BREEKBARE DAGEN
In 2012 is het een kwart eeuw geleden dat de Nederlandse regering het Nationaal ComitĂŠ 4 en 5 mei instelde. EĂŠn organisatie die zowel invulling geeft aan de Dodenherdenking als aan het vieren van Bevrijdingsdag, bestond tot 1987 niet in Nederland. Wat wel bestond was de sequentie van een herdenkingsdag en een feestdag, een unicum in de wereld. Breekbare dagen laat in woord bernlef wim de bie en beeld zien hoe Nederland mies bouhuys jeroen brouwers sinds 1945 zijn doden herdenkt remco campert rudi van dantzig en zijn bevrijding en vrijheid adriaan van dis inez van dullemen viert. En hoe nieuwe generaties jessica durlacher anna enquist nieuwe vormen vinden voor het ernst jansz uiten en beleven van oude en tessa de loo geert mak universele emoties. marga minco harry mulisch nelleke noordervliet Deze geschiedenis wordt afgewillem jan otten wisseld met de voordrachten die k. schippers f. springer sinds 1992 door literaire auteurs op 4 mei in De Nieuwe Kerk te Amsterdam gehouden zijn. Negentien auteurs, negentien reflecties op oorlog en herinnering.
4 EN 5 MEI DOOR DE JAREN HEEN
NC_Cover_Def_200212.indd 1
21-02-12 15:23
NEDERLAND HERDENKT EN VIERT
Verwerking van de Tweede Wereldoorlog In de eerste naoorlogse jaren was het praktisch onmogelijk om genuanceerd naar de Tweede Wereldoorlog te kijken. De herinneringen waren vers en vaak te pijnlijk om onder woorden te brengen. Bovendien waren ze erg verschillend, tegenstrijdig en verwarrend. En soms werden ze het liefst zo snel mogelijk toegedekt of vergeten. Het voormalig verzet belichaamde voor velen de ideale opstelling van Nederlanders tijdens de Tweede Wereldoorlog. Oud-verzetsstrijders hadden door hun ‘goede’ oorlogsverleden dan ook meer status dan anderen. Daardoor konden ze zeker tot het midden van de jaren vijftig, als het om herdenken en vieren ging, bepaalde eisen stellen aan de overheid. Al snel na het einde van de oorlog staken binnen het voormalig verzet de onderlinge tegenstellingen de kop op; tussen christenen, sociaal-democraten en communisten, tussen gewapend en niet-gewapend verzet en tussen Vrouwen op Erebegraafplaats mensen die wel en die niet gevangen hadden gezeten. Overveen, 27 november 1945. Daardoor waren er rond 1950 al heel wat voormalige bondgenoten met de ruggen naar elkaar komen te staan. Toch werd in de Nederlandse samenleving tot eind jaren zestig het beeld gekoesterd van het heldhaftige verzet tegen de bezetter. Dat beeld werd mede gevoed door publicaties van dr. Loe de Jong, verbonden aan het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD), en de door hem gepresenteerde televisieserie De bezetting, die tussen 1960 en 1965 werd uitgezonden. De meeste Nederlanders konden na de bevrijding zonder al te veel moeite de draad van het gewone leven weer oppakken en een bijdrage leveren aan de wederopbouw, die met internationale steun van de grond kwam. Dat lag anders voor hen die waren vervolgd en onder verschrikkelijke omstandigheden gevangen hadden gezeten. Zij moesten zien te overleven met herinneringen die moeilijk onder woorden te brengen waren en waar bovendien maar weinig Nederlanders in geïnteresseerd leken. Dat gold in de eerste plaats voor de joodse overlevenden die uit de onderduik of na lange omzwervingen uit de kampen terug waren gekomen en opnieuw moesten beginnen, vaak zonder familie. Op het dagboek van Anne Frank na werd er over hun ervaringen weinig gepubliceerd, laat staan dat er buiten de eigen kring praktische hulp werd geboden. Ook de overlevenden van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië voelden zich na aankomst in Nederland vaak gedwongen om hun oorlogservaringen voor zich te houden. Niet in de laatste plaats omdat ze in de ogen van de Nederlandse bevolking dankbaar moesten zijn voor de opvang die ze kregen. In jaren zestig veranderde de beeldvorming over de Tweede Wereldoorlog toen 20
