Om half twaalf 's nachts word ik geboren. Ik leef amper. Ik zie blauw en heb een te lage temperatuur. Geen nood mevrouw, glimlachen de verpleegsters, een paar uurtjes in een van onze splinternieuwe couveuses helpen hem er zó bovenop. Gerustgesteld valt mijn moeder in slaap. De volgende dag blijk ik op sterven na dood. Mijn temperatuur is nog steeds te laag. Als hij dan toch moet doodgaan, dan liever in mijn armen dan in zo'n rotmachine, zegt mijn moeder, vooruit geef hem aan mij. Ze legt me op haar warme lichaam, dekt me onder, wrijft me warm en probeert me te zogen. Ik spuw de melk weer uit.
Op dat moment komt mijn vader binnen. In zijn spoor mijn broers en glunderende zusje. Voor de deur van de winkel thuis moet nu het bord hangen 'Gesloten Wegens Blijde Geboorte'.
'En hoe gaat het met onze patiënt?' roept Bob opgewekt. 'Slecht,' antwoord ik, 'ik kan maar niet beslissen of ik eraan zal beginnen of niet.' Dat komt goed uit, wij hebben nog niet beslist of we je wel willen!' zegt Guy om mijn zusje Laurie te pesten. Zij roept 'jawel, jawel!' en begint te huilen. Mijn moeder maant tot stilte.
'Luister,' zeg ik, 'ik weet niet of het wel de moeite loont. Ik zou tegelijk een goed dichter willen worden, én een kruising tussen Frank Sinatra, Fred Astaire en Michael Jackson. Dat is onmogelijk. En bovendien: als een bundel hier een oplage haalt van duizend exemplaren, dan is dat al een onverhoopt succes. En wat zou ik op een podium moeten aanvangen? Had
ik maar een stem die alle big bands de baas kan. Groot zal ik niet worden, en slank, dat zit er ook niet voor me in. Als ik een goede danser aan het werk zie, word ik misselijk van jaloezie. In de turnkring zal ik op elke jongen verliefd worden, zonder ooit mijn bek open te durven doen natuurlijk. Kon ik maar geboren worden op 50 kilometer van Broadway, als een prachtige neger die ook nog saxofoon en piano speelt.