/3/5 Het voorzieningenniveau op peil houden Een groeiende bevolking en groeiende tewerkstelling vraagt om groeiende voorzieningen. Zowel in de privaat aangeboden gemeenschapsvoorzieningen (b.v. sportvoorzieningen, jeugdruimte) als in de openbare sector (b.v. scholen, bibliotheken, stedelijke sportzalen,…), is dit een enorme uitdaging. Gemeenschapsvoorzieningen zijn niet lucratief, en worden in de private markt gemakkelijk vervangen door functies die meer opbrengen, zoals appartementen. De investeringscapaciteiten bij de overheid zijn beperkt, en de bestaande accomodaties zijn vaak al aan vernieuwing toe. Dit structuurplan zal een duidelijke strategie moeten formuleren om de nodige ruimte te creëren voor een groei, of een beter gebruik, van de voorzieningen.

/3/6 Bereikbaarheid van de stad garanderen, en verzoenen met de leefkwaliteit Hoe houden we op termijn deze stad nog bereikbaar, en blijven onze woonkernen tegelijk leefbaar? Dit is een van de grootste vraagstukken, waarvan ook de bevolking wakker ligt. Het toenemend aantal verplaatsingen met de auto is problematisch; de capaciteit van het wegennet kan eigenlijk niet meer groeien. Maar ook het openbaar vervoer botst op grenzen. Nochtans weten we dat de mobiliteitsvraag nog zal groeien. We formuleren de basis voor een duurzaam mobiliteitsbeleid, gericht op de lange termijn.

/3/7 Evolueren naar een nog groenere en klimaatneutrale stad Leuven ambieert klimaatneutraliteit. De stad zal zich bovendien moeten aanpassen aan de klimaatveranderingen, met bijbehorende extremere weersomstandigheden. Dit vraagt om een geïntegreerd beleid rond energieverbruik, hernieuwbare energieproductie, lokaal voedselbeleid maar ook water- en temperatuurbeheersing. Dit vraagt om ruimtelijke ingrepen, die we in dit structuurplan mee formuleren. Die ‘klimaatadaptatie’ spoort prima samen met de wens om het binnenstedelijke woonklimaat te verbeteren op allerlei vlakken. Het groen in de sterk verstedelijkte gebieden komt hoe langer hoe meer in verdrukking omwille van groei van stedelijke functies. We zullen een sterk beleid moeten formuleren om de stad groener in plaats van meer versteend te krijgen.

/3/8 De open ruimte, het (stedelijk) landschap en het erfgoed en bewaren en versterken We kunnen niet accepteren dat de verdere ontwikkeling van stedelijke functies ten koste zou gaan van de bestaande kwaliteiten: de open ruimte, het (stedelijk) landschap en de aanwezige erfgoedclusters. In plaats van deze als ‘hindernis’ te beschouwen, spelen we ze uit als troeven die de stad aantrekkelijk maken. Dit betekent dat we ze beter moeten leren kennen, en ons beleid erop afstemmen.

/3/9 Kwaliteitsverbetering in het bestaande stedelijke weefsel Terwijl de jaren ’90 en 2000 de jaren waren waarin de grote stadsontwikkelingsprojecten werden voorbereid en opgestart, werd de laatste jaren de focus meer verschoven naar het bestaande weefsel. De impact van kleinschalige projectjes via de dagelijkse vergunningverlening wordt hoe langer hoe duidelijker. Het aantal nog nieuw aan te zetten grootschalige ontwikkelingsprojecten is heel beperkt, waardoor de kans bestaat dat de druk tot woonverdichting in het bestaande weefsel nog toeneemt. Als we willen vermijden dat deze druk het kwalitatieve wonen in de kernen aantast, dat de bestaande kwaliteiten van onze mooie woonwijken eraan gaan, dat deze verdichting net tegen het beeld van de klimaatneutrale en groen stad in gaat, dan moeten we een helder beleid formuleren rond de gewenste ontwikkelingen in het bestaande woonweefsel.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 60

24/04/2019 13:53


61

A L G E M E E N K A D E R   /  Kern n ot a

1 RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 61

24/04/2019 15:03


62

A L G E M E E N K A D E R   /  Ke r nnot a

A LGE ME E N KA D E R HOOFDSTUK 1 / HOOFDSTUK 2 / HOOFDSTUK 3 / HOOFDSTUK 4 /

Inleidin g en u itgan gssituatie Kernnota Prioritaire projecten en maatregele n B inden de bepalin gen

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 62

24/04/2019 15:03


63

A L G E M E E N K A D E R   /  Kern n ot a

HOOFDSTUK

Kernnota

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 63

24/04/2019 15:03


64

A L G E M E E N K A D E R   /  Ke r nnot a

1

Basisvisie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling

67

/1 LANDSCHAPPELIJKE KWALITEIT BEPAALT DE STEDELIJKE ONTWIKKELING

67

/1/1

Leuven is een stad met een uitzonderlijke landschappelijke kwaliteit.

67

/1/3 Een doorgedreven erfgoedbeleid voeren

68

/1/4 Landschapskwaliteit sturend bij stedelijke ontwikkelingen

68

/2 REGIO MET METROPOLITANE ALLURE; TEGELIJK INTERNATIONAAL AMBITIEUS EN AANGENAME THUIS

68

/2/1 Onze troeven op gebied van onderwijs, onderzoek en kenniseconomie maximaal uitspelen

68

/2/2 Leuven, creatieve stad

69

/2/3 Leuven, bezoekers- en voorzieningencentrum op Vlaams niveau

69

/2/4 Leuven, een aangename thuis

69

/3 GROEIEN? ENKEL OP KWALITATIEVE WIJZE!

69

/3/1 Bewust omgaan met de groei van het woningbestand: kwaliteit voor kwantiteit

69

/3/2 Ruimte voor specifieke economische sectoren

70

/3/3 Ruimte voor de bovenlokale voorzieningen die Leuven sterk maken

70

/3/4 Een regionale reflex

70

/4 SAMENWERKENDE KERNEN MET EIGEN ROLLEN VORMEN EEN ‘STEDELIJK NETWERK’

67

/1/2 Open ruimte beschermen tegen verstedelijking en kwaliteit ervan bewaken

71

/4/1 Kernen met eigen kwaliteiten en een eigen roeping

71

/4/2 Functieverweving in de woonkernen

71

/4/3 Een nieuwe blik op ‘centraliteit’

71

/4/4 Binnenstad: unieke kwaliteiten

71

/4/5 Een stedelijk netwerk op stadsregionaal niveau

71

/4/6 Stedelijke kernen als compacte kernen

72

/5 KWALITATIEVE OPEN RUIMTE OMARMT COMPACTE KERNEN

72

/5/1 Openruimtefuncties ondersteunen

72

/5/2 Geen uitbreiding van de woonkernen

72

/5/3 Werken en bovenlokale voorzieningen: inbreiding waar mogelijk en verantwoord, landschappelijk ingepaste uitbreidingszones als laatste mogelijkheid

72

/6 EEN STAD VOOR ALLE BEVOLKINGSGROEPEN /6/1 Overaanbod aan woningen creëren niet realistisch (tenzij in de kamersector)

72 73

/6/2 Investeren in de woonsector waar de noden het hoogst zijn (huursector) 73 /6/3 Projecten door de overheid en via samenwerking met private partijen

/7 ZORGZAME STAD MET VOLDOENDE VOORZIENINGEN

73 74

/7/1 Voldoende basisvoorzieningen voor de eigen bevolking

74

/7/2 Centrumfunctie op regionaal en bovenregionaal niveau

74

/7/3 Integrale toegankelijkheid

74

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 64

24/04/2019 15:03


65

A L G E M E E N K A D E R   /  Kern n ot a

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 65

24/04/2019 15:03


66

A L G E M E E N K A D E R   /  Ke r nnot a

/8 NAAR EEN KLIMAATNEUTRALE STAD

74

/8/1 Een ruimtelijk beleid dat energiebesparing stimuleert

75

/8/2 Ruimte voor hernieuwbare energieproductie

75

/8/3 Ruimtelijke verankering van de circulaire economie

75

/8/4 Gewapend zijn tegen de gevolgen van de klimaatverandering

75

/9 DUURZAAM BEREIKBARE STAD

76

/9/1 Rekening houden met een groeiende mobiliteitsvraag

76

/9/2 Investeren in ruimte-efficiënte en energiezuinige vervoersmodi

76

/9/3 Leuven fietsstad

76

/9/4 Een vlotte en goed ingepaste structuur voor het openbaar vervoer

76

2

Synthese van de gewenste ruimtelijke structuur

77

/1 DE GEOMORFOLOGIE STUURT DE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING

77

/2 ERFGOED VERLEENT IDENTITEIT AAN DE VERSCHILLENDE KERNEN

79

/3 BLAUWGROENE VINGERS BRENGEN ZUURSTOF IN DE WOONKERNEN

81

/4 EEN NETWERK VAN COMPLEMENTAIRE EN MULTIFUNCTIONELE KERNEN

82

/5 CONCENTRATIEZONES VAN REGIONALE VOORZIENINGEN EN TEWERKSTELLING

84

/6 DE RING ALS VERBINDENDE RUIMTE TUSSEN DE BINNENSTAD EN DE DEELGEMEENTEN

84

85

/7 EEN DUURZAME ONTSLUITING VAN DE STAD

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 66

24/04/2019 15:03


67

A L G E M E E N K A D E R   /  Kern n ot a

1

RICHTINGGEVEND

Basisvisie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling De visie op de gewenste ruimtelijke structuur van Leuven vertrekt vanuit een bepaalde uitgangshouding; een aantal basisprincipes die aan de grondslag zullen liggen van de ruimtelijke keuzes. We bespreken deze principes hier, alvorens de gewenste ruimtelijke structuur te beschrijven.

/1 LANDSCHAPPELIJKE KWALITEIT BEPAALT DE STEDELIJKE ONTWIKKELING /1/1 Leuven is een stad met een uitzonderlijke landschappelijke kwaliteit. Door haar ligging op de grens van verschillende geomorfologische entiteiten (de getuigenheuvels, het zuidelijke plateau, de noordelijke laagvlakte), door de Dijlevallei en de verschillende zijbeken, vinden we in en rond Leuven een hele variatie aan landschappen. Deze unieke ligging, waarbij de getuigenheuvels en de valleien tot diep in de stad doordringen, heeft er ook voor gezorgd dat Leuven een stad met vele groene ‘vingers’ of ‘lobben’ is gebleven. Op deze manier is de groene, open ruimte aanwezig en beleefbaar in het grootste deel van de stad, en bepaalt ze mede de omgevingskwaliteit voor bewoners, bedrijven, gebruikers van de stad. Deze potenties zijn zeker nog niet uitgeput. Ook het historisch karakter van Leuven, voor een groot deel bepaald door haar bouwkundig erfgoed, vormt voor de stad een enorme troef. Ze maakt van Leuven een stad op mensenmaat, waarin de geschiedenis voelbaar aanwezig is. Het beeldbepalende karakter van het erfgoedpatrimonium maakt Leuven ook een trekpleister voor toerisme. Ze vormt het perfecte decor voor ons commerciële centrum. Vooral in de binnenstad vormt het erfgoed een uniek kenmerk. Maar ook in de deelgemeenten zijn er verschillende, sommige nog onbekende, erfgoedsites die de potentie hebben om een grotere rol te spelen in de aantrekkingskracht van die kernen. Tussen de groene vingers liggen woonkernen, bedrijventerreinen en campussen, elk met hun eigen kwaliteiten. Heel wat wijken in de woonkernen en sommige delen van een campus/bedrijventerrein hebben op zich een zeer sterke en unieke beeldwaarde, al dan niet met erfgoedwaarde. Ook deze versterkt de omgevingskwaliteit voor de Leuvense bewoner, werknemer, bezoeker. Deze unieke eigenschappen willen we koesteren en nog versterken. Daarom hanteren we als uitgangspunt bij elke ontwikkeling, dat de landschappelijke kwaliteit en de essentiële erfgoedwaarden behouden en versterkt moeten worden. Op die manier bouwen we aan een stad die leesbaar en herkenbaar is voor haar bewoners, werknemers, gebruikers en bezoekers. Waar de Leuvenaar zich thuis voelt en trots op kan zijn.

/1/2 Open ruimte beschermen tegen verstedelijking en kwaliteit ervan bewaken Dat betekent dat we uitermate zorgvuldig omgaan met de open en groene ruimte in de stad. We vermijden een aantasting van de groene vingers rond en tussen de stedelijke kernen door stedelijke functies. In tegendeel; we versterken deze groene vingers. We werken projecten uit om de landschappelijke inrichting ervan te verbeteren. We zorgen dat de groene vingers beleefbaar zijn vanuit de stedelijke kernen. Naast het vrijwaren van de grote openruimtegebieden tussen de woonkernen, wil de stad ook inzetten op het verder uitbouwen van een netwerk van buurt-en wijkgroen en groene straten en pleinen in de woonkernen om de kwaliteit van onze woonomgevingen te versterken. Het vrijwaren van de open ruimte zowel tussen als in de woonkernen past in het streven naar ‘ruimteneutraliteit’. We zorgen ervoor dat de nieuwe woonbehoeften binnen de voorziene woonzones kunnen worden opgevangen en dat het aanspreken van de open ruimte (en andere zachte bestemmingen) minimaal wordt. De bebouwing van binnengebieden in de binnenstad wordt maximaal beperkt, ook al zijn deze gelegen in woonzone. Het monitoren van het ruimtebeslag is van belang om de ruimtelijke ontwikkeling regelmatig te evalueren en te toetsen.

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 67

24/04/2019 15:03


68

A L G E M E E N K A D E R   /  Ke r nnot a

RICHTINGGEVEND

/1/3 Een doorgedreven erfgoedbeleid voeren Erfgoed vormt de fysieke band met het verleden en verleent identiteit en betekenis aan onze gebouwde omgeving Leuven beschikt over heel wat waardevol erfgoed, dat nog te weinig gekend is. We brengen de belangrijke erfgoedclusters voor alle stadsdelen in kaart. Ter uitvoering van het structuurplan verzorgen we de nodige bewarende maatregelen tot op pandenniveau. We selecteren de belangrijke erfgoedclusters en meest waardevolle individuele erfgoeditems. Voor deze clusters en unieke items werken we een beleid uit waarbij deze niet alleen worden bewaard en beveiligd voor de toekomst. Neen, we spelen de kwaliteiten van dit erfgoed maximaal uit om de kwaliteit van de stad te bevorderen. We zetten het historisch erfgoed binnen de groene vingers als extra troef in om de beleefbaarheid van de Leuvense landschappen en open ruimte te verbeteren. We koesteren het historisch erfgoed in de bebouwde kernen als dragers van de beeldkwaliteit van plekken, wijken en als ankerpunten in het stedelijk landschap.

