Mijn eigen schitterende gebrek

Page 1

Mijn eigen schitterende gebrek. Inspiratie. Door Cheyenne Toet Ik staar voor me uit en slaak een diepe zucht. Het lege beeldscherm gaapt me aan, wit als sneeuw, wit als papier, wit als een leeg word document. Ik kijk voor me, draai een rondje in mijn bureaustoel en aai het beeldscherm. Het voelt koud en leeg. Mijn beste vriendin en ik hadden de regel bedacht dat als je inspiratieloos was je eerst om je heen moest kijken, een rondje moest draaien en dan iets moest aanraken. Volkomen belachelijk natuurlijk, maar ik was zo wanhopig dat zelfs dát in mijn ogen een oplossing kon zijn. Misschien moest ik het maar opgeven, misschien moest ik er maar helemaal niet aan beginnen. Ik denk en denk. Mijn hersens kraken. Het is net als een winkelwagentje dat van een heuvel afgeduwd wordt. Eerst komt het met veel moeite boven en als het wagentje eenmaal boven is gaat het met een vaart naar beneden. Zo gemakkelijk, zo snel totdat het tegen iets opbotst. BOEM! Weg boodschappen, weg snelheid. Zo gaat het ook met mijn inspiratie. Met veel moeite bedenk ik iets en als ik het eenmaal heb, dan gaat alles heel makkelijk, het schrijven, alles. Tot ik plots ontdek dat het helemaal niet klopt, het helemaal niet leuk of mooi of grappig is. En altijd eindig ik weer met een leeg word document. Het is zo oneerlijk. * Soms staar ik voor me uit en zie alles dood gaan. Bladeren vallen van de bomen, bloemen verwelken, alles vergrijsd. Mensen die ik lief heb, uiteindelijk gaan ook zij dood. Ik ga dood. De dood lijkt soms zo akelig dichtbij, dat het soms wel lijkt alsof ik het kan aanraken. Misschien is de dood een inspiratie bron, maar hoe kan ik dat gebruiken? Ik heb geen gebrek dat met de dood te maken heeft. Misschien is mijn gebrek wel dat ik te levend ben. Maar dat is juist goed, niet slecht. Mensen zeggen toch altijd dat de stilte je inspireert? Dat de stilte bepaalde krachten heeft? Ik heb een plaatje op mijn deur met de tekst: “overal is stilte te vinden, als je maar de moeite doet om haar te zoeken- Thom Breukel.” Ik heb geen idee wie Thom Breukel dan wel mag zijn, maar er is een ding wat ik wel weet: ik ga stilte zoeken. Mijn gebloemde Hema pen rolt tussen mijn vingers. Leeg papier op mijn schoot, bijna net zo erg als een leeg word document. Plots begint mijn pen onverwachts te schrijven. Plaatsen waar ik stilte kan vinden? -Het weiland achter ons huis. -De bibliotheek. - Mijn oma’s huis. -tijdens wiskunde. -op een bergtop. * Zes uur ’s ochtends. Met een schok schiet ik overeind. Zweet druppelt langs mijn slapen en mijn dekens voelen warm en klam. Met trillende handen zet ik mijn raam open. De koude ochtendlucht stroomt mijn kleine kamertje binnen. Ik ril, het beeld van twee felle koplampen staat nog op mijn netvlies gebrand. Ik sta op, maak mijn bed op en doe de gordijnen open. Mijn klamme haar bind ik in een slordige paardenstaart.


