Studio №3: INTERIORCITY

Page 1

DEPARTMENT OF ARCHITECTURE AT TU DELFT

NR. 3

Texts by Koenraad van Cleempoel Karel Deckers Emma Firmin Tamara Gaisi Christoph Grafe Saidja Heynickx Marjan Michels Inge Somers

Works by Cathinca Arfman Carmen van Bel Jolien Berg Sandy Bruns Julie Cassier Lisa Desaever Elien Driessen Niels Dujourie Jessy van Durne Dafni Evangelou Saba Golcher Isy van Houtven Lou Krabshuis Hinke Majoor Nathalie Pereira Sofie Perneel Ruth Poppe Jonas van Put Carolin Raber Alain Rammeloo Debby Sledsens Masha Soetekouw Sarah Stevens Roderick Trompert Maud Vandersmissen Jeroen Vercruyssen Michiel Vermeersch

STUDIO: INTERIORCITY THE ARCHITECTURE OF THE INTERIOR



EEN BIテ起NALE IN DE STAD, EEN STAD IN DE BIテ起NALE Deze STUDIO is de derde uitgave in een serie compacte publicaties waarin het onderwijs en onderzoek wordt getoond van de afdeling Architectuur van de TU Delft. Interiorcity is een samenwerkingsverband tussen vijf architectuur- en ontwerpopleidingen en onderzoekt de relatie tussen wat zich afspeelt binnen de muren van een gebouw en de stad eromheen, tussen de beurs en haar bezoekers en de bewoners van Kortrijk. De workshop vond plaats in samenwerking met het VAi in het kader van Interieur 2012. Gedurende vijf dagen werkten studenten van deze opleidingen rond de vraag wat binnenhuisinrichting betekent en wat het in de toekomst zou kunnen betekenen.

3


Interiorcity is een samenwerkingsverband tussen: School of Interior Architecture, Artesis – Department of Design Sciences, Antwerp, BE School of Interior Architecture, Department of Architecture, PHL University College, Hasselt, BE School of Interior Architecture, Sint Lucas School of Architecture, Gent, BE The Architecture of the Interior, Faculty of Architecture and Building Sciences, TU Delft, NL Inter-Architecture, Rietveld Academy Amsterdam, The Netherlands

CONTEXT

WORKSHOP

CATALOGUS

REFLECTIE

10 KORTRIJK: DE SWEATSHOP VAN VLAANDEREN – Christoph Grafe

20 INTERIEURONDERWIJS ALS PARTIZAAN – Koenraad van Cleempoel

38 Thema 1: GEHEUGEN VAN DE STAD / CULTUUR VAN HET MAKEN

56 INTERVIEW MET DE STUDENTEN 61 NAWOORD – Christoph Grafe

14 EEN NIEUWE BENADERING – Tamara Gausi / Lowie Vermeersch 16 VERANDERINGEN – Emma Firmin / Lowie Vermeersch

26 DE WORKSHOP 2014: INTERIEUR KORTRIJK VANUIT VIER PERSPECTIEVEN – Inge Somers en Karel Deckers 30 ‘IN EEN KAMER, IN EEN KAMER’, DE WORKSHOP ALS RITUEEL – Marjan Michels / Saidja Heynickx

4

Studio: Interiorcity

42 Thema 2: PARADOX VAN DUURZAAMHEID 46 Thema 3: DE BEURS EN DE STAD - DE BEURS ALS STAD / DE STAD ALS BEURS 50 Thema 4: ARCHITECTUUR ALS TOE-EIGENING VAN DE PUBLIEKE RUIMTE

62 Postscript: Biennale Interieur 2014, persbericht


Voorwoord De positie van interieur binnen de architectuur discipline is dramatisch aan het veranderen. De architectuurdiscipline transformeert op dit moment onder invloed van een reeks maatschappelijke gegevens, zoals vergrijzing, financieel economische beperkingen en duurzaamheid. Er zal de komende jaren niet veel nieuw gebouwd worden. Tegelijk kunnen we zorgen dat we meer doen met datgene wat we al hebben. De interieur architect gaat daar een belangrijke rol spelen. Dit alles maakt dat de positie van de interieur architect verandert. Ook op architectuur theoretisch niveau is onze definitie van architectuur fundamenteel aan het veranderen. Waar architectuur altijd uitgaat van een object dat gebouwd wordt, krijgen we nu een situatie waarbij het bestaande een centrale rol gaat spelen in het ontwerp. Dat is waar het inhaakt op de kern van het architectuur theoretisch debat waar interieur in zit. De workshop De workshop Interiorcity in 2012 onderzocht de relatie tussen het leven in gebouwen en dat van het stedelijke interieur, tussen de beurs en de stad, en tussen mensen; de inwoners van Kortrijk en de bezoekers van de Interieur BiÍnnale. Gedurende vijf dagen werkten studenten van vijf architectuur en interieurarchitectuur opleidingen samen in een workshop aan het vraagstuk wat de betekenis is van interieur op dit moment en welke rol het interieur in de toekomst zou kunnen spelen. De studenten hebben in teams de relatie tussen de stad en het interieur onderzocht, ontdekten hoe fantasierijke interventies van ontwerpers onze wereld transformeren en hoe ontwerpen de capaciteit hebben om onze perceptie van alledaagse stedelijke omgevingen te veranderen. De workshop sluit aan op de ambities zoals beschreven in het ViA Vlaanderen in Actie Plan, het Vokaplan Kortrijk en door de Vlaams Bouwmeester en werkt samen met de initiatieven van Designcity Kortrijk en Budalab. Tijdens de workshop Interiorcity hebben de deelnemers het potentieel onderzocht van het interieur als vorm van micro-urbanisme, het aanbieden van beelden van openbaarheid en publiciteit, het verkennen van de economie van artistieke inventies, als ook de impact van het gebruik van de stad, haar gebouwen en kamers. Studenten namen Kortrijk letterlijk mee in de stad van het interieur, door onderdelen van het alledaagse te gebruiken en hergebruiken in een tijdelijk werk dat ten doel had de bezoeker van de tentoonstelling te verrassen, intrigeren en betoveren. — Christoph Grafe Initiator Interiorcity 2012 Directeur Vlaams Architectuurinstituut

5

Christoph Grafe


6

Studio: Interiorcity


Bezoek aan Interieur 2012 in Kortrijk Xpo

7


Luchtfoto Buda eiland Beeld: eurometropolitan.eu

8

Studio: Interiorcity


CONTEXT

9


Christoph Grafe

KORTRIJK: DE SWEATSHOP VAN VLAANDEREN Overal in Kortrijk zijn de sporen van nijverheid zichtbaar en onzichtbaar aanwezig. Zeker op het Buda-eiland met zijn voormalige fabrieken die nu met een nieuw leven gevuld worden. In de stad zelf is de geschiedenis van Kortrijk als een nijverheidsstad – gesticht als ‘sweat shop van Vlaanderen’ te ontdekken. Hier een kleine samenvatting; niet compleet en misschien ook niet onpartijdig, gebaseerd op een rondleiding die lokale geïnteresseerden aanbieden.

10

Studio: Interiorcity

Context


Fenix aan de Leie De aanvang van Kortrijk ging gepaard met enkele dramatische gebeurtenissen. Gelegen in het grensgebied tussen Frankrijk en Vlaanderen werd de stad ongeveer tweehonderd jaar naar haar eerste stichting helemaal met de grond gelijk gemaakt. Het feit dat Kortrijk weer werd herbouwd had te maken met de aanwezigheid van de Leie en de mogelijkheid om in de omgeving vlas te verbouwen en te verwerken. Nochtans was de vlasaanbouw in eerste instantie waarschijnlijk minder belangrijk dan de wolverwerking; een specialisering die Vlaanderen in de middeleeuwen tot een sterk ontwikkeld stedelijk gebied maakte. ‘Het was gravin Johanna van Constantinopel, de heerseres over Vlaanderen die kan geleden als de initiator van de stedelijk ontwikkeling van Kortrijk. In de jaren dat zij gravin was (1205–1244), was er weer eens een van de vele oorlogen tussen de Franse koning, de Engelse koning en het graafschap Vlaanderen. In die oorlog werd Kortrijk zo verwoest door de Franse koning, in 1213, dat het stadje niet meer bestond. De bevolking was uitgemoord of weggevlucht. Johanna van Constantinopel heeft al het mogelijke gedaan om de stad weer te bevolken. In 1217 heeft zij de belastingvoordelen uitgevaardigd voor wie opnieuw in Kortrijk durfde te komen wonen. In 1224 heeft zij grote voordelen geschonken aan de eerste 50 wolbewerkers die zich in Kortrijk wilden komen vestigen. Kortrijk dankt daarmee zijn voortbestaan aan de textielbedrijvigheid. Zonder de textiel, waaruit de graven stevige belastinginkomsten hoopten te verkrijgen, was Kortrijk er misschien niet meer geweest.’ 1 Kortrijk werd dus gesticht als nederzetting voor de nijverheid en functioneerde complementair ten opzichte van de grote Vlaamse steden, Brugge en Gent, die vooral stapelplaatsen en handelscentra waren. Al snel werd het één van de belangrijkste centra voor de verwerking van stoffen, en alle activiteiten die ermee samenhingen.

11

Christoph Grafe

‘Een van die activiteiten was het kleuren van het laken. Dat ambacht werd bedreven door de volders, de mannen met de blauwe handen. Die stoffen ondergingen verschillende bewerkingen, de ene al smeriger en ongezonder dan de andere. Na bepaalde bewerkingen, bijvoorbeeld na een ontvettende spoeling, werd de stof opgespannen op grote houten ramen om te drogen en te verluchten.’ 2 Een stad als Kortrijk werd bestuurd door een kleine groep rijke patriciërs. Hun verhouding met de grote meerderheid van de stedelijke bevolking was niet altijd zonder conflicten. Net als in anderen steden kende ook Kortrijk conflicten binnen de stedelijke bevolking. Hier hadden deze conflicten echter een specifiek karakter: ze werden bepaald door de economische ontwikkeling van de nijverheid van de bewerking van wol en vlas. Geregeld kwam het tot onlusten tussen de rijke bovenlaag van de stad en de ambachtslieden die uitgesloten waren van de politieke macht. ‘In 1419 waren er van die onlusten. De volders mochten van de hertog meer vragen voor hun werk aan de wevers. Het was crisis in de lakensector en een deel van de wevers kwamen in opstand. De rijke wevers wilden niet meedoen aan de staking en een van hun leiders werd doodgeslagen. De leiders van de opstandelingen verschansten zich in de toren van de Sint- Maartenskerk waar ze bijgestaan werden door honderden aanhangers die de wacht hielden rond de kerk. Uiteindelijk is de staking en opstand bloedig neergeslagen door troepen die het stadsbestuur van elders, onder andere van Gent liet overkomen. Elf muiters werden op de Gemene Weide – dat is een gebied buiten de stadsmuren achter het nieuwe kasteel – geradbraakt en onthoofd. Hun hoofden werden als waarschuwing tentoongesteld aan de stadspoorten.’ 3 Tot zover de Vlaamse solidariteit.


Van wol naar vlas ‘Zoals gezegd bestond de textielbedrijvigheid in Kortrijk in het begin vooral uit het weven van wol. De draperie ging rond 1500 evenwel ten onder in een zware crisis. Gelukkig had zich tegen dan een nieuwe textielbedrijvigheid ontwikkeld: de vlasbewerking en het weven van vlasweefsels of linnen. Kortrijk stond bekend voor zijn tafellakens en servetten. Een gegeerde specialiteit was de damast, linnen waarin in dezelfde kleur dessins werden geweven die men kon zien als men er naar keek vanuit een scheve hoek. In tegenstelling tot de wolbedrijvigheid – waarvoor men wol van elders (meestal de Britse eilanden) moest invoeren en die men elders liet spinnen – werden alle onderdelen van de vlasverwerking in Kortrijk uitgevoerd, van het roten van de vlasstengels tot het verweven van vlasgaren tot linnen stoffen. Om van vlas garen te maken moeten eerst de zachte vezels losgemaakt worden uit de harde stengel van de plant. In Kortrijk had men al rap uitgevonden dat men het rapst die harde stengels kon laten wegrotten in het niet al te propere Leiewater. In grote bakken, ‘hekken’ genoemd, liet men balen vlas in de Leie zakken. Natuurlijk was dat roten niet bevorderlijk voor de kwaliteit van het Leiewater. Het stonk in Kortrijk, maar het bleef stinken waar het water naartoe vloeide. In 1857 organiseerde stad Gent een grote petitie gericht aan de minister van Openbare Werken om dat roten in de streek van Kortrijk te verbieden. Er kwam alleen een verbod om ‘s winters in de Leie te roten. Pas in 1943 is het roten definitief verboden. Vanaf dan rootte men alleen nog maar zogezegd kunstmatig, in rootputten met verwarmd water.’ 4

Vlas bakken in de Leie Postkaart uit 1906

Voormalig textielfabrieken krijgen een nieuwe bestemming als appartementen Foto: Peter Huys

Zeepziederij Vermeulen-Gheysens, gelegen aan de Budastraat sinds 1811 Beeld: Beeldbank Kortrijk

12

Studio: Interiorcity

Context


Industrialisering De productie van vlas bleef tot ver in de negentiende eeuw dominant. Pas met het uitvinden van een industrieel procédé voor het verwerken van katoen in kwam er een alternatief, dat echter niet zo sterk was als het linnen dat uit vlas wordt gemaakt. ‘Grote afnemers van zowel vlas als afgewerkte producten waren de Engelsen. Zij hadden in Kortrijk zelfs een handelaarssyndicaat: “The Linnen Thread Company”. In 1913 bouwde die compagnie het grootste vlasmagazijn van Kortrijk, met een gevelbreedte van 37 meter. Tot voor kort was hier de Euroshop, maar nu staat het leeg. Hopelijk vindt men een andere bestemming. Het zou jammer zijn als dit industrieel erfgoed zou verdwijnen.’ 5 Vandaag zijn de grote textielfabrieken in Kortrijk, net als elders (b.v. in Tilburg, Gent, Hengelo of Enschede) verleden tijd. De gebouwen staan er dus nog wel en Zuid-West- Vlaanderen is nog steeds een regio van nijverheid en industrie. Deze bevindt zich echter niet meer in de steden, maar vooral aan de rand van de steden en in de buurt van de grote snelwegen.