/1/4 Landschapskwaliteit sturend bij stedelijke ontwikkelingen Stedelijke (her)ontwikkelingsprojecten worden, overal waar dit relevant is, actief ingezet om de landschappelijke kwaliteit (inclusief het aanwezige erfgoed) beter tot zijn recht te laten komen. Bij de opmaak van masterplannen voor nieuwe projecten worden de landschappelijke verbeterpunten in kaart gebracht en hierop een antwoord geboden. We ontwikkelen met respect voor het bestaande erfgoed, en bouwen aan het erfgoed van morgen. Daar waar de groene vingers beter met elkaar verbonden moeten worden, grijpen we eventuele stedelijke herontwikkelingsprojecten aan om deze doelstelling waar te maken. Ook in de reeds bebouwde stedelijke kernen gaan we zeer bewust om met ingrepen die de beeldwaarde en het stedelijke landschap beïnvloeden. We zijn onder meer zeer voorzichtig met nieuwe projecten van grote schaal. Deze dienen enerzijds om de stedelijke structuur beter afleesbaar te maken. Ze dienen anderzijds om maatschappelijke doelstellingen te kunnen realiseren (betere groenstructuur, fietsverbindingen,…) of het landschap beter waarneembaar te maken door herschikking van bebouwing. De stad selecteert dan ook heel zorgvuldig de plekken waar nieuwe bakens zinvol ingeplant kunnen worden.

/2 REGIO MET METROPOLITANE ALLURE; TEGELIJK INTERNATIONAAL AMBITIEUS EN AANGENAME THUIS Leuven is een stad met ambitie. In een aantal sectoren van economie, onderwijs en onderzoek speelt Leuven rollen van Vlaams tot internationaal niveau. Kennis en in toenemende mate ook creativiteit, zijn als ‘grondstof’ hierin zeer belangrijk. We willen Leuven verder ontwikkelen en promoten, en spelen maximaal de troeven uit die van Leuven een toplocatie maken. Dit betekent dat we rekening moeten houden met verdere groei van werken en onderwijs in onze regio. Groeiende tewerkstelling en onderwijs trekken extra potentiële bewoners aan, en veroorzaakt meer mobiliteit. Dergelijke ambitie betekent dus ook dat we op deze groeivraagstukken een antwoord moeten geven. Tegelijk willen we dat Leuven die aangename bevattelijke woonstad blijft, met een centrumrol voor de regio en kwalitatieve lokale voorzieningen. De stad is meer dan gewoon ‘leefbaar’ voor haar inwoners. De woonomgevingen en lokale voorzieningen zijn van topkwaliteit, zodat de inwoners zich hier echt thuis voelen. Ook op dit vlak liggen de ambities dus zeer hoog.

/2/1 Onze troeven op gebied van onderwijs, onderzoek en kenniseconomie maximaal uitspelen Leuven is een stad waar ‘health’ en ‘high tech’ als speerpunten van de economie worden ontwikkeld. Ze vormen de twee eerste polen in het ‘Leuven Mindgate’ project, dat Leuven als economische toplocatie op de kaart wil zetten. Deze economische speerpunten staan reeds lang sterk in Leuven. Ze worden uiteraard gevoed door het Leuvense hoger onderwijs (universiteit, hogescholen), door de universitaire en andere onderzoeksinstellingen (b.v. IMEC), en de internationaal vermaarde universitaire ziekenhuizen. We willen deze belangrijke activiteiten hier behouden. We willen ze verder ontwikkelen, en nieuwe activiteiten in deze sectoren aantrekken. Ze brengen immers veel welvaart naar de stad. We voorzien daarom in voldoende ruimte op campussen en bedrijventerreinen om specifiek voor deze kennisgerelateerde sectoren ruimte te bieden.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 68

24/04/2019 15:03


69

A L G E M E E N K A D E R   /  Kern n ot a

RICHTINGGEVEND

/2/2 Leuven, creatieve stad Leuven is naast kennisstad ook een stad met een sterk opkomende ‘creatieve’ economie. Binnen Leuven Mindgate staat ‘creativity’ daarom voor de derde pijler van de economie. De opkomende creatieve economie staat in nauwe relatie met de reeds lang bloeiende Leuvense cultuursector. De stad wenst ook deze sectoren, die een heel andere ruimtebehoefte hebben dan de high tech en health sectoren, de nodige plaats te bieden om te kunnen groeien.

/2/3 Leuven, bezoekers- en voorzieningencentrum op Vlaams niveau Leuven speelt ook binnen andere sectoren een rol op bovenregionaal niveau. Haar commercieel centrum trekt bezoekers van over het hele land. Leuven is een belangrijk voorzieningencentrum met onder meer haar ziekenhuizen. Ook speelt Leuven een belangrijke rol als beslissingscentrum, zowel voor overheden (als hoofdstad van de provincie Vlaams-Brabant) als voor private bedrijven (met tal van hoofdzetels).

/2/4 Leuven, een aangename thuis Tegelijk met de internationale ambities, streeft Leuven ernaar om een aangename woonstad te zijn en blijven. Leuven wil een stad zijn waar mensen uit alle lagen van de bevolking graag en goed kunnen wonen. De verscheidenheid aan woonmilieus die Leuven rijk is, van heel stedelijk tot veel ‘landelijker’, biedt hiertoe ruime kansen. De ambitie is, om in de verschillende woonwijken maximaal in te zetten op het verbeteren van de woonkwaliteit, door ruimte te maken voor bijkomend groen, voor sport, spel en ontmoeting, voor veilige fietsroutes, bewonersparkeren en lokale voorzieningen. Die woonkwaliteit verdient toenemende aandacht, zeker omdat de activiteiten en het aantal bewoners toenemen. Bewoners hebben nood aan voldoende groen, scholen, plaats om te ontspannen en te ontmoeten, winkels, … De bereikbaarheid van de stad en de verkeersleefbaarheid van sommige wijken wordt een steeds grotere uitdaging bij groeiende activiteiten. Deze doelstelling is evenwaardig aan het streven naar een toppositie op vlak van economische speerpunten en voorzieningencentrum.

/3 GROEIEN? ENKEL OP KWALITATIEVE WIJZE! Leuven is een aanlokkelijke stad. Veel gezinnen en alleenstaanden zijn in Leuven op zoek naar een woning. Ook is Leuven een gegeerde plek voor ondernemers. De ruimte in de stad is echter beperkt, en we willen de omgevingskwaliteit voor bewoners, werknemers,… kunnen blijven garanderen. Dat betekent dat Leuven omzichtig moet omspringen met groei. Leuven gaat daarom zeer bewust om met het groeivraagstuk. We kiezen ervoor om specifieke soorten bedrijven in Leuven te ondersteunen. We maken heel bewuste keuzes over de groei van het woningaanbod. Geen ‘groei om de groei’ dus. We houden hierbij goed in het oog, dat het eigen selectief beleid geen ‘afwentelingsbeleid’ is dat ongunstige ontwikkelingen in de regio rond Leuven veroorzaakt. De stad heeft hier zelf immers geen baat bij: slecht gesitueerde ontwikkelingen in de regio ziet Leuven zelf terugkomen, onder de vorm van b.v. files en zwaar wegverkeer.

/3/1 Bewust omgaan met de groei van het woningbestand: kwaliteit voor kwantiteit Leuven trekt sedert lang bijzonder veel jonge, nieuwe inwoners aan, omwille van haar onderwijsfuncties en typisch economisch profiel. Een goed deel van deze nieuwkomers verlaat de stad opnieuw, vaak ook als jong gezin. Leuven heeft de ambitie om een evenwichtige bevolkingssamenstelling te behouden, en investeert in een bijkomend woningaanbod dat deze mix weerspiegelt. Het is echter niet realistisch om te trachten alle vertrekkers te behouden. Dit zou voor een ware bevolkingsexplosie zorgen, en de woondichtheid of de woonruimte enorm doen toenemen. We stemmen onze keuzes over woninggroei af op de woonkwaliteiten in de woonkernen. Meer nog: we voeren een beleid waarbij groei actief wordt ingezet als hefboom om de kwaliteit van de kernen te verbeteren. Het kwaliteitsbeleid voor de kernen gaat dus voor op groei.

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 69

24/04/2019 15:03


70

A L G E M E E N K A D E R   /  Ke r nnot a

RICHTINGGEVEND

Leuven wenst in elk van haar woonkernen een gemengd woningaanbod te voorzien waar verschillende types gezinnen terecht kunnen. Dit geldt zowel voor verschillende gezinsgroottes, levensfases, inkomensgroepen,… Tussen de kernen onderling zijn er uiteraard accentverschillen, die te maken hebben met hun specifieke kwaliteiten en potenties. We evalueren daarom per kern en per site welke kwaliteiten er zijn en evt. verbeterd moeten worden (landschapskwaliteit en historisch erfgoed, gebruiksgroen, erfgoedwaarden, bereikbaarheid, dagelijkse voorzieningen,…). We evalueren de eventuele ruimte in deze kernen voor nieuwe functies en groei. We schatten de gewenste groei in aan de hand van bevolkingsprognoses op Leuvense schaal en op schaal van de regio/woningmarkt. We remmen groei af op plekken waar deze schadelijk is voor leefbaarheid, landschap en erfgoed, duurzame mobiliteit,… We kijken waar groei kan worden benut om de verbeteringsdoelen te bereiken, en stimuleren ontwikkelingen op die plekken, om aan de realistisch ingeschatte woningbehoefte tegemoet te komen.

/3/2 Ruimte voor specifieke economische sectoren Leuven zal daarom selectief groeien voor wat betreft de economische functies We benutten de schaarse ruimte enerzijds voor die speerpunten van de Leuvense economie, onderwijs- en onderzoeksectoren, die Leuven tot een (inter-)nationale toplocatie maken. Anderzijds maken we ruimte voor de lokale economie die noodzakelijk is voor het goed functioneren als stad. Economische groei spitst zich daarom enerzijds toe op de kennisgerelateerde activiteiten (met focus op health en high tech), en de creatieve economie. De stad creëert de nodige groeiruimte, aangepast aan de behoeften van deze sectoren. Anderzijds voorziet de stad uitdrukkelijk ruimte voor de ‘plaatsgebonden’ bedrijven. Plaatsgebonden bedrijven zijn vooral de bedrijven die de stad (haar inwoners, haar bedrijven, haar andere instellingen en functies) bedienen. Het gaat om lokale bouwbedrijven, leveranciers en producenten van lokaal gebruikte producten,… Deze bedrijven moeten in of dicht bij de stad gevestigd zijn. Hiernaast maakt Leuven ook ruimte voor enkele andere types bedrijven met lokale binding. Bedrijven die hier historisch zijn gegroeid en verbonden zijn met de geschiedenis van Leuven, krijgen blijvend een plaats. De stad wenst ook voldoende bedrijven te behouden die hier een bepaalde doelgroep tewerkstellen die niet voldoende in de kennis- en creatieve sector aan bod komt (zoals b.v. de sociale economie, productiebedrijven met belangrijke tewerkstelling van laaggeschoolden). De stad ondersteunt tenslotte bedrijven die gebruik maken van heel specifiek Leuvens patrimonium, zoals onze erfgoedpanden. Voor deze types economische activiteiten wordt de nodige ruimte voorzien. Tenslotte blijft Leuven haar rol als economisch en maatschappelijk beslissingscentrum uitspelen. Dit vereist voldoende hoogkwalitatieve kantorenlocaties. De stad ondersteunt zo de vestiging van hoofdzetels van belangrijke bedrijven en haar rol als provinciehoofdplaats van Vlaams-Brabant. De stad Leuven wenst echter geen bijkomende ruimte te voorzien voor bedrijven die helemaal niet in dit plaatje passen. De stad acht zich b.v. niet de juiste vestigingsplaats voor grootschalige logistieke bedrijvigheid die op regionaal of zelfs (inter-)nationaal opereren, zonder een specifieke band met Leuven te vertonen. Ook voor zwevende bedrijven, die zich in principe overal in Vlaanderen zouden kunnen bevestigen zonder binnen onze specifieke keuzes te vallen, kunnen we geen plaats garanderen.

/3/3 Ruimte voor de bovenlokale voorzieningen die Leuven sterk maken De kenniseconomie en de creatieve sector zijn voor Leuven zeer belangrijk. Ook het hoger onderwijs, onderzoek, de grootschalige universitaire zorginstellingen en de cultuursector krijgen de nodige groeikansen in Leuven. Daarnaast kan Leuven investeren in bovenlokale voorzieningen die een duidelijke samenhang hebben met de stad of die noodzakelijk zijn op stadsregionaal niveau.

/3/4 Een regionale reflex We voeren dit beleid echter niet los van de regio. De stad heeft geen belang bij een ‘afwentelingsbeleid’ waarbij de ontwikkelingen in de regio ruimtelijk niet verantwoord zijn. We houden daarom de behoeftes op regionaal niveau goed in ’t oog. We voeren geen ‘afwentelingsbeleid’. Leuven heeft er b.v. geen belang bij dat extra bewoners verspreid over de regio terecht komen, op slecht bereikbare plaatsen. Auto-afhankelijke bewoners van de regio ziet Leuven onder de vorm van files terugkomen. De keuzes over de groeipotenties in de stad worden daarom gemaakt na analyse van de behoeften op regionaal niveau en de beschikbare, goed gelegen plekken in Leuven en in de regio. Omgekeerd blijft Leuven zich dienstbaar opstellen voor de regio door de bereikbaarheid van haar voorzieningen voor niet-dagelijkse behoeften te garanderen, zij het niet ten koste van de leefbaarheid.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 70

24/04/2019 15:03


71

A L G E M E E N K A D E R   /  Kern n ot a

RICHTINGGEVEND

/4 SAMENWERKENDE KERNEN MET EIGEN ROLLEN VORMEN EEN ‘STEDELIJK NETWERK’ Leuven beschouwen we als een samenstelling van een aantal stedelijke kernen, elk met hun eigen karakter, potenties, kwaliteiten. We gaan uit van de duurzame ontsluiting, de ruimtelijke potenties, en het voorzieningenniveau van de verschillende kernen, om beslissingen te nemen over hun gewenste ontwikkeling. De ligging binnen of vlakbij de ring is daarbij niet doorslaggevend. Bereikbaarheid en aanwezigheid van voorzieningen bepalen of we plekken als ‘centraal gelegen’ beschouwen. Deze kernen, campussen en bedrijventerreinen vormen zo samen een netwerk van stedelijke plekken. Ook de kernen in de Leuvense regio kunnen gelijkaardige rollen opnemen.

/4/1 Kernen met eigen kwaliteiten en een eigen roeping Leuven bestaat uit een aantal compacte woonkernen met een eigen identiteit: de binnenstad, Wijgmaal, Wilsele-Putkapel, Wilsele-Dorp, Kesseldal, Kessel-Lo, Korbeek-Lo, Heverlee, Egenhoven en Terbank. Naast de woonkernen, heeft de stad een aantal goed afgebakende campussen en bedrijventerreinen. Het is niet de bedoeling om Leuven te laten verworden tot een soort eenheidsworst, waar alle kernen op elkaar gelijken. We bouwen per kern een beleid om de specifieke kwaliteiten ervan te versterken, en de specifieke potenties van die kern of site te benutten.

/4/2 Functieverweving in de woonkernen De woonkernen herbergen het wonen en tal van stedelijke functies die met het wonen verweefbaar zijn. De stad ondersteunt actief een vermenging van wonen met andere functies, voor zover deze qua hinder met het wonen verenigbaar zijn: werken, handel, gemeenschapsvoorzieningen,… De stad waakt erover dat deze functiemenging niet verdwijnt. Deze menging stimuleert immers de korte en duurzame verplaatsingen, en bevordert de kwaliteit van het wonen door aanwezigheid van voorzieningen. Uiteraard heeft elke woonkern een eigen roeping op vlak van bovenlokale niet- woonfuncties; de binnenstad is b.v. Egenhoven niet. Voor elke kern wordt bekeken in hoeverre zij geschikt zijn om eerder bovenlokale niet-woonfuncties in te planten.

