Werkboek
Ontdek het verleden, begrijp het heden.
Auteurs
Ronald den Haan
Raymond de Kreek
Eugenia Smit
Frank Tang
Stef Vink
Eindredactie
Ronald den Haan
Eugenia Smit
voor de onderbouw
Geschiedenis
Werkboek 1 vwo
COLOFON
Ontwerp omslag
Studio Fraaj, Rotterdam
Opmaak omslag
Studio Vlak
Beeld omslag
© Art Institute of Chicago
Beeldresearch
Daliz, Den Haag / Liane Volgers, Utrecht
Ontwerp binnenwerk
Tom Lamers, Reclamers, Veghel
Opmaak
Staalboek, Veendam
Tekenwerk en cartografie
EMK, www.emk.nl
Over ThiemeMeulenhoff
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en technologie samen. Met onze groeiende expertise, ervaring en leeroplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht doen aan de verschillen tussen lerenden en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds persoonlijker, effectiever en efficiënter wordt.
Samen leren vernieuwen.
www.thiememeulenhoff.nl
ISBN 978 90 06 08204 3
Derde herziene editie, eerste druk, 2024 � ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2024
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd.
Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk.
Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
INHOUD
1 Op zoek naar het verleden 4
Oriëntatie 4
1.1 Wat is geschiedenis? 6
1.2 Waarom is geschiedenis belangrijk? 11
Afsluiting 16
TIJD VAN JAGERS EN BOEREN
2 Jagers, boeren en farao’s 18
Oriëntatie 18
2.1 De eerste mensen jagen en verzamelen 20
2.2 De landbouwrevolutie 25
2.3 Machtige steden en staten 30
2.4 Leven voor én na de dood 35
2.5 Drie Rivierdal-beschavingen Wereldgeschiedenis 40
Op onderzoek in het oude Egypte en Mesopotamië
Verdieping 43
Afsluiting 45
TIJD VAN GRIEKEN EN ROMEINEN
3 De Grieken 48
Oriëntatie 48
3.1 De wereld van de Grieken 50
3.2 Athene en Sparta 55
3.3 De Griekse cultuur 60
3.4 Grieken in Egypte en Azië 65
3.5 Het vroege boeddhisme Wereldgeschiedenis 70
Op onderzoek bij de Grieken Verdieping 73
Afsluiting 75
TIJD VAN GRIEKEN EN ROMEINEN
4 Imperium Romanum 78
Oriëntatie 78
4.1 Van stadstaat tot wereldrijk 80
4.2 Koningstijd, republiek, keizertijd 85
4.3 Aan de limes 90
4.4 Het einde van het West-Romeinse Rijk 95
4.5 De Maya’s Wereldgeschiedenis 100
Op onderzoek bij de Romeinen Verdieping 103
Afsluiting 105
TIJD VAN MONNIKEN EN RIDDERS
5 Ridders, horigen en monniken 108
Oriëntatie 108
5.1 Het rijk van Karel de Grote 110
5.2 De vroegmiddeleeuwse landbouwsamenleving 115
5.3 De verspreiding van het christendom 120
5.4 Een nieuw geloof: de islam 125
5.5 Het Byzantijnse Rijk Wereldgeschiedenis 130
Op onderzoek in de vroege Middeleeuwen
Verdieping 133 Afsluiting 135
TIJD VAN STEDEN EN STATEN
6 Koningen, burgers en kruisvaarders 138 Oriëntatie 138
6.1 De middeleeuwse stad 140
6.2 Het koninkrijk Engeland 145
6.3 Centralisatie in Frankrijk 150
6.4 De kruistochten 155
2.5 China in de tijd van de Ming-keizers
Wereldgeschiedenis 160
Op onderzoek in de late Middeleeuwen Verdieping 163 Afsluiting 165
Illustratieverantwoording 168
Op zoek naar het verleden
Oriëntatie
1 Een mysterie
Lees: Een mysterie in de oude kerk. Bekijk: bron 1.
In de tekst staat dat onderzoekers in de kerk van bron 1 een ‘mysterieuze’ verrassing vonden. Wat was die mysterieuze verrassing? En waarom was het een mysterie?
2 Schilderijen bekijken
Bekijk: bron 1, en opdrachtbron 1.
In je leerboek staan bronnen. In je werkboek staan opdrachtbronnen. Er zijn beeldbronnen (plaatjes) en tekstbronnen. Bronelementen zijn onderdelen daarvan. Bijvoorbeeld: een zin uit een tekstbron. Of: de man met de hond, linksonder in opdrachtbron 1. Een bronelement uit een beeldbron heet ook een beeldelement.
a Dat bron 1 een kerk is, zie je aan de ramen. Dat staat in de tekst. Waaraan kun je nog meer herkennen dat dit gebouw een kerk is? Noem twee dingen.
b Zie je wat je bij opdracht a opschreef ook in de kerk van opdrachtbron 1? Zo ja, omcirkel het in de afbeelding.
c Omcirkel in opdrachtbron 1 drie andere beeldelementen die je ook in bron 1 ziet. d Een graf graven in een kerk vind jij misschien een beetje raar. In de kerk van opdrachtbron 1 gebeurt nóg iets wat jij waarschijnlijk vreemd zult vinden. Wat is het? En zou dat ook in de kerk in bron 1 kunnen gebeuren? Hoe zie je dat?
OpDRaCHtbRON 1 Hendrick van Vliet, de schilder van bron 1, maakte meer schilderijen van het interieur (de binnenkant) van kerken. Dit is de Nieuwe Kerk in Delft, geschilderd in 1665.
1
4 1 Op zoek naar het verleden
e Wat kun je leren van het bekijken van de twee schilderijen?
◯ Er gingen vroeger bijna geen mensen naar de kerk, want op de schilderijen zie je weinig mensen.
◯ Alle kerken hadden grote ramen.
◯ Het moet vroeger vaak vreselijk gestonken hebben in kerken.
◯ Alleen in Gouda en in Delft werden mensen onder de kerkvloer begraven.
3 Heel veel roken
Bekijk: bron 2 en 3.
a In Jacobs tijd rookten arme mensen veel, want dan voelden ze de honger minder. Ze gebruikten pijpjes van klei en rookten goedkope tabak. Jacob rookte zóveel, dat onderzoekers dat aan zijn gebit konden zien: de kiezen waartussen hij zijn pijpje klemde, waren afgesleten. Wat weet je nu over Jacob? Hij was waarschijnlijk rijk | arm.
b Wie werden in de kerk begraven? Mensen die rijk | arm waren.
Soms moet je bij een opdracht iets bedenken. Dat betekent dat het antwoord niet in een tekst staat. Je moet het zelf vinden, door goed na te denken: wat is een logisch antwoord op de vraag?
c Vergelijk je antwoorden bij opdracht a en b. Bedenk een verklaring: waarom is Jacob in de kerk begraven?
d Wat jij bij opdracht c hebt gedaan, deden de onderzoekers ook. Ze bedachten verklaringen. Maar of die kloppen…? Niemand weet het. Het is dus een mysterie! Vul hiermee je antwoord bij opdracht 1 aan.
4 Meer raadsels
Er was nog iets vreemds. Mensen werden vroeger altijd met hun hoofd naar het westen begraven. Dit werd erg belangrijk gevonden, want het had een godsdienstige reden. De tientallen personen die zijn gevonden tijdens het onderzoek lagen allemaal met het hoofd naar het westen. Op één na: Jacob lag met zijn hoofd naar het oosten.
a Vul je antwoord bij opdracht 1 aan met deze gegevens. Doe dat in één zin.
b Bedenk een verklaring: waarom is Jacob ‘verkeerd-om’ begraven?
5 Wat ga je leren?
Lees: In dit hoofdstuk.
a In de tekst staat wat je in dit hoofdstuk gaat leren. Wat lijkt je het interessantst? Waarom?