13

Christoph Grafe

1 http://kortrijkonvermoedehoekjes. skynetblogs.be/tag/kortrijk, geraadpleegd op 21 oktober 2012 2 Ibid. 3 Ibid. 4 Ibid. 5 Ibid.


Tamara Gausi redactie DAMN° magazine

EEN NIEUWE BENADERING

Toen Lowie Vermeersch aankondigde dat hij de nieuwe voorzitter zou worden van de Interieur Foundation, waren de verwachtingen hoog gespannen. Als bekroond directeur design van het prestigieuze Italiaanse autodesignbedrijf Pininfarina (een prestatie die hij neerzette in 2007, op nauwelijks 33-jarige leeftijd) had de in Kortrijk geboren Vermeersch een wereldwijde reputatie opgebouwd dankzij zijn aandacht voor detail en innovatie, en zijn elegante kijk op design, waarin de mens centraal staat. Vandaag past hij dezelfde principes toe als curator van de BiĂŤnnale Interieur 2012.

14

Studio: Interiorcity

Context


Voor het eerst in haar 44-jarige geschiedenis is de grootste designbeurs van België ‘een Biënnale in de stad, een stad in de Biënnale’, een concept dat inhoudelijk en ruimtelijk wordt uitgewerkt met de creatie van een ‘tijdelijke designstad’ in Kortrijk Xpo. Kortrijk zelf zal eveneens in het teken staan van de Biënnale, en dat zal vooral merkbaar zijn rond Buda-eiland in het hart van de stad. Voor Vermeersch is deze kruisbestuiving niet alleen geïnspireerd door het diverse publiek van Interieur, maar ook door zijn veelzijdige karakter. “Het is een handelsbeurs, maar er zijn ook bezoekers uit het grote publiek, wat bijzonder is. De spreiding van de projecten tussen Xpo en het stadscentrum geeft ons niet alleen meer fysieke ruimte om het programma uit te breiden, maar symboliseert ook de combinatie van economische en culturele overwegingen van Interieur.” Dit jaar duurt de Biënnale negen dagen. Bij Interieur heeft ‘verandering’ echter niet alleen betrekking op een tijdsaspect. Zo wordt de eregast vervangen door ‘project rooms’ van zeven ontwerpers, kunstenaars en architecten (Future Primitives), vindt er een festival plaats tijdens het openingsweekend en is er een tweedaags programma gericht op professionele ontwerpers. Verder zijn er ook workshops, seminaries, culturele evenementen en installaties, plus het designcircuit, met Ventura Interieur, Interieur Extra en partners in de Eurometropool, zoals deze verbonden aan het evenement Fantastic 2012 van Lille3000. Al deze elementen versterken niet alleen het onmiddellijke geografische bereik van Interieur, maar maken van het evenement ook een meer zintuiglijke ervaring, die zowel overdag als ‘s avonds wordt beleefd. Zoals altijd moeten ontwerpers, bedrijven – waarvan er meer dan 300 exposeren – en andere deelnemers zich inschrijven om te worden gekozen door de selectiecomités. Vermeersch beschouwt dit veeleer als een teken van kwaliteit dan als creatief snobisme, en om dit te bewijzen, blijft Interieur zwaar investeren in jong talent. “In 2010 namen 30 jonge ontwerpers deel aan de Biënnale, maar dit jaar zijn het er zo’n 140.” Voor Vermeersch, zoon van kunstenaar Rik Vermeersch en kleinzoon van beeldhouwer José Vermeersch, voelt werken voor Interieur, na zijn vertrek bij Pininfarina en de oprichting

15

Tamara Gausi

van zijn eigen designbedrijf granstudio in Turijn, als thuiskomen. “Ik ben zo goed als geboren in het gebouw waar het nieuwe stadsprogramma plaatsvindt,” lacht hij. Misschien kan hij dus verklaren waarom een kleine stad als Kortrijk zich heeft kunnen positioneren als één van de belangrijkste creatieve centra van België? “Kortrijk mag dan een kleine stad zijn, er zijn hier tal van bedrijven die zich toespitsen op design en er zijn veel mogelijkheden voor ontwerpers. Historisch gezien was dit een streek met een sterke textielindustrie, maar het is ook een plaats waar dingen worden gedaan. Wie hier ideeën heeft, probeert ze uit te voeren.” Is het belangrijk voor Interieur dat Vermeersch een ontwerper is met een internationale uitstraling die ook afkomstig is uit deze streek? “Ik denk dat je dat beter aan het team vraagt,” zegt hij bescheiden,“maar ik kan de Biënnale wel een nieuwe impuls geven door het evenement op een originele manier te benaderen. Omdat ik internationaal werk, kan ik Interieur helpen in een internationale context te plaatsen. En omdat ik afkomstig ben uit deze streek, begrijp ik ook de plaatselijke cultuur en mentaliteit.” Wat brengt de toekomst voor Interieur? “Ik kan deze vraag beter laten beantwoorden door de volgende curator, maar één van de dingen waarin ik geïnteresseerd ben en die Interieur ook aanstipt, is hoe je woonkamer en de binnenkant van je woning de perfecte ruimte biedt om te reageren op wat gebeurt in de buitenwereld. In de wereld van vandaag is snelheid heel belangrijk, en we zijn geneigd te denken dat onze woning iets is wat dit in evenwicht brengt. Ik denk dat we in de toekomst zullen zien hoe deze nieuwe manieren van leven ook tot uiting komen in onze woning.” Voor wie niet tot morgen kan wachten: Vermeersch’ eigen reflecties over Future Primitives worden voorgesteld in Corso Blu, een selectie van designobjecten die de filosofische vragen van het thema belichamen, maar die ook relevant zijn als creatieve en commerciële hoekstenen van Interieur als een evenement in ontwikkeling. Dit artikel werd eerder gepubliceerd in de DAMN° INTERIEUR Kortrijk Guide 2012


Emma Firmin redactie DAMN° magazine

VERANDERINGEN

Tijdens de Design Biënnale Interieur 2012 gaat het om verandering, op vele manieren. Curator Lowie Vermeersch koos vooar de metafoor van de stad – zonder de verkeersopstoppingen en vervuiling – en is vastbesloten om van het evenement een “coherente bezoekerservaring” te maken, ondanks de verschillende locaties. Een gestroomlijnde ervaring ook, maar eveneens een “echte ontdekkingsreis”. Verfrissend is alvast het idee om “het strakke, op een rooster gebaseerde grondplan los te laten”. Met andere woorden: vaarwel aan het gesjok door de zalen van de ene stand naar de andere, en welkom aan de ‘open pleinen en diagonale boulevards… waar alles in het teken staat van ervaren en ontmoeten. Wat mogen de bezoekers, met de kaart in de hand en alle zintuigen op scherp, verwachten van de mix van commercieel en cultureel op de Xpolocatie van de Biënnale? Naast alle binnen- en buitenlandse standhouders, is er dit jaar geen solo eregast. Een logische keuze in het kader van de pluraliteit van design in de hedendaagse wereld van netwerken, en passend bij Vermeersch’

visie – en de oorsprong van de Biënnale – dat dit een evenement is over “binnenleefruimtes, niet louter over designvoorwerpen”.

16

Studio: Interiorcity

Context


Onder de titel ‘Future Primitives’ kregen zeven designers, kunstenaars en architecten elk 60m2 om een projectkamer te bouwen waarin ze hun visie kunnen tonen op de woonervaring van de toekomst. Daarbij kijken ze voorbij de horizon maar bevragen ze tegelijk de noden die de basis vormen voor die verschillende toekomstbeelden. In de Xpo zullen projecten te zien zijn van de Japanse designstudio Nendo, de Amerikaanse architect en filosoof Greg Lynn, het Nederlandse designerduo Makkink & Bey, en de Belgische combi van fotografe Fien Muller en kunstenaar Hannes Van Severen. Vermeersch’ eigen invulling van het thema ‘Future Primitives’ is te zien in Corso Blu, een verzameling vertrouwde, nieuwe en avant-gardedesigns door onder meer de gebroeders Bouroullec voor Vitra, en Vincent Van Duysen voor Pastoe. Het tentoonstellingstraject is 100m lang en loopt door verschillende zalen. Door de ‘denkbeeldige’ ramen zijn niet alleen de voorwerpen te zien, maar kan men ook een blik werpen op de trends in interieurs en woonomgevingen. Corso Blu is één van de drie tentoonstellingen die diagonaal door de Xpo lopen. De twee andere zijn Déjà-Vu, met als curatoren Moniek E. Bucquoye en Chris Meplon, over herhalingen en verwantschappen in design en over het idee van originaliteit; en Flanders Avenue, één van de eerste publieke uitstapjes van Design Platform Flanders. Laatstgenoemde tentoonstelling plaatst het werk van vier Vlaamse designers - Geoffrey Brussato, Maarten De Ceulaer, Nedda El-Asmar en Michaël Verheyden - in dialoog met het werk van vier van hun studenten/leerlingen, respectievelijk Tom Lambeens, Charlotte Dumoncel d’Argence, Celina Gram en Jill Ryckaert. In een scenografie van Caroline Voet, die de dynamiek van Interieur in de Xpo doet weerklinken. Elders wordt ook het werk tentoongesteld dat Alain Gilles voor de zevende keer de titel ‘Designer van het Jaar’ opleverde (zie p. 32), naast andere blikvangers zoals de 30m lange Marinatafel waarmee Extremis zijn 18de verjaardag viert. Deze tafel, een ontwerp van Bruno Fattorini & Partners, werd in Oudenaarde gemaakt en per boot naar Kortrijk gebracht, en wordt begin oktober door 110 studenten naar de Xpo gedragen in wat een ‘heroïsche processie’ wordt genoemd

17

Emma Firmin

– laten we hopen dat ze in één stuk in de Xpo aankomt! En nu we het toch over monumentale zaken hebben, de bezoekers zullen ook het Liquidkristal-paviljoen kunnen bezoeken van de Tsjechische kristal- en glasproducent Lasvit, in samenwerking met die andere ‘Future Primitive’, Ross Lovegrove. Bars, een boekwinkel, ontmoetingsplekken, een ruimte voor kinderen… wat u van dichtbij of veraf te zien krijgt, doet in elk geval denken aan een stad. Interieur is een ervaring die een antwoord probeert te bieden op uiteenlopende behoeften van liefhebbers van interieurdesign, professionals en andere bezoekers. Designgaleries zoals Sophie Lachaert, Victor Hunt, Carpenters Workshop Gallery, Valerie Traan, Judy Straten, Ampersand en Gosserez brengen een kijk op design die stof tot nadenken biedt voor wie graag over de grenzen van kunst en design heen het debat aangaat. En of u nu een absolute nieuwkomer of een trouwe bezoeker van Interieur bent, het onderdeel Ventura Interieur in de Xpo mag u zeker niet missen. Ventura Interieur volgt de ‘Young Designers Fair’ op. Het grootste deel van het Ventura Interieur-programma is te zien op het Buda-eiland, maar deze selectie omvat ook hoogtepunten zoals werk van de Belgische designer Bram Vanderbeke en een groepstentoonstelling door Lille design. De Ventura Projects zijn een initiatief van Margriet Vollenberg en Margo Konings, de Nederlandse stichters van Organised in Design. Zij brachten hun ‘curated design districts’ voor het eerst in de praktijk in Milaan, met Ventura Lambrate. Dit wordt het eerste Ventura Project in Kortrijk. Het is goed om te zien dat Interieur, met zijn mix van individuele designers, designcollectieven, nieuwe merken, academies en instellingen, de veranderingen niet naar binnen gericht doorvoert, maar van zijn ‘tijdelijke stad’ een open stad maakt. Dit artikel werd eerder gepubliceerd in de DAMN° INTERIEUR Kortrijk Guide 2012


Vermeersch’ eigen invulling van het thema ‘Future Primitives’ is te zien in Corso Blue, een verzameling vertrouwde, nieuwe en avant-gardedesigns door onder meer de gebroeders Bouroullec voor Vitra, en Vincent Van Duysen voor Pastoe.

