Omslag TM • Basisboek Beroepsethiek voor Social Work • Mariska van Eijden, studio Pietje Precies bno, Hilversum fictieve rugdikte: 7 mm • formaat 170 * 243 mm • fc
Jan Ebskamp
Basisboek Beroepsethiek voor Social Work Jan Ebskamp
Basisboek Beroepsethiek voor Social Work
Basisboek Beroepsethiek voor Social Work is grondig herzien. Nieuwe ontwikkelingen in het Sociale Werk, zoals ‘Welzijn Nieuwe Stijl’, en recente literatuur over beroepsethiek, zoals ‘bestaansethiek’, hebben geleid tot een actualisering van dit boek. Het belang van morele oordeelsvorming voor sociaal werkers wordt steeds groter. Zij komen in contact met randgroepjongeren, vereenzaamde ouderen, veelplegers, slachtoffers en daders van seksueel misbruik/geweld. Daarbij zoeken zij antwoorden op ethische vragen waar de samenleving mee worstelt en waarvoor de samenleving geen pasklare antwoorden heeft. Sociaal werkers dienen zelfstandig in onderling overleg antwoorden te zoeken op de morele problemen en dilemma’s waarmee zij worden geconfronteerd. Dit herziene Basisboek Beroepsethiek voor Social Work geeft studenten en werkers tools in handen om zichzelf te scholen in zelfstandige, morele oordeelsvorming en om deze dilemma’s in communicatie met anderen aan de orde te stellen. Het geeft sociaal werkers houvast en zelfvertrouwen in moeilijke probleemsituaties.
*hIJ0A6|ZVSUVs
Basisboek Beroepsethiek voor Social Work Jan Ebskamp
13180_Basisboek beroepsethiek voor social work.indd 3
03-04-12 12:16
V
Inhoud
Inhoud Inleiding 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
2 2.1 2.2 2.3 2.4
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
4 4.1 4.2 4.3
7 Wat is het morele perspectief? Inleiding Drie perspectieven: morele, feitelijke en subjectieve aspecten in het werk Hoe ontwikkelen waarden en normen zich? Hoe vrij zijn wij om eigen keuzes te maken? Zingeving en moraal Moreel relevante situaties als issues, problemen en dilemma’s in het sociaal werk Opdrachten
24 25
Verschillende normatieve theorieën Inleiding Casus Suzan vanuit de gevolgenethiek Casus Suzan vanuit de beginselenethiek Casus Suzan vanuit de deugdethiek Onderlinge verhouding van de normatieve theorieën Opdrachten
29 29 30 34 37 39 43
Sociaal werk in een pluriforme multiculturele samenleving Inleiding Verschillen in waarden en normen Toegenomen pluriformiteit Omgaan met verschillen en tegenstellingen Dialoogethiek Belang van dialoogethiek voor sociaal werkers Opdrachten
47 47 48 49 52 55 60 62
Communiceren over morele vraagstukken Inleiding Ethische gesprekken: voorwaarden en valkuilen Probleem- en houdingsgeoriënteerde gespreksmethoden Houdingsgerichte gespreksmethodes Opdrachten
65 65 66 69 77 87
13180_Basisboek beroepsethiek voor social work.indd V
9 9 10 15 19 21
03-04-12 12:16
VI
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Normatieve professionaliteit van de sociaal werker Inleiding Morele redenen om te helpen Beroepsmatig helpen De sociaal werker als normatieve professional Drie nieuwe beroepscodes voor sociaal werkers Morele oordeelsvorming binnen de instelling (moreel beraad) Opdrachten
91 91 92 94 98 102 108 111
Begrippenlijst
115
Geraadpleegde literatuur
116
Over de auteur
119
13180_Basisboek beroepsethiek voor social work.indd VI
03-04-12 12:16
Inleiding
7
Inleiding Het sociaal werk is sterk normatief geladen. In het professioneel handelen van sociaal werkers en in de contacten die ze met cliënten onderhouden, liggen vragen besloten die te maken hebben met het welzijn en geestelijke gezondheid van cliënten. Het zijn vragen die voor cliënten te maken hebben met wat zij onder het goede leven verstaan en hoe zij dat kunnen realiseren. Die vragen zijn moreel van aard. Want: wat is het goede leven en wie bepaalt dat? Sociaal werkers hebben de maatschappelijke opdracht om precaire kwesties met hun cliënten aan te pakken, zonder dat de samenleving hen concrete handreikingen biedt hoe daarbij ethisch te handelen en vanuit welk moreel kader. Sociaal werkers gaan de confrontatie aan, maar ervaren daarbij ook twijfels en onzekerheden. Ze kunnen daarbij ook maar zelden handelen op basis van routine. Elke cliënt en elke situatie is uniek en er zijn weinig blauwdrukken voor hoe te handelen. Wij denken hier aan de zaak Savanna, waarin de sociaal werker zich voor de rechter moest verantwoorden. Of aan de kwestie Brandon, een verstandelijk gehandicapte met agressief gedrag, waarbij een groepsleidster het niet langer kon aanzien dat hij met dwang werd behandeld. In haar eigen instelling vond zij geen gehoor en daarom stapte zij naar de pers. In de dagelijkse praktijk is het niet altijd zo extreem, maar er doen zich wel lastige dilemma’s voor. Daarnaast is er in de dagelijkse hectiek vaak weinig tijd voor reflectie. Toch vraagt het tijd om te reflecteren op ethische dilemma’s en om te overleggen met collega’s. Deze herziene uitgave biedt een kader om vorm te geven aan deze reflectie en aan dit overleg. In vijf hoofdstukken wordt een theoretisch kader geboden dat tools geeft om het morele aspect in je werk te herkennen, om het te analyseren en te wegen vanuit de normatieve theorieën. Wij leven in een pluriforme democratische samenleving, waarin de sociaal werker vanuit de dialoogethiek een bijdrage kan leveren aan de besluitvorming van morele dilemma’s van cliënten en aan die van de samenleving. Bovendien leert hij praktische communicatieve vaardigheden om die dilemma’s bespreekbaar te maken. In de afgelopen twee jaar hebben de sociaal werkers hun beroepscodes vernieuwd en geactualiseerd. De sociaalagogen hebben in 2009 een nieuwe beroepscode ontwikkeld, de maatschappelijk werkers in 2010 en de jeugdzorgwerkers in 2011. In dit boek wordt een korte samenvatting gegeven en verwezen naar de websites met de volledige tekst. Bij dit basisboek zijn op de website van de uitgever zes thema’s uit de beroepspraktijk didactisch uitgewerkt. Het gaat om de morele dilemma bij: - autonomie/zelfbeschikking; - respectvolle bejegening; - omgaan met verschillen in cultuur en godsdienst; - drang en dwang in de hulpverlening;
13180_Basisboek beroepsethiek voor social work.indd 7
03-04-12 12:16
8
Basisboek Beroepsethiek voor Social Work
- een waardevolle organisatie; - dilemma’s in de jeugdzorg; Aan de hand van concrete casuïstiek wordt het theoretisch kader uit het basisboek toegepast en er worden opdrachten gegeven om studenten zelf actief daarmee te laten oefenen. Bij ieder thema zijn toetsen ontwikkeld om kennis/inzicht, toepassing in de praktijk en persoonlijke reflectie te testen. Jan Ebskamp
13180_Basisboek beroepsethiek voor social work.indd 8
03-04-12 12:16
Wat is het morele perspectief?
