Numm
er 0
62016
Welkom op Pretpark Poëzie, een pretpark in aanbouw. Wil je meewerken aan de verdere totstandkoming van Pretpark Poëzie? Graag! Op de laatste pagina’s lees je hoe dat kan. Het idee achter Pretpark Poëzie is dat er voortdurend gedichten toegevoegd worden, zodat het magazine steeds “dikker” wordt. In één jaar tijd is het maximaal aantal bladzijden echter al bereikt. Dat betekent dat er verbouwd zal moeten gaan worden om plaats te bieden aan nieuwe gedichten. Nummer 7 staat gepland voor Gedichtendag 2017. De deadline voor het insturen van werk: 1 januari.
2
Pretpark Poëzie is van en voor alle leeftijden. Gedichten die door kinderen worden ingestuurd worden anders beoordeeld dan gedichten van volwassenen. Niet alle links werken. Daar is momenteel helaas niets aan te doen. Met excuses! Het meest recente nummer van Pretpark Poëzie is altijd te vinden op pretparkpoezie.nl. Wil je eerdere nummers bekijken, ga dan naar tedvanlieshout.nu en klik in de zijkolom op Pretpark Poëzie, of ga daar rechtstreeks naartoe.
TRUI Katelijne Brouwer
4
Ach, kind toch, met je grote groene ogen kijk je naar de wereld om je heen. Je broertje is nog zo klein, hij stopt alles in zijn mond, knopen, knuistjes, hondendrollen wil hij graaien, sissende knobbelzwanen. Jij! Zou beter moeten weten, grijns niet zo, kijk niet zo gulzig, stop je oren dicht. Oogjes dicht en snaveltjes toe. Toettoet. Tatoe tatoe. Kijk niet naar die politieauto met zijn blauwe lichten in de verte op de stoep, sirenes, een ambulance die komt aangescheurd, hoe die slipt en gierend stopt. Luister niet naar de sirenes. Meisje, weet je dat ik voor je brei? Voor jou, je weet al van de lange en de korte ij, je kent het verschil tussen ei en ijsje, meis en sijsje, reis en wijsje. Voor jou brei ik een trui met een lijstje van de steken, van de streken van het leven. Insteken, omslaan, doorhalen, af laten glijden. Waar recht, waar averecht of afgehecht? Kindje, kijk niet naar de mensen met hun gele jassen. Kijk toch niet. Niet naar de zwaailichten of de ambulance, niet naar de politieauto. Ja, kind, er staat ‘politie’ op hun jassen, dat je dat al lezen kan. Al zo dichtbij gekomen. Kijk maar niet. Er is iemand doodgeschoten bij de sigarenboer, Caballero, constante kwaliteit. Je proeft ‘t direct! Belinda is vernieuwd. Ogottegottegot. We zijn er voorbij, zijn er langs gelopen en hebben niets gezien. Lekker etalages kijken, kom maar kindje, zie je al die sokken, dino’s, draken en my little pony roze met een bloedend rode staart, kijk niet naar de weerschijn in de ruit. Speelgoed wil je broertje zien, piraten, zwaarden. Jaja, piefpafpoeferds, pang, beng, knal! Wij gaan een ijsje eten, smurfenijs in zwaailichtblauw. Laat maar glijden. Steek maar in, sla om, haal door. Zie niets, hoor niets, geen brancard, geen lijkenzak. Ach, heb je je ijsje laten vallen. Had toch beter opgelet, kind je plakt. We praten over breien, wij meerderen bij het minderen. Afleiden, af laten glijden. Jij krijgt zo’n zwarte trui met rode vlek, dat kleurt prachtig bij je grote groene ogen.
Mees de Graaf (8 jaar) Handschrift en tekening
6
Slechts een zestal - allen knaap - verzuimt zijn studie-uur en vergezelt mij naar de eclips - gedeeltelijk Doordeweeks onderricht ik hen Duits, ben dus ongevaarlijk voor al te uitgebreide sterrenkundigheid vrijblijvendheid is wat zij zoeken en een alibi Ik geef het hen Ze kiezen de brandtrap voor hun hemelblik en in deze stoa van spijlen causeer ik plauderen zij ontvluchten wij de dag Hoewel bewolkt – geeneen bracht bril of beroet stuk glas brandt de verwachting één stelt voor wat hoger te gaan - dichter bij de zon! gelach Ze willen uitstijgen, denk ik maar bij elke trede kijken zij naar beneden De wolken gunnen hen hun glorie ze breken en de maan doet haar werk gejoel Net als de zon glimlach ik: de volgende zijn zij volwassen de vorige was ik jong
Bart Van Nieuwenhove illustratie: Ted van Lieshout
8
domweg een beperkt mens, dit ik. Handen amper. Voeten zoek. Dit aldoor slagzij makend lijf, het gist en stinkt al van gesterf. Onverteerbaar de dagen. Taaie tijd, uren guur te verduren. Avond een armzalig rafeldekentje, nacht onzichtbaar en waarschijnlijk niet bestaand. Slaap, alleen de slaap trouw en aardig en genadig. Maar dat altijd ochtendmonster. Dit onaffe hoofd, deze scheve leden. En geen gedachten ook die ergens iets verheffen kunnen, het geringste is te min. Spoorloos alle drang. Doorgaans dendert wel een treinstel door de kamer, storten plafonds, horten, brokken, splijt de vloer - nee spleet de vloer maar onder mij. Van staan verstijfd, van zitten misselijk vallen is tenminste nog enigszins bewegen. Neigen naar een einde eigenlijk ook. Zou tenminste dat geen hopen mogen heten?
Tim Gladdines
10
Dit is dat moment waarvan je straks zal zeggen: toen. Was het vast maar morgen denk je nu. Morgen weet je beter. Verheugen is verraderlijk, reikhalzen kansloos. Zo meteen zeer verleden tijd. Gestorven geboren, begraven alvast.
op nieuwe schoenen liep ik in een nieuwe jas onder splinternieuwe haren door een wereldvreemde straat naar een vriend die ik niet kende en de mensen moesten lachen om mijn schoenen, om mijn jas, mijn belachelijke haren en de vriend die ik niet kende lachte ook maar lachte anders lachte met mij mee naar huis. Zijn huis, mijn huis. Waar we jaren later lachten om het onbedoelde goede einde.
Ja, je bent dood, dat weet ik heus wel. Maar ga even zitten. Als je stil bent, heel goed luistert, kun je mij horen zwaaien.
Buiten de wereld aan de andere kant van al het denken achter de laatste strohalmen waar niemand kan komen omdat niemand weet waar daar ergens loop jij maar niet verdwaald. Ik wens je een heuvel in de avondzon. Vlakbij een paar paarden. Een geblokt picknickkleedje, mandje met boterhammen, stukje notentaart. Wat appels. En in de buurt een beekje om af en toe je flesje te vullen.
Tim Gladdines timgladdines.nl
12
Nu ren je nog huppel je me tegemoet maar binnenin dit kwispelen zit herinnering. Nog voordat ik de stok gooi heb jij hem teruggebracht. Dit is inmiddels gisteren.  
waarschijnlijk was het maandag er werd gebeld, een jongen voor de deur, een blauwe jongen: ogen, jas en broek collectebus en stem sommige jongens zijn zo blauw dat je schrikt of ik iets wou geven voor tegen de kanker of kinderen in nood hulp aan hulpelozen iets goededoelerigs vroeg hij met die ogen met die stem ik heb me blauw betaald, natuurlijk was het maandag
Ik groei door de zon ik hoor de wind langs mijn oren de wind blaast mijn haar weg vogels vliegen boven mij mieren lopen onder mij vissen zwemmen mij voorbij
Vogels fluiten en de lucht, de lucht is blauw ik groei door de zon
vogels vliegen boven mij vlinders gaan op me zitten
De wolken hebben vormen een krokodil en een kaboutermuts
Jilo Campbell, groep 6
Chantal Niewenhuis, groep 6
Kinderen van Openbare Basisschool De Stapsteen in Brandwijk Alblasserwaard PoÍziedocent: Jos van Hest Foto’s: Roel Teeuwen 14
Het leven gaat mee met de stroming van het water ik word als een aardbei vertrapt door een kind De wereld een regenworm in het gras een klavervier in het gras en de rimpels op het water Lyona de Ruiter, groep 6
Luister maar daar in het water hier zo hallo Het leven gaat mee met de stroming van het water ik word als een aardbei vertrapt door een kind Kane Kok, groep 7
Eendjes nestelen zich uit de eieren vogels vliegen door de lucht Als ik fruit was zou ik een aardbei zijn: mooi rood en je hebt een mutsje op! Nienke Sala, groep 7
Ik zie mijn spiegelbeeld in het water de zon schijnt in mijn ogen Dit leven is zo mooi zo mooi dit leven wil iedereen wel hebben Liv Tol, groep 7
Kinderen van Openbare Basisschool De Stapsteen in Brandwijk Alblasserwaard PoÍziedocent: Jos van Hest Foto’s: Roel Teeuwen 16
Ik ben een doorbloeier van het ongedierte Ik leef in het schaduwgras in de wei Wolken boven mij schreeuwen: Kom naar ons! Waterluizen zeggen: Blijf bij ons! Ik ben een doorbloeier van het ongedierte Ik leef in het schaduwgras in de wei Lente Stuij, groep 8
Maandag, eind van de middag. Solyanka sedmaya, een oud herenhuis of ‘osobnyak’. Met ceremoniële barokbalkons Gedragen door gespierde pilaren met baarden. Het wegzakkende zonlicht valt pal op de gevel. En zet de rest van de straat in de schaduw. In stukjes zit het stucwerk er nog tegen. Als een schildpadschild met uitgevallen tanden.
Soly
De graffiti en het verval worden uitgelicht in een straat die verder opgeknapt is en aangeveegd. Soms knaagt de heimwee naar het avondland waar alles bruin is, of donkeroranje met grijs. Hier blinkt overal het goud tussen pastel geverfde façades als een paasontbijt.
De beschavingsdrift grijpt woest om zich heen en overwoekert de natuur, het onkruid en de roest. Overal wordt gestuukt, geverfd en worden voetgangerszones aangelegd. Gelukkig ben ik hier wel, al heb ik niets om over op te scheppen. Samira Verhees woont in Moskou
18
yanka 7
Wil je bij me zijn?
