20090224BriefPVHminVerburgwelzijnsvoortgang

Page 1

Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit. Aan de Minister, Mevr. G. Verburg Postbus 20401 2500 EK Den Haag

AAc/k 24 Februari 2009 Voortgangsrapportage Nota dierenwelzijn 2008

Excellentie, Als Platform Verantwoord Huisdierenbezit (PVH), de belangenorganisatie voor de houders van gezelschapsdieren, namen wij kennis van uw ‘Voortgangsrapportage Nota dierenwelzijn en Nationale Agenda Diergezondheid 2008’. Het behoeft geen betoog dat wij met name met belangstelling hebben gekeken naar het hoofdstuk 8. Gezelschapsdieren. Graag maken wij van de gelegenheid gebruik enige overwegingen onzerzijds aan u kenbaar te maken. Wij doen dit congruent aan de indeling van de rapportage. 8.1. Het Platform is inderdaad voortvarend bezig met de het opstellen van de genoemde ‘gidsen voor goede praktijken’. Wij zijn verheugd dat dit initiatief wordt gesteund door het Ministerie van LNV. Daarnaast doen wij ons uiterste best om vanuit de sector door tal van activiteiten een bewustere en kundiger houderij te bevorderen. Ook deze initiatieven worden door uw Ministerie en door tal van stakeholders ondersteund en verdienen vermelding. 8.2. De constatering dat de graad van organisatie van de sector laag is, is op zich juist. Wellicht belangrijker nog, dan de organisatiegraad (gemeten op het niveau van de liefhebbers) is de versnippering, het ontbreken van een gezamenlijke visie op de toekomst, bij de vele organisaties in de afzonderlijke delen van de sector. Het PVH heeft zich sinds jaar en dag ingespannen de organisatiegraad en samenhang binnen de sector te verbeteren. Wij achten het van belang dat ook deze inspanningen worden vermeld. Niet in de laatste plaats om het effect hiervan te versterken. Een verdere groei in invloed en aanzien van het PVH is in het belang van de sector en heeft een positieve invloed op de kwaliteit van het overleg met de omgeving en met de overheid. Voorts zijn wij het volledig oneens met de stelling dat ‘de handel en fokkerij, uitgevoerd door particulieren’, veelal een bedrijfsmatig karakter zouden hebben. De fokkerij van de diersoorten die het dichtst bij de mens staan, van honden en katten, is in belangrijke mate in handen van liefhebbers die niet altijd bekend zijn met de hedendaagse inzichten in de fokkerij, die al helemaal weinig affiniteit hebben met het ‘bedrijfsmatig verhandelen’ van hun fokproducten. En ook voor de overige soorten geldt dat er vele tienduizenden liefhebbers zijn, die fokken (kweken) en die hun productie-overschotten zonder vaste regelmaat en/of structuur op de huisdierenmarkt afzetten. Door deze (onzes inziens) verkeerde inschatting wordt in projecten, zoals de certificering, ingezet op een te beperkte doelgroep. Verder zijn wij van mening dat de opvang van gezelschapsdieren, en vooral van de exotischer soorten, aanmerkelijk moet worden verbeterd. Te vaak bereiken ons berichten van wellicht goedbedoelde, doch falende, opvangsituaties die tot welzijnsschade voor de betreffende dieren leiden. Deze situaties doen in de publieke opinie afbreuk aan het vertrouwen dat de burger in de sector heeft. De goedwillende, en meestal zeer deskundige, liefhebber van bijzondere diersoorten wordt daarbij over één kam geschoren met de stuntelende asielvoorziening waar ‘dierenliefde’ het


