Landschap in de Venen Tussen Amstel en Oude Rijn Augustus 2011 • In opdracht van: Provincie Utrecht
Landschap in de Venen Tussen Amstel en Oude Rijn
In opdracht van: • Provincie Utrecht Uitgevoerd door: • Terra Incognita Stedenbouw en Landschapsarchitectuur
Inhoud
Inhoud
1. Inleiding 2. De Venen
De landschappelijke betekenis van de Venen
Ruimtelijke opgaven in de Venen
3. Deelgebieden
Cope-ontginningen rond Kockengen
Kamerik
Rietveld en Zegveld
Groot Mijdrecht
Kromme Mijdrecht
Vinkeveen
Oukoop, Demmerik
Ronde Hoep
Angstel, Aa en Vecht
4. Doorkijk naar de toekomst
4
Bronnen
Colofon
Legenda
1 Inleiding Belang veenweiden De veenweidegebieden aan de westkant van Utrecht vormen een van de meest uitgesproken en unieke landschappen van de provincie Utrecht. In dit gebied is de gebiedscommissie de Venen de uitvoerende organisatie die de toekomst van het gebied tussen Oude Rijn en Amstel vorm geeft. De commissie heeft behoeft aan een overzicht van landschapskwaliteiten die in dit gebied van belang zijn en die richtinggevend zijn voor het AVP (Agenda Vitaal Platteland) gebied. Deze vraag is de primaire aanleiding voor dit document. Het landschapskader de Venen is in samenwerking met het programmabureau de Venen tot stand gekomen. De doelgroep bestaat uit gemeenten, provincies en andere organisaties die samen de AVP gebiedscommissie de Venen vormen. Er is nog een aanleiding voor de totstandkoming van dit document. Het AVP gebied de Venen maakt onderdeel uit van het Nationale Landschap Groene Hart. De provincie Utrecht heeft in opdracht van het Rijk de kernkwaliteiten voor het Groene Hart uitgewerkt in de kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen. De kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen bestaat uit een koepelkatern en zes gebiedskaternen. Hierin is een katern Groene Hart opgenomen. Deze kwaliteitsgids is een bouwsteen voor de nieuwe structuurvisie die door de provincie in 2011 wordt gemaakt. De kwaliteitsgids bestaat uit kennis die ook relevant is voor dit landschapskader. Het voor u liggende landschapskader wordt door de provincie gezien als een voertuig waarmee ook de kwaliteitsgids praktisch vertaald kan worden naar gemeenten en deelgebieden in de Venen. In de beschrijving van opgaven en ontwerpprincipes is nadrukkelijk gebruik gemaakt van de kwaliteitsgids. Om goed aan te sluiten bij lokale kennis zijn er gesprekken gevoerd met een deskundige ambtenaren
van de betrokken gemeentes. Dit heeft geleid tot een selectie van ruimtelijke opgaven uit de Kwaliteitsgids die specifiek zijn voor delen van de Venen. In enkele gevallen heeft het geleid tot het benoemen van opgave waarvoor in de kwaliteitsgids geen ontwerpprincipes is opgenomen. Gebruikershandleiding Het landschapskader bestaat uit twee lagen: a) landschapsbeschrijving met veel aandacht voor historische waarden; b) schets van ruimtelijke ontwikkelingen en ontwerpprincipes voor de inpassing ervan in het landschap. De beschrijving van landschapskenmerken bevat verhalen over de oorsprong van het landschap. Ze geven betekenis aan elementen en structuren in het landschap van vandaag. Per gebied is er ook een beeld geschetst aan de ontwikkelingen die er plaatsvinden. Wat verandert er? En vervolgens van ontwikkelingen vindt plaats op het niveau van de hele Venen en op het niveau van negen deelgebieden. Per deelgebied worden ongeveer 5 ontwerpprincipes besproken die belangrijk zijn voor dat deelgebied.Voor een uitgebreid pallet aan ontwerpprincipes verwijzen we graag naar de Kwaliteitsgids Groene Hart. Initiatiefnemers van bouwopgaven en planstudies kunnen dit landschapskader gebruiken voor kennis over het landschap en om inspiratie op te doen voor het ontwerpen aan ruimtelijke ontwikkelingen die de kwaliteit van het landschap beïnvloeden. De selectie van opgaven en ontwerpprincipes betekent automatisch dat er zaken buiten beeld blijven. Dit is immers een selectie op basis van een globale analyse en een momentopname. Per gebied zal er met kennis van zaken bekeken moeten worden wat de relevante en actuele ontwikkelingen zijn.
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
5
De landschappelijke betekenis van de Venen
•
•
Droogmakerijen
•
6
Veenstromen
Veenweiden
2 De Venen De landschappelijke betekenis van de Venen De Utrechtse venen bestaat uit drie landschapstypen: de veenweiden, de veenplassen en de droogmakerijen. Samen vormen ze een indrukwekkend landschap met een lange geschiedenis. Veenontwikkeling Het landschap is gebouwd op veen.Veengrond vind zijn bakermat in moerassen. West Nederland raakte 5000 jaar geleden bedekt door veenmoerassen. Dit gebeurde in lage gebieden waar de zee via kreken en riviermonden kon binnendringen en waar zoetwater vanuit kwel opkwam. Planten konden er groeien en vormden wanneer ze afstierven een dikke mat van veenrestanten. Onder water verteerden de resten nauwelijks. Op de restanten groeide het veen door zolang het gevoed bleef door water. De veenrestanten veraarden nauwelijks en vormden de vruchtbare structuur van de veenbodems. Dit werd Rietveen of Bosveen. Wanneer het veen doorgroeide en buiten bereik kwam van rivierwater en zeewater, kon Veenmosveen ontstaan dat gevoed werd door regenwater. Kwaliteiten van het veen werden ook bepaald door overstromingen. Dicht bij de kust waren er frequente overstromingen waarbij klei werd afgezet. Dit leidde tot een andere veenkwaliteit en bijvoorbeeld tot minder brandbaar veen. Bijvoorbeeld in de Ronde Hoep. Ontginning voor landbouw in diverse patronen Bekend is dat de veendekken plaatselijk een hoogte bereikten tot 3 a 4 meters boven NAP. Al in het begin van de jaartelling werd het eerste veen in
cultuur genomen voor weilanden en voor akkers. Een toename van ontginningen was er na het jaar 800.Vermoed wordt dat een droge periode het veen toegankelijk maakte. Ontginningen startten aan de oevers van rivieren waar kleiafzettingen zorgden voor draagkrachtige bouwgrond. Er werden sloten gegraven om de natte grond te kunnen betreden. De veenlaag die verdroogde veranderde van structuur en werd geschikt voor akkerbouw en beweiding. De eerste polders ontstonden door kades te bouwen. Haaks, vanaf een stroomrug van een rivier werden ontwateringskanalen of zuwes gegraven. Met de vrijgekomen grond werden kades gemaakt. Op zekere afstand van de ontginningsbasis werden een achterkade gemaakt die de zijkades verbond. Een polder was hiermee omsloten. Binnen de polder strekten boerderijen op naar de achterkade. We onderscheiden in de Utrechtse venen drie poldertypen: De oudste ontginningen zijn onregelmatige blokontginningen. Deze zijn te vinden nabij de oeverwallen. Ze komen niet veel voor in het gebied. Op diverse plekken vinden we opstrekkende verkavelingen die vanaf veenstroompjes de veenkoepels ontsloten. Doordat de ontginningsbasis vaak niet recht was ontstonden waaiervormige of stervormige verkavelingen. Voorbeelden zijn Zegveld en de Ronde Venen en kleine restontginningen. In grote veenvlaktes werden geometrische ontginningsblokken gemaakt. Achterkades van de eerste ontginningsblokken werden weer als ontginningsbasis gebruikt voor de volgende ‘polder’. Er werd een vaste maat gehanteerd tot de achterkader. Dit gebeurde in copes, een organisatievorm en concessieverlening die de basis vormde voor vele ontginningen.