Denk jij er wel eens over?
Je zei dat je alleen als een kameel in de woestijn een totempaal in de prairie wilde zijn.
Ik denk er wel eens aan.
Niet altijd. Als een waterdruppel aan een kraan die gaat vallen om in de fontein uit elkaar te spatten. Er komt alweer een nieuwe aan geen waterdruppel is alleen.
Durf jij het woord te zeggen? Ja. Zeg het dan. Doodgaan. Jij hebt het gezegd. Omdat je het vroeg. Zul je dan bij me zijn?
Ik ben een dier dat springen gaat met gebogen rug, spanning tot onder in zijn staart als een Ferrari op volle toeren maar de handrem is aangetrokken zo spant de woede zich in me aan vroeger kon ik een bal tegen een muurtje schoppen of een touw in los zand slaan nu ren ik langs autowegen tot ik geen huis meer zie daar brul ik tegen de lucht een vrijgelaten schreeuw als het losgelaten dier dravend rennend op de vlucht.
Dag
Ineke Holzhaus: Dit is een gedicht in stukjes misschien voor twee stemmen misschien voor ĂŠĂŠn hoofd met verschillende gedachten. 20
Dat ik hier niet thuishoor niet goed terecht gekomen denk ik in een zwarte fantasie toevallig geboren uit een botsing van twee cellen. je bent een kermisbotsauto die knalt tegen de stootrand er spat elektriciteit uit je Dat deze wereld niet echt is niet de mijne dat er een andere bestaat. Een hiernamaals? Paradijs? Bedoel je met engelen? Ha!
Je kunt jezelf in partjes delen als een sinaasappel je steekt je duim in je ziel breekt hem open en eet hem stukje voor stukje op.
Ik lijk zo zwaar of het 40 graden Celsius is in de schaduw, maar het vriest. De armen langs mijn lijf zijn niet te tillen in mijn hoofd raast de stad auto’s, bussen, vliegmachines geef me een gitaar of een sopraansax dat we muziek maken als het nacht is en morgen niet naar ergens toe morgen niets niet meer.
roep ik Of duivels.
Weet je ik ben hier zomaar neergezet in een wandelwagen baby’tje met parasol ben ik dat? een bol kind met een rood petje het lacht op de foto. Zie je wel, je lacht Ik heb gelachen maar dat is lang geleden
Ik kan je verdriet niet dragen ik ben vrolijk van mezelf wil je wel verwarmen verkoelen als het moet water naar je dragen als je dorst hebt of koorts je vasthouden je kussen opschudden je kussen maar ik strek mijn benen steek mijn voet vooruit in deze wereld die van mij is en duik erin.
Ineke Holzhaus
22
Je mag kiezen chocolade of vanille scooter of brommer.
De bus rijdt naar het station ik weet niet waarheen mijn kaartje is verlopen.
We kunnen zweven als trapezeartiesten zwaaiend door de lucht.
Dood of leven.
Als je hoog zit, kun je meer zien vanaf de dijk. Er waren golven in het water, nu is het stil eenden vliegen op -
We vliegen van touw naar touw van stang naar stang vang me dan!
Dag roep ik
Je mag kiezen.
was ik maar zo’n vogel waar ik de naam niet van weet. ik zou wel een hamburger willen eten of patat of taco’s. Ik kan kiezen ik kan ver kijken ik kan het zout van mijn vingers likken, hikken, grinniken, lachen ik kan mijzelf kiezen.
Satellieten in hun baan met zo’n gestreept maillootje aan. Even vast en dan weer los dag roep ik naar je, dag!
Was ik gisteren al vandaag, ben ik bijna morgen als ik slaap? Besta ik nu, nu, nee nu, vooruit een seconde later, zo snel denken kan ik niet. In de spiegel zie ik mij. Wie kan dat bewijzen? Ik niet. Soms denk ik andersom dan eerst. Wanneer heb ik gelijk? Bestaat van andersom, andersom? Is dat anders andersom? Mijn zusje lijkt op mij. Dat zegt iedereen, zegt mijn grote zus. Ik niet. Kan ik denken wat ik weet zodat ik weet wat ik denk?
Co Baas-Hazenbosch
24
Dromen maken aan de kapstok in de gang jassen met lusjes lepels in de la in de keuken wanden vol behang de man praat een hele dag niet en wacht op dromen, maken bootjes met zeilen door het raam tot de ochtend ontbijten jas aan
Diederd Kronjee De dichtende dokter spreekkamer.blogspot.nl
365 brieven
Hoe verdriet verdriedubbelt
ik schrijf 365 brieven aan mezelf elke dag van het jaar ĂŠĂŠn brief als ik vraag welke kant ik op moet leven zweven papieren vliegtuigjes uit mijn gezichtsveld
terwijl de tijd door de zandloper glijdt wil ik jouw leven op drie keer woordwaarde leggen
ik schrijf 365 brieven aan mezelf monologen doorboren de wolken antwoorden vallen niet als regendruppels uit de lucht zelfs postduiven vliegen de V van vergeet deze queeste ik schrijf 365 brieven in de nacht in mijn dromen schrijf ik mezelf terug als ik wakker word in een bed vol enveloppen zie ik dat de toekomst open ligt blanco als elk vel
een wonder zit soms in een klein hoekje en het is ook wonderlijk dat er zeven verschillende woorden met de letters e t r v o n e kunnen worden gemaakt tevoren troeven toveren welke nog meer ik kom er niet op ik kan het niet meer aan je vragen voor elk woord dat niet gelegd uitgelegd, gezegd is valt een traan op het bord
Jolanda Oudijk
26
De kleurstelling van teleurstelling eindelijk is het mysterie van de kameleon ontdekt het zijn nanokristallen in huidcellen het zijn blauwe golflengtes hoe zat het met jou wat straalde je uit groen licht of pulserende golven nu ik weet dat jouw woorden niet synchroon liepen met jouw gedachten je trok niet wit weg werd niet paars je lachte met misleidende blosjes tot jouw lange tong alles duidelijk maakte ik hield me staande en wachtte tot jij volledig opging in de omgeving
Uilenbal deze uilenbal uitpluizen: het botje dat bedelt om geluk zaden van vragen met vervilte antwoorden, broze keverschildjes, een snavelpunt, een nagel als een kromme teen, veertjes van een feniks met een teder pincet pel je de waarheid van mij af
Vanochtend toen ik wakker werd, staken mijn voeten aan de achterkant uit bed. Ik keek
Lisa Hustings www.plottschrijft.nl
28
naar de voorkant en dacht: Wat zal ik eens doen met al die ruimte nu ik gegroeid ben?
Dappere dingen Doorgeroest tuinhekhaakje, haperend gloeilamppeertje, laatste draad van etiket op jas. Kaasschaaf met maar halve steel, geknakte lucifer uit doosje met zwaluw, bijna doormidden briefje van vijf. Vaatdoek vol gaten, koffiekopje zonder oor, postzegel die twee tandjes mist. Ze zullen doorgaan tot ze het niet meer doen.
De langste dag Saskia van der Wiel Beeld: Saskia van der Wiel
30
g
De mussen vallen van het dak. Bussen rijden door plassen lucht. IJsjes smelten van hun stokjes. Huizen kreunen daken barsten bomen strooien bladeren takken. De weg staat vol kuchende mensen. Ze staren naar de einder. Fonteintje, eentje! Blote zolen rennen droge kelen hijgen plekken zweten hemden jurken dolle koeien schorre schapen oude honden rode tongen. Zelfs de muggen willen water. ‘Hola!’ roept de meute. ‘Het is de langste dag! Ik, ik ben de eerste!’ Niemand ziet het einde voor ik wakker schrik. Mijn glas ligt omver, water drupt omlaag.
Saskia van der Wiel Beeld: Sandra de Weijze
Ze tekende een hart lichtblauw want het hoeft niet altijd roze te zijn als het om de liefde gaat. Hoe langer ze keek hoe groter het werd blauwer ook, intens zoals de lucht op zondag boven een heet strand of een slingerende beek. Immens tot ze erin verdwijnen kon in het hart zelf een stipje werd een potloodpunt op haar papier
Dichtbij
Vlak voor het slapen gaan vlak voor de val - licht uit, sluimeren, een schok in mijn armen en benen mijn lijf komt je gezicht zo dichtbij je neus bijna tegen de mijne dat ik je zou kunnen zoenen als je echt was met je stem in mijn oren val ik om vang je me op.
Hart Ineke Holzhaus
32
Wekker
Ik droomde in mijn droom (kleuren vaag, vlekken een diep gat vallen en steeds maar niet neerkomen) dat ik droomde in mijn droom (gezichten misschien ook jouw ogen heel open veel oogwit als een meertje en een dikke zoute traan) dat ik droomde (boem, toch) dus moest ik drie keer wakker worden trek mijn zware oogleden omhoog ogen open zeg ik: dit is de volgende dag benen uit bed begin maar.
Huis Ze ritselen zich door mijn ramen verstoppen geruis in mijn huid Ik geef al mijn stenen voor blaren zodat ik alleen in de winter nog weet hoe koud en hoe oud ik eigenlijk ben
Dag en nacht denken we aan de namen die ons gegeven zijn. Dag en nacht dromen we over bergen die geen woorden nodig hebben. Dag en nacht verwaaien we als wind door de tijd. Dag en nacht ademen we in een uitzicht dat ons niet nodig heeft. Dag en nacht vergeten we wat we ooit belangrijk vonden.
Jos van Hest Beeld: Jos van Hest
34
Bloed
Auto
achter de luiken in de zon van gisteren
Wilde wingerd kroop achter het stuur. Bermgras woekerde over de wielen.
wonen nog kinderen met glans in hun ogen
Duivels naaigaren zette zich vast op de achterbank. De pispotjes bekeken zich in de achteruitkijkspiegel.
schrammen op hun knieĂŤn weten nog niet dat ooit
En daar zoefde en gonsde een zomer lang het onkruid aan de kant van de weg
hun schaduw zal bloeden en daarna zelfs dat niet meer
en hield zich niet aan de maximum snelheid.
ach, de tijd van de kersen!
