2012-09-14 dierenwelzijn en leven in de natuur-1

Page 1

Dierenwelzijn en ‘leven in de natuur’ De maatschappij en de politiek voelen zich steeds meer (mede)verantwoordelijk voor het welzijn van gehouden dieren. Dat is goed, kritische volgers en meedenkers zijn belangrijk. Ze helpen de sector gezelschapsdieren om steeds weer alert te blijven daar waar, zoals in elke sector, ‘bedrijfsblindheid’ een reëel risico vormt. Dat die maatschappelijke betrokkenheid er kwam, mag gezien worden als een grote verdienste van kritische dierenliefhebbers die aandacht vroegen voor zaken die niet goed waren en die beter konden. Tot zover niets dan lof! Binnen de groep van ‘kritische volgers’ heeft zich een anti-dierhouderij-lobby gevormd van mensen die ‘het leven in de natuur’ verheerlijken. Zij menen dat geen enkele vorm van dierhouderij dit ‘toppunt van dierenwelzijn’ in de natuur kan evenaren. Zo ook bestrijden zij de houderij van gezelschapsdieren. Kennelijk zijn de feiten hen ontgaan, zien zij een natuur die wij alleen maar kennen van de wereld van Walt Disney, de vrolijk dartelende bambi’s en een bloemenweide met fladderende kleurige vlinders. Leven in de natuur Voor het individu is het leven in de natuur keihard. We zeggen ’de soort past zich aan’. Dat klopt, de genenpool van de soort volgt de veranderingen in het leefmilieu. Dat doet die genenpool door elke generatie opnieuw individuen te maken als ‘toevallige combinaties’ van het erfelijke materiaal van de dieren die tot voortplanting kwamen in de generatie daarvoor. Echter, voor al die nieuwe dieren blijkt pas achteraf òf en in hoeverre ze aangepast waren aan hun leefomgeving. Terwijl de soort (de genenpool van de soort) in de loop van de tijd de telkens weer wijzigende milieu-omstandigheden volgt, zijn de individuen daar alleen maar het slachtoffer van. Het zijn ‘probeersels’ van de natuur. Zij zullen de erfelijke kwaliteiten (en ook een beetje geluk) moeten hebben om alle bedreigingen van het leven aan te kunnen. Het gaat om ziekten en predatoren, om voedseltekorten en extreme klimatologische omstandigheden, om het vinden van schuilplaatsen en het vinden van partners. En dan nog, met of zonder bijdrage aan de genenpool, vroeg of laat verliezen zij de strijd en gaan ze lijdend ten onder. Dierenwelzijn Een vaak gehoorde bewering is dat dieren in de natuur ‘aangepast’ zouden zijn aan hun leefomstandigheden. Dat daarom in de houderij diezelfde leefomstandigheden zouden moeten worden aangeboden om hun welzijn veilig te stellen. De natuur kent geen ‘welzijn’. Voor dieren in de natuur is er slechts hun ‘struggle for life’. Het is een leven van ‘elke dag weer zien te overleven’. Mensen hebben het begrip ‘welzijn’ bedacht (de vrijheden van Brambell). Daarin zitten elementen als ‘niets tekort komen’ en ‘geen stress ervaren’. Wij vinden dat niet alleen mensen daar recht op hebben, dat recht geldt ook voor de dieren waar we ons verantwoordelijk voor voelen. Het is onze verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de dieren die wij in een beschermd milieu houden, geen gebrek aan welzijn hoeven te ervaren. De vraag is, wat dat dan concreet betekent voor onze verplichtingen jegens onze dieren. Dieren hebben erfelijk verankerde gedragspatronen. Het gaat om gedragsuitingen die in hun genen zijn vastgelegd. Als ze daarin worden belemmerd, raken ze gefrustreerd, ontstaat er stress, dan wordt hun welzijn aangetast. We zullen er in ieder geval voor moeten zorgen, dat aan alle erfelijke behoeften van de dieren tegemoet wordt gekomen. Het gaat daarbij om zaken als gevoel van veiligheid, genoeg bewegingsruimte en voldoende afleiding. Dieren hebben ook een zekere ‘cultuur’. Ze maken gebruik van toevallig voorkomende situaties in hun leefmilieu en ontwikkelen gedragingen die onder de gegeven omstandigheden voordelig zijn. Die gedragingen imiteren ze van elkaar en leren ze van hun ouders. Het zijn gedragingen die in het betreffende milieu ‘altijd’ of ‘vaak’ worden waargenomen. Wanneer we dieren vanuit het ene naar het andere milieu verplaatsen gaan deze culturele gedragingen verloren zonder dat dit leidt tot gebrek aan welzijn (tot frustraties en stress). Zo weten we bijvoorbeeld dat de Japanse Makaak warmwaterbaden neemt om warm te blijven gedurende de strenge winters in zijn natuurlijke leefmilieu. Brengen we ze in een houderijsituatie, dan zullen ze niet gefrustreerd op zoek gaan naar hun jacuzzi. Het gaat om gedrag dat voordelig was in hun oorspronkelijke leefgebied. Het wordt doorgegeven in hun cultuur, niet in hun genen. Recht doen aan dieren Het denken over dierenwelzijn begint bij de belangen van gehouden dieren. Niet bij de belangen van mensen die vóór het houden van dieren of er juist helemaal tégen zijn. Het dier geeft aan òf, en in hoeverre, de aangeboden leefomgeving voldoet en de natuur kan ons aanwijzingen geven over waar we misschien wel oplossingen kunnen vinden. Recht doen aan dieren begint bij de beleving van dieren, voor zover wij die kunnen meten en inschatten. Niet bij mythen die sommigen willen koesteren omwille van het gelijk van hun emotionele overtuiging. ir. Ed.J.Gubbels, Projectgroep Positieflijsten PVH, www.huisdieren.nu september 2012.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.