Doduk Kwartet & Quatuor Voce
Zondag 23 september 2012, 11.30 uur Stadsgehoorzaal Leiden, Aalmarktzaal Dudok Kwartet
viool Judith van Driel viool Marleen Wester altviool Mark Mulder cello David Faber Pjotr Iljitsj Tsjaikovski (1840-1896) Strijkkwartet nr. 3 in es op. 30 (1876) Andante sostenuto. Allegro moderato Allegretto vivo e scherzando Andante funebre e doloroso, ma con moto Finale. Allegro non troppo e risoluto Pauze
Quatuor Voce viool Sarah Dayan viool CÊcile Roubin altviool Guillaume Becker cello Florian Frère Johannes Brahms (1833-1897) Strijkkwartet nr. 3 in Bes op. 67 (1876) Vivace Andante Agitato. Allegretto non troppo Poco allegretto con variazioni
Muzikale Tegenpolen Volgens beproefd recept opent de Stadsgehoorzaal Leiden het nieuwe concertseizoen met een gezamenlijk optreden van twee jonge, aanstormende strijkkwartetten. Dit jaar maken het Nederlandse Dudok Kwartet en het Franse Quatuor Voce hun opwachting in de Aalmarktzaal. In hun koffers werk van de muzikale tegenpolen Pjotr Iljitsj Tsjaikovski en Johannes Brahms, die in 1876 beiden hun Derde Strijkkwartet voltooiden. Tekst: Joep Christenhusz Russische sferen Hoewel hun afgewogen samenspel anders doet vermoeden, opereert het Dudok Kwartet nog maar drie jaar in zijn huidige samenstelling. Die tijd werd overigens ten volle benut: met een post-graduate studie bij het Alban Berg Quartett in Keulen, masterclasses bij het Párkányi en Takács Quartet, en – sinds vorig jaar – een fulltime studie aan de Nederlandse StrijkKwartet Academie. Daarnaast gaf het jonge viermanschap de afgelopen jaren acte de présence op tal van concoursen in binnen- en buitenland. Met succes: in 2011 wonnen de Dudokkers het Internationale Strijkkwartet Concours in Polen en afgelopen april sleepten zij de Eerste Prijs in de wacht op het Charles Hennen Concours te Heerlen. Stal het Dudok Kwartet in Limburg nog de show met een smetteloze uitvoering van het Eerste Strijkkwartet van György Ligeti, inmiddels verkeert het viertal in Russische sferen. Cellist David Faber in een recent interview met het NRC Handelsblad: “Voor we aan de Nederlandse StrijkKwartet Academie studeerden, speelden we nauwelijks Russisch repertoire. Nu zijn we juist veel bezig met de kwartetten van Sjostakovitsj.” Wie het viertal de afgelopen tijd een beetje heeft gevolgd, weet bovendien dat ook werk van Borodin, Prokofjev en Tsjaikovski met regelmaat op hun lessenaars verschijnt. Middenweg Van laatstgenoemde staat vanochtend het Derde strijkkwartet op het programma. Tsjaikovski schreef het werk ter nagedachtenis aan Ferdinand Laub, vioolpedagoog en oudcollega aan het Conservatorium van Moskou, waar hij zelf tussen 1866-76 het theoriecurriculum voor zijn rekening nam.