In het schuitje van de maan ligt een lachend hoofd Of je dat nu wel of niet gelooft kan me geen donder schelen Alle sterren weten dat het waar is en dat zo’n hoofd niet zwaar is Het lacht zo nacht als een gedicht is het ligt zo licht als halvemaanlicht is In het schuitje van de maan ligt een lachend hoofd
Hoofd Jos van Hest Bij een fresco uit het twaalfde-eeuwse kerkje van Saint Christophe bij Montferrand-du-PĂŠrigord
36
Krabben in het zand Een dagje aan het strand: het waait hard en ik krijg jeuk van het zand en het zout op mijn rug. De zeewind maakt me moe. Met een stok pierk ik in een krab. Hij doet niets. Ik moet huilen. ‘Kindje toch, wat is er aan de hand?’ vraagt oma. De rode zakdoek om haar hoofd flappert in de wind. En op. En op en op. En op. ‘Nooit poeren in dieren,’ zegt oma. En nog veel meer. Ik hoor niet alles wat ze zegt; de wind plakt mijn oren af. Oma neemt de krab in haar hand en draait hem om. ‘Deze is dood.’ Haar vrije hand veegt mijn gezicht droog. Het zand op haar hand schuurt.
Gedicht: Ymkje Swart Tekening: Emile (6 jaar)
38
Krab op het graf In mijn hand een strandkrab voor op het graf. ‘Oma houdt van krabben,’ zeg ik. ‘Krabben?’ vraagt mama. ‘Daar weet ik niets van af.’ ‘Da’s volgens mij niet zo’n goed idee,’ vult papa aan. ‘Dat gaat maar stinken en alles.’ ‘Oma hield van krabben,’ houd ik vol. En ik knijp - per ongeluk het tere pantser stuk.
Beroependag
Natuurlijk de taal
mijn vader loopt te zingen morgen beroependag ik kan vannacht niet slapen morgen beroependag Je eigen vader in de klas dat is zwemmen zonder zwembroek maar dan erger
Wie kan ik bedanken voor mijn zonnige gedachten op een zware regendag?
Hij gaat natuurlijk weer vertellen over jungles die te heet en over bergen die te hoog en over slangen die te giftig en hij maakt het telkens groter tot ik zelf gekrompen ben En dan samen weer naar huis toe dwergenzoon en reuzenvader die vandaag te hard gegroeid is om nog leuk te kunnen zijn
Een man of vrouw of de woorden op papier die het verhaal vormen dat ik lees onder een lamp of gewoon de lamp? Misschien niet de schrijver en ook niet de lamp maar de spinnende kat die op mijn schoot de dag doorbrengt Of toch de taal? De taal die geen regen kent en de tijd op de klok vervangt door hoofdstukken Natuurlijk de taal
Kasper Peters
40
Alles begint met een verhaal misschien Er zijn landen waar mensen in olifanten geloven en ze stoppen met rijden als een koe de weg oversteekt er zijn landen waar mensen in een ander jaartal wonen en ze links van de weg fietsen maar wel onder dezelfde zon er zijn landen waar het geluid van klokken uit de kerktoren verandert in de stem van een verhalenverteller misschien is er ook een zee waar alle vissen geloven dat een walvis voor de golven zorgt misschien is er ook een zee waar een walvis verhalen vertelt over olifanten en koeien die de straat oversteken misschien
Als je samenwoont kun je veel van elkaar leren
Soms ga ik op bezoek bij mijn oom en tante. We eten ‘s avonds samen aan de tafel met de katten op hun rug tussen de aardappels en spruiten, je kunt ze over hun buik aaien. Mijn oom houdt een stukje vlees bij hun bek. Goed uitkijken voor hun tanden, zegt hij dan ze leerden het van de krokodil die twee straten verder woont.
Kasper Peters
Tekening: Wouter Gresnigt
42
Ik weet wel beter, ze lopen enkel rondjes buiten om het huis en hebben die krokodil volgens mij nog nooit gezien. Sta ik te douchen dan zie ik soms een poes met een handdoek om haar nek en een stuk zeep in haar poot. Vanaf vandaag roep ik, nee zing ik heel hard als ik de trap afloop. Ik zag tussen de kieren van de deur wat mijn oom van de katten heeft geleerd. Hij kan zijn kont afvegen met zijn tong.
Kasper Peters
Inbreker De inbreker kwam vragen hoe ik mij voelde. Hij hoorde mij huilen onder de trap. Mijn vader zat in ‘het zonneke’. Mijn moeder was met haar vriendin van de tennis, maar eigenlijk haar vriend. De inbreker zette de stereo weg, legde de autosleutels terug. Pakte eieren. Bakte pannenkoeken. Stal mij.
Bove De jongen boven het hoofd, hoor je zijn stem en zijn stemmingen? Het vegend slepen met de dingen, een lichaam en een bed. De vriendin wordt nu uit huis gezet.
Hij zei, ik steel alleen de dingen die niemand zal missen.
Daaronder jij, in huis gehaald, uitgekleed, in bed gelegd, het licht gaat uit, je lome huid, blijft, want we beginnen net.
Rik Bakx
Rik Bakx
44
enburen mijn hoofd is nog buiten vergeten in de kou hoe moet ik nu besluiten wat ik wil of wat ik wou mijn hoofd is nu aan ’t wachten aan ’t wachten alleen op mij want iemand anders lichaam nee, daar past het niet zo bij mijn hoofd zal blijven leven en ik vind het reuze fijn om maar voor heel even zo zonder hoofd te zijn
Boris Duregger
verboden voor dromen vol heksen en feeën verboden voor álle verzonnen bestaan de Schepper kan ’s mensens verzinsels niet aan al dient ook een sprookje een goede moraal op school spreekt men voortaan de écht ware taal volgens bruiden van Jezus met benen bedekt gehoed en de tafel voor zessen gedekt mijn zonde is helder: o wee fantasie het leven is hard hier tot kwart over drie
verb
verboden voor weerwolven, reuzen en eenhoorns verboden voor álle verzonnen bestaan de Schepper kan ’s mensens verzinsels niet aan al dient ook zo’n wezen een spannend verhaal op school spreken wij slechts in Bijbelse taal over vaders die zomaar hun zoon bijna doden over bloed voor de wereld en het delen van broden mijn zonde is helder: O wee fantasie het leven is hard hier tot kwart over drie verboden voor tovenaars, spreuken en staffen verboden voor álle verzonnen bestaan de Schepper kan ’s mensens verzinsels niet aan al gaat ook Zijn plan ieders voorstelling te boven op school leren wij hoe wij móéten geloven als iemand gemeend dat soms anders ook doet roept juf fout en verkeerd en jij doet het niet goed mijn zonde is helder: O wee fantasie het leven is hard hier tot kwart over drie
Beatrijs Verkiel-Vaessens
46
boden
Manuel, groep 6
48
De hond is zelfs een keer helemaal teruggelopen; ruim tweehonderd kilometer moest genoeg zijn om buiten het bereik van slaag te blijven. Maar ook dat maal wees mijn oma hem de deur. Mijn vaders verdriet hierom overleefde het dier ruimschoots. Mijn oma werd helaas erg oud. Onbeweeglijk ligt zij in haar graf. Hoeveel wormen ook vraten aan haar de worm der wroeging zat daar niet bij. Nu haalt mijn vader vanaf zijn vaste bankje voor het tehuis elke hond aan die voorbijkomt en die zich door hem aaien laat. ‘Zo, ben je dan teruggekomen bij de baas? En nou niet weer weglopen, hè? Beter dan hier kun je het niet krijgen.’
André Degen
De hond en mijn oma
Toen mijn vader veertien was verloor hij zijn lievelingshond; zijn moeder gaf het beest terug aan de oorspronkelijke eigenaar.
Er stroomt weer water door de gedempte Vijzelgracht in Amsterdam. Op een blauw geverfde watergolf van tweehonderd meter lang staan dichtregels die kinderen hebben geschreven. Poëziedocenten Ilonka Verdurmen en Jos van Hest (foto’s) van de School der Poëzie gaven workshops aan zesdegroepers van basisschool De Kleine Reus en basisschool De Avonturijn. De kinderen schreven korte gedichten over het water van de gracht, over wensen en wonderen, over gewone dingen en geheimen. 50
Paradepaardjes Mijn jongere broers waren paradepaardjes met grote voortanden en kuifhaar. Ze likten vaak langs hun lippen om het levensgenot te proeven. Ze sleepten gereedschap in bomen en niemand bekommerde zich om hen. Het waren autodidactische wezens, glad als natte zeep. Ze hielden van draadjesvlees en aten het liefst rennend. Ze bevonden zich op ladders en zolders boven mij. In kelders en holen onder mij. Of ze speelden bij het grindgat waarin brokstukken van een ooit bewoond huis lagen. Ik moest direct na school mijn huiswerk maken. Als het af was zocht ik mijn broers. Het waren er een stuk of vier. Ik werd getraind in het opvangen van glimpen. Ik leerde noodgedwongen in bomen klimmen en mijn kalmte bewaren bij nauwe doorgangen. Als ik mijn oor op de stoeptegels legde, hoorde ik ze van me afrennen.
Verjaardag Er is die verjaardag waar ik niet ben. Ik ken iedereen nog van vroeger. De jongens slaan elkaar hard lachend tussen de schouderbladen. De meisjes besluiten welke jongen van hen is. Achter in de koelkast ligt een blok ijs. Het ligt er al jaren en de verjaardag duurt al jaren. De verjaardag in een klein studentenhuis. Ik krijg een jongen voor mijn verjaardag. Het is mijn verjaardag en ik ben er niet, ik hoef de jongen niet uit te pakken. Rinske Kegel (Haren 1973) woont in Nijmegen en is schrijfster en illustratrice. Zij publiceerde onder andere bij literair tijdschrift Op Ruwe Planken, De Gids, Extaze, Het Liegend Konijn en De Revisor. Ze won de derde prijs van de Oostende PoĂŤzieprijs 2013/2014 en de eerste prijs van de VUMC PoĂŤzieprijs 2015.