/4/3 Een nieuwe blik op ‘centraliteit’ We gaan daarbij niet (meer) uit van het idee dat enkel de binnenstad en de ring ‘centraal’ gelegen zijn, en de kernen/sites erbuiten eerder perifeer. We benaderen elke kern, campus, terrein vanuit de eigen potenties en kwaliteiten: hun duurzaam bereikbaarheidsprofiel, hun voorzieningenniveau, de aanwezige beeldwaarde, hun dichtheid,... Deze bepalen het gewenste beleid en de eventuele groeipotenties. In plaats van te denken in termen van ‘centraal’ en ‘perifeer’, zoeken we dus eerder naar de geschikte ‘rol’ van elke kern en elke site; een rol die uitgaat van haar roeping en potenties. De binnenstad blijft hier natuurlijk een hoofdrol spelen. We richten onze aandacht echter nadrukkelijk naar de woonkernen en sites buiten de ring, en investeren in de kwalitatieve verstedelijking van de ‘centraal gelegen’ plekken van de deelgemeenten. Groei van stedelijke functies is immers mogelijk op plekken met een goede (potentiële) bereikbaarheid en goede (potentiële) voorzieningen. Maar enkel daar waar ze kan worden ingezet om ook andere maatschappelijke doelstellingen waar te maken op vlak van groen, waterbeheer, landschap, verkeersinfrastructuur,…

/4/4 Binnenstad: unieke kwaliteiten Dat betekent niet dat de belangrijke positie van de Leuvense binnenstad wordt miskend. Deze blijft, omwille van haar bijzonder historisch karakter en de concentratie van bovenlokale functies, een uitzonderlijke positie bekleden. Tegelijk stellen we echter vast dat de binnenstad tegen haar limieten op vlak van bevolkingsgroei en bereikbaarheid botst. We kiezen dus heel zorgvuldig en selectief de toekomstige ontwikkelingen in de binnenstad.

/4/5 Een stedelijk netwerk op stadsregionaal niveau Op dezelfde manier kijkt Leuven naar kernen in de regio, die een stedelijke rol kunnen spelen. Ook hier geldt voor Leuven het principe, dat stedelijke functies ook kunnen worden opgenomen in goed bereikbare kernen buiten het eigen grondgebied. De Leuvense kernen vormen zo een onderdeel van een Leuvens ‘stedelijk netwerk’ dat ons grondgebied overstijgt, ze zijn vaak ook aangewezen op de buurgemeenten en vice versa. Bij de zoektocht naar ruimte voor nieuwe stedelijke functies, zal Leuven in dialoog treden met de regio om de optimale site te bepalen.

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 71

24/04/2019 15:03


72

A L G E M E E N K A D E R   /  Ke r nnot a

RICHTINGGEVEND

/4/6 Stedelijke kernen als compacte kernen Daarbij moet duidelijk zijn dat dit geen pleidooi is voor een verspreide inplanting van functies over de ruimte. Het gaat wel degelijk over de ontwikkeling van kernen op een compacte en stedelijke manier.

/5 KWALITATIEVE OPEN RUIMTE OMARMT COMPACTE KERNEN De open ruimte werkt grensstellend aan ‘harde’ stedelijke ontwikkeling.

/5/1 Openruimtefuncties ondersteunen De open ruimte herbergt zeer belangrijke functies, die de stad actief wenst te ondersteunen. Samenhangende blauwgroene netwerken, in de open ruimte en in het verstedelijkt gebied, vormen de basis voor een ecologisch netwerk. Landbouw, gericht op de lokale markt, vraagt om open ruimte op korte afstand van de stad. De klimaatwijziging zorgt ervoor dat ruimte voor waterbeheersing aan belang wint. Bepaalde vormen van hernieuwbare energieproductie hebben open ruimte nodig. Een kwalitatieve open ruimte die beleefbaar is vanuit de woonkernen en werkplekken, en waar zachte recreatie een plaats vindt, is essentieel voor de levenskwaliteit. De stad wil daarom de bestaande open ruimte beschermen en nog versterken. De stad investeert daarom in de open ruimte en zet projecten op om de verschillende openruimtefuncties te ondersteunen. Dat past tevens in het streven naar ‘ruimteneutraliteit’ en sluit aan bij de klimaatambities van de stad.

/5/2 Geen uitbreiding van de woonkernen Leuven blijft daarom ook resoluut kiezen voor compacte woonkernen, en strijdt tegen het uitzwermen van wonen in de open ruimte. We zijn ervan overtuigd dat compact wonen en zelfs woninggroei door inbreiding, hand in hand kan gaan met leefbaarheid en kwaliteit. De stad wenst daarom ook geen nieuwe woongebieden buiten de bestaande woonkernen te creëren, maar investeert in een woonverdichtingsbeleid op de juiste plekken. De mate van woonverdichting wordt afgestemd op de periodieke analyse van de behoefte aan woningen; ze wordt dus bewust gepland en niet zomaar overgelaten aan de projectvoorstellen vanuit de private markt. Woonverdichting moet echter (nog meer dan voorheen) op kwaliteit van de kernen gericht zijn. Dit beleid moet hand in hand gaan met het doortrekken van de blauwgroene vingers tot diep in het stedelijk weefsel.

/5/3 Werken en bovenlokale voorzieningen: inbreiding waar mogelijk en verantwoord, landschappelijk ingepaste uitbreidingszones als laatste mogelijkheid Voor economische gebieden en grootschalige voorzieningen van bovenlokaal tot internationaal belang (zoals de universitaire ziekenhuizen en het hoger onderwijs) hanteren we een iets gevarieerder model. Ook hier staat inbreiding van de bestaande gebieden voorop, daar waar dit landschappelijk nog verantwoord is. Nieuwe gebieden kunnen pas ontwikkeld worden als er geen andere ruimte meer beschikbaar is voor die functies die Leuven absoluut in de eigen regio wil behouden. Afhankelijk van de rol van deze nieuw te ontwikkelen sites, kan gekozen worden voor erg compacte ontwikkelingen of eerder verspreide ontwikkelingen in groene vingers. Aan dit soort ontwikkelingen worden strenge voorwaarden opgelegd.

/6 EEN STAD VOOR ALLE BEVOLKINGSGROEPEN Leuven is een aantrekkelijke stad, en we willen haar troeven nog verder versterken. De keerzijde van de medaille is dat Leuven zó gegeerd is als woonstad, dat de woningprijzen de hoogste van Vlaanderen zijn. Het stadsbestuur kan niet accepteren dat wonen in Leuven financieel enkel haalbaar is voor de hoogste inkomensgroepen, en de lagere inkomens hier geen betaalbare woning meer vinden. Het is niet eenvoudig om hierop in te grijpen, bij een woningaanbod dat grotendeels gestuurd wordt door de private markt.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 72

24/04/2019 15:03


73

A L G E M E E N K A D E R   /  Kern n ot a

RICHTINGGEVEND

/6/1 Overaanbod aan woningen creëren niet realistisch (tenzij in de kamersector) De marktprijzen laten dalen door een overaanbod aan woningen op de private markt, is niet realistisch. De groep geïnteresseerde bewoners is immers groot, en velen hiervan beschikken over een zeer behoorlijk inkomen. Dit omwille van de nabijheid van Brussel, de constante instroom van jongvolwassen hoogopgeleiden die hier studeerden, de groei van onze kenniseconomie, … Indien we al deze gezinnen een plaats willen geven, kan de stad haar ambitie van aangename en bevattelijke woonstad niet meer waarmaken. We zouden de woningdichtheid, die al zeer hoog is in bepaalde stadsdelen, zeer sterk moeten opdrijven en/of open ruimte aansnijden voor nieuwe woonprojecten. Ook in dergelijk scenario, komen trouwens opnieuw de hoogste inkomensgroepen het eerst aan bod. Bovendien is Leuven een erg interessante plek voor investeerders in vastgoed. Ook de situatie op de financiële markten die beleggen in vastgoed interessant maakte, heeft de prijzen van de woningen de hoogte in gedreven. Omdat in Leuven zoveel tijdelijke maar kapitaalkrachtige bewoners aanwezig zijn (vooral studenten), zijn veel investeerders net in Leuven geïnteresseerd om woningen te kopen voor (verhuur aan) tijdelijke inwoners. Dit fenomeen stuwt zowel de koop- als de huurprijzen de lucht in. Het is erg onwaarschijnlijk dat in deze situatie het bouwen van een flink pakket bijkomende woningen, de prijzen zodanig kan doen zakken dat de woningen betaalbaar worden voor middelmatige en lagere inkomens. De groep bemiddelde geïnteresseerden is immers erg groot. Wel zal de stad haar inspanningen verderzetten om de druk van de investeerders in studentenkamers af te leiden van de ‘gewone’ woningmarkt. Hierbij werkt ze op verschillende fronten tegelijk: het creëren van een voldoende aanbod aan woningen voor studenten en het vermijden van niet- reglementair gebruik van het gewone woningbestand als tijdelijke verblijven.

/6/2 Investeren in de woonsector waar de noden het hoogst zijn (huursector) Leuven richt het beleid op de sectoren van de huisvestingsmarkt waar de noden het hoogst zijn. We stellen vast dat anno 2015 in Leuven, net als elders in Vlaanderen, de betaalbaarheidsproblemen het grootst zijn op de private huurmarkt. De sterke prijsstijgingen op de koopmarkt zijn immers hand in hand gegaan met een sterke financiële ondersteuning van kopers. De prijzen in de huursector zijn mee gestegen zonder dat de financiële ondersteuning voor huurders is evenredig toenam. Leuven focust haar beleid voor een breed toegankelijke woonmarkt daarom in eerste instantie op het aanbod aan huurwoningen, en werkt projecten en instrumenten uit om huurwoningen aan te bieden die betaalbaar zijn voor lagere en middelmatige inkomens. De stad evalueert geregeld de bestaande noden en behoeften en stelt haar standpunt over de te leggen focus bij, zodra de situatie grondig zou wijzigen.

/6/3 Projecten door de overheid en via samenwerking met private partijen De stad investeert in projecten waarbij een bepaald woningaanbod wordt gereserveerd voor middelmatige en lage inkomensgroepen en dus buiten de gewone private markt wordt gehouden. De stad ondersteunt actief projecten van huisvestingsmaatschappijen voor sociale huurwoningen. De stad onderzoekt de mogelijkheid om zelf woningen te realiseren voor de lage en middelmatige inkomens. Ze zet hiervoor haar eigen gronden in. De stad bouwt samen met de huisvestingsmaatschappijen aan een grondbeleid om meer gronden voor dergelijke huurwoningbouw in het aanbod te krijgen. Daarnaast ontwikkelt de stad een aanpak voor projecten in samenwerking met de private sector, die leiden tot betaalbare huurwoningen voor de lage en middelmatige inkomensgroepen. We leggen ten eerste als last aan elk grootschalig woonontwikkelingsproject op, om ook woningen aan afgesproken prijst voor lagere inkomensgroepen te (laten) realiseren, hetzij via het model ‘sociale huurwoningen’ hetzij via specifieke overeenkomsten. We lanceren bovendien een project waarbij private partijen onder voorwaarden extra ondersteuning krijgen voor grootschalige projecten van huurwoningbouw, indien hierin een onderdeel woningen aan afgesproken prijs voor afgesproken inkomensgroepen zijn vervat. De stad ijvert bij de hogere overheden om een bruikbaar juridisch kader te scheppen voor de verschillende types projecten. Op die manier wil de stad de toegang tot huisvesting zo ruim mogelijk garanderen, zodat Leuven een thuis kan zijn voor alle bevolkingsgroepen.

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 73

24/04/2019 15:03


74

A L G E M E E N K A D E R   /  Ke r nnot a

RICHTINGGEVEND

/7 ZORGZAME STAD MET VOLDOENDE VOORZIENINGEN Een stad en regio met groeiende bevolking heeft nood aan groeiende voorzieningen. De stad neemt de nodige maatregelen om ook de gemeenschapsvoorzieningen te kunnen laten ‘groeien’. Niet alleen voor de topvoorzieningen, waar Leuven een rol speelt op bovenlokaal tot internationaal niveau, bouwen we de nodige groeimarges in. Ook de voorzieningen voor de bevolking van stad en onmiddellijke omgeving moeten mee kunnen groeien.

/7/1

Voldoende basisvoorzieningen voor de eigen bevolking Leuven moet een aangename woonstad blijven, waar de nodige basisvoorzieningen aanwezig zijn. Het gaat om onderwijs, ouderenzorg, lokale handel, sport en recreatie,… Dagelijkse voorzieningen zijn in principe in elke woonkern te vinden. Meer occasionele voorzieningen zijn voldoende beschikbaar voor alle inwoners, op goed bereikbare plekken. Bij groeiende bevolking (en stijgend aantal kotstudenten die ‘tijdelijke’ inwoners zijn), moet het voorzieningenaanbod kunnen meegroeien. Dit geldt voor de gemeenschapsvoorzieningen die de stad aanbiedt, maar ook voor private voorzieningen (lokale handel, private recreatiefuncties,…). Bepaalde gemeenschapsvoorzieningen komen niet zo gemakkelijk vanuit de private markt tot stand; ze hebben het moeilijk om te concurreren met commercieel interessanter functies. De stad voert hier een beleid dat op verschillende pijlers is gestoeld, om te zorgen dat het aanbod gemeenschapsvoorzieningen op peil blijft. Ze werkt enerzijds aan efficiënt beheer, vernieuwing en optimaal gebruik van het bestaande aanbod aan ruimte en gebouwen. Anderzijds richt het beleid zich op de beschikbaarheid van ruimte en voorbereiding van projecten voor nieuwe voorzieningen binnen de woonkernen. De ‘lokale’ Leuvense voorzieningen worden ook vanuit de regio gebruikt. Zo lopen b.v. opvallend veel niet-Leuvenaars school in de Leuvense basisscholen. Bij de programmatie van het lokale voorzieningenaanbod, wordt hiermee rekening gehouden.

/7/2 Centrumfunctie op regionaal en bovenregionaal niveau De Leuvense inwoners maken omgekeerd ook mee gebruik van het bovenlokale voorzieningenapparaat van Leuven als centrumstad. De beschikbaarheid van zo veel voorzieningen, lokaal en stadsregionaal, vormt een grote meerwaarde voor onze inwoners. Leuven wenst haar centrumrol waar te maken en investeert ook in deze bovenlokale voorzieningen. Bij voorbereiding van nieuwe projecten, wordt ook hier echter uitgegaan van het model van de ‘netwerkstad’ op niveau van de Leuvense regio. Per functie wordt geëvalueerd welke plekken geschikt kunnen zijn. Ook sites buiten Leuvens grondgebied kunnen, in samenspraak met de betreffende gemeenten, een rol spelen. We zoeken zo samen met de regio naar win-win-situaties.