9
1 Wat is het morele perspectief ? Inleiding
Hulpverlening mist moraal Er is dringend behoefte aan ‘moresprudentie’ in de hulpverlening, vindt Lia van Doorn. Nu varen veel hulpverleners in stilte op hun eigen kompas. de Volkskrant 24-08-2009
Waar hebben wij het over als we spreken over moraal? Welk aspect van het menselijk handelen bedoelen wij dan? Wat betekent het wanneer wij een moreel standpunt innemen bij een discussie, vanuit welk perspectief kijken wij dan naar de situatie? Wat is bijvoorbeeld het verschil tussen het morele en methodisch perspectief in een praktijksituatie? Bij het beantwoorden van deze vragen realiseren wij ons dat moraal iets heel gewoons is, iets van alledag. We beginnen dit hoofdstuk dan ook met een alledaagse casus uit de praktijk van de hulpverlening. We zullen zien dat moraal te maken heeft met de waarden, die wij in ons leven nastreven, dat het te maken heeft met de kwaliteit van ons leven. Wij kunnen op drie manieren naar deze casus kijken: naar de feiten, naar hoe mensen zich voelen en naar welke waarden en normen zij hanteren. Het is de ethiek die zich bezighoudt met de bestudering van het morele, die uitspraken doet over waarden en normen (1.1). Vervolgens zullen wij nagaan hoe wij aan een moraal komen, hoe ontstaat een dergelijk weten van waarden en normen (1.2). Moraal heeft te maken met keuzes in je leven, maar in hoeverre zijn wij in staat te kiezen, zijn we vrij om keuzes te maken (1.3)? Zonder moraal heeft ons leven geen zin, geen betekenis. Zingeving en moraal hangen nauw met elkaar samen zowel bij hulpverleners als bij cliënten (1.4). Met welke morele vraagstukken sociaal werkers vooral te maken hebben, bespreken wij in het laatste deel (1.5). Opdrachten aan het einde van het hoofdstuk bieden de mogelijkheid om de leerstof van dit hoofdstuk te verwerken. Casus Abdul Bij een instelling voor jongeren vinden resocialisatiegesprekken plaats tussen ouders en groepsleiding. Iedere jongere heeft een mentor die dit soort gesprekken voert. Abdul is mentor van Sophie Verhagen. Sophies ouders hebben aan een collega van Abdul te kennen gegeven dat zij niet met een kleurling willen praten. Binnen de instelling geldt als regel dat de mentor het gesprek met de ouders voert. Ook de ouders van Sophie is dit verteld. Tevens is het belang van de gesprekken met de mentor en hun dochter benadrukt. Tijdens het eerste
13180_Basisboek beroepsethiek voor social work.indd 9
03-04-12 12:16
10
Basisboek Beroepsethiek voor Social Work
gesprek kwamen meneer en mevrouw Verhagen niet opdagen. Per brief zijn zij door Abdul nogmaals uitgenodigd voor een gesprek. De ouders hebben via de maatschappelijk werker van de instelling nogmaals laten weten niet met de kleurling te willen praten. De coördinator heeft hierover gesproken met het management. Het management is in dit geval van mening dat een witte groepsleider de gesprekken gaat voeren. De groepsleiding is het hier niet mee eens: zij willen niet meegaan met het gedrag van de ouders. De coördinator heeft daarom een teamvergadering met de maatschappelijk werker, een lid van het managementteam en de groepsleiding voorgesteld om tot een eenduidig standpunt te komen.