52
Wisselwerking De vloer is een muur die ligt. En daaronder lig jij, plat te slapen. Je gaat altijd te laat naar bed. Ik daarboven, ik zou je in je neus kunnen knijpen, ontbijt op bed of fluisterwoordjes kunnen serveren, of je wekker snoozen, als de muur niet tussenbeide kwam. Ze zeggen dat het beter is om met je hoofd naar het noorden te slapen en met je voeten naar het zuiden, vanwege de richting van het aardmagnetisch veld. Maar, nu jij verhuisd bent is alles anders. Ik lig op zijn bureau als hij in bed ligt waar ik aan tafel zit. Zijn lamp hangt aan die grote vaas.
Moniek Spaans
Alle dagen
een: weeweek
twee: maaldag
Maaldag, deinsdag, loensdag, donkerdag, brijdag, schaterdag, ondag. Zo draaien de dagen – zo weent de week.
Klaar voor de start dag, zet je af dag, duw je door alweer een weke week heen.
Als ondag is voldaan staat maaldag al te popelen, te klapperen van ongeluk. En deinsdag drommelt nader.
Sta op het verkeerde been. Hinkel linksom, raffel rechtsaf, klap kaaksgewijs op deinsdags drempel. (Auw is veel meer dan een woord.)
Loensdag levert hoe dan ook geen levenslusting op. Donkerdag vermaant en hamert, brandt op zijn gezag. Brijdag propt je vol met horten, stoten, brokken. Schaterdag lacht hard om dikke vette niks. Alle hoop op ondag. Reken niet te veel. Zoek de komma’s zelf, en zet her en der een punt. Ondag is onduidelijk, neemt je monter in de maling. Kruip maar vast naar maaldag en stel daar wat doordenkvragen. Terugblikken is dichtslibben.
Maaldagmorgen maant je: piekerdiep tot overmaat, dubben of je durven gaat. Goed begin is half werk maar stinkende start is hele smart. Je knikt en zwicht dus maaldag mag niet mopperen.
Zo dwingen de dagen zo walst de week.
Tim Gladdines
54
ondag drie: deinsdag
Wegwezen, terugtrekken, indikken. Schuilhuis zoeken, onder tafel vloeken, hut gebouwd, vermomming om, geef jezelf een nepnaam. Nee nee, speel geen anderling: wees een onbestaand persoon voortaan. Los op. Niemand ziet je ziel, niemand hoort je hart op hol, deinsdag is een dikke domme deken. Wacht gelaten af maar wees ook wijs en tel voor twee: loensdag loert al om de hoek.
(acht klappen van de zweep)
 
vier: loensdag Brede blik op horizon, wijd kijken naar de einder. Ogen uitel kaar, scheler dan de scheelste tweeling: niemand kiept zo keurig alle kanten uit, dan jij. Links en rechts zijn ondersteboven gekomen, vooruit, achteruit, alles draait totdat je staat. Je rikketik tolt even na. Rustig. Wat je ziet is uitzicht, kijk maar daar die vreemde streken: wees er welkom als een wees. Zet een stap en mis meteen een wegwijzer. Maar overal mag je lopen, hoor! Twijfel tussen staan of treuzelen, languit door de landen wank elen. Loensdagavond: open doel. Ver hoef je niet te schoppen.
 
vijf: donkerdag
zes: brijdag
(Ik-dag)
Hapklare pap met pitten. Sju met stukjes vermagermenu. Afwasbak vol kommersla.
Nee, vandaag ben ik niet jarig, wel donkermoe en jarenzwaar en lelijk neergesmeten. Alles valt altijd als afval voor mijn voeten. Alles valt altijd. Toch voel ik hoe vandaagdedag me dierbaar kopjes, kusjes geeft – beginnen kan ik niks zonder donkerdag zet ik op anderdag geen goed been meer uit bed. Heden slaat mijn weekelijk hart en mag ik langzaam ademhalen. (maar waarvandaan in hedensnaam adem gaan te halen?) Zwart is geen kleur. Roodblozend geef ik toe: van alle kleuren die geen kleuren zijn, is zwart mijn lievelingskleur. (Op donkerdag lijkt pijn bijna fijn.)
Smakelijk eten, verschrikkelijk slikken, drooggemalen mond. Kauw op kouwe koteletten, ben maar blij met balkenbrij. Of neem een slokje okselsop, eet een sneetje tenensmeer (brijdag smakt en smaalt naar meer). Knabbel naar je zoetje toe: drilpudding met kwaksaus, watergruwel, griesmeelpap. Proef een bloedworstwafel. Gebakken poets in overvloed maar jij zit moederziel aan tafel. Nu al uitgesmuld? Tast toch toe, eet je lens, morgen moet je pens gevuld met kleffe kliekjes ongeduld. (Brijdags kom je steevast om in zemelen en zult.)
 
56
zeven: schaterdag
acht: ondag
Let op, dan komt nu de inkoppermop, de snap van de grap. Alle lachers op jouw hand dus luister naar de lol van je leven.
Bangdag, baaldag, braakdag zeverdag, ziekendag, zorgdag snipperdag, snikdag, snijdag, engazomaardoordag.
Komt een man bij de dokter, lacht die hem vierkant ronduit regelrecht naar buiten. En schaterdag slaat zich snikkend op de knieën, giert het uit van hikstikkend plezier. Op schaterdag hang jij als laatste slappe was te wachten op de kieteldood.
Maar dan goddank komt ondag. Ondag is de schrikkeldag, zou zowaar een Zondag: nieuwe kansen, nieuwe dansen. ondag toont een blote bladzij, ondag laat zijn vlinders vrij. Ondag wil wel vriendjes worden, zet zijn mes knus op je keel. Een diepverende hoge duikplank zonder zwembad, dat is pas ondag. Slijmt je zelfs op het droge kopje-onder – tot, kijk daar, maaldag aan komt staren. Gisteren gist, morgen verborgen, ikvergatwaarikbegondag: alle dagen ondag. Dit schreef ik op zekeredag (zever auwgustus tweeduizeltien)
VO
R
Ik zal niet meer ordenen Jet H.H. Crielaard Drie animaties. Klik op de titel om naar de filmpjes te gaan.
58
OGEL
Reparatie
Zeeboer
Sinaasappel
Een boer die zijn tractor moet repareren denkt aan paarden die op de boerderij werkten
Bij de groentewinkel knijpen mannen in sinaasappels en maken geluiden die horen bij woorden uit een ander land
Hoeveel paardenkracht is een tractorkracht? Er drijft een witte wolk boven de klei Zijn schuur is groot genoeg voor een olifant die hele boomstammen kan dragen Hoeveel tractorkracht is een olifantenkracht? Mist kruipt voorzichtig over de dijk Op een oude foto zag hij een geitenkar achter de geit op de kar zat de opa van zijn opa Hoeveel geitenkracht is een paardenkracht? Hij meet hoe groot de zee is met zijn handen
Ik denk dat ze veel over de zon weten of dat hun taal zulke mooie woorden heeft dat je vanzelf wel urenlang kunt praten Het zijn net goochelaars die geheimen als kaarten door hun handen laten glijden wanneer ik vraag wat ze elkaar vertellen Ze zeggen dat ze het over het weer hebben trakteren lachend op een sinaasappel en groeten me daarna in zachte regenklanken
Als je een walvis temt heb je geen schuur nodig voor een tractor die je moet repareren Maar hoeveel geitenkracht is paardenkracht is tractorkracht is olifantenkracht is walviskracht?
Kasper Peters
60
De bende van a en e Wil je spelen met de katers In de stegen van de stad Doen ze met hun rug gebogen Net alsof ze je niet mogen En ze leggen boos hun kattenoren plat Je bent geboren als een pup Maar had een kitten moeten zijn Je past slecht door kattenluiken Hondenvoer dat lust je niet En de wasbak lijkt te krimpen Als je uit de kraan wil drinken Nou dan heb je dus behoorlijk veel verdriet Je bent geboren als een pup Maar had een kitten moeten zijn Een miauw klinkt onnatuurlijk En een blaf juist reuze echt Maar toch wil je heel je leven Liever kopjes blijven geven Want het leven als een hond bevalt je slecht Je bent geboren als een pup Maar had een kitten moeten zijn Je krijst liever van de daken In de volle maneschijn En je haat het hele nachten Op een nieuwe dag te wachten Tot de baas je ’s morgens uitlaat met een lijn Je bent geboren als een pup Maar had een kitten moeten zijn
De o is veel te dromerig de u is meestal oud de i doet altijd zielig en de ij die laat me koud maar lang leve de a en e van helden en gevaren van draken en van gekken en patat en halve garen de bende van de a en e van vet en lekker smakken van warm en zee en zand en samen taarten bakken De o van dom de u van duf de i van pil de ij van pijn wat was de taal een sukkel als er geen a of e zou zijn
Elke keer als ik daar ben Eten de lama’s het gras Het gras met de dauw De dauw van de ochtend
Joppe Busstra, 15 jaar
62
In hun vleugels hebben ze de halve wereld, de ganzen die hier neerstrijken. Nadat ze een dag gras hebben verorberd stijgen ze in honderden tegelijk op, vliegende tapijten voor de slaaptrek. Nergens hebben ze spijt van, niet van hun gebabbel onder het vliegen, niet van het gastland dat ze hebben gekozen, nee geen spijt, ook niet van hun liefje voor het leven. Elke keer nemen ze mij mee, omhoog bij het opvliegen, naar beneden bij het neerdalen en in een boog over de sloot wanneer ze een volgend perceel te grazen nemen. Mee terwijl ik wandel, mee terwijl ik gedicteerd word door de weg, terwijl ik op herinneringen kauw en op de toekomst vooruit loop. Ze nemen me mee terwijl ik mijn longen volzuig met lucht. Heel hun lucht is mijn lucht. Heel de wereld is hun weiland.
Dwaalgast
Dien L. de Boer publiceerde de bundel ‘Niet het moment maar het nagonzen’ (2014)
Troost
die mensen eet. Hij heeft een heel grote mond. In een cel of een insect kom
kan geen andere dingen dan mensen eten. Als tomatensoep is hij bang voor erwtensoep. De mug is zijn vriend. Soms woont hij bij hem in. Eén keer won hij de strijd om de titel: ‘De Gemeenste Soep Ter Wereld!’ Rogier, groep 6 Cbs de Bron, Bolsward
en de kaarsen aan en hoe alles eruit zag als in 1820 (maar dan zonder de weesjes en de beenloze bedelaars die gevochten hadden in een oorlog tegen Napoleon).
en groot kan hij zijn. Hij
Ik vertel je over een soep
Ik ging naar het binnenbad van de glijbaan met drie bochten en speelde computerspelletjes met Lars en ik las een boek met gekke grapjes en ’s avonds at ik friet.
je hem tegen. Zo klein
En ik snapte voor het eerst waarom we het verzonnen hadden met zijn allen de kaarsjes, de spelletjes en de glijbanen.
