Fragment uit Zoals dat gaat met wonderen Een ménage à trois. Voor het eerst is het in de krant verschenen. Dat begrip en de associaties die het oproept hebben zo volslagen niets met ons te maken dat ik het een paar keer moet lezen om het goed te laten doordringen. Hoe kan iets wat zo volslagen vanzelfsprekend voelt zo’n eigenaardig predicaat krijgen? Eerst wijt ik het aan woorden. Wat zijn ze toch armzalig, denk ik, wat schiet taal op het menselijk vlak toch treurig tekort. Vervolgens wijt ik het aan degenen die als ze iets niet kunnen bevatten, het dan maar benoemen. Maar uiteindelijk ligt het denk ik aan mezelf. Mijn werkelijkheid laat zich niet vangen in alledaagse termen. Probeert iemand het toch dan voel ik me aangeschoten. Een dagboek is als een wild beest dat je eigenhandig uit de maalstroom van het leven hebt gered. Jarenlang heb je het gevoed en grootgebracht. Het dan te publiceren… dat moment waarop je het dier in de natuur loslaat… Wat het gaat aanrichten weet je niet, alleen dat je het nooit meer terugkrijgt in de kooi.
Uit: Arthur Japin, Zoals dat gaat met wonderen. Privé-domein nr. 267. Uitgeverij de Arbeiderspers, Amsterdam, 2008.