Wanneer je bovenstaande casus leest, voel je duidelijk de spanning tussen de verschillende disciplines. Moeten wij toegeven aan de eis van de ouders en daarmee discriminerend gedrag toestaan? Of houden wij vast aan onze principes, dat ongeacht de kleur van de ouders de mentor het gesprek voert? Wat weegt zwaarder in deze situatie: het doorgaan van het gesprek, of het vasthouden aan onze principes? Ook zien wij in deze situatie hoe de verschillende geledingen verschillende standpunten innemen. Het managementteam stelt zich wat pragmatischer op, de groepsleiding is principiëler. Kennelijk hebben zij verschillende opvattingen en belangen in deze kwestie. In de bijeengeroepen teamvergadering zullen zij tot een eensluidend standpunt moeten komen. Deze teamvergadering krijgt de vorm van een moreel beraad. De instelling zal een duidelijke gedragslijn moeten volgen naar de cliënten en hun ouders. Op basis van argumenten zullen zij met elkaar in gesprek gaan en tot een gemeenschappelijk standpunt komen. Moraal heeft betrekking op opvattingen, oordelen en beslissingen van waaruit wij handelen en uitdrukken wat wij goed vinden. Om te weten wat goed handelen is in zo’n situatie als hierboven, moet je praten, denken en oordelen op grond van argumenten. Je maakt afwegingen en keuzes. Soms heb je in zo’n situatie een spontaan oordeel: ‘Wat die ouders van Sophie willen, is totaal verwerpelijk.’ Vanuit een spontane intuïtie verzet je je ertegen. Een dergelijk spontaan aanvoelen van wat goed en niet goed is, komt echt uit het hart en is daarom heel belangrijk en waardevol. Door een gesprek, door bewustwording in gesprekken met anderen, kan dat aanvoelen verdiept worden en eventueel veranderen. Je leert jezelf verantwoorden naar anderen.
1.1
Drie perspectieven: morele, feitelijke en subjectieve aspecten in het werk
Wanneer er in het voorbeeld van Sophie Verhagen afwegingen gemaakt moeten worden, is het belangrijk dat de groepsleiding en de maatschappelijk werker goed zicht hebben op de situatie. In gesprekken over situaties waarin mensen centraal staan, zijn altijd drie aspecten te onderscheiden en kunnen er drie soorten vragen gesteld worden: wat zijn de feiten, welke normen/waarden gelden hier en hoe voelen mensen zich? Tabel 1.1 Het driewereldenmodel (Habermas en Van der Laan)
13180_Basisboek beroepsethiek voor social work.indd 10
03-04-12 12:16
Wat is het morele perspectief?
PERSPECTIEF: (WERELD)
ONDERWERP:
SOORT BEWERING:
GELDIGHEIDSCLAIM:
Cognitief
Feiten
Feitelijke bewering
Wat is waar?
Normatief (Sociaal)
Normen en waarden
Normatieve bewering
Wat is goed?
Subjectief
Gevoelens
Expressieve bewering
Wat is waarachtig ?
11
Om de morele, normatieve aspecten in een praktijksituatie te herkennen, kijken we eerst naar de andere twee onderdelen van het driewereldenmodel. Voor de sociale sector is dit model uitgewerkt door Van der Laan (1992) en Bootsma (2002). Hun keuze voor het begrip ‘wereld’ is voor het begrijpen van de theorie wat ongelukkig, aangezien het niet om drie werelden in ruimtelijke zin gaat. Het gaat om drie perspectieven. Ieder perspectief brengt een ander deel van de werkelijkheid aan het licht. Casus Abdul Wat zijn de feiten? Wat is waar? De beschrijving van de feiten in de casus hierboven is erg summier. Te summier om je op te baseren. In welke omstandigheden hebben de ouders van Sophie deze uitspraak gedaan, hebben ze het één keer of meerdere keren gezegd, was het tegen Abdul gericht of in het algemeen tegen een kleurling? Zijn er getuigen bij geweest die dat bevestigen? Om de waarheid boven tafel te krijgen is een nauwkeurige beschrijving van de feiten noodzakelijk. Dan is het van belang dat zo concreet mogelijke termen worden gebruikt die voor alle betrokkenen hetzelfde betekenen en die een directe relatie hebben met de zintuiglijk waarneembare feiten. Welke normen en waarden spelen een rol? Wat is goed? Wat is voor Abdul en voor de ouders van Sophie belangrijk in hun leven, waar gaat het bij hen om, waar ligt voor hen de grens? Abdul kan dit standpunt van de ouders onmogelijk accepteren, dat druist in tegen alles wat hij belangrijk vindt. Het belang van gelijke behandeling is voor hem essentieel. Dit beginsel deelt hij met vele anderen maar niet met de ouders van Sophie. Op grond van deze waarde stelt hij ook de norm: hij moet het gesprek voeren met Sophie en niemand anders. Hoe beleven de betrokkenen deze situatie (gevoelens)? Wat is waarachtig? Hoe ervaren de ouders van Sophie deze afwijzing. Waren ze kwaad of hebben ze zich geërgerd? Was het een reactie op iets? Zijn ze echt kwaad of spelen zij dit? Om de gevoelens van mensen te achterhalen, moet je met hen in gesprek gaan. Dat kun je niet van de buitenkant zien. Wat hen innerlijk bezighoudt, is niet zintuiglijk waarneembaar. Expressieve beweringen kun je niet toetsen. Je kunt ze onderzoeken op waarachtigheid, menen ze het echt. Dat geldt ook voor Abdul, de maatschappelijk werker en het managent.
Deze drie perspectieven zijn in figuur 1.1 weergegen:
13180_Basisboek beroepsethiek voor social work.indd 11
03-04-12 12:16
12
Basisboek Beroepsethiek voor Social Work
Figuur 1.1
De drie brillen
subjectief
normatief
cognitief
Bron: Buitink, Ebskamp & Groothoff, 2012
1.1.1 Samenhang tussen de drie perspectieven De drie perspectieven zijn van elkaar te onderscheiden maar tegelijk bestaat er tussen hen een duidelijke samenhang. Deze samenhang hebben wij in ďŹ guur 1.1 geĂŻllustreerd aan de hand van drie in elkaar te schuiven lenzen of brillen. Ten eerste veronderstelt het normatieve perspectief het cognitieve perspectief: morele oordelen zijn altijd oordelen over de werkelijkheid. Je oordeelt immers over iets wat zich heeft voorgedaan, over wat het geval is. Een zorgvuldige morele weging veronderstelt dus allereerst een zorgvuldige analyse van de feitelijke gebeurtenissen. Abdul kan een vurig pleidooi voor gelijke behandeling houden, maar dit heeft weinig zin als achteraf blijkt dat de ouders van Sophie helemaal niet te kennen hebben gegeven dat ze niet met een gekleurde begeleider willen praten. De strafrechter komt pas met een oordeel als het misdrijf helemaal in kaart is gebracht. Ten tweede veronderstelt het subjectieve perspectief zowel het normatieve als het cognitieve perspectief: het gevoelsleven veronderstelt zowel een blik op de werkelijkheid als een moreel oordeel hierover. Emoties hangen samen met oordelen over de werkelijkheid. De boosheid naar het managementteam en de verontwaardiging over de wensen van de ouders hangen direct samen met morele oordelen.