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
7
De landschappelijke betekenis van de Venen
8
Afmetingen voor de kavels waren: 360 roeden of 1250 meter diep en 30 roeden of 110m breed. In copes zorgden de concessiehouders voor kolonisten die de zompige moerassen ontgonnen en hiermee hun horigenstatus konden kwijtraken. De systematische ontginning werd gestimuleerd door een competitie tussen het bisschoppelijke Sticht en de graaf van Holland die zoveel mogelijk territorium wilden ontginnen. De Utrechtse bisschop gaf hiervoor in 1085 het startsein door grondgebieden te schenken aan kapittels die rechtsmacht zouden krijgen zo gauw het gebied bewoond werd. Het kapittel van Sint Jan kreeg het gebied westelijk van de Vecht en ten noorden van de Oude Rijn. Het kapittel van Sint Marie en Sint Pieter kreeg het gebied ten noorden van Woerden. Nog altijd is de Hollandse Kade te vinden die een beeld geeft van een grens tussen het Hollandse en Utrechtse gebied eind 13e eeuw. Water moet weg. Water maakt wegen. Ontginning van het veen had een vervelend gevolg: verdrogend veen klinkt in en zakt. Het leidde er in de middeleeuwen al toe dat sloten uit het veen niet meer vrij konden afwateren op riviertjes. Hier ligt het begin van onze poldertraditie. Schepraderen, sluizen, molens, afwateringskanalen, kades en waterschappen waren nodig om polders droog te malen. Regelmatig waren er grote aanpassingen nodig aan het watersysteem. Al in 1385 werd aangevangen met de Heycopse Wetering,een afwateringskanaal van de Leidsche Rijn, via Kockengen naar de Vecht bij Breukelen. Pal naast de Heycop werd in 1412 begonnen met de Bijleveld die uitwaterde op de Amstel, die meer water kon verwerken. Dit kanaal zou een belangrijke scheepvaartverbinding worden door het gebied totdat het kanaal grotendeels verdween bij de verveningen rond Mijdrecht. De
Grecht werd in 1449 gegraven ter plaatse van de Oude Meije en werd ook een vaarroute. Langs kanalen en rivieren verschenen vele molens. De meeste molens zijn inmiddels verdwenen en soms vervangen door gemalen. We vinden de namen nog in bijvoorbeeld ‘Molenvliet’ en ‘Molentocht’. Het slotenpatroon in de veengebieden is nauwelijks veranderd sinds de middeleeuwen. Vervening en droogmakerij Veen vormt een vruchtbare bodem. Veen (vooral veenmosveen) is, mits gedroogd, ook een zeer goede brandstof. De brandstof was veel waard in een tijd dat de steden groeiden en transport makkelijker werd. Ontgraving van veen vond plaats tot in de 20e eeuw. Aanvankelijk werd veen uit slootkanten gestoken zodat er brede sloten ontstonden. Soms werd het oppervlakkig afgegraven waarna agrarisch grondgebruik werd hervat.Vaak werd de afgegraven grond opgehoogd met toemaakdekken uit stedelijk afval. Met de baggerbeugel, werd zelfs onder water gegraven en vond er diepe ontvening plaats. Dit leidde tot waterplassen zoals rond Mijdrecht. De Vinkeveense plassen zijn de restanten van de meest recente vervening, uit het begin van de 20e eeuw. Ten westen waren de polders toen al weer droog gemalen en is vanaf 1845 een rationeel agrarisch landschap ontstaan. Waterlinies, polderland als wapen. Langs de randen van de venen liggen sporen van verschillende defensielinies. In het westen is er de Oude Hollandse Waterlinie die met succes de franse invasie van 1672 stopte. De polders Bodegraven en Zegveld en de Ronde Venen maakten hier deel vanuit. In de 19e eeuw werd de Stelling van Amsterdam aangelegd die de hoofdstad moest beschermen. Onder meer langs de noordrand van
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
9
De landschappelijke betekenis van de Venen
10
de polder Mijdrecht ligt een fraaie fortenreeks. Langs de oostzijde van de Vecht -grotendeels buiten het AVPgebied de Venen- ligt ten slotte de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Deze overlapt gedeeltelijk met de Stelling van Amsterdam. Eeuwenlange agrarisch tradities met grote kleurverschillen De agrarische poldergeschiedenis is in het gebied nog goed zichtbaar. De melkveehouderij bepaalt al eeuwenlang het landschap. Wel is de basis van het landschap veranderd, namelijk de samenstelling van het gras. Tot de jaren vijftig was er veel verschil tussen de grasmat van huiskavels, veldkavels en tussen droge en natte percelen. Kleurvariaties in velden waren groot evenals de biodiversiteit. Tegenwoordig is weinig variatie in gras. Engels raaigras is het gehele jaar dominant. Ook de schaal van het boerenbedrijf verandert. Dit is zichtbaar in de linten waar het aantal agrarische gebouwen nog maar klein is en nog steeds afneemt. Infrastructuur en stedelijke ontwikkeling langs historische lijnen De grootste verandering in de afgelopen honderd jaar is misschien wel de infrastructuur. Snelwegen vormen nu de randen van gebieden en daarbinnen liggen provinciale wegen die het gebied doorsnijden. Voor Nederlandse begrippen is de veengrond weinig bebouwd. De echte verstedelijking ligt aan de randen van het veengebied: Amstelveen, Bijlmer, Utrecht en Woerden. Ook in de droogmakerij rond Mijdrecht is veel gebouwd.
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
11
O
Aa en Vecht
O
O
Rnde Hoep
Polder Groot mijdrecht
O
O
Oukoop en Demmerik
Rietveld en zegveld
O
O
Vinkeveen
Kamerik
O
Inpassing landbouwerven in de openheid
Kromme Mijdrecht
Kockengen e.o. Verdichting linten door tuinen en gebouwen
O
O
O
O
O
O
O
O
O
Opgaven\ deelgebieden
Achteruitgang van het groene karakter van legakkers
O
Toegankelijkheid kades en kansen voor recreatie O
O
O
Kleine landschapselementen buiten linten
O
O
O
Inpassing natuur in het landschap
O
O
O O
O
Recreatieontwikkelingen vallen op buiten de linten
O
Zwaar landbouwverkeer op smalle wegen
O
O
O
O O
O
O
O
O O
O O
O
Invloed van grote bouwwerken in het open landschap
12
O
O
O
O
Ruimtelijke opgaven in de Venen In de Venen spelen tal van ontwikkelingen. Op basis van informaƟe uit de Kwaliteitsgids Groene Hart en uit gesprekken met medewerkers van de gemeenten en provincie zijn er 9 ontwikkelingen geselecteerd die op een of andere manier in de meeste deelgebieden voorkomen. Ze zijn hieronder weergegeven. Op de pagina hiernaast is weergegeven, op welke ontwikkelingen de nadruk ligt in de verschillende deelgebieden van de Venen. 1 De linten in het weidelandschap verdichten en veranderen. Er vindt transformatie plaats van boerderij naar burgerbewoning waarbij erven en linten verdichten. Het agrarisch karakter van de linten vermindert. Hoe kan je dit vormgeven? 2 Het landbouwverkeer op de wegen wordt zwaarder. De maat van tractoren overstijgt soms de breedte van de wegen. Smalle veenweidelinten zijn ook aantrekkelijk voor recreatie. Hoe met dit conflict om te gaan?
6 Door focus op de auto in de afgelopen decennia is het landschap minder toegankelijk geworden voor voetgangers en fietsers. Hoe wordt het landschap toegankelijker voor wandelaars en fietsers? Kan je oude paden hergebruiken? 7 Nieuwe natuur heeft grote invloed op het veenweidebeeld dat van oudsher door de landbouw beheerd wordt. Hoe combineer je landbouw met natuur in het landschap? 8 Recreatieontwikkelingen vallen erg op in de linten, als ze ver buiten het erf uitgroeien. Hoe kan je op kleine schaal de recreatieve potenties benutten? 9 Torens en complexen bij snelwegafritten hebben grote impact op de beleving van het landschap. Hoe kan je de maat van gebouwen afstemmen op het landschap en op de gebouwen die daarin voorkomen?
3 Kleine landschapselementen (o.a. bosjes) zijn er veel minder dan enkele decennia geleden. Ze dragen bij aan variatie en historische betekenis in het landschap. Hoe behoudt en versterk je groene variatie in het landschap? 4 Grote onbeplante landbouwerven zijn dominant in het open landschap. Hoe stimuleer je beplanting op de erven? 5 Het groene karakter van legakkers vermindert door verharding van oevers. Hoe houd je de legakkers groen?
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
13
de Cope ontginningen: in vijf stappen naar Kockengen
14
3 Deelgebieden in de Venen De Cope ontginningen: in vijf stappen naar Kockengen Ontginning vanuit de Vecht naar het westen De eerste kade langs de Vecht was de Otterspoorbroekse dijk rond het jaar 1100. Deze dijk ligt inmiddels verscholen tussen de snelweg A2 en de Vecht.Vanaf deze dijk werden er nog vier cope ontginningsslagen gemaakt naar het westen: Otterspoorbroek, Kortrijk, Portengen en Kockengen. De ontginningsblokken bestonden uit zijkades van circa 1250 meter en uit een achterkade waarop meestal een pad of weg verscheen. De achterkades werden geschikt voor bewoning en dienden als ontginningsbasis voor een volgende slag. De bebouwingslinten zijn nog zichtbaar en nog altijd staan de meeste boerderijen aan de westzijde van de kade en van de weg. Kockengen, de laatste slag, wordt begrensd door een achterkader: de Hollandse Kade. De Oude Rijn, ontginning vanuit het zuiden Vanaf de zuidzijde waren de Breudijk en de Houtdijk een ontginningsbasis. De richting van deze ontginningen werd bepaald door de as van
Kockengen, oftewel door de ontginningen die vanaf de Vecht waren ingezet. Polder Breudijk was een blok met enigszins vrije opstrek waarin er langere kavels ontstonden dan in de copes met hun vaste maten. Breudijk werd aan de achterzijde begrensd door het lint van Gerverskop. De polder Gerverskop wordt een schoolvoorbeeld van een copeontginning genoemd (Blijdestein en Haartsen). Ook de polder Houtdijk was een cope-ontginning. De poldervorm is aangepast aan de noordzijde. Er is nog een relict van de achterkade zichtbaar, parallel aan de ontginningsbasis. De polders Teckop en polder Spengen zijn waarschijnlijk restontginningen. Hier waren de resterende moerassen op een gegeven moment begrenst door polderkades van diverse ontginningen. Deze gebieden zijn rationaal ingericht met zo veel mogelijk rechte parallelle kavels. In het westen van de polder Teckop zijn de kavels uitwaaierend gemaakt. De ontginningsas kon hier midden in de polder gelegd worden met een tweezijdig lint als gevolg.
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
15
de Cope ontginningen: in vijf stappen naar Kockengen
Polder Geverscop
De Heycop vanaf de N401
•
16
1. Ontginning vanaf de rivieroevers (ca 1100)
•
2. Ontginningen ontmoeten elkaar
Water en infrastructuur Het gebied kende een verfijnde waterstructuur. De Heycop (1385) en de Bijleveld (1412) verbonden het gebied met de Vecht, de Oude Rijn en de Amstel. Ondertussen vormden ze een ruggengraat door het gebied met Kockengen als regionaal centrum.Verder voerden weteringen het water naar de randen van het gebied. Hier stonden molengangen om het water uit te pompen. Nu zijn ze vervangen door sluizen en enkele gemalen. In Kockengen en Spengen staan nog watermolens die water kunnen oppompen naar de Bijleveld.
