Het leven zoals het was: de roemrijke cinema’s van Menen Door Stijn Vanhoorne In 2010 verscheen het fascinerende boek ‘Het leven in en rond de cinema’s van Menen’ geschreven door De Figuranten en Heemkring Menen. Uit het voorwoord blijkt dat de allereerste cinema van België zich in de Barakken bevond. De cinemazalen waren het favoriete oord van veel Menenaars om hun vrije tijd door te brengen. Het uitbundige uitgaansleven van de grensstad situeerde zich in en rond de bioscopen. De enorme bloei van de plaatselijke cinema’s aan het begin van de 20e eeuw had een grote impact op het economische en sociale leven in de stad. Caféhouders, frituuruitbaters, ijsventers, winkeliers pikten gretig een graantje mee. De bioscoopzalen zorgden zelfs voor kleinschalige tewerkstelling. Anno 2012 zijn alle fysische sporen van het Menense cinemaverleden nagenoeg verdwenen. De kleurrijke anekdotes bewijzen dat de cinema’s van weleer tot het lokale erfgoed behoren en in het collectief geheugen gegrift zijn.
Van pioniers tot felle concurrenten Henri Cottignies was een pionier van de Belgische cinema. Hij plaatste in 1903 een cinematograaf op de koer van zijn woning in de Rekkemstraat. De legendarische Bucksom, café-cinema van Cottignies, tekende in 1912 voor een zwarte passage op in de geschiedenis van Menen. Door een brandende filmrol ontstond paniek in de overvolle filmzaal. In de chaos vielen 14 doden. De Duitse bezetting van de stad in 1917-1918 trok een streep door de cinemadromen. In de wederopbouw waagden heel wat lokale ondernemers hun kans. Zo kwamen er in de loop der jaren 13 bioscopen. De populariteit van de cinema’s wakkerde een felle concurrentiestrijd aan. In 1926 maakten 5 bioscoopuitbaters zelfs afspraken om vaste inkomprijzen te hanteren. Een bioscoopbezoekje kostte toen een schamele 1,50 Belgische Frank. De cinema’s bereikten een groot publiek uit alle sociale klassen en leeftijden. De bioscopen boden het comfort dat de mensen thuis niet hadden.
Wekelijks werd een nieuwe hoofdfilm geprogrammeerd, aangevuld met een nieuwsfilm en een komische prent of een tekenfilm. De cinema’s brachten in de jaren ’50 het journaal omdat de televisie nog niet doorgebroken was in de huiskamer. De Belgische firma Belgavox verdeelde de legendarische nieuwsfilms. In de jaren ’60 werd de filmindustrie grootschalig. De stijgende inkomprijzen en de opkomst van nieuwe vrije tijdsbestedingen (vb. discotheken, televisie, auto’s) dwong kleine dorpsbioscopen om de deuren te sluiten. Technologische vernieuwingen, zoals stereogeluid en nieuwe bandformaten, vereisten bijkomende investeringen van de zaaluitbaters. Het betekende de stille dood van de ooit zo roemrijke cinema’s in Menen. In de jaren ’80 namen bioscoopcomplexen met meerdere zalen en grote schermen de bovenhand.
Straffe verhalen en dolle fratsen Auteur-eindredacteur Frederic Dehaudt benadrukt dat het boek geen perfect historisch werk is. Het boek is een boeiende aaneenschakeling van waanzinnige verhalen van de toenmalige cinema’s Ma
Campagne, ’t Feestpaleis, Royal, Rio, Kursaal, Bucksom en Patria. De verhalen zijn het resultaat van interviews met en getuigenissen van Menenaars die de bloeiende cinemaperiode meegemaakt hebben. Frederic Dehaudt besluit dat elke cinema een belangrijke sociale rol vervulde. De bioscoop was de hotspot en het paradepaardje van de buurt of de wijk. In cinema Ma Campagne van caféhouder Camiel Vandenbussche, ‘Busker’ in de volksmond, was er altijd wat te beleven. “Tijdens de oorlog was Camiel als zoon uit een landbouwersgezin de persoonlijke verzorger van het paard van een legergeneraal in De Panne. Het Belgische vorstenpaar was gevlucht naar een zomerresidentie in De Panne. Koningin Elisabeth hield er volgens straffe verhalen van ‘Busker’ nauwe contacten op na met hooggeplaatste figuren. Toen Camiel de generaal naar de koninklijke villa voerde, stond de koningin in kamerjas in de deuropening. Door een plotse rukwind vloog haar kamerjas open, waardoor Camiel naar eigen zeggen ongegeneerd haar koninklijke buste in vol ornaat kon aanschouwen. Het is een sterk verhaal over Camiel Vandenbussche dat me bijgebleven is”, vertelt Frederic.
Socialisme en verzuiling ’t Feestpaleis was een monumentaal gebouw in het midden van de Koningstraat. Het was de tempel van de socialisten van Menen: De Vooruit of Den Olifant. Onder het bewind van August Debunne, de eerste socialistische burgemeester in Vlaanderen, werd het indrukwekkende feestpaleis in Menen neergepoot. De uitstraling van de toenmalige cinema met 900 zitplaatsen is nu een vergane glorie. Het feestpaleis was een zaal met 2 balkons. Het bovenste balkon werd in de volksmond ‘de duuve zaulder’ genoemd. Het was de ideale plaats voor vrijende koppeltjes en jonge tortelduifjes. Uit de stadsarchieven blijkt dat ’t Feestpaleis multifunctioneel was. Zo traden legendarische Nederlandse bands The Ramblers en The Skymasters er tijdens de 1 mei-vieringen op. Grote sportkampioenen, zoals Europees bokskampioen Cyriel Delannoit aka Tarzan, waren opvallende gasten in ’t Feestpaleis.
De macht en de invloed van de kerk was voelbaar tot in de plaatselijke cinema’s. De pastoor adviseerde zelfs welke films vermeden moesten worden. Sommige films schuwden taboes, zoals ontrouw en abortus, of expliciet taalgebruik niet. De kerk was bang voor de snelle verspreiding van dergelijk ideeëngoed. Het begrip ‘kinderen niet toegelaten’ was toen al streng toegepast.
Filmscenario Het boek eindigt met een filmscenario van de zaak Leopold Maes. De affaire Maes verwijst naar de onopgeloste verdwijning van sasmeester Coopman. Coopman verdween op mysterieuze wijze nadat hij in de schrijnwerkerij van Leopold Maes was komen werken. Deze rechtszaak kreeg veel mediaaandacht en hield de publieke opinie in de ban. Het filmscenario is een leuke uitsmijter en tevens een knipoog naar talrijke roemrijke en soms niet onbesproken volksfiguren uit de glorietijd van de Menense cinema’s.
Wie meer wil lezen over de dolle fratsen en de waanzinnige verhalen tijdens de gloriejaren van de cinema’s in Menen kan het boek bestellen bij De Figuranten in Menen.