18

Studio: Interiorcity


WORKSHOP

19


Koenraad van Cleempoel

INTERIEUR ONDERWIJS ALS PARTIZAAN

20

Studio: Interiorcity

Workshop


Innerlijke ruimte Interieur architectuur als discipline heeft de laatste jaren sterk aan belang en populariteit gewonnen. Nochtans is het begrip niet duidelijk te definiëren; semantische discussies over het verschil tussen Interior Design en Interior Architecture illustreren de vaak vage grens met disciplines als architectuur en product design. In hun introductie voor de reader From Organisation to Decoration (2012) verduidelijken Brooker & Stone de oorsprong van het begrip ‘interieur’: “It came into use in the fifteenth century and meant the basic division between inside and outside and was also used to describe spiritual and inner nature of the soul. By the early eighteenth century, it had also come to mean the inner character of an individual and the non-coastal territory belonging to a country. It was only in the nineteenth century that interior came to designate the inside of a building.”1 De originele betekenis van het begrip interieur - verwijzend naar het innerlijke, de ziel – lijkt de aard van de discipline goed te omvatten; het is immers vaak via het interieur van een gebouw dat de ziel ervan wordt getoond. Tot de negentiende eeuw werd er dan ook geen onderscheid gemaakt tussen het ontwerpen van het interieur, het exterieur en de inrichting; dit alles viel onder de verantwoordelijkheid van de architect, in nauwe samenwerking met de vakman. Vanaf de negentiende eeuw wordt de inrichting van de woning uitbesteed aan de decorateur, die zich bezig houdt met de losstaande meubels en de zachte materialen; de architect blijft verantwoordelijk voor alle vaste elementen.2 De inrichting werd veelal beschouwd als mode-gebonden, persoonlijk en tijdelijk. Hierdoor, en mede doordat het beroep veelal door vrouwen werd uitgeoefend, werd er door architecten vaak neerbuigend naar de decorateur gekeken. De latere benaming binnenhuisarchitectuur, verruimde de reikwijdte van de discipline; binnenhuisarchitectuur betreft de functionele organisatie, de ruimtelijke indeling en de inrichting van een plek. De woning blijft het belangrijkste werkdomein, maar geleidelijk aan worden ook

21

Koenraad van Cleempoel

kantoren, winkels, hotels, scholen, en openbare gebouwen door de binnenhuisarchitect aangepakt. In de jaren ’80 werd de naam van de opleiding – en bijgevolg ook van het beroep – daarom ook aangepast naar interieur architectuur. De complexiteit van de programma’s waarmee de interieur architect geconfronteerd wordt blijft toenemen: musea, culturele centra, luchthavens, winkelcentra, …. In de opleiding heeft men daarom steeds veel aandacht voor functionele aspecten – de organisatie van de ruimte – soms ten koste van het esthetische of decoratieve aspect. Tegelijkertijd verlangt de architectuur naar minimalistische interieurs waarin zachte materialen en decoratie tot een minimum worden herleid. De huidige maatschappij creëert uitdagingen voor de ontwerppraktijk: hergebruik van leegstaande (historische) gebouwen, de vraag naar innovatieve zorgconcepten, de nood aan nieuwe woonvormen en duurzame retail omgevingen, om er slechts enkele te noemen. Het is nu aan de interieur architectuur om de uitdaging aan te gaan, om mee naar oplossingen te zoeken vanuit de eigenheid van de discipline. De oorspronkelijke betekenis van het interieur als het innerlijke, de ziel kan hierbij een leidraad vormen. De scholen als partizanen, de grenzen opzoekend Het interieur onderwijs dient een voortrekkersrol op te nemen in het aangaan van deze nieuwe uitdagingen. Actuele vragen en problemen zijn de genoemde thema’s waarover gediscussieerd, gereflecteerd en gecommuniceerd moet worden: herbestemming, zorg, wonen, duurzaamheid, ect. De verschillende opleidingen in Vlaanderen en Nederland beschrijven interieur architectuur als een ontwerpdiscipline waarbij de relatie tussen de specifieke gebruiker en de specifieke verblijfsruimte centraal staat. Naast de gebruikerswaarde, is de emotionele beleving van de ruimte een belangrijk aandachtspunt.3,4,5,6,7 Het omgaan met historische gebouwen, bijvoorbeeld, moet meer zijn dan het restaureren van een casco en het toevoegen van een nieuw, hedendaags interieur; herbestemming is het aanvoelen van de betekenis, de ziel, het geheugen van het gebouw en dit opnieuw zichtbaar maken in een hedendaagse context. Een ander voorbeeld zijn de zorginstellingen die vandaag veelal ontworpen


22

Studio: Interiorcity

Workshop


zijn vanuit een zuiver functioneel en technisch uitgangspunt; het interieur wordt nagenoeg volledig bepaald door regelgeving en praktische vereisten. Het is aan de interieur architect om zorggebouwen terug een waarde te geven, om een thuisomgeving te creëren waarin de beleving en de levenskwaliteit van de mens centraal staat. Om tot vernieuwende oplossingen te komen voor deze maatschappelijke problemen moet de school dan ook een plek zijn van vrijheid, waar frisse en creatieve ideeën kunnen ontstaan, maar ook een plek van ernst en ijver waar ideeën kunnen uitgroeien tot gedragen theorieën en concepten. Interieur architectuur is een erg jonge discipline waardoor het grotendeels ontbreekt aan een theoretisch kader. Theorievorming is nochtans essentieel, enerzijds ter ondersteuning van de eigenlijke ontwerppraktijk, en anderzijds om als een (geloof)waardige eigen discipline te worden beschouwd naast architectuur, landschapsarchitectuur, stedenbouw, grafische vormgeving en product design. In tegenstelling tot interieur architectuur heeft product design sinds zijn ontvoogding van architectuur een sterke theorie ontwikkeld op vlak van methodologie, techniek en emotie, waardoor het beroepenveld zich professionaliseerde en optimaliseerde. Product design als discipline is dan ook een voorbeeld voor interieur architectuur, niet alleen inhoudelijk maar ook in het streven naar eigenheid en zelfstandigheid. De internationalisering van het beroepenveld en het onderwijs is een opportuniteit in deze ontwikkeling. Om te komen tot een rijke en gedragen interieurtheorie is er binnen de scholen – zowel de universiteiten als de academies - nood aan een onderzoeksfeer, geworteld in de ontwerppraktijk zelf. Dit door te werken rond onderzoeksvragen die hun oorsprong vinden in specifieke problemen en uitdagingen die zich stellen in het (ontwerp)onderwijs, het beroepenveld of de ruimere maatschappelijke context; door methodes te gebruiken waar de ontwerper vertrouwd mee is zoals tekenen, kijken en maken; door resultaten te communiceren in een taal die de ontwerper begrijpt zoals beelden, plannen, maquettes. De vragen, methodes en output zullen op zijn minst ongebruikelijk, misschien zelfs onbegrijpelijk zijn

23

Koenraad van Cleempoel

voor de traditionele universitaire onderzoekswereld. Als partizanen zullen de interieurscholen hun gebied moeten beschermen: als een groep van gelijkgestemden, door het opzoeken van de grenzen, zonder angst voor het onbekende, doch voorzichtig en behoedzaam. Profielen van de verschillende opleidingen De verschillende interieurscholen uit Vlaanderen (Sint-Lucas Brussel en Gent, Artesis Antwerpen en PHL Hasselt) en enkele collega’s uit Nederland (Gerrit Rietveld Academie, Amsterdam en Faculteit Bouwkunde, TU Delft) die meewerkten aan ”Biënnale Interieur 2012” in Kortrijk hebben elk hun specifieke eigenheid. Zo legt de opleiding interieur bij Sint-Lucas Brussel en Gent de klemtoon op de vormgeving van complexe publieke interieurs. In navolging van het Charter dat uitgewerkt werd door de EAAE (European Association for Architectural Education) leggen zij in hun onderwijs de nadruk op ‘design activity’ en ‘designerly thinking’. De ontwerpstudio is dan ook de kernactiviteit van de opleiding interieur bij Sint-Lucas, en verbeelding is hierin een belangrijk aandachtspunt. De studio’s worden getrokken door architecten en kunstenaars met een eigen praktijk. Wat de relatie onderzoek – onderwijs betreft, kiest Sint-Lucas ervoor om te zoeken naar eigen ijkpunten voor mogelijke onderzoekspistes. Deze benadering krijgt vorm binnen de manier waarop ‘research by design’ door onderzoekers van Sint-Lucas wordt ingevuld. Vanaf de start van het nieuwe academiejaar in september 2013 maakt de opleiding interieur architectuur deel uit van de nieuwe Faculteit Architectuur van de Associatie KULeuven.5 De opleiding interieur architectuur bij Artesis (Antwerpen) is ingebed in een departement dat vijf complementaire opleidingen aanbiedt: naast interieur vormen de opleidingen architectuur, productontwikkeling, stedenbouw en ruimtelijke planning en monumenten- en landschapszorg één departement. Ook deze opleidingen verlaten in september 2013 de hogeschool en kantelen in in de Universiteit Antwerpen, waar een nieuwe faculteit Ontwerpwetenschappen wordt opgericht. Tegelijkertijd zal op dat moment nog een extra masteropleiding Conservatie & Restauratie


worden ingericht. In hun pedagogisch project stelt de opleiding interieur architectuur de ontwerpmatige invalshoek centraal, waarbij niet alleen gewaakt wordt over een evenwicht tussen theorie en praktijk maar waarbij ook de noden van de mens in de ruimte centraal staan.8, 9 De opleiding interieur architectuur bij Provinciale Hogeschool Limburg tenslotte, die vanaf het nieuwe academiejaar 2013 deel uitmaakt van de nieuwe faculteit Architectuur & Kunst van Universiteit Hasselt, wordt gekenmerkt door de doorgedreven thematisering: al van in de bacheloropleiding kunnen studenten via hoorcolleges en opdrachten in de ontwerpstudio kennismaken met vier domeinen die elk een facet van de interieur architectuur omvatten (wonen & meubel, scenografie, retail design, herbestemming) en die als rode draden doorheen de opleiding lopen. Door de keuze voor deze domeinen wil de opleiding inspelen op de toenemende complexiteit van de ontwerppraktijk waarmee de toekomstige interieur architecten geconfronteerd zullen worden. Deze domeinen zijn dan ook niet enkel aandachtspunten binnen het onderwijs, maar ook binnen het academisch onderzoek dat bij interieur architectuur gebeurt, wat reeds uitmondde in de eerste doctoraten in Vlaanderen in de architectuur: interieur architectuur. In de opleiding staat uiteraard ook het ontwerpen centraal, en dat vanuit een onderzoekende houding en in combinatie met aandacht voor technische, esthetische en communicatieve aspecten. Geïnspireerd op het Beaux-Artsonderwijs worden doorheen de verschillende jaren opleiding alle opleidingsonderdelen in toenemende mate en zo efficiënt mogelijk met elkaar geïntegreerd.5 Binnen de faculteit Bouwkunde van de TU Delft is er een leerstoel genaamd ‘Architctural Design / Interiors’, ook wel gekend als ‘Interiors, Buildings and Cities’. Sinds 1999 focust men hierin op het “publieke interieur”: de stad als een plaats waar waarden worden uitgedrukt door de manier waarop de stad is gemaakt en gebouwd, en door de manier waarop relaties tussen mensen inhoud krijgen. Deze visie geeft inhoud aan het onderzoek en onderwijs dat bij de TU Delft binnen interieur architectuur gebeurt: er wordt naar gestreefd om zulke publieke plekken of stedelijke contexten en de mensen die deze plekken

24

Studio: Interiorcity

gebruiken beter te begrijpen. Vanaf september 2013 gaat een nieuwe variant van start die vanuit de leerstoel wordt ontwikkeld: ‘The Architecture of the Interior’. Hierin zal gefocust worden op de studie van grote, complexe interieurs: plekken die belangrijk zijn voor ons, en representatief voor onze tijd.10 De Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam tenslotte staat internationaal bekend om haar eigenzinnige en autonome karakter. De masteropleidingen van de Rietveld Academie zijn ondergebracht binnen het Sandberg Instituut, dat momenteel vier masters aanbiedt: een master Autonome Beeldende Kunst, Vrije Vormgeving, Grafisch Ontwerp en een master Interieur architectuur. Vanuit de “basis” in het kunstonderwijs staat de Academie erom bekend om studenten regelmatig met andere kunstdisciplines te laten samenwerken. Studenten worden aangemoedigd om de raakvlakken tussen het ruimtelijk ontwerp en andere kunstvormen te onderzoeken en daarmee te experimenteren. Op de Academie is het uitgangspunt dat een opgave voor een ontwerpopdracht niet altijd een gebouw hoeft te zijn, maar wel “de ruimte”, nl. het ontwerpen, lezen, en bevragen van de ruimte. Dit noemen zij “de choreografie van de ruimte”, waarbij er bijzondere aandacht is voor het maken, het experiment, het beschouwen en het ervaren van de ruimte. Kernbegrippen zijn dan ook vakmanschap, zintuiglijkheid, materiaal, techniek, werkplaats, gereedschap, productie en het experiment daarmee.11 De kracht van samenwerking De metafoor van interieurscholen als partizanen, die strijden voor een gemeenschappelijk goed, heeft in het buitenland al inspirerende voorbeelden opgeleverd. Zo bundelden docenten en onderzoekers, actief in interieur onderwijs, enkele jaren geleden in Groot-Brittannië de krachten. Zij richtten ‘Interior Educators’ op, een organisatie die zich tot doel stelt om de belangen van interieurdocenten en –studenten te behartigen en te promoten. Ook in Nederland sloegen onderwijsinstellingen en verschillende partijen die vanuit de praktijk betrokken zijn bij de discipline van interieur architectuur enkele jaren geleden de handen in elkaar. Zij richtten “Het Platform

Workshop


Interieur architectuur” op. Vanuit dat kader formuleerden zij een voorstel om een tweejarige masteropleiding interieur architectuur in te richten ter vervollediging van de reeds bestaande vierjarige bacheloropleidingen interieur.8 Ons inspirerend op deze initiatieven, zetten wij eind oktober 2012 tijdens de ”Biennale Interieur” (Kortrijk) een samenwerking op tussen vertegenwoordigers en studenten van de interieur opleidingen in Vlaanderen (Sint-Lucas, Artesis en PHL) en enkele Nederlandse partners (Gerrit Rietveld Academie, Amsterdam en TU Delft). Hoewel het profiel van de verschillende instellingen die samenwerkten erg divers is, leverde de samenwerking inspirerende resultaten op. In de toekomst zetten we graag verder in op het bundelen van onze krachten. In navolging van onze Britse en Nederlandse collega’s lijkt het opzetten van een concreet netwerk van interieurdocenten en –onderzoekers opportuun, niet alleen vanuit inhoudelijk oogpunt, maar ook om onze belangen beter te kunnen behartigen naar de buitenwereld toe. Wat het inhoudelijke luik betreft, zou het organiseren en promoten van gemeenschappelijke initiatieven, zoals seminaries ter ondersteuning van interieur-onderzoek en / of theorievorming, een eerste concrete stap in dit verband kunnen zijn. Wat de communicatie naar de buitenwereld toe betreft, lijkt het zinvol om de krachten te bundelen om samen te pleiten voor een bescherming van de titel en het beroep van interieur architect.