NEDERLAND HERDENKT EN VIERT
Nederland zich door de publicatie van het boek Ondergang van Jacques Presser met een schok bewust werd van wat er met de joden was gebeurd. Pas toen kwam in de politiek de discussie op gang over de gevolgen van de oorlog voor de joodse slachtoffers en de noodzaak van therapeutische hulp en financiële steun. Discussies over de vrijlating van tot levenslang veroordeelde oorlogsmisdadigers legden rond 1970 een open zenuw in de Nederlandse samenleving bloot. Ook de Indische gemeenschap begon langzamerhand van zich te laten horen en voorzichtig aandacht te vragen voor haar problematiek. Voor het eerst viel de term ‘oorlogstrauma’. In het publieke debat ging schaamte over de deportatie van de joden een overheersende rol spelen en werd ‘nooit meer Auschwitz’ het motto van allerlei acties tegen onrechtvaardigheid elders in de wereld. In diezelfde tijd ging de Nederlandse jeugd onder invloed van de Vietnamoorlog anders naar de rol van de Amerikanen in de wereld kijken. Rond het verwerken van de oorlog openbaarde zich een generatiekloof, met als bijkomend effect Herdenking Februaristaking, dat voormalige verzetsorganisaties van verschillende Amsterdam, 25 februari 1972. politieke kleur de gelederen sloten en samen de voorlichting over de oorlog aan de schooljeugd op zich namen. Een van de gevolgen van de grote verschillen in ervaring met de Tweede Wereldoorlog was dat er in de loop der jaren naast de herdenking op 4 mei andere herdenkingen op betekenisvolle data ontstonden. Zo verbond de Indische gemeenschap zich aan 15 augustus als dag om de capitulatie van Japan en het einde van de oorlog in Azië te herdenken, koesterden communisten de FebruDe Auschwitzherdenking, aristaking en de Auschwitzherdenking, kozen de overAmsterdam, 25 januari 1981. levenden van verschillende kampen de datum van hun bevrijding als historisch moment om te herdenken en streefden homoseksuelen naar erkenning als slachtoffer en naar de oprichting van een eigen oorlogsmonument. Halverwege de jaren tachtig vond de regering dat de organisatoren van 4 en 5 mei niet adequaat op de veranderingen in de samenleving reageerden. Daarom werd eind 1987 het Nationaal Comité 4 en 5 mei ingesteld. De belangrijkste opdracht van dat comité was voortaan alle geledingen van de bevolking bij herdenken en vieren te betrekken, en zo te voorkomen dat 4 en 5 mei als een nachtkaars uit zouden gaan. Rond de vijftigjarige herdenking en viering in 1995 werd alles op alles gezet om die opdracht te laten slagen. Dat de belangstelling voor 4 en 5 mei in de jaren negentig groeide, hing onder 21
c
Meisjes in zelfgemaakte oranje rokjes met rood-wit-blauwe bies zwaaien naar hun bevrijders, Eindhoven, 18 september 1944.
f
Bevrijdingsfestival, Rotterdam, 5 mei 2008.
f
Premier Balkenende, Leeuwarden, 5 mei 2006.
c
Ambassadeur van de Vrijheid VanVelzen tijdens het Bevrijdings festival, Rotterdam, 5 mei 2008.
f
Intocht van de geallieerden op een onbekende plaats in Nederland, mei 1945.
f
Prinses Juliana geeft met een V-teken het sein voor de onthulling van het monument voor de slachtoffers van het Englandspiel, Den Haag, 4 mei 1980.