Specifieke ontwikkelingen in dit gebied In de landbouw treedt schaalvergroting op. Het leidt ook tot vrijkomende agrarische bebouwing. Een effect hiervan is ook transformatie naar burgerbewoning en omvorming van weilandjes naar tuinen in de linten.
De agrarische poldergeschiedenis is in het gebied nog goed zichtbaar. De grootste verandering in de afgelopen honderd jaar betreft de infrastructuur. Een spoorlijn doorsnijdt faliekant enkele polders. De N212 of ir Enschedeweg, is op de achterkade van Kamerik gelegd. De N401 ligt parallel aan de Heycop en langs de zijkades van ontginningsblokken. Langs de randen ligt de stedelijke bebouwing van Breukelen, Leidsche Rijn en Woerden. Binnen het gebied is vooral het dorp Kockengen gegroeid.
In dit deelgebied zijn er verschillen tussen polders waar veel kleine landschapelementen behouden zijn zoals Kockengen en polders zoals Geverscop waar bosjes grotendeels verdwenen zijn.
•
•
3. Restontginningen verkaveld (alles voor 1300)
In de nabijheid van de stad nemen verbrede landbouw en recreatiefuncties toe. Problemen met zwaarverkeer op kleine wegen spelen hier, vooral in laantjes met knotbomen dicht bij de weg (bijvoorbeeld Spengen).
4. Toevoegingen in de moderne tijd
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
17
Beplanting rond agrarische erven
Recreatief netwerk over kades en paden
Puntsgewijs opgaande beplanting (kaveleind)
Beplanting op en rond agrarische erven
Doorzichten en weilandjes in het lint
Natuur voegt zicht in kavelpatroon
Typisch lint met smalle weg Tekeningen Okra Landschapsarchitecten
18
Ontwikkelprincipes voor de Copeontginningen (gebaseerd op de Kwaliteitgids Groene Hart)
Beplanting rond de agrarische erven: 50% tot 80 van de erfrand is beplant. De achterzijde van het erf is meestal geopend. Assortiment van veengrond: els, wilg en es. Transformatie linten van agrarisch naar burgerlijk. De linten veranderen door transformaties van boerderij naar burgerbewoning. De vorm van woningen kan geïnspireerd blijven op agrarische erven en hun architectuur. Onderdelen hiervan zijn boomgaard en moestuin in het aanzicht en werkgebouwen op het achtererf. Tussen de erven zijn weides en sloten van belang, die vergezichten open houden van de weg naar het achterland.
De volgende ontwikkelprincipes worden niet expliciet benoemd in het Kwaliteitsgidskatern Groene Hart:
Kleine landschapselementen, stoffering van het open landschap. Behoudt kleine landschapelementen en zoek kansen om verdwenen elementen (bv bosjes in Gerverscop of Oud-Aa) terug te brengen. Bij strijdigheid met openheid en vogeldoelen is periodiek afzetten of knotten effectief. Schaalvergroting landbouwverkeer over smalle polderwegen Uitdaging is om het karakter van de smalle historische wegen te behouden. Bij grote verkeersdruk zijn er opties als versteviging van de berm, passeerplaatsen en alternatieve routes voor zwaar landbouwverkeer.
Recreatief netwerk over kades Kades zijn elementen die een gebiedsfunctie vervullen en vaak bovendien publieke handen zijn. Openstelling levert een grote bijdrage aan de toegankelijkheid van het landschap. Paden nemen door de koppeling met kades en kerkepaden automatische de richting van het landschap aan. Doorsnijdingen zijn miniem. Inpassing natuur in het landschap. Een ecozone neemt kavelrichtingen over maar vormt geen autonome lijn in het landschap. Het slotenpatroon wordt gevolgd en de beplanting blijft overwegend laag. Kleine beplantingselementen, zoals bosjes, kunnen wel bijdragen aan variatie in de open polder.
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
19
De geheimen van Kamerik
20
De geheimen van Kamerik Ontginning vanaf de randen en van de Kamerikse Wetering Kamerik is een gebied met een unieke vorm. In Kamerik zijn unieke ontginningsstructuren ontstaan in de 12 eeuw. Er wordt nog altijd gegist hoe het ontginningsproces exact is verlopen. Historici vermoeden dat dit gebied in eerste instantie is ontgonnen vanaf de oevers van de Meije. Dit sluit aan bij de oostwest-lopende verkaveling. Onduidelijk is waar de eerste gebouwen stonden want er zijn bij de Meije geen bouwresten gevonden. Mogelijk zijn ze meteen gebouwd waar ze nu staan, opvallend midden in het land, in een grillige noord-zuid structuur. Deze structuur is bijzonder. Er is een noord zuid lopende stroomrug die mogelijk een rol heeft gespeeld maar de meeste boerderijen staan hier duidelijk naast. In de 12 eeuw is de Kamerikse Wetering gegraven die de hoofdstructuur vormt van Kamerik. De Kamerikse Wetering heeft in grote delen van Kamerik als ontginningbasis gefungeerd. Er zijn duidelijk cope maten (zie blz 9) terug te vinden in het zuidoosten en het noordwesten van het gebied.
Ook de ontsluiting is bijzonder. Het oostelijk lint was onderling verbonden door de Buursloot. Hiervan is nog een deel over. Het westelijk lint, Kamerik Mijzijde, was waarschijnlijk alleen door plaatselijke slootjes en paadjes verbonden (topgrafische kaart 1887). Na aanleg van de Kamerikse Wetering maakten alle boerderijen een verbinding (vaart en pad) naar de wetering. Het meest zuidelijk stuk is ontgonnen vanuit de Oude Rijn. Hier vinden we van oudsher relatief veel beplanting met een buitenplaats (Boschlust) en tegenwoordig een begraafplaats. De polder ten noorden hiervan is georiënteerd op de verkavelingsrichting van de Houtdijk, Kockengen en uiteindelijk de Vecht. De polder is dus waarschijnlijk later ingericht dan de oostelijke ontginningen. Ten noorden van het Meentpad of de Spruitweg vormt de Zwarte dijk (of Hollandsche Kade of N212/ ir Enschedeweg) de oostelijke achterkade van Kamerik. Pas ten noorden van het Oortjespad is de ontginningsrichting volledig oost-west en haaks op de Kamerikse Wetering gericht. Hier is de Kamerikse structuur autonoom oftewel hier is de verkavelingsrichting niet meer door de omgeving bepaald.
Kamerikse Nessen
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
21
De geheimen van Kamerik
22
Langs Kamerik, van Woerden naar Amsterdam De Kamerikse wetering was aanvankelijk de verbinding tussen Woerden en Amsterdam. Toen er te veel verkeer kwam werd in 1366 de GrechtMiddelwetering gegraven dwars door Kamerik Mijzijde. Een eeuw later, in 1494, mochten de boeren op eigen kosten een nieuw kanaal graven, de (nieuwe) Grecht. Dit kanaal volgde globaal het tracé van de oude Meije maar sneed feitelijk de meeste bochten af. Zo zijn de Kamerikse Nessen ontstaan die ecologisch waardevol zijn. De Grecht is tegenwoordig een regionale vaarverbinding op boezemniveau. De Kamerikse Wetering staat daarentegen nog in open verbinding met poldersloten. De wegen langs de wetering zijn smal en golven plaatselijk omhoog en omlaag door duikers en kunstwerken. Hier is de historische interactie tussen mens en natuur nog fysiek voelbaar. Deelgebied Kamerik bestond aanvankelijk uit 3 waterschappen. Nu is het onderdeel van de Stichtse Rijnlanden. Een fraai stoomgemaal staat nog in het lint ter hoogte van de Schinkel, de grens van de Oude Rijnontginning.
Specifieke ontwikkeling in dit gebied Kamerik/ Kanis vormt een karakteristiek agrarisch lint dat langzaam transformeert met meer burgerbewoning. Het lint heeft zich ontwikkeld tot een recreatieve trekpleister. Dit is het gevolg van initiatieven van het recreatieschap rond een voormalige zandwinplas en van initiatieven van agrariërs en recreatieondernemers. Kamerik, en vooral Kanis hebben te maken met smalle wegen langs de vaart die niet heel veel verkeer aan kunnen.
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
23
Beplanting rond agrarische erven
Beplanting op en rond agrarische erven
Recreatief netwerk over kades en paden
Doorzichten en weilandjes in het lint
Recreatie past bij de kavel en past in het lint
Puntsgewijs opgaande beplanting (kaveleind)
Typisch lint met smalle weg Tekeningen Okra Landschapsarchitecten
24
Ontwikkelprincipes Kamerik (gebaseerd op de Kwaliteitgids Groene Hart)
Beplanting rond de agrarische erven: Beplant 50% tot 80 van de erfrand. Naar de achterzijde is een erf meestal geopend. Assortiment van veengrond is: els, wilg en es. Transformatie linten van agrarisch naar burgerlijk. De linten veranderen door transformaties van boerderij naar burgerbewoning. De vorm van woningen kan geïnspireerd blijven op agrarische erven en hun architectuur. Onderdelen hiervan zijn boomgaard en moestuin in het aanzicht en werkgebouwen op het achtererf. Tussen de erven zijn weides en sloten van belang, die vergezichten open houden van de weg naar het achterland.
De volgende ontwikkelprincipes worden niet expliciet benoemd in het Kwaliteitsgidskatern Groene Hart:
Kleine landschapselementen, stoffering van het open landschap. Behoudt kleine landschapelementen en zoek kansen om verdwenen elementen (bv bosjes in Gerverscop of Oud-Aa) terug te brengen. Bij strijdigheid met openheid en vogeldoelen is periodiek afzetten of knotten effectief. Schaalvergroting landbouwverkeer over smalle polderwegen Uitdaging is om het karakter van de smalle historische wegen te behouden. Bij grote verkeersdruk zijn er opties als versteviging van de berm, passeerplaatsen en alternatieve routes voor zwaar landbouwverkeer.