25

Koenraad van Cleempoel

1 Brooker, G. & Stone, S. (Eds.) (2012). From organisation to decoration. An interiors reader. London & New York: Routledge. 2 Sanders, J. (2002). Curtain Wars. Architects, Decorators, and the 20thCentrury Domestic Interior. Harvard Design Magazine, Winter/Spring, p. 14-20. 3 Artesis (2011). Opleidingen interieur architectuur. Beleidsnota 2011-2016. Artesis, Antwerpen. 4 Artesis (2013). Conservatie-restauratie. Beschikbaar via http://www.artesis.be/ academie/conservatie-en-restauratie/ conservatie-en-restauratie.htm. 5 Boutsen, D. (Ed.) (2012). Good practices, best practices. Highlighting the compound idea of education, creativity, research and practice. Sint-Lucas Brussel, Gent. 6 Provinciale Hogeschool Limburg (2009). Bachelor in de interieur architectuur. Master in de interieur architectuur. Provinciale Hogeschool Limburg, Diepenbeek. 7 Platform Interieur architectuur (n.d.). Ruimte voor verdieping. Platform Interieur architectuur, Nederland. 8 Artesis (2011). Opleidingen interieur architectuur. Beleidsnota 2011-2016. Artesis, Antwerpen. 9 Artesis (2013). Conservatie-restauratie. Beschikbaar via http://www.artesis.be/ academie/conservatie-en-restauratie/ conservatie-en-restauratie.htm. 10 TU Delft (2013). The Chair of Architectural Design / Interiors. Beschikbaar via http:// www.tudelft-architecture.nl/chairs/ interiors. 11 Snel, H. (n.d.). We don’t do buildings we do space. Gerrit Rietveld Academie,


Inge Somers Karel Deckers

DE WORKSHOP 2012: INTERIEUR KORTRIJK VANUIT VIER PERSPECTIEVEN Gedurende de workshop werden een aantal thema’s onderzocht: – paradox van duurzaamheid – interieur architectuur als toe-eigening van de publieke ruimte – typologie van de beurs; de stad als beurs / de beurs als stad – het geheugen van de stad / cultuur van het maken

vastomlijnde opdracht. We willen ideeën aandragen die een kritische reflectie vormen op het fenomeen beurs, op de relatie met het vak van de ontwerper, op de cultuur van het design, het sterk consumptie gerichte aspect ervan... enzovoort.

De opdracht was voorafgaand niet vastomlijnd. In de eerste sessie op maandag namiddag hebben de studenten in groepen hun gedachten bepaald omtrent bovengenoemde onderwerpen. Op basis van deze reeks thema’s werd in groepsdiscussie een project afgebakend. Het uitgangspunt daarbij bleef de verhouding van de stad Kortrijk tegenover de beurs, maar door de vier thema’s krijgt die meer diepte en mogelijkheden. Ze dienen als handvat om interieur architectuur als ‘emerging discipline’ in de Lage Landen te versterken. Er wordt gestreefd naar een tastbare output die kan dienen als een opstap naar een volgende editie van Interieur Kortrijk. Maar deze doelstelling is een uitdaging, geen

26

Studio: Interiorcity

Workshop


Keuze van de thema’s De keuze om de thema’s “paradox van duurzaamheid”, “geheugen van de stad/ cultuur van het maken”, “de beurs en de stad – de stad als beurs/de beurs als stad” en ”Interieur architectuur als toe-eigening van de publieke ruimte” te onderzoeken, komt voort uit een affiniteit van de vijf deelnemende opleidingen met elk van deze onderzoeksthema’s. De vier thema’s leven blijkbaar sterk binnen de verschillende onderzoeks- en onderwijsinstituten TU Delft, Rietveld Academie Amsterdam, Sint-Lucas Gent-Brussel, Artesis Antwerpen en PH Limburg. Doorheen onderlinge gesprekken kwamen deze thema’s dan ook bijna spontaan naar boven. Verder bestaat er een impliciete en gemeenschappelijke wens van de verschillende deelnemende interieur opleidingen om samen te werken en te leren van elkaar. Deze internationale samenwerking is hiervoor de ideale hefboom. Verschillende attitudes binnen en tussen de respectievelijke instituten leveren stof tot een vruchtbare discussie en reflectie over thema’s die aanleiding kunnen geven tot verder gezamenlijke onderzoeksinitiatieven. Een derde reden is gebonden aan interieur architectuur als discipline. Deze vier genoemde thema’s zijn stuk voor stuk vraagstukken waar de interieurarchitect dagelijks mee geconfronteerd wordt en wellicht nog meer in de toekomst. Ze zijn allen relevant voor de discipline in evolutie. Het architectuuronderwijs kan (en moet) zijn geprivilegieerde positie gebruiken om bepaalde tendensen en gewoontes omtrent interieur architectuur in vraag te stellen.

Studenten aan het werk in het BudaLab

Meerwaarde voor Interieur Kortrijk Duurzaamheid blijft zonder twijfel een actueel maar geen eenduidig thema. In populaire media, wordt duurzaamheid vaak vernauwd tot een specifiek materiaalgebruik of toepassen van een welbepaalde techniek. Hierbij wordt duurzaamheid vaak gereduceerd tot een zuiver commerciële kwestie. Het kopen en verkopen van duurzame materialen als een teken van welstand en elementair fatsoen. Toch is er, naast de commerciële beweegredenen, ook de ethische vraagstelling met betrekking duurzame interieurs. Zo heeft een interieur de inherente capaciteit om leeg-

27

Inge Somers & Karel Deckers


Studenten aan het werk in het BudaLab

28

Studio: Interiorcity

Workshop


staande gebouwen een tweede leven te bieden. Deze capaciteit is tevens een graadmeter van duurzaamheid. In die zin is een duurzaam interieur niet alleen een vlot te verkopen product maar vooral een ethische noodzaak. Door duurzame materialen zinvol te (her) bruiken en door het (her)organiseren van bestaaande ruimtes, kan het InterieurKortrijk zich profileren eerder als een trendbepalend evenement. Met andere woorden, we stelden ons de vraag of InterieurKortrijk toonaangevend kan zijn in het stellen van kritische vragen eerder dan pasklare producten te promoten? Op het eerste zicht is toe-eigening wellicht de minst evidente keuze van alle thema’s om te onderzoeken. Toch zou je interieur architectuur kunnen zien als de discipline bij uitstek waarbinnen de toe-eignening van de ruimte plaatsvindt. Via het interieur eigent de gebruiker zich de reeds bestaande architectuur toe. Het werkterrein van de interieurarchitect speelt zich dus vooral af in wat er reeds is, in de architectuur van reeds bestaande ruimtes. De hedendaagse architectuur heeft van zijn kant blijkbaar een soort van verzadigingspunt bereikt : veel beschikbare bebouwbare open ruimte is er niet meer te vinden in Vlaanderen. Hier kan interieur architectuur zijn rol spelen van toe-eigenaar van bestaande architectuur. Toe-eigening door de interieurarchitect en de gebruikers impliceert een in bezit nemen van ruimte. Deze toe-eigening kan gebeuren door het volgen van ofwel door het overtreden van regels of normen terzake. Het is aan de interieurontwerper om een duidelijk standpunt in te nemen. Het is aan de gebruiker om zijn plaats op te eisen. Typologie van de beurs kan gekoppeld worden aan de uiterlijke verschijningsvorm van de beurs. De beurs als materële drager en oorsprong van Interieur Kortrijk waarin verleden en heden samenkomen en tevens een soort van hedendaagse marktplaats. Deze beurshal leidt uiterlijk een onrustig bestaan aan de rand van de stad. Ondanks de vele uiterlijke en interieure aanpassingen blijft het evenwel in wezen een groot warenhuis dat voorzien is op het (onder)handelen tussen leverancier en consumerende bezoeker. Ook blijft de grote fysieke en psychologische afstand ten aanzien van het historische centrum een zekere handicap voor andere bezoekers dan

29

degenen die met de wagen komen. De wens van de organisatoren om de band met de historische kern te herwaarderen is een poging die afstand te verkleinen en zo potentieel nieuwe bezoekers aan te boren. Daarom leek het voor ons interessant en aangewezen om typologie eerder te zien als een dynamisch proces niet alleen vanuit commerciële noden van handel drijven en verkopen maar vooral vanuit culturele motieven. Met andere woorden, we verstaan onder typologie niet in de eerste plaats als de typische en vaste vorm vastgelegd door architectuurhistorici. We begrijpen typologie vooral als een verschijningsvorm dat zich aanpast aan veranderingen qua mobiliteit, kennis van historische en hedendaagse ambachten en de aspiraties van jonge interieurontwerpers om te experimenteren en te onderzoeken. De keuze om het geheugen van de stad te onderzoeken komt voort uit een sterke nieuwsgierigheid om de stad Kortrijk onbevooroordeeld te lezen als een stad gegroeid uit lokale en traditionele ambachten en handel, als een voortvarend centrum van spitstechnologie en creativiteit. Interieur architectuur als maatschappelijk fenomeen is aldus niet los te zien van de historische en hedendaagse context. Hier is het perspectief historisch, in de alledaagse praktijk is deze context evenwel politiek/economisch, sociaal en cultureel. In dit gemeenschappelijk project van 3 Vlaamse en 2 Nederlandse onderwijsinstituten hadden we de privilege om zowel van buitenaf (vanuit Vlaanderen en Nederland naar Kortrijk) als van binnenuit naar de stad (vanaf Buda naar de periferie) te kijken. Bovendien konden we de stad op een unieke manier ervaren door er enkele dagen te verblijven. De bestaande spanningsvelden tussen het ‘oude’ en de ‘nieuwe’ geheugen van de stad, respectievelijk Buda en Beurs genereerden mogelijkheden om na te denken over het geheugen en de toekomst van de stad in het kader van Interieur Kortrijk.

Inge Somers & Karel Deckers


Saidja Heynickx Marjan Michels

‘IN EEN KAMER, IN EEN KAMER’ DE WORKSHOP ALS RITUEEL

30

Studio: Interiorcity

Workshop


De gebruiker staat steeds centraal bij interieur ontwerpen terwijl bij de stedelijke schaal ook andere parameters belangrijk worden. Kunnen we met studenten nadenken hoe ze de sfeer en beleving van de stad Kortrijk kunnen lezen, registreren en communiceren? Er zijn linken met het verleden – bv. textiel – maar evenzeer met de materialen waarmee een stad is opgebouwd, de textuur, kleur, akoestiek, ... kortom al de belevingselementen die in harmonie of disharmonie karakter en identiteit genereren. Het lijkt ons boeiend om te zien hoe interieur studenten beschikken over observatie-en analysemethodes – bv. Schetsen, foto’s, filmen eventueel gecombineerd met poëtische methodes zoals fictieve narratieven, tijdelijke installaties – om de subtiliteit van een buitenplek te pakken en eventueel te transformeren en vervolgens in een interieur te communiceren en te verwerken. In dit verband kunnen we o.a. verwijzen naar de strategieën en tactieken die Graeme Brooker en Sally Stone of Gordon Matta Clark voorstellen bij het herbestemmen van gebouwen en plekken. “Hoe kunnen plekken/gebouwen gelezen worden (historiek, context en omgeving, structuur, plan-doorsnede-perspectief-isometrie-schaalmodel, oude functie-nieuwe functie) en tot welke mogelijkheden leiden deze lezingen? Hoe kunnen we de stad bevragen door strategische toevoeging of afname?” Door groei en doorheen de constante stroom van dagdagelijkse rituelen verandert een stad en haar bewoners. Een stad is geen vast object dat onveranderlijk kan blijven zoals een preparaat dat op sterk water gezet, elke verandering weet te ontlopen. De gemeenschappelijke workshop midden in de stad met interieur studenten onderzocht de relatie tussen de tijdelijke en terugkerende interieurbeurs van Kortrijk en de permanente samenhang met de stad. Hoe kan je binnen die tegenstelling het tijdelijke confronteren met het permanente of juist verzoenen? Het percipiëren van en anticiperen op de permanente verandering van de stad Kortrijk als interieur architect is niet te vatten met slechts één bril. Verschillende kijkhoeken zijn nodig. Er wordt

31

altijd binnen een ‘kamer’ maar ook van uit een ‘kamer’ gekeken. In de workshop met de studenten kan je grosso modo drie posities met betrekking tot het ruimteperspectief van deze kamer onderscheiden: de ontwerper zelf in zijn of haar denkkamer, de letterlijk fysische ruimte van de stad met de beurs en als laatste: de groepsgeest doorheen discussie en consensus. Deze perspectieven kon je steeds traceren in verschillende varianten en gradaties binnen de deelgroepen van de workshop. Geheugen en tools Cees Nooteboom verhaalt in zijn roman Rituelen de notie van tijd en herinnering op een scherpe manier: ‘Herinnering is een hond die gaat liggen waar hij wil.’ De perceptie van je omgeving roept meer op dan enkel maar hetgeen je ziet. Wat je ziet wordt heel vaak gecombineerd met hetgeen je je al herinnert en krijgt daarom een plek in je gedachte. Een plek waar de hond kan gaan liggen. Naast het gekozen perspectief hebben alle aspecten van ervaring - en dus ook herinnering hun invloed op de uiteindelijke verwerking van de omgevingsprikkels en de problematiek rond een tijdelijke beurs in de stad. Belangrijk om vast te stellen is dat de actieradius van het denken over de beurs niet beperkt bleef tot de puur fysische omgeving ervan. Om de verschillende invalshoeken, aangevuld met een persoonlijk herinneringsparcours, gericht te kunnen bevatten, zijn er doorheen de workshop verschillende ‘tools’ gebruikt. Tools is dan een verzamelnaam van mogelijke hefbomen of nuttig denkgereedschap. Het opzet was om een aantal hulpmiddelen in te zetten om het denkproces te sturen. Een ontwerp ontstaat immers altijd eerst vanuit primaire ideeën, en losse gedachten. Deze ideeën worden dan concreet door het inzetten van ‘tools’ of ‘technieken om te denken’. Steiner (2008) beschrijft heel juist: ‘Een tool is een extensie van gedachten en ideeën, het heeft de dubbele functie van ze te ontleden en ze te communiceren.’ Op die manier wordt het resultaat voor een groot deel door een tool gedirigeerd. De mogelijkheden, beperkingen en vrijheden van een tool bepalen welke weg een idee opgaat. Een werk is dan niet alleen een uitwerking van een idee, maar tegelijkertijd is het