/7/3 Integrale toegankelijkheid De stad streeft er naar om voor iedereen toegankelijk te zijn zodat iedereen, jong en oud, mensen met een handicap, ouders met kleine kinderen, … kunnen deelnemen aan het stedelijk leven en kunnen genieten van de voordelen die het wonen in de stad met zich meebrengt. Integrale toegankelijkheid is een basisvoorwaarde bij het aanpassen van bestaande omgevingen en het ontwerpen van nieuwe sites en infrastructuren. Dit betekent dat integrale toegankelijkheid in elk ontwerpproces van bij het begin als belangrijke randvoorwaarde wordt opgenomen.

/8 NAAR EEN KLIMAATNEUTRALE STAD Leuven tracht tegen 2030 de ‘klimaatneutraliteit’ zo goed mogelijk te benaderen, en wil tegen 2050 volledig klimaatneutraal zijn. Klimaatneutraliteit doelt zowel op klimaatmitigatie of het inperken van de oorzaken van klimaatverandering (bv. het tot nul herleiden van de netto uitstoot van broeikasgassen) als klimaatadaptatie of het zich aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering die zich vandaag al doorzet (bv. intensievere regenval, langere periodes van droogte en hittegolven). Mitigatie kan niet altijd los gezien worden van adaptatie en omgekeerd. Dat vergt een geïntegreerd totaalbeleid, met een sterke poot in het ruimtelijk beleid.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 74

24/04/2019 15:03


75

A L G E M E E N K A D E R   /  Kern n ot a

RICHTINGGEVEND

/8/1 Een ruimtelijk beleid dat energiebesparing stimuleert Leuven zal inzetten op een zeer sterke reductie van het energieverbruik. Dit stelt ten eerste uitdagingen op het vlak van de transformatie van het gebouwenbestand. Leuven maakt werk van een versnelde energierenovatie van bestaande gebouwen, en stimuleert hierbij de collectieve aanpak. Omdat Leuven over zo veel erfgoed beschikt, wil de stad een voorloper zijn op vlak van energierenovatie van bouwkundig erfgoed. Ook op gebied van mobiliteit, zal Leuven volop de kaart trekken van de energiezuinige vervoersmiddelen: lopen, fietsen en collectief vervoer. Voor het resterend autoverkeer wordt het elektrisch autoverkeer en andere toekomstige milieuvriendelijke alternatieven ondersteund. De compacte stedelijke ontwikkeling en goede verweving van functies ligt aan de basis van een energiezuinige levenswijze van de Leuvenaars. Korte afstanden in stedelijke kernen zorgen ervoor dat Leuvenaars kiezen voor langzaam verkeer. Ontwikkelingen bundelen op goed bereikbare plekken van openbaar vervoer, stimuleert het gebruik hiervan. Voorzieningen als vuilnisophaling, bedelingen,.. worden efficiënter en dus energiezuiniger bij een compacte stedelijke bewoning. Tegelijk vermijdt Leuven de groei van het woningbestand ver van voorzieningen op slecht bereikbare plaatsen.

/8/2 Ruimte voor hernieuwbare energieproductie Voor het resterende energieverbruik wordt ingezet op hernieuwbare energie en gebruik van restenergie (zoals warmterecuperatie). Leuven werkt samen met partners aan hernieuwbare energieprojecten, op het eigen grondgebied en erbuiten. Daar waar op Leuvens grondgebied kansen zijn voor hernieuwbare energieproductie, worden projecten onderzocht en ondersteund. De goede landschappelijke inpassing wordt hierbij als randvoorwaarde meegenomen.

/8/3 Ruimtelijke verankering van de circulaire economie Het sluiten van kringlopen doelt op een duurzaam beheer van materialen, grondstoffen, energie, water, e.d. en heeft ook een belangrijke ruimtelijke dimensie. Het betekent ook een belangrijke bijdrage tot de beoogde energiebesparing. De ruimtelijke verwevenheid en verdichting, het locatiebeleid voor verschillende stedelijke functies, het inbouwen van een duurzame logistiek, de lokale recuperatie van restwarmte, het ruimte geven aan watercycli, e.d. dragen immers telkens bij tot het hergebruik van grondstoffen en producten. Nieuwe business-modellen, innovatieve technologieën en vernieuwende concepten versterken dit. De ruimte kan daarbij eveneens beschouwd worden als een schaarse ‘grondstof’ waarmee zuinig moet worden omgesprongen, en waarvoor hergebruik en meervoudig gebruik telkens aan de orde is. Het is daarbij van belang om aanpasbaar en veranderingsgericht te bouwen.

/8/4 Gewapend zijn tegen de gevolgen van de klimaatverandering Daarnaast moet Leuven zich wapenen tegen de effecten van de klimaatverandering. Dat houdt in dat de stad zich actief inzet om klimaatadaptatie integraal op te nemen in alle beleidsdomeinen, en hiervoor samenwerkt op verschillende niveaus. Concreet investeert Leuven in betere waterberging, en werkt hiervoor samen met de hogere beleidsniveaus en met de omgeving. Leuven richt zich hierbij vooral op de betere berging van het lokaal neervallend hemelwater. Dat houdt onder meer in het ontharden van gebieden, integreren van infiltratiebuffers, wateropvang en hergebruik, e.d. Met de hogere beleidsniveaus wordt bekeken hoe het overstromingsrisico zo goed mogelijk kan worden verlaagd, en welke ingrepen hiervoor nodig zijn op stads- en regionaal niveau. We wapenen de stad ook tegen het hitte-eilandeffect. Een doorgedreven beleid rond water in de stad en stedelijk groen wordt geïntegreerd in ons ruimtelijk beleid. Met het zoveel mogelijk vrijwaren van de open ruimte en meer algemeen met het streven naar ‘ruimteneutraliteit’ zorgen we ervoor dat een robuust open ruimtenetwerk mogelijk wordt.

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 75

24/04/2019 15:03


76

A L G E M E E N K A D E R   /  Ke r nnot a

RICHTINGGEVEND

/9 DUURZAAM BEREIKBARE STAD /9/1 Rekening houden met een groeiende mobiliteitsvraag Leuven wordt geconfronteerd met toenemende congestie, zowel op vlak van autoverkeer als openbaar vervoer. Deze zijn het gevolg van de mobiliteitsbehoefte van de functies en bewoning op het eigen grondgebied. Tegelijk ondervindt Leuven ook de effecten van het regionale doorgaande verkeer. Leuven moet rekening houden met een groeiende mobiliteitsbehoefte; deels veroorzaakt door de algemene mobiliteitstoename, deels door de economische en bevolkingsgroei op het eigen grondgebied. Het is in Leuven tegelijk ruimtelijk niet evident en ook onwenselijk om het wegennetwerk nog te laten groeien.

/9/2 Investeren in ruimte-efficiënte en energiezuinige vervoersmodi De mobiliteitsgroei vangen we op de meest duurzame manier op. We investeren volop in de vervoersmodi die ruimte-efficiënt zijn: het langzaam verkeer op de eerste plaats en collectief vervoer op de tweede plaats. Dit zijn tegelijk de modi die voorlopig het beste scoren in de klimaatdoelstellingen.

/9/3 Leuven fietsstad We maken dus van Leuven een echte fietsstad. Leuven heeft als stad de ideale ‘maat’ om deze rol waar te maken; het grootste deel van de verplaatsingen binnen Leuven verloopt over ‘befietsbare’ afstand. Tegelijk wil de stad ook aan bovenlokale fietsverplaatsingen werken. Leuven moet daarom beschikken over een fietsnetwerk van verschillende niveaus: snelle fietsverbindingen met de regio als ‘fietssnelwegen’; vlotte fietsverbindingen met de buurgemeenten en tussen de kernen onderling als aanvullende hoofdstructuur, en een fijnmazig net van veilige verbindingen voor langzaam verkeer, dat goed op deze hoofdstructuur aan takt. Leuven verbindt dit fietsnetwerk met de hoofdstructuur voor auto en openbaar vervoer, zodat fiets als voor- en natransportmiddel nog meer kansen krijgt. Leuven investeert in voldoende fietsparkeerplaatsen voor publiek gebruik. Ook voor het stallen van de fietsen in en bij de woning, werkt de stad haalbare oplossingen uit.

/9/4 Een vlotte en goed ingepaste structuur voor het openbaar vervoer Leuven was in het verleden het grootste Vlaamse succesverhaal voor wat betreft de groei van het gebruik van openbaar vervoer. Om de wegencongestie aan te pakken, blijven we werken aan de groei van het openbaar vervoer. Het huidige model, is echter moeilijk nog uit te breiden. We passen het model van het openbaar vervoer zo aan, dat een verdere groei mogelijk is zonder de leefbaarheid van de woonkernen aan te tasten. We maken waar mogelijk gebruik van de spoorwegen, en pleiten voor spoorstations in Leuven, Heverlee, Wijgmaal en Haasrode. We investeren in een multipolair busnetwerk met meerdere grote overstapknopen en een klokvaste bediening die vlotte overstap tussen lijnen toelaat. We drijven de capaciteit van het openbaar vervoer op in samenspraak met de vervoersmaatschappijen.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 76

24/04/2019 15:03


77

A L G E M E E N K A D E R   /  Kern n ot a

2

RICHTINGGEVEND

Synthese van de gewenste ruimtelijke structuur De basisvisie zoals in het eerste deel omschreven geeft aan waar we met de stad naar toe willen en welke de basisprincipes zijn die aan de grondslag zullen liggen van de ruimtelijke keuzes. De ruimtelijke vertaling van deze visie gebeurt aan de hand van ruimtelijke concepten. Ruimtelijke concepten zijn principeschetsen waarin de belangrijkste ruimtelijke keuzes worden weergegeven. Aan de hand van onderstaande concepten wordt invulling gegeven aan de negen basisprincipes, waaronder de klimaatneutrale stad, de duurzaam bereikbare stad, de zorgzame stad, etc. In dit deel worden enkel ruimtelijke concepten voor de hele stad uitgewerkt. Zij bepalen de krachtlijnen van de ontwikkeling van Leuven. De structuurbepalende concepten op stadsniveau zijn: ——

De geomorfologie stuurt de ruimtelijke ontwikkeling;

——

Erfgoed verleent identiteit aan de verschillende kernen;

——

Blauwgroene vingers brengen zuurstof in de woonkernen;

——

Een netwerk van complementaire en multifunctionele kernen;

——

Vijf concentratiezones van regionale voorzieningen en tewerkstelling;

——

De ring als verbindende ruimte tussen de binnenstad en de deelgemeenten;

——

Een duurzame ontsluiting van de stad.

/1 DE GEOMORFOLOGIE STUURT DE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING De bijzondere geomorfologische conditie van Leuven is bepalend geweest voor de ligging van de belangrijkste nederzettingen en infrastructuren. Ook vandaag nog bepaalt ze in hoge mate de landschappelijke structuur, het ruimtelijk voorkomen, de herkenbaarheid en de ervaring van het landschap en vormt op een aantal plaatsen geomorfologie barrières die ruimtelijk-functionele relaties tussen stadsdelen beïnvloeden. Op basis van de geomorfologie van Leuven, wordt Leuven opgedeeld in vijf stadsdelen. Deze stadsdelen hebben elke een uitgesproken voorkomen, en worden als samenhangende gehelen opgevat waarvoor een coherente visie en ruimtelijk beleid geformuleerd moeten worden ( f i g. 1) . De stadsdelen zijn: ——

De noordelijke laagvlakte: het vlakke, open en vochtige gebied dat zich ten noorden van de E314 uitstrekt en de kernen Wijgmaal en Wilsele herbergt. De Dijle meandert hier door een landbouwgebied. Ze vormt de historische grens tussen Wijgmaal en Wilsele en stroomt door Wijgmaalbroek verder richting Rotselaar. Ten oosten van de Dijle bevindt zich de brede moerassige vallei van de Winge met het Gasthuisbos. De kwaliteit van de noordelijke laagvlakte wordt sterk bepaald door de voelbaar aanwezige open ruimte, waarin de Dijle, Winge en Vaart structurerende elementen zijn. Er zijn op veel plaatsen nog ruime vergezichten en hogere gebouwen zoals de Remytoren de kerk van Putkapel. Deze vallen al van grote afstand op.

——

Het heuvellandschap: de meest zuidelijke heuvelrij van het Hageland doorkruist het grondgebied van het zuidwesten naar het noordoosten. De langgerekte heuvels hebben steile hellingen en plateauachtige toppen. Ze rijzen op uit het vlakke landschap en vallen op door hun beboste flanken. Het uitgesproken reliëf maakt dat veel heuvels pas recent bebouwd werden. De Dijle deelt het heuvellandschap op in een oostelijk en westelijk deel: • Het oostelijk heuvellandschap: de Kesselberg-Chartreuzenberg, de SchoolbergenWijnbergen, de Loberg-Predikherenberg-Pellenberg; • Het westelijk heuvellandschap: de Roeselberg-Keizersberg, de Gasthuisberg- Zwanenberg.

——

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 77

Het zuidelijk plateau: ten zuiden van de Hagelandse heuvels begint het Brabants plateau, dat een golvend karakter heeft en in hoogte oploopt van het noordwesten naar het zuidoosten. De Dijle en Molenbeek-Bierbeek hebben zich in dit plateau ingesneden en hun alluviale vlakte opgebouwd.

24/04/2019 15:03


78

A L G E M E E N K A D E R / Ke r nnot a

RICHTINGGEVEND

f i g. 1 - Geomorfologie stuurt de ruimtelijke ontwikkeling

De binnenstad: de binnenstad ligt in een “kom”, gevormd door de heuvels van het Hageland in het oosten en westen en de golvende topografie van het Brabants plateau in het zuiden. Via de brede valleibodem van de Dijle staat deze kom in verbinding met de laagvlakte in het noorden. Leuven ontstaat op de oostelijke – overstromingsvrije – oever van de Dijle als handelsnederzetting op het kruispunt van de handelsroute tussen Vlaanderen en Duitsland en de (bevaarbare) Dijle. De eerste stadsomwalling is de eerste belangrijke “gebouwde” structuur die zich in het landschap inbedt. De dimensie van de eerste omwalling is ingegeven door demografische groeiverwachtingen enerzijds en het reliëf anderzijds. De steile hellingen aan de westkant van de stad vormen een natuurlijke grens voor de stedelijke groei. Het oudste stratenpatroon van de binnenstad loopt volgens een raster dat de meanderende loop van de Dijle in zich opneemt. De omtrek van de tweede stadsomwalling is aanzienlijk groter, en neemt een aantal uitlopers van de westelijke heuvels in de omwalde stad op.