De Gemeenste Soep Ter Wereld
Sanne Rooseboom
64
Roer en Deel Ik en jij
Wanneer jij deelt
Ik kwam thuis en keek stil voor me uit mama woelde door mijn haar en vroeg ik mee ging naar de stad iets met kaarsjes die avond wat ik normaal stom vind ik fietste mee, door de miezer we keken hoe ze de lichten uitdeden
Ik dacht niet: zo eindig ik ook ik dacht ook niet aan papa later of aan opa misschien had ik gewoon medelijden met iedereen. Heel erg.
Ik stapte uit de trein de schemering in mama liep twee passen voor me uit de wind blies de plassen over de hele stoep voor de tv in het huisje waar ik naar binnen keek zat een man zijn kale hoofd schuin op zijn borst mam, riep ik fluisterend is ‘ie dood? de vitrage was een beetje vies de foto van de hond vergeeld mama pakte mijn hand hij slaapt, zei ze.
Roer en Deel
Roer je mij
Atelier van de Dingen Beeld: Atelier van de Dingen
op de vrijmibo schoot een collega me aan en vertelde me met een verse bel wijn in haar hand dat ze het vermoeden had dat ik een toekan was. ik liet haar mijn handen en mijn neus zien. niet bepaald toekandingen, zei ik haar, maar ze haalde haar schouders op. ik weet het ook niet zeker, zei ze. ze verklapte dat er op werk een weddenschap was over mij: toekan of mens. het was een beetje 50/50. ze zat in het toekankamp, want de mensen uit het andere kamp hadden te weinig overredingskracht. ze dronk van haar wijn. ik nipte van mijn bessenjus.
toekan Wout Waanders
Tekening: Wout Waanders
66
er is een hoop dat ik je vertellen moet allereerst: die koffer. die was dus toch niet van joris. we lopen hier met twee knuffels. struisvogels. tot aan onze middel. we sleuren de nekken als tuinslangen over de straat. het is hier sowieso een beetje benauwend. je had gelijk. in het buitenland: geen mosselen. onbekende koffers. ik heb mijn hoofd tegen de pilaar van de eerste de beste discotheek gegooid. ‘kapital’, geloof ik. we solliciteren de luiken uit onze huizen maar het is moeilijk wat te vinden, we spreken de taal te weinig. joris heeft gezegd: het lukt ons nooit. ik zeg: kop op maar we gaan vaker naar de kermis dan eerst.
fastfood Wout Waanders
de meeste mensen hadden nog nooit van bibi gehoord ik vroeg ze in de trein wat ze van haar wisten maar ze haalden allemaal hun schouders op alsof ze mij met alle macht van de informatie weerhielden moesten ik heb me in de ijscozaak van gregor vaak hardop verbaasd over de oneerlijkheid van de wereld en de manier waarop iedereen mij altijd maar tegenwerkt soms kreeg ik dan een gratis bolletje aardbei maar bibi bleef bijna onvindbaar ik vond haar op het laatst alleen nog in de televisiegids als columniste totdat ook dat iemand anders bleek te zijn daarna heb ik haar eigenlijk niet meer gezien
boyband de onvindbaarhe Wout Waanders
Tekening: Wout Waanders
68
ik ging naar de luchthaven om er wat rond te lummelen samen met de andere jongens van de boyband ons leven was 5 keer hetzelfde: dansen playbacken slapen je haren doen en wat lummelen op luchthavens we keken vliegtuigen achter manshoge ramen tot het vliegen ons verveelde we lazen kranten in namaakcafĂŠs oefenden onze handtekeningen op bierviltjes en er was er altijd wel een van ons die begon over dat het zo niet werkte dat we op deze manier nooit de meisjes kregen die wij graag zouden willen maar meisjes die ons willen die liefde met prestige verwarren want in ons luid playbackende harten willen we geen meisjes die met ons mee naar verre landen vliegen we willen meisjes die met ons wat op luchthavens lummelen
eid van bibi Wout Waanders
Onzichtbaar Ik ren door een veld vol rucola. Niemand weet dat ik besta. Ik ben dat beestje in de sla.
Jeanet Kingma
70
Gewoon
Golf
Een pizza wordt gebakken, een pirouette gedanst, geschiedenis geschreven, een Franse slag geflanst.
Een grote golf verrast De viskraam op de markt. De visboer watertrappelt met zijn handen in de zij.
De tijd is ooit begonnen, een wintersjaal gebreid, een sprookje is verzonnen, een poppetje gekleid.
Zijn geslachte vissen worden levend en zwemmen om hem heen. Haringen glinsteren van zilver en palingen van goud.
Maar jij bent niet berekend, je bent ook niet bedacht. Jij komt gewoon tevoorschijn, terwijl de hemel lacht.
De lekkerbekjes trekken hun krokante jasjes uit. Dan lokken ze hem mee. De visboer roept zijn vrouw. Zij haalt gauw de kinderen. Zo vertrekken ze naar het zuiden en als de zeekraal in het warme water roert, kriebelt het onder hun armen. Kieuwen.
Mary Heylema
Jeanet Kingma
Kloof We gingen met z’n allen. Mama had geen zin. Natuurlijk was dit typisch weer zo’n jullie-vaderding: niks zeggen over hoe en wat en waar precies Papa zei: dat is juist het leuke, niet alles al te weten. Eenmaal daar begon de klim naar boven. Mama protesteerde: alweer had papa het verkeerde jaargetij gekozen: zómer tussen hete rotsen en het waaide op die hoogte echt verschrikkelijk gemeen dat hij nooit normaal eens liggen wou op zo’n palmenstrand beneden. Jij, zei papa had water moeten kopen, touw, een klep tegen de zon, anti-transpiratieschoenen om kilometers droog te lopen Hij trok zijn veters zo strak aan dat er geen speld meer tussen kon. Wij probeerden ongemerkt steeds verder achterop te komen. Maar ik, maar jij ging mama door...papa schreeuwde: Terug! Een kloof! Samen balanceerden zij en wij op afstand dachten allebei zullen wij een zetje geven, lekker spugen in dat gat, roepen: Hé is het leuk daar in de schaduw? Wij zijn jullie stomme ruzies namelijk helemaal zat!
Kate Schlingemann Kate Schlingemann is dichter en kinderboekenmaker. Werk is opgenomen in verschillende literaire tijdschriften en bloemlezingen, o.a. De Gids en Querido’s Poeziespektakel. In 2015 verscheen haar eerste bundel Wondermiddel. Ze ontwikkelt schrijfworkshops en geeft poëzieles, en is sinds 2016 als Schoolschrijver en -dichter verbonden aan verschillende basisscholen in Friesland. Klik hier voor een filmpje over Kate
72
zenuwachtig
ik voel een kriebel in mijn buik die roetsjt de glijbaan af en staat dan keurig op twee pootjes
Jannefien (7)
Strand
Groet
Een roodaangelopen meneer en een witgebleven mevrouw zitten op het strand
De zee klinkt woest vandaag, de golven slaan bruisend stuk. Alle meeuwen krijsen hoe erg het wel niet is. Gelukkig hebben ze hier nu mij, iemand die het snapt. Dat dit een rotdag is.
in de zon en hij kijkt naar haar alsof zij de mooiste vrouw op aarde is. Iedereen ziet dat het niet waar is, maar niemand zegt er wat van. Ik zou het dolgraag gaan vertellen en ik zou het ook durven. Maar als er later iemand komt die míj het mooist vindt, wil ik óók niet dat er een kind aangehuppeld komt dat recht in zijn gezicht de waarheid zegt.
Dit gedicht van Ted van Lieshout is gebruikt voor het project Raadgedicht, waarbij één woord wordt weggelaten. De bedoeling is dat je dat woord raadt. Kom meer te weten over Raadgedicht door te klikken.
Zonder omkijken weet ik wat ik zie: papa’s visje waait uit zijn mond, het mijne hapt in het zand. Ik hoor niet wat hij schreeuwt, loop minstens naar Groet. De dag aan zee is voorbij.
Saskia van der Wiel
74
De daad Zal ik het doen, dacht God, in één klap, net als toen met die dinosauriërs? Gewoon opnieuw beginnen weg met het hele zootje nu geen slang verzinnen ze blijven in hun blootje. De zee weer zuurstofblauw, het land weer lentegroen de mensen zonder oorlog ik moet het maar eens doen.
Cora de Vos
Speaker
Uitvogelen
Boven in de boom hangt een kast met een ronde opening. Hij zendt tonen uit in hoge frequenties. Twee pimpelmezen ontvangen korte golf.
Leg alle brokstukken ontkreukeld voor je neer. Verschuif iets hier en daar en voor je ligt een vogel.
Stroomstootjes leggen honderden rupsen om. Ze verdwijnen in het gat als batterijen. Het geluid zwelt aan. Straks groeit er vlees op vogelbotten en verlaat de laatste mees het nest. Moet je kijken wat een vlinders dat kost. De kast wordt er stil van.
Je keert hem om en om tot hij kan staan, verschikt wat aan zijn staart en op een dag groeien er veertjes. Je gaat op zoek naar goede zaden. Aarzelend eet hij uit je hand. Je praat, eerst woordjes, daarna hele zinnen. Als het donker wordt begint het zingen. Je zwaait met je armen, en roept: ‘Vlieg dan.’ Dan wordt het ongelofelijke mogelijk: ineens klapwiekt hij zich los. Maar ook wat je niet vermoedt gebeurt: hij slingert je op zijn rug en brengt je naar gebieden die je nooit eerder zag.
Jeanet Kingma
Jeanet Kingma
76
Luistervaardigheid Een merelechtpaar had in Winterswijk begin april hun eerste nest gebouwd, op goede stand, een fiere wodanseik met mooie volle kruin en eeuwenoud. De meimaand bleef daar uitermate koud, toen juni aanbrak, lag er nog geen ei. Manlief werd woest: “Voor nop al dat gevrij! Ik stond de hele tijd in vuur en vlam!” ‘Ik zei het toch, je luistert nooit,’ zei zij, ‘ik wou naar Zomerdijk of Warmerdam!’
