12 minute read

Wereldoorlog

Next Article
Examentraining

Examentraining

2.4 Nederland tijdens de Eerste

Wereldoorlog

Deelvraag Welke gevolgen had de Eerste Wereldoorlog voor Nederland?

© Collectie SPAARNESTAD PHOTO/Het Leven/Fotograaf onbekend

BrON 25 Blije Amsterdamse vrouwen op een foto uit 1917.

Aardappelen!

Tien vrouwen op een rij. Ze lachen en kijken recht in de camera. Sommige vrouwen hebben hun schort opgetild. Je kunt zien dat ze er iets in dragen. Dat is waarom ze zo blij zijn: ze hebben aardappelen! Dit was in die tijd het belangrijkste voedsel, maar in 1917 was er een tekort aan. Veel mensen leden honger. Enkele dagen voordat deze foto werd gemaakt, hoorden Amsterdamse vrouwen dat er aan een gracht een schip vol aardappelen lag, bestemd voor het leger. Ze wilden het schip plunderen, maar de politie voorkwam het. Vandaag is er een tweede aardappelschip in Amsterdam aangekomen. Maar deze aardappelen zijn veel te duur voor de arbeidersvrouwen. Ze moeten toekijken hoe rijke mensen de aardappelen kopen. Een groep vrouwen trekt woedend de stad in en plundert een groentemarkt en een goederentrein. Agenten en soldaten schieten op hen: negen vrouwen worden gedood. Op die manier komt er een bloedig einde aan wat later het Aardappel-oproer is genoemd.

Het tekort aan aardappelen kwam door de oorlog. Nederland vocht niet mee in de Eerste Wereldoorlog. Toch had deze oorlog gevolgen voor de Nederlanders. Hierover lees je in deze paragraaf.

Tekorten

De Nederlandse economie had veel last van de oorlog. Door het oorlogsgeweld nam de internationale handel af. Het vervoer van grondstoffen, fabrieksproducten en voedsel over zee werd erg gevaarlijk. Honderden Nederlandse handelsschepen werden geraakt door torpedo’s. Hierbij kwamen vele mensen om het leven. In de loop van de oorlog ontstond een tekort aan steeds meer producten. Om de beschikbare producten zo eerlijk mogelijk te verdelen, werd distributie ingevoerd. Ieder gezin kreeg bonkaarten. Alleen als je een bon van die kaart scheurde en inleverde, mocht je een bepaald product kopen. Ondanks de distributie was er toch vaak te weinig voedsel.

Mobilisatie

België was, net als Nederland, neutraal. Toch raakte België bij de oorlog betrokken. Dat kon ook Nederland overkomen. Daarom besloot de Nederlandse regering dat het leger klaar moest staan om het land te verdedigen bij een aanval. Tijdens deze mobilisatie, die net zo lang duurde als de oorlog, waren 200.000 mannen gelegerd in de kazernes. Ze werden onder meer ingezet om de grens te bewaken.

Op de vlucht

Honderdduizenden Belgen vluchtten voor het oorlogsgeweld naar Nederland. Volgens internationale afspraken was Nederland als neutraal land verplicht de oorlogsvluchtelingen op te vangen. Maar doordat zo veel Belgen wegvluchtten, dreigde dat land ‘leeg’ te raken. Om dat te voorkomen, plaatsten de Duitsers eind 1914 een elektrisch geladen prikkeldraadhek langs de hele Belgisch-Nederlandse grens. Hierdoor stopte de vluchtelingenstroom. Maar door deze Dodendraad, zoals het hek genoemd werd, konden de 300.000 Belgische vluchtelingen in Nederland ook niet meer terug naar huis. Daarom bleven zij tot aan het eind van de oorlog in Nederland. Niet alle vluchtelingen waren burgers. Onder hen waren duizenden soldaten die vanaf de slagvelden van het westfront naar Nederland waren gevlucht. Zij wilden niet langer vechten en deserteerden. Het waren soldaten van alle oorlogvoerende partijen. Nederland was verplicht deze soldaten in kampen op te sluiten en goed te bewaken. In deze kampen was de sfeer vaak slecht: soldaten hadden onderling vaak ruzie en er braken regelmatig vechtpartijen uit.

© methode breed vrij gebruik < 7 jaar

BrON 26 Belgische vluchtelingen worden opgevangen in de Sint-Josephkerk in Bergen op Zoom. Foto uit 1914.