Deze 'Moskouse jaren' markeerden tevens de periode waarin de Russische componist zijn eigen geluid vond, daarbij laverend tussen de Westers georiënteerde erfenis van zijn vroegere leermeester Anton Rubinstein en de Russisch-folkoristische modegrillen van tijdgenoten als Mili Balakirev en Modest Moessorgski. Die middenweg bracht Tsjaikovski uiteindelijk succes, maar maakte hem ook tot een muzikale Einzelgänger: in eigen land lange tijd als te Westers bestempeld, in het Westen aanvankelijk afgedaan als eigenaardige Rus. In het Derde strijkkwartet is die tweespalt duidelijk hoorbaar. Onder de noemer 'Westers' vallen de groots opgezette sonatevorm van het eerste deel en de klassieke scherzo-vorm van het tweede. Ook afgekeken van zijn Europese collega's: de opvallend consequent doorgevoerde motivische werkwijze in het openingsdeel. Hier speelt de Russische componist, vaak afgedaan als grootleverancier van de sentimentele deun, een vernuftig spelletje met zijn motivische blokkendoos. Kenmerkend is het trioolmotiefje uit het eerste thema, dat onopvallend het tweede thema wordt binnengesmokkeld om daarna als bouwsteen te dienen voor een verzengende climax in de doorwerking. Tsjaikovski's Russische inborst steekt onmiskenbaar de kop op in het derde deel. In het hartstochtelijke treuren van de gewaagd dissonante openingsharmonieën, in de Slavisch gekruide toonladders, en zeker in het tweede thema, waar de tweede violist het habijt van een orthodoxe priester aantrekt en voorgaat in een woordeloos gebed op reciteertonen. In de finale worden die kerkelijke connotaties overigens weer even snel verruild voor de landelijke omgeving van een datsja. Zinderende volksdansjes verklanken de heisa van het Russische platteland. Scherpe pen Net als het Dudok Kwartet stak Quatuor Voce de afgelopen jaren zijn licht op bij verschillende grote kwartetten, zoals het Alban Berg Quartett en Quatuor Ysäye. Die noeste studie loonde, zoals mag blijken uit de vele prijzen die het Franse viertal bijeen speelde op internationale wedstrijden in onder meer Genève, Wenen, Bordeaux en Londen. Niet minder succesvol was hun debuut-cd, geheel gewijd aan werk van Franz Schubert, die het viertal een speciale vermelding van het toonaangevende muziektijdschrift The Strad opleverde. In Leiden zet Quatuor Voce zich aan het Derde strijkkwartet van Johannes Brahms. Een interessante keuze, al was het maar
omdat er van oudsher wat wringt tussen Brahms en die andere peiler van het programma: Tsjaikovski. Beide grootheden hadden namelijk niet zoveel op met elkaars werk en vooral Tsjaikovski hanteerde graag een scherpe pen waar het muziek van zijn tijdgenoot betrof. Kenmerkend is een passage uit een autobiografisch verslag van een concertreis in 1888, waarin hij de Duitse componist beticht van “middelmatigheid” en een algemene “droogte, vaagheid en frigiditeit”. Hoorbare opluchting Hoewel Tsjaikovski er niet bij vermeldde welke composities van Brahms hij met bovenstaande woorden op het oog had, zal het hoogstwaarschijnlijk niet diens Derde strijkkwartet zijn geweest. Brahms schreef het werk vlak na de moeizaam bevochten voltooiing van zijn Eerste symfonie, wat maakt dat het werk een hoorbare opluchting ademt. Het eerste deel, Vivace, slaat de spijker op zijn kop. Hoewel qua vorm een schoolvoorbeeld van een sonate-allegro, doet het qua karakter vooral denken aan een onbezorgd scherzo: hoornimitaties in de openingsmaten schilderen een zonnig jachttafereeltje dat vrolijk hinkelt tussen een 6/8 en 3/4 maatsoort. Na rap overgangswerk in de eerste viool heeft Brahms nog een ritmische verrassing in petto. Hij schakelt plotseling over naar een tweetelsmaat en schotelt de luisteraar een koddige polka voor. Via de prachtige melodie van een lyrisch Adagio en de onvermoede klankkleuren van sourdines en pizzicato-getokkel in het Agitato, gaat het naar de finale, waarin Brahms een volkswijsje aan een reeks vernuftige variaties onderwerpt. Natuurlijk zou Brahms Brahms niet zijn als hij er het openingsthema van het eerste deel niet gewiekst in wist te verwerken.
Dit concert is mede mogelijk gemaakt door het Fonds Podiumkunsten.
Binnenkort in de Stadsgehoorzaal Leiden:
Bijten in Biber – Rozenkrans sonates
Zondag 7 oktober, 16.00 uur, Aalmarktzaal (diner Breezaal) viool Elizabeth Wallfisch cello Douglas McNames klavecimbel Albert-Jan Roelofs In drie groepen van vijf sonates en een afsluitende passacaglia voor viool solo verklankt Biber de oorspronkelijke indelingen van de geheimen van de Rozenkrans. Inclusief driegangendiner! Let op! Kaarten kopen kan tot vijf dagen voor het concert, vanwege de catering. Aan de deur kunnen dus geen kaarten meer worden gekocht.