Inge Boulonois uit: Lichte en Bonte Gedichten (Dordrecht, Liverse 2015)
gisteren was zo’n dag dat ik alles donker dacht dus vannacht dacht ik vlug zeven lieve liedjes droomde me een flierefluit blies me zacht het donker uit nu heb ik al mijn kleuren terug
Berdie Bartels
78
Hier stop ik even
Een lichtblauw kleurpotlood De zon is door de stad gezakt, de daken gloeien na. Er brandt iets aan de horizon, zie ik van waar ik sta. Ik kijk nog even door het raam en zie het avondrood. Dan ga ik slapen en ik droom een lichtblauw kleurpotlood. En in de morgen is het donker stilletjes weggegaan. De lucht is licht en heel misschien heb Ăk dat wel gedaan.
Dit gedicht van Ted van Lieshout is op muziek gezet, geanimeerd en gezongen door hemzelf. Je kunt het filmpje hier bekijken.
Hier stop ik even, want nu moet ik eten en de hond uitlaten en natuurlijk naar de wc en daarna weer mijn handen wassen en mijn moeder zal wel weer roepen voor de afwas en morgen heb ik ook nog een proefwerk en Goede Tijden Slechte Tijden begint...zo meteen. Maar ik ga echt verder hoor, vanavond in bed, als m’n zaklantaarn het nog doet. ik moet dus nu wel stoppen, als ik snel ben kan ik nog net nieuwe batterijen kopen.
Martin Bergsma
Was
Ik kijk naar boven er hangt een lijn, ik kan er niet bij, ik ben te klein. Ik kijk naar boven van de was druipt water, ik kan niet bij de lijn misschien wel later.
Cato Weijermans (9 jaar)
80
B matched je out-of-the-box-denken heeft je wereld vol vuur in vlam gezet en je bijna volledig opgebrand na de verhitting spiegelt zich wat overblijft uitgedoofde passie
Beeld: Gabriëlle Westra
griet westra – sms poetry – 160 Een 160 is een sms-gedicht van precies 160 tekens, inclusief wit. Het genre is bedacht door Sofie Cerutti. www.precies160.nl. 82
Bubbalicious als ik smakeloos en niet meer te pruimen ben plak me dan maar op je muur voor altijd gekleefd tussen bontgekleurde bubbelballen ook uitgekauwd stimuleer ik jou
griet westra – sms poetry – 160 Beeld: griet westra
84
De wereldbollen willen naar buiten een jaar lang draaien om de zon en dan weer en weer
dag en nacht dansen om hun eigen as en steeds en steeds met al hun blauwe zeeën, zwarte steden, bruine bergen, groene wouden, met al hun vloeibaar donker vuur van binnen planeten en kometen willen ze zien de Grote Beer, de Kleine Leeuw, het Zuiderkruis, de Slangendrager en het Zwaard van Orion hup het heelal in!
Jos van Hest; beeld: Jan ter Heide Jos van Hest is dichter, poëziedocent en publicist. Geeft workshops aan de School der Poëzie, leidt poëziedocenten op en presenteert het Open Podium aan de Openbare Bibliotheek Amsterdam. Is daarnaast ook veilingmeester en gids op een literaire rondvaartboot.
De Dokwerker
Februaristaking 1941
Dina is mijn naam Ik ben naaister Ik vind het erg voor de Joden Daarom doe ik mee Iedereen is gelijk! Ik ben naaister Ik heb weinig te zeggen Iedereen is gelijk! Daarom sta ik hier mijn mening te uiten Ik heb weinig te zeggen Niemand luistert naar mij Daarom sta ik hier mijn mening te uiten Gelukkig zijn we met veel Niemand luistert naar mij Ik vind het erg voor de Joden Daarom doe ik mee Gelukkig zijn we met veel Dina is mijn naam
Kinderen van basisscholen schreven een gedicht bij hun eigen beeld in het kader van de Februaristaking 1941. Een project van Stichting De Rode Loper op School Beelden: kinderen van de genoemde scholen Foto’s: Jan Ter Heide
Kaoutar Rafiq Groep 8, basisschool Insulinde
86
Ik sta hier als een stevige vrouw Ik ben ontwerpster Ik ben bang dat ze me doodmaken Vrede is als een zachte bries
Aldert is mijn naam Ik werk op de markt als groenteboer Nu lopen we naar de Noordermarkt Ik staak omdat ik de Joden wil helpen
Ik ben ontwerpster Ik strijd voor de vrijheid! Vrede is als een zachte bries Ik hoop dat ik weer thuis kom
Ik werk op de markt als groenteboer Ik roep door de stad: Red de Joden! Ik staak omdat ik de Joden wil helpen Ik ben bang dat ik gepakt word
Ik strijd voor de vrijheid! Oorlog is een harde storm Ik hoop dat ik weer thuis kom Ik sta stil van verbaasdheid
Ik roep door de stad: Red de Joden! Wat willen ze van ons, denk ik Ik ben bang dat ik gepakt word Maar we zijn met heel veel
Oorlog is een harde storm Ik ben bang dat ze me doodmaken Ik sta stil van verbaasdheid Ik sta hier als een stevige vrouw
Wat willen ze van ons? Nu lopen we naar de Noordermarkt We zijn met heel veel Aldert is mijn naam
Yasmine Al M’Baress Groep 8, basisschool Insulinde
Zainab Bel Hajii Groep 7, basisschool Insulinde
88
Steefie is mijn bijnaam Vandaag ga ik staken! Wij twijfelen niet en het zal ons lukken! Vrede is zo mooi als duizend rozen
Ik ben tante Raja Je kunt me vinden op de markt Vandaag is de dag Succes voel ik in mijn knieën!
Vandaag ga ik staken! Ik ben wel bang Vrede is zo mooi als duizend rozen Als er vrede is, is er geen oorlog
Je kunt me vinden op de markt Van hoop maak ik vaak gebruik Succes voel ik in mijn knieën! Vandaag schrijven we geschiedenis
Ik ben wel bang We moeten staken en de Duitsers wegjagen! Als er vrede is, is er geen oorlog Als er geen oorlog is, is iedereen blij!
Van hoop maak ik vaak gebruik Hoe dan ook, wat er ook gebeurt Vandaag schrijven we geschiedenis Ook al gaat het mis
We moeten staken en de Duitsers wegjagen! Wij twijfelen niet en het zal ons lukken! Als er geen oorlog is, is iedereen blij! Steefie is mijn bijnaam
Hoe dan ook, wat er ook gebeurt Vandaag is de dag Ook al gaat het mis Want ik ben tante Raja
Vanya Areshka Groep 8b, basisschool Piet Hein
Liv Habibuw Groep 8b, basisschool Piet Hein
90
Dit is het: De opstand Vandaag gaan we het maken De sterkte zit in mijn hoofd Vrede is iedereen gelijk, schreeuw ik
Mijn opa noemt mij altijd Ruudje Hi! Ho! Mijn werk is Kung-Fu! Vandaag is de dag dat we staken! Vrede is zo machtig als een tijger!
Vandaag gaan we het maken Dit zijn onze burgertaken Vrede is iedereen gelijk, schreeuw ik Ik wil dit niet meer, nooit meer
Hi! Ho! Mijn werk is Kung-Fu! We willen de Duitsers eruit trappen! Vrede is zo machtig als een tijger! Ik ben heel zeker van mijn zaak
Dit zijn onze burgertaken Dit voelt gewoon geweldig Ik wil dit niet meer, nooit mee Ik laat me nooit meer stoppen
We willen de Duitsers eruit trappen! Door deze oorlog ben ik arm geworden Maar ik ben heel zeker van mijn zaak Vroeger was ik niet altijd zo zeker
Dit voelt gewoon geweldig De sterkte zit in mijn hoofd Ik laat me nooit meer stoppen Dit is het: De opstand
Door deze oorlog ben ik arm geworden Vandaag is de dag dat we staken! Vroeger was ik niet altijd zo zeker Mijn opa noemt mij altijd Ruudje
 
 
Natalia Poulussen Groep 8a, basisschool Piet Hein
Sven Koene Groep 8b, basisschool Piet Hein
Ik heet Judith Hartog Woede en vreugde reizen door mijn lichaam Maar de jongen naast mij is bang Ik pak zijn arm, zij aan zij Woede en vreugde reizen door mijn lichaam We staan in de stoet Ik pak zijn arm, zij aan zij Samen naar de staking gaan wij We staan in de stoet Ik heb er zin in, eindelijk! Samen naar de staking gaan wij Met zijn allen op een kluitje Ik heb er zin in, eindelijk! Maar de jongen naast mij is bang Met zijn allen op een kluitje Ik heet Judith Hartog  
Zegna Meijers Groep 8a, basisschool Piet Hein
92
Ik ben Jan en kan er wat van Opwinding zit in mijn benen Weg met die doffe moffen Staken is vrede maken Opwinding zit in mijn benen Een gezellige boel is niet ons doel Staken is vrede maken Iedereen, doe mee doe mee Een gezellige boel is niet ons doel Je kan de opwinding voelen in de lucht Iedereen, doe mee doe mee Winkels sluiten, kom naar buiten Je kan de opwinding voelen in de lucht Weg met die doffe moffen Winkels sluiten, kom naar buiten Ik ben Jan en kan er wat van
Jonathan Baardman Groep 8a, basisschool Piet Hein
Ik ben Roos, ze noemen me Rose Roos Verkrampt van de zenuwen loop ik naar het plein Langzaam zakken mijn zenuwen naar beneden Vrede is warm, oorlog is koud en breekt je hart Verkrampt van de zenuwen loop ik naar het plein Stel er komt niemand? Dan sta ik daar alleen! Vrede is warm, oorlog is koud en breekt je hart Er zijn veel stakers, meer dan zand in de zandbak! Stel er komt niemand? Dan sta ik daar alleen! Waar zijn de Duitsers nu gebleven? Er zijn veel stakers, meer dan zand in de zandbak! Iedereen loopt door, ik blijf staan, moet ik wel gaan? Waar zijn de Duitsers nu gebleven? Langzaam zakken mijn zenuwen naar beneden Iedereen loopt door, ik blijf staan, moet ik wel gaan? Ik ben Roos, ze noemen me Rose Roos
Sascha Musil, Groep 8, basisschool De Kleine Kapitein 94
Oorlog is als de dood Beangstiging voel ik in mijn buik. Vandaag is de dag De staking overweldigt mijn hart
Hallo, mijn familie noemt me Aarzel Ik doe mee met de staking, ik ben boos In mijn hart wil ik wel, maar mijn hoofd laat me niet Oorlog is afschuwelijk, ik mag blij zijn dat ik nog leef
Beangstiging voel ik in mijn buik. Waarom moet er oorlog zijn? De staking overweldigt mijn hart Wat zou ik kunnen doen?