Soms staat in een opdracht dat je iets moet citeren. Dat betekent: letterlijk overschrijven.
b Citeer de zin uit de tekst die past bij jouw antwoord bij opdracht a.
c Citeer de zin uit de tekst waarin staat wat jij het minst interessant vindt.
Oriëntatie 5
1.1 Wat is geschiedenis?
Wat weet je al?
1 Een vraag om mee te beginnen
De titel van deze paragraaf is een vraag. Praat met een klasgenoot over deze vraag en schrijf het antwoord zo nauwkeurig mogelijk op.
Basisstof
2 Heel voorzichtig graven
Lees: Onderzoekers aan het werk. Bekijk: bron 4.
a Welke conclusies trokken de onderzoekers, nadat ze Jacob hadden onderzocht?
• Jacob was 1,69 meter lang. wel | niet
• Jacob heeft vaak honger gehad. wel | niet
• Jacob is overleden door de honger. wel | niet
• Jacob was ongeveer 24 jaar toen hij stierf. wel | niet
• Jacob heeft jarenlang gerookt. wel | niet
• Jacob leefde in de achttiende eeuw. wel | niet
• Jacob rookte zoveel, omdat dat zijn hongergevoel onderdrukte. wel | niet
3 Het verleden
en de geschiedenis
Lees: Werken met het verleden.
a Hoe verliep jouw eerste les Frans? Schrijf het antwoord op deze vraag op een los blaadje. Zorg dat je antwoord uit 50-80 woorden bestaat. Let op: je antwoord is geheim! Je mag niet met elkaar overleggen en je mag je antwoord aan niemand laten lezen.
b Je hebt nu een geschiedenis geschreven van je eerste les Frans. Jouw klasgenoten hebben dat ook gedaan. De docent zal enkele leerlingen vragen het antwoord voor te lezen of op het bord te schrijven. Wat valt op als je de antwoorden vergelijkt?
In vrijwel elke geschiedenisles werk je met begrippen: woorden die erg belangrijk zijn. In Feniks staan nieuwe begrippen vetgedrukt. In de Afsluiting van het hoofdstuk staan de definities: de uitleg van de begrippen. Je moet de definities kennen, maar ook begrijpen Pas als je begrijpt wat een begrip betekent, kun je ermee werken.
c Citeer de definities van de begrippen ‘verleden’ en ‘geschiedenis’. Zoek het op in de Afsluiting van dit hoofdstuk.
6 1 Op zoek naar het verleden
d Wat is het belangrijkste verschil tussen de begrippen geschiedenis en verleden?
Kies het juiste antwoord.
◯ Ze gaan allebei over vroeger.
◯ Het verleden is een verhaal over geschiedenis.
◯ Geschiedenis is een verhaal over het verleden.
e Opdracht a en b gingen over jullie eerste les Frans. Leg uit wat deze opdrachten te maken hebben met het verschil tussen de begrippen verleden en geschiedenis.
4 Sporen uit het verleden
Je oefent: Soorten bronnen.
Lees: Soorten bronnen.
Hieronder worden zes bronnen beschreven. Geef bij elke bron aan of het een geschreven of ongeschreven bron is, en of het een primaire of secundaire bron is.
geschreven ongeschreven primair secundair
Sven onderzoekt de Middeleeuwen en vindt het zwaard van een middeleeuwse ridder.
Anwar wil weten hoe de Eerste Wereldoorlog verliep. Hij bekijkt een documentaire op YouTube, die werd gemaakt in 2014. Toen werd herdacht dat de Eerste Wereldoorlog honderd jaar geleden was begonnen.
Marieke wil weten hoe het leven in Groningen in de zestiende eeuw was. Ze vraagt het haar geschiedenisleraar, die alles weet.
Lotte doet onderzoek naar de Vietnamoorlog, die in de tweede helft van de twintigste eeuw werd uitgevochten. Ze leest de dagboeken van soldaten die in die oorlog vochten.
Stef wil weten waarom de zeventiende eeuw soms de Gouden Eeuw wordt genoemd. Hij leest het boek ‘Bepaald geen zilveren eeuw!’, dat in 1982 werd geschreven door een bekende historicus.
Karima verdiept zich in kunst uit de Gouden Eeuw. Ze gaat naar het Rijksmuseum en bekijkt schilderijen van Rembrandt.
5 Een oude grafsteen
Bekijk: bron 5.
a Kies de juiste woorden. Als je een onderzoek doet naar grafstenen in de kerk, is bron 5 een primaire | secundaire en een geschreven | ongeschreven bron.
b Soms moeten historici oude teksten lezen die beschadigd zijn, of waarvan stukjes tekst ontbreken. Dan moeten ze zo goed mogelijk bedenken wat er zou kunnen staan.
Probeer samen de tekst op de grafsteen in bron 5 te lezen. Schrijf die tekst op.
☐ ☐ ☐ ☐
☐ ☐ ☐ ☐
☐ ☐ ☐ ☐
☐ ☐ ☐ ☐
☐ ☐ ☐ ☐
☐ ☐ ☐ ☐
7 1.1 Wat is geschiedenis?
c Tussen ‘Februarius’ en ‘Anno’ staat een letter. Het lijkt een R, maar het kan ook een P of een D zijn. Daaronder staat een M. Bedenk wat die letters kunnen betekenen.
6 Tijdvakken en periodes
Lees: De tijd indelen.
a Maak de zinnen af.
• De Tijd van regenten en vorsten duurt jaar.
• De Tijd van Grieken en Romeinen duurt jaar.
• De Tijd van monniken en ridders heet ook wel de
• De Vroegmoderne Tijd bestaat uit tijdvakken.
b Schrijf de namen en de jaartallen van de tijdvakken in de eerste en tweede kolom van het schema. Je mag online informatie zoeken.
Tijd van… Van … tot … Gebeurtenis jagers en boeren
ontdekkers en hervormers
1600-1700
Jacob uit Gouda wordt begraven.
1950 - heden Het skelet van Jacob uit Gouda wordt gevonden.
c Schrijf in de derde kolom bij elk tijdvak een gebeurtenis die toen plaatsvond.
d Stel dat we het tiende tijdvak niet tot heden (nu) laten doorlopen, maar tot 2000. Hoe zouden jullie tijdvak 11 noemen, dat van 2000 tot heden loopt?
De Tijd van en
7 Cultureel, sociaal, politiek, economisch
Lees: Eén verleden, vele geschiedenissen.
a Kies steeds welk woord er het best bij past: cultureel, sociaal, politiek, of economisch
• In de tijd van Jacob rookten mensen veel.
• In de kerk werden vooral mensen begraven die uit families van de stadsbestuurders kwamen.
8 1 Op zoek naar het verleden
• Alle mensen die in de kerk begraven zijn, waren met het hoofd naar het westen begraven. Dat was om godsdienstige redenen. Maar Jacob lag met zijn hoofd naar het oosten!
• Het is niet bekend wat voor werk Jacob deed toen hij nog leefde.
b Bedenk een voorbeeld uit jouw leven dat bij de volgende woorden past. Als je dit moeilijk vindt, lees dan de definities van de begrippen in de Afsluiting nog een keer.
• Cultureel:
• Sociaal:
• Politiek:
• Economisch:
8 Rekenen met jaartallen en eeuwen
Lees: De tijd tellen.
a Hierna staan steeds twee jaartallen. Hoeveel jaar zit ertussen?
1745 en 1922. jaar
224 en 2024. jaar
100 v.Chr. en 100. jaar
224 v.Chr. en 2024 v.Chr. jaar
b Maak op een kladblaadje nog zes tijdrekensommen, zoals bij opdracht a. Je klasgenoot lost ze op.
c Jacob leefde in de achttiende eeuw. Sommige mensen denken dat de achttiende eeuw van 1800 tot en met 1899 was. Waarom dat niet klopt, begrijp je wanneer je uitgaat van het jaar 1, het begin van onze jaartelling. De eerste honderd jaren daarna zijn de eerste eeuw. Dus het jaar 40 is in de eerste eeuw. Dat betekent dat het jaar 140 in de tweede eeuw is en 240 in de derde eeuw. En … 1840 in de negentiende eeuw. In welke eeuw vallen de volgende jaartallen? Schrijf dat erachter.