inez van dullemen 1925 25
DE OORLOG HEEFT VEEL GEZICHTEN
4 MEI 2000
DE OORLOG HEEFT VEEL GEZICHTEN
De oorlog begon als een vakantiedag met zon in de gordijnen en iedereen vroeg uit bed. Wij kinderen liepen opgewonden door het huis en bereidden ons voor op avontuurlijke gebeurtenissen. Mijn moeder pakte een koffer voor het geval wij Amsterdam zouden moeten ontvluchten. Toch bleef het in die meidagen merkwaardig stil ondanks de jankende fluittoon van het luchtalarm die van tijd tot tijd de lentelucht doorsneed. Er viel geen bom. Op de dag na de capitulatie ontstond er een oploopje voor het huis van onze overburen. Ik zag dat de gordijnen voor de ramen gesloten waren, alsof de bewoners nog steeds sliepen. Er kwamen politieagenten onze straat in en ik hoorde ze zeggen dat de man en zijn vrouw zich samen met hun kinderen hadden vergast. Met een van de kinderen had ik de dag daarvoor nog op straat gespeeld. ‘Waarom de kinderen ook?’ vroeg ik aan mijn moeder. ‘Zij wilden bij elkaar blijven, denk ik,’ zei mijn moeder. ‘Ze zijn in bed gaan liggen en hebben de gaskraan opengedraaid. Het was een joodse familie.’ Ik wist toen nog niet wat joden waren. En nu waren ze dood. Opeens maakte mijn avontuurlijke oorlog plaats voor iets dat onafwendbaar op ons afkwam, iets zo onbenoembaars, dat die joodse mensen verkozen hadden zelfs hun kinderen mee te nemen in de dood. Het is een verbijsterend feit dat wij tijdens de Tweede Wereldoorlog honderdduizenden kinderen, afkomstig uit Europa en Azië de dood in hebben laten gaan, dat wij ze niet hebben kunnen behoeden voor eenzaamheid, angst en ondergang. Niet alleen kinderen van joodse afkomst en zigeunerkinderen, maar ook vele slachtoffers die in interneringskampen in Nederlands-Indië of tijdens oorlogshandelingen waar ook ter wereld om het leven kwamen. Zij werden vermorzeld onder de vernietigende machinerie die door volwassenen in werking was gesteld. Ik heb een boek in mijn bezit dat een klein monument wil zijn voor de verdwenen kinderen. Het bestaat voornamelijk uit foto’s. Babyfoto’s, schoolfoto’s, pasfoto’s, waarbij van elk kind de naam,
41
c
Prinses Juliana en prins Bernhard bij de opvoering van het ‘Drama der Bezetting’ door A. den Doolaard in het Olympisch Stadion, Amsterdam, 31 augustus 1945.
d
Herdenking van de Nederlandse krijgsgevangenen die omkwamen bij de aanleg van de Birma-Siamspoorweg, landgoed Bronbeek, Arnhem, 27 juni 1998.
f
Koningin Beatrix, prins Willem-Alexander en prinses Máxima, begeleid door Els Swaab, voorzitter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei, tijdens het zingen van het Wilhelmus bij de Nationale Herdenking, Amsterdam, 4 mei 2008.
f
Canadese veteranen op de Canadese begraafplaats in Holten, 4 mei 2000.
d
Herdenking van de zestigjarige bevrijding van kamp Westerbork, 12 april 2005.