1.1.2 Waarden, normen, moraal en ethiek
13180_Basisboek beroepsethiek voor social work.indd 12
03-04-12 12:16
Wat is het morele perspectief?
13
De coördinator in het bovenstaande voorbeeld vindt dat de instelling gericht moet zijn op de hulp aan jongeren: ‘Wij zijn er voor de jongeren en niet voor de ouders, het belang van Sophie gaat voor alles.’ Die waarde, hulp geven aan Sophie, gebruikt hij als criterium van beoordeling. Aan die waarde ontleent hij de norm voor zijn handelen. Abdul en zijn collega’s vinden het onbehoorlijk dat iemand op grond van zijn huidskleur wordt afgewezen. Dat gaat over een andere waarde: ‘gelijkwaardigheid’. Waarden functioneren dus als criteria bij de beoordeling van situaties. Zij zijn een soort ideaal waaraan wij de werkelijkheid spiegelen. Ze weerspiegelen iets wat wij willen nastreven, wat de kwaliteit van ons leven verhoogt. Daarom geven ze ons een richtlijn voor ons oordelen, ze ordenen ons denken. Waarden motiveren en inspireren ook. De teamleden voelen zich zeer gemotiveerd om de coördinator en het bestuur van hun standpunt te overtuigen. Ze zijn heel betrokken bij de situatie van hun collega: het raakt hen. Waarden, en vooral morele waarden, hangen samen met je levensvisie (zie 1.4). Ze hebben daardoor een persoonlijk aspect. Maar waarden worden niet door ieder persoonlijk uitgevonden. Ze worden via opvoeding, de media en onderwijs aangereikt in een bepaalde cultuur. Morele waarden zijn culturele waarden. Waarden zijn collectieve voorstellingen omtrent het goede leven en de goede maatschappij. Normen zijn handelingsvoorschriften over wat wij in een bepaalde situatie behoren te doen of na te laten.
Normen zijn regels die dikwijls van waarden zijn afgeleid. De waarde ‘rechtvaardigheid’ wordt in de praktijk bijvoorbeeld geregeld door de norm dat je eerlijk je belastingpapieren invult. De waarde ‘gelijkwaardigheid’ wordt in de praktijk bijvoorbeeld vertaald in ‘niet discrimineren op basis van huidskleur of sekse’. Waarden omschrijven de doelen in ons leven, de normen zijn de wegwijzers naar die doelen. Normen zijn betrekkelijk, ze zijn betrokken op waarden die ze regelen. Er zijn vaak verschillende wegen naar een bepaald doel. Het onderscheid tussen waarden en normen kan erg belangrijk zijn voor de bespreking van morele vraagstukken. Om elkaar goed te begrijpen, is het zinvol te weten vanuit welke waarde iemand een bepaalde norm nastreeft. Het bestuur en de coördinator dienen te weten dat het team veel waarde hecht aan ‘gelijkwaarheid’ en dat hun verzet bijvoorbeeld niets te maken heeft met rancune vanuit het verleden.
13180_Basisboek beroepsethiek voor social work.indd 13
03-04-12 12:16
14
Basisboek Beroepsethiek voor Social Work
1.1.3 Moraal en ethiek De woorden ‘moraal’ en ‘ethiek’ worden vaak gebruikt wanneer wij over waarden en normen praten. Soms worden zij zelfs door elkaar gebruikt alsof zij hetzelfde betekenen. In dit boek maken wij een duidelijk onderscheid tussen beide begrippen zoals dat gebruikelijk is in Nederland. ‘Moraal’ staat voor morele waarden als vrijheid, rechtvaardigheid zoals die worden gerealiseerd in het praktijkhandelen van beroepsbeoefenaren in opvoeding, hulpverlening, politiek, enzovoort. Moraal is dus altijd gebonden aan een praktijk. Moraal is het geheel van opvattingen, beslissingen en handelingen waarmee mensen uitdrukken wat zij behoorlijk vinden. Ethiek is de reflectie op het morele handelen.
Ethiek is niet het actief handelen in de praktijk, maar de reflectie daarop. Het is een kritisch kijken naar die praktijk van bijvoorbeeld opvoeding en hulpverlening en daarbij analyseren en kritische vragen stellen zoals: - Welke morele waarden worden gehanteerd in deze praktijk? - Welke waarden worden wel gerealiseerd en welke niet? - Waarom is deze keuze gemaakt en welke alternatieven zijn er? Ethiek gaat in op argumenten en op de mogelijkheid alternatieven aan te dragen. Zij is niet waardevrij en heeft te maken met overtuigingen en voorkeuren. Maar zij probeert zolang het zinnig is haar oordeel op te schorten en een kritische distantie te bewaren. Juist daardoor worden de vooronderstellingen en vanzelfsprekendheden van de alledaagse praktijk ter discussie gesteld. Figuur 1.2 verheldert dit onderscheid: Figuur 1.2
Ethiek Bewustwording en verbreding van perspectief door reflectie Analyse/reflectie
evaluatie/verbreding Moraal Morele waarden en vaak botsende normen in de praktijk
13180_Basisboek beroepsethiek voor social work.indd 14
03-04-12 12:16
Wat is het morele perspectief?