Het is nog vroeg, maar ik weet dat als ik weer ga liggen de nachtmerrie terug komt, dus kon ik maar beter wakker blijven. Ik loop naar mijn bureau en blader door mijn agenda. Mijn oog valt op het blaadje dat ik gister geschreven had; plekken waar ik stilte kan vinden. Voor ik het weet klim ik op mijn bed, voorzichtig haal ik de hor voor mijn raam weg en laat mijn benen buiten het raam bungelen. Het is nog geen meter tot de grond. Mijn slaapkamer is op de begane grond, alles in ons huis eigenlijk, behalve de zolder. Langzaam komen mijn blote voeten op de grond terecht. Het voelt zacht en nat. Als automatische begin ik richting het weiland te lopen. Het was alsof ik niet meer bestond, alsof mijn hersens op automatische piloot over was gegaan, alsof ik nog sliep. Mijn voeten zijn bruin en er kleven grassprietjes aan als ik bij het weiland kom. De zon komt net op en het is nog ijzig koud, mijn nachtjapon houd niet echt veel warme vast op deze koude ochtend. Heel voorzichtig kruip ik onder het prikkeldraad door. Er hing een vreemde mistige gloed over het weiland heen. De koeien lagen allemaal nog vredig te slapen in hun stal, net zoals bijna alle andere mensen in Dedemsvaart. Maar ik niet, ik was wakker. Ik heb een missie, namelijk stilte vinden. En uiteindelijk zou ik in de stilte inspiratie vinden, en daar kon ik dan weer een goed verhaal van schrijven. Elke keer als ik uitadem verschijnt er een klein dampwolkje. De wind waait hard, mijn paardenstaart raak los en mijn haren wapperen om me heen. Ieder een vlag apart. Vijftig meter verderop zie ik een elektriciteit mast, daar is vast wel stilte. Ik ren er naar toe. Lange slierten gras slaan tegen mijn benen en laten een rode striem achter, het kan me niets schelen. Op dit moment kan niets me schelen. Hijgend bereik ik de mast. Ik laat mijn rug tegen de mast aan leunen en klim op het betonnen blok. Wat ik toen zag benam me alle adem. De zon kwam net op en gaf een rode gloed af aan de wereld. De graspalmen glinsteren door het zonlicht dat met ze speelt, de dauwdruppels weerspiegelen mini regenbogen. De wind laat de grassprieten dansen. De hemel is kraak blauw en zachte witte dons wolken drijven voorbij. En plots begin ik te lachen, eerst een prille glimlach maar hoe meer ik om me heen kijk hoe harder ik begin te lachen. Het was alsof ik mijn zorgen vergat, ik vergat alle pijn in de wereld, de wrede mensen. Alleen ik besta nog, ik en het heerlijke uitzicht. Zo zit ik daar, eerst vijf minuten, toen tien minuten. Maar ik krijg geen inspiratie. Helemaal niets. Nog geen greintje. Wanhopig sluit ik mijn ogen. Ik kan wel wat gaan schrijven over gebrek aan intelligentie of gebrek aan moed, maar dat heb ik allemaal niet. Ik ben niet super intelligent maar ook zeker niet dom, ik ben gewoon ik: het onopvallende meisje. Moed heb ik ook wel genoeg. Ondanks de koude, vochtige wind geeft de zon wel een beetje warmte af. Ik laat mijn hoofd tegen de paal zakken. Ik heb dan wel geen inspiratie gekregen van de stilte, dacht ik, ik heb wel stilte gevonden. Precies op dat moment, alsof alle goden plots tegen me waren, dendert er een grote vrachtwagen van minstens een ton over de snelweg achter het weiland heen. Het bulderende geluid jaagt alle vogels weg. Het geluid dat mij wakker maakt. Plots besef ik me waar ik ben; midden in het weiland in mijn PYAMA(!!) half zeven ’s ochtends. En plots besef ik me ook hoe belachelijk dit wel niet is. Ik had nog lekker in mijn warme vertrouwde bedje kunnen liggen, maar in plaats daarvan was ik in een opwelling naar het weiland gegaan. Ik klop mijn nachtjapon af en been me een weg terug door het lange gras, waar ik me nu plots wÊl aan erger. * Het is middag, we hebben net Frans gehad en nu hebben we wiskunde van meneer Lanting. Zoals altijd ga ik naast Annemiek zitten en zoals altijd pak ik mijn gebloemde wiskunde boek erbij. Ik weet al hoe de les gaat verlopen, het is altijd hetzelfde bij wiskunde. Dat maakt wiskunde ook een geschikte les om stilte te vinden. Ook is meneer Lanting een van de enige leraren die onze klas onder controle heeft, dat maakt alles alleen nog maar geschikter.