f. springer 1932 — 2011
NOOIT VERGETEN
4 MEI 2002
F. SPRINGER
Een regel van de dichter Hans Lodeizen: deze oude vieze wereld die kun je gerust weggooien… Simpele woorden die mij vaak te binnen schieten: deze oude vieze wereld… Waarom blijft die aardbol van ons gewoon verder draaien terwijl zijn bewoners sinds mensenheugenis hun uiterste best doen om deze planeet en zichzelf het leven onmogelijk te maken? Sinds mensenheugenis, want er is niets nieuws onder de zon, zei Prediker, misschien wel de grootste dichter die ons op schrift is overgeleverd. En willen wij leren van vorige geslachten? Vergeet dat maar, zou je uit zijn nuchtere, illusieloze woorden kunnen opmaken. Dichters zijn het geweten van een volk, dus moeten wij goed naar hen luisteren, maar ook Prediker wist, dat er altijd mensen zullen zijn, die tegen de stroom in roeien, die zich verzetten tegen verdrukking, onderdrukking, onrechtvaardigheid; die liefde boven haat stellen, en vrijheid boven alles. Niet alleen vandaag rijzen uit mijn herinnering gestalten op van mensen die voor mij een soort gids zijn geworden in ‘de krankzinnigheid die Leven heet’ (zoals de schrijver Marcellus Emants ons bestaan op aarde heeft genoemd). Bandoeng, Java, 1941. De zorgzame Sitih Soepardjo, afkomstig uit het dorp Batu, leerde mij, wit jongetje van negen, Javaanse liedjes en nog veel meer. Bijvoorbeeld eerbied hebben voor andere hogere machten dan waarmee ik op zondagsschool kennismaakte. In september 1945, na het aanbreken van de onwezenlijke vrede in Nederlands-Indië, kwam zij mij, scharminkelig ex-logeetje van de Japanse keizer, vruchten brengen bij de poort van het interneringskamp. ‘Ik ga naar de bergen,’ zei ze. ‘En zie ik je dan nooit meer?’ vroeg ik angstig.
84
NOOIT VERGETEN
‘Nee, nooit meer. Wij gaan vechten tegen de Hollanders, voor onze vrijheid.’ Nooit meer gezien, Sitih, maar nooit vergeten. Obeth Pattipeme, Papoea, mantri-verpleger in de Baliemvallei op Nieuw-Guinea, geliefd bij de bergbevolking, stond in februari 1962, niet lang voor het einde van het Nederlands gezag over dat eiland, naast het vliegtuigje dat ons gezinnetje naar het toenmalige Hollandia zou brengen. En hij zei, ten afscheid: ‘Wij Papoea’s zullen eens vrij worden, wat er ook gebeurt, hoe lang het ook duurt, en wij zullen elkaar terugzien.’ Ik hoor mijn dochtertje nog, dat Obeths been omklemd hield: ‘Obeth moet mee, Obeth moet met ons mee…’ Later is hij, met andere voorvechters van een Vrij Papoea, vermoord in de jungle. Obeth Pattipeme, nooit vergeten. Abdul Rahman, Bengaal, trouw dienaar van het eerste uur in de Nederlandse ambassade in Dhaka, Bangladesh, 1973. Hij sliep op een rieten matje voor de deur van mijn kamer, gewapend met een stok en een padvindersfluit – en toch niet lachwekkend. ‘Dat is echt niet nodig, Abdul.’ Hoe vaak heb ik dat niet gezegd, lichtelijk verlegen. Maar Abdul, vrome moslim, zei: ‘Wij zijn zonen van één god. Allah heeft u naar mijn land gezonden en heeft u op mijn pad gebracht. Het is mijn plicht u te beschermen.’ Later, veel later, komt dan het bericht dat hij voorgoed verdwenen is in onvindbare gevangenissen, omdat hij al te luidkeels verkondigde dat de nieuwe, zwaar bevochten onafhankelijkheid van zijn land niet had gebracht wat hij ervan verwachtte. Abdul Rahman, nooit vergeten.