1633
1837
837
9
2652
143 v.Chr.
872 v.Chr.
d Zet de jaartallen van opdracht c in chronologische volgorde. Doe dat door vóór de jaartallen de cijfers 1 tot en met 6 te schrijven: 1 bij het jaartal dat het langst geleden is, 6 bij het jaartal dat het kortst geleden is.
De tijd tekenen
Lees: Tijdbalken. a Gebruik onderstaande tijdbalk. Maak een tijdbalk van de vorige maand.
• Schrijf de datum van vandaag helemaal rechts, onder of boven de tijdbalk.
• Schrijf helemaal links de datum van een maand geleden.
• Verdeel de tijdbalk in enkele gelijke stukken. Zet de data erbij.
• Schrijf bij de tijdbalk vier gebeurtenissen die volgens jou het belangrijkst waren. Bijvoorbeeld: je verjaardag, of de laatste dag van de zomervakantie
• Trek een lijn van de gebeurtenissen naar de juiste plaats op de tijdbalk.
1.1 Wat is geschiedenis?
b Wissel van werkboek met een klasgenoot. Bekijk de tijdbalk en lees de tijdbalkregels uit de tekst nog eens. Wat heeft je klasgenoot goed gedaan? Wat had beter gekund?
Wat weet je nu?
10 Leren uit een dik boek
Kies de juiste woorden. De onderzoekers van bron 4 wilden meer te weten te komen over de stad waarin Jacob leefde. Daarom lazen ze het ruim 800 pagina’s dikke boek ‘Duizend jaar Gouda’. Een groep historici | archeologen schreef dit boek in 2002. Dit boek is een primaire | secundaire en een geschreven | ongeschreven bron over Jacobs leven.
11 Vier historische personen
Bekijk: opdrachtbron 2.
a In opdrachtbron 2 zie je vier mannen. Vul de voornamen in. Jacob heeft en ongetwijfeld wel eens gezien in de stad. Hij heeft waarschijnlijk nooit gezien, want die woonde niet in Gouda. En hij heeft waarschijnlijk ook nooit gezien, want die leefde veel eerder dan de anderen.
b Kies de twee juiste woorden. Hendrik heeft te maken met culturele | economische | politieke | sociale geschiedenis.
c François | Jan | Hendrik | Willem heeft als enige niets te maken met politieke geschiedenis.
Hij heeft wél te maken met culturele | economische | politieke | sociale geschiedenis.
d Van deze vier personen werd François | Jan | Hendrik | Willem het oudst.
e Zet de namen van de vier personen in chronologische volgorde. Ga uit van hun geboortejaren.
De Rotterdammer François de Mey (1684-1758) werd rijk in de suikerhandel. Hij verhuisde naar Gouda en liet daar een prachtig huis bouwen.
OpDRaCHtbRON 2
LEERDOELEN
Jan Couperus (1755-1833) was van 1785 tot 1796 bestuurder van Gouda.
Hendrik van Wijn (1740-1831) was een historicus en dichter uit Gouda. Ook zat hij enkele jaren in het bestuur van de stad.
Stadhouder Willem V (1748-1806), een belangrijke politicus, had paleizen in Den Haag en bij Nijmegen.
• Je begrijpt wat geschiedenis te maken heeft met het verleden en je weet hoe archeologen en historici zich daarmee bezighouden: 1, 3, 7, 10
• Je kunt verschillende soorten bronnen herkennen: 4, 5, 10
• Je kunt de tijd indelen in tijdvakken en rekenen met eeuwen en jaartallen: 6, 8, 11.
• Je kunt een tijdbalk maken en aflezen: 9
– – –
10 1 Op zoek naar het verleden
1.2 Waarom is geschiedenis belangrijk?
Wat weet je al?
1 Wat vinden jullie?
Praat met elkaar over de vraag waarom geschiedenis belangrijk is. Bedenk zoveel mogelijk antwoorden. Misschien zijn jullie het niet overal over eens. Dat mag!
Geschiedenis is belangrijk, want …
Basisstof
2 Zand en botten
Lees: Duizend kubieke meter zand. Bekijk: bron 6.
a Wat vind je van wat er in bron 6 met de botten gebeurt? Kies steeds het woord dat bij je mening past en leg je keuze uit.
• Respectvol / Respectloos, want
• Noodzakelijk / Overbodig, want
3 Nog meer botten
Bekijk: opdrachtbron 3.
De ‘kamertjes’ die je in opdrachtbron 3 ziet, zijn blootgelegde grafkelders. Zulke graven lieten mensen in de zeventiende en achttiende eeuw maken voor zichzelf en vaak voor hun hele familie.
a Wat vind jij ervan dat mensen zich in de kerk lieten begraven? Ik vind het , want .
Soms moet je ‘een argument geven’. Een argument is een reden waarom je iets vindt. Bij opdracht a staat het argument voor jouw mening achter het woordje ‘want’.
b In sommige grafkelders lagen botten van tientallen verschillende mensen. Dat was zo sinds 1902. Toen werd er ook gegraven in de kerk en werklieden legden toen alle botten die ze vonden bij elkaar, in lege grafkelders. Nu zitten de botten in blauwe zakken.
Onderzoekers willen achterhalen welke botten bij elkaar horen.
11 1.2 Waarom is geschiedenis belangrijk?
c Wat vind jij ervan dat de botten in zakken zijn gedaan en welk argument heb je voor die mening? Ik vind het goed / niet goed, want
d Bedenk een argument voor de mening die je bij opdracht b niet hebt gekozen.
e Wat vind jij van wat de werklieden in 1902 deden en welk argument heb je daarvoor? Ik vind het goed / niet goed , want
f Bedenk een argument voor de mening die je bij opdracht d niet hebt gekozen.
4 Erfgoed
Lees: Geschiedenis gaat over nu.
a Wat zijn voorbeelden van erfgoed?
☐ De schedel van Jacob (bron 2).
☐ De reconstructie van Jacobs gezicht (bron 3).
☐ De Sint-Janskerk in Gouda.
☐ Het onderzoek in de Sint-Janskerk (bron 6 en opdrachtbron 3).
b Geef drie voorbeelden van erfgoed in jouw omgeving.
OpDRaCHtbRON 3 Archeologisch onderzoek in de Sint-Janskerk in Gouda. Veel zand is weggegraven. Foto uit 2014.
12 1 Op zoek naar het verleden
c Over de vraag hoe je met erfgoed om moet gaan, kun je van mening verschillen. Jacobs schedel wordt tentoongesteld in de kerk. Iedereen kan die schedel zien. Jij ook, in bron 2. Wat vind je daarvan? Ik vind het goed / niet goed, want
5 Arm en rijk
Lees: Geschiedenis gaat over jou. Bekijk: bron 7.
a Kan Jacob het bedelende kind zijn geweest dat je in bron 7 ziet? Geef twee argumenten bij je antwoord.
b In de tekst staat een aantal manieren waarop je kunt reageren op iemand die bedelt. Welk van die manieren gaat de rijke man in bron 7 kiezen, denk je? En welke manier waarschijnlijk niet? Leg je keuzes uit.