Deze stadsdelen worden aangevuld door twee “deelsystemen”: —

de Dijle (een “natuurlijke infrastructuur”): De Dijle doorkruist van zuid naar noord het volledige Leuvense grondgebied. Over haar loop verandert de invulling en het uitzicht van de vallei sterk. Terwijl de zuidelijke Dijlevallei grotendeels haar natuurlijk karakter heeft behouden met natuurlijke oeverwallen en dijken, stroomt ze in het Arenbergpark door een parklandschap met soortenrijke graslanden, bijzonder waardevolle en indrukwekkende oude bomen en exoten, waarin de campus Wetenschappen &Techniek een onderkomen heeft gevonden. In de binnenstad vernauwt de vallei en splitst de rivier zich in vijf Dijlearmen, die parkjes en groenstroken dragen en langs bijzondere gebouwencomplexen met vaak hoge erfgoedwaarde voert. Ten noorden van de binnenstad loopt de Dijle eerst in een vrij smalle bedding tussen de spoorbundel en het bedrijventerrein van de Aarschotsesteenweg. Ten noorden van de E314 verbreedt de vallei zich opnieuw stroomt de Dijle door een vrij open landbouwgebied.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 78

24/04/2019 15:04


79

A L G E M E E N K A D E R   /  Kern n ot a

——

RICHTINGGEVEND

de ring (een “gebouwde infrastructuur”): de ring ligt op de plaats van de tweede stadsomwalling uit de 14e eeuw en vormt eeuwenlang de grens tussen de stad Leuven en haar ommeland. Na de ontmanteling van de omwalling begin 19e eeuw, wordt hier een groene promenade aangelegd, die in de jaren ’50 grotendeels plaats moet ruimen voor de tweevaksbaan van de ring. De ring heeft een uitgesproken verkeersfunctie maar is ook waardevol op historisch en landschappelijk vlak alsook binnen de groenstructuur. Bovendien is de ring drager van verschillende grootschalige gemengde stedelijke ontwikkelingspolen.

Dijle en ring hebben gemeen dat ze verschillende stadsdelen doorkruisen en hierdoor potentieel een verbindende rol vervullen tussen verschillende stadsdelen. Ze vormen bovendien een duidelijk onderscheiden landschap in de omringende ruimte, bieden plaats aan bijzondere programma’s en hebben een specifieke rol in de verkeersstructuur. Om voor de Dijle over haar volledige loop op Leuvens grondgebied en voor de ring als geheel een coherente visie te kunnen ontwikkelen, worden ze in RSL2 als afzonderlijke entiteiten benaderd, naast de stadsdelen (hoewel ze uiteraard in de verschillende stadsdelen ook aan bod zullen komen).

/2 ERFGOED VERLEENT IDENTITEIT AAN DE VERSCHILLENDE KERNEN Iedere generatie die ons is voorgegaan heeft gebouwd aan de stad en deed dat vanuit een eigentijdse opvatting. Elke plek bezit daardoor zichtbare en onzichtbare, waardevolle en minder waardevolle sporen en verhalen die elk getuigen van een eigen geschiedenis. Leuven kent een enorme rijkdom aan bouwkundig, landschappelijk en archeologisch erfgoed ( f i g. 2) . Dit patrimonium maakt onze stad herkenbaar, het bepaalt de identiteit van verschillende wijken en gebieden. Het maakt dat mensen zich kunnen identificeren met het deel van de stad waar ze wonen of werken. Dat is een kwaliteit die behouden en versterkt moet worden. Hierbij moet voor ogen worden gehouden dat Leuven sinds de middeleeuwen quasi permanent onderhevig is geweest aan transformaties: de stad en omliggende gemeenten veranderden of groeiden mee met de maatschappelijke context. Ook deze evoluties maken deel uit van de geschiedenis en identiteit van de stad. Erfgoedbeleid kan dan ook niet betekenen dat de stad onder “een stolp” wordt geplaatst. Wat wij vandaag bouwen, behoort over enige tijd (hopelijk) tot het toekomstige erfgoed. Het is van belang dat het Leuvense erfgoed, dat het stadskarakter bepaalt, deel uitmaakt van de toekomstplannen, door het duurzaam te behouden en maximaal te integreren in de dynamische ruimtelijke ontwikkeling. Het zal dan ook uitgaan van een aanpak gericht op het behouden van de waardevolle erfgoedpanden enerzijds en het versterken van de waardevolle clusters anderzijds. Een waardevol cluster is een verzameling van erfgoedrelicten die bepaalde (één of meerdere) erfgoedkenmerken gemeenschappelijk hebben en die hierdoor een belangrijke bijdrage leveren aan de ruimtelijke identiteit en leesbaarheid van de stad. Dit kan gaan over een specifieke architecturale stijl (bv. modernisme), eenzelfde functie (bv. sociale huisvesting) of eenzelfde historische periode (wederopbouw). Sommige clusters vallen samen met een bepaald gebied, andere kennen een verspreiding over het hele grondgebied. De belangrijkste erfgoedclusters zijn: ——

Getuigenheuvels;

——

Sociale en Arbeiderswoningen;

——

Middeleeuwse stadskern en poortstraten;

——

Industriële cluster;

——

Religieuze cluster;

——

Herenhuizen 19e-20e eeuw;

——

Agrarische cluster;

——

Oorlogserfgoed;

——

Pre-industriële cluster;

——

Wederopbouwcluster;

——

Kastelen en villa’s;

——

Modernisme.

——

Universitaire colleges en instituten;

Gericht behoud en beheer is enkel mogelijk op basis van een volledig overzicht van het bouwkundig, landschappelijk en archeologisch erfgoed op het grondgebied van Leuven. Om een consistent erfgoedbeleid te kunnen voeren, zal het waardevol erfgoed via inventarisatie in kaart worden gebracht. Een geobjectiveerde inventarisatie maakt het voor het beleid en de burger duidelijk waar het onroerenderfgoedbeleid op inzet en op welke manier onroerend erfgoedwaarden in stads- en landschapsontwikkeling worden geïntegreerd.

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 79

24/04/2019 15:04


80

A L G E M E E N K A D E R   /  Ke r nnot a

f i g. 2 a

f i g. 2 b

f i g. 2 j

f i g. 2 c

f i g. 2 e

f i g. 2 d

f i g. 2 g

RICHTINGGEVEND

f i g. 2 f

f i g. 2 h

f i g. 2 i

f i g. 2 k

f i g. 2 l

f i g. 2 - Erfgoed verleent identiteit aan de verschillende kernen f i g. f i g. f i g. f i g. f i g. f i g.

2 a - De halen, Naamsestraat, binnenstad 2 b - De Sint-Pieterskerk, binnenstad 2 c - Abdij van Vlierbeek, Kessel-Lo 2 d - Foyer Remy / Steinerschool, Wijgmaal 2 e - Centrale werkplaatsen, Kessel-Lo 2 f - Puthof, Wilsele-Putkapel

f i g. f i g. f i g. f i g. f i g. f i g.

2 g - Jezuïetenhoeve, Heverlee 2 h - Begijnhof, binnenstad 2 i - Casa Blanca, Kessel-Lo 2 j - Het Fort, Wilsele 2 k - Remysite, Wijgmaal 2 l - Sint-Lambertuskapel, Heverlee

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 80

24/04/2019 15:04


81

A L G E M E E N K A D E R / Kern n ot a

/3

RICHTINGGEVEND

BLAUWGROENE VINGERS BRENGEN ZUURSTOF IN DE WOONKERNEN Leuven vormt geen aangesloten stedelijke zone, maar valt uit elkaar in verschillende kernen die door grote openruimtegebieden van elkaar gescheiden worden. De aanwezigheid van deze blauwgroene vingers is te danken aan de geomorfologie en de specifieke groeigeschiedenis van de stad. Een aantal gebieden zoals de heuvelflanken en beekvalleien zijn omwille van hun moeilijke toegankelijkheid (grotendeels) onbebouwd gebleven. Terwijl de binnenstad een sterke groei kende vanaf de middeleeuwen, bleven de huidige deelgemeenten er rond heel lang agrarisch en was er pas sprake van stedelijke ontwikkeling bij de industrialisatiefase, die al snel gevolgd werd door het opdelen van de Leuvense cuype in afzonderlijke gemeenten. De grootste groei kennen de deelgemeenten na WOII: veelal werden gebieden aansluitend bij bestaande kernen aangesneden om nieuwe woningen te realiseren. Deze groeiwijze heeft er voor gezorgd dat tot op vandaag een aantal grote open ruimtes tot diep in de stad doordringen. De blauwgroene vingers delen het grondgebied op in herkenbare delen en zorgen ervoor dat de verschillende kernen als dusdanig leesbaar zijn in het landschap. Ze vervullen een belangrijke rol in de natuurlijke en ecologische structuur. Door hun ligging tussen de woonkernen zorgen ze voor de nabijheid van groen in elke woonkern, wat belangrijk is voor de woonkwaliteit. Ze staan in voor waterberging, klimaatregulering, landbouw en recreatie ( f i g. 3 ) .

f i g. 3 - Blauwgroene vingers brengen zurstof in de woonkernen

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 81

24/04/2019 15:04


82

A L G E M E E N K A D E R   /  Ke r nnot a

RICHTINGGEVEND

De belangrijkste blauwgroene vingers zijn: ——

De Dijlevallei die het grondgebied van zuid naar noord doorkruist, in het zuidelijk deel parallel verloopt met de Voervallei (met het Gasthuisbos), en verschillende belangrijke openruimtegebieden verbindt zoals het Arenbergpark, de vijvers van Bellefroid, Wijgmaalbroek, …

——

De Molenbeek-Bierbeek die een groen lint vormt in het zuidwestelijk deel van Leuven en voorbij de abdij van Park stroomt;

——

De Molenbeek-Abdijbeek aan de voet van de Schoolbergen, die de abdij van Vlierbeek en het provinciaal domein passeert;

——

De Lemingbeek die tussen de Kesselberg en de Wijnbergen/Schoolbergen stroomt;

——

De Wingevallei op de grens met Holsbeek met het Gasthuisbos;

——

Heverleebos, een bijzonder waardevol uitgestrekt boscomplex, restant van het zgn. kolenwoud;

——

Een aantal getuigenheuvels: Kesselberg/Lemingberg, Wijnbergen/Schoolbegen, Loberg/ Predikherenberg, Zwanenberg/Vogelzang.

Het concept "blauwgroene vingers brengen zuurstof in de stad" benadrukt het belang van deze open ruimtes voor de kwaliteit en de leefbaarheid van de stad. Deze groene vingers zijn gebieden die een aangepast -en veelal restrictief- ruimtelijk beleid vragen. Het zijn uitlopers van grotere openruimtegehelen die de gemeentegrenzen overschrijden. Afstemming van het eigen beleid met dat van de buurgemeenten is dus noodzakelijk.

/4 EEN NETWERK VAN COMPLEMENTAIRE EN MULTIFUNCTIONELE KERNEN Leuven bestaat uit verschillende kernen, met een eigen groeigeschiedenis en voorkomen: ——

de binnenstad;

——

Terbank-Ter Elst;

——

Kessel-Lo;

——

Egenhoven;

——

Kesseldal;

——

Wijgmaal;

——

Korbeek-Lo;

——

Wilsele-Dorp;

——

Heverlee;

——

Wilsele-Putkapel.

Het begrip “kern” verwijst naar een woonomgeving met een eigen identiteit en met (meer of minder) eigen voorzieningen. De verschillende kernen hebben een meer of minder stedelijk karakter, meer of minder groen, meer gesloten dan wel open bebouwing, meer gezinswoningen of appartementen. Ze zien er anders uit en hebben andere mogelijkheden met betrekking tot het voorzien van bijkomende woningen of voorzieningen. De binnenstad speelt in vergelijking met de andere kernen een bijzondere rol: ze is niet alleen een woonmilieu met lokale voorzieningen, ze vormt ook het handels- en voorzieningencentrum voor een ruimere regio ( f i g. 4 ) . Dat Leuven beschikt over uiteenlopende woonmilieus is een troef die we willen behouden. Het versterken van de kwaliteit van deze kernen is dan ook een belangrijke doelstelling. Dit betekent dat er ingezet wordt op het creëren van groene ruimte, het beschermen van erfgoed, het realiseren van veilige routes voor langzaam verkeer, en ook dat de lokale voorzieningen en handel ondersteund worden. De aanwezigheid van voorzieningen, zowel commerciële als gemeenschapsvoorzieningen, is van belang voor de kwaliteit en duurzaamheid van de verschillende woonkernen. Nabijheid en bundeling van voorzieningen draagt bij aan het beperken van de verplaatsingsbehoefte, laat optimaal samengebruik toe en verhoogt de aantrekkelijkheid van woonbuurten. Uit de praktijk blijkt echter dat niet-woonfuncties in de kernen maar al te vlot “verdrongen” worden door een (lucratiever) woonprogramma. Om kansrijke lokale concentraties van voorzieningen te ondersteunen, zal er dus ruimte gereserveerd moeten worden voor niet-woonfuncties. Naast de “dagelijkse voorzieningen” voor de bewoners van een kern, zijn er uiteraard ook voorzieningen die gebruikers vanuit een ruimere omgeving aantrekken. Heel lang was de binnenstad de evidente vestigingsplaats voor dit soort “bezoekersgerichte” functies. Om de kwaliteit van de binnenstad op peil te houden moet er voorzichtig worden omgesprongen met het verder (functioneel en morfologisch) verdichten van de binnenstad. De binnenstad heeft immers ook nood aan bv. bijkomend groen en moet bereikbaar blijven. Daarom moeten we niet alleen selectief zijn met het soort activiteiten dat opgevangen wordt op Leuvens grondgebied, maar moeten we ook kijken naar andere locaties dan de binnenstad als vestigingsplaats voor nieuwe functies. Het gaat dan om locaties die goed (multimodaal)

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 82

24/04/2019 15:04


83

A L G E M E E N K A D E R / Kern n ot a

RICHTINGGEVEND

f i g. 4 - Een netwerk van complementaire kernen

ontsloten zijn en aansluiten bij bestaande voorzieningenclusters. Elke kern heeft hierbij specifieke kwaliteiten en mogelijkheden om bijkomende functies op te vangen: —

De binnenstad is de locatie voor gemeenschapsvoorzieningen (cultuur, campus, …) en handel die de bovenlokale uitstraling versterken; kernwinkelgebied, cultuurfuncties, binnenstedelijke campus,… kunnen hier groeien. Nieuwe bovenlokale voorzieningen die geen echte meerwaarde zijn voor de binnenstad kunnen beter elders. Ook lokale voorzieningen die het wonen ondersteunen, horen hier thuis;

In het noorden van Kessel-Lo vormt de vallei van de Molenbeek-Abdijbeek een blauwgroene vinger met mogelijkheden tot zachte recreatie en een hardere recreatiepool aan het provinciaal domein;

De Diestsesteenweg in Kessel-Lo heeft de potentie om uit te groeien tot een drager van stedelijke voorzieningen. Zowel handel, horeca als gemeenschapsvoorzieningen worden hier ondersteund. Nieuwe mogelijkheden dienen zich aan ten oosten van de MolenstraatHeidebergstraat. Ook in de omgeving van Blauwputbrug is een transformatie aangewezen;

Centraal in Kessel-Lo loopt de “dubbele as” van het Jan Vranckxpad en de Platte-Lostraat die sterk kan geoptimaliseerd worden en uitgebouwd als recreatieve structuur (aansluitend op park Belle Vue, de cluster in de buurt van de Albertlaan,het Boudewijnstadion, de cluster aan de Koetsweg, …). Ook zeer lokale handel en gemeenschapsvoorzieningen krijgen hier plaats;

Het functioneren van de Tiensesteenweg als voorzieningen- en handelscentrum werd reeds geregeld in het RUP Tiensesteenweg;

De omgeving van Sint-Lambertus en de noordelijke Naamsesteenweg vormen het voorzieningencentrum voor Heverlee. De steenweg vervult hierbij de rol van handelscentrum. Bij de herontwikkeling van de site van het oude deelgemeentehuis, streeft de stad naar integratie van gemeenschapsvoorzieningen;

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 83

24/04/2019 15:05


84

A L G E M E E N K A D E R   /  Ke r nnot a

RICHTINGGEVEND

——

De vallei van de Molenbeek-Bierbeek zal uitgewerkt worden als een blauwgroene vinger en drager van zachte recreatie.