Saidja Heynickx & Marjan Michels


idee gekneed, gevormd en beïnvloed door wat de tool toelaat. Schrijven wordt tekst, schetsen wordt een communicatiebeeld en karton modelleren geeft vorm aan de maquette. Welke tools zijn tijdens de workshop ingezet en met welk resultaat? Er was een diverse aanpak met een bandbreedte van brainstorm tot lezing, van exploratief schetsen vanuit waarneming tot uitgevoerde visualisatie van de bedachte ingrepen. In eerste instantie is er de diversiteit van de groep studenten interieur architectuur. Elke persoon met een eigen achtergrond, specifieke opleiding en persoonlijke interesse was een bron van inspiratie voor de ander. De confrontatie van de eigen denkpistes met generatiegenoten werkte verhelderend. De eerste brainstormsessie waarmee de week werd ingezet, bracht de studenten tot een ‘groeps-mindset’ en een afbakening van onderwerpen. Elke gedachte was een schakel van het denkproces binnen de groep studenten en begeleidende docenten, op de specifieke plek van Kortrijk en binnen de vraagstelling van de workshop. Ideeën verweefden zich geleidelijk tot een eerste resultaat. De presentaties van Thomas Lommée en Saidja Heynickx, extra lagen op de tweede dag, gaven aanleiding tot een volgende en andere lezing van opgave en plek. De eerste groepsideeën werden bijgestuurd en gefilterd door nieuwe inzichten. Door de technieken of kijkwijze die naar voren werden gebracht, konden de studenten de stad en de beurs op een andere manier benaderen. Saidja Heynickx’ beschouwing bracht nieuwe inzichten over de ervaring met en de mogelijkheden van de observatieschets als inzichtelijk communicatiemiddel van ideeën. Door gericht de omgeving te schetsen wordt kijken inzien en begrijpen. De lezing van Thomas Lommée was een nuttig kanaal van input over de lego-logica van het maken binnen een open source systeem voor ontwerpers. Of over hoe een object toch nog generiek kan zijn. Deze presentaties dienden als inspiratievolle injectie van het gezamenlijke denkproces. In navolging van de lezing van Saidja Heynickx werd de stad geanalyseerd aan de hand van observatieschetsen. Op een systematische manier werden de groepen ingedeeld met telkens andere

32

Studio: Interiorcity

Workshop


focuspunten voor de exploratieve ontdekking via het schetsen. Elke groep schetste de site met een andere bril: beweging- en omgevingsschetsen van een ‘kamer’, detailschetsen van de ‘randen’ of snedeschetsen van ‘kamers’ en ‘randen’. Deze verschillende observatieschetsen zorgden voor een breed perspectief op de site en legden de overgangen, knelpunten en (on)mogelijkheden vast met de beurs als achtergrondscherm. In de resultaten van deze schets analyse van Kortrijk was de aanwezigheid van verschillende deelgebieden met een eigen karakter opvallend. Het Buda eiland in de oude stad, de rivier doorheen de stad en het industrieterrein met de expo buiten de stad hebben elk een rand. Uit de schetsen werd duidelijk dat de afstand soms erg klein is tussen de randen maar vaak ook een niemandsland. Het aftasten van deze randen met de observatieschets was een poging om vat te krijgen op de groeisituatie van Kortrijk. Na deze analyse bleek niet de beurshal met al de tijdelijke eilanden van standhouders maar de connectie met het echte Buda eiland een nuttige dwarssnede doorheen deze randen.

bekommernis als ontwerper. Het besef van deze perspectivische kijk op de kamer, het ruimteperspectief voorbij het louter object denken, kan één van de waardevolle richtsnoeren voor de interieur architect zijn. En dan wordt de workshop een echt ritueel.

Voorbij het object denken Het Buda eiland zelf, het water er rond, de dynamiek van de bezoekers en de ruimtelijkheid van het gebouw waren een extra prikkel voor het denken. De plek diende als instrument bij het maken van de dynamische scenario’s. Het tijdsverloop bij een workshop zorgt altijd voor een staat van paraatheid. De focus werd dan ook gerichter naarmate de deadline van presentatie naderde. Een interieur architect mag zich, zoals eerder gesteld, niet laten opsluiten tussen de letterlijk fysische wanden en objecten. Niet het eindresultaat op zich maar vooral de manier van aanpak van deze week kan daarom de discipline van interieur architectuur scherp stellen. Zonder dadelijk resultaatgericht te werken, werden op een zelfkritische wijze pistes onderzocht en voorstellen gedaan. Opvallend was dat deze studenten van generatie Y, ook wel echo boomers genoemd, zich zeer bewust zijn van de problematiek van het veranderende milieu en de impact van overconsumptie van design. Het designobject op zich, bijvoorbeeld de nieuwe stoel die gepresenteerd wordt op de beurs, is duidelijk niet hun hoofd-

33

Saidja Heynickx & Marjan Michels

Steiner, Dietmar. Preface. In Krasny, Elke, The force is in the mind: the making of architecture. Basel-Boston: Birkhäuser, 2008. Nooteboom, Cees. Rituelen: roman. Amsterdam: De Bezige Bij, 2009.


34

Studio: Interiorcity

Workshop


35


36

Studio: Interiorcity


CATALOGUS

37


THEMA 1 GEHEUGEN VAN DE STAD/ CULTUUR VAN HET MAKEN Omdat interieurarchitectuur vaak werkt rond aspecten van herbestemming, is er een bijzonder aanvoelen voor het geheugen van een plek. Deze ‘zachte waarden’ kunnen ook op de schaal van de stad, of zelfs vanuit de stadmetafoor toegepast worden. Kortrijk heeft verschillende soms tegengestelde gezichten: het is traditioneel een stad van vlasen linnennijverheid maar ook van hoogtechnologische industrie. Haar specifieke vormen van nijverheid ontstaan vanuit landschappelijke gegevens (water van de rivier), de specifieke ligging in een dichtbevolkt gebied op de kruising tussen twee taalgebieden van Europa. Deze industriële activiteiten kennen een grote historische continuïteit, en werken deels nog tot op de dag van vandaag door (textielindustrie, tapijtfabrieken, sterke aanwezigheid van familiebedrijven etc.). Kunnen deze ambachtelijke en hoogtechnologische activiteiten gekoppeld worden aan een cultuur van het maken en zijn er plekken in de stad waar deze gegevens tastbaar zijn, als geschiedenis en als actualiteit? Hoe komt hierin een

bepaald soort ambacht tot stand en hoe worden plaats, voorzieningen en mensen met elkaar verbonden?

38

Studio: Interiorcity

Studenten: Jolien Berg Sandy Bruns Masha Soetekouw Jeroen Vercruyssen

Catalogus


39


Presentatie van workshopresultaten in de Budafabriek op laatste workshopdag.

40

Studio: Interiorcity

Catalogus


Interview met studenten Roderick Trompert: Wat was jouw opvatting van het thema in relatie tot interieur voorafgaand aan de workshop? Jeroen Vercruyssen: Ik had als thema ‘Geheugen van de stad’ en dacht daarbij in eerste instantie aan de geschiedenis van de stad en de rol die het zou kunnen gespeeld hebben in interieurs. Waarom de beurs ooit in Kortrijk begonnen is, welke producten uit Kortrijk komen die in interieurs gebruikt worden, ... Masha Soetekouw: Het geheugen van de stad, iets wat de Kortrijkzanen blijven herinneren van de beurs, iets wat de bezoekers van de beurs blijven herinneren. Roderick: Waar liggen naar jouw idee de uitdagingen voor dit thema en Interieur Kortrijk in de toekomst? Jeroen: Die punten waar Kortrijk een rol gespeeld heeft bij het interieur naar buiten brengen in de stad en proberen die voor een ruim publiek duidelijk te maken. Masha: Ze willen heel graag de beurs en de stad wat meer verweven. Hoe zou je iets kunnen ontwikkelen wat Kortrijk zelf (de Kortrijkzanen) en ook de beursbezoekers en standhouders blijven herinneren. Roderick: Hoe is je opvatting over dit thema veranderd na je bezoek aan de beurs? Jeroen: Zeer weinig. Op de beurs was er eigenlijk niets te merken van de stad Kortrijk, laat staan het geheugen van de stad. Masha: Eigenlijk niet veel, alleen meer bevestigd. Sandy Bruns: Dat de interieurbeurs in Kortrijk niet de enige beurs is die weinig connectie heeft met de stad waarin de beurs plaatsvindt.

41

Roderick: Hoe zijn jullie met de groep tot een ontwerpoplossing gekomen voor dit thema? Beschrijf kort het proces. Jeroen: We merkten op dat weinig mensen van op de beurs echt naar de stad trekken. De mensen die dit doen, kunnen gebruik maken van de taxidienst. Doordat de ramen in de taxi’s bekleed waren met een roze folie, veranderde het beeld naar buiten een beetje. We wilden hier op inspelen en in de stad, langsheen het parcours dat de taxi’s afleggen, enkele ingrepen doen die vanuit de taxi zichtbaar worden. Door de kleurfilter en de positie in de wagen, zouden geschiedkundige afbeeldingen zichtbaar worden doorheen de stad. Roderick: Wat is jullie eindproduct geworden? Licht beknopt het ontwerp toe. Jeroen: We ontdekten dat Kortrijk een weefstad was/is. Het weven of producten die eruit ontstaan, kunnen zeker in een interieur gebracht worden. Dat was voor ons één link naar het geheugen van de stad. Wat we dan gedaan hebben is afbeeldingen gezocht die de geschiedenis van het weven weergeven en die voor de stad Kortrijk ook belangrijk geweest zijn. Die afbeeldingen zouden dan herleid worden naar een lijntekening. Door gebruik te maken van de taxidienst, zou de afbeelding zichtbaar moeten worden enkel vanuit de wagen (of ook als je op die plaats wandelt). Vanuit dat punt wordt een object zichtbaar als een tekening, maar als je gewoon over een plein loopt of vanuit een andere positie kijkt, zijn het gewoon lijnen op de grond, in de lucht, op gevels, ... Masha: Ons eindproduct is een installatie geworden die als een soort anamorphose alleen vanuit de pendel (Audi’s in dit geval) gezien kunnen worden als geheel. Hierbij zie je vanuit een ander standpunt een ander aanzicht die weer de interesse kan wekken van de Kortrijkzanen.


THEMA 2 PARADOX VAN DUURZAAMHEID Ieder onderdeel van de beurs heeft een levensduur, die vaak -te- kort is. Er is een paradox: het efemere hoort bij de beurs, maar de constructievormen worden wel steeds spectaculairder en vragen ook steeds meer materiaal en energie. Is er een vorm van ontwerpen mogelijk die de materiaalresten intelligent hergebruikt? Welke esthetiek ontstaat vanuit een dergelijke werkwijze? Wat is de verborgen geschiedenis van een beurs als interieur? Wat is de contravorm van de beurs nl de restproducten? Kunnen we een alternatieve materialen tentoonstelling maken die ook de ecologische voetprint van materialen maken? Zouden we moeten denken aan een hergebruik van weggegooide beursmaterialen? Is het wenselijk om een installatie te maken die groeit doorheen de jaren (en die niet wordt weggegooid na de beurs)? Veel van de scenografische opstellingen tijdens de beurs worden inderdaad weggesmeten, terwijl ze enkele dagen ervoor net dienden om een boodschap van duurzaamheid te communiceren. Die semiotische spanning is interessant.

Het concept duurzaamheid is theoretisch onderontwikkeld maar interieurarchitectuur heeft zeker een stem in dit debat (zie bijvoorbeeld het principiele hergebruik van materialen door het Brusselse collectief Rotor). Wij werken immers vaak meer vanuit tijdelijke kader (1-5- 10-20.... jaar). In een stad werkt men duidelijk met een ander tijdsperspectief. Studenten interieurarchitectuur zouden kunnen nadenken over dit maatschappelijk gegeven, zowel vanuit de vervuiling van de beurs – zeer korte termijn – als vanuit stedelijke ontwikkeling – zeer lange termijn.

42

Studio: Interiorcity

Studenten: Carmen van Bel Jonas van Put Isy van Houtven Julie Cassier Ruth Poppe Elien Driessen Lou Krabshuis Carolin Raber Maud Vandersmissen

Catalogus


afval team duurzaamheid

team duurzaamheid

team duurzaamheid

team duurzaamheid

team duurzaamheid

43

PLATFORM


Interview met studenten Roderick Trompert: Wat was jouw opvatting van het thema in relatie tot interieur voorafgaand aan de workshop? Carmen van Bel: Duurzaamheid is een begrip dat de laatste tien jaar enorm aan belang heeft gewonnen. Waar het vroeger meer als een bonus bij een ontwerp werd gezien, is het nu een van de belangrijkste verkooppunten van design geworden. De koper wil niet alleen waar voor zijn geld maar ook een maatschappelijk verantwoord product. Verspilling wordt niet meer getolereerd. Duurzaamheid wordt veelal geassocieerd met een doe-het-zelf verhaal, maar zeker in de laatste 5 jaar tonen verschillende ontwerpers aan dat men niet moet inboeten aan vormgeving om een duurzaam product te vervaardigen. In onze ontwerp-ateliers wordt er niet heel veel nadruk gelegd op duurzaamheid. Dit is meer iets wat wij als student zelf meer en meer integreren in onze projecten. Isy van Houtven: Het thema duurzaamheid opgelegd door de beurs is eigelijk ironisch aangezien er aan een beurs weinig duurzaamheid is. Duurzaamheid is een term die we steeds meer en meer horen maar die eigelijk redelijk vaag is. Roderick: Waar liggen naar jouw idee de uitdagingen voor dit thema en Interieur Kortrijk in de toekomst? Isy: De beurs verspilt zeer veel materiaal. Het zal voor hen een grote uitdaging zijn om dit op alle vlakken terug te dringen. Zowel voor de opbouw van de stands als de reclame van de standhouders en de beurs zelf. Jonas van Put: Duurzaamheid is een globaal begrip geworden dat voor deze tijdelijke gebeurtenissen meer aandacht moet krijgen. Het ‘tijdelijke’ van de interieurbiennale zorgt achteraf voor een enorme afvalberg, dan denk ik aan; vierkante meters tapijt, op