6
Arme mensen moeten hard werken
Bekijk: bron 8.
a Toen de bestuurders van Gouda besloten dat er een rasphuis in de stad moest komen, schreven ze op dat dat was om ‘eenige die nyet deugen willen daer voor een tyt vast te setten’. Wat staat hier in modern Nederlands? Probeer de zin hardop uit te spreken, als het niet lukt. Het rasphuis was bedoeld om Bronnen hebben altijd een bijschrift. Dat is de tekst die bij de bron staat – meestal eronder. In het bijschrift staat wie de bron maakte en wanneer, en vaak nog wat extra informatie. Als je een bron bekijkt, lees dan altijd ook het bijschrift. Anders mis je informatie die je wél nodig hebt.
b Bij welke zin uit het bijschrift van bron 8 past jouw antwoord bij opdracht a het best?
c Bedenk hoe mensen in die tijd over bedelarij dachten.
d Bekijk in bron 8 de figuur linksboven. ‘Vastzetten’ was niet de enige reden waarom mannen naar een rasphuis moesten. Maak de zinnen af. Als de laatste zin niet lukt, mag je online naar informatie zoeken.
Het is geen echt , maar een beeld van een vrouw. Ze heeft een
om, een in de rechterhand en een in de linkerhand. Ze staat symbool voor
13 1.2 Waarom is geschiedenis belangrijk?
e De vrouw van opdracht d maakt duidelijk waarom mensen in een rasphuis werden opgesloten. Wat is het idee erachter, denk je?
◯ De vrouw gebruikt haar zwaard om mensen die zich misdragen, een kopje kleiner te maken. Dat is rechtvaardig.
◯ De mensen in het rasphuis hebben zich misdragen, maar dankzij het harde werken leren ze hoe het wél moet. Daar worden zij betere mensen van. Dat is rechtvaardig.
◯ De vrouw is geblinddoekt en daardoor kan ze niet zien hoe de mensen in het rasphuis zich misdragen. Dat is rechtvaardig.
f Welke zin vertelt het best hoe je volgens bron 8 met arme mensen om moet gaan?
◯ Je moet hen als slaaf gebruiken, want dan zijn ze ten minste nuttig.
◯ Je moet hen hard laten werken, want daar worden ze betere mensen van.
◯ Je moet hen voor altijd opsluiten.
7 Allerlei meningen
Lees: bron 9 en 12. Bekijk: bron 10, 11 en 13.
a Moet je volgens de schrijver van bron 9 arme mensen helpen, of juist niet?
Ja / Nee, want
b Hoe moet je volgens de maker van bron 10 omgaan met arme mensen?
c De schilder van bron 11 wilde mensen aan het denken zetten, volgens het bijschrift. Wat moesten mensen bedenken wanneer ze naar dit schilderij keken?
d Zijn de zinnen waar of niet waar?
De makers van bron 10 en 11 zijn het met elkaar eens.
De maker van bron 10 laat zien dat je veel moeite moet doen om arme mensen te helpen, terwijl de maker van bron 11 dat juist niet belangrijk vindt.
De makers van bron 10 en 11 zijn het waarschijnlijk eens met de schrijver van bron 9.
De makers van bron 10 en 11 vinden het rasphuis (bron 8) waarschijnlijk een heel goed idee.
waar niet waar
e Bron 12 is moeilijk te lezen. Spreek de tekst hardop uit. Schrijf op een kladblaadje zoveel mogelijk woorden op die je begrijpt. Zo kom je een heel eind! Stel dat de schrijver van bron 12 bron 9, 10 en 11 zou zien. Hoe zou hij reageren? Maak de zin af.
Jullie willen arme mensen , maar
f Wat zou de maker van bron 13 vinden van het rasphuis (bron 8)?
◯ Een prima idee!
◯ Onmenselijk!
◯ Veel te soft!
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
14 1 Op zoek naar het verleden
Wat vind jij?
Bron 7 tot en met 13 gaan over armoede en wat de samenleving daaraan deed. Welke ideeën en meningen over armoede vind jij daarvan goed? Welke juist niet? Geef argumenten voor je meningen.
Wat weet je nu?
9 Waarom is geschiedenis belangrijk?
a Vier antwoorden op deze vraag staan hieronder. Maak de laatste drie antwoorden af. Lukt het niet? De zinnen staan cursief (schuin gedrukt) in de tekst.
1 Geschiedenis laat jou de wereld waarin je leeft beter begrijpen.
2 Geschiedenis laat jou nadenken over
3 Geschiedenis laat jou nadenken over
4 Geschiedenis laat jou nadenken over .
b Lees opdracht 2, 3 en 4 nog eens door. Bij welke zinnen van opdracht a passen die opdrachten?
☐ zin 1 ☐ zin 2 ☐ zin 3 ☐ zin 4
c Bij welke zinnen van opdracht a passen de opdrachten over armoede? ☐ zin 1 ☐ zin 2 ☐ zin 3 ☐ zin 4
10 Extra opdracht
Je hebt in dit hoofdstuk veel gelezen over Jacob. Aan het begin, bij opdracht 1 van de oriëntatie, schreef je op waarom het verhaal van Jacob mysterieus is. Lees dat antwoord nog eens door.
Kies een of enkele van deze mysterieuze zaken en probeer die te verklaren. Werk op een los blaadje of in een Word-bestand. Gebruik je fantasie, maar maak het niet te gek: zorg dat je verklaring echt gebeurd kán zijn.
LEERDOEL
• Je kunt met voorbeelden uitleggen waarom geschiedenis belangrijk is: 1, 2, 3, 4, 8, 9
8
15 1.2
geschiedenis belangrijk?
Waarom is
Afsluiting
1 Geschiedenis en het verleden
a “Er is één verleden, maar er zijn vele geschiedenissen.”
Leg deze uitspraak uit. Laat in je antwoord zien dat je begrijpt wat de begrippen ‘verleden’ en ‘geschiedenis’ betekenen.
2 Archeologen en historici
Bekijk: bron 14, 15 en 16.
In bron 14 onderzoekt een archeoloog | historicus een geschreven | ongeschreven bron.
In bron 15 onderzoekt een archeoloog | historicus een geschreven | ongeschreven bron.
In bron 16 onderzoekt een archeoloog | historicus een geschreven | ongeschreven bron.
3 Boek over Jacob
Bekijk: opdrachtbron 4.
Evert van Ginkel schreef een boek over Jacob voor jongeren en volwassenen. Hij deed in dat boek hetzelfde als wat jij misschien in opdracht 10 van paragraaf 1.2 hebt gedaan: met historische kennis én met fantasie probeert hij te verklaren hoe Jacob onder de kerk terecht is gekomen.
Kies de juiste antwoorden.
Evert van Ginkel is waarschijnlijk een archeoloog | historicus. Het boek in opdrachtbron 4 is een primaire | secundaire en geschreven | ongeschreven bron over Jacob.
4 Tijdbalk
Bovenaan de volgende pagina staat het begin van een verticale tijdbalk. Maak hem af. Verwerk in de tijdbalk:
• 2014: Jacob wordt gevonden.
• Rond 1770: Jacob wordt begraven.
• Nu: jij leest over Jacob.
• 1832: voor het laatst wordt er iemand begraven in de Sint-Janskerk in Gouda.
• Rond 1753: Jacob wordt geboren.
• 1902: veel graven in de kerk worden leeggehaald, maar dat van Jacob niet.
OpDRaCHtbRON 4
16 1 Op zoek naar het verleden
Tijdvakken
a Zet de tijdvakken in chronologische volgorde.
Tijd van jagers en boeren.
Tijd van ontdekkers en hervormers.
Tijd van monniken en ridders.
Tijd van Grieken en Romeinen.
Tijd van wereldoorlogen.
Tijd van steden en staten.
Tijd van televisie en computer.
Tijd van pruiken en revoluties.
Tijd van regenten en vorsten.
Tijd van burgers en stoommachines.
b In welk tijdvak leefde Jacob?
c In welke eeuw leefde Jacob?