Ik doe mee met de staking, ik ben boos Straks ben ik de enige die niet meeloopt Oorlog is afschuwelijk, ik mag blij zijn dat ik nog leef Misschien moet ik toch maar niet gaan
Waarom moet er oorlog zijn? Laat de wereld vrij zijn! Wat zou ik kunnen doen? Ik wens dat het goed komt
Straks ben ik de enige die niet meeloopt Of zal ik toch maar gaan? Misschien moet ik toch maar niet gaan Straks wordt dit mijn dood!
Laat de wereld vrij zijn! Vandaag is de dag Ik wens dat het goed komt Oorlog is als de dood
Of zal ik toch maar gaan? In mijn hart wil ik wel, maar mijn hoofd laat me niet Straks wordt dit mijn dood! Hallo, mijn familie noemt me Aarzel
Sid Stuiver Groep 8, basisschool De Kleine Kapitein
Daan Blanken Groep 8, basisschool De Kleine Kapitein
alle dagen dromen
school
meester zegt me stil te zijn. nu wacht ik op mijn beurt. mijn stoel staat scheef. hard hoor ik hoe Harold hoest. ook zie ik Zoë’s zuchten zweven. ik ben al heel lang stil gebleven. iedereen pakt het etui. dus doe ik ook dat ik het zie. kil klikt het knopje van mijn pen. meester ziet hoe vlot ik ben. al heeft de groep iets opgeschreven. ik ben al heel lang stil gebleven. meester loopt langs iedereen. hij heeft een rechte route. ik wiebel want ik wandel niet. daar heeft hij Harold’s neusdoek beet. Zoë zit even opgekruld. ik schrijf een brokje ongeduld. iedereen is aan ’t doen. ziet niet dat ik dit steentje kies. plots plaatst het puntje van mijn stift. meester noemt dat goed op drift. heb ik de tijd juist ingevuld? ik schrijf een brokje ongeduld die kiezel wachtte op haar beurt. toen kwam er ook een gaatje. daar keurig op de plaats geklemd voel ik hoe kei zich vaster voegt. dat rots zich vlijt aan maatje. zo komt er dus een paadje een hele weg is bijna klaar. erin mijn klinker zonder haast. pak ik de dop van mijn stylo. meester gaf een straat cadeau. etui weer in het laatje. zo komt er dus een paadje
er komt een lijstje met de post waarop wat ze nog niet goed kan en wat er dus nog anders is aan haar. raar. gemiddeld is het zeker waar als juf hoort hoe ze liedjes denkt zelfs zien zal dat ze op één been achter op de drager van mijn fiets staat daar mijn schouders vat en neuriet in mijn oor. hoor. gelukkig gaat zij daarmee door. wat afwijkt van hoe het gewoon is: iedereen doet net alsof zij zeker weten zijn zij geen van al vergeten hoe dat voelt. bij zonder. zij is ook een wereld wonder.
Beatrijs Verkiel-Vaessens
Beatrijs Verkiel-Vaessens
96
griezelgrol -voor die lieve jufgriezel de grollen van dromende trollen griezel ze lekker en griezel ze goed griezel ze wakker zoals Ăş dat doet verdonkeren manen? op maandag aanstaande bloeien ramen en deuren oranje van gloed bij ieder die snapt dat een trollendrol moet gruwel de geesten van nare geweesden gruwel ze eerlijk en gruwel ze echt gruwel ze want hun geweten was slecht verduisteren zonnen? op maandag begon er een tocht door de straten, een lichtgouden vloed vol brandende lampjes, voor een beter gemoed
Boomkwatrijn Buiten
Inge Boulonois uit: Lichte en Bonte Gedichten (Dordrecht, Liverse 2015)
Inge Boulonois
98
Autoweg
Inge Boulonois Klik op de titel om het filmpje te zien.
Inge Boulonois
Light verse
Inge Boulonois
100
102
Annie van Gansewinkel
r op mijn schreden ek mijn sporen. g terug is meer hetzelfde, oetstappen achterstevoren. ik keer op mijn schreden en zoek mijn sporen. de weg terug is nooit meer hetzelfde, mijn voetstappen staan achterstevoren.
ik keer op mijn schreden en zoek mijn sporen. de weg terug is nooit meer hetzelfde, mijn voetstappen staan achterstevoren. geen weg terug
ik ke en z de w nooi mijn staa
Zwem Nee, ik kom er nog niet uit! Met shampoo in mijn haren oefen ik hoelang ik onder water kan. Een, twee, drie, vier… Proestend kom ik boven. Ik watertrappel badschuim op de vloer, draai me op mijn rug, zet me af tegen de rand en trek wel twintig baantjes. De badkamerdeur gaat op een kier. ‘Schiet op!’ roept mama. ‘Zwemles over drie kwartier!’ Ik duik weer onder, hoor haar niet. Het zwembad is me veel te koud. Ik oefen liever hier. Linda Vogelesang Van Linda verschijnt in 2017 een dichtbundel bij Querido
104
mles
Julianadorp
Florian Kullberg Tekening: Florian Kullberg
106
1 Niemand kent de weg in onze buurt, behalve wij als je het zooitje van boven bekijkt is het een bloemkool tenminste als er hoge gebouwen zouden wezen hoger dan drie gaat het niet, dus iedereen die het niet kent kijkt om zich heen en denkt: het zal wel een prei zijn Niemand kent hier de weg. Zelfs al heb je een wegenkaart of Google maps dat klopt toch nooit met wat je ziet Wij zijn je op onze afgeragde fietsen de baas we schieten door afsnijpaden die gister nog niet bestonden ‘s zomers groeien ze dicht, maar worden weer teruggevonden alleen door ons, wij weten welke tak opzij gaat De overbuurman was net hier naartoe verhuisd, hij is navigator bij de marine, maar toen ie de hond ging uitlaten zo’n groot beest met een natte speurneus voorop op z’n snuit kwamen ze pas twee weken later samen weer thuis Er was niet eens mist, ze hadden gewoon gedwaald We zeiden toch dat niemand de weg wist. behalve wij.
2 Niemand kent hier de weg behalve wij, jaah Ên de kat Alle daken zijn oranje of zwart maar hoe dat precies in elkaar past daarvoor moet je toch even twee euro geven Nee, wij hebben de schuren heus niet allemaal groen geschilderd maar we zien wel de kleine verschillen de butsen in het hout en de afstand tussen de planken die is telkens net anders Dacht je dat we niks voorstelden in onze vale shirts en spijkerbroeken die van onze broers en zussen zijn geweest, dan heb je je lelijk vergist in onze superkrachten Laila hier heeft nog voor ze geboren werd geregeld dat de straten geen namen kregen maar nummers Het is een magisch bos bakstenen: alle buurten lopen als spiralen in elkaar Kruiszwin 13 daar wonen wij, zo heet het echt Dat is geen pech, maar supertof! Van nummer 1301 krult helemaal tot 1370 en verderop met Kruiszwin 12 hetzelfde nummerkabaal Jaja, we hebben goed leren tellen, daar kun je op vertrouwen Kom je nog met die euro’s trouwens? Anders belandt er dalijk toevallig een kruisspin in je capuchon, die staat zo aanlokkelijk open Als je nu al niet weet waar je heen moet lopen hoe ver denk je dan dat je in paniek komt?