44

Studio: Interiorcity

maat gemaakte sokkels, liters verf, transportbescherming, meer dan de helft van de stands zelf... Ook het transport van de beursstands en producten, het vervoer in de stad door brandstofslurpende Audi’s e.d. De uitdaging voor de toekomst is om op een verantwoordde manier om te gaan met het afval door recyclage, groen transport, ... Roderick: Hoe is je opvatting over dit thema veranderd na je bezoek aan de beurs? Isy: Duurzaamheid heeft niet enkel te maken met de materialen die men gebruikt, het gaat er ook om of deze gebruikt worden voor eenmalig gebruik of niet. Lou Krabshuis: Een beurs is niet zomaar te verduurzamen. Standhouders zijn er om zaken te doen en willen een goede indruk maken. Duurzaamheid komt vaak als laatst. Als beurs is het daarom moeilijk in zijn geheel te verduurzamen. Roderick: Hoe zijn jullie met de groep tot een ontwerpoplossing gekomen voor dit thema? Beschrijf kort het proces. Isy: We hadden het gevoel dat de beurs zelf op korte termijn niet onmiddellijk te veranderen valt aangezien de stands per bedrijf gemaakt worden en dergelijke, daarom hebben we ons gefocust op de presentatie in de Buda-fabriek. Hier viel het ons op dat alle jonge, nieuwe ontwerpers daar een op maat gemaakt platform werd gegeven vanwege de beurs. Hierdoor zijn we op het idee gekomen om zowel letterlijk als figuurlijk een duurzaam platform te bieden voor jonge ontwerpers. Dit bestond uit schakelbare modules die tot een platform of beursstand kunnen geschakeld worden. En waarvan jonge ontwerpers gebruik kunnen maken. Na de beurs worden deze ook in de loop van het jaar verhuurd zodat zij hier zelf geen zware investeringen voor moeten doen. Jonas: We hebben getracht te onderzoeken hoe het begrip duurzaamheid op een

Catalogus


correcte manier te linken aan de Interieur biënnale. We hebben gewerkt rond thema’s die voor ons voor verbetering vatbaar waren: verplaatsing, voorafgaande reclame, op maat gemaakte stands, tijdelijkheid, meer gebruik van digitale reclame, informatieve stands/folders en afval van de beurs. Roderick: Wat is jullie eindproduct geworden? Licht beknopt het ontwerp toe. Carmen: Wij ontwierpen een box waarop startende ontwerpers hun creaties kunnen exposeren. Na de expositie mogen zij 1 box opvullen met hun ontwerpproces. Op deze manier wordt een cultureel erfgoed ontwikkeld. Onze hoop is dat deze box nieuwe startmogelijkheden creëert en er zo een samenhorigheid ontstaat tussen de verschillende ontwerpers. De box zal het boegbeeld worden van jong en opkomend talent. Niet alleen tijdens de beurs, maar het hele jaar door. Isy: Het is een schakelbare module die tot podia, muren, beursstands en dergelijke kunnen omgevormd worden.

45


THEMA 3 DE BEURS EN DE STAD De kermis en de beurs zijn aan elkaar gerelateerd en hebben een eigen geschiedenis, sinds de middeleeuwen tot op heden. Met ook een eigen architectuur en betekenis voor de architectuur (zie bv Foire St Germain of het Crystal Palace ontworpen door de tuinman Paxton). Wat is het statuut van dit soort tijdelijke stad? Kunnen vanuit de kennis van het functioneren specifieke stedelijke ruimten ontstaan die deze situatie benaderen, of blijft het om simulaties gaan? Welke rol speelt het ontwerpen van interieurs daarin? “Typologie van de beurs”, is een thema dat uitermate geschikt is voor de wisselwerking/ spanning van beurs – stad. Vroeger was de publiek marktplaats (agora) de plaats van handelen en tevens het centrum van de stad. Nu wordt de beurs buiten de stad georganiseerd. De strategische ingrepen van Kersten Geers en David van Severen in 2006 en van Christian Kieckens in 2000 spelen op de vraag naar coherentie, uitbreidbaarheid en leesbaarheid van een beurshall via architecturale ingrepen zoals een rambla (Kieckens) en een subtiele ommuring

in de vorm van een gallerij. (KGDS) Hoe staat de interieurarchitect ten aanzien van deze evolutie? Is integratie met het bestaande stedelijk weefsel gewenst of niet? Hoe gaan we om met ‘gesimuleerde’ stedelijkheid? Hoe kunnen we, als interieurontwerpers, de beurs laten aansluiten met/ integreren in de stad? Hoe kunnen die onderlinge verwijzingen vorm gegeven worden? Hoe gaan we om met nieuwe typologieën, die de oudere in vraag stellen?

46

Studio: Interiorcity

Studenten: Niels Dujourie Sarah Stevens Hinke Majoor Roderick Trompert Sofie Perneel Michiel Vermeersch

Catalogus


Stad als INTERIEUR Budalab

TYPOLOGIE

Wat is beurs? Wat is stad? Wat is Interieur? Waar vinden ontmoetingen plaats? Eén week lang is Kortrijk gastheer voor een interieurbeleving waarbij het stedelijk weefsel het ‘nieuwe’ kader vormt voor Interieur 2014. Bewoners, bedrijven en producenten, ontwerpers en bezoekers ontmoeten elkaar in en rondom Kortrijk. Spontaniteit, creativiteit en innovatie nemen de bovenhand in hun samenwerking. De bewoners stellen hun faciliteiten ter beschikking voor het presenteren van nieuwe concepten, de organisatie van workshops en het interieur ‘an-sich’. Als beloning voor hun gastvrijheid en inzet wordt onderling een overeenkomst gesloten.

Provinciale Hogeschool Limburg Niels Dujourie Sarah Stevens

TYPOLOGIE

beurshal » stand » object

straat » ruimte » object

de beurshal als stad

de stad als beurs

Stad zal fungeren als beurs, woning als stand, straat als atelier, markt als rustzone, water als feestaangelegenheid, school als verblijf.

Technische Universiteit Delft Hinke Majoor Roderick Trompert

Binnen dit concept vervagen overgangen van leven en tentoonstellen en wordt alles één geheel. Het principegrid van een beurs wordt overgedragen aan het stedelijke weefsel. Bedrijven en Kortrijkzanen tonen gezamenlijk hun stad, het leven en het product.

Sint Lucas Gent Sofie Perneel Hogeschool Artesis Antwerpen Michiel Vermeersch

Stad als INTERIEUR

Stad als INTERIEUR

TYPOLOGIE

TYPOLOGIE

Budalab

Stad als INTERIEUR Budalab

TYPOLOGIE

47

Stad als INTERIEUR Budalab

Biënnale Interieur Kortrijk 2014.

Budalab


Interview met de studenten Roderick Trompert: Wat was jouw opvatting van het thema in relatie tot interieur voorafgaand aan de workshop? Hinke Majoor: ‘De typologie van de beurs’ was voor mij een thema wat ik zeer ruim interpreteerde. De beurs als typologie die ver terug gaat in de tijd. Niels Dujourie: Voorafgaand hieraan had ik al wel bepaalde ideeën wat je als bezoeker/ ontwerper kan en mag verwachten op een beurs. Dat wil zeggen: een antwoord op een verlangen naar inspiratie en inzicht in de vernieuwingen van het moment. Een beurs moet zich hieraan dus iedere keer aanpassen. Dat alles mag wat mij betreft echter nooit los staan van de context, omgeving en situaties waarin de beurs zich bevindt.

Presentatie van workshopresultaten in de Budafabriek op laatste workshopdag.

Roderick: Waar liggen naar jouw idee de uitdagingen voor dit thema en Interieur Kortrijk in de toekomst? Hinke: Ik denk dat het elke editie opnieuw de vraag moet zijn voor wat voor type opbouw van de beurs gekozen wordt. Zowel op grote schaal in de stad als binnen het beursgebouw. De huidige ontwikkeling van het verplaatsen van de beurs naar de stad vind ik een zeer interessante, een aanpak die ook ons project verder probeerde te onderzoeken. Wat als de beurs volledig onderdeel wordt van de stad, en de stad van de beurs? Wat als de bewoners van de stad zowel door hun eigen straat lopen als door de beurs, als hun huizen bewoond worden maar tevens als showroom functioneren? Niels: Een belangrijke uitdaging zal zijn hoe we een aantal klemtonen van binnen het Beursgebouw overbrengen naar de stad rondom. Op deze manier krijgt de stad zelf een belangrijkere functie binnen de beleving. En, de bezoekers zullen ook veel meer de stad intrekken. Een tweede uitdaging zal zijn om de bewoners van de stad sterker te

48

Studio: Interiorcity

Catalogus


betrekken bij Interieur Kortrijk. Hoe sterker de participatie van de bewoners, hoe dynamischer en meer inspirerend voor de bezoekers. Interieurs of elementen van dit interieur zijn ontworpen voor mensen, het is dan ook veel boeiender als het ook tussen de mensen getoond en beleefd kan worden. Roderick: Hoe is je opvatting over dit thema veranderd na je bezoek aan de beurs? Niels: Deze opvattingen zijn alleen maar sterker geworden. Dit neemt niet weg dat je tijdens zo’n beursbezoek het belang van een beursgebouw kan ervaren. Het opbouwen en draaiende houden van Interieur Kortrijk is een aanzienlijke logistieke en financiële operatie. Een verdere uitgroei naar de stad moet dan ook deel uitmaken van een goed doordacht plan. Sarah Stevens: Na mijn bezoek aan Interieur Kortrijk ben ik tot de conclusie gekomen dat de versmelting van het stadsgegeven in de beurs nog wel beter aangepakt kan worden. De oplossing van de shuttledienst is al een zeer goed begin. Wat er allemaal te doen is in de stad zou beter aangekondigd kunnen worden. Tevens zouden er misschien wat grotere evenementen georganiseerd kunnen worden in de binnenstad zodat hier volk op af komt en deze in de stad blijven hangen. K in Kortrijk zou hier een mooie plaats voor zijn bijvoorbeeld. Roderick: Hoe zijn jullie met de groep tot een ontwerpoplossing gekomen voor dit thema? Beschrijf kort het proces. Michiel Vermeersch: Door gezamenlijk te reflecteren en te discussiëren over de mogelijkheden die zijn weggelegd voor dit thema. Wat de stad Kortrijk te bieden heeft en waar het te kort schiet. Sarah: We zijn eerst begonnen met de analyse van het gegeven “stad als beurs_beurs als stad”. Hieruit konden we concluderen

49

dat het concept wel aanwezig was maar dat het nog sterker naar de voorgrond mocht treden. Hierdoor zijn we met het idee gekomen om de beurs in de hallen af te schaffen en het volledige gegeven te implementeren in de binnenstad van Kortijk. Zodanig dat dit versmelt tot één geheel. Dit waarin het Budaeiland centraal staat en er dus ook activiteiten kunnen doorgaan zoals dit jaar al het geval was. Roderick: Wat is jullie eindproduct geworden? Licht beknopt het ontwerp toe. Hinke: Een belangrijk vraagstuk was op wat voor manier we de beurs konden verbinden met de stad. In welke mate kan de Interieur Bienale plaats vinden in Kortrijk in plaats van in een beursgebouw? We hebben dit vraagstuk beantwoord door een zeer sterke verbinding te ontwerpen. Een verbinding die in de levens van de bewoners ingrijpt, zij en hun huizen worden onderdeel van de beurs. Interieur wordt exterieur en de straat wordt een binnenruimte, een woonkamer. Michiel: Een skyline-overview met een potentiële invulling voor een nieuw stedelijk beurs verhaal, waarbij publieke ruimten (pleinen, gebouwen, overdekkingen,...) gebruikt worden. Door de ruimten heen wordt een verhaal gecreëerd waarin een tijdverloop (ochtend-middag-avond) werd geïmplementeerd. Niels: Het eindproduct is een illustratieve doorsnede van de stad Kortrijk. Hierop is een tijdsverloop van 24u te zien waarin verschillende scenario’s & concepten te zien zijn die tijdens de workshop week zijn uitgedacht en ontworpen.


THEMA 4 ARCHITECTUUR ALS TOEËIGENING VAN DE PUBLIEKE RUIMTE Een reeks van hedendaagse architectuur-ingrepen (o.a. een winkel en wooncentrum K ontworpen door Robbrecht en Daem, begraafplaats van Secchi en Vignola, Tack toren en de universiteitscampus Kulak Van Beel-Achtergael, uitzendcentrum van Cepezed, e.a.) bieden een antwoord op de vraag naar kwalitatieve publieke ruimte in Kortrijk. Ze leggen de nadruk op een bouwbare uitbreiding van de stad. Zijn er nog immateriële vormen van architectuur die niet per se bouwbaar zijn?Zijn er ook ingrepen in de openbare ruimte, of tijdelijke installaties die een uitbreiding van de publieke ruimte mogelijk maken? We denken bijvoorbeeld aan de ‘Fresh Air’ (1972) van Gordon Matta Clark of de anti-architecturale installaties van Jimmie Durham (‘Arc de Triomphe for Personal Use’). Hoe staan deze ingrepen in verhouding tot de ‘tijdelijke’ stedelijkheid van de beurs? Vermits de interieurontwerper vaak gedefinieerd wordt als de intermediair tussen de gebouwde omgeving en (de noden en wensen van) de individuele gebruiker, lijkt het ons interessant om te bevragen wat de

interieurontwerper kan betekenen in die publieke ruimte, op welke manier wordt de publieke ruimte toegeëigend door de (individuele) gebruiker en wat kan de bijdrage zijn van de interieurontwerper. Hoe kunnen we de spanning tussen het collectieve (ruimte dat behoort aan meerderen) en het individuele (introspectieve ruimte) onderzoeken?