6 Het belang van geschiedenis
In elke paragraaf van de hoofdstukken hierna staat een opdracht die ‘Het belang van geschiedenis’ heet. Zo’n opdracht gaat over de stof waarover je in die paragraaf leest en laat zien waarom die stof belangrijk is voor jou
a Om welke vier redenen is geschiedenis belangrijk? Weet je het niet meer, kijk het dan na in opdracht 9 van paragraaf 1.2.
b Hierna staat van elke zin uit opdracht a een voorbeeld. Welk voorbeeld hoort bij welke zin? Schrijf de nummers van de zinnen van opdracht a voor het juiste voorbeeld.
In Nederland wonen veel mensen waarvan de ouders of grootouders uit Suriname komen. In Frankrijk niet. Hoe komt dat?
In onze samenleving hebben mannen en vrouwen dezelfde rechten en vrijwel iedereen vindt dat goed. Maar eeuwenlang vonden de meeste mensen het juist goed dat mannen en vrouwen niet dezelfde rechten hadden.
Vroeger moesten alle Nederlandse jongens een tijd in militaire dienst. In sommige landen moesten meisjes dat ook. Door deze dienstplicht kwam iedereen aan de beurt om het land te helpen beschermen. Moet de dienstplicht weer worden ingevoerd, zodat jij straks ook in dienst gaat?
Vroeger kregen sommige criminelen de doodstraf. Welke argumenten zijn er vóór en tegen de doodstraf en wat vind jij van de doodstraf?
5
1 2 3 4
1750 1800 1850 1900 1950 2000 17 Afsluiting
2 Jagers, boeren en farao’s
Oriëntatie
1 Wah en Meketre
Lees: Wah schrijft voor Meketre. Bekijk: bron 1.
a Bedenk waarom de gebeurtenis in bron 1 voor Meketre belangrijk was Gebruik in je uitleg de woorden landgoed, opbrengsten en rijk.
b Leg uit waarom Meketre mensen als Wah nodig had. Geef in je antwoord een voorbeeld van het werk op het landgoed en de taken die Wah daarbij had.
2 Prehistorie
Lees: In dit hoofdstuk. Bekijk: de tijdbalk in de Afsluiting.
a Schrijf de ontbrekende woorden in de tekst. Gebruik gegevens uit de tijdbalk.
De eerste mensen kwamen aan voedsel door en Rond 11.000 v.Chr. werd de ontdekt en gingen mensen als boer leven.
Deze jagers en boeren gebruikten nog geen . Daarom noemen we deze periode de . ‘Pre’ betekent: . En ‘historie’ is een ander woord voor
b Tarik zegt: ‘Rond 3200 v.Chr. eindigde de prehistorie’. Leg uit waarom hij ongelijk heeft.
c Stel je een gebied in het Midden-Oosten voor. Wat gebeurde daar? Nummer de gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeger naar later.
De eerste staten ontstaan: landen met een eigen bestuur.
De landbouw wordt ontdekt.
Jager-verzamelaars trekken rond, op zoek naar voedsel.
De eerste steden ontstaan.
Het schrift wordt uitgevonden.
18 2 Jagers, boeren en farao’s
Informatiemaatschappij
Het belang van geschiedenis: Geschiedenis laat je zien dat mensen altijd hun ideeën en gevoelens wilden delen met anderen. Je leert ook dat de manier waarop ze dat doen, in de loop van de tijd kan veranderen.
Lees: Wah schrijft voor Meketre, en In dit hoofdstuk. Bekijk: bron 2 en 3.
a Rond 3000 v.Chr. werd het in het Midden-Oosten belangrijker om schrift te gebruiken.
Leg dit uit.
b Wat zou er in de tekst op het kleitablet van bron 2 kunnen staan? Bedenk twee dingen. 1 2
c Rond 3000 v.Chr. was het schrift minder belangrijk dan nu. Citeer de zin uit de tekst ‘Wah schrijft voor Meketre’ waarin dit wordt uitgelegd.
d Bedenk waarom veel mensen de uitvinding in bron 3 geen goed idee vinden.
4 Manieren van leven
Lees: Wah schrijft voor Meketre, en In dit hoofdstuk. Bekijk: opdrachtbron 1.
a Bedenk waarom de mensen die leven zoals in opdrachtbron 1 nog geen schrift gebruikten. Noem eerst een kenmerk van hun samenleving en geef daarna de uitleg.
Kenmerk:
Daarbij is geen schrift nodig, omdat:
b Vergelijk de leefwijze van de mensen in opdrachtbron 1 met die van Meketre en Wah. Noem twee verschillen.
Een kamp van jager-verzamelaars zoals dat er rond 5000 v.Chr. uit moet hebben gezien. Er woonden waarschijnlijk niet meer dan twintig mensen. Tekening uit onze tijd.
3
1 2 Oriëntatie
OpDRaCHtbRON 1
19
2.1 De eerste mensen jagen en verzamelen
Wat weet je al?
1 Jager-verzamelaars
Bekijk: opdrachtbron 2.
a De mensen in opdrachtbron 2 woonden een tijdje op deze plek. Daarna trokken ze verder. Bedenk twee redenen waarom ze dit kamp weer verlieten.
1
2
b Archeologen vinden weinig sporen van mensen die leefden zoals de mensen in opdrachtbron 2. Kies twee nummers uit de tekening en beschrijf welk spoor archeologen hier eeuwen later van terug kunnen vinden.
1 2
c Om meer over het leven van prehistorische mensen te weten te komen, spelen onderzoekers soms deze manier van leven na. Ze gaan bijvoorbeeld tijdelijk in een kamp leven zoals dat in opdrachtbron 2. Vind je dat een betrouwbare manier van onderzoek doen? Leg je antwoord uit.
Basisstof
2 Speerwerper
Lees: De jager en het hert. Bekijk: bron 4, en opdrachtbron 2.
a Twee uitspraken over de speerwerper.
1 De speerwerper past bij de leefwijze van mensen zoals in opdrachtbron 2.
2 De speerwerper laat zien hoe de taakverdeling tussen mannen en vrouwen was.
Zijn ze juist of onjuist?
◯ Uitspraak 1 en 2 zijn allebei juist.
◯ Uitspraak 1 en 2 zijn allebei onjuist.
◯ Uitspraak 1 is juist en uitspraak 2 is onjuist.
◯ Uitspraak 1 is onjuist en uitspraak 2 is juist.
b Als jij bij opdracht a hebt geantwoord dat een of beide uitspraken onjuist zijn, leg dan uit waarom.
OpDRaCHtbRON 2
1 4 3 2 20 2 Jagers, boeren en farao’s
Evolutie
Lees: Evolutie, en Samenwerken en leren.
a Schrijf in het schema van de evolutie de namen op de juiste plek. Homo habilis – Homo erectus – neanderthaler – Homo sapiens – Australopithecus
4 miljoen jaar geleden
4 miljoen jaar geleden 3 miljoen jaar geleden
4 miljoen jaar geleden 3 miljoen jaar geleden
4 miljoen jaar geleden 3 miljoen jaar geleden
4 miljoen jaar geleden
3 miljoen jaar geleden
3 miljoen jaar geleden
2 miljoen jaar geleden
4 ‘Deal with it’
2 miljoen jaar geleden
2 miljoen jaar geleden
2 miljoen jaar geleden 1 miljoen jaar geleden heden
1 miljoen jaar geleden heden
1 miljoen jaar geleden heden
1 miljoen jaar geleden heden
2 miljoen jaar geleden 1 miljoen jaar geleden heden
2 miljoen jaar geleden 1 miljoen jaar geleden heden 4 miljoen jaar geleden 3 miljoen jaar geleden
b Marieke zegt: ‘Als tijdens de evolutie een nieuwe menssoort ontstond, verdween altijd de oude menssoort’. Marieke heeft ongelijk. Leg dat uit met een voorbeeld uit het schema van opdracht a.
Het belang van geschiedenis: Bij geschiedenis leer je dat mensen bepaalde ideeën over het verleden hebben. Als door nieuw onderzoek blijkt dat iets anders is gegaan dan ze altijd hadden gedacht, moeten ze die ideeën aanpassen. Soms is dat lastig.
