Multatuli-Lezing 2005

Page 1


‘Max Havelaar houdt zijn bekende toespraak tot de Hoofden van Lebak: Er is veel te arbeiden in uw landstreek. Vele lieden die hier geboren zijn hebben hun land verlaten. Waarom vluchten zij weg? Waarom verkiezen ze de koelte van de boom die daar groeit boven de schaduw onzer bossen? Waarom hebben zij Lebak verlaten? Om rond te dolen in vreemde streken. Ik vraag u hoofden van Bantan-Kidoel. Waarom zijn er zoveel die weggingen, om niet begraven te worden waar ze geboren zijn? De boom vraagt‌ waar is de man die ik als kind zag spelen aan mijn voet? Ja, waar is de man? Waar zijn onze kinderen? Wat doen zij in vreemde streken? 'Heeft iemand een antwoord?' vroeg Max Havelaar. Niemand had een antwoord. 'Ik heb wel een antwoord!' riep opeens een vreemdeling die achter de Hoofden van Lebak zat. Hij kwam overeind. 'Ik weet het niet van iedereen, maar ik heb wel een brief die over enkele zonen en dochters van Lebak gaat die in Holland wonen. Zal ik de namen noemen? Zal ik de brief voorlezen zonder inleiding?' 'Noem de namen', zei Max Havelaar. 'En lees de brief zonder inleiding'. De man haalde een brief uit zijn broekzak en las voor. 'Masout, de zoon van Hasjam is tekenaar geworden op de academie in Groningen. Hij tekent constant de huizen, de bomen en de vrouwen van Lebak. Roesber, de zoon van Tari, die dichter bedoel ik, bleef twaalf jaar thuis om gedichten te schrijven, maar iedereen zei hem: 'Wat heeft een Lebaker te dichten?' Uiteindelijk zwichtte hij. Nu zeven maanden geleden


heeft hij een winkel geopend. Hij verkoopt Hollandse aardappelen en sla. Sohela, de dochter van Save, heeft eindelijk een kind gekregen. Een dochtertje. Het kind is goed, het groeit en het groeit. Het kind is gezond en groeit goed. Zo goed dat haar voeten nu uit bed steken. Sohela heeft een briefje op het prikbord van het wijkcentrum gehangen om het babybedje te verkopen en om een groter bed voor haar te kopen. Zodra men hoort dat zij een Lebakse is legt men de hoorn op de haak. Abas, de zoon van Djaver is professor geworden. Hij doceert over atomen en elektronen aan de Universiteit van Utrecht. En, en nog verder‌ Mohammed B, de zoon van de arbeider, heeft een misdaad begaan. Het doet pijn, het doet pijn, het doet pijn! En Ali B, de zoon van Fatima, hij doet tegenwoordig van die dingen met de koningin. Kader, de zoon van Abdolah, is nog steeds bezig met zijn verhalen. In zijn verhalen komen zowel Lebakers als Hollanders voor. Net nu is hij bezig om iets over de Lebakers te vertellen. Ergens, in Breda, tijdens de Multatuli-lezing. Ze willen allemaal terug, maar er rijdt geen bus meer naar Lebak. Er zijn een miljoen moslims in Nederland. Nooit van gehoord?. Een miljoen moslims. Een miljoen Lebakers in Nederland. Wat willen zij van ons? Van jullie?


Tot vijftien jaar geleden, zeventien jaar geleden, bestond er geen Kader Abdolah in Nederland. Tot vijftien jaar geleden waren er geen moslimpersonages in de Nederlandse literatuur. Tot vijftien jaar geleden was er geen sprake van donkere schrijvers in de Nederlandse literatuur. Maar nu zijn er duizenden, honderden moslims, immigranten, personages in de Nederlandse literatuur. Ik geniet van mijn tijd in Nederland. Nederland is prachtig. De immigranten moeten niet wachten tot de oorspronkelijke bewoners een plek voor hen vrijmaken. Het is de plicht, het is de plicht, het is de plicht van immigranten om met alle kracht te werken om hun plek te veroveren. En ze hebben hun plek veroverd. In de Nederlandse literatuur, aan de universiteiten, in de bedrijven, in de markt, op de beurs.(‌) Ze moeten hun kinderen leren om van dit land te houden. Ik hou van Nederland! Waarom? Omdat Nederland van mij is! De Nederlandse taal is van mij! Niemand in Nederland heeft in de afgelopen vijftien jaar zoveel tijd in de Nederlandse literatuur gestopt dan Kader Abdolah. Ik werk, ik schrijf, ik lees, ik corrigeer vijftien uur per dag de Nederlandse woorden. De Nederlandse taal is van mij. Het is mijn domein. Jullie hebben die van jullie ouders gekregen. Ik heb de taal van mezelf gekregen. De Nederlandse taal is van de immigranten. Jullie hebben de Nederlandse taal met de moedermelk van jullie moeder gekregen. Jullie hebben er niets voor gedaan. Maar wij hebben zoveel moeite gedaan om die prachtige, mooie Nederlandse taal te leren. Wat wil je nog verder van mij?


De immigranten moeten hun kinderen leren om van dit land te houden. En die weer hun kinderen. Nederland is van ons! Waarom begrijpen jullie dat niet? Nederland is van ons, ik bedoel van ons immigranten net zo goed als van jullie. Maar het meest van ons immigranten.’ Fragment uit de Multatuli Lezing, uitgesproken door Kader Abdolah in 2005 Bron: http://www.multatuli-lezing.nl/download/Multatulilezing%20Kader%20Abdolah.doc

Bron afbeelding: http://www.multatulimuseum.nl/links/illustraties.html


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.