50

Studio: Interiorcity

Studenten: Cathinca Arfman Jessy van Durne Alain Rammeloo Debby Sledsens Dafni Evangelou Saba Golcher Lisa Desaever Nathalie Pereira

Catalogus


TOE EIGENING

TOE EIGENING

TEMPTED BY BOUNDARIES

TOE EIGENING

Cathinca Arfman Lisa Desaever Jessy van Durme Dafni Evangelou Saba Golchehr Nathalie Pereira Alain Rammeloo Debbie Sledsens

TOE EIGENING

51

TOE EIGENING

Utopian Fair A place created by atmospheres in a moving landscape. People are able to use, to test, to occupy, to take, to breathe, to explore, to feel, to touch, to see space and object. They use their senses to experience design through interaction. By giving them this opportunity of experience, people come closer to the object and are tempted by the boundaries of exploration.


Interview met de studenten Roderick Trompert: Wat was jouw opvatting van het thema in relatie tot interieur voorafgaand aan de workshop? Cathinca Arfman: Voorafgaand aan de workshop zag ik toe-eigening als een vorm van iets ‘eigen’ maken, een hechtere relatie met iets opbouwen, iets leren begrijpen en ergens mee vertrouwd raken. Nathalie Pereira: Toe-eigenen is een begrip dat in relatie tot interieur heel belangrijk is, maar wel vaak vergeten wordt. Het is namelijk een begrip dat niet tastbaar is. Er bestaan geen voorafgaande regels voor, maar het zijn eerder onzichtbare wetten die vreemd genoeg door een grote groep personen worden toegepast. Voor de workshop stond ik er vaak niet bij stil hoe belangrijk het is om met dit rekening te houden in je ontwerp.

Presentatie van workshopresultaten in de Budafabriek op laatste workshopdag.

Roderick: Waar liggen naar jouw idee de uitdagingen voor dit thema en Interieur Kortrijk in de toekomst? Jessy van Durne: We moeten veel meer belang gaan hechten aan het individu, en de persoonlijkheid. Iedereen wilt zicht persoonlijk aangesproken voelen en zich als unicum benaderd voelen. Maar wil in de andere richting ook zichzelf persoonlijk kunnen uiten, zelf beleven en vereenzelvigen. Vandaar denk ik dat Interieur Kortrijk wel kan inspelen op deze persoonlijke aanpak. Wanneer iets een persoonlijkheid heeft zullen we het minder snel vergeten. Dus wanneer een beurs als Interieur Kortrijk een persoonlijke beleving wordt zal de bezoeker zich een emotioneel geladen band aanmeten met de beurs, het object en het merk. Nathalie: In een beurs worden de objecten vaak gepresenteerd op een verhoging of staat er een aanduiding bij dat je het voorwerp niet mag aanraken. Dit zorgt ervoor

52

Studio: Interiorcity

Catalogus


dat je niet echt een band kan krijgen met het voorwerp of dat je het ervaren voor je aankoop. Het koopgedrag van de bezoekers van de beurs zou heel anders zijn als ze de objecten een klein beetje mochten toe-eigenen. De grenzen in een beurs zouden volgens mij dus heel wat minder aanwezig mogen zijn, zodat de bezoeker zijn potentiële aankoop op voorhand wat meer ervaart. Roderick: Hoe is je opvatting over dit thema veranderd na je bezoek aan de beurs? Jessy: Door het bezoek aan de beurs zijn we meer specifiek gaan nadenken over de relatie van de bezoeker tot de beurs en de benadering tussen beide. Hoe benaderen de bezoekers de voorgestelde objecten, stands, en omgekeerd. Zo is het dat de standhouders zich een plek op de beurs toe-eigenen door deze in te kleden met hun persoonlijke beeld/ sfeer. Maar waar er weinig ruimte is voor de bezoeker om zich te vereenzelvigen met de stands op zich omdat deze alle een zekere drempel hebben, waardoor de afstand tussen object en bezoeker meestal zeer groot is. Lisa Desaever: Mensen hebben een individuele mening maar uiten deze op een geconditioneerde manier. De beurs zou de mogelijkheid kunnen bieden om deze individuele mening te spiegelen aan een collectief statement. Door dit te doen gaan mensen zich vragen stellen bij dit collectief statement en gaan ze zich de beurs op een hun eigen manier toe-eigenen en alsook hun mening uiten. Roderick: Hoe zijn jullie met de groep tot een ontwerpoplossing gekomen voor dit thema? Beschrijf kort het proces. Alain Rammeloo: Door de beurs volledig te gaan ontleden, vanuit het oogpunt van toe-eigening merkten we vele dingen op. De drempelvrees van vele bezoekers, het overweldigende overkomen van verschillen-

53

de stands, en tot onze grote frustratie vele zitmeubelen en stoelen die letterlijk onbereikbaar stonden of met het bijschrift ‘niet aanraken’... Dit was de spijker op de kop. Door deze vaststellingen beslisten we een abstracte installatie te maken die exact dàt zou weergeven. Lisa: Wij zijn vooral gaan kijken naar manieren waarop mensen een onbekende stad toe-eigenen en hoe ze zich binnen dit onbekende interieur gedragen. Hetgeen wat volgens ons ontbrak waren duidelijke oriëntatie punten: landmarks. Alsook de mogelijkheid om de meubelen en objecten op een individuele en persoonlijke manier toe te eigenen en uit te proberen. De beurs mist de mogelijkheid om de aanwezige objecten te beleven. Roderick: Wat is jullie eindproduct geworden? Licht beknopt het ontwerp toe. Alain: De installatie die we maakten geeft abstract de onbereikbaarheid van de stoel weer, versus de stoel die wel openstaat voor toe-eigening. De onbereikbare stoel staat op een opeenstapeling van houten elementen (die het podium zouden kunnen voorstellen) op een zodanige hoogte dat bezoekers er niet aankunnen. Bovendien is hij nog eens volledig door touw omspannen, om die onbereikbaarheid te benadrukken. De tweede stoel staat ernaast, op een vloer die met hetzelfde touw bekleed is. Hij nodigt wel uit tot toe-eigening doordat hij gewoon zichzelf is. Lisa: Als eindproduct hebben wij een installatie gebouwd die een mening uit over hoe design op de beurs gepresenteerd en ervaren wordt. Vaak wordt design op een sokkel geplaatst waardoor het letterlijk en figuurlijk niet meer uitgetest en beleefd kan worden. Laat persoonlijke en individuele toe-eigening toe en haal deze drempel weg.


Christoph Grafe tijdens de presentatie van de workshopresultaten in de Budafabriek.

54

Studio: Interiorcity


REFLECTIE

55


REFLECTIE: INTERVIEW MET DE STUDENTEN Artesis Hogeschool Antwerpen: Cathinca Arfman Carmen van Bel Jessy van Durne Isy van Houtven Jonas van Put Alain Rammeloo Debby Sledsens Michiel Vermeersch PHL Hasselt: Elien Driessen Niels Dujourie Nathalie Pereira Sarah Stevens Jeroen Vercruyssen

Sint Lucas Gent: Julie Cassier Lisa Desaever Sofie Perneel Ruth Poppe TU Delft: Jolien Berg Dafni Evangelou Saba Golcher Lou Krabshuis Hinke Majoor Roderick Trompert

Rietveld Academie: Sandy Bruns Carolin Raber Masha Soetekouw

56

Studio: Interiorcity

Reflectie


Roderick Trompert: Op dinsdag heb je de kans gehad om delen van de stad Kortrijk te verkennen. Hoe was je beleving van de beurs in het stedelijk interieur? Lisa Desaever: De roze kleur van de beurs was zichtbaar aanwezig in de stad. Desondanks mocht deze roze kleur nog duidelijker aanwezig zijn bijvoorbeeld in de vorm van een pad of route dat je kan volgen om van de beurs tot in de buda fabriek te raken, alsook deelnemende zaken die verspreid over de stad liggen nog kenbaarder te maken. De grote roze stoel op de markt van Kortrijk vond ik persoonlijk een minder geslaagd gegeven. Het duidt op een oppervlakkige benadering van de beurs in de stad. Het stadsleven ging z’n gangetje, er ontstond geen echte interactie tussen de beurs en de inwoners van Kortrijk. Cathinca Arfman: Het viel vooral op dat de shuttle-dienst, Audi’s met reclame van de beurs, overal in Kortrijk rond reden. Maar desondanks vond ik dat Interieur 2012 op een bescheiden manier Kortrijk zelf had ingepalmd: slechts hier en daar waren herkenningspunten van Interieur te zien. Het verschil tussen de bewoners van de stad en de bezoekers van de beurs was ook erg duidelijk. Het zou interessant zijn wanneer de bewoners meer betrokken worden in het hele gebeuren van de beurs. Jessy van Durne: Er was duidelijke merkbaar dat er vanuit de beurs een link gemaakt werd met de stedelijke context van Kortrijk. Men probeerde een beeld van de beurs te geven of de bezoeker en bewoner van Kortrijk duidelijk maken dat de beurs aanwezig was in de stad. Hoewel dit naar mijn mening niet echt concreet naar voren kwam. Het waren eerder losse elementen die weinig onderlinge verbanden hadden (enkel op de kleur na). Wat ik hierbij miste was dat deze ingrepen in de stad geen verhaal vertelden, of geen of weinig nieuwsgierigheid opwekte van de onwetende passant.

57

Saba Golcher: De beurs was nogal verspreid in de stad. De relatie tussen de verschillende onderdelen waren in eerste instantie niet heel duidelijk. Met een plattegrond van de beurs was het beter mogelijk de verschillende onderdelen te vinden in de stad. Vooral voor de routing in de stad voor voetgangers liggen nog veel kansen. Roderick: Op woensdag heb je de beurs bezocht. Bij deze editie was er een ‘stedelijk weefsel’ in het interieur geïntroduceerd. Hoe heb je het interieur van het beursgebouw ervaren? Alain Rammeloo: In theorie lijkt het een heel interessant idee, maar in praktijk heb ik de structuur en opbouw van de beurs als chaotisch ervaren. Gangen liepen door elkaar heen en de diagonale circulatielijnen maken de beurs dynamisch, maar tegelijkertijd ook chaotisch. De meeste mensen zoeken naar een structuur om een beurs van dit kaliber te bezoeken zonder stands over te slaan. Het stedelijk weefsel zorgde regelmatig voor desoriëntatie. Debby Sledsens: Er was gebruik gemaakt van verschillende lanen en straten waarlangs allerlei standjes stonden. Zo werd de indeling speelser en minder stijf dan haaks op elkaar liggende wandelpaden. Deze ontwerpmethode was merkbaar wanneer je erdoor liep. Een minpunt was dat er alleen van bovenaf (vogelperspectief) naar de stad kortrijk was gekeken. Het zou goed zijn geweest wanneer men tijdens het wandelen door de beurs op een paar herkenningspunten (van de stad Kortrijk) zou stuiten. Hiermee bedoel ik dat er ook vanuit kikvorsperspectief had moeten worden ontworpen. Isy van Houtven: De beurs opbouwen zoals een stad zorgde voor een onduidelijke structuur, delen werden overgeslagen of dubbel gedaan. Er was weinig overzicht in de structuur. De aankleding en de sfeer waren wel positief.


Niels Dujourie: De introductie van dit “stedelijk grid� in de beurs heeft bij mij gemengde gevoelens achtergelaten. Enerzijds maakt het de beurs verrassender en is er ineens sprake van een sterkere, eigen identiteit. Anderzijds was dit stedelijke gegeven vaak al te opdringerig, zelfs chaotisch vertaald. Dit ging dan ten koste van de producten en de verschillende stands. Roderick: Hoe onderscheidde jouw werkwijze zich van de werkwijze van de andere studenten uit de groep (van de andere opleidingen)? Jessy: Heel grote verschillen tussen de werkwijze waren niet opvallend, wel was het duidelijk dat samenwerken met verschillende mensen die elk een andere achtergrond en ervaring hebben, erg verrijkend kan werken. Je stelt je eigen denkwijze en technieken in vraag en krijgt een kritischere kijk op de beslissingen die in groep genomen worden. Jonas van Put: De meer technisch geschoolden zoeken snel naar specifieke oplossingen, maten, systemen,.. Door de strakke deadline is er wat teken- in plaats van renderwerk verricht door de tekenaars. Debby: Het grootste verschil was wel te merken tussen de TU delft en de rest van de opleidingen. Je merkte dat studenten van de TU delft een betere technische achtergrond hebben. Ook merkte je dat zij een andere insteek hadden op het proces. Zij benaderde het voornamelijk vanuit een meer architecturale schaal, terwijl wij meer vanuit binnen naar buiten werken. Dit bracht interessante discussies met zich mee. Doordat er in 1 groep een mix van studenten van verschillende opleidingen zaten, was dit mogelijk. Saba: Nederlandse studenten waren wat actiever in het uitvoeren en het tot een idee/ conclusie komen. De Belgische studenten zijn vooral gericht op de discussie en het brainstormen.

58

Studio: Interiorcity

Reflectie


Roderick: Heb je nieuwe inzichten vergaard door deze workshop? Zo ja, welke?

Roderick: Hoe is de samenwerking met studenten van andere opleidingen je bevallen?

Alain: Ik heb dingen op een abstractere manier leren benaderen. Echt alles kan (en moet) in vraag gesteld worden.

Alain: Absoluut voor herhaling vatbaar! Het was enorm interessant om een week samen te leven en werken met studenten met dezelfde interesses. Het feit dat ze dan uit andere scholen komen maakt het nog interessanter omdat de aanpak van de verschillende scholen verschilt. Uitwisselingen als deze zouden echt regelmatiger moeten gebeuren!