Recreatief netwerk over kades Kades zijn elementen die een gebiedsfunctie vervullen en vaak bovendien in publieke handen zijn. Openstelling levert een grote bijdrage aan de toegankelijkheid van het landschap. Paden nemen door de koppeling met kades en kerkepaden automatisch de richting van het landschap aan. Doorsnijdingen zijn dan miniem. Recreatieontwikkeling moet passen in de linten. Recreatie heeft de maat en verhouding van bestaande erven en heeft een overwegend agrarisch uitstraling. De recreatiefunctie dient bescheiden in het lint te zijn, niet dominant. Hetzelfde geldt voor de relatie met het open achterland. Beplanting zorgt voor omhulling van het erf, passend in het landschap met subtiele doorkijkjes. De linten langs het kanaal en de achterliggende linten in de polder van Kamerik dienen niet aan elkaar te groeien.
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
25
Grote open ruimte met de polders Rietveld en Zegveld
26
Grote open ruimte met de polders Rietveld en Zegveld Dit westelijke deel van de Venen is ontgonnen vanaf de Rijn (Rietveld) en vanuit de veenriviertjes de Meije en de Grecht (Zegveld). Polder Rietveld, weidsheid langs de Oude Rijn Polder Rietveld is ontgonnen haaks op de Rijnkade. Boerderijen staan op enige afstand van de rivier op de rand van de stroomrug. De Rietveldsche Kade vormt de achtergrens van Polder Rietveld. Deze kade ligt zo dat de kavels tot aan de Grecht (in polder Zegveld) even lang zijn als de kavels naar de Rijn. Doordat de Rijn en de Grecht niet recht zijn is de Rietveldsche kade het resultaat van een knap staaltje landmeetkunst. De kade vormde lange tijd ook een verbinding naar het dorpje Meije. Polder Rietveld vormt tegenwoordig samen met enkele naburige polders tot aan Bodegraven een grote ruimte met zichtlijnen van plaatselijk 7 kilometer. Zegveld, strak lint midden in de polder In Zegveld is een ontginningsas dwars door het gebied getrokken. Loodrecht hierop werd een vrij
opstrekkende verkaveling gemaakt met als grens de Grecht en de Rietveldsche kade. Dit werd Polder Zegveld. De kerk van Zegveld is van 1312. Langs de Hoofdweg is dichte bebouwing ontstaan. In Zegveld Oostzijde zijn restanten zichtbaar van de Oude Meije. In het slotenpatroon, dus op polderniveau, zijn duidelijk restanten zichtbaar van Kamerik Mijzijde die zijn afgesneden door de Grecht. Op boezemniveau zien we de Kamerikse Nessen, meanders die werden buitengedijkt. De Meije, schilderachtige poldergrens Het Zegvelderbroek is vanuit de Meije ontgonnen. De Meije is een schilderachtig riviertje met in het westen dichte lintbebouwing. Het oostelijke stuk is dun bebouwd. Ten noorden van de Meije vormen de Nieuwkoopse plassen een schilderachtig decor. De Meije en de Grecht hebben in het verleden waarschijnlijk een verbinding gevormd rondom het Zegvelderbroek. De Oude Meije vormt de schakel tussen Meije en Grecht. Deze Oude Meije is in de ruilverkaveling in de jaren 50 weer zichtbaar gemaakt door hier een weg langs te leggen. Hier wordt de ligging vermoed van het verdwenen dorp Mi.
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
27
Grote open ruimte met de polders Rietveld en Zegveld
Boerderij langs de rondweg van Zegveld
•
28
1. Ontginning vanaf de rivieroevers (ca 1100)
•
2. Ontginningslinten binnen het veengebied
Oude ontginningssporen in Zegvelderbroek Zegvelderbroek is verdeeld in Lagenbroek en Hogenbroek. Lagenbroek bestaat uit een fraaie waaiervormige verkaveling. Mogelijk is dit een restontginning die vanuit het noorden is ontgonnen. Boerderijen zijn waarschijnlijk verplaatst in zuidelijke richting. Mogelijk hebben ze eerst langs de Meije gestaan.Vervolgens hebben er waarschijnlijk boerderijen gestaan langs de Slimmenwetering. Op een kaart uit 1900 lijken verlaten woonplaatsen zichtbaar in het slotenpatroon. Tenslotte is er een grillig lint ontstaan op een plek waar nu nog gebouwen staan. Boerderijen hadden een eigen ontsluiting vanuit Zegveld in een uitwaaierend patroon. In de jaren 50 zijn ze met een rondweg ontsloten en onderling verbonden.Vanaf de rondweg is nog altijd te ervaren dat weg en gebouwen niet helemaal bij elkaar horen. Verder naar het westen, kon het gebied Hogenbroek recht ontgonnen worden, parallel aan de Hazenkade. Hier is bij de ruilverkaveling een nieuwe weg met boerderijen gebouwd in de jaren 50. Dit is overigens een uniek beeld in de Venen.
weinig ontsloten. De Rietveldse kade / Meijekade ligt centraal in een groot gebied, maar is nauwelijks toegankelijk. Specifieke ontwikkeling in dit gebied In Zegveld zijn er grote contrasten. Er is zeer grote openheid ten noorden van de Oude Rijn. Een fijnmazig hooggelegen natuurgebied (Nieuwkoopse plassen) ligt ten noorden van de Meije. Daartussen is er het landschap met fijne kleinschaligheid langs de Meije. Dit wordt bepaald door smalle infrastructuur op een oude dijk en kleinschalige bebouwing. In het smalle lint van de Meije is het verkeer plaatselijk problematisch. De goede bereikbaarheid heeft in Zegveld gezorgd voor bedrijvigheid in het lint.Verder is er de omvorming van agrarische functies naar wonen. Een bijzondere ontwikkeling in Zegveld is bodemdaling die hier relatief sterk plaatsvindt. Hiervoor worden oplossingen gezocht waarbij de landbouw kan voortbestaan.
Het gebied ten zuidwesten van Zegveld is opvallend
•
3. Alle ontsluiting vanaf het zuiden
•
4. Toevoegingen in de moderne tijd
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
29
Beplanting rond agrarische erven
Recreatief netwerk over kades en paden
Beplanting op en rond agrarische erven
Doorzichten en weilandjes in het lint
Puntsgewijs opgaande beplanting (kaveleind)
Typisch lint met smalle weg Tekeningen Okra Landschapsarchitecten
30
Ontwikkelprincipes Rietveld Zegveld
effectief.
(gebaseerd op de Kwaliteitgids Groene Hart)
Beplanting rond de agrarische erven: 50% tot 80% van de erf-rand is beplant. Naar de achterzijde meestal geopend. Assortiment van veengrond: els, wilg en es. Langs de oeverwal, in polder Rietveld, kunnen plaatselijk hardhoutsoorten (eik) gebruikt worden op stevige ondergrond.
Schaalvergroting landbouwverkeer over smalle polderwegen Uitdaging is om het karakter van de smalle historische wegen te behouden. Bij grote verkeersdruk zijn er opties als versteviging van de berm, passeerplaatsen en alternatieve routes voor zwaar landbouwverkeer.