Lees: Zwervend bestaan, en opdrachtbron 3 en 4 op de volgende pagina. Bekijk: bron 5.
a In opdrachtbron 3 zegt een archeoloog: ‘Deal with it’. Dat kun je vertalen als ‘Accepteer het maar gewoon’. Wat moeten mensen volgens de archeoloog accepteren?
b Moest jij je idee over de eerste mensen bijstellen? Leg je antwoord uit.
c Past de reconstructie van de Homo sapiens in bron 5 bij opdrachtbron 3?
d Citeer de zin uit de tekst ‘Zwervend bestaan’ die het best past bij opdrachtbron 4.
5 Oorzaak en gevolg
Je oefent: Oorzaak en gevolg.
Lees: Oorzaak en gevolg.
Twee gebeurtenissen.
a Johan mag drie dagen niet gamen van zijn ouders.
b De leraar schiet tijdens de les in de lach en blijft drie minuten keihard lachen.
Bedenk samen zoveel mogelijk oorzaken en gevolgen van elke gebeurtenis. Je hoeft ze niet op te schrijven.
3
21
eerste mensen jagen en verzamelen
2.1 De
Uit een nieuwsbericht over de eerste mensen in Nederland:
“ De oer-Hollander was niet wit en blond, maar zwart. Dat blijkt uit onderzoek van acht stukjes menselijk bot, opgeraapt aan de Nederlandse kust en gevonden in visnetten. “Onze voorouders werden altijd neergezet als witte mensen. Maar ze zagen er toch wat anders uit”, zegt archeoloog Eveline Altena, die het onderzoek uitvoerde. “De oudste moderne inwoners van ons land hadden een donkere huid en blauwe ogen.” “Deal with it”, grapt een andere archeoloog.”
Naar: De Volkskrant (2 maart 2023).
OpDRaCHtbRON 3
6 Leefwijze van jager-verzamelaars
Je oefent: Oorzaak en gevolg.
Lees: Zwervend bestaan.
Uit een nieuwsbericht over jagers in de prehistorie:
“ De vondst van een graf in het zuiden van Peru heeft aangetoond dat er geen vaste arbeidsverdeling tussen mannen en vrouwen bestond. Want in dat bijna 9000 jaar oude graf zijn de resten van een vrouwenskelet gevonden met een complete jachtuitrusting. Hoe uniek is deze vondst? Vrij normaal eigenlijk. Van de 27 gevonden personen die zijn begraven met middelen voor de jacht waren er elf vrouw en zestien man.”
Naar: NRC (4 november 2020).
OpDRaCHtbRON 4
a Jager-verzamelaars hadden een zwervend bestaan. Welk begrip past bij ‘een zwervend bestaan’?
b Noem twee oorzaken voor dit zwervend bestaan in de prehistorie.
c Noem twee gevolgen van dit zwervend bestaan voor het leven van jager-verzamelaars.
7 Kunst
Lees: Werktuigen. Bekijk: bron 4 tot en met 8.
a Welke veranderingen in de voorwerpen die jager-verzamelaars maakten lees je in de tekst?
En wanneer vond die verandering plaats?
b Bedenk een verklaring voor deze verandering.
c Welke twee bronnen passen bij deze verandering? Bron en bron
d De voorwerpen die jager-verzamelaars maakten, hadden voor hen een betekenis. Kies een van de bronnen die je bij opdracht c koos en leg uit wat deze bron waarschijnlijk voor de maker betekende.
1 2
1 2
22 2 Jagers, boeren en farao’s
Na de ijstijd
Je oefent: Oorzaak en gevolg.
Lees: Na de ijstijd.
Het verdwijnen van het ijs had gevolgen voor het leven van jager-verzamelaars.
Bedenk en schrijf deze gevolgen en een oorzaak in het schema.
Oorzaak Gevolg
Ruim 11.000 jaar geleden eindigt de laatste ijstijd.
Door het smelten van de ijskap van de Noordpool, stijgt de zeespiegel.
Jager-verzamelaars hoeven minder vaak hun kamp te verplaatsen.
Groepen jager-verzamelaars hebben onderling contact.
9 Klimaatverandering
Je oefent: Oorzaak en gevolg.
Bekijk: bron 7 en 8.
a Maak de zin af. In bron 7 zie je dat
b Vier gebeurtenissen:
1 Ongeveer 115.000 jaar geleden veranderde Noord-Europa in een poolwoestijn.
2 14.000 jaar geleden trokken jagers in Nederland achter rendieren aan. Deze dieren leven van gras en kunnen tegen kou.
3 Ongeveer 13.000 jaar geleden stierven de wolharige neushoorn en de mammoet in Europa uit.
4 Om aan voldoende voedsel te kunnen komen werd de kano in bron 8 gemaakt.
Geef bij elke gebeurtenis een oorzaak uit bron 7. Eén antwoord is al gegeven.
Gebeurtenis 1:
Gebeurtenis 2: Door het stijgen van de temperatuur konden er rendieren leven.
Gebeurtenis 3:
Gebeurtenis 4: .
10 Bronnen over jager-verzamelaars
Je oefent: Soorten bronnen.
Bekijk: bron 5, 7 en 8, en opdrachtbron 5 (op de volgende pagina).
Jasmijn doet twee uitspraken, zijn ze juist of onjuist?
I ‘Bron 5, 7 en 8 zijn primaire bronnen over prehistorische jager-verzamelaars.’
II ‘Bron 7 en opdrachtbron 5 zijn ongeschreven bronnen over prehistorische jager-verzamelaars.’
◯ Uitspraak I en II zijn juist. ◯ Uitspraak I is juist, uitspraak II is onjuist.
◯ Uitspraak I en II zijn onjuist. ◯ Uitspraak I is onjuist, uitspraak II is juist.
8
23 2.1 De eerste mensen jagen en verzamelen
OpDRaCHtbRON 5
Op deze steen staat de oudste tekening die in Nederland is teruggevonden, gemaakt rond 11.000 v.Chr.
Wat weet je nu?
11 Evolutie
a Schrijf in het schema de namen van drie menssoorten die vóór de Homo sapiens ontstonden. Schrijf achter elke naam een kenmerk van deze menssoort.
Naam menssoort Kenmerk
b Waarom wordt de Australopithecus niet gezien als mens, maar wel als een voorouder van de mens?
Niet als mens, want
Wel als voorouder van de mens, want
12 Het leven van een jager-verzamelaar
a Noem twee kenmerken van de manier van leven van prehistorische jager-verzamelaars. Schrijf het nummer op van een bron die bij dit kenmerk past.
Kenmerk: . Bron:
Kenmerk: . Bron:
b Noem twee andere kenmerken van het leven van prehistorische jager-verzamelaars en bedenk zelf een archeologische vondst die bij dit kenmerk past.
Kenmerk: . Bron:
Kenmerk: . Bron:
c De tijd waarin de jager -verzamelaars in Europe leefden, kunnen we opdelen in de oude steentijd en de middensteentijd. Beschrijf een verschil tussen deze twee perioden dat te maken heeft met de leefwijze van jager-verzamelaars.
In de oude steentijd:
In de middensteentijd:
LEERDOELEN
• Je kunt beschrijven hoe de evolutie van de mens verliep: 3, 4, 11.
• Je kunt kenmerken van de manier van leven van jager-verzamelaars beschrijven: 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12
24 2 Jagers, boeren en farao’s
2.2 De landbouwrevolutie
Wat weet je al?
1 Boer worden?
Jager-verzamelaars vonden de landbouw uit en gingen leven als boer. De manier van leven veranderde daardoor sterk.
a Stel, je bent een jager-verzamelaar en je komt in een gebied waar boeren leven. Word jij ook boer? Of blijf je liever jager-verzamelaar? Geef minstens twee argumenten voor je keuze.