BrON 27 Poster voor een tentoonstelling in Maastricht in 1917.

De vergissing van Troelstra

Honger, kou, ziekte, werkloosheid: het waren maar enkele van de vele problemen waarmee miljoenen Europeanen in het laatste oorlogsjaar te maken hadden. In sommige landen was dit voor communisten het moment om te proberen de macht te grijpen. Zij meenden dat arbeiders bereid waren in opstand te komen, nu duidelijk was dat hun regering niet voor verbeteringen kon zorgen: leve de revolutie! In Nederland dacht ook Pieter Troelstra van de SDAP dat. Verandering door wetgeving – wat de sociaaldemocraten wilden – duurde hem te lang. Met een revolutie zou het veel sneller gaan. Toen er rellen uitbraken in een kazerne op de Veluwe, dacht Troelstra dat die revolutie was uitgebroken. Hij liet in de Tweede Kamer weten dat de arbeiders de macht in handen namen. De regering stuurde soldaten naar de grote steden om daar de revolutie te onderdrukken. Maar er hoefde nauwelijks gevochten te worden, want nergens waren grote groepen communistische arbeiders te zien. De paar kleine rellen konden eenvoudig worden neergeslagen. Toen enkele dagen later ook nog een enorme demonstratie werd gehouden vóór het koningshuis en tégen grote veranderingen, was duidelijk dat Troelstra zich had vergist: er kwam in Nederland geen revolutie.

Begrippen

distributie Manier om de beschikbare producten te verdelen, vaak met een systeem van bonnen. mobilisatie Het leger gereedmaken voor oorlog.

Opdrachten

Dit weet je al

1 Partij kiezen

a Kies de juiste woorden:

Nederland hoorde tijdens de Eerste Wereldoorlog bij de Geallieerden / de Centralen / geen van beide bondgenootschappen. Nederland vocht wel / niet mee in de Eerste Wereldoorlog. b Leg uit wat opdracht a te maken heeft met het begrip neutraal.

Aan de slag

2 Goed of slecht?

Het belang van geschiedenis: Mensen oordelen vaak te snel. Ze vinden iets óf goed óf slecht.

Maar de werkelijkheid is vaak niet zo simpel. Voorbeelden uit de geschiedenis kunnen je dat laten inzien.

Lees: Aardappelen! Bekijk: bron 25.

a De vrouwen op de foto hebben aardappelen gestolen en zijn dus dieven. Dieven gaan meestal niet graag op de foto, maar deze vrouwen wél.

Trek hier een conclusie uit.

Begin zo: Deze vrouwen vinden waarschijnlijk dat ze met hun diefstal wel / niet iets verkeerd hebben gedaan, omdat … b Stel dat de vrouwen voor de rechter komen. Jullie zijn de advocaat van de vrouwen en de aanklager (officier van justitie). Verdeel de rollen. • De advocaat geeft twee argumenten waarmee hij de rechter wil overtuigen dat deze vrouwen geen straf verdienen. • De aanklager geeft twee argumenten waarmee hij de rechter wil overtuigen dat deze de vrouwen juist wél moet veroordelen. c Lees elkaars argumenten. Jullie zijn nu samen de rechter.

Hoe oordelen jullie over deze vrouwen: verdienen zij een straf, of niet?

Leg jullie vonnis uit.

3 Tekorten

Lees: Tekorten.

a Wat had de onbeperkte duikbootoorlog te maken met de tekorten in Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog?

Tip: Lees het na in paragraaf 2.3 als je het niet meer weet. b Zijn de volgende zinnen waar of niet waar?

Waar Niet waar

1 Dankzij de distributie waren er in Nederland geen tekorten meer.

2 Het distributiesysteem was vooral goed voor rijke mensen, want die kregen meer distributiebonnen en konden dus meer producten kopen.

3 Het doel van de distributie was de beschikbare goederen eerlijk te verdelen. ◯ ◯

c Verbeter de zinnen van opdracht b die niet waar zijn.

4 Honger

Je oefent: oorzaken, aanleiding en gevolgen.

Lees: bron 28.

a Haal drie gegevens uit de bron waaruit blijkt dat er in Nederland in 1918 voedseltekorten waren. b Bedenk wat ‘schijngehakt’ zou kunnen zijn. c Leg in één zin uit wat dit oorlogskookboek anders maakt dan een gewoon kookboek.