Transformatie linten van agrarisch naar burgerlijk. De linten veranderen door transformaties van boerderij naar burgerbewoning. De vorm van woningen kan geïnspireerd blijven op agrarische erven en hun architectuur. Onderdelen hiervan zijn boomgaard en moestuin in het aanzicht en werkgebouwen op het achtererf. Tussen de erven zijn weides en sloten van belang, die vergezichten open houden van de weg naar het achterland. Recreatief netwerk over kades Kades zijn elementen die een gebiedsfunctie vervullen en vaak bovendien in publieke handen zijn. Openstelling levert een grote bijdrage aan de toegankelijkheid van het landschap. Paden nemen door de koppeling met kades en kerkepaden automatisch de richting van het landschap aan. Doorsnijdingen zijn dan miniem. Waterkruisingen vinden plaats met eenvoudige bruggen. De volgende ontwikkelprincipes worden niet expliciet benoemd in het Kwaliteitsgidskatern Groene Hart:
Kleine landschapselementen, stoffering van het open landschap Behoudt kleine landschapelementen en zoek kansen om verdwenen elementen (bv bosjes bij de Rondweg) terug te brengen. Bij strijdigheid met openheid en weidevogeldoelen is periodiek afzetten of knotten
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
31
Vele geschiedenissen in Polder Groot Mijdrecht
32
Vele geschiedenissen in Polder Groot Mijdrecht Veen ontginning vanuit een fraaie cirkel Polder Groot Mijdrecht was onderdeel van het veencomplex de Ronde Venen. Dit gebied bestond uit een grote veenkoepel die omsloten werd door de veenriviertjes: Kromme Mijdrecht, Drecht, Waver en Winkel. Deze riviertjes werden een ontginningsbasis voor boeren die naar het midden van de veenkoepel trokken. De veenkoepel bestond uit een dik pakket veenmosveen. In het zuiden en oosten ontbraken riviertjes en werden kades gemaakt. Zo werd de Demmerikse kade een ontginningsbasis. Vanaf de randen werden zuwes opgeworpen naar het midden van het veen. Ongeveer halverwege werden kades tussen de zuwes opgeworpen, het allereerst in Demmerik. De kades die tussen de zuwes gemaakt werden, sloten aanvankelijk niet aan. Er werden verbindingsstukken gemaakt om een ringstructuur te krijgen. Op de kruisingen van deze ring met de zuwes ontstonden kerken en nederzettingen: bij de Kerkvaart in Mijdrecht, de Wilnisse Zuwe en de Baambrugse Zuwe. Tussen de Zuwes werd de grond
verkaveld en er werd geboerd. Grootschalige afgraving van goed spul Door grootschalige vervening in de 17e eeuw is er van deze structuren niet veel meer over. Het veenmosveen was namelijk goed spul om te verhandelen. Het veen werd dan ook tot op grote diepte afgegraven. In de 18e eeuw ontstonden grote veenplassen met Mijdrecht als lint hiertussen. De plassen werden –ondanks het nut als defensielinie- als bedreigend ervaren voor de omliggende gebieden. In 1790 werd besloten dat vervening gepaard moest gaan met bedijking en droogmaking. Dit was de start voor het droogmalen van de Ronde Venen. Er werden 4 bedijkingen gemaakt die respectievelijk in 1845, 1856, 1864 en 1879 werden drooggemalen. Er werd uitgegaan van verkavelingsblokken van 1000x1000 meter. Percelen werden 50 of 100 breed en 500 meter diep. De vierde polder, Groot Mijdrecht, ter plaatse van Waverveen, was het meest grootschalig. Hier werd bij het verkavelen gebruik gemaakt van topografische coördinaten en er werd een stoomgemaal ingezet. Als laatste droogmakerij is Wilnis Veldzijde in 1926 drooggelegd. Deze was kort daarvoor op een onregelmatige wijze verveend. In
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
33
Vele geschiedenissen in Polder Groot Mijdrecht
34
1. Ontginning vanaf de rivieroevers (ca 1100)
2. Kades vormen een ring en worden linten
3.Veen wordt afgegraven (17e eeuw)
4. Plassen worden drooggemalen (19e eeuw)
5. Drooglegging kleinschalig Wilnis Veldzijde (1926)
6. (Vinke)veen en zand wordt vergraven (20e eeuw)
deze polder is aangesloten bij de structuur van de oorspronkelijke veenontginning. Verwarrende chronologie in de 20e eeuw De Ronde Venen tonen een complex landschap waarin chronologie moeilijk af te lezen is. Eerst werd er geboerd op veen. Later werd veen afgegraven. Na het ontvenen kwam er water of een droogmakerij. Tot zover is het helder. Maar opvallend is dat de herinrichting tot 1900 grootschalig gebeurde met een opvallende geometrie. Na 1900 werd de veenafgraving in Wilnis Veldzijde drooggemalen. Dit gebeurde kleinschaliger en slechts ogenschijnlijk ouder. Ook in Vinkeveen is het niet wat het lijkt. Het ‘oude’ beeld van trekgaten en legakkers is feitelijk het jongste landschap van de Ronde Venen. Tegenwoordig is er veel bebouwing in Mijdrecht te vinden. De nabijheid van vele wegen en van Schiphol maakt het aantrekkelijk voor bedrijven. De stevige bodem in de droogmakerijen is draagkrachtiger dan veengronden. Ondertussen verandert hier ook de landbouw. Akkerbouw wordt onder invloed van zoute kwel steeds meer vervangen door grasland.
Stelling van Amsterdam Langs de Amstel, de Oude Waver en verder langs Winkel en Vecht ligt een reeks forten van de Stelling van Amsterdam. De regelmatige afstand tussen de forten en de ligging aan een dijk maakt de stelling tot een fraaie landschapsstructuur. In de polder Mijdrecht is dit goed zichtbaar door de openheid en door de relatief hoge dijk waarlangs de linie ligt. Specifieke ontwikkelingen in dit gebied Groot Mijdrecht is een bedrijvige polder. Landbouwerven hebben gemiddeld grotere afmetingen dan in naburige polders. De uitstraling van deze erven op het landschap is groot, zeker wanneer erfbeplanting ontbreekt. De polder is een zoekgebied voor nieuwe natuur. Het is een gevolg van de ligging tussen natuurgebieden en komt daarnaast voort uit de problemen die de bodem –met zoute kwel- levert voor grondgebonden landbouw. Nogal wat linten in Mijdrecht en Wilnis zijn uitgegroeid met woonwijken en bedrijventerreinen. Stedelijke randen zijn in de polder goed zichtbaar.
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
35
Beplanting rond agrarische erven
Beplanting op en rond agrarische erven
Recreatief netwerk over kades en paden
Doorzichten en weilandjes in het lint
Puntsgewijs opgaande beplanting (kaveleind)
Natuur voegt zicht in kavelpatroon
Bescheiden hoogbouw, passend in het landschap Tekeningen Okra Landschapsarchitecten
36
Ontwikkelprincipes Groot Mijdrecht (gebaseerd op de Kwaliteitgids Groene Hart)
Beplanting rond de erven: 50% tot 80% van de erf-rand is beplant. Naar de achterzijde is de rand meestal geopend bij agrarische erven. Bij niet-agrarische erven kan dit gesloten zijn. Assortiment van droogmakerij: populier, wilg en es. Transformatie linten van agrarisch naar burgerbewoning en niet agrarische bedrijvigheid. De linten veranderen door transformaties van boerderij naar burgerbewoning en naar bedrijvigheid. De vorm van woningen kan geïnspireerd blijven op agrarische erven en hun architectuur. Onderdelen hiervan zijn boomgaard en moestuin in het aanzicht. Gebouwen volgen de kavelrichting. Parkeren daarentegen niet prominent.
Recreatief netwerk over kades Kades zijn elementen die een gebiedsfunctie vervullen en bovendien vaak in publieke handen zijn. Openstelling levert een grote bijdrage aan de toegankelijkheid van het landschap. Paden nemen door de koppeling met kades en kerkenpaden automatisch de richting van het landschap aan. Doorsnijdingen zijn dan miniem. Waterkruisingen vinden bij voorkeur plaats met eenvoudige bruggen. Invloed van torens en complexen die onder meer verschijnen bij snelwegafritten. De vorm en maat van landmarks langs de snelweg dient te worden afgestemd op historische bebouwing in het landschap zoals kerktorens.
Natuurontwikkeling binnen hele poldergebieden In de droogmakerij dient transformatie naar natuur aan te sluiten bij de polderstructuur en poldereenheden met de dijken als rand. Hierbinnen kan de orthogonale structuur van wegen en beplanting overeind blijven. Zo neemt een ecozone kavelrichtingen over en vormt het geen autonome structuur in het landschap. Het slotenpatroon wordt gevolgd en de beplanting blijft overwegend laag. Openheid is in delen van de polder belangrijk. Waar echter de bebouwing opvallend aanwezig is kan opgaande beplanting een tegenwicht vormen.
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
37
Kromme Mijdrecht
38
Veenrivier Kromme Mijdrecht Onvergraven De Kromme Mijdrecht bestaat uit een veenrivier met bovenlanden aan weerszijden die hoog uitsteken boven de polders hierbuiten. De bovenlanden zijn niet ontgraven en zijn dus relatief weinig verstoorde veengronden. De gronden zijn wel opgehoogd in de loop van de tijd om inklinken tegen te gaan en om waterafvoer en watertransport veilig te stellen. Dit ophogen gebeurde met stedelijk afval, de zogenaamde toemaakdekken. Desondanks is dit een aardkundig waardevol gebied. De bebouwing aan de rivier is hoofdzakelijk uit de 19e en 20e eeuw. Er is nauwelijks monumentale bebouwing van voor 1900, ondanks dat het aannemelijk is dat aan de oever van de Kromme Mijdrecht al bebouwing voorkomt sinds de vroege middeleeuwen. Verbinding De Kromme Mijdrecht vormt een verbinding door het Groene Hart. In de middeleeuwen was de verbinding gekoppeld aan de Kamerikse Wetering en later aan de Grecht die zo Amsterdam en Woerden
verbond. Nu bestaat deze verbinding nog steeds voor recreatief verkeer. Beroepsscheepvaart maakt nu nog gebruik van Kromme Mijdrecht als verbinding tussen de Amstel en de Nieuwkoopse plassen. Grens De Kromme Mijdrecht is een grensgebied tussen provincies en gemeenten. De bovenlanden langs de rivier behoren tot verschillende provincies en tot verschillende gemeentes. Ze maakten wel onderdeel uit van één waterschap (Amstelland). Specifieke ontwikkeling in dit gebied. De bovenlanden zijn voor de landbouw relatief weinig belangwekkend omdat de schaal van de kavel over het algemeen klein is.Voor andere functies is het gebied interessant. Er zijn enkele recreatiecomplexen. Hierin zit nog enige dynamiek, met bijvoorbeeld transformatie van camping naar recreatiewoningen. Een deel van de bovenlanden bestaat uit natuurgebied. Een zuidoostelijk deel van de bovenlanden is aangewezen als nieuw natuurgebied.
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
39
Beplanting op en rond agrarische erven
Doorzichten en weilandjes in het lint
Recreatief netwerk over kades en paden
Natuur voegt zicht in kavelpatroon
Typisch lint met smalle weg
Recreatie past bij de kavel en past in het lint Tekeningen Okra Landschapsarchitecten
40
Ontwikkelprincipes Kromme Mijdrecht (gebaseerd op de Kwaliteitgids Groene Hart)
Transformatie linten van agrarisch naar burgerbewoning. De linten veranderen door transformaties van boerderij naar burgerbewoning en naar bedrijvigheid. De vorm van woningen kan geïnspireerd blijven op agrarische erven en hun architectuur. Onderdelen hiervan zijn boomgaard en moestuin in het aanzicht. Gebouwen volgen de kavelrichting. Parkeren moet daarentegen niet prominent in het zicht plaatsvinden.
Het volgende ontwikkelprincipe wordt niet expliciet benoemd in het Kwaliteitsgidskatern Groene Hart:
Schaalvergroting landbouwverkeer over smalle polderwegen Uitdaging is om het karakter van de smalle historische wegen te behouden. Bij grote verkeersdruk zijn er opties als versteviging van de berm, passeerplaatsen en alternatieve routes voor zwaar landbouwverkeer.