Basisstof
Praat met een klasgenoot over jullie antwoorden bij opdracht a. Kunnen jullie nog meer argumenten bedenken? Of juist argumenten tégen jullie mening?
2 Zonnekalender
Lees: De lente komt! Bekijk: bron 9.
a Dankzij de vondsten die ze bij de zonnekalender deden, weten archeologen dat er handel over lange afstand was en dat er verschil was tussen rijk en arm. Leg beide conclusies uit.
b Teken op een los blad hoe het heiligdom in bron 9 er tijdens de ceremonie op de kortste dag uitzag. Zorg dat je tekening klopt met de informatie in de tekst.
c Ook in Engeland is prehistorisch erfgoed gevonden dat waarschijnlijk een prehistorische zonnekalender was: Stonehenge. Lees erover op internet en noem een verschil met de zonnekalender in bron 9.
d Bedenk waarom een zonnekalender belangrijk was voor prehistorische boeren.
1
2
25 2.2 De landbouwrevolutie
3 Klimaatverandering
Je oefent: Oorzaak en gevolg.
Lees: Akkerbouw en veeteelt.
a Wat was er bijzonder aan de manier waarop de jager-verzamelaars rondom de Dode Zee leefden? En wat was daar de oorzaak van?
Bijzonder:
Oorzaak:
b Wat veranderde er in de leefwijze van deze jager-verzamelaars rond 11.000 v.Chr.? En wat was daarvan de oorzaak?
Verandering:
Oorzaak:
4 Vruchtbare Halve Maan
Lees: Akkerbouw en veeteelt. Bekijk: bron 10.
a Het gebied waar de landbouw werd ontdekt, wordt wel de Vruchtbare Halve Maan genoemd. Verklaar deze naam.
Vruchtbaar, omdat
Halve maan, omdat
b Welke twee diersoorten werden volgens de kaart als eerste tam gemaakt? En waarvoor gebruikten de boeren deze dieren, denk je?
5 Grote gevolgen
Je oefent: Oorzaak en gevolg.
Lees: Grote gevolgen, en De eerste boeren in Nederland. Bekijk: bron 11.
a Beschrijf twee beeldelementen in bron 11 die een gevolg zijn van de landbouwrevolutie.
1 , want
2 , want
b Archeologen hebben resten van de huizen die lijken op de huizen in bron 11 teruggevonden in het Midden van Europa. Daardoor denken ze dat boeren vanuit het Midden-Oosten naar Europa zijn getrokken. Leg dit uit.
26 2 Jagers, boeren en farao’s
c De eerste boeren in Nederland zullen zichzelf niet ‘bandkeramiekers’ hebben genoemd.
Waarom weten we niet hoe ze hun groep zelf noemden?
6 Grootste vergissing!
Het belang van geschiedenis: Gebeurtenissen in het verleden hebben soms gevolgen die tot in onze tijd merkbaar zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor sommige gevolgen van de landbouwrevolutie.
Je oefent: Oorzaak en gevolg.
Lees: Grote gevolgen.
Een historicus zegt: ‘De landbouwrevolutie betekende het begin van de ellende voor de mensen’. Noem twee negatieve gevolgen van de landbouwrevolutie die in de tekst staan. Bedenk zelf een derde negatief gevolg.
7 Zwerfstenen
Lees: Megalietculturen. Bekijk: bron 12.
a Hunebedbouwers passen bij zowel de ‘trechterbekercultuur’ als ‘megalietculturen’. Leg dit uit.
Trechterbekercultuur:
Megalietculturen:
b De bouwwerken van de megalietculturen hadden verschillende functies. Welke functie had het bouwwerk in bron 12? En welk archeologisch bewijs is daarvoor?
c Noem nog twee andere mogelijk functies van de bouwwerken van megalietculturen.
8 Reconstructies
Bekijk: opdrachtbron 6 op de volgende pagina. Archeologen laten reconstructies maken. Vaak is dat een tekening waarin je kunt zien hoe iets er vroeger uitzag of werd gemaakt.
a Bedenk waarom we nooit zullen weten of de reconstructie in opdrachtbron 6 klopt.
b Bedenk een manier waarop onderzoekers kunnen bepalen of het bouwen van een hunebed is gegaan volgens de reconstructietekening in opdrachtbron 6.
1 2
3
27 2.2 De landbouwrevolutie
c Schrijf bij opdrachtbron 6 bij elk plaatje een toelichting van een of twee zinnen, waarin je uitlegt wat er gebeurt.
4 OpDRaCHtbRON 6
9 Vorstengraf
Lees: Elite. Bekijk: bron 13, en opdrachtbron 7.
a Leg uit welk bewijs je uit de bronnen kunt halen voor het bestaan van een elite.
Opdrachtbron 7:
Bron 13:
b Het ontstaan van een elite zorgde in de bronstijd voor meer conflicten. Bedenk waarom.
c Welke twee bewijzen vonden archeologen voor een toename van het aantal conflicten?
OpDRaCHtbRON 7
Archeologen vonden bij het Noord-Brabantse Oss een graf uit 1000 v.Chr. Daarin lag een bronzen urn met daarin dit gebogen zwaard, sieraden en andere voorwerpen van ijzer. De voorwerpen kwamen uit verschillende delen van Europa. Archeologen hebben dit het ‘Vorstengraf van Oss’ genoemd.
1 2 3
1 2 3 28 2 Jagers, boeren en farao’s
10 De uitvinding van de landbouw
Je oefent: Chronologie.
Nummer de zinnen in chronologische volgorde.
Bij de Dode Zee kunnen jager-verzamelaars daardoor op een vaste plek gaan wonen.
Jager-verzamelaars gaan daarom zelf granen verbouwen.
Het ontstaan van de landbouw zorgt er uiteindelijk voor dat er dorpen ontstaan met boerderijen, akkers en weiden voor het vee.
Maar rond 12.000 v.Chr. wordt het klimaat in het Midden-Oosten droger en warmer.
Daardoor groeien in de natuur minder wilde granen.
Na de ontdekking van de akkerbouw maken de eerste boeren wilde dieren tam: veeteelt ontstaat.
Jagers-verzamelaars trekken rond. Ze vinden voldoende voedsel in de natuur.
11 De landbouwrevolutie
Je oefent: Oorzaak en gevolg.
Vul het schema in. Kies of het een oorzaak of gevolg is van het ontstaan van de landbouw. Schrijf in de derde kolom het nummer van een bron die erbij past. Je mag bronnen uit beide boeken gebruiken, uit paragraaf 2.1, 2.2 en de Afsluiting.
Oorzaak of gevolg Bron
Mensen leven in boerderijen
Meer aardewerken gebruiksvoorwerpen
Klimaatverandering
Het ontstaan van een elite
12 Veranderingen
Oorzaak of gevolg Bron
Toename van conflicten
Boeren trekken naar Europa
Het bouwen van heiligdommen
Toename van bezit
a Met welke grote verandering begon de nieuwe steentijd?
b Tijdens de bronstijd nam de handel over lange afstanden toe. Leg uit waarom.
LEERDOELEN
• Je kunt het ontstaan van de landbouw in het Midden-Oosten en de verspreiding naar Europa beschrijven: 3, 4, 10, 11
• Je kunt gevolgen van de landbouwrevolutie voor de manier van leven van prehistorische mensen beschrijven: 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 12
Wat weet je nu?
29 2.2 De landbouwrevolutie
2.3 Machtige steden en staten
Wat weet je al?
1 De Slag bij Kadesj
Bekijk: opdrachtbron 8.
Stel, je bent een dichter in dienst van Ramses II. De farao vraagt jou na de Slag bij Kadesj (opdrachtbron 8) een overwinningsgedicht te schrijven. Zoek online naar meer informatie over deze veldslag. Schrijf op een los blaadje een gedicht dat:
• bestaat uit acht regels;
• beschrijft waarom de farao een veldslag voerde bij Kadesj;
• beschrijft hoe de farao de slag won;
• beschrijft wat iedereen nu moet weten over de daden en eigenschappen van de farao;
• past bij wat je in opdrachtbron 8 ziet.