——

Dwars hierop kan een noord-zuid gerichte recreatieve cluster uitgebouwd worden vanaf de recreatieve pool aan de Kerspelstraat-Hertogstraat over de schietstand, Cadol en het Lemmekensveld tot aan de Philipssite;

——

Een ruimtelijke transformatie van het noordoostelijk deel van de Tervuursesteenweg moet het functioneren van handel hier ondersteunen en verbeteren. Groenveld, gelegen tussen de steenweg en de cluster van voorzieningen aan de noordelijke Celestijnenlaan, wordt gereserveerd als nieuwe zone voor (wat grootschaligere) gemeenschapsvoorzieningen en als stedelijk groengebied.

——

Voor Wilsele en Wijgmaal is de Aarschotsesteenweg de belangrijkste drager van handel en gemeenschapsvoorzieningen.

——

In de Noordelijke Dijlevallei wordt een groen en recreatief netwerk uitgebouwd van Ymeria tot de voet van Wilsele-Dorp. Nieuwe recreatieve voorzieningen en groene speelplekken kunnen een plaats krijgen in Roeselbergdal, omgeving van de sportschuur en de vijvers van Bellefroid, ’t Fort, Ymeria.

/5 CONCENTRATIEZONES VAN REGIONALE VOORZIENINGEN EN TEWERKSTELLING Leuven is een kennisstad. Dankzij de aanwezigheid van de universiteit en hogescholen, onderzoeksinstellingen en universitair ziekenhuis, is Leuven uitgegroeid tot een centrum van kennisgeoriënteerde economische activiteiten. Daarnaast is Leuven als hoofdstad van VlaamsBrabant een beslissingscentrum geworden, zowel maatschappelijk als economisch. Tenslotte vormen ook plaatsgebonden bedrijven een belangrijk onderdeel van de Leuvense economie. Er zijn in de stad 5 grote concentratiezons van tewerkstelling, waar bedrijventerreinen, multifunctionele polen en campussen van zorg, onderzoek en onderwijs geconcentreerd zijn ( f i g. 5 ) . Het gaat om: ——

de binnenstad met de campus humane wetenschappen, tal van (lagere en middelbare) scholen, het kernwinkelgebied, een regionaal ziekenhuis en andere tewerkstellingsplekken;

——

De Vaart- en stationszone inclusief het spoorwegplateau,

——

Gasthuisberg en omgeving,

——

de Zuidelijke Dijlevallei,

——

de Zuidelijke Tangent te Heverlee.

Naast deze gereserveerde ruimte, vormen ook de woonkernen vestigingsplaatsen voor economische activiteiten die met het wonen verenigbaar zijn. Voor zover dit qua hinder verantwoord is, wordt de verweving van wonen en werken in de woonkernen uitdrukkelijk ondersteund.

/6 DE RING ALS VERBINDENDE RUIMTE TUSSEN DE BINNENSTAD EN DE DEELGEMEENTEN Historisch gaat de Ring terug op een infrastructuur die bewust ontworpen is als een barrière: de stadsomwalling scheidt de stad om defensieve redenen van de periferie. Na de ontmanteling van de omwalling fungeert de volledige Ring – die als promenade wordt ingericht - eerder als een stedelijke ontmoetingsruimte. De inrichting als autoweg en de vrij hoge verkeersintensiteiten vandaag maken de Ring -op een aantal plaatsen– terug tot een barrière tussen binnenstad en deelgemeenten. De Ring is voor zacht verkeer vaak een lastige hindernis die moet genomen worden om de binnenstad te bereiken. Ondertussen ligt de ring ook niet meer in de periferie, maar centraal tussen de belangrijkste en dichtstbevolkte zones van Leuven (binnenstad, Kessel-Lo, Heverlee, Wilsele-Dorp).

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 84

24/04/2019 15:05


85

A L G E M E E N K A D E R / Kern n ot a

RICHTINGGEVEND

f i g. 5 - Campussen en economische polen

De Ring heeft dan ook de potentie om de verbindende ruimte te vormen tussen de binnenstad en de aanliggende woongebieden, niet alleen dankzij haar “centrale ligging” op het fysieke raakvlak tussen binnenstad en de woonkernen van Ter Bank, Heverlee, Kessel-Lo en Wilsele-Dorp, maar ook dankzij haar groene en publieke ruimten en haar aanbod aan voorzieningen ( f i g. 6) . Om van de ring een verbindende schakel te maken, moet in het volume gemotoriseerd verkeer beperkt worden. De ring wordt voor fiets en openbaar vervoer naar voren geschoven als een schakel op regionaal niveau, terwijl haar rol voor het autoverkeer beperkt wordt tot verdeelschijf op stedelijk niveau.

/7

EEN DUURZAME ONTSLUITING VAN DE STAD Om de stad in de toekomst bereikbaar en leefbaar te houden, moeten we maximaal inzetten op ruimte-efficiënte vervoerssystemen. Rekening houdende met de huidige congestieproblemen en met de verwachte toename van het aantal verplaatsingen, is een structurele modal shift richting fiets en openbaar vervoer cruciaal. Zo’n modal shift vergt echter fundamentele aanpassingen aan het openbaarvervoer- en fietsnetwerk. Hoogwaardige fietssnelwegen zijn, naast een hoogwaardige regionaal OV-net, fundamentele sleutels voor de toekomstige leefbaarheid en bereikbaarheid van de stad en de regio. De uitbouw van een gebiedsdekkend, samenhangend en hiërarchisch netwerk van fietsroutes en fietspaden is een topprioriteit om Leuven uit te bouwen tot fietsstad. Ook op regionaal niveau is de verdere ontwikkeling van fietssnelwegen, als ruimtelijke dragers van de verschillende deelkernen, een must.

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 85

24/04/2019 15:06


86

A L G E M E E N K A D E R / Ke r nnot a

RICHTINGGEVEND

f i g. 6 - De ring als verbindende ruimte tussen de binnenstad en de deelgemeenten

Basisuitgangspunt is dat het volledige wegennet befietsbaar moet zijn waarbij de grootste concentraties van fietsstromen liggen op wegen/straten met de kleinste concentraties aan autostromen. Dit is het principe van ontvlechting. Wanneer grote fietsstromen gecombineerd worden met grote autostromen is veilige gescheiden fietsinfrastructuur noodzakelijk. In dit netwerk staan veiligheid en comfort voorop ( f i g. 7) . Ontvlechting van de verschillende modi, waarbij voor de hoofdfietsroutes specifiek gezocht wordt naar conflictvrije kruisingen, vormt een belangrijk uitgangspunt bij het uitwerken van het gelaagd rasternetwerk.

f i g. 7 - Een duurzame ontsluiting van de stad: Ontvlechte fietsroutes

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 86

24/04/2019 15:07


87

A L G E M E E N K A D E R / Kern n ot a

RICHTINGGEVEND

Voor het openbaar vervoer moeten we het huidige netwerk, dat sterk gericht is op het station (en de as station-Gasthuisberg), herdenken. Om de bijkomende vraag - zowel op stedelijk als regionaal niveau - te kunnen opvangen, is een transitie noodzakelijk van een unipolair openbaarvervoersnet naar een multipolair net ( f i g. 8) . De verknoping van regionale openbaarvervoerslijnen met stedelijke stamlijnen gebeurt dan in verschillende overstapknopen. Dit multipolair netwerk zal bestaan uit twee busnetten, een stadsnet en een regionaal, die ontworpen worden vanuit de feitelijke vervoersvraag. Dat wil zeggen dat ze enerzijds de vervoersvraag tussen binnenstad en omgeving bedient, maar anderzijds ook invulling geeft aan de tangentiĂŤle vervoersvraag. De auto zal altijd een rol blijven spelen in de stedelijke mobiliteit. Een verdere uitbouw van

f i g. 8 - Een duurzame ontsluiting van de stad: multiploair busnetwerk

de infrastructuur voor auto, wordt echter niet nagestreefd. Meer capaciteit zal immers meer autoverplaatsingen genereren, ten koste van de andere modi. De auto is bovendien de meest ruimteverslindende vervoersmodus. Een hiĂŤrarchisch wegennet moet zorgen voor de bereikbaarheid van de verschillende stadsdelen zonder de leefbaarheid aan te tasten. De selectieve autobereikbaarheid voor rijdend verkeer wordt ondersteund door een gediversifieerde aanpak voor de stilstaande voertuigen voor zowel de bewoners als de bezoekers. Voorstads- en randparkings zijn hierbij essentieel om bezoekersverkeer uit het congestiegevoelige gebied van de stad te houden ( f i g. 9) .

f i g. 9 - Een duurzame ontsluiting van de stad: Randparkings voorstad

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 87

24/04/2019 15:07


88

A L G E M E E N K A D E R / Ke r nnot a

RICHTINGGEVEND

f i g. 10 - Synthese van de gewenste ruimtelijke structuur 1: De geomorfologie stuurt de

ruimtelijke ontwikkeling

2: Erfgoed verleent identiteit aan

de verschillende kernen

3: Blauwgroene vingers brengen

zuurstof in de woonkernen

4: Een netwerk van complementaire

en multifunctionele kernen

5: Vijf concentratiezones van regionale

voorzieningen en tewerkstelling

6: De ring als verbindende ruimte tussen

de binnenstad en de deelgemeenten

7: Een duurzame ontsluiting van de stad

1

2

3

4

5

6

7

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 88

24/04/2019 15:08


89

A L G E M E E N K A D E R / Kern n ot a

RICHTINGGEVEND

f i g. 1 1 - Synthese van de gewenste ruimtelijke structuur

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 89

24/04/2019 15:09


90

A L G E M E E N K A D E R   /  Ke r nnot a

RICHTINGGEVEND

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 90

24/04/2019 15:09


91

A L G E M E E N K A D E R   /  Prio ritair e pr oj e ct e n e n maat r e ge le n

1 RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 91

24/04/2019 15:10


92

A L G E M E E N K A D E R   /  P r ior it air e pr oj e ct e n e n maat r e ge le n

A LGE ME E N KA D E R HOOFDSTUK 1 / HOOFDSTUK 2 / HOOFDSTUK 3 / HOOFDSTUK 4 /

Inleidin g en u itgan gssituatie Kernnota Prioritaire projecten en maatregele n B inden de bepalin gen

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 92

24/04/2019 15:10


93

A L G E M E E N K A D E R   /  Prio ritair e pr oj e ct e n e n maat r e ge le n

HOOFDSTUK

Prioritaire projecten en maatregelen

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 93

24/04/2019 15:10


94

A L G E M E E N K A D E R   /  P r ior it air e pr oj e ct e n e n maat r e ge le n

1/ Prioritaire Projecten

95

/1 DIJLEVALLEI

95

/2 MOLENBEEKVALLEI

95

/3 EFFICIËNTER GEBRUIK PATRIMONIUM EN HERBESTEMMING ERFGOED

95

/4 ALGEMENE RUP’S WOONKERNEN

96

/5 DE RING

96

/6 HOOFDFIETSROUTENETWERK

96

/7 ENERGIE VOOR HAASRODE

96

/8 ZUIDELIJKE TANGENT HEVERLEE

96

/9 VOORZIENINGENCLUSTER CELESTIJNENLAAN - TERVUURSESTEENWEG

96

/10 MULTIPOLAIR BUSNETWERK

97

/11 DIESTSESTEENWEG, STEDELIJKE AS MET HOOGWAARDIG OPENBAAR VERVOER

97

/12 SPOORWEGPLATEAU

97

/13 VOORSTADS- EN RANDPARKEREN

97

/14 GROEN RECREATIELINT VRANCKXPAD – PLATTE-LOSTRAAT

97

/15 RECREATIE- EN LOKALE GROENSTRUCTUUR HEVERLEE

98

/16 KERNVERSTERKING DEELGEMEENTEN

98

/17 BESCHERMINGS- EN BEHEERSVISIE GETUIGENHEUVELS

98

/18 INVENTARISATIE ERFGOED

98

/19 BETAALBAAR WONEN

98

/20 STUDIE M.B.T. RUIMTE VOOR ECONOMIE

98

2/ Overige prioritaire maatregelen

99

/1 THEMA BLAUWGROENE STRUCTUUR

99

/2 THEMA LANDSCHAP EN ERFGOED

99

/3 THEMA WONEN

100

/4 THEMA WERKEN

101

/5 THEMA VOORZIENINGEN

102

/6 THEMA ENERGIE

102

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 94

24/04/2019 15:10


95

A L G E M E E N K A D E R   /  Prio ritair e pr oj e ct e n e n maat r e ge le n

1

RICHTINGGEVEND

Prioritaire Projecten De stad Leuven selecteert de volgende prioritaire projecten voor de goede ruimtelijke ontwikkeling van de stad:

/1 DIJLEVALLEI De Dijlevallei moet over haar volledige loop doorheen Leuven als herkenbaar landschap worden ingericht. Dit vergt een coherente visie over waterbeheersing, groenaanleg, erfgoed en publieke ruimte. Door een globale visie voor de Dijlevallei als geheel te ontwikkelen kunnen afzonderlijke ingrepen optimaal op elkaar afgestemd en met elkaar verbonden worden (visueel en fysiek). De stad ontwikkelt een concrete visie over de aanpak van het publiek domein in de Dijlevallei. Binnen deze globale visie wordt aandacht besteed aan de eigenheid van de 4 deelgebieden, die elk specifieke uitdagingen stellen: ——

de Zuidelijke Dijlevallei Bijzondere aandacht moet gaan naar het waardevol erfgoed dat langsheen de Dijle voorkomt en de natuurlijke overstroombaarheid in combinatie met de uitbouw van het zuidelijk gebied als belangrijke groene vinger tot over de ring.

——

Dijlevallei binnen de ring In de binnenstad bestaat de grootste uitdaging uit het beleefbaar maken van de verschillende Dijle-armen en het creëren van een continu Dijlepad. Een aantal strategische herontwikkelingslocaties langs de Dijle-armen laten toe de rol van de Dijle maximaal uit te spelen.

——

Dijlevallei in de Vaartzone De Dijle moet ter hoogte van het Artoisplein terug leesbaar gemaakt worden. In de bedrijvenzone moeten haar oevers maximaal ingegroend worden. De continuïteit van de groenstructuur en een groene verbinding tussen Dijle en Vunt zijn hierbij een belangrijke randvoorwaarden.

——

Dijlevallei in de Noordelijke laagvlakte Om de continuïteit van de Dijlevallei terug te verbeteren streeft de stad naar het behouden van een openruimteverbinding van de vijvers van Bellefroid over de landbouwzone tussen de spoorweg en Putkapel en de Weggevoerdenstraat tot Wijgmaalbroek. De stad bouwt in deze ruimte de recreatieve structuur verder uit met aandacht voor goede langzaamverkeerverbindingen tussen de woonkernen en recreatieve sites.