Meneer Lanting komt de klas binnen gelopen en zoals altijd zet hij zijn koffer neer op zijn bureau en zegt dat we onze boeken voor moeten nemen. Hij loopt naar de voorste tafels en zoals altijd heeft hij ook weer wat te melden. Hij begint te vertellen over wat ons allemaal te wachten staat de rest van het jaar. Ik buig me naar Annemiek toe die al begonnen was aan de opdrachten. ‘Ik ga stilte zoeken zo,’ fluister ik. ‘Dus wil je me niet storen?’ Annemiek kijkt op van haar opdrachten en kijkt me vreemd aan. ‘Stilte zoeken? Wat bedoel je daar mee?’ Ik glimlach en kijk kort naar meneer Lanting om te kijken of hij niet doorheeft dat we praten onder zijn uitleg. ‘Nou, gewoon,’ zeg ik met een geheimzinnig lachje. ‘Ik ga heel stil zijn.’ Annemiek fronst even maar buigt zich weer over haar lastige wiskunde sommen. Ik laat me onderuit zakken in mijn stoel en wacht tot meneer Lanting klaar is met uitleggen en alle vragen over de stof gesteld zijn. Nog geen tien minuten later is iedereen stil en druk aan het pennen of rekensommen in aan het toetsen op hun rekenmachines. Ik staar naar mijn hokjes schrift en probeer me te concentreren op de stilte. Daniëlle draait zich om en tikt op mijn schrift. Geïrriteerd kijk ik op. Ze wijst naar mijn etui. ‘Cheyenne, heb je misschien een pen voor me?’ vraagt ze fluisterend. ‘Ik ben mijn etui vergeten.’ Ik knik en gebaar dat ze zelf maar moet kijken in mijn etui. Ze vindt een pen en draait zich met een glimlach weer om. Tweede poging. Dit keer sluit ik mijn ogen en laat mijn hoofd op mijn armen rusten. Nog geen seconde later hoor ik meneer Lanting naast mijn tafeltje. ‘Lig je nu te slapen?’ vraagt hij. ‘Je hebt net een heel weekeind lang kunnen slapen.’ Ik kijk omhoog naar meneer Lanting. ‘Ik lig niet te slapen meneer, ik ben de---’ ‘Ga maar gewoon aan het werk,’ onderbreekt meneer Lanting mij. ‘Slapen doe je maar in je vrije tijd. Zo te zien moet je nog veel doen.’ Ik knik met een rood hoofd, er klonk zacht gegrinnik vanuit de klas. ‘En wat de rest betreft,’ riep meneer Lanting. ‘Stilte en doorgaan! Tenzij je graag na schooltijd langs wilt komen. We hebben vergadering dus ik ben tot vijf uur op school.’ Een gemeenschappelijke poging om niet in brullen uit te barsten veroorzaakte een gedempte explosie, maar tegelijker tijd begon iedereen weer druk te pennen. Niemand wilde nablijven. Ik deed een poging er intelligent uit te zien door mijn boeken open te slaan op de goede bladzijde. Iedereen dook met zijn gezicht in de boeken en bescheurde zich in de stilte. Het hele lokaal schudde ervan. En even later ging de bel alweer. Er ging een zucht van opluchting door het lokaal, eindelijk pauze. Iedereen legde zijn pen neer, gaapte en rekte zich uit. Binnen een paar seconde was bijna iedereen het lokaal uit. Weer geen stilte gevonden. Verdraaid. * Ik loop de school uit. De laatste bel klinkt en dat betekent vrijheid voor iedereen. Lauren komt naast me lopen en samen lopen we naar onze fietsen. ‘Cheyenne, fiets je mee?’ vraagt Lauren als ze haar fiets van het slot haalt. Ik denk even na. Er was toch nog iets waar ik heen moet? ‘Nee,’ antwoord ik terwijl ik mijn fiets door de hekken van school heen rijd. ‘Ik ga nog even naar de bieb.’ Lauren fietst me voorbij. ‘Oké, is goed. Tot morgen!’ ‘Tot morgen!’ Ik stap op mijn fiets en fiets naar de bieb toe die drie straten verderop stond. In de bieb was het inderdaad rustig, ik liep naar de bovenste verdieping toe waar het lees gedeelte was. In het midden van de verdieping stond een grote ronde tafel met een stuk of tien stoelen. Aan de tafel zat een jongen die een auto tijdschrift aan het lezen was, ik schat hem rond de achttien. Aan de computer zat een oud vrouwtje van rond de zeventig, ze drukte met haar knokige vingers op het beeldscherm in de hoop dat de computer iets zou gaan doen.