85
DE KRACHT VAN TWEE MINUTEN STILTE
Over de grenzen? De discussies over de aanwezigheid van een Duitse vertegenwoordiger bij de Nationale Herdenking lijken mede het gevolg van de ontwikkelingen bij een aantal plaatselijke herdenkingen. Bijvoorbeeld tijdens de herdenking van de Slag om Arnhem zijn sinds een aantal jaren naast geallieerde ook Duitse vertegenwoordigers aanwezig. En in de grensstreek met Duitsland vinden op 4 mei hier en daar gezamenlijke herdenkingen plaats. Dat ligt ook voor de hand omdat de lokale gemeenschappen daar in het dagelijks leven sterk met elkaar verweven zijn. Clémence Ross-van Dorp, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 2002 tot begin 2007, woont in de Achterhoek en ziet het belang van gezamenlijk herdenken wel. ‘Ik vind dat je op enig moment de Duitsers wel collectief vergeving moet gunnen. Natuurlijk kun je dat wel op individueel niveau doen, maar op het moment dat je de stap zet om samen ergens te staan vanuit verschillende gezichtspunten en het elkaar niet aan te rekenen, is er perspectief en kun je waarden delen. Vergeten kun je nooit, maar vergeven wel. Dat hoeft ook niet per se geïntegreerd te worden in de herdenking op de Dam of in de Auschwitzherdenking. Daarvoor kun je ook andere gelegenheden in het leven roepen dan 5 mei want gezamenlijke vreugde over de bevrijding is toch iets anders. Hier in het grensgebied komen Duitsers en Nederlanders al over en weer op scholen praten. Dat ligt gevoelig, maar het gebeurt wel. Je kunt alleen maar een sterke samenleving hebben door verbindingen te leggen. De samenleving houdt niet bij de grens op, of het nu de grenzen van je land, je religie, je etniciteit zijn. Die grenzen moet je over om waarden te kunnen delen. Door mijn ervaringen in ex-Joegoslavië heb ik gezien wat er kan gebeuren als een land uit elkaar valt langs de lijnen van etniciteit en religie. Dat is desastreus.’
Verzoening In discussies over de wenselijkheid van het uitnodigen van Duitse vertegenwoordigers bij de Nationale Herdenking wordt verzoening met de vroegere vijand vaak als argument aangevoerd. Ten onrechte, vindt Pauline Kruseman: ‘De verzoening met Duitsland heeft op nationaal niveau allang plaatsgevonden. De kranslegging bij het Nationaal Monument door president Heinemann tijdens zijn staatsbezoek aan Nederland in 1969 was daar een bevestiging van. Vervolgens heeft ook president Von Weizsäcker bij het Nationaal Monument een krans gelegd en heeft president Köhler dat in Rotterdam President Heinemann legt een krans, gedaan. Ik merk dat in publieke discussies verzoenen en Amsterdam, 24 november 1969. herdenken nogal eens verward worden. Verzoenen doe je één keer en dat is met Duitsland gelukkig allang geleden gebeurd en in 1969 met de kranslegging bevestigd. Herdenken doe je daarentegen steeds opnieuw.’ 118
rudi van dantzig 1933 — 2012
EEN ARMOEDE DIE NIET VER WIJNT
4 MEI 1999
HET VUUR BRANDEND HOUDEN
VRIJ ZIJN EN VRIJ HEBBEN Wat viert Nederland op 5 mei, de dag in 1945 dat de Duitsers in ons land capituleerden? Volgens het Koninklijk Besluit uit 1990 tot aanwijzing van 5 mei als nationale feestdag is het ‘de dag waarop jaarlijks de bevrijding van het Koninkrijk der Nederlanden in 1945 van de Duitse en Japanse bezetters wordt herdacht en gevierd.’ Sinds 2004 ligt het percentage Nederlanders dat belang hecht aan het vieren van 5 mei vrijwel constant rond de 78 procent. Voor de meesten van hen is het een dag om stil te staan bij het feit dat vrijheid niet vanzelfsprekend is. Zeven op de tien Nederlanders staan ook stil bij het belang van respect en verdraagzaamheid, en bij mensenrechten en democratie. De helft van de bevolking voelt zich op 5 mei solidair met mensen die niet in vrijheid leven.