15
1.1.4 Normatieve en descriptieve ethiek Wanneer je beschrijft welke waarden en normen worden gehanteerd in een praktijksituatie, bijvoorbeeld in de casus van Abdul, dan spreek je van descriptieve ethiek. Je beschrijft hoe de groepsleider vanuit zijn opvattingen oordeelt over het gedrag van de ouders en van het management. Je neem dan geen standpunt in, maar je vertelt hoe mensen in die situatie moreel handelen. Wanneer aan jou gevraagd wordt hoe je het morele gedrag van Abdul en van de ouders beoordeelt, dan hanteer je een morele norm om tot een oordeel te komen. Je keurt dat gedrag af, omdat je het discriminerend vindt. Dan ben je bezig met normatieve ethiek.
1.1.5 Recht en ethiek De begrippen recht en ethiek hebben met elkaar te maken, maar vallen beslist niet samen. Het juridische heeft betrekking op de rechtskunde en wetgeving in allerlei bepalingen. Hierin vinden wij allerlei morele opvattingen van onze ouders en grootouders voor zover die in wet en regelgeving zijn vastgelegd. Ethiek is de systematische reflectie op de morele waarden en normen zoals die in onze samenleving gelden of zullen gelden. De overeenkomst tussen het juridische en ethische ligt vooral in het verleden. Lang voordat in Nederland de abortuswet werd aangenomen, is er lang een morele discussie gevoerd over het al of niet toestaan van abortus. Die discussie is op een gegeven moment voorlopig afgesloten door het aannemen van de abortuswet. Deze wet geeft weer hoe de meerderheid in Nederland moreel denkt en handelt met betrekking tot abortus. De ethicus is meer gericht op de actualiteit en de toekomst en grijpt op ontwikkelingen vooruit en zal bepaalde regelgeving ter discussie stellen. Zo zal de ethicus voortdurend nieuwe inzichten en argumenten aandragen over de autonomie van bijvoorbeeld de verstandelijk gehandicapte cliënt in de hulpverlening. De wetgeving zal zich in de toekomst hierop aanpassen. De bemiddeling tussen het ethische en juridische vindt vooral plaats in de jurisprudentie, de toetsing van de regels aan de actuele morele inzichten.
1.2
Hoe ontwikkelen waarden en normen zich?
Het bewust zijn van goed en kwaad wordt meestal het geweten genoemd. De vraag die wij ons hier stellen is: hoe ontwikkelt het geweten zich? Je hoort mensen wel eens zeggen dat iemand zijn geweten ‘laat spreken’. Wat bedoelen ze dan? Meestal is er dan een gevoel dat zegt ‘er klopt iets niet’. Casus Marja Een moeder vertelt ‘s morgens aan Marja, groepsleidster op het MKD, dat haar zoontje van vier de dag ervoor weer eens voor de zoveelste keer in zijn broek heeft gepoept. ‘Ik heb de luier maar in zijn gezicht gesmeerd, dan leert hij het wel af.’ Marja staat perplex als ze dit hoort en weet op dat moment niks te zeggen. Op de groep verloopt de dag zonder proble-
13180_Basisboek beroepsethiek voor social work.indd 15
03-04-12 12:16
16
Basisboek Beroepsethiek voor Social Work
men. Marja probeert het voorval te vergeten, maar er blijft een vervelend gevoel aan haar knagen. Ze vindt dat ze er eigenlijk iets van had moeten zeggen. Ze voelt zich schuldig ten opzichte van het kind. Aan haar collega’s durft Marja het niet te vertellen omdat ze zich schaamt. Op het einde van de dag klopt ze aan bij de maatschappelijk werker die het gezin begeleidt en vertelt hem wat ze die ochtend heeft gehoord. Bron: Kolen, 2001
Morele keuzes baseer je op je geweten. Bij Marja zie je dat de hele dag ‘iets aan haar blijft knagen’. Uiteindelijk spreekt haar geweten en ‘weet’ Marja dat het niet goed is. De opmerking van de moeder had ze niet voorbij mogen laten gaan. Ze voelt zich schuldig ten opzichte van het kind. Dit schuldgevoel zorgt ervoor dat Marja gaat praten met de maatschappelijk werker die het gezin begeleidt. Misschien kan hij op basis van die informatie iets ondernemen. Soms kiezen mensen ervoor om hun geweten te ‘sussen’, ze negeren dan hun innerlijke stem.
1.2.1 De ontwikkeling van het geweten De Amerikaanse psycholoog L. Kohlberg heeft twintig jaar lang onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van het geweten van mensen. Volgens hem verloopt de ontwikkeling van het geweten volgens een vast patroon. Hoewel de inhoud van waarden en normen afhankelijk is van de cultuur waarin je bent geboren (zie verderop in dit hoofdstuk), is het patroon van ontwikkeling bij iedereen hetzelfde.
Biologie De intuïtieve mensenmoraal Bioloog Marc Hauser bouwt aan een universele moraalgrammatica. Iets doen blijkt overal erger dan iets laten. Liesbeth Koenen NRC Handelsblad 26-09-2009
Mensen in een hogere fase zijn beter in staat morele problemen op te lossen. In iedere fase is een bepaalde denktrant kenmerkend, een karakteristieke manier om problemen op te lossen. Kinderen zullen in een bepaalde fase een moreel probleem oplossen door zich af te vragen of ze straf krijgen, terwijl volwassenen bij datzelfde probleem zich zullen afvragen wat de gevolgen zijn voor andere mensen. De volgorde van fasen zit dus niet in het morele oordelen zelf, maar in de redenen die voor de oordelen gegeven worden.
13180_Basisboek beroepsethiek voor social work.indd 16
03-04-12 12:16
Wat is het morele perspectief?
17
Volgens Kohlberg kun je het morele oordelen bewust ontwikkelen bij kinderen door in iedere fase de juiste stimulans te geven. Mensen zijn in dit opzicht opvoedbaar. Een goede methode hierbij is om regelmatig met kinderen te discussiëren in de schoolklas over morele dilemma’s (zie hoofdstuk 4). Kohlberg heeft door onderzoek aangetoond dat kinderen daardoor op een steeds hoger niveau hun morele oordelen leren verantwoorden. Globaal genomen verloopt de ontwikkeling van het geweten in drie fasen: - preconventionele stadium: straf en beloning staan centraal; - conventionele stadium: de groep staat centraal; - postconventionele stadium: keuze van eigen waarden. Preconventionele stadium: straf en beloning staan centraal In deze periode van gewetensontwikkeling worden de eerste morele afwegingen gemaakt. Deze zijn gebaseerd op straf en beloning. Een kind in dit stadium zal bijvoorbeeld denken: ik gedraag mij zoals het hoort; ik zal van de juf wel een complimentje krijgen. Je ziet dat hier de eerste vorm van geweten wordt ontwikkeld: ‘iets is fout wanneer ik straf krijg en iets is goed wanneer ik een beloning krijg’. In dit stadium realiseert een kind zich niet ‘waarom’ iets wel of niet mag. Gevoelens van angst om straf te krijgen en verlangen naar beloning zijn bepalend voor het gedrag. De keuze om iets wel of niet te doen, hangt samen met wat bijvoorbeeld de vader, moeder of de leerkracht ervan vindt. Voor wat hoort wat Later in het preconventionele stadium komt bij ethische keuzes steeds meer het eigen gewin voorop te staan. Hier geldt: als je iets voor een ander doet, wil je er ook iets voor terugkrijgen. Je kunt bij een groepje spelende kinderen van die leeftijd bijvoorbeeld de volgende uitspraak horen; ‘Jij mag met mijn pop spelen, als ik op jouw schommel mag.’ In dit stadium is er nog weinig gevoel voor de ander. Soms is het letterlijk ‘oog om oog, tand om tand’. Het eerlijk behandelen van de ander gebeurt vanuit het idee dat je dan zelf ook op een eerlijke manier behandeld zult worden. Morele keuzes worden dus gemaakt op basis van het gelijkwaardigheidprincipe ‘voor wat hoort wat’. Misschien handelen de ouders van Sophie uit de casus wel vanuit een preconventioneel stadium. Misschien ervaren zij een gesprek met een groepsleider wel als een straf en zijn ze bang voor nog verdere ingrepen in hun gezinssituatie. In dat geval gaat het dus helemaal niet om de huidskleur van de groepsleider maar om het voorkomen van ‘straf’. Conventionele stadium: de groep staat centraal De uitspraak ‘iedereen doet het’ en het groeiend besef van het belang van regels en afspraken zijn kenmerkend voor het tweede stadium van de ontwikkeling van het geweten.
13180_Basisboek beroepsethiek voor social work.indd 17
03-04-12 12:16
Wat is het morele perspectief?
25
- Issues inzake het algemeen welzijn van de samenleving. Een tweede categorie morele issues kunnen wij plaatsen in het spanningsveld tussen de belangen en rechten van de cliënt enerzijds en de rest van de samenleving anderzijds. In hoeverre kan een psychiatrische cliënt blijven wonen in een woonwijk terwijl hij zichzelf en zijn huis verwaarloost en op de gekste tijden de radio hard aanzet? - Issues inzake gelijkheid, diversiteit en onderdrukking. Vervolgens zijn er issues waar de erkenning van de rechten van minderheden op gespannen voet komen te staan met de individuele rechten van een van hun groepsleden. Bijvoorbeeld een minderjarig islamitisch meisje dat wordt bedreigd wegens de geschonden eer van de familie omdat zij een relatie krijgt met een niet-islamitische jongen. - Issues inzake de beroepsrol. Hier gaat het om morele issues rondom de rol van de sociaal werker. Het kan te maken hebben met de verhouding tussen betrokkenheid en distantie of tussen ondersteuning en correctie. Bijvoorbeeld een sociaal weker die een cliënt helpt met schuldproblemen en ondertussen ontdekt dat haar partner ten onrechte een uitkering van de sociale dienst ontvangt. In de beroepspraktijk kunnen bovenstaande issues elkaar overlappen. Ook hoeven niet alle morele issues in de praktijk te leiden tot morele dilemma’s. Moreel relevante situaties kunnen gaandeweg in complexiteit toenemen.
Opdrachten Opdrachten om inzicht te toetsen 1. In het gewone maatschappelijke verkeer worden situaties niet alleen beschreven maar ook beoordeeld. Is men bij dat beoordelen bezig met ‘moraal’? ■ waar ■ onwaar 2. ‘Docenten moeten meer beschikbaar zijn voor studenten’. Dit is een objectieve uitspraak. ■ waar ■ onwaar 3. De uitspraak ‘Ethiek is een leuk vak’ is: ■ een normatieve uitspraak. ■ een objectieve uitspraak. ■ een subjectieve uitspraak. 4. De uitspraak ‘Van de ouderen in Nederland is 40 % dement’ is: ■ een objectieve uitspraak. ■ een normatieve uitspraak. ■ een subjectieve uitspraak.