Natuurontwikkeling binnen hele poldergebieden In de bovenlanden dient transformatie naar natuur aan te sluiten bij de verkavelingstructuur en het slotenpatroon. Zo vormt een ecozone geen autonome structuur in het landschap maar versterkt het bij voorkeur de herkenbaarheid van de bovenlanden. Het slotenpatroon wordt gevolgd en de beplanting blijft overwegend laag. Recreatief netwerk over kades Kades zijn elementen die een gebiedsfunctie vervullen en bovendien vaak in publieke handen zijn. Openstelling levert een grote bijdrage aan de toegankelijkheid van het landschap. Paden nemen door de koppeling met kades en kerkenpaden automatisch de richting van het landschap aan. Doorsnijdingen zijn dan miniem. Waterkruisingen vinden plaats met eenvoudige bruggen. Recreatieontwikkeling moet passen in de linten. Recreatie heeft de maat en verhouding van bestaande erven en heeft een overwegend agrarisch uitstraling. De recreatiefunctie dient bescheiden in het lint te zijn, niet dominant. Hetzelfde geld voor de relatie met het open achterland. Beplanting zorgt voor omhulling van het erf, passend in het landschap met subtiele doorkijkjes.
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
41
Vinkeveen, recreatie in een oud jasje
42
Vinkeveen, recreatie in een oud jasje Een bijzonder gebied is Vinkeveen. Tot ver in de 19e eeuw zag het er grotendeels uit zoals nu de polders bij Oukoop: weiland op veengrond. Ook de ontginningsgeschiedenis komt overeen. De polder is ontstaan nadat er zuwes waren gemaakt vanuit de Vinkenkade en vanaf de rivier de Winkel en de kleine polder Nellestein.Vanaf de zuwes kon men op het lint Vinkeveen komen dat feitelijk een noordelijk voortzetting was van Demmerik. Ontginning, kleinschalig of grootschalig? Deze situatie is grotendeels zo gebleven tot in de 20e eeuw.Vinkeveen was land toen de westelijke droogmakerijen uit water bestonden en werden drooggemalen.Vinkeveen kwam pas na 1900 aan snee. Er vonden in de polder Vinkeveen, aan de oostzijde al wel kleinschalige ontveningen plaats. In de eerste helft van de 20e eeuw is deze ontginning voortgezet op iets grotere schaal. Tegelijk ontstond er grote behoefte aan zand in de jaren 60, voor de aanleg van de Bijlmer. Hiervoor is een diepe zandput gegraven
in de Vinkeveense plas. Dit gebeurde hand in hand met een herontwikkeling van het gebied voor de recreatie. Naast Vinkeveen ligt de polder Botshol die ook het resultaat is van een wilde vervening tussen de Waver en de Winkel. Deze polder is behouden als natuurgebied. Recreatielandschap Recreatie bepaalt op dit moment in grote mate de beleving van Vinkeveen. Er is veel recreatievaart en er zijn veel recreatieve woningen. Daarnaast is de infrastructuur opvallend aanwezig. De A2 is aangelegd langs de Vinkenkade. De N201 doorsnijdt Vinkeveen schuin waardoor vanaf de weg op een bijzondere manier het landschap zichtbaar is. Weiland langs de A2 Vinkeveen sluit met een geluidsscherm aan op de A2. Aan de andere zijde ligt een open veenweidegebied, tot aan de Angstel. Direct langs de Angstel liggen enkele oeverwallen die plaatselijk in gebruik zijn als akkerland. Ook zijn hier landgoederen en relicten van kasteelterreinen te vinden.
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
43
Beplanting rond agrarische erven
Recreatie past bij de kavel en past in het lint
Beplanting op en rond agrarische erven
Doorzichten en weilandjes in het lint
Groene oevers op de eilandjes en legakkers
Bescheiden hoogbouw, passend in het landschap Tekeningen Okra Landschapsarchitecten
44
Specifieke ontwikkeling in dit gebied In de omgeving van de Vinkeveense plassen vindt natuurontwikkeling plaats. Binnen de plassen wordt vooral gerecreëerd. Op de legakkers vindt geleidelijk een verharding van oevers plaats doordat mensen tuinen en bouwwerken verduurzamen. Langs de Angstel, oostelijk van de A2, spelen relatief weinig ontwikkelingen buiten de kernen. Schaalvergroting van de landbouw en vrijkomende agrarische bebouwing is een geleidelijke trend op de lange termijn. Tenslotte is er een toename van bebouwing nabij de A2 in het afgelopen decennium. Hier ligt een intensief recreatielandschap.
Ontwikkelprincipes Vinkeveen
Recreatieontwikkeling in de bestaande landschapsstructuur Recreatieontwikkelingen dienen zich te voegen in de langgerekte landschapstructuur. Gebouwen haaks op deze richting zijn niet gewenst. Nieuwe recreatie heeft de vorm en maat van bestaande erven. Het groene karakter van legakkers vermindert door harde oevers. De groene setting wordt bepaald door beplanting en oevers waarin op de rand van water en land, riet en elzen ontstaan. Dit groene karakter dient te blijven bestaan. Elzenhakhout draagt bij aan stevige oevers. Invloed van torens en complexen die onder meer verschijnen bij snelwegafritten. De vorm en maat van landmarks langs de snelweg dient te worden afgestemd op historische bebouwing in het landschap zoals kerktorens.
(gebaseerd op de Kwaliteitgids Groene Hart)
Beplanting rond de erven: 50% tot 80% van de erf-rand is beplant. Aan de achterzijde zijn de agrarische erven meestal geopend. Het assortiment van veenweiden is els, wilg en es. Transformatie linten van agrarisch naar burgerbewoning en niet agrarische bedrijvigheid. De linten veranderen door transformaties van boerderij naar burgerbewoning. De vorm van woningen kan geïnspireerd blijven op agrarische erven en hun architectuur. Onderdelen hiervan zijn boomgaarden en moestuinen in het aanzicht en werkgebouwen op het achtererf. Tussen de erven zijn weides en sloten van belang, die vergezichten open houden van de weg naar het achterland en naar het water. Parkeren moet niet prominent in het zicht staan.
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
45
Oukoop, Demmerik, weinig veranderd deel van de Ronde Venen
46
Oukoop, Demmerik, weinig veranderd deel van Ronde Venen Aan de zuidoostzijde van de Ronde Venen liggen enkele polders die een overgang vormen tussen de Ronde Venen en de copeontginningen rond Kockengen. Het voornaamste kenmerk van het gebied is dat het weinig is verandert in de afgelopen eeuwen. Oukoop en Demmerik De oorsprong van dit landschap ligt in de Angstel die tegenwoordig doorsneden wordt door de snelweg A2.Vanaf de Angstel is een eerste ontginning gemaakt tot aan de Oukooperdijk. Op deze dijk ontstond een ontginningsbasis voor een volgende slag in westelijke richting. Dit gebeurde door zuwes die gegraven werden tot aan een nieuw lint. Dat ontstond vóór 1138, toen werd de Demmerikse kade opgeworpen tussen twee zuwes. Vanaf de Demmerikse kade ging de ontginning terug in oostelijke richting. Het is door deze ontginning vanuit twee zijden dat hier een achterkade ligt tussen de linten, de Demmerikskade. Tegenwoordig ligt er een weg op de kade.
Uithuizen De polder Uithuizen is ontgonnen van noord naar zuid. Hier was Wilnis de basis voor een polder met zeer lange kavels. De polder is in de 15e eeuw doorsneden door de Bijleveld die hier de kavelrichting volgt. De Geerkade en de Veenkade vormen de achterkade van de polder. Het deel van de polder, zuidelijk van de Gagelweg, is ontveend. Dit is zichtbaar in hoogteverschillen binnen de polder. Ruilverkaveling Oukoop is ruilverkaveld in de jaren 60 en 70. Bijzonder is dat er veel aandacht is gegeven aan recreatiefuncties. De Portengense zuwe werd een weg met een brede berm voor ‘bermtoerisme’. Aan de Demmerikse kade is het recreatiegebied Bosdijk aangelegd. Hiermee werd invulling gegeven aan ideeën over een recreatief landschap die ook aansloten bij de ontwikkeling van Vinkeveen.
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
47
Beplanting rond agrarische erven
Beplanting op en rond agrarische erven
Recreatie past bij de kavel en past in het lint
Doorzichten en weilandjes in het lint
Puntsgewijs opgaande beplanting (kaveleind)
Natuur voegt zicht in kavelpatroon
Typisch lint met smalle weg Tekeningen Okra Landschapsarchitecten
48
Specifieke ontwikkeling in dit gebied In Oukoop en Demmerik treedt net als in een groot deel van het veenweidengebied, schaalvergroting op. Dit uit zich ook hier in meer burgerbewoning in de linten en problemen met verkeer op smalle wegen. In dit gebied bestaat een actieve groep agrarisch natuurbeheerders. De ontwikkeling van een areaal natuurgebied is gepland dat een onderdeel vormt van een groene verbindingszone door het Groene Hart. Er vindt recreatieplaats vanuit maneges en recreatieterreinen.