Carmen van Bel: Wat ik vooral heb meegenomen is hoe belangrijk de samenwerking tussen de verschillende scholen kan zijn. Elk instituut zal zijn eigen nadrukken leggen op het gebied van interieurarchitectuur en design. Daarom is het net zo interessant om via deze soort workshops een genuanceerder beeld te krijgen van ons vakgebied. Het is mij opgevallen dat de verschillen scholen eigenlijk heel andere opleidingen geven. Misschien moeten we ons daarom afvragen of het gelijkmaken van de opleiding interieurarchitectuur wel even nuttig is als regelmatige kruisbestuivingen tussen de instituten. Debby: Ik zou niet specifiek een nieuw inzicht kunnen benoemen, maar ik heb er zeker veel van geleerd. Het was interessant andere mensen met dezelfde interesses te leren kennen en daarmee samen te werken. Zo kon er kennis en werk methodes uitwisselt worden. Ruth Poppe: Het is heel interessant om met verschillende mensen in contact te komen die ook dezelfde interesses hebben. Het leren luisteren naar elkaar en alle beste ideeën naar boven te halen om een verrassend en vernieuwend idee op de markt te brengen. Dit is trouwens iets wat je later ook gaat moeten doen. Je moet gemotiveerd zijn om nieuwe contacten te leggen, om zo te leren uit ideeën van anderen. Sofie Perneel: Door de korte periode waarrond we aan het thema gewerkt hebben is het belangrijk om al doende tot een resultaat te komen. En het leren luisteren naar ideeën van anderen en die samen te leggen en zo tot verrassende resultaten te komen.

59

Carmen: Samenwerkingen met verschillende instituten zouden volgens mij meerdere keren tijdens het jaar moeten door kunnen gaan. Iedere opleiding stelt zijn eigen nadrukken en het is voor iedereen leerrijk om deze te vergelijken. Hopelijk zullen ook de opgedane connecties van belang blijven in de toekomst. Saba: Samenwerking ging in het begin een beetje moeizaam omdat de werkwijzen duidelijk verschillen. Maar wanneer ik gewend raakte aan de groepsdynamiek was het makkelijker om in te grijpen en te helpen de groep te sturen. Over het algemeen beviel het dus heel goed! Niels: De samenwerking is mij uitstekend bevallen. Vooral de gemeenschappelijke passie voor ontwerp en architectuur binnen een verder zeer verscheiden groep heeft me sterk geïnspireerd.


60

Studio: Interiorcity

Reflectie


Nawoord door Christoph Grafe Tijdens de workshop InteriorCity zijn studenten uit vijf opleidingen in de Lage Landen samengekomen en hebben het aanbod van het BudaLab en InterieurKortrijk aangenomen om de kern van het ontwerpen van binnenuit te bevragen. Soms hebben deze bevragingen betrekking op de rol van de discipline interieurarchitectuur en haar positionering, soms eerder op de wijze waarop een interieurbeurs opereert. De vrijheid om de beurs als plek waar producten en concepten worden getoond, en waar een commerciële logica domineert, heeft het werk dat in de workshop werd verricht zelf nauwelijks beïnvloed en het feit dat InterieurKortrijk carte blanche had gegeven voor het onderzoek gaf daar ook geen aanleiding toe. In de vrije ruimte van het BudaLab was het wel mogelijk om de dominante logica’s van een discipline te onderzoeken die sterk wordt bepaald door elkaar snel opvolgende trends – en daarmee een tendens om verspilling te bevorderen – maar ook door een ernstige zoektocht naar duurzame concepten voor de steeds veranderlijkere wereld waarin we leven. Dit onderzoek kan geen aanspraak maken om fundamenteel te zijn; daarvoor is een werkperiode van één week te kort, daarvoor zijn ook de uitdagingen te groot. Toch mogen we zeker niet de implicaties van dit zeer intensieve feest van experiment, discussie en samenwerken – samen iets realiseren – onderschatten. InteriorCity wilde iets terug brengen van de beginjaren van InterieurKortrijk toen de beurs zich nadrukkelijk ook als een plaats begreep waar de productieve spanning tussen een sterk veranderende samenleving en daarmee de vraag naar een andere manier van wonen en werken, zijn beslag kreeg in nieuwe interieurconcepten. Die vragen, die aan het begin van de jaren zeventig pertinent gesteld werden en sindsdien weer vakkundig werden opgeborgen, zijn op dit moment, waar we ons vragen moeten stellen over de implicaties van de keuzes die we als ontwerper maken, opnieuw aan de orde. In de verschillende projecten van de studenten spelen onderzoeken naar hergebruik van materialen en van elementen die wat kortzichtig voor een kleine periode worden geproduceerd terecht een grote rol. Deze onderzoeken zijn snel geformuleerd en uitgewerkt, ze kunnen geen aanspraak maken om de onderzoeksvragen systematisch te formuleren en ze zijn zeker niet exhaustief. Ze vormen eerder aanzetten waar de verschillende opleidingen in het dagelijkse bedrijf van onderwijs en onderzoek op terug kunnen komen. Keer op keer merkten docenten op dat de benaderingen en methodologieën van waaruit zij opereerden grote verschillen tonen. Tussen Nederland en Vlaanderen, maar meer nog tussen opleidingen die ieder voor zich uit soms diametraal tegenovergestelde tradities voortkomen. In de workshop resulteerde dit gegeven in spannende gesprekken tussen studenten, maar vooral ook in de ontdekking van andere manieren van werken en denken. De rijkdom van de projecten die in de korte tijdsspanne van enkele dagen werden bedacht en gepresenteerd, reflecteert die vruchtbare ontmoeting van ontwerpbenaderingen.

61

Christoph Grafe


Biennale Interieur & Joseph Grima

POSTSCRIPT: BIENNALE INTERIEUR 2014 PERSBERICHT De Biënnale Interieur kondigt met trots de aanstelling aan van Joseph Grima/Space Caviar als curator van de 24ste internationale Biënnale Interieur die van 17 tot 26 oktober 2014 plaatsvindt in Kortrijk (België). Josepth Grima is een Britse architect, auteur en researcher en werkt vanuit Genova in Italië. JOSEPH GRIMA & SPACE CAVIAR Joseph Grima is een Britse architect, auteur en researcher. Van 2011 tot 2013 was hij hoofdredacteur van Domus, een maandelijks internationaal magazine over architectuur, kunst en design dat in 1928 door Gio Ponti in Milaan in het leven geroepen werd. Voor zijn aanstelling bij Domus was Grima directeur van Storefront for Art and Architectuur in New York. In 2012 was hij co-curator van de eerste editie van de Design Biënnale in Istanbul. Zijn werk is tentoongesteld op ontelbare internationale platforms zoals de Architectuurbiënnale in Venetië, de Shenzen-Hong Kong Bi-City Biennale of Architecture/Urbanism en de Triënnale in Milaan. Hij gaf les en lezingen

62

aan verschillende universiteiten in Europa, Azië en Amercia en geeft momenteel les aan de Design Academy in Eindhoven. Joseph Grima is ook lid van de adviserende raad van het Vitra Design Museum. Space Caviar is een collectief dat werkt rond design en onderzoek, opgericht door Joseph Grima (GB) en Tamar Shafrir (IS) in 2013. Space Caviar werkt vanuit Genova in Italië en gebruikt design, tentoonstellingen, publicaties en film om de creatie van ruimte en hedendaagse benaderingen van het wonen als sociaal en politiek gegeven te onderzoeken en te documenteren. www.spacecaviar.net

Studio: Interiorcity

Reflectie


De seismische verschuivingen in de maatschappij, de technologie en de fors gewijzigde economie maken dat de designindustrie vandaag opereert binnen een fundamenteel andere context en het onderzoek dat verricht is naar de oorzaken van deze nieuwe situatie is schaars. Daarom lanceert de Biënnale INTERIEUR 2014 een programma gericht op onderzoek naar de rol van design in de hedendaagse woonomgeving en naar nieuwe strategieën voor de product designindustrie in onze alom overheersende netwerkcultuur. Binnen het kader van het researchprogramma zal een breed onderzoek over het belang van de woninginrichting als plaats van ontmoeting tussen design en dagelijks leven worden samengesteld en uitgevoerd door de curator Joseph Grima/Space Caviar. Het onderzoek zal resulteren in een tentoonstelling op meerdere locaties, een lezingen- en panelreeks, een filmprogramma en een boek. STOP The Biënnale Interieur heeft een ‘traag’ karakter omwille van haar twee-jaarlijks ritme, uniek binnen het spectrum van commerciële beurzen. Het Interieur platform geeft exposanten tijd om onder het motto ‘Stop, Question & Reset’ bij elke deelname sterker terug te komen. QUESTION Het delen van kennis is cruciaal in onze visie voor een Biënnale waarin de dialoog met toekomstgerichte merken centraal staat. De Biënnale Interieur zal het onderzoek, dat zal resulteren in een reeks vragen en antwoorden die een inzicht zullen verschaffen in de toekomst van de woonomgeving, exclusief delen met de geselecteerde exposanten. RESET Wat is de meest relevante manier om nieuw design te presenteren in de huidige context? INTERIEUR 2014 is een platform met een stimulerende, gesophisticeerde scenografie met een mix van economie en cultuur en biedt ruimte om het traditionele beursconcept te heroverwegen. Nieuwe mogelijkheden voor deelname in 2014 zijn onder meer compleet afgewerkte plug-and-play

63

eilanden in verschillende afmetingen en exposanten krijgen de kans om het selectiecomité te verrassen met een uniek idee voor hun deelname. www.interieur.be/takepart Joseph Grima van Space Caviar over de Biënnale Interieur: “Founded in 1968, Interieur is one of Europe’s oldest design biennials, and has a remarkable tradition of advancing critical thinking with specific regard to the domestic sphere - a realm that is rarely explored or challenged by any other biennial. It is therefore the perfect context within which to conduct an investigation into domesticity as the site of encounter between design and everyday life today. We were struck by how urgently such an investigation into the condition of the domestic sphere is needed—particularly considering the rapidly-evolving context of the 21st century city and the central role of the home in the present crisis.” Lowie Vermeersch, president of the Biennale Interieur NPO: “We zijn zeer verheugd met de aanstelling van Joseph Grima/Space Caviar als curator van het culturele programma van Interieur. De inbreng van Joseph en zijn team binnen de context van de Biennale Interieur zal zorgen voor een krachtige dialoog tussen de commerciële werkelijkheid en culturele reflectie. Het is een dialoog die uniek is voor de Biennale Interieur en die zowel deelnemers als bezoekers zal stimuleren om antwoorden te ontdekken op de vragen die de toekomst oproept.” Over de Biënnale Interieur De Biënnale Interieur, dé ontmoetingsplaats voor het beleven van trends, avant- garde en stromingen die hedendaags design definiëren, neemt plaats in Kortrijk van 17-26 oktober 2014. Het tweejaarlijkse evenement verwelkomt ongeveer 90.000 bezoekers in de stad Kortrijk, met een uitstekende ligging centraal in Europa op korte reisafstand van Parijs, London, Brussel en Amsterdam. De Biënnale Interieur combineert een strikte kwalitatieve merkenselectie en special gecreëerd cultureel programma op een compacte plaats. www.interieur.be

Biennale Interieur & Joseph Grima


Organisatie & begeleiding

Karel Deckers, assistent en docent Ontwerpen Interieur Architectuur KUL Leuven Faculteit Architectuur (voorheen St Lucas School of Architecture)

Henri A. Snel, architect, hoofd Inter-Architecture en onderzoeker Alzheimer en Architectuur

Koenraad van Cleempoel, Docent Kunstgeschiedenis & vice-decaan

Gerrit Rietveld Academie

Universiteit Hasselt Faculteit Architectuur en Kunst

Leontine de Wit, architect, coördinator en docent BSC6 Architectuur & Minor Retail Design

Susanne Pietsch, architect, coördinator en docent MSc1 Architecture of the Interior

Universiteit Hasselt Faculteit Architectuur en Kunst

Technische Universiteit Delft Faculty of Architecture and Building Sciences

Technische Universiteit Delft Faculty of Architecture and Building Sciences

64

Interiorcity

Saidja Heynickx, architect en interieurarchitect voorzitter ontwerpstudio interieurarchitectuur


Paul Wauters, docent Masterproef Ontwerpen 1MA IA Universiteit Antwerpen Faculteit Ontwerpwetenschappen

Christoph Grafe, architect, directeur Vlaams Architectuurinstituut

65

Inge Somers, assistent-doctorandus Universiteit Antwerpen Faculteit Ontwerpwetenschappen

Marjan Michels, interieurarchitect en architect, assistent ontwerpstudio Master Interieurarchitectuur Universiteit Antwerpen Faculteit Ontwerpwetenschappen


Colofon Deelnemende studenten: Cathinca Arfman Carmen van Bel Jolien Berg Sandy Bruns Julie Cassier Lisa Desaever Elien Driessen Niels Dujourie Jessy van Durne

Dafni Evangelou Saba Golcher Isy van Houtven Lou Krabshuis Hinke Majoor Nathalie Pereira Sofie Perneel Ruth Poppe Jonas van Put

Carolin Raber Alain Rammeloo Debby Sledsens Masha Soetekouw Sarah Stevens Roderick Trompert Maud Vandersmissen Jeroen Vercruyssen Michiel Vermeersch

Docenten: Karel Deckers Koenraad van Cleempoel Christoph Grafe Saidja Heynicks

Marjan Michels Susanne Pietsch Henri A. Snel Inge Somers

Paul Wauters Leontine de Wit

School of Interior Architecture, Artesis – Department of Design Sciences, Antwerp, BE

School of Interior Architecture, Sint Lucas School of Architecture, Gent, BE

Inter-Architecture, Rietveld Academy Amsterdam, The Netherlands

School of Interior Architecture, Department of Architecture, PHL University College, Hasselt, BE

The Architecture of the Interior, Faculty of Architecture and Building Sciences, TU Delft, NL

Initiator: Christoph Grafe Deelnemende scholen:

Onze dank gaat uit naar Lowie Vermeersch en Moniek Bucquoye van de Biennale Interieur en naar Pieter Michiels van het Budalab die deze workshop mogelijk maakten. Afbeeldingen: All images and photographs presented in this booklet were provided by the authors and students, unless otherwise stated. The publisher has attempted to meet the conditions imposed by law for the use of the images. If we omitted any proper acknowledgement, we encourage copyright holders to notify the publisher. Concept: Eireen Schreurs Edited by: Susanne Pietsch, Roderick Trompert, Leontine de Wit Graphic Design: Hans Gremmen Spring 2014 To order a copy or pdf of this publication, please visit press.tudelft.nl

66

Studio: Interiorcity




Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.