Fragment uit Zoals dat gaat met wonderen De wereld heeft vlam gevat. De stad waarvan ik zo ben gaan houden is op ongekende wijze aangevallen. Duizenden kwamen om. Ik moet steeds denken aan een paar mensen die ik eerder dit jaar tegen het gebouw geleund zag staan. Ik moest een beetje om ze lachen, omdat ze zo verslaafd waren dat ze al die verdiepingen naar benden waren gekomen om in de openlucht hun sigaretje te kunnen roken. Ik zie duidelijk hun gezichten. Nu hoop ik maar dat ze op de fatale dag flink hebben gedraald en op het voorplein nog een paar extra trekjes hebben genomen. Een plek die ik goed ken (‌) is als bij toverslag verdwenen. De stank van brandende lijken, wordt mij verteld als er eindelijk weer contact mogelijk is, is zelfs in Midtown onverdraaglijk. De ratten hebben de straten overgenomen. De loopbrug waar ik overheen kwam eindigt in de lucht. Uit: Arthur Japin, Zoals dat gaat met wonderen. PrivÊ-domein nr. 267. Uitgeverij de Arbeiderspers, Amsterdam, 2008.