Ontwikkelprincipes Oukoop (gebaseerd op de Kwaliteitgids Groene Hart)
Beplanting rond de agrarische erven en rond de niet agrarisch erven: 50% tot 80% van de erf-rand is beplant. Naar achterzijde meestal geopend. Assortiment van het veengebied: els, wilg en es. Transformatie linten van agrarisch naar burgerlijk. De linten veranderen door transformaties van boerderij naar burgerbewoning. De vorm van woningen kan geïnspireerd blijven op agrarische erven en hun architectuur. Onderdelen hiervan zijn boomgaard en moestuin in het aanzicht en werkgebouwen op het achtererf. Tussen de erven zijn weides en sloten van belang, die vergezichten open houden van de weg naar het achterland.
zijn, niet dominant. Het zelfde geld voor de relatie met het open achterland. Beplanting zorgt voor omhulling van het erf, passend in het landschap met subtiele doorkijkjes. Inpassing natuur in het landschap. Een ecozone neemt kavelrichtingen over maar vormt geen autonome lijn in het landschap. Het slotenpatroon wordt gevolgd en de beplanting blijft overwegend laag. Een opgaand puntelement, bijvoorbeeld aan het eind van de kavel, draagt bij aan landschapsvariatie. De volgende ontwikkelprincipes worden niet expliciet benoemd in het Kwaliteitsgidskatern Groene Hart:
Kleine landschapselementen, stoffering van het open landschap. Behoud kleine landschapelementen en zoek kansen om verdwenen elementen (bv bosjes in Gerverscop of Oud-Aa) terug te brengen. Bij strijdigheid met openheid en vogeldoelen is periodiek afzetten of knotten effectief. Schaalvergroting landbouwverkeer over smalle polderwegen Uitdaging is om de verkeersfunctie voor landbouwverkeer te handhaven en tegelijk de landschapskarakteristiek van smalle historische wegen te behouden. Opties zijn versteviging van de berm, passeerplaatsen, en alternatieve routes voor zwaar landbouwverkeer.
Recreatieontwikkeling moet passen in de linten. Recreatie heeft de maat en verhouding van bestaande erven en heeft een overwegend agrarisch uitstraling. De recreatiefunctie dient bescheiden in het lint te
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
49
Duidelijk als de Ronde Hoep
50
Duidelijk als de Ronde Hoep Het zou een spreekwoord kunnen zijn onder landschapskenners. De Ronde Hoep heeft een eenduidige vorm. De oorsprong hiervan bevat wel degelijk enkele bijzonderheden. Ingesloten door veenrivieren De Ronde Hoep ontleent zijn vorm aan de veenrivieren die meer dan 1000 jaar geleden rondom een veenkussen stroomden.Vanaf het zuiden met de klok mee vinden we: de Oude Waver in het zuiden; de Amstel in het westen, de Bullewijk in het noordoosten en de Waver in het oosten. De veenriviertjes komen samen in het noorden bij Ouderkerk en stromen af via de Amstel naar het IJ. Opvallend is dat ze ook ten zuiden van de polder onderling verbonden zijn. Mede hierdoor ontstaat de ronde vorm. Waarschijnlijk komt dit doordat de riviertjes, waaronder de Mijdrecht, vroeger afwaterden in oostelijke richting, op de Vecht. Later ontstond door zee-inbraken de Amstel en waterde het gebied af naar het noorden. De Oude Waver is dan een relict van een oostelijke afstroming.
Hier zijn namelijk blokvormige kavelpatronen zichtbaar. De ontginning is verder waarschijnlijk door vrije opstrek tot stand gekomen.Verwacht wordt dat er tijdens de ontginning afspraken gemaakt werden zoals over de kavelbreedte. Aan de westzijde ziet de ontginning er het meest uit als een collectief georganiseerde ontginning. (Polderatlas, 2009). Klink en waterbeheer De voornaamste veranderingen in de polder betreffen het waterbeheer. Aanvankelijk kon de polder ontwateren op de veenriviertjes. Na vergaande klink moest het water worden uitgeslagen. Tegenwoordig is de polder verdeeld in enkele poldereenheden. Aan het landschap is dat nauwelijks zichtbaar. Specifieke ontwikkeling in dit gebied In de landbouw is net als elders in de Ronde Venen schaalvergroting van belang. Daarnaast is de verdere verstedelijking in de metropoolregio Amsterdam van betekenis. Recreatiefuncties langs de Amstel en toename van bebouwing in de omgeving kunnen leiden tot transformatie van functies in de Ronde Hoep.
De Meentsloot, midden in de polder toont in het zuiden nog organische vormen. Dit deel van de sloot is waarschijnlijk een relict van een veenstroom. Authentieke grond De Hoep is nooit verveend omdat het veen daarvoor niet de ideale samenstenstelling bezat. Door overstromingen uit zee is het veen vermengd met klei. Deze kleiresten maken het veen minder goed brandbaar. De oeverwal bij Ouderkerk aan de Amstel is in de 12e eeuw, na zeeinbraken, bedekt door klei. De oudste verkavelingspatronen liggen waarschijnlijk in de noordzijde en oostzijde van de Ronde Hoep.
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
51
Beplanting rond agrarische erven
Recreatie past bij de kavel en past in het lint
Beplanting op en rond agrarische erven
Doorzichten en weilandjes in het lint
Natuur voegt zicht in kavelpatroon
Typisch lint met smalle weg Tekeningen Okra Landschapsarchitecten
52
Ontwikkelprincipes Ronde Hoep
landschapsvariatie.
(gebaseerd op de Kwaliteitgids Groene Hart)
Beplanting rond de agrarische erven en rond de niet agrarisch erven: 50% tot 80% van de erf-randen horen beplant te zijn. Aan de achterzijde zijn de agrarische kavels meestal geopend. Het assortiment van het veengebied: wilg, els en es. Transformatie linten van agrarisch naar burgerlijk. De linten veranderen door transformaties van boerderij naar burgerbewoning. De vorm van woningen kan geïnspireerd blijven op agrarische erven en hun architectuur. Onderdelen hiervan zijn boomgaard en moestuin in het aanzicht en werkgebouwen op het achtererf. Tussen de erven zijn weides en sloten van belang, die vergezichten open houden van de weg naar het achterland.
Het volgende ontwikkelprincipe wordt niet expliciet benoemd in het Kwaliteitsgidskatern Groene Hart:
Schaalvergroting landbouwverkeer over smalle polderwegen Uitdaging is om het karakter van de smalle historische wegen te behouden. Bij grote verkeersdruk zijn er opties als versteviging van de berm, passeerplaatsen en alternatieve routes voor zwaar landbouwverkeer.
Recreatieontwikkeling moet passen in de linten. Recreatie heeft de maat en verhouding van bestaande erven en heeft een overwegend agrarische uitstraling. De recreatiefunctie dient bescheiden in het lint te zijn, niet dominant. Hetzelfde geldt voor de relatie met het open achterland. Beplanting zorgt voor omhulling van het erf, passend in het landschap met subtiele doorkijkjes. Inpassing natuur in het landschap. Een ecozone neemt kavelrichtingen over maar vormt geen autonome lijn in het landschap. Het slotenpatroon wordt gevolgd en de beplanting blijft overwegend laag. Een opgaand puntelement, bijvoorbeeld aan het eind van de kavel, draagt bij aan
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
53
Transport en ontginning via Angstel, Aa en Vecht
54
Transport en ontginning via Angstel, Aa en Vecht De rivier de Vecht is belangrijk geweest in de ontginninggeschiedenis van het veenlandschap er omheen. De betekenis van de rivier als ontginningsbasis, is nog goed zichtbaar. Het regionale belang van de Vecht De Vecht was al in de Romeinse tijd een vaarroute naar het noorden.Van diverse plaatsen langs de Vecht zijn vermeldingen bekend uit het eerste millennium van onze jaartelling. De oudste nederzettingen hier stammen al van daarvoor en ontstonden op hoger gelegen oeverwallen. Sporen hiervan liggen tegenwoordig diep in de ondergrond. Uit de vroege middeleeuwen zijn nog goed de nederzettingen zichtbaar, die in het gebied ontstonden op strategische plekken aan de rivieren waar waterstromen zich vertakten. Zo ontstond Breukelen bij de vertakking van Vecht en Oude Aa, Loenen op de splitsing van Vecht en Angstel en Abcoude bij de aantakking van Holendrecht en Gein. Het bouwen op strategische plekken hing samen met de bouw
van een twintigtal kastelen langs de Vecht. Die waren nodig om de handelsroute richting de Oostzee veilig te stellen. De eerste kastelen ontstonden langs de Angstel. Deze bouwactiviteiten werden vanuit Utrecht geregisseerd, net als de ontginning van het omliggende land. Ontginning van klei en veen Vanaf de oevers en oeverwallen van de rivieren vonden de ontginningen plaats van de tussenliggende kommen en de omliggende veenmoerassen. De afdamming van de Kromme Rijn in 1122 heeft hierin een grote rol gespeeld. Het waterpeil zakte en het waterregime was beter te voorspellen. Het komgebied tussen Vecht en Angstel (klei en veen) kon in cultuur worden gebracht. Terwijl uitgestrekte velden ontgonnen werden bleef de bebouwing verbonden aan de rivieroevers. Hiermee ontstonden slingerende linten die de riviertjes volgden. Op plekken waar oeverwallen enige breedte en hoogte hebben zijn de vormen van de kavels afwijkend en vindt er akkerbouw plaats. Dit is te zien in de Breukelerwaard en bij Hoogland. Als achtergrens van de ontginningen werden
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
55
Transport en ontginning via Angstel, Aa en Vecht
56
weteringen of dijken aangelegd. Achter de onregelmatige en strookvormige ontginningen tussen Vecht en Angstel werd de Indijk gemaakt. Tegenwoordig is dit gebied doorsneden door het Amsterdam-Rijnkanaal. Ten noorden van het Gein werd de Ruwelswal / Hollandse Kade de achterkade. Ook tussen Holendrecht, Winkel en Waver werden enkele achterkades gemaakt. Ten westen van Loenen was de Hondersche wetering de grens tussen ontginningen van Vecht en Angstel. Weteringen hadden een belangrijke rol voor de ontwatering. Aan de weteringen verschenen tussen 1600 en 1800 tientallen molens die overtollig water naar de rivieren pompte. Er staan nog enkele molens bij belangrijke weteringen of kanalen, onder andere: de Oukoper molen, de Oostzijdse ten oosten van Abcoude en de Kortijkse molen bij de monding van de Heycop (zie ‘Kockengen’).
van de ontginningsgeschiedenis zijn hier moeilijk te beleven. Specifieke ontwikkelingen Er is schaalvergroting in de landbouw en er komt agrarische bebouwing vrij voor burgerbewoning. Er ontstaan nieuwe landgoederen langs de oevers van de rivieren. De grotere gebouwen zorgen ervoor dat de balans tussen rood en groen verandert. Bebouwing wordt op sommige plekken dominant. Er zijn plannen voor natuurontwikkeling tussen Oukoop en de plassen oostelijk van de Vecht.