Van bevrijding naar leven in vrijheid Uit het Nationaal Vrijheidsonderzoek dat jaarlijks wordt uitgevoerd, blijkt dat de betekenis van 5 mei in de loop der jaren is verbreed. Bij de jongere generaties verschuift het accent in de richting van het vieren van de vrijheid. Op de vraag wat zij op 5 mei vieren, koos in 2011 ruim de helft van de Nederlanders het antwoord: ‘De bevrijding van het Koninkrijk der Nederlanden, het einde van de Tweede Wereldoorlog en het feit dat we in vrijheid leven.’ Nog geen 20 procent van de respondenten, vooral 50- tot 64-jarigen, viert uitsluitend de bevrijding en het einde van de Tweede Wereldoorlog. Een kleine minderheid, die vooral uit mensen onder de 50 jaar bestaat, viert uitsluitend ‘dat we in vrijheid leven’.
Geen tijd voor feest In de hoofden van de meeste oudere Nederlanders zitten geen duidelijke beelden van de Nationale Viering van de Bevrijding. Veel mensen herinneren zich vaag iets met sport en spel, maar weten niet eens zeker of dat op Koninginnedag of op 5 mei was. Dat vage beeld heeft alles te maken met de sterk uiteenlopende manieren waarop 5 mei de afgelopen 67 jaar gevierd is. Na de feitelijke bevrijding in 1945 werd het vieren van die bevrijding al snel minder vanzelfsprekend dan het herdenken van de doden. Na de grote manifestaGeallieerde vliegtuigen bij de ties in het Olympisch Stadion te Amsterdam in 1945 en bevrijding van Nederland, 1945. 1946 nam de animo bij de regering om de bevrijding grootscheeps te vieren duidelijk af. Dat wordt meestal verklaard uit de economische omstandigheden. In de wederopbouwperiode heerste grote schaarste en moest er 180
HET VUUR BRANDEND HOUDEN
hard gewerkt worden om de sporen van de oorlog uit te wissen. Daarom kon er geen extra vrije dag af. Bovendien was al in de zomer van 1945 duidelijk geworden dat grote delen van de bevolking meer waarde hechtten aan de herdenking dan aan het vieren van de bevrijding. Ook viel over de bevrijding van Nederland al gauw de schaduw van de dekolonisatiestrijd in Nederlands-Indië. Jonge mannen die in de meidagen van 1940 nog te jong waren geweest om mee te vechten, vertrokken als dienstplichtig militair naar Nederlands-Indië. Opnieuw sneuvelden Nederlandse militairen, opnieuw keerden zij die het overleefd hadden met verwondingen of trauma’s terug naar huis. Ook voor de burgers die na 1945 uit Nederlands-Indië naar Nederland waren gekomen, had 5 mei weinig betekenis. Voor hen was de oorlog niet ten einde gekomen op 5 mei 1945, maar pas met de capitulatie van de Japanners op 15 augustus. Deze capitulatie betekende echter voor velen geen echte bevrijding. Zij kwamen in de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd terecht en werden vervolgens als ‘tegenstander’ van de nationalisten gedwongen alles achter te laten en naar Nederland te vertrekken.