13180_Basisboek beroepsethiek voor social work.indd 25
03-04-12 12:16
26
Basisboek Beroepsethiek voor Social Work
5. Vul na onderstaande uitspraken in: objectief, subjectief, normatief. a. ‘Ik heb vernomen, meneer de voorzitter, dat de nieuwe directeur van het jongerencentrum ruim 4000 euro per maand gaat verdienen.’ b. ‘Dat is een onredelijk hoge honorering.’ c. ‘Ik vind dit bedrag afschuwelijk wanneer ik denk aan de bezuinigingen elders.’ d. ‘Hij heeft toch een hbo-diploma.’ e. ‘Maar hij moet wel heel veel presteren om zo’n salaris te rechtvaardigen’:
6. Vul achter onderstaande uitspraken in: ‘waarde’ of ‘norm’. a. ‘Je moet je belastingpapieren eerlijk invullen’ b. ‘Wij streven naar rechtvaardigheid’ c. ‘Obama mag als president niet liegen’ d. ‘Het gaat het team om gelijkwaardigheid’ e. ‘Freya voelt zich aangetast in haar integriteit’ 7. Kruis aan welke van onderstaande uitspraken in dit hoofdstuk is uitgesproken. ■ Wat goed en kwaad is hebben wij in wetten vastgelegd. ■ Het moreel goede is niet hetzelfde als het wettelijk toegestane. ■ Het juridische en morele hebben niets met elkaar te maken. ■ Het antwoord op de vraag ‘Hoe goed te leven’ vinden we door ons aan alle morele normen te houden. 8. Kohlberg beschrijft de ontwikkeling van het morele besef in drie stadia. Geef van onderstaande uitspraken aan in welke stadium ze horen: stadium:
Marja helpt haar moeder met het schoonmaken van het huis. Zij weet dat ze dan straks mee mag naar haar lievelingstante.
stadium:
Alyssa van 13 wil graag een piercing, want dat hebben alle vriendinnen in haar groep.
stadium:
Koen ruimt zijn speelgoed op voor het avondeten, want anders mag hij niet naar het jeugdjournaal kijken
stadium:
Nynke gaat iedere week een paar uur als vrijwilliger werken in het asielzoekerscentrum, want zij vindt dat wij solidair moeten zijn met deze mensen uit andere landen.
13180_Basisboek beroepsethiek voor social work.indd 26
03-04-12 12:16
Wat is het morele perspectief?
stadium:
Liselotte en Nelleke proberen in hun discussie over een mogelijke abortus relevante waarden tegenover elkaar af te wegen om zo tot een oordeel te komen.
stadium:
Salman liep met een groep jongeren langs de tuin van die oude mevrouw. ‘Op een gegeven moment ging er één aan het tuinhek schudden, daarna deed iedereen dat tot het omging. Eigenlijk wilde ik niet meedoen, maar iedereen deed het, dus...’
stadium:
Bas: ‘Ik vind de kansen van mensen over heel de wereld zo ongelijk verdeeld. Sommige zijn rijk vanaf de geboorte, andere blijven arm. Ik zoek een beroep waarmee ik iets kan doen om dat te verbeteren.’
27
9. Er is sprake van een moreel dilemma als: a. je moet kiezen uit twee methoden die je beide niet effectief vindt. b. je moet kiezen tussen twee handelingsalternatieven die verbonden zijn met normen (waarden en deugden) die je beide na aan het hart liggen. c. je moet kiezen tussen twee activiteiten die je beide niet leuk vindt. d. je kunt kiezen uit twee handelingsalternatieven waarbij normen en waarden een rol spelen. 10. ‘De heer Van der Linden heeft jarenlang overmatig alcohol gedronken. Inmiddels lijdt hij aan het syndroom van Korsakow. De sociaal werker van een centrum voor neuropsychiatrie vraagt voor hem bij het zorgkantoor (CIZ) een indicatie aan voor extra zorg. Tijdens de intervisie met collega’s vraagt zij zich opeens af in hoeverre mensen die door risicogedrag ziek worden ook geholpen moeten worden.’ Waarvan is sprake als je kijkt naar het handelen van de sociaal werker in deze casus? a. Een moreel issue b. Een moreel dilemma c. Een moreel probleem d. Een methodisch probleem Opdrachten voor herkenning in de praktijk 11. Aan het begin van dit hoofdstuk gaven wij een casusbeschrijving van de familie Verhagen. In de teksten in hoofdstuk 1 zijn er verschillende beschouwingen gewijd aan die casus. Beantwoord in het kort de volgende vragen (bij voorkeur in kleine groepen): a. Wat zijn de relevante feiten in deze casus? b. Bespreek de casus en formuleer een beslissing over wat het jongerencentrum moet doen. Welke waarden wegen daarbij het zwaarst en minder zwaar? Wat zijn de argumenten voor jullie beslissing?
13180_Basisboek beroepsethiek voor social work.indd 27
03-04-12 12:16
28
Basisboek Beroepsethiek voor Social Work
12. Casus Joost en Dorien Joost zit wat krap bij kas. Het duurt nog twee weken voordat hij zakgeld van zijn ouders krijgt. Bovendien heeft hij al een voorschot gehad en kan daar niet nog eens om vragen Toch heeft hij nu echt geld nodig om met zijn vrienden op vakantie te gaan. Dan bedenkt hij ineens dat zijn oma regelmatig gul geeft van haar pensioen. Ze wordt ouder en bovendien vergeetachtig. Zij weet niet meer dat ze hem twee weken geleden ook nog dertig euro heeft gegeven. ‘Dat kun je niet maken’ vindt zijn vriendin Dorien. ‘Schaam je je niet dat je misbruik wilt maken van haar slechte geheugen?’ Joost: ‘Ze heeft geld genoeg. Dat gaat anders toch maar naar die rijke familieleden. Ik voel me daar helemaal niet schuldig over.’ Dorien: ‘Als je ouders daar achterkomen, zullen zij zich doodschamen voor de familie.’ Joost: ‘Ik laat mij geen schuldgevoel aanpraten door jou, ik ben voor mezelf verantwoordelijk.’ Dorien: ‘Een mooie manier om je geweten te sussen.’