Uit de inleiding van een kookboek uit 1918:

“De oorlog heeft toestanden in het leven geroepen die men zich nimmer had kunnen voorstellen. Wie had kunnen denken dat een speciaal Oorlogskookboek noodig zou zijn, een kookboek dat rekening moet houden met de levensmiddelen die nog

“verkrijgbaar” zijn? Indien er geen vleesch te krijgen zal zijn, zoo zal dit kookboek U tal van smakelijke schotels brengen, zonder vleesch en zelfs zonder visch, daar visch evenmin steeds verkrijgbaar zal zijn en men toch ook niet elken dag visch kan eten.

Schijngehakt, om maar iets te noemen, zal de huisgenooten zeker goed smaken. Bij het bereiden van de maaltijden zal men echter in vele gevallen bepaalde ingrediënten missen, welke beslist vervangen moeten worden door andere. Zoo zal men bij het aanmaken van de sla naar olie vragen. Vele huisvrouwen zullen nog eenige voorraad olie in huis hebben, mocht dit echter ontbreken, dan kan men met uitstekend resultaat hiervoor in de plaats melk gebruiken, ook zal karnemelk of zure room zeer voldoen.”

Oorlogskookboek, 1918.

BrON 28

5 Mobilisatie

Lees: Mobilisatie.

a Mobilisatie van een leger kost heel veel geld.

Geef hier twee redenen voor. b De gemobiliseerde soldaten bewaakten de Duits-Nederlandse grens.

Leg uit waarom de overheid dat nodig vond. c De soldaten bewaakten ook de Noordzeekust, want daar zouden de Engelsen kunnen aanvallen. Niemand verwachtte dat dat zou gebeuren, ook de regering niet.

Waarom liet de regering dan tóch de kust bewaken?

Gebruik in je antwoord het begrip neutraal.

6 Op de vlucht

Lees: Op de vlucht.

a Veel Belgen vluchtten naar Nederland. Ons andere buurland, Duitsland, was ook in oorlog.

Waarom kwamen er geen Duitse vluchtelingen naar Nederland? b Wat wilden de Duitsers bereiken met het plaatsen van de Dodendraad? c Leg uit dat de Dodendraad voor Nederland zowel een voordeel als een nadeel had. d In de tekst staat dat sommige soldaten deserteerden.

Wat betekent dat? ◯ Zij liepen weg uit het leger. ◯ Zij vielen Nederland aan, omdat Nederland neutraal was en dus niet terugvocht. ◯ Zij weigerden de bevelen van hun officieren op te volgen.

e Stel, een Britse generaal stuurt in de Eerste Wereldoorlog een groep soldaten naar

Nederland. Ze zeggen dat ze gedeserteerd zijn. In Nederland mogen ze zich vrij bewegen.

De soldaten gaan naar het hek tussen België en Nederland, maken er een gat in en vallen de Duitsers in de rug aan.

Waarom zou dit voor Britse generaals een handige tactiek zijn? f Leg met behulp van opdracht e uit waarom de oorlogvoerende landen wilden dat

Nederland de gedeserteerde soldaten opsloot en bewaakte.

7 Belgische vluchtelingen

Je oefent: feit en mening.

Bekijk: bron 26 en bron 27. Lees: bron 29 en bron 30.

a De soldaat (bron 29) beschrijft vooral feiten, maar geeft ook zijn mening.

Welke woorden uit zijn beschrijving zijn een mening? b Vergelijk de beschrijving van de soldaat met wat je op de foto van bron 26 ziet.

Schrijf twee overeenkomsten en twee verschillen op. c Wat is de mening van generaal Snijders (bron 30) over de Belgische vluchtelingen? d Met welke twee argumenten onderbouwt Snijders zijn mening? e Zijn deze argumenten feiten?

Leg je antwoord uit. f Hoe denkt de maker van bron 27 over de Belgische vluchtelingen?

Leg het uit aan de hand van twee beeldelementen. g Met wie is de maker van bron 27 het het meest eens: met generaal Snijders (bron 30) of met soldaat Wandel (bron 29)?

Leg je keuze uit.

Een Nederlandse soldaat schreef in 1914 in zijn dagboek:

“De vluchtelingen naderen het stadje Hulst, blij dat ze hier liefderijk worden ontvangen.