Volkscultuur Onder druk van het voormalig verzet zag minister-president Willem Drees in 1953 af van het plan om 5 mei met 30 april samen te voegen. Op 11 juni 1954 schreef hij aan de Kamer: ‘Het is in hoge mate ongewenst ook in de toekomst de 5de Mei een bron van strijd en tegenstellingen te doen zijn. In elk geval moet dat uitgesloten worden bij de tienjarige herdenking. Er is alle reden om, wat men ook verder mag doen, de 5de Mei ditmaal een grootse nationale feestdag te doen zijn.’ Ook verschillende organisaties drongen er bij de regering op aan de tienjarige bevrijding groots te vieren – zo zou zichtbaar worden dat de bevolking wel degelijk waarde hechtte aan 5 mei. Naast Stichting 1940-1945 waren dit organisaties die zich inzetten voor kunst, cultuur en jeugdwerk, zoals het Nederlands Cultureel Contact – een federatie van verenigingen op het gebied van amateurkunst en volksontwikkeling –, het Comité Overleg Gewestelijke Cultuur, het Prins Bernhardfonds en de Nederlandse Jeugd Gemeenschap, een samenwerkingsverband van organisaties die zich bezighielden met jeugdwerk. Ondanks het eerdere meningsverschil met de regering over de samenvoeging van de 5 mei-viering met Koninginnedag, werd op verzoek van Drees ook de Nederlandse Vereniging van Ex-Politieke Gevangenen (Expogé) bij de organisatie betrokken. Al deze organisaties waren vertegenwoordigd in het Nationaal Comité Viering Bevrijdingsdag 1955. Op het programma stond onder andere een inzamelingsactie voor de Stichting 1940-1945 als ‘daad van nationale offervaardigheid’. Het comité kreeg de opdracht om richtlijnen op te stellen voor de viering van 5 mei overal in het land en de plaatselijke comités te ondersteunen. Terwijl op aandringen van de minister van Defensie, Kees Staf, een militaire herdenking van de bevrijding werd gehouden in Wageningen, vond op en rond de 181
HET VUUR BRANDEND HOUDEN
van Eindhoven naar de Dam in Amsterdam. Vijf jaar later gebeurde dat vanuit Maastricht. Dat jaar werd het bevrijdingsvuur ook in regeringskringen geïntroduceerd, want minister Marga Klompé ontstak het in Den Haag. In de jaren daarna verdween het ritueel weer uit beeld. Wel bleef het verbonden met de 5 mei-viering in Wageningen, waar het ritueel vermoedelijk al in 1948 was ontstaan. In 1994 dook het vuur als symbool voor de bevrijding weer op, maar nu in grafische vorm. Voor het lustrum van 1995 zette het Nationaal Comité 4 en 5 mei een fakkelsymbool in, naar ontwerp van Ton Giesbergen, om de verschillende activiteiten die gedurende het jaar her en der in het land plaatsvonden visueel met elkaar te verbinden. Hoewel dit logo voor eenmalig gebruik bedoeld was, sloeg het aan en bleef het de jaren daarna terugkomen. Tegenwoordig dient de fakkel als herkenningsteken voor evenementen die in het kader van 4 en 5 mei worden gehouden. Het ontsteken van het vuur op de Bevrijdingsfestivals is langzaam maar zeker een herkenbaar ritueel geworden dat de overgang van het ochtendprogramma naar de feesten markeert en waarbij lokale sporters zijn betrokken. Op initiatief van de gemeente Wageningen wordt dat vuur in de nacht van 4 op 5 mei in Wageningen ontstoken en door lopers naar de Bevrijdingsfestivals overgebracht. Sinds 2010 duiken de fakkels ook op tijdens het Het 5 mei-concert op de Amstel, afsluitende concert op de Amstel, bijvoorbeeld in de hanAmsterdam, 5 mei 2010. den van zwemmers. In 2011 heeft het Nationaal Comité voor het eerst in de aanloop naar 4 en 5 mei het fakkellogo verspreid als nationaal symbool, met de bedoeling het een vergelijkbare functie te geven als de klaproos – de poppy – vervult in het Verenigd Koninkrijk. Begin 2008 heeft Els Swaab als voorzitter van het Nationaal Comité bij de opening van het nieuwe pand van de organisatie de kracht van het fakkellogo ervaren. ‘Ik had een toespraakje op papier voorbereid en vroeg daarom aan een jongetje dat daar rondliep of hij de fakkel met de vlam waarmee ik het logo moest ontsteken, even wilde vasthouden. Later hoorde ik dat zijn vader, die een vluchteling uit Iran bleek te zijn, in huilen was uitgebarsten toen zijn zoon thuiskwam en had verteld wat hij had meegemaakt. Hij huilde van vreugde omdat zijn zoon “het vuur van de vrijheid” had helpen aansteken.’ Net als voor 4 mei heeft het Nationaal Comité ook via muziek geprobeerd een gezamenlijke emotie rond 5 mei te vangen. In 2005 schreef Thé Lau in opdracht van het Nationaal Comité het Lied van de vrijheid. Dat wordt sindsdien door steeds weer andere artiesten op 5 mei uitgevoerd.