In de 17e een 18e eeuw werden er buitenplaatsen gebouwd langs de Angstel en de Vecht. Rijke Amsterdammers kochten (verwoeste) kastelen en boerderijen op. In de volgende eeuwen werd de Vecht steeds belangrijker. Er verschenen talrijke indrukwekkende buitenplaatsen. Het regionale belang van de Angstel nam hierdoor af. Infrastructuur De Vecht, Angstel en Aa vormen al duizenden jaren een vaarbinding. Deze is vaak verbeterd. Al in de 12e eeuw werden er bij Utrecht bochtafsnijdingen gegraven en er volgden er meer. Hierbij bleef het niet. Er kwam een jaagpad langs de rivier, de Amsterdamse straatweg werd aangelegd en de Rhijnspoorweg was klaar in 1845. In 1892 was het Merwerdekanaal klaar dat werd verbreed tot het Amsterdam-Rijnkanaal. De autosnelweg A2 werd aangelegd in 1952. De snelweg en het Amsterdam-Rijnkanaal zijn momenteel dominant in het landschap. De genuanceerde sporen
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
57
Transport en ontginning via Angstel, Aa en Vecht
Beplanting rond agrarische erven
Beplanting op en rond agrarische erven
Recreatief netwerk over kades en paden
Doorzichten en weilandjes in het lint
Puntsgewijs opgaande beplanting (kaveleind)
Recreatie past bij de kavel en past in het lint
Typisch lint met smalle weg Tekeningen Okra Landschapsarchitecten
58
Ontwikkelprincipes Angstel, Aa en Vecht (vrij naar de Kwaliteitgids Groene Hart)
Beplanting rond de agrarische erven en rond de niet agrarisch erven: 50% tot 80% van de erfranden is beplant. Naar de achterzijde zijn ze meestal geopend. Het assortiment van het veengebied is: wilg, els en es. Daar waar oeverwallen liggen past ook eik en populier. Hier is ook ruimte voor boomrijen, houtwallen en bospercelen. Transformatie linten van agrarisch naar burgerlijk. De linten veranderen door transformaties van boerderij naar burgerbewoning. Laat u inspireren door agrarische erven en hun architectuur. Onderdelen hiervan zijn boomgaard en moestuin in het aanzicht en werkgebouwen op het achtererf. Tussen de erven zijn weides en sloten van belang, die vergezichten open houden van de weg naar het achterland.
De volgende ontwikkelprincipes worden niet expliciet benoemd in het Kwaliteitsgidskatern Groene Hart:
Schaalvergroting landbouwverkeer over smalle polderwegen Uitdaging is om de verkeersfunctie voor landbouwverkeer te handhaven en tegelijk de landschapskarakteristiek van smalle historische wegen te behouden. Opties zijn versteviging van de berm, passeerplaatsen, en alternatieve routes voor zwaar landbouwverkeer. Kleine landschapselementen, stoffering van het open landschap. Behoudt kleine landschapelementen en zoek kansen om verdwenen elementen (bv bosjes in Gerverscop of Oud-Aa) terug te brengen. Bij strijdigheid met openheid en vogeldoelen is periodiek afzetten of knotten effectief.
Recreatief netwerk over kades Kades zijn elementen die een gebiedsfunctie vervullen en bovendien vaak in publieke handen zijn. Openstelling levert een grote bijdrage aan de toegankelijkheid van het landschap. Paden passen door de koppeling met kades en ook met kerkepaden en rivieroevers meestal goed in de structuur van het landschap. Doorsnijdingen zijn dan miniem. Recreatieontwikkeling moet passen in de linten. Recreatie heeft de maat en verhouding van bestaande erven en heeft een overwegend agrarisch uitstraling. De recreatiefunctie dient bescheiden in het lint te zijn, niet dominant. Hetzelfde geld voor de relatie met het open achterland. Beplanting zorgt voor omhulling van het erf, passend in het landschap met subtiele doorkijkjes.
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
59
Doorkijk naar de toekomst
60
4 Doorkijk naar de toekomst Dit document gaat in op de historische en hedendaagse betekenis van het landschap van de Utrechtse venen. Er zijn enkele overeenkomstige principes af te lezen in de ontwerpprincipes. Hier geven we ze weer als aanbevelingen en als vragen die verdere aandacht vragen. 1. Het is zinvol om van een initiatief ook de landschappelijke context te bekijken: zoom uit en kijk hoe een initiatief in zijn omgeving ligt. Deze omgeving bestaat uit enkele grote samenhangende eenheden met een duidelijke en waardevolle landschapsstructuur. Bijvoorbeeld de copeverkavelingen rond Kockengen, de stervormige verkaveling van de Ronde Venen, en de polders langs Vecht en Angstel. 2. Er is een ongelooflijk lange geschiedenis zichtbaar in de venen en in de rivieren en droogmakerijen daarbinnen. Benoem deze geschiedenis en probeer een beoogde verandering van het landschap te plaatsen binnen de historische ontwikkeling. Dit kan inspirerend zijn voor de bouwopgaven van nu. 3. Houdt het systeem van karakteristieke ontginningseenheden zichtbaar met ontginningsbases, zuwes, en achterkades. Presenteer het watersysteem met trots. Met molenvaarten en molens maar tegenwoordig ook met stuwen en gemalen die getoond mogen worden! Koester het slotenpatroon en de bijzondere ruimtelijke verhouding tussen land en water! En vergroot de gebruiksmogelijkheden van het waternetwerk.
schaalvergroting van het verkeer, met groter wordende erven en veranderingen in het grondgebruik? En hoe kan recreatie de kwaliteit van het landschap ondersteunen en de toegankelijkheid vergroten? Het vertaalt zich in grotere diversiteit van de linten. 5. Grote diversiteit past het best in de randen van de Venen, op de oeverwallen. Hier is al lange tijd grote landschappelijke diversiteit aanwezig. Vroeger met kastelen en landgoederen. Nu ook met sportvelden en begraafplaatsen. Wat voor inspiratie biedt de historie voor de opgaven van nu? Welke vormgeving van de randen van het gebied is aan de orde? En hoe kunnen deze linten inspiratie geven voor de linten in het veen die ook steeds gevarieerder worden. 6. De beplanting van nu vertoont een onduidelijk beeld. Beplanting in de Venen is van oudsher beeldbepalend geweest. Nooit was het alleen maar open. Er waren linten met veel beplanting, pestbosjes en geriefhoutbosjes die verspreid stonden, hooilanden met hoog opgaande grassoorten en er was beplanting op kades en langs wegen. Wat wordt de rol van beplanting in de Venen?
4. De landbouw is de grootste opgave. De geleidelijke maar grote transformatie in het landschap die optreedt vraagt een vooruitblik van enkele decennia. Hoe om te gaan met
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
61
Bronnen
Colofon
Brons en partners, 2011. Landschapsontwikkelingsplan Woerden..
Productie Terra Incognita
Haartsen, A. 2003. Het land van Woerden. Blijdestein, R. Tastbare Tijd. Cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht. TU Delft, 2009. Polderatlas van Nederland. Gemeente Ronde Venen. 2007. De Ronde Venen in Kaart. Topografische dienst. Topografische atlassen uit 1850, 1900, 1955 en uit 2005. Wit, Saskia de. 2010. Dutch Lowlands, morphogenesis of a cultural Landscape. Stroeken F. en J. de Wit. 2009. Landschap. Deelstudie Waarheen met het veen. Okra landschapsarchitecten, 2011. Kwaliteitsatlas Utrechtse Landschappen - het Groene Hart.
Kartografie: Jan Maurits van Linge Tekst: Frank Stroeken Illustraties: Frank Stroeken en Robert Arends Zwart-wit tekeningen van ontwerpprincipes: Okra landschapsarchitecten, uit Kwaliteitgids Utrechtse Landschappen - Katern het Groene Hart. Fotografie: Noel van Dooren (p15, 16midden, 21, 22onder, 22mid, 33, 35, 39, 43), Davida Mentink, (8mid, 60), Jeroen van Herk (47, 56boven, 80), Hermine der Nederlanden (27, 28boven, 28mid), Frank Stroeken (16boven), Piet Kramer van panoramio (55, 56boven).
Opdrachtgever en inhoudelijke begeleiding Opdrachtgever: Provincie Utrecht In samenwerking met Programmabureau de Venen.
Gemeente de Ronde Venen. Landschapsbeleidsplan, 1992.
Bertus Cornelissen
Wikipedia.
Carola Berkelaar
Informanten
Leo Hulst (Ronde Venen), Nils van den Berg (SƟchtste Vecht) Alex Lacroix en Vincent Rijntjes (Woerden).
62
November 2009 - Augustus 2011
L E G E N DA
Landschap in de Venen - tussen Amstel en Oude Rijn • Augustus 2011
63
Terra Incognita Stedenbouw en Landschapsarchitectuur stelde ‘Landschap in de Venen’ op. Voor informatie en opmerkingen kunt u terecht bij Frank Stroeken: frank@terra-i.nl p/a Rotsoord 13B, 3523 CL, Utrecht. 030 2513023. www.terra-i.nl