108
3 Wie kent de weg hier dan? Nou wij dus. Milan, Rachelle, Fanny, Laila, Yassin Suzan, Kasper, Dimitri en mijn zus ja dat weten we nu wel maar wie nog meer nou, ik zeg je bijna niemand, Hidde misschien, maar die woont in Vogelzand, dat is net anders, maar we hebben een pact Verder geen hond, de baasjes lopen met ze aan de lijn voor de zekerheid hetzelfde stukkie, anders weten ze niet waar ze zijn We zien soms zuchtend vreemde eenden langsrijden niet de vogels, maar families in auto’s die dan bekenden zijn van mensen uit de buurt die zich afvragen waarom het zo lang duurt tot de visite verschijnt maar lekker eigen schuld dan hadden ze maar aan hun domme gasten moeten vertellen dat ze in een de vorm van een groente wonen Zo makkelijk is dat opgelost Een bloemkool of een broccoli als kaart gebruiken daar kun je ons zo op aanwijzen met een merkstift een stip zetten waar je huis staat Anders weet je dat het zo gaat, hopeloos verdwaald hoe goed je telefoon ook is als je de weg niet kent rij je in zoveel spiralen dat de batterij op gaat
4 Die auto is te groot voor deze buurt, wij merken het meteen Geluid van een voorwiel dat langs een stoep slipt dat hoort hier niet thuis, ook net of je het ruikt Wij kijken op van ons straatspel wat we net hebben bedacht Dimitri zet zijn voet aan de plantenbak maar komt niet van zijn fiets, zet zijn pet schuiner Laila prikt haar kauwgomballon lek, ondersteboven hangend aan de rekstok staart tot de grond, kauwt haar gom naar binnen, terwijl Milan zijn bal stuit strijk ik het haar uit mijn gezicht en kom ik overeind, slow motion met het krijt als een rokend pistool in mijn hand terwijl ze voorbij glijden in hun veel te grote bolide en zo volgen wij, weer een ingeblikte familie Door het gezoem van de eerste lentebromvlieg heen hoor je dof, het gekibbel van de zenuwachtige ouders ze turen vanachter hun stuur, ze verglijken hun routeplanner met wat ze om zich heen zien, er klopt niks van, waar is het dan? Er zou geen afslag moeten zijn, hoor ik als ze bijna mijn neus schampen Op de achterbank beginnen twee krullenbollen te zeiken, met hun snoep twee kapsels net zichtbaar door donkere autoramen, een jongen en een meisje Eentje verslikt zich en stikt bijna als ze op de vluchtheuvel stoten Paniek binnen, zus slaat broer op zijn buik, en plots plakt er een zure bom op de zijruit Wij liggen krom van de stuiplach maar trekken razendsnel weer een pokerface, als de pappa uitstapt en kijkt, het zijn altijd de huisnummers, je moet wiskundige zijn maar wij zijn dat, wij zijn briljant hij checkt de telefoon in zijn hand, rekenmachien peutert aan zijn zonnebril en begin huizen te tellen zoveel dezelfde deuren, welke is nou de goede dan kijkt hij in onze richting, al onze neuzen bloeden stuurse blikken acht stuks, een fiets en een bal in de zij en een kat als je Sukkel ook meetelt, die spint
110
Ze durven nooit te vragen, misschien fronzen we teveel maar wat kan ons het schelen, kwaad zijn we niet Aan hun die het wel wagen, wijzen we keurig waar ze moeten wezen, tenminste als ze de straatnaam goed oplezen Spreken ze de klemtoon verkeerd uit dan hebben we geen idee dat het maar een paar meter verderop ligt
5 Niemand weet de weg hier en wij kennen alle wegen allemaal ook die naar buiten, voorbij de sloten waar het platte land begint en de duinen uit de achtergrond oprijzen waar je wordt ingesloten door popelende tulpen in lange rijen die aan de horizon samenkomen Bedden, zo noemen ze dat waarin die tulpen staan en viel je daarin, ze zouden je wurgen met hun stengels het zijn vleesetende lelies, waar denk je dat die bollen zo dik van worden? Elke week wordt er een nieuwe jong Noord-Hollands mensenvlees aan geofferd de ene week een jongen, de andere een meisje Ja, echt echt waar, een soort Hunger Games aan de Noordzee Nee, het is hier hier geen pretje in Julianadorp je moet de weg weten om te overleven dit is waar we wonen, de zomer duurt dertien jaar soms komt er sneeuw en vrieskou tussendoor maar verder zit alles, net als de huizen, aan elkaar week na week, na tulpenveld, na maand, na bloemkoolwijk, na jaar
6 Zijn het de roze tegels, waardoor niemand de kaarten snapt? Netjes aan elkaar geregen die klinkers, hofje na hofje, zo gewoon of al die gekke hobbels in de straat, die nooit recht gelegd worden geen stratenmaker heeft zich nog in deze catacomben gewaagd Het duizelt elke automobilist, maar wij kennen elke vezel komen automatisch uit het zadel wanneer eerst je vooren daarna je achterwiel worden geschud door het plaveisel Niemand kent hier de weg, behalve wijzelf dat niet alleen, wij kennen de oneffenheden de puisten en de losse tegels Kees, kwam aangewaggeld, drukte zijn bril op zijn neus haalde diep adem en verklaarde, ik weet het, heus, alsof ie een groot raadsel had ontrafeld, namelijk waarom niemand ons de weg vroeg, Kees hoort hier eigenlijk ook niet, een maand geleden hiernaartoe verhuisd zijn ouders hadden een goede zaak, in de verleden tijd, nu zijn ze failliet hij was gewend aan een taxi naar school, nu moet ie met de fiets zolang ie blijft zitten, meestal gaat ie bij steeg twee over zijn stuur heen Dat was wennen, op eigen kracht, maar zeiden wij wat ken jou dat nou schelen Keesie? een schram meer of minder toen we hem van de straat schraapte, voor de zoveelste keer in korte tijd
112
7 Iedereen hoort er hier bij er is nog genoeg straat vrij Toen was Kees wel echt verbaasd, ik dacht dat jullie gingen slaan En hij vertelde: elke keer dat hij met zijn ouders aan was komen rijden had Kees gewacht tot we naar binnen waren gegaan omdat ie bijna zeker wist dat we pesters waren we keken hem even aan en Milan zei Je bent ook wel een rare Toen barstte we allemaal uit als schaterende eksters Omdat we staren, en er als hangkinderen uitzien jaja, in ons bloemkolenrozetegelsstoepland we groeien op voor galg en rat, zo lijkt dat dan maar, barst Suzan, we worden zeker heel wat verschillende dingen, ik word advocaat en zij dokter en hij vuilnisman, en vast ook iemand wielrenner allemaal vogeltjes die liedjes zingen en niet opvliegen bij elke auto die langsscheurt Laila knikt instemmend vanaf haar mountainbike zelfs Liekes broer die is een beetje gek en heeft geen evenwicht dus die rijdt op een trijk, die heeft drie wielen Dus Kees onthoudt maar even voordat je beetje depri wordt jij wordt vast ook wel iets, vast professor alleen nog aan je pokerface werken
8 Als we bij oom en tante in Utrecht zijn altijd dat gezeik ze praten over onze wijk alsof ze een hel is precies ĂŠĂŠn keer waren ze op bezoek geweest help, de huizen zijn aan elkaar geplakt ja, piepen ze en alles ziet er hetzelfde uit, alle ramen op dezelfde plek, dat soort gezeik nee zeggen wij dan: soms zijn ze ook gespiegeld, maar dat vinden ze even erg Jeetjemineetje zeg, zuchten zus en ik dan, het grootste probleem op aarde maar niet heus vast schrikken dat je niet meteen ziet welk huis het is dat je door het raam moet gluren anders sta je dalijk bij de buren, nou die bijten dus niet hier misschien in Utrecht, maar hier zeggen ze alleen: Nee, dan moet je hiernaast zijn, geen probleem Oh wat een ramp dat je niet de weg kan vinden zonder je telefoon! maar raad eens hoe dat gaat als je er woont, dan vinden wij blind de weg in jullie nachtmerrie we pakken onze fietsen en schieten door steegjes en de houten bruggetjes over sloten die oneindig diep zijn crossen over modderweggetjes en olifantenpaadjes door de als slangen kronkelende straten En is geen auto die boven de vijftig rijdt in een hofje gewoon omdat harder niet gaat, zonder dat je tegen een muur knalt elke straat loopt als een spiraal naar het einde het bitterzoete eind van Nederland dat is waar wij wonen, dagdromen in de frisse warmte van de nazomer en niet verwachten dat er iemand op bezoek zal komen iedere vriend of familielid is een bonus
114
9 Auto’s op de stoep staan we niet meer toe Dan slaan we aan het honkballen en maken krassen op lak die net niet opvallen zodat wanneer ze eindelijk ontdekt worden niet meer valt te achterhalen wie het was En de grote mensen in de buurt die af en aan rijden naar hun werk wat volgens mijn moeder echt nodig is zodat ik mijn speelgoed kan kopen maar alsof ik dat nodig heb als ik hier in het hofje op straat woon En we schieten elzenkatjes door buizen bij mensen naar binnen voor ze thuis komen en hopen op plotseling gerinkel, dat is jackpot en we gooien waterballonnen we doen of we in gevecht zijn en toevallig iemands vader raken maar dat hebben we van te voren afgesproken dat geen volwassene er droog doorheen mag lopen nou als ie aardig is, de postbode, maar niet altijd Niemand komt met zoiets weg, behalve wij omdat wij hier eigenlijk de baas zijn wij snappen de geheime codes
10 Niemand begrijpt de codes in onze wijk met vier cijfers, behalve wij zullen we het dan nog ÊÊn keer uitleggen? Laten we zeggen dat je dat nummer moet delen met een priemgetal en daarna keer vier doen en de wortel ervan ten slotte in de voortuin in de aarde stoppen, wachten tot er een boom uit groeit die over de schutting hangt tot de buren beginnen te klagen en het aantal takken dat ie dan snoeit dat is hoeveel het huis kost Onze grote broers en zussen denken ook nog steeds dat ze de baas zijn misschien een jaar of twee geleden maar ze zijn hier niet meer, ze zijn in de stad, ze weten niet wat hier rondgaat, duiven, kauwtjes, kinderen op fietsen en ouders Oh, we doen wel alsof ze boven ons staan grote broer, grote zus, jaja, we knipperen lief met onze ogen We laten ze graag dromen maar ondertussen zijn wij het die de dienst uitmaken tot het te koud wordt buiten, de bladeren vallen en we appje van iemand krijgen om te komen spelen Je kunt niet het hele jaar buiten hangen maar als je je kop uit het raam steekt en je voelt het kriebelen van je kruin tot je voeten dan weet je dat je naar buiten moet om de dag te vangen Het was een keer mijn oma die dat vertelde terwijl ze op zo’n oud wiel garen spinde oma woont ontzettend ver van Julianadorp ze zou niet eens iemand verstaan maar ik weet zeker dat ze de weg zou vinden Florian Kullberg Tekening: Florian Kullberg
Florian Kullberg
116
Spelregels: - stuur je gedicht of ander werk naar: pp@tedvanlieshout.info - zorg dat deze informatie erbij staat: je naam, je woonplaats, je leeftijd, en als je dat wilt een wetenswaardigheidje over jezelf of je werk, of iets dat je na aan het hart ligt. Wil je je website vermeld hebben, lever daarvan dan de URL aan. - de redactie besluit of je werk geplaatst wordt en daar is geen correspondentie over mogelijk
118
- inzendingen van kinderen worden op een andere manier beoordeeld dan inzendingen van volwassenen, maar voor beiden geldt: ze moeten goed zijn! - je mag ook met de hele klas insturen - als je meewerkt aan PP doe je dat als sponsor; er is geen financiĂŤle vergoeding mogelijk voor het plaatsen van je werk, omdat Pretpark PoĂŤzie gratis is.
Redactie: Jos van Hest, Ted van Lieshout, Kate Schlingemann Tekeningen, tenzij anders aangegeven: Ludwig Volbeda Opmaak en vormgeving: Ted van Lieshout Digitale adviezen: Gijs van der Hammen 120
Het meest recente nummer van Pretpark PoĂŤzie is altijd te vinden op pretparkpoezie.nl. Wil je eerdere nummers bekijken, ga dan naar tedvanlieshout.nu en klik in de zijkolom op Pretpark PoĂŤzie, of ga daar rechtstreeks naartoe.