7 minute read
1 Vragen en antwoorden
Een meisje stelt vragen en een jongen geeft antwoorden. Wat voor vragen zou ze stellen? Misschien vraagt ze hoe goed hij is in wiskunde of welk boek hij het laatst heeft gelezen. Het kan ook zijn dat ze een meer persoonlijke vraag stelt. Zo kan ze bijvoorbeeld willen weten waarom het uit is met zijn vriendin. Ze kan ook vragen wat hij het belangrijkst in zijn leven vindt of welke godsdienst hij heeft. Op de eerste twee vragen kan de jongen makkelijk antwoord geven. Over de andere vragen moet hij misschien even nadenken. Het kan zelfs zijn dat hij ze te persoonlijk vindt en daarom geen antwoord wil geven.
In dit hoofdstuk gaat het over vragen en antwoorden.
In dit hoofdstuk leer je:
• over de betekenis van je voor- en achternaam,
• het verschil tussen een feit en een mening,
• wat een levensvraag is en waar of bij wie je antwoorden op levensvragen kunt vinden,
• wat verhalen met een boodschap zijn,
• verschillende soorten verhalen met een boodschap (mythe, legende, fabel en sprookje).
1.1 Wie ben jij?
Je leert:
• over de betekenis van je voor- en achternaam,
• het verschil tussen een feit en een mening,
• wat een levensvraag is.
Hoe heet jij?
Je zit nu in de eerste klas van de middelbare school. Alles is waarschijnlijk nog nieuw voor je. Sommige klasgenoten ken je misschien al van de basisschool, van de sportclub of van iets anders. Maar de meeste leerlingen moet je nog leren kennen. Je hebt veel docenten in de brugklas en ze zijn allemaal nieuw voor je. Zij weten ook nog niet wie jij bent. Daarom zullen ze je in de eerste weken vaak naar je naam vragen.
Namen hebben een bepaalde betekenis. Een achternaam kan iets zeggen over het beroep dat iemand vroeger had, bijvoorbeeld De Boer of Bakker. Soms kun je aan de achternaam zien waar een familie vroeger vandaan kwam, bijvoorbeeld Van Amersfoort, of De Zeeuw. Misschien heeft jouw achternaam ook een betekenis.
1 Om te beginnen - Je achternaam
Waar komt jouw achternaam (waarschijnlijk) vandaan?
Als je dit niet weet, vraag het dan aan iemand van je familie. Je kunt het ook zelf in een boek of op internet opzoeken.
Kijk bij de Nederlandse Familienamenbank.
Vul in:
• Wat is jouw achternaam?
• Waar komt jouw achternaam waarschijnlijk vandaan?
Voornamen
Voornamen hebben ook een betekenis. Sanne bijvoorbeeld komt van een Hebreeuws woord voor 'lelie' en Alex komt van een Grieks woord dat 'beschermen' betekent. Sommige ouders geven hun kind een bepaalde naam, omdat ze de betekenis ervan belangrijk vinden. Andere ouders geven hun kind de naam van een familielid of iemand anders die ze belangrijk vinden. Vaak kiezen ouders gewoon een naam omdat ze die mooi vinden.
2 Je voornaam
a Wat is jouw voornaam?
b Leg uit waarom je deze voornaam hebt gekregen.
c Zoek de betekenis van je naam op. TIP Gebruik hiervoor de Nederlandse Voornamenbank.
Beschrijf wat de betekenis van je voornaam is.
Feiten en meningen
In de tabel zie je van boven naar beneden de naam VINCENT. Bij elke letter van zijn naam heeft Vincent een woord bedacht en een zin geschreven. In elke zin vertelt hij iets over zichzelf.
letters woorden zinnen F/M
V vrienden Zijn heel belangrijk voor mij.
I internet Op internet speel ik leuke spelletjes.
N Nederland In dat land woon ik.
C christelijk Dat is de school waar ik op zit.
E eten Ik eet het liefst een hamburger met friet.
N NEMO NEMO vind ik een heel leuk museum.
T tekenen Vond ik het leukste vak op de basisschool.
Sommige zinnen van Vincent zijn feiten, andere zijn meningen. Wat is het verschil tussen feiten en meningen?
Feiten staan vast en zijn voor iedereen hetzelfde. Een feit kun je controleren of bewijzen. Op die manier is vast te stellen of een feit klopt. Soms kun je dit niet zelf vaststellen maar kunnen wetenschappers dit bijvoorbeeld wel. Over feiten kun je niet van mening verschillen. Zo is bijvoorbeeld Amsterdam de hoofdstad van Nederland. Je kunt dit controleren door het op te zoeken. Ook de omtrek van de aarde (ongeveer 40.000 kilometer) is een feit. Dit is gemeten.
Meningen gaan over wat je vindt en voelt. Ze zijn persoonlijk en dus niet voor iedereen hetzelfde. Mensen kunnen verschillende meningen hebben en hierover met elkaar discussiëren. De ene leerling kan een les van een docent bijvoorbeeld boeiend vinden terwijl een andere leerling diezelfde les niet interessant of zelfs saai vindt. Je kunt wel aan een ander uitleggen waarom je een bepaalde mening hebt. Je kunt redenen noemen voor jouw mening en luisteren naar de redenen van de ander. Zo kunnen jullie elkaars standpunten met de achtergronden daarvan beter begrijpen. Het is zelfs mogelijk dat je mening verandert, doordat je de argumenten van de ander hoort.
3 Feit of mening?
Welke zinnen van Vincent zijn volgens jou feiten? En in welke zinnen staat zijn mening?