/2 MOLENBEEKVALLEI De stad behoudt de groenblauwe vinger die de Molenbeek-Bierbeek vormt. Ze zet in op de toegankelijkheid en beleefbaarheid van de vallei en haar erfgoedwaarden. Ze streeft naar een verhoging van de waterbergingscapaciteit en de ecologische structuur, in overleg met de buurgemeente. Ze streeft naar een continue recreatieve verbinding langsheen de vallei, en naar verbeterde bereikbaarheid vanuit de omliggende wijken. Hiertoe werkt de stad aan de deelprojecten Ruelenspark, Cadol, Abdij van Park, omgeving Ziekelingenstraat en verbinding naar het openruimtegebied tegen Bierbeek.

/3 EFFICIËNTER GEBRUIK PATRIMONIUM EN HERBESTEMMING ERFGOED De stad streeft naar een efficiënter gebruik van het bestaande gebouwenpatrimonium. Ze werkt hierbij specifiek op een aanpak voor het efficiënter en meervoudig gebruik van de gebouwen die kunnen ingezet worden voor gemeenschapsvoorzieningen, zowel de stedelijke eigendommen als de andere. Er wordt gefocust op het efficiënt gebruik en de respectvolle herbestemming van het bouwkundig erfgoed. De stad wil haar waardevolle gebouwen en domeinen behouden en valoriseren, door deze te restaureren én te koppelen aan een hedendaagse, passende functie. De stad wil een voorbeeldrol vervullen op vlak van duurzaam behoud, beheer en ontsluiting van onroerend erfgoed.

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 95

24/04/2019 15:10


96

A L G E M E E N K A D E R   /  P r ior it air e pr oj e ct e n e n maat r e ge le n

RICHTINGGEVEND

/4 ALGEMENE RUP’S WOONKERNEN De “algemene RUP’s” vertalen de beleidsdoelstellingen m.b.t. de kwaliteitsverbetering in de woonkernen, in een geactualiseerd en coherent juridisch kader. Voor elke woonkern zal het optimaliseren van de woonkwaliteit specifieke uitspraken vergen op vlak van erfgoed, publiek groen, routes voor langzaam verkeer, het ondersteunen van lokale handel, het reserveren van ruimte voor gemeenschapsvoorzieningen, omgaan met verdichting, omgaan met schaalvergroting, … De algemene RUP’s moeten een geactualiseerd, coherent juridisch kader vormen, ter vervanging van het amalgaam aan (soms zeer oude) BPA’s en RUP’s.

/5 DE RING Dit project omvat de opmaak van een visie voor de volledige ring op ruimtelijk en verkeerskundig vlak, met aandacht voor: ——

het herwaarderen van de aanwezige erfgoedwaarden;

——

de Ring als verbindend element tussen binnenstad en omliggende stadsdelen;

——

de mogelijke (multifunctionele) ontwikkelingen langsheen de ring;

——

een aanpassing van de rol van de ring binnen de stedelijke mobiliteitsafwikkeling.

De stad bepleit bij de hogere overheden, de herziening van het verkeerskundig statuut van de ring.

/6 HOOFDFIETSROUTENETWERK De stad wil de fiets als hoofdvervoerswijze bevorderen, en selecteert daartoe samen met bevoegde partners een hoogwaardig hoofdfietsroutenetwerk op stadsregionaal niveau. Ze werkt een plan van aanpak uit voor de realisatie op stadsniveau.

/7 ENERGIE VOOR HAASRODE Dit project omvat de uitbouw van een klimaatneutraal en multifunctioneel bedrijventerrein Haasrode met ruimte voor productie van hernieuwbare energie (windenergie, zonne-energie op daken, geothermie), energierecuperatie (warmtenetten) en energiezuinige bebouwing.

/8 ZUIDELIJKE TANGENT HEVERLEE De stad ontwikkelt voor de Zuidelijke Tangent te Heverlee, gaande van researchpark Haasrode tot campus Heilig Hart, een samenhangende visie. Deze visie behandelt de ontwikkeling van de bovenregionale voorzieningen en tewerkstelling via verdichting en in de geselecteerde nieuwe ontwikkelingslocaties, de duurzame bereikbaarheid van de Tangent, de versterking van het landschap en van de blauwgroene structuur. De stad werkt hiervoor een plan van aanpak uit en vertaalt de visie in (juridische) plannen en acties voor zover deze binnen haar bevoegdheid liggen.

/9 VOORZIENINGENCLUSTER CELESTIJNENLAAN TERVUURSESTEENWEG De stad creëert in de omgeving Tervuursesteenweg en noordelijke Celestijnenlaan ruimte voor bijkomende bovenlokale gemeenschapsvoorzieningen en ondersteunt de lokale handel langs de steenweg. De stad ontwikkelt een plan voor de bovenlokale voorzieningencluster. De stad grijpt beide (her)ontwikkelingsgebieden aan om het hoofdfietsroutenetwerk te realiseren en de verkeersstructuur voor auto en parkeren te verbeteren.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 96

24/04/2019 15:10


97

A L G E M E E N K A D E R   /  Prio ritair e pr oj e ct e n e n maat r e ge le n

RICHTINGGEVEND

/10 MULTIPOLAIR BUSNETWERK De stad verhoogt, in samenwerking met andere bevoegde actoren, de efficiëntie en de capaciteit van het openbaar vervoer over de weg. Ze tekent samen met de partners een nieuw openbaarvervoernetwerk uit, bestaande uit een regionaal en een stadsnet, waarbij verschillende overstapknopen worden gerealiseerd en het Leuvense station wordt ontlast. De stad bewaakt de kansen om de doorstroming te garanderen en zo de klokvastheid voor bussen te garanderen, en neemt daarvoor de noodzakelijke maatregelen in het kader van herontwikkelingsprojecten.

/11 DIESTSESTEENWEG, STEDELIJKE AS MET HOOGWAARDIG OPENBAAR VERVOER De stad bouwt de Diestsesteenweg uit als drager van lokale en bovenlokale gemeenschaps- voorzieningen, en werkt tegelijk aan de verbeterde en duurzame bereikbaarheid. De stad ondersteunt de bestaande voorzieningenclusters, en bouwt nieuwe clusters uit op de kop, en ten oosten van de Heidebergstraat-Molenstraat. Ze vervolledigt het fietsroutenetwerk langsheen, parallel aan en dwars op de steenweg. Ze onderzoekt, samen met de bevoegde partners, de herinrichting van de steenweg als hoogwaardige as voor busvervoer, rekening houdend met haar centrumfuncties. Ze onderzoekt de mogelijkheden van een randparking op de steenweg en neemt, indien positief, hiervoor de nodige initiatieven.

/12 SPOORWEGPLATEAU De stad ontwikkelt het noordelijk deel van het spoorwegplateau als bedrijventerrein voor kenniseconomie, geënt op het Vuntcomplex. In dit project integreert ze de blauwgroene vinger van de Lemingbeek-Blauwputbeek en streeft ze naar een klimaatneutrale stedelijke ontwikkeling. Bij de opmaak van een masterplan voor het spoorwegplateau gaat bijzondere aandacht naar de goede afstemming van het bedrijventerrein op de omgeving: de scharnier met het provinciaal domein, de verbinding met Leuven-station en de relatie met woonkern Kessel-Lo.

/13 VOORSTADS- EN RANDPARKEREN De stad tracht de bereikbaarheid van de stad te verbeteren door binnen de meest verstedelijkte ruimte maximaal in te zetten op ruimte-efficiënte modi fiets en openbaar vervoer. De stad bepleit daarom de uitbouw van voorstadsparkings buiten het grondgebied aan opstappunten van hoogwaardig openbaar vervoer en fietssnelwegen. De stad neemt de acties die binnen haar bevoegdheid liggen, om op eigen grondgebied het aanbod aan randparkings aan de randen van de woonkernen te vergroten.

/14 GROEN RECREATIELINT VRANCKXPAD – PLATTE-LOSTRAAT De stad vervolledigt het J. Vranckxpad als fietssnelweg en als drager van publieke groene recreatieruimte. Ze trekt deze structuur door tot de J. Davidtsstraat en aan oostzijde tot park Belle Vue. Het Vranckxpad en de Platte-Lostraat vormen dragers van voorzieningenclusters met lokale voorzieningen en recreatiefuncties met beperkte mobiliteitsvraag. De bestaande clusters worden beter met het Vranckxpad verbonden. De cluster aan de hogere Koetsweg wordt verder uitgebouwd en op deze dubbele as ontsloten.

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 97

24/04/2019 15:10


98

A L G E M E E N K A D E R   /  P r ior it air e pr oj e ct e n e n maat r e ge le n

RICHTINGGEVEND

/15 RECREATIE- EN LOKALE GROENSTRUCTUUR HEVERLEE De stad breidt het aanbod aan publiek toegankelijke groene ruimte en recreatievoorzieningen uit in de noord-zuidgerichte recreatiestructuur van Heverlee, die de volgende sites omvat: Philipssite, Lemmekensveld, Cadol, Pakenstraat-schietstand, sportcluster Hertogstraat. De stad onderzoekt de mogelijkheden om de recreatieclusters en woonkern ten zuiden van het spoor te verbinden met de Molenbeekvallei, en bepleit de noodzakelijke maatregelen hiervoor bij de bevoegde actoren.

/16 KERNVERSTERKING DEELGEMEENTEN De stad zet in op projecten om de lokale voorzieningencentra in de woonkernen te ondersteunen. Meer specifiek gaat het over Sint-Lambertus (Heverlee), de Centrale Werkplaatsen-Blauwput (Kessel- Lo), de Zwembadsite(Putkapel) ,Ymeria (Wijgmaal) en Wilsele-Dorp.

/17 BESCHERMINGS- EN BEHEERSVISIE GETUIGENHEUVELS De stad wil het unieke landschap van de getuigenheuvels behouden, beschermen, beheren en openstellen voor het publiek, omwille van de beeldbepalende waarde van de groene heuvelflanken en gezien het historische belang van deze getuigenheuvels. De stad maakt hiertoe de nodige juridische kaders op en overlegt met de buurgemeenten. De stad wil ook de beleefbaarheid en dus toegankelijkheid van deze gebieden vergroten. Dit door de bekendheid te vergroten, de getuigenheuvels te verbinden met bestaande, geïsoleerd gelegen, groene ruimten in de woonkernen, en met de beekvalleien.

/18 INVENTARISATIE ERFGOED De stad verzorgt de inventarisatie van het bouwkundig erfgoed in elke deelgemeente, met als doel het behoud ervan door middel van een gepast lokaal erfgoedbeleid.

/19 BETAALBAAR WONEN De stad werkt een totaalaanpak uit om het aanbod aan huurwoningen dat betaalbaar is voor de lagere en middelmatige inkomensgroepen, te vergroten. Ze werkt in deze aanpak op verschillende pistes: sociale huurwoningen, inzetten van eigen gronden voor betaalbare woningen, reserveren van een deel van woonontwikkelingsgebied Sint-Jansbergsesteenweg voor betaalbare woningen, lasten aan private ontwikkelingsprojecten en samenwerkingsovereenkomsten met private investeerders.

/20 STUDIE M.B.T. RUIMTE VOOR ECONOMIE De stad laat een studie uitvoeren waarbij (ten minste) in kaart wordt gebracht op welke wijze de ruimte voor economie vandaag wordt ingevuld, welke verdichtingsmogelijkheden er zijn op bestaande bedrijventerreinen, welke potenties verweving van wonen en werken in de woonkernen bieden (eventueel met daarbij een formulering van de randvoorwaarden op een kwalitatieve verweving), welke evoluties (en hiermee samenhangende ruimteclaims) zich op economisch vlak aandienen.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 98

24/04/2019 15:10


99

A L G E M E E N K A D E R   /  Prio ritair e pr oj e ct e n e n maat r e ge le n

2

RICHTINGGEVEND

Overige prioritaire maatregelen Naast deze prioritaire projecten, selecteert de stad aan de volgende prioritaire maatregelen.

/1 THEMA BLAUWGROENE STRUCTUUR ——

De stad bewaart en versterkt de openruimtestructuur van de groene getuigenheuvels en de rivier- en beekvalleien. De stad laat in de geselecteerde ontwikkelings- en reservegebieden voor bedrijventerreinen, campussen en voorzieningenclusters nieuwe projecten slechts toe, indien gebaseerd op een masterplan. In dit masterplan worden minstens de landschappelijke inpassing, de waterbeheersing en het beperken van de effecten op de blauwgroene structuur besproken.

——

Voor de geselecteerde bedrijventerreinen en campussen die aangeduid zijn als reservegebieden, kunnen de ontwikkelingen pas aangevat worden indien de bedrijven en campusfuncties niet in de andere geselecteerde terreinen terecht kunnen.

——

De stad neemt de initiatieven die binnen haar bevoegdheden liggen om volgende gebieden op te nemen in de blauwgroene structuur: • het centrale deel van de bedrijvenzone aan de Wijgmaalsesteenweg; • de zuidoostelijke punt van het militair domein, bij herontwikkeling of herbestemming; • het centrale deel van Parkveld.

——

De stad versterkt de groenstructuur in de woonkernen. • Ze maakt een groenplan op, minstens voor de binnenstad, Wilsele-Dorp, centrum Heverlee en centrum Kessel-Lo. • In de binnenstad worden, behalve in de woonontwikkelingsgebieden, geen verdichtingsprojecten toegelaten in nog groene binnengebieden.

——

De stad maakt een hemelwaterplan op. Ze voert dit uit, monitort de voortgang en actualiseert dit regelmatig.

——

Bij de actualisatie van het GNOP wordt de ecologische structuur van de stad op macro-, meso- en microniveau vastgelegd.

/2 THEMA LANDSCHAP EN ERFGOED ——

De stad springt omzichtig om met het toelaten van schaalvergroting. Schaalvergroting op stadsniveau (hoogbouw) is enkel toegelaten waar dit de stedelijke landschapsstructuur versterkt.

——

De stad regelt in het juridische vergunningenkader voor een aantal kwetsbare zones met hoge erfgoedwaarde (minstens de Middeleeuwse stadskern met poortstraten en Wijgmaal) hoe nieuwbouw zich dient te verhouden ten opzichte van het waardevolle patrimonium.

——

De stad maakt een beeldkwaliteitsplan op, waarin voor verschillende types gebieden een coherente aanleg van het publiek domein wordt beschreven. De stad legt hierin ook het beleid vast voor verschillende zones waar de erfgoedwaarde mee bepalend is voor de inrichting van het publiek domein.

——

De stad onderzoekt op welke wijze ze beter de architecturale kwaliteit van projecten kan sturen.

——

De stad eist dat, voorafgaand aan de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen, campussen en grootschalige woonontwikkelingsprojecten, een visie wordt opgemaakt op de waterhuishouding, de energiehuishouding, de blauwgroene structuur, de inpassing in het landschap en de afstemming op de erfgoedwaarden.

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 99

24/04/2019 15:10


100

A L G E M E E N K A D E R   /  P r ior it air e pr oj e ct e n e n maat r e ge le n

RICHTINGGEVEND

/3 THEMA WONEN ——

De stad legt beperkingen op aan woonverdichtingsprojecten waarbij de ontwikkeling verder gaat dan wat vergunbaar is aan de bestaande straten en volgens de normale stedenbouwkundige voorschriften. Ze past haar vergunningkader aan, zodat woonverdichtingsprojecten enkel mogelijk zijn indien tegelijk een meerwaarde voor de ruimere omgeving wordt gerealiseerd. Dergelijke woonverdichtingsprojecten zijn enkel toegestaan in: • de geselecteerde woonontwikkelingsgebieden; • voor wonen geschikte transformatiegebieden; • centraal gelegen sites in de woonkernen buiten de binnenstad, waar een doelstelling van algemeen belang kan worden gerealiseerd die uitvoering geeft aan een actie- of ander uitvoeringsplan van de stad.