Ik zet mijn rugzak op de grond en neem plaats aan de ronde tafel. De jongen kijkt even op maar begon gauw weer verder te lezen. De vrouw begon nu met de muis hoopvol over het beeldscherm heen en weer te bewegen, dus ik besluit om haar maar te gaan helpen. De jongen kijkt op als ik opsta en zie dat ik naar de vrouw toe wil gaan. ‘Doe geen moeite,’ zegt hij, terwijl hij een bladzijde omslaat. ‘Mijn oma is dement dus als je iets aan haar uitlegt is ze het een paar seconde later toch weer vergeten.’ ‘Oh, oké,’ zeg ik. ‘Is dat jouw oma?’ ik wijs met mijn duim naar het vrouwtje dat nu wanhopig op de toetsen drukt. De jongen glimlacht verontschuldigend. ‘Ja, ik had haar beloofd om te leren hoe een computer werkt, maar elke keer als ik het haar uitleg zegt ze een week daarna “Jan, je had beloofd dat je het me zou uitleggen.” En dan neem ik haar voor de honderdste keer mee naar de bieb.’ Ik knik meelevend. De jongen gaat weer verder lezen en ik pak een tijdschrift. Het is bijna stil in de bibliotheek, behalve op het wanhopige getik van de oude vrouw na. Na een paar seconde houdt de oma op met rammen en komt ze aan de tafel zitten. Ik voel dat ze mij bestudeert met haar priemende ogen, ik probeer me er niets van aan te trekken en lees rustig verder. ‘Hoe heet je?’ klinkt plots de krakerige stem van de vrouw. ‘Cheyenne, mevrouw.’ De vrouw glimlacht. ‘Ik dacht al dat je zo heette.’ Ik kijk de jongen vragend aan, maar hij haalt zijn schouders op. ‘En wat doe je hier, Cheyenne?’gaat de vrouw enthousiast door. ‘Je bent hier vast niet om te lezen.’ ‘Jawel hoor.’ De vrouw lacht en wijst naar mijn tijdschrift. ‘Je houdt al de hele tijd het tijdschrift op de kop.’ Met een glimlach klap ik het tijdschrift dicht. ‘Nou ja,’ zeg ik zacht. ‘Eigenlijk ben ik hier inderdaad niet om te lezen.’ Nu kijkt de jongen ook op van zijn tijdschrift. ‘Ik ben hier om stilte te zoeken.’ ‘Stilte zoeken?’ vraagt de vrouw die zichtbaar opleefde. ‘Waarom dan?’ ‘Ik doe mee aan een wedstrijd,’ antwoord ik met een zucht. ‘Maar ik krijg maar geen inspiratie.’ Ik zwijg even. ‘Het is een schrijf wedstrijd.’ ‘Wat is het onderwerp dan?’ vraagt de vrouw duidelijk geïnteresseerd in het tragische verhaal van mijn inspiratieloze brein. ‘Je moet iets schrijven over je eigen schitterende gebrek.’ ‘Zei je nou schitterend gebrek?’ vraagt de vrouw. ‘Een gebrek is toch helemaal niet schitterend?’ Ik zucht. ‘Dat dacht ik dus ook, maar je moet het met een beetje fantasie tot iets ombuigen waar je goed in bent.’ De jongen mengt zich nu ook in het gesprek. ‘Oma, misschien moeten we maar gaan. Ik denk dat ze het beste stilte kan vinden als er geen kwebbeltante tegenover haar zit.’ Hij knipoogt naar me en ik glimlach dankbaar. De oude vrouw staat mokkend op. ‘Tot ziens dan maar,’ zei de vrouw. ‘Misschien vind je buiten wel wat inspiratie. Het is een heerlijke dag!’ De vrouw snapte er werkelijk helemaal niets van. * Het is een week verder. De hele week heb ik geen aandacht meer aan de stilte besteed. Ik was er onderhand wel achtergekomen dat stilte niet hielp voor mij. Ik loop langs een smal landweggetje. Nu zou er een wolk voor de zon moeten schuiven en een felle regenbui moeten neerdalen op mijn gelaat. Maar de zon blijft onverstoorbaar schijnen. Ik kom bij een hek dat naar het volgende veld leidde. Ik klim erop en kijk over de heg die bijna grenst aan oma’s huis. Op minder dan drie meter afstand staat een enorme stier. Hij draait zijn massieve kop om en kijkt me aan met afschuwelijke, waanzinnige, roze oogjes. Ik draai me gauw om, spring naar beneden en ren als een gek naar oma’s huis. De buurvrouw van oma was de kippen op het erf aan het voeren.