Schrijf in de laatste kolom van de tabel of het een feit (F) of een mening (M) is.
4 Zeg het met je eigen naam
Schrijf van boven naar beneden je naam, zoals in het voorbeeld van Vincent. Vertel nu iets over jezelf met behulp van de letters van jouw naam.
• Schrijf achter elke letter een woord, dat met die letter begint.
• Met dat woord maak je een korte zin, die iets over jou zegt.
• Probeer ongeveer evenveel meningen op te schrijven als feiten.
• Schrijf een F achter een feit en een M achter een mening.
• Bekijk de tabel van je buurman of buurvrouw. Bespreek samen of de ingevulde zinnen een feit of een mening zijn.
letters woorden zinnen F/M
Vragen en antwoorden
Als iemand iets vertelt, kan dat over een feit of over een mening gaan. Maar ook wanneer je iets vraagt, kan dat over feiten of meningen gaan. Als je aan een leerling uit een andere klas vraagt welke docent Engels hij heeft, vraag je naar een feit. Maar als je vraagt wat hij van het vak Engels vindt, vraag je naar zijn mening. Je kunt vervolgens ook vragen waarom hij dat vindt.
5 Vragen naar feiten en meningen
a Schrijf drie feiten op over jezelf die je belangrijk vindt.
b Schrijf drie meningen op van jezelf die je belangrijk vindt. Leg erbij uit waarom je dat vindt.
c De feiten en meningen die je in de twee vorige vragen hebt bedacht, gaan over jezelf.
Nu ga je feiten en meningen over de leerling naast je verzamelen.
Bedenk drie vragen om feiten en drie vragen om meningen van de leerling die naast je zit, te ontdekken.
Schrijf eerst de vragen op. Stel vervolgens de vragen aan de leerling naast je. Schrijf de antwoorden eronder.
Feiten
Vraag 1:
Antwoord:
Vraag 2:
Antwoord:
Vraag 3:
Antwoord:
Meningen
Vraag 1:
Antwoord:
Vraag 2:
Anwoord:
Vraag 3:
Antwoord:
Levensvragen
De vragen in de vorige opdracht gingen waarschijnlijk over het leven van alledag. Je kon er dan gemakkelijk antwoord op geven. Zulke vragen noemen we gewone vragen. Er zijn echter ook vragen die je niet zo makkelijk kunt beantwoorden. Ze gaan over de zin en de betekenis van je leven. Ze hebben betrekking op wat belangrijk is in het leven. Zulke vragen noemen we levensvragen. De antwoorden daarop kunnen voor mensen heel verschillend zijn. Het zijn geen feiten die je kunt controleren of bewijzen. De antwoorden zijn erg persoonlijk. Je omgeving, afkomst of godsdienst kunnen daarbij een rol spelen. Enkele voorbeelden van levensvragen zijn:
• Is er een God die alles geschapen heeft?
• Wat is een goede manier van leven?
• Waarom bestaan ziekte en lijden op aarde?
• Is er leven na de dood?
Je kunt de antwoorden hierop niet zo gemakkelijk vinden als bij de gewone vragen. Er zijn vijf soorten levensvragen. Elke levensvraag die je stelt is terug te brengen tot een van de volgende vijf meer algemene vragen:
1 Wat is belangrijk in mijn leven?
2 Wie ben ik?
3 Hoe is mijn relatie met andere mensen?
4 Hoe is mijn relatie met de natuur?
5 Wat is mijn toekomst?
6 Vijf soorten levensvragen
Bedenk bij elk van de vijf meer algemene vragen twee levensvragen. Wat is belangrijk in mijn leven?
Hoe is mijn relatie met andere mensen?
Hoe is mijn relatie met de natuur?
Wat is mijn toekomst?
7 Levensvragen in De Leeuwenkoning
Ken je de film De Leeuwenkoning (The Lion King)?
Scan de QR-code voor de trailer en een samenvatting van het verhaal.
a Op een avond heeft Simba een gesprek met zijn vader.
Pap?
Ja.
We zijn vrienden hè? We blijven altijd bij elkaar, hè?
Simba stelt zijn vader twee vragen. Leg uit waarom dit levensvragen zijn.
b Als antwoord vertelt vader Mufasa iets aan Simba.
Simba, ik zal je iets vertellen dat MIJN vader me vroeger ook verteld heeft. Zie je die sterren daarboven? Alle grote koningen die vroeger over het Koninkrijk hebben geheerst, kijken vanaf die sterren naar ons ...
Echt?
Vind jij dat Mufasa een antwoord geeft op Simba's vraag of ze altijd bij elkaar blijven? Leg ook uit waarom je dat vindt.
c Mufasa gaat verder.
Ja! Dus als je je later eens eenzaam voelt, onthoud dan dat die koningen altijd bij je zijn om je te steunen. Net als ik!
Wat denk je dat dit antwoord voor Simba betekent?
8 En nu jij – Wat is er na de dood?
Een levensvraag die veel mensen hebben is de vraag wat er is na de dood. Er is geen mens die dat precies weet. Sommigen stellen zich er wel iets bij voor. Bijvoorbeeld dat je na je dood 'ergens' komt waar het mooi is en waar iedereen gelukkig is. Anderen denken dat het bij de dood is afgelopen. Dat er daarna helemaal niets meer is.
a Denk jij wel eens terug aan iemand die gestorven is? Of aan een huisdier dat is doodgegaan?
Aan welke overleden persoon of welk overleden huisdier denk je nog wel eens?
Vertel ook wat je dan denkt.
b Geloof jij dat met de dood alles afgelopen is?
Leg ook uit waarom je dat gelooft.