AAc/ME 14 April 2009 Voortgangsrapportage Nota dierenwelzijn 2008

hoofdthema is en waar de kennis te kort schiet om de dieren een adequate welzijnsituatie aan te bieden. De overheid mag zich hier niet onttrekken aan effectieve regulering en controle. Het PVH brengt momenteel in kaart aan welke de criteria dergelijke asiel-voorzieningen moeten voldoen en welke scholingsmogelijkheden kunnen worden aangereikt aan degenen die de verantwoordelijkheid dragen voor de ondergebrachte dieren. Het PVH doet dit in samenwerking met derden en weet zich hierbij verzekerd van de steun van de vele soortspecialisten in haar achterban. 8.3. Het spreekt voor zich dat wij het onderzoek ten aanzien van gezelschapsdieren toejuichen. Wij plaatsen echter kanttekeningen bij de prioritering, de inspraak en de samenspraak. Vanuit onze achterban worden daarover vragen gesteld. In de afwegingsfase om tot dit onderzoeksprogramma te komen zijn (op persoonlijke titel) individuen uit de sector gehoord. Er heeft daarbij geen PVH-brede inventarisatie van belangrijkste knelpunten plaatsgevonden. Onze inspraak had kunnen leiden tot meer evenwicht in de opdracht, gefundeerd op een zorgvuldige motivatie. Wij voelen ons verstoken van inspraak en zouden in de loop van het onderzoek graag de gelegenheid hebben tot het leveren van een bijdrage danwel tot het stellen van kritische vragen. Dit alles gericht op een hoger rendement van deze investering. 8.4. Aan de totstandkoming van huidige concepten voor een positieflijst ging een slepende langdurige discussie vooraf. Ondanks het vele werk en de bereikte consensus onder stakeholders blijft het nationaal en internationaal rommelen. De verstrekte opdracht aan de faculteit Diergeneeskunde ten aanzien van het voorkomen en de insleep van dierziekten en zoönosen is van belang. Wij vragen ons echter wel af in hoeverre inzicht in de wijze en intensiteit van de houderij van diverse minder gebruikelijke gezelschapsdieren zonder medewerking van het PVH en haar geledingen mogelijk is. Wij stellen voor dit project in nauwe samenwerking met het PVH te laten uitvoeren ter verhoging van de betrouwbaarheid en ter verkrijging van ‘praktisch toepasbare’ resultaten. 8.5. Het verbeteren van de kwaliteit van de ‘handel in’ en van het ‘handelen met’ huisdieren heeft onze warme steun. Het is u bekend dat wij loyaal medewerking verlenen aan de door u geïnitieerde gespreksgroepen, echter, wij maken ons in toenemende mate zorgen. Certificering mag geen doel op zich worden. Vanuit het bedrijfsmatige deel van de sector bereiken ons geluiden dat men de normeringslat voor het hobbymatige deel te laag wil leggen. Daarmee ontstaat een merkwaardige tweedeling omdat de doelen van het certificeringstraject ‘dierenwelzijn’ en ‘consumentenbescherming’ zijn. De normstelling daarvoor wordt onzes inziens niet door de aard van de producerende instelling bepaald. Het PVH heeft sinds jaar en dag ingezet op verhoging van kennis en kunde bij alle partijen in de sector. Degenen die, al dan niet bedrijfsmatig, omgang hebben met het gezelschapsdier moeten op een toetsbare wijze geschoold en getraind zijn. Onzes inziens biedt de huidige wetgeving hiervoor onvoldoende onderbouwing. Dit kan nader worden geduid in de nog op te stellen AmvB, veel zal afhangen van de invulling daarvan. De initiatieven ten aanzien van certificering beogen een kwaliteitsverbetering op de lange termijn. Maatregelen ten aanzien kennis en kunde leiden tot een aanzienlijk snellere kwaliteitsverbetering. 8.6. Verplichte identificatie en registratie van honden en katten is in onze ogen de ruggegraat van een effectief beleid gericht op gezondheid en welzijn van deze diersoorten. Juist omdat het hier de belangen en de verantwoordelijkheid van de eigenaar betreft, claimt het PVH een belangrijke rol binnen dit project. Gezien de toekomstige rol van het PVH binnen het LICG vragen wij om een ‘status aparte’ in de samenwerking.


AAc/ME 14 April 2009 Voortgangsrapportage Nota dierenwelzijn 2008

8.7. De plannen van de Raad van Beheer (een van onze koepels) om tot beperking van de hoge percentages erfelijke defecten bij rashonden te komen, zijn hoopgevend. De achterban is echter op dit punt weerbarstig. De recente reacties op een BBC-documentaire en de publicaties naar aanleiding daarvan op internet en in de geschreven pers stemmen tot zorg. Wij wijzen erop dat de Raad slechts een beperkt deel van de eigenaren van rashonden tot haar achterban kan rekenen en dus ook slechts beperkt grip heeft op deze problematiek. Gezien de omvang en de ernst van de aantasting van het welzijn bij rashonden is het van belang dat ook de andere vertegenwoordigende groeperingen worden aangesproken op soortgelijke initiatieven en dat de druk om de totale hondenbranche, om tot een verantwoord fokbeleid te komen, wordt opgevoerd. Het PVH wil daarin een stimulerende en coรถrdinerende rol vervullen. 8.8. In uw evaluatie Regeling Agressieve Dieren (RAD) en bij de uiteenzetting van uw voornemens voor een vervolg daarop richt u zich op het correctieve deel van de mogelijke maatregelen. Uw overwegingen gaan eraan voorbij dat er, ook na het intrekken van de RAD, de instroom blijft bestaan van honden, die om redenen van dominantie/agressie, danwel om redenen van angst/nervositeit, een gevaar vormen voor de burger. Overigens, de laatstgenoemde categorie honden kampt bovendien met een structureel gebrek aan welzijn. Gedrag komt tot stand als resultante van erfelijke componenten en milieu-componenten. Aan beide groepen van oorzaken zal de sector in preventieve zin aandacht moeten besteden. Ook hier geldt weer dat er meer honden buiten dan binnen de reikwijdte van de Raad van Beheer worden gefokt en gehouden en dat er een taak bij het PVH ligt om, samen met al haar deelnemende organisaties, te werken aan de bewustwording van alle fokkers en houders in de sector. Wij hopen met met het kenbaar maken van onze overwegingen een constructieve bijdrage te leveren aan uw beleid ten aanzien van het gezelschapsdier.

Vriendelijke groet namens het bestuur van het PVH,

Tony Achterkamp, Voorzitter


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.