We stonden beiden met tranen in de ogen en zagen de arme stumpers die alles hadden verlaten met het vege lijf aankomen. Sommigen hadden wat bezittingen bij zich, anderen helemaal niets. Er waren moeders bij met zuigelingen, vaders met knaapjes op de rug.

Oude mannen en vrouwen. Jonge meisjes enz. De één had een koetje, de ander een paard, sommigen hadden een hond of kat. En al stappende kwamen ze dichterbij en toen ze ons zagen, ging er bij sommigen nog een rilling door de leden en met schuwe blikken staarden ze ons aan.”

Dagboek van M. Wandel, oktober 1914.

BrON 29

De opperbevelhebber van het Nederlandse leger schreef in 1914 aan de regering:

“Ik zie dat er Belgische personen in ons land verschijnen die niet voor de vijand zijn gevlucht. Ook zijn zij niet zonder dak geraakt wegens het vernielen van hun woning, maar zij hebben in België geen werk. Ze zijn dus geen vluchtelingen, maar werkelozen, die in ons land gratis voedsel en onderdak genieten. De aanwezigheid van allerlei

Belgen die hier te lande hun heil zoeken, vind ik zeer bedenkelijk.”

Brief van generaal C. J. Snijders, 1914.

BrON 30

8 De vergissing van Troelstra

Lees: De vergissing van Troelstra en bron 31.

a Welke vier negatieve gevolgen van de oorlog noemt wethouder Vliegen? b Hoe is de sfeer onder de Amsterdamse bevolking, volgens Vliegen? c Volgens sommige communisten was de situatie in de herfst van 1918 een goed moment om een revolutie te beginnen. Leg dit uit. d Troelstra was een sociaaldemocraat.

Wat is het verschil tussen een sociaaldemocraat en een communist?

Lees het na in paragraaf 1.2 als je het niet meer weet. e Bedenk waarom Troelstra nu ineens tóch een revolutie wilde. f De tekst heeft als titel ‘De vergissing van Troelstra’.

Verklaar deze titel.

De Amsterdamse wethouder Vliegen beschreef de situatie in Amsterdam in de herfst van 1918:

“Het was alsof alle ongeluk zich ophoopte. Groote massa’s die leefden op het randje van den hongersnood, toenemende werkloosheid, een afschuwelijke griep-epidemie die duizenden slachtoffers eischte, een winter zonder brandstof voor de deur…

Een wonder was het niet dat er een sombere stemming heerschte, een sfeer van ondergang!”

BrON 31

Vat samen

9 Gevolgen van de Eerste Wereldoorlog

Hieronder staan enkele steekwoorden: a het Nederlandse leger b handel en scheepvaart c de voedselvoorraad d vluchtelingen. Beschrijf aan de hand van deze steekwoorden welke gevolgen de Eerste Wereldoorlog voor Nederland had.

Verdieping

10 Brief aan generaal Snijders

Lees: bron 30.

Stel: jij bent een Belgische vluchteling. Je leest de brief van generaal Snijders (bron 30). Schrijf hem een brief terug waarin je duidelijk maakt dat de meeste Belgische vluchtelingen échte vluchtelingen zijn. Vertel wat je hebt meegemaakt toen Duitsland België aanviel en hoe je je toen voelde. Zoek online meer informatie over de gebeurtenissen in België in 1914.

Havo-opdracht

11 Tekorten

Lees: bron 32.

a In hoeverre toont bron 32 aan dat er al in 1914 tekorten waren in Nederland?

Beargumenteer je antwoord. b De chaos in de kruidenierswinkel kan ook een andere oorzaak hebben dan een voedseltekort.

Bedenk een andere oorzaak.

Uit een nieuwsbericht uit 1914:

“In een grooten grutterswinkel in de Van Woustraat – elders trouwens ook – vochten en worstelden, drongen en schreeuwden dertig, veertig vrouwen, die geweldige voorraden rijst, meel, haver, gort, en andere voedzame ingrediënten wilden inslaan.

Tot driemaal toe moest deze winkel zijne poorten sluiten, omdat de aandrang te bar, en de voorraad tijdelijk uitgeput was. En voor de dichte deur verdrongen zich weer andere vrouwtjes, gewapend met reusachtige manden en zelfs beddetijken!”

De Telegraaf, 1 augustus 1914.

BrON 32

Onthouden: 1, 5, 8a, 8b, 8d, 9 Begrijpen: 2, 3, 4, 6, 7, 8c, 8e, 8f, 11 Toepassen: 10

This article is from: