En ze leefden nog lang en gelukkig … MAAR HÓÉ DAN? 1/7
Dit artikel komt uit JAN van donderdag 7 juli 2016
De Beckhams van deze wereld lijken steeds zeldzamer te worden, maar sommige stellen lukt het wél: lang samen blijven, en nog gelukkig met elkaar ook. Zo ook columnist Aaf Brandt Corstius en haar Gijs Groenteman. Wat is hun geheim? En wat zeggen de experts? TEKST AAF BRANDT CORSTIUS MET MEDEWERKING VAN PETRA VETHMAN (KADER) BEELD BETTINA LEWIN/ TRUNK ARCHIVE ‘Ik moet een stuk over lange relaties schrijven,’ roep ik vanuit mijn werkkamertje naar beneden. ‘Misschien kun je jezelf nog wat tips geven!’ roept Gijs snibbig terug. Op het moment dat ik dit schrijf, zijn Gijs en ik op een maand na tien jaar samen. We hebben samen twee kinderen van vijf en zes, en Gijs heeft nog twee vijftienjarige kinderen uit zijn vorige huwelijk, die dus nu al tien jaar mijn stiefkinderen zijn. We hebben een huis, twee katten, een Toyota – waar ik niet in kan rijden, hij wel –, een heleboel spullen en redelijk wat familie in de buurt. We hebben, kortom, een leven samen. Een oud-klasgenoot die ik een tijdje geleden tegenkwam in de speeltuin, die net gescheiden was, vatte het zo samen: ‘Als je lang samen bent, kun je je gewoon niet meer voorstellen dat je ooit weer alleen bent.’ Ik kán het me wel voorstellen – voordat ik Gijs op mijn dertigste ontmoette, was ik lange periodes alleen, geheel onvrijwillig overigens – maar ik wíl het me niet voorstellen. Ik ben namelijk heel gelukkig met hem, in die lange relatie van ons. Maar goed, het kribbige dialoogje hierboven wordt dus net zo goed gevoerd bij ons thuis. ‘Ik moet een stuk over lange relaties schrijven!’ ‘Misschien kun je jezelf nog wat tips geven!’ De aanleiding voor deze ongezellige roeppartij was, zoals vaker in lange relaties waarbij ook een huishouden gemoeid is, huiselijk en triviaal van aard. De nieuwe wasdroger zou vandaag worden bezorgd, en ons trappenhuis was bezaaid met rolschaatsen, fietsjes en stapels post. Al die trappen moesten dus worden leeggehaald voordat de bezorgers kwamen, maar toen ik thuiskwam, appte Gijs dat hij koffie ging drinken met een vriend. ‘Dan haal ik die trappen zelf wel leeg,’ appte ik terug, een boodschap die vooral door de woorden ‘zelf’ en ‘wel’ een licht-agressieve ondertoon had. Toen Gijs thuiskwam, was hij pissig dat ik hem met een licht schuldgevoel had laten koffiedrinken, en ik was chagrijnig dat ik de trappen had moeten leeghalen. En ook nog op mijn kop kreeg voor het versturen van een licht-agressieve app. Zo. Een inkijkje in de gelukkige lange relatie. Maar hoe gaat zoiets dan verder? Ik zit boven te typen, en Gijs roept na verloop van tijd van beneden: ‘Zullen we het goedmaken?’ ‘Ja!’ roep ik. Zo. Dat is weer goed. 2/7
STOP MET ZEUREN Dat was meteen Tip 1, zoals ik het maar zal noemen: niet te lang laten gisten. Het gerelateerde advies is: niet te veel vitten. Roos Vonk, hoogleraar sociale psychologie die het boek Liefde, lust en ellende heeft geschreven, stelt daarin de existentiële vraag ‘Kunnen vrouwen het piepen, klagen en vitten afleren?’ Ik weet het niet. Roos Vonk zelf, en andere vrouwen die ze kent, hebben in lange relaties de ervaring dat ze veel vaker ‘piepen’ dan als single. Afrader, vindt de professor. Als ik bij mezelf naga hoe ik ben, vittenderwijs, vind ik het meevallen. Natuurlijk, ik zucht weleens diep en zeer hoorbaar als ik voor de zoveelste keer een leeg melkpak aantref op het aanrecht – waarom gooit die gast die melkpakken nooit even in de prullenbak ernaast? Maar ik realiseer me, misschien door de vele jaren dat ik onvrijwillig single was, ook wel dat achtergelaten rommel door een ander iets gezelligs heeft. Dat is het fijne aan een lange relatie: je weet op een gegeven moment wat iemand doet, en wat hij niet doet. Wat je van hem kunt verwachten. Sleur is goed, zei psycholoog Jeffrey Wijnberg al in zijn Telegraaf-column: ‘Een relatie die als een sleur aanvoelt, is ook een relatie waarin de partners weten dat ze blindelings op elkaar kunnen vertrouwen.’ Yes: sleur = vertrouwen! Zo zet Gijs altijd de vuilnis buiten en haalt hij elke ochtend de afwasmachine leeg (een klus die ik met passie haat), terwijl ik altijd de was doe. Zolang die taakjes een beetje gelijk verdeeld zijn en iedereen doet wat hij het minst rampzalig vindt, gaat het prima. Je wordt heel goed in je taakje (of in ieder geval net goed genoeg). En: je hoeft nooit meer tegen de ander te zeuren.
JIJ JE ZIN ‘Beurse plekken’ noemt Roos Vonk ze, de irritaties over opruimen, geld of opvoeding die steeds weer kunnen terugkomen. Die beurse plekken hebben wij ook, maar op een gegeven moment hebben we blijkbaar besloten om ze niet nog beurser te maken dan ze al waren. Daarbij moet je soms alsnog iets negeren: als Gijs de kinderen hun tweede ijsje van de dag geeft, slik ik mijn opvattingen over suiker in. Want dat ijsje gaat hij toch wel kopen: hij heeft het al beloofd. Net zoals hij woordeloos dealt met mijn ochtendhumeur, en, toen de kinderen nog vaak ’s nachts wakker werden, met mijn nog veel heftigere nachthumeur. Choose your battles, heet dat in het Engels. Dat doen we dus. Geheel onbewust hebben wij ook het nemen van besluiten verdeeld. Of nou ja, verdeeld… Volgens Roos Vonk nemen mannen de kleine besluiten in een relatie, en vrouwen de grote. Zij adviseert dan ook om te doen wat de man wil bij kleine besluiten, bijvoorbeeld qua uitjes en vakanties. En ze vindt dat je moet doen wat de vrouw wil bij grote besluiten: huis kopen, kinderen krijgen. Ha! Toen ik dat las, moest ik concluderen dat we in onze relatie bij zowel grote als kleine besluiten doen wat, ahem, ik wil. Daar wil ik ter verdediging bij zeggen dat ik bijna altijd degene ben die vindt dat er überhaupt iets over iets besloten moet worden. Komt de vakantie eraan, dan zit ik twee maanden van 3/7
tevoren al te googelen op ‘rustieke camping Corsica’. Is het weekend, dan heb ik de PS van de Week van Het Parool naast me liggen bij het ontbijt om te zien of er iets leuks te doen is in de stad. Funda ken ik, zoals elke vrouw die ik ken, nagenoeg uit mijn hoofd, en dat we kinderen gingen krijgen, heb ik min of meer afgedwongen. Hoe geweldig het ook lijkt dat je alle besluiten in huis neemt, dat is ook een twistpunt geweest. Bijvoorbeeld met die vakanties: ik voelde me soms wel erg verantwoordelijk als ik na honderd jaar Zoover en Tripadvisor bestuderen een vierweekse zomervakantie had geregeld en als het dan te veel regende. Want dan kon iedereen ontevreden naar mij kijken. ‘Waarom moet ík dit dan ook allemaal regelen?’ riep ik dan vanonder een paraplu tegenover een chagrijnig kluitje gezinsleden. ‘Omdat jij daar zo goed in bent,’ zei Gijs dan. En dat is ook zo. Dus nu is de afspraak dat ik alles regel, maar dat er vervolgens niemand over zeurt. Of in ieder geval hij niet. HAND IN HAND ‘We runnen de toko,’ hoorde ik een man die lang getrouwd was ooit zeggen over wat hij met zijn vrouw dagelijks deed, en dat is ook wel zo. Je hebt als gezin, en ook vaak als stel zonder kinderen, een winkel met ruime openingstijden, en die moet je de hele dag bestieren. Daarbij zijn er drukke dagen dat je als winkeleigenaren niet echt veel met elkaar uitwisselt, behalve: ‘Is er nog worst?’ Als ik Gijs naar aanleiding van dit stuk vraag of hij Hét Geheim van de Lange Relatie even aan me wil onthullen, zegt hij dan ook binnen een seconde: ‘Veel oppas nemen.’ Klinkt harteloos tegenover de kinderen, maar het is zo. Tuurlijk, er zijn dagen dat het enige wat wij uitwisselen zoiets is als ‘Is er nog worst?’, maar er zijn ook dagen dat we, inderdaad, oppas nemen en naar een toneelstuk gaan, of naar de film, of, heel wild, een Vietnamees hapje eten en dán naar de film. De sleur die ik hierboven als zo heilzaam heb beschreven, wordt even doorbroken, we hoeven geen huishoudelijke weetjes uit te wisselen en we zitten zomaar hand in hand in de bioscoop. En dan zijn we het er – en nu mag je een beetje overgeven, omdat het te zoetsappig wordt – altijd over eens of die film goed of slecht was. Net zoals we het wel vaker eens zijn. Over mensen – er zijn geen vrienden van hem die ik stom vind, of andersom. Over geld – liever een lange vakantie met een tent dan een korte in een chic hotel. Over de opvoeding verschillen we het meest van mening, maar we zijn het er wel roerend over eens dat we allebei niet streng genoeg zijn – en dat onze kinderen desondanks de leukste van de wereld zijn. NET ZO SLIM ‘Mensen vallen eerder op iemand die op hen lijkt wat betreft intelligentie, politieke overtuiging, godsdienst, leeftijd, aantrekkelijkheid, opleiding, interesses, voorkeuren en leefsituatie,’ schrijft Roos Vonk. Welnu, dat klopt. Gijs en ik zijn ongeveer even intelligent (al beweer ik in ruzies natuurlijk dat 4/7
dat niet zo is), we schelen één jaar, zijn allebei opgegroeid in Amsterdam-Zuid in een temperamentvol eenoudergezin, waarbij die ene ouder iets deed in de links-georiënteerde artistieke scene: het is eigenlijk een wonder dat we elkaar niet als zesjarigen al zijn tegengekomen op de antiautoritaire crèche of iets dergelijks. We lijken op elkaar. ‘Jammer dat ik je niet op de middelbare school al kende,’ verzucht ik dan ook vaak tegen Gijs. Waarop hij zegt: ‘Maar dan waren we misschien nooit verliefd geworden. Of gebleven tot nu toe.’ Want dat helpt wel bij een lange, gelukkige relatie: dat je er al wat relaties, en wat tijd, hebt opzitten. Dat je al hebt ondervonden dat je nooit iemand kunt veranderen. En dat je jezelf ook niet kunt veranderen, of amper. En dat het wel de bedoeling van een relatie is dat je er gelukkig van wordt. Dan kun je je verheugen op de tijd die er nog voor je ligt. Volgens The New York Times, die het prachtig genaamde National Institute of Relationship Enhancement over lange relaties interviewde, zijn er dertien vragen die je elkaar moet stellen als je gaat trouwen, waaronder: ‘Hoe zie je ons over tien jaar?’ (En ook, bijvoorbeeld: ‘Vind je porno oké?’) Het grappige is dat wij het daar ook zonder dat advies van The New York Times al vaak over hebben. We zien onszelf als de kinderen groot zijn in een klein huisje of woonbootje, midden in de stad. We passen op onze – hopelijk grote schare – kleinkinderen. We hebben een bioscoopabonnement en zien alle films die we kunnen zien. En dan zijn we het er roerend over eens of het een rotfilm was, of een hele goeie. ◐ [HB: tot zover het artikel zelf, hierna Vonk aan het woord in een interviewtje.]
5/7
HET GEHEIM VAN GELUKKIGE LANGE RELATIES In haar pas verschenen boek Liefde, lust en ellende haalt psycholoog/wetenschapper Roos Vonk de ‘triangular theory of love’ van de Amerikaanse psycholoog R.J. Sternberg aan, die stelt dat liefde bestaat uit drie componenten: intimiteit, passie en binding (commitment). De hoeveelheid liefde die je ervaart hangt af van de kracht van deze drie componenten en hoe ze met elkaar samenhangen. ‘In een beginnende relatie,’ aldus Roos Vonk, ‘is er veel passie (dus veel seks) en nog geen binding. Dit heet romantische liefde. Al pratend en vrijend leren de partners elkaar steeds beter kennen, waardoor de intimiteit steeds verder toeneemt. Maar, nu komt het: vanaf het moment dat de intimiteit niet meer verder stijgt – je kent elkaar door en door, intiemer dan dit kun je haast niet meer worden – gaat de passie afnemen. De binding neemt nog wel toe. Wat dan uiteindelijk kan ontstaan – intimiteit en binding zonder passie – heet kameraadschappelijke liefde.’ Een goede relatie is daarnaast een relatie waarin je veilig gehecht bent – dit geldt voor ongeveer zeventig procent van de relaties, aldus Vonk. Wanneer is dat? Als je je op je gemak voelt, en dat je het als prettig ervaart en er niet gespannen van raakt als je veel om iemand geeft of als een ander veel om jou geeft. Je voelt je veilig in de relatie, kunt jezelf openstellen voor de ander en bent niet bezorgd dat je in de steek wordt gelaten. Hoe houd je het leuk? Vijf tips uit Liefde, lust en ellende: • Accepteer de ander zoals hij of zij is. Geloof in de ander en toon dat. Mensen zullen eerder veranderen of zich ontwikkelen als je in ze gelooft dan wanneer je moppert over hun tekortkomingen. • Accepteer dat je relatie zich ontwikkelt en dat het niet altijd blijft zoals in het begin. Als de verliefdheid minder wordt, na één à drie jaar, en als de intimiteit en veiligheid groeien, worden de seks en passie minder. Pas dan gaat de relatie echt beginnen. • Verliefdheid op een ander ‘overkomt’ je niet als een kracht die sterker is dan jijzelf: het krijgt alleen kans zich te ontwikkelen als je ervoor openstaat. Wil je je relatie beschermen, oefen dan je zelfbeheersing uit wanneer je aantrekkelijke anderen tegenkomt. • Ga er niet van uit dat je elkaars gedachten en gevoelens kunt lezen; vertel de ander wat je vindt en wilt, en vraag je partner ook wat hij of zij vindt en wil (in een open, niet-sturende vraag, en zonder het woord ‘waarom’). • Gedraag je als een volwaardige partner. Je mag best eens flemen, pruilen, zielig of schattig doen, maar schiet er niet in door. Toon ook je sterke, onafhankelijke kant, zodat die óók wordt gevoed en zich ontwikkelt. Werken aan de relatie, heeft dat zin? Roos Vonk gelooft er niet in: ‘De stellen die ik ken bij wie het goed zit, hoor ik nooit over “werken aan de relatie”. Bij een goede match klikt het gewoon 6/7
en gaat het vanzelf. Je kunt ontspannen bij elkaar. Natuurlijk moet je weleens tijd maken voor elkaar en voorkomen dat je elkaar vanzelfsprekend gaat vinden. Maar “werken”? Dat zie ik alleen koppels doen waar het niet lekker loopt.’ En hoe zit het met de eeuwige kwestie ‘hij heeft meer zin in seks dan zij’? Roos Vonk: ‘Mensen denken vaak dat meer intimiteit ervoor zorgt dat een vrouw meer zin heeft in seks. Maar het leidt juist tot mínder zin. Bij mannen komt het allemaal niet zo nauw, want door hun hogere testosteronspiegel is hun sexdrive hoger. Een man hoeft zich ook niet romantisch of hartstochtelijk te voelen om zin te hebben. Bij de vrouw ligt het gevoeliger. Haar sexdrive hangt van allerlei factoren af – stemming, cyclus, kinderen, zorgen, hoe verliefd ze is, hoe leuk manlief doet. Is er ruzie, dan heeft ze geen zin. Maar is de relatie veilig en de man veroverd, dan óók niet. In stabiele heterorelaties is de seksfrequentie bijna onvermijdelijk een compromis tussen wat de man wil en wat de vrouw wil. Niet voor niets hebben mannen in homorelaties de meeste seks met elkaar en vrouwen in lesbische relaties de minste. Het enige goede nieuws dat ik heb is: als vrouw hoef je niet te denken dat je een afwijking hebt als je minder zin hebt dan je man. Het is ook helemaal geen teken dat er diep verborgen relatieproblemen zijn. Het is misschien eerder een teken dat je relatie stabiel is, dat je hem vertrouwt en je geborgen voelt. Wie weet krijg je opeens reuze zin als je daarbij stilstaat: je hebt een superman!’ ≈ [HB: Alles wat niet [tussen rechte haken] staat, is ongewijzigd; ook de vette tekst is oorspronkelijk. Geknipt: de 'kadertjes' met citaten uit de tekst van Brandt Corstius. Dat waren de volgende.]
Na onze snibbigheden roept hij van beneden: ‘Zullen we het goedmaken?’ ‘Ja!’ roep ik. Zo. Dat is weer goed Door de jaren dat ik single was, realiseer ik me dat zijn achtergelaten rommel ook iets gezelligs heeft ‘Een relatie die als een sleur voelt, is óók een relatie waarin je elkaar blindelings kunt vertrouwen’ De afspraak is nu: ík regel alles, maar niemand mag daar vervolgens over zeuren. Of in ieder geval híj niet [dwassy dwassy]
7/7