202
HET VUUR BRANDEND HOUDEN
Lokale vieringen Uit een onderzoek dat in 2008 in opdracht van het Nationaal Comite 4 en 5 mei is gehouden blijkt dat gemeenten als belangrijkste lokale activiteiten op 5 mei noemen: muziek of concert, spelletjes of sport en het ontsteken van het bevrijdingsvuur. Daarnaast maken zij melding van vrijmarkten, activiteiten op scholen, festivals voor jongeren en bijeenkomsten en debatten. Opvallend genoeg noemen burgers vooral rommelmarkten of bazaars, programma’s voor kinderen en Bevrijdingsfestivals als belangrijkste activiteiten. De sport- en spelactiviteiten lijken nog te stammen uit de tijd van de richtlijnen. Daarentegen passen de vrijmarkten en rommelmarkten meer in de traditie van Koninginnedag. Niet alleen inhoudelijk maar ook qua vorm blijken er tussen de 5 mei-vieringen op lokaal en op nationaal niveau grote verschillen te bestaan. Dat is niet verwonderlijk omdat er vanaf de jaren zeventig weinig verband meer is geweest tussen de Nationale Viering van de Bevrijding en de richtlijnen die eerder voor de lokale vieringen waren uitgegeven. Gemeenten lieten de organisatie vaak over aan scholen, sportclubs en Oranjeverenigingen die ook activiteiten op Koninginnedag organiseerden. Ten tijde van haar voorzitterschap van het Nationaal Comité van 1991 tot 1996, heeft Willemien van Montfrans-Hartman, op dat moment burgemeester van Katwijk, bewust de banden met lokale bestuurders aangehaald. Door het hele land besprak zij de plannen voor lokale herdenkingen en bevrijdingsfeesten, van de vijftigjarige bevrijding van het zuiden in september 1994 tot die van de Randstad en het noorden in mei 1995. Al deze evenementen gaven een flinke impuls aan de belangstelling voor de lokale geschiedenis. ‘Overal werden grote aantallen bevrijders van toen verwacht en die zijn ook gekomen. Vanaf 1994 was er een heel programma van lokale bevrijdingen in Limburg, Brabant, Gelderland en Friesland, waar ze een heel eigen geschiedenis hadden. Daar hebben we bewust aandacht aan geschonken en tijd voor vrijgemaakt. Dat heeft de contacten van het Nationaal Comité met die gemeenten en provincies duidelijk versterkt.’
Start van de Nationale Viering Het Nationaal Comité 4 en 5 mei heeft er altijd rekening mee gehouden dat de dag van de bevrijding voor sommige mensen nooit echt een feest zal worden door Premier Balkenende met fakkeldrager, wat zij in de oorlog hebben meegemaakt. Daarom begint Rotterdam, 5 mei 2008. het vieren van de bevrijding met bezinning. De invulling van de Start Nationale Viering van de Bevrijding is een zoektocht geweest. Naast aandacht voor projecten uit de provincie zijn de aanwezigheid van de minister-presi203
c
Bloemen op de fusilladeplaats aan de Apollolaan, Amsterdam, 8 mei 1945.
d
DefilĂŠ Nationale Herdenking op de Dam, Amsterdam, 4 mei 2008.
f
Vrouwen op de Erebegraafplaats Overveen, 27 november 1945.
c
Jongeren uit diverse landen herschikken op het terrein van voormalig kamp Westerbork steentjes met een davidster, als symbool voor de in de oorlog vermoorde joden, 10 augustus 2003.
d
Kinderen verkleed als bruidsparen in een bevrijdings optocht, Piershil, 5 mei 1960.
f
Haarlemse kinderen in het Kenaupark, 5 mei 1955.