‘Je oma zit in de tuin, meissie,’ zegt de buurvrouw. Ik loop om het huis heen en vind mijn oma met een kopje thee onder een parasol op een stenen terrasje. ‘Hallo lieverd,’ zegt oma stralend. ‘Ik heb van de buurvrouw wat cakejes gekregen. Neem er ook een.’ Ik ga naast mijn oma zitten en neem een cakeje. Wat zou ik nu gemakkelijk kunnen vluchten in vreetbuien als troost voor mijn lege gedachtes. Ik staar naar de bloembedden zonder ze te zien; mijn gedachtes waren hol en leeg, al wekenlang. ‘Is er iets, lieverd?’ vraagt oma. Ze buigt zich naar me toen en kijkt me oplettend aan alsof ze een detective was. ‘Nee hoor.’ Ik probeer mijn woorden kracht bij te zetten met een opgewekte glimlach. Maar ik voel hoe mijn glimlach uitdoofde als een zaklamp met een bijna lege batterij. Oma fronst. ‘Er is iets met je, lieverd, kom op, voor de draad ermee. Ik kan het misschien niet voor je oplossen maar het helpt altijd om erover te praten. Ik aarzel. Oma was altijd zo wijs, misschien kon ze wel helpen? ‘Oma…’ zeg ik aarzelend. ‘Heb je wel eens gehad dat je iets heel graag wil bereiken, maar dat het je niet lukt?’ ‘Of ik ooit iets niet bereikt heb?’ roept oma uit, ze gooit haar hoofd naar achteren en lacht. ‘Natuurlijk lieverd. Ik zal nooit Elize Smith vergeten, een slanke blondine met helder blauwe ogen. Die probeerde opa af te pakken tijdens onze jaarlijkse reisje naar de kust. Het was in de tijd van de mini rokjes, ongeveer in 1964, denk ik. Hemeltje lief, het lijkt wel gisteren.’ ‘Wat gebeurde er dan?’ vraag ik. ‘Nou, opa en ik zaten op het strand. Ik zeg nou opa maar we waren ongeveer vijfentwintig in die tijd. Dat mens van een Elize had teveel gedronken. Ik weet nog goed dat ik niet bepaald slank was en ik schaamde me om in mijn bikini op het strand te zitten. Toen we met zijn allen naar het strand gingen, deed ze voor onze ogen een soort striptease. Gelukkig had ze haar bikini onder haar kleren aan, maar ze gooide haar panty zo in opa’s gezicht, schreeuwde “pak me dan!’’ en rende de zee in.’ ‘Ik hoop dat ze is verdronken,’ zeg ik. ‘Helaas niet,’ zegt oma. ‘Ze spartelde nog een poos rond, sprong wat op en neer en deed alsof ze haar bovenstukje was verloren. Raar mens. Toen kwam ze eindelijk de zee uit en liet zich naast Mart op de handdoek zakken en zei: “droog je me even af, Mart?’ ‘Wat een snol,’ zeg ik. ‘Ik hoop dat opa deed alsof hij niets hoorde.’ ‘Hij gooide haar handdoek over haar heen en zei dat het zo wel weer mooi was geweest,’ zegt oma. ‘En toen wou ik heel graag kalm blijven, maar het lukte me niet en toen heb ik iets heel doms gedaan.’ ‘Wat dan? Wat dan?’ ‘Ik heb haar kleren gepakt, ben naar de zee gerend en heb ze in het water gesmeten. Daarna hadden we geen last meer van dat slanke mens,’ zei oma met een grimmige tevredenheid. ‘Vergeet nooit dat het strand een gevaarlijke plek kan zijn. Als al die slanke mensen hun kleren uit doen en je zelf niet zo slank bent kunnen er rare dingen gebeuren.’ Ik zucht. Het is een leuk verhaal, maar het had weinig met het “bereiken” te maken dat ik bedoelde. ‘Maar wat wil jij dan bereiken wat niet lukt?’ vraagt oma. ‘Beloof je niet te lachen?’ ‘Tuurlijk niet,’ zegt oma met een slim lachje. ‘Ik doe mee aan een wedstrijd, waarbij je moet schrijven over je eigen schitterende gebrek.’ ‘Je eigen schitterende gebrek?’ vraagt oma. Ze herhaalt altijd wat ik zeg. ‘Ja, maar het probleem is dus. Ik heb geen idee waarover ik moet schrijven.’ ‘Wat is het probleem? Kan je geen gebrek over jezelf bedenken?’ ‘Nee, dat is het probleem niet, ik kan honderden gebreken verzinnen als ik moet. Maar het probleem is, je moet het tot iets vormen waar je uniek in bent.’ ‘En dat lukt niet?’ ‘Eh nee, ik geloof dat ik nogal inspiratieloos ben- of ik ben gewoon nergens uniek in.’ ‘Je hoeft toch ook niet ergens uniek in te zijn?’ vraagt oma. ‘Je kunt toch ook gewoon ergens goed in zijn op je eigen manier?’


‘Oma!’ zeg ik. ‘Je had moeten zeggen: “ach lieverd, je bent in heel veel dingen uniek’’.’ ‘Dat ben je natuurlijk ook,’ zegt oma terwijl ze nog een cakeje pakt. Ze gebaart dat ik ook nog een cakeje mag pakken. ‘Maar het gaat niet alleen om hoe je bent, het gaat ook om hoe je dingen uitvoert.’ ‘Maar oma,’ ging ik verdrietig verder, ‘ik heb alles geprobeerd om inspiratie te krijgen. Ik ben om half zeven ’s ochtends in mijn pyjama naar het weiland gegaan om stilte te vinden, ben bijna in slaap gevallen tijdens wiskunde en heb een hele middag naar het wanhopige geram van een oude vrouw op het toetsenbord moeten luisteren. Ik ben radeloos!’ ‘Maar lieverd,’ fluistert oma terwijl ze voorover leunt. ‘Dan heb je toch al een gebrek?’ ‘Huh?’ zeg ik verbaasd. ‘Nou, kijk. Jij hebt gebrek aan inspiratie, dus je gaat op zoek naar inspiratie. Zo is het of niet?’ Ik knik. ‘Nou,’ gaat oma enthousiast verder. ‘Je gebrek aan inspiratie kan je toch gebruiken voor je verhaal?’ Ze slikte de laatste hap van haar cakeje door. ‘Een gebrek is iets wat vervelend is, dat heb je zelf gemerkt. Alleen jij kunt je gebrek gebruiken voor het verhaal.’ Ze likt de laatste kruimels van haar knokige vingers af. ‘Je kunt altijd zo leuk schrijven, lieverd. Gebruik het! Schrijf op wat je in je zoektocht naar inspiratie gedaan hebt.’ Oma kijkt op en ziet mij naar haar staren, als aan de grond genageld. Ze kijkt naar beneden of er soms resten muffins op haar jurk zitten. ‘Wát?’ ‘Oma,’ stamel ik, ‘u bent een genie!’


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.