——

De stad selecteert de volgende woonontwikkelingsgebieden:

Geselecteerde woonontwikkelingsgebieden Binnenstad

Stadsdeel Noord

Vaartkom - blok 5

Pastorijweg

Vaartkom - blok 6

Haestweg

Vaartkom - Tussen Twee Waters

Hoogveld

Vaartkom - Van Monsstraat

Woutersstraat

Vaartkom - Parking 69

Brugveldstraat

Vaartkom - Bottelarij

M. Clootsstraat

VEL - fase 2

Wakkerzeelsebaan

Drukkerij ACCO

Weduwenrij

Ziekenhuissite St. Pieter - St. Rafaël

Ursulinenstraat

Vesaliusstraat - Parkstraat OCMW-site

Stadsdeel Oost

Stadsdeel West

Klein Rijsel

Valleistraat

Bierbeekstraat

Sint-Janbergmansesteenweg

Centrale Werkplaatsen Genadeweg

Stadsdeel Zuid

Vlierbeekveld

Parkveld (gedeelte onmiddelijk aansluitend bij de woonkern)

Bareelweg

——

De stad ontwikkelt een aanpak voor de transformatiegebieden. Ze duidt de transformatiegebieden per woonkern aan. Ze bepaalt per transformatiegebied welke soort bestemmingen in hoofdzaak aanwezig moeten zijn bij herontwikkeling en welke doelstellingen van algemeen belang hierbij moeten worden gerealiseerd.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 100

24/04/2019 15:10


101

A L G E M E E N K A D E R   /  Prio ritair e pr oj e ct e n e n maat r e ge le n

RICHTINGGEVEND

/4 THEMA WERKEN ——

De stad bundelt bedrijventerreinen en campussen van onderzoek en hoger onderwijs in 5 concentratiezones van tewerkstelling en bovenlokale gemeenschapsvoorzieningen: • Leuven-Noord • Gasthuisberg en omgeving • Zuidelijke Dijlevallei • Zuidelijke Tangent Heverlee • Binnenstad

——

De stad selecteert de volgende bedrijventerreinen:

Geselecteerde bedrijventerreinen Gelegen in concentratiezone... BT-1 spoorwegplateau

Leuven-Noord

BT-2 Researchpark Haasrode

Zuidelijke tangent Heverlee

BT-3 KMO-zone Haasrode

Zuidelijke tangent Heverlee

BT-4 Parkveld

Zuidelijke tangent Heverlee

BT-5 Militair domein zuid van Hertogstraat

Zuidelijke tangent Heverlee: reservegebied bedrijventerrein of campus

BT-6 Vaartzone en milieupark

Leuven-Noord

BT-7 Veilingsite

/

BT-8 Wetenschapspark Arenberg

Zuidelijke Dijlevallei

BT-9 imec site

Zuidelijke Dijlevallei

BT-10 Termunckveld

Zuidelijke Dijlevallei: reservegebied bedrijventerrein of campus

BT-11 Gasthuisberg

Gasthuisberg en omgeving

BF Indistriezone Diestsesteenweg

/ dit is een bedrijvenfragment

BF Remy

/ dit is een bedrijvenfragment

——

De stad voorziet voldoende ruimte op bedrijventerreinen voor een groei van de lokale economie en de kennisgerelateerde economie. De stad onderneemt de acties die binnen haar bevoegdheid en mogelijkheid liggen, om bedrijventerreinen Parkveld en spoorwegplateau tot ontwikkeling te brengen.

——

De stad selecteert de volgende (multifunctionele) polen, waar tewerkstelling in kantoorachtigen wenselijk is (eventueel verweven met andere stedelijke functies):

Multifunctionele polen met ruimte voor kantoorachtigen Soort

polen

Gelegen in concentratiezone...

MF polen op de Leuvense ring

Vaartkom Ruime stationsomgeving Philipssite Bodart

Ring - Vaartzone Ring Ring Ring Ring – Zuidelijke Dijlevallei

MF polen, gekoppeld aan de zones met BT en campussen

KBC-site Bodart Omgeving Brabanthal

Omgeving Gasthuisberg Ring – Zuidelijke Dijlevallei Zuidelijke Tangent Heverlee

MF polen, gekoppeld aan bedrijvenfragment

Remysite

/

De stad past haar vergunningenkader aan zodat kleinschalige niet-hinderlijke tewerkstelling vergunbaar is binnen de woonkernen, op de geschikte plaatsen.

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 101

24/04/2019 15:10


102

A L G E M E E N K A D E R   /  P r ior it air e pr oj e ct e n e n maat r e ge le n

RICHTINGGEVEND

/5 THEMA VOORZIENINGEN ——

De stad bundelt het ruimte-aanbod voor bovenlokale handel in het kernwinkelgebied en in twee grootschalige detailhandelsconcentraties: Tiensesteenweg (ten oosten van Meerdaalboslaan) en Vaartkom (noordelijke Vaartkom en aansluitend stuk K. Bégaultlaan).

——

De stad bundelt de campussen van onderzoek en hoger onderwijs in 4 concentratiezones van tewerkstelling en bovenlokale gemeenschapsvoorzieningen: Leuven-Noord, Gasthuisberg en omgeving, Zuidelijke Dijlevallei en Zuidelijke Tangent Heverlee.

——

De stad selecteert de volgende campussen van onderzoek en hoger onderwijs:

Campussen Gelegen in concentratiezone... Campus Gasthuisberg

Gasthuisberg en omgeving

Campus Zuidelijke Dijlevallei

Zuidelijke Dijlevallei

Campus binnenstad Campus Heilig Hart

Zuidelijke tangent Heverlee

Campus Haasrode

Zuidelijke tangent Heverlee

——

De stad stimuleert de groei van gemeenschapsvoorzieningen in clusters in de woonkernen. • Ze ontwikkelt het voorzieningenaanbod prioritair in een aantal grotere structuren met voorzieningenclusters; §§ enerzijds structuren met voorzieningenclusters met hoge mobiliteitsvraag; §§ anderzijds structuren met clusters van lokale aard en recreatie met beperkte mobiliteitsvraag.

——

De stad maakt masterplannen voor de recreatie op, minstens voor de noordelijke laagvlakte en voor woonkern Heverlee.

/6 THEMA ENERGIE ——

Volgende gebieden worden geselecteerd als strategische gebieden voor de realisatie van de klimaatneutrale stad:

Nieuwe ontwikkelingsgebieden: • • • • • • •

Bedrijventerrein spoorwegplateau Bedrijventerrein Parkveld Voorzieningencluster Groenveld Voorzieningencluster binnengebied Koetsweg - Platte-Lostraat Woonontwikkelingsgebied Sint-Jansbergsesteenweg Reservegebied campus/bedrijventerrein Termunckveld Nieuwe ontwikkelingen in de Dijlevallei

Reconversie- en verdichtingsgebieden: • • • • •

Bedrijventerrein Vaartzone Leuven-Noord Bedrijventerrein en multifunctionele pool Remysite Bedrijventerreinen Haasrode Gasthuisberg Bestaande ontwikkelde gebieden in de Dijlevallei

——

De stad werkt een vergunningenkader uit dat toelaat om voor de herontwikkelingen in deze strategische gebieden, verstrengde energiedoelstellingen op te leggen.

——

De stad legt aan de ontwikkelingen in deze nieuwe ontwikkelingsgebieden, de opmaak op van een energieplan. In dit energieplan wordt een energieconcept uitgewerkt voor de site. Dit energieconcept evalueert minstens de mogelijkheden voor het valoriseren van het lokale hernieuwbare of herbruikbare energiepotentieel.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 102

24/04/2019 15:10


103

A L G E M E E N K A D E R   /  Bin den de be palinge n

1 RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 103

24/04/2019 15:14


104

A L G E M E E N K A D E R   /  B ind e nd e be palinge n

A LGE ME E N KA D E R HOOFDSTUK 1 / HOOFDSTUK 2 / HOOFDSTUK 3 / HOOFDSTUK 4 /

Inleidin g en u itgan gssituatie Kernnota Prioritaire projecten en maatregele n B inden de bepalin gen

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 104

24/04/2019 15:14


105

A L G E M E E N K A D E R   /  Bin den de be palinge n

BINDEND

1 Selecties THEMA BLAUWGROEN: De stad neemt de initiatieven die binnen haar bevoegdheden liggen om volgende gebieden op te nemen in de blauwgroene structuur: ——

het centrale deel van de bedrijvenzone aan de Wijgmaalsesteenweg;

——

de zuidoostelijke punt van het militair domein, bij herontwikkeling of herbestemming;

——

het centrale deel van Parkveld.

THEMA WONEN: De stad selecteert volgende woonontwikkelingsgebieden:

Geselecteerde woonontwikkelingsgebieden Binnenstad

Stadsdeel Noord

Vaartkom - blok 5

Pastorijweg

Vaartkom - blok 6

Haestweg

Vaartkom - Tussen Twee Waters

Hoogveld

Vaartkom - Van Monsstraat

Woutersstraat

Vaartkom - Parking 69

Brugveldstraat

Vaartkom - Bottelarij

M. Clootsstraat

VEL - fase 2

Wakkerzeelsebaan

Drukkerij ACCO

Weduwenrij

Ziekenhuissite St. Pieter - St. Rafaël

Ursulinenstraat

Vesaliusstraat - Parkstraat OCMW-site

Stadsdeel Oost

Stadsdeel West

Klein Rijsel

Valleistraat

Bierbeekstraat

Sint-Janbergmansesteenweg

Centrale Werkplaatsen Genadeweg

Stadsdeel Zuid

Vlierbeekveld

Parkveld (gedeelte onmiddelijk aansluitend bij de woonkern)

Bareelweg

THEMA WERKEN: De stad bundelt bedrijventerreinen en campussen van onderzoek en hoger onderwijs in 5 concentratiezones van tewerkstelling en bovenlokale gemeenschapsvoorzieningen: ——

Leuven-Noord

——

Gasthuisberg en omgeving

——

Zuidelijke Dijlevallei

——

Zuidelijke Tangent Heverlee

——

Binnenstad

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 105

24/04/2019 15:14


106

A L G E M E E N K A D E R   /  B ind e nd e be palinge n

BINDEND

De stad selecteert volgende bedrijventerreinen:

Geselecteerde bedrijventerreinen Gelegen in concentratiezone... BT-1 spoorwegplateau

Leuven-Noord

BT-2 Researchpark Haasrode

Zuidelijke tangent Heverlee

BT-3 KMO-zone Haasrode

Zuidelijke tangent Heverlee

BT-4 Parkveld

Zuidelijke tangent Heverlee

BT-5 Militair domein zuid van Hertogstraat

Zuidelijke tangent Heverlee: reservegebied bedrijventerrein of campus

BT-6 Vaartzone en milieupark

Leuven-Noord

BT-7 Veilingsite

/

BT-8 Wetenschapspark Arenberg

Zuidelijke Dijlevallei

BT-9 imec site

Zuidelijke Dijlevallei

BT-10 Termunckveld

Zuidelijke Dijlevallei: reservegebied bedrijventerrein of campus

BT-11 Gasthuisberg

Gasthuisberg en omgeving

BF Indistriezone Diestsesteenweg

/ dit is een bedrijvenfragment

BF Remy

/ dit is een bedrijvenfragment

De stad selecteert volgende (multifunctionele) polen, waar tewerkstelling in kantoorachtigen wenselijk is (eventueel verweven met andere stedelijke functies):

Multifunctionele polen met ruimte voor kantoorachtigen Soort

polen

Gelegen in concentratiezone...

MF polen op de Leuvense ring

Vaartkom Ruime stationsomgeving Philipssite Bodart

Ring - Vaartzone Ring Ring Ring Ring – Zuidelijke Dijlevallei

MF polen, gekoppeld aan de zones met BT en campussen

KBC-site Bodart Omgeving Brabanthal

Omgeving Gasthuisberg Ring – Zuidelijke Dijlevallei Zuidelijke Tangent Heverlee

MF polen, gekoppeld aan bedrijvenfragment

Remysite

/

THEMA VOORZIENINGEN: De stad selecteert volgende campussen voor hoger onderwijs en onderzoek: •

Campus Gasthuisberg;

Campus Zuidelijke Dijlevallei;

Campus Binnenstad;

Campus Heilig Hart;

Campus Haasrode.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 106

24/04/2019 15:14


107

A L G E M E E N K A D E R   /  Bin den de be palinge n

BINDEND

THEMA ENERGIE: De stad selecteert volgende gebieden als strategische gebieden voor het inzetten van duurzame energieconcepten : Nieuwe ontwikkelingsgebieden: ——

Bedrijventerrein spoorwegplateau

——

Bedrijventerrein Parkveld

——

Voorzieningencluster Groenveld

——

Voorzieningencluster binnengebied Koetsweg - Platte-Lostraat

——

Woonontwikkelingsgebied Sint-Jansbergsesteenweg

——

Reservegebied campus/bedrijventerrein Termunckveld

——

Nieuwe ontwikkelingen in de Dijlevallei

Reconversie- en verdichtingsgebieden: ——

Bedrijventerrein Vaartzone Leuven-Noord

——

Bedrijventerrein en multifunctionele pool Remysite

——

Bedrijventerreinen Haasrode

——

Gasthuisberg

——

Bestaande ontwikkelde gebieden in de Dijlevallei

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 107

24/04/2019 15:14


108

A L G E M E E N K A D E R   /  B ind e nd e be palinge n

BINDEND

2 Acties THEMA BLAUWGROEN: ——

De stad maakt een groenplan op voor de binnenstad.

——

De stad maakt een groenplan op voor (bepaalde delen) van Wilsele-Dorp, Kessel-Lo en Heverlee.

——

De stad maakt een plan op voor de Molenbeekvallei. THEMA WONEN EN VOORZIENINGEN:

——

De stad maakt algemene RUPs op voor de woonkernen.

——

De stad werkt een aanpak uit m.b.t. het verhogen van het aandeel betaalbare huurwoningen. THEMA LANDSCHAP EN ERFGOED:

——

De stad inventariseert het erfgoed. THEMA VOORZIENINGEN:

——

De stad zet in op het versterken van de lokale voorzieningencentra in Heverlee, Kessel-Lo, Putkapel, Wilsele-Dorp en Wijgmaal. THEMA ECONOMIE:

——

De stad laat een studie uitvoeren m.b.t. de economische ruimte en de mogelijkheden tot verdichting en verweving.

——

De stad past haar vergunningenkader aan zodat kleinschalige niet-hinderlijke tewerkstelling vergunbaar is binnen de woonkernen, op de geschikte plaatsen. THEMA MOBILITEIT:

——

De stad selecteert samen met de bevoegde partners een hoogwaardig fietsroutenetwerk.

——

De stad tekent samen met de bevoegde partners een multipolair busnetwerk uit.

——

De stad zet in op de uitbouw van randparkings.

RSL2

RS_BOEK-1_DEEL-1-2-5-6_190424.indd 108

24/04/2019 15:14



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.