Hoe oordeel jij over het gedrag van Joost en Dorien? 13. Je bent als gezinsvoogd op bezoek bij een gezin. De moeder vertelt dat haar zoon Karel (vier jaar) haar de afgelopen nachten met zijn gehuil wakker heeft gehouden. Gisteren sliep hij goed. ‘Maar toen heb ik hem de hele nacht wakker gehouden,’ vertelt de moeder voldaan. ‘Dan weet hij ook wat dat is.’ Hoe kun je dit gedrag van de moeder verklaren aan de hand van de theorie van Kohlberg? a. De moeder heeft een postnatale depressie. b. De moeder handelt op het preconventionele niveau. c. De moeder handelt op het conventionele niveau. d. De moeder handelt op het postconventionele niveau. Opdrachten voor beroepsethische reflectie 14. Schrijf voor jezelf vijf waarden op met de daarbij behorende normen die je van huis uit hebt meegekregen. Op welke wijze spelen zij op dit moment nog een rol in jouw leven? 15. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relatie tussen ‘zingeving en moraal’. Geef in een half A4 weer hoe in jouw leven er een samenhang tussen zingeving en moraal is gegroeid. 16. In dit hoofdstuk staat beschreven hoe je geweten zich ontwikkelt. Geef in een half A4 aan hoe jij terugkijkt op je eigen gewetensontwikkeling. Geef aan in welk stadium je op dit moment zit en waar je soms/vaak gebruik maakt van argumenten uit een eerder stadium.
13180_Basisboek beroepsethiek voor social work.indd 28
03-04-12 12:16
112
Basisboek Beroepsethiek voor Social Work
4. Wat wordt bedoeld met ‘legitimering’ van het beroep? Hoe wordt dat geregeld? 5. Wat wordt bedoeld met ‘eigen bestaansethiek’? 6. Stel je de volgende situatie voor: je hebt een vriendin die aarzelt of ze met een sphopleiding zal beginnen. Jij wilt graag dat zij dat gaat doen. Je weet dat die vriendin gevoelig is voor morele aspecten van het beroep. Schrijf een brief (maximaal 100 woorden) om haar over te halen. 7. Op dit moment is er veel aandacht voor beroepsethiek. Geef drie redenen hiervoor. 8. In dit hoofdstuk worden een vijftal redenen genoemd waarom je het beroep van hulpverlener kunt kiezen. In onderstaande uitspraken is steeds één van deze vijf aan de orde. Vul deze in. - Ik wil bijdragen aan een betere samenleving en daarom mensen helpen om via sociale wetgeving datgene te krijgen waar zij recht op hebben. - Vanuit mijn overtuiging vind ik dat je je naaste moet helpen. - Via het Persoons Gebonden Budget krijgt een cliënt geld om zelf hulp in te kopen. Daar sta ik achter, het versterkt de zelfstandigheid van de cliënten. - Door de individuele hulpvragen te vertalen in signalen van maatschappelijke achterstelling bieden we echte hulp. - Er is nauwelijks een beroep te bedenken waarin je zoveel terugkrijgt van je cliënt als in het sociaal werk. 9. We spreken van professionele hulpverlening bij de sociaal werker. ‘Professioneel’ betekent soms alleen maar dat het een betaalde baan is. In de hulpverlening heeft professionalisering een bredere betekenis. In dit hoofdstuk worden vijf voorwaarden genoemd waaraan een beroep moet voldoen om een professie te zijn. Welke van onderstaande items hoort daar niet bij?
13180_Basisboek beroepsethiek voor social work.indd 112
03-04-12 12:16
Over de auteur
119
Over de auteur Jan Ebskamp was jarenlang docent aan de Hogeschool Haarlem. Hij doceerde beroepsethiek op mbo- en hbo-opleidingen. Na zijn pensionering is hij actief gebleven als freelance docent en auteur. Van zijn hand verschenen de boeken Ethisch leren denken, De waardevolle leraar, Basisboek beroepsethiek voor Social Work en Beroepsethiek voor SPH (samen met Henk Kroon), Dagbestedingscoach, een volwaardig beroep. Ebskamp is medeauteur van het boek OriĂŤntatie op Social Work. Recent was hij samensteller van de beroepscode voor de sociaalagogisch werker. Samen met Jaap Buitink werkte hij aan de beroepscode voor de jeugdzorgwerker. Ook is hij medeauteur van het boek Moresprudentie, Ethiek en beroepscode in het sociaal werk (2012).
13180_Basisboek beroepsethiek voor social work.indd 119
03-04-12 12:16
Omslag TM • Basisboek Beroepsethiek voor Social Work • Mariska van Eijden, studio Pietje Precies bno, Hilversum fictieve rugdikte: 7 mm • formaat 170 * 243 mm • fc
Jan Ebskamp
Basisboek Beroepsethiek voor Social Work Jan Ebskamp
Basisboek Beroepsethiek voor Social Work
Basisboek Beroepsethiek voor Social Work is grondig herzien. Nieuwe ontwikkelingen in het Sociale Werk, zoals ‘Welzijn Nieuwe Stijl’, en recente literatuur over beroepsethiek, zoals ‘bestaansethiek’, hebben geleid tot een actualisering van dit boek. Het belang van morele oordeelsvorming voor sociaal werkers wordt steeds groter. Zij komen in contact met randgroepjongeren, vereenzaamde ouderen, veelplegers, slachtoffers en daders van seksueel misbruik/geweld. Daarbij zoeken zij antwoorden op ethische vragen waar de samenleving mee worstelt en waarvoor de samenleving geen pasklare antwoorden heeft. Sociaal werkers dienen zelfstandig in onderling overleg antwoorden te zoeken op de morele problemen en dilemma’s waarmee zij worden geconfronteerd. Dit herziene Basisboek Beroepsethiek voor Social Work geeft studenten en werkers tools in handen om zichzelf te scholen in zelfstandige, morele oordeelsvorming en om deze dilemma’s in communicatie met anderen aan de orde te stellen. Het geeft sociaal werkers houvast en zelfvertrouwen in moeilijke probleemsituaties.
*hIJ0A6|ZVSUVs