Basisstof
2 Narmer
Lees: Boven- en Beneden-Egypte. Bekijk: bron 14.
OpDRaCHtbRON 8
Farao Ramses II valt aan tijdens de Slag bij Kadesj, in 1275 v.Chr.
Wat was het doel van het Narmerpalet en wat wilde de maker ermee duidelijk maken?
◯ In Egypte waren steden langs de Nijl steeds machtiger.
◯ Narmer versloeg Egypte tijdens een oorlog.
◯ Narmer verenigde het noorden en zuiden van Egypte tot één land.
◯ In Egypte kwamen de boeren in opstand tegen Narmer.
3 Irrigatielandbouw
Je oefent: Oorzaak en gevolg.
Lees: Irrigatielandbouw, en Dorpen worden steden.
a De grote oogsten die de irrigatielandbouw opleverde, hadden gevolgen. Schrijf ze op.
4 5 30 2 Jagers, boeren en farao’s
1 2 3
b Er is een verschil tussen de Mesopotamische en de Egyptische irrigatielandbouw. Beschrijf dat verschil.
4 Uruk
Lees: Spijkerschrift. Bekijk: bron 15.
Twee uitspraken:
1 De bouw van de ziggurat was mogelijk dankzij de irrigatielandbouw.
2 De irrigatielandbouw is een oorzaak voor het ontstaan van het spijkerschrift.
Zijn de uitspraken juist of onjuist? Leg je keuze uit.
5 Bedrijvigheid
Je oefent: Oorzaak en gevolg.
Lees: Dorpen worden steden, en Spijkerschrift.
Bekijk: opdrachtbron 9.
Bij welke twee gevolgen van de irrigatielandbouw past opdrachtbron 9 het best?
☐ Er ontstond hiërarchie in de samenleving.
☐ Er ontstond een belastingstelsel.
☐ De bevolking groeide.
☐ Er ontstonden andere beroepen dan boer.
☐ Dorpen groeiden uit tot steden.
☐ Er kwam een schriftsoort.
6 Taken van de farao
Lees: Farao. Lees en bekijk: bron 16, en opdrachtbron 8, 10, 11, 12, 13 en 14. a Welke drie groepen mensen hielpen de farao bij het besturen van Egypte?
OpDRaCHtbRON 9
In Uruk zijn veel kleitabletten gevonden met daarop een lijst van beroepen, zoals wever, pottenbakker, priester en juwelenmaker. Gemaakt rond 2600 v.Chr.
Taak Bron
Staatshoofd Legerleider
b De farao had verschillende taken. Schrijf in de tabel achter iedere taak een of twee bronnen die daarbij passen.
Priester Wetgever “ ‘Zijne Majesteit luisterde naar zijn hart en bedacht regels om het kwaad en de onderdrukking uit het land te doen verdwijnen. Hij wil het welzijn van heel Egypte bevorderen. Daarom riep hij een schrijver bij zich om nieuwe en belangrijke wetten te laten vastleggen.’”
Naar: Het grote edict van Horemheb (rond 3000 v.Chr.).
OpDRaCHtbRON 10
1 2
1 2 3
31 2.3 Machtige steden en staten
Farao Ramses II had vele titels. Hieronder staan er drie, in hiëroglyfen.
OpDRaCHtbRON 11
‘Sterke stier, geliefd door de god Ra, die alle vijandelijke landen onder zijn voeten heeft vermorzeld.’
OpDRaCHtbRON 12
‘Sterke stier, die de wetten in Egypte bepaalt.’
7 De kleren van de farao
Bekijk: opdrachtbron 14.
Zet de cijfers voor de zinnen op de juiste plaatsen in opdrachtbron 14.
1 Een kroon symboliseert macht. Deze kroon is een combinatie van de witte kroon van Boven-Egypte en de rode kroon van Beneden-Egypte.
2 De edelstenen in dit gouden sieraad symboliseren de welvaart van Egypte.
3 De staart van een stier symboliseert kracht.
4 De nepbaard (van geitenhaar) maakt duidelijk dat de farao een god was, want de goden hadden net zo’n baard.
5 De herdersstaf symboliseert de zorg voor het volk.
6 De gouden cobra symboliseert waakzaamheid.
7 De dorsvlegel, een landbouwwerktuig waarmee graankorrels uit de aren worden gehaald, symboliseert macht.
8 Oorlog
Lees: Farao. Bekijk: bron 17.
a Leg uit dat bron 17 duidelijk maakt dat het schrift voor een staat belangrijk is.
OpDRaCHtbRON 13
‘Gemaakt door de god Ra, geliefd door de god Amon, heerser over de grote tempels.’
b Bedenk nog twee redenen waarom het schrift voor een staat belangrijk is.
c Het verdrag van bron 17 werd gesloten na een oorlog die Egypte van de Hettieten had verloren. In het verdrag spraken beide landen af dat ze elkaar niet meer als vijand zouden behandelen. De farao liet de tekst van het verdrag in een tempelmuur in Egypte beitelen. Verklaar waarom hij dat deed.
1 2
32 2 Jagers, boeren en farao’s
OpDRaCHtbRON 14
9
Egypte en Mesopotamië
Bekijk: bron 16 en 18.
a Welk politiek verschil tussen Egypte en Mesopotamië kun je afleiden uit bron 18?
b Welke mogelijke oorzaak voor de oorlog die Egypte tegen Nubië voerde (bron 16) kun je afleiden uit bron 18?
c Ramses II liet de afbeelding van bron 16 in een tempel in Nubië plaatsen. Welke boodschap wilde Ramses hiermee verspreiden? Verwijs in je antwoord naar twee beeldelementen.
Boodschap:
Dit wordt duidelijk gemaakt door: 1 en 2
10 Koningen
Het belang van geschiedenis: Door bij geschiedenis overeenkomsten en verschillen tussen vorsten te bekijken, leer je nadenken over de monarchie.
Lees: Staat en staatshoofd.
a Noem twee overeenkomsten tussen een Egyptische farao en koning Willem-Alexander. 1 2
b De Egyptische farao’s en de koningen van de steden in Mesopotamië konden bijna alles doen en besluiten zoals zij dat wilden. De koning van Nederland mag dat niet. Leg uit waardoor dat komt en gebruik in je uitleg een begrip uit de tekst.
Wat weet je nu?
11 Geschenk van de Nijl
‘Egypte is het geschenk van de Nijl.’ Leg deze uitspraak uit. Maak in je antwoord duidelijk waar de Nijl voor zorgde en waarom dit als een geschenk gezien kan worden.
33 2.3 Machtige steden en staten
Farao’s en koningen
Lees: opdrachtbron 15.
Tussen de farao’s van Egypte en de koningen van Mesopotamië zijn verschillen en overeenkomsten.
a Welk verschil blijkt uit opdrachtbron 15?
b Noem drie overeenkomsten die je met behulp van opdrachtbron 15 kunt vaststellen.
Uit een wettekst van de koning Ur-Nammu van de stad Ur:
“ De goden hebben het koningschap van Ur gegeven aan Ur-Nammu, zoon van de godin Ninsun. UrNammu werd de machtigste krijgsheer en koning van Ur. Hij zorgde voor gelijkheid in het land; hij verbood kwaadspraak, zorgde dat er geen geweld en strijd meer was. Voor het onderhoud van de tempel moesten de mensen belasting betalen. De koning
OpDRaCHtbRON 15
13 Schrift
bepaalde de maandelijkse kosten op 90 kur gerst, 30 schapen en 30 sila boter. Daarna bepaalde Ur-Nammu de volgende wetten:
Als een man een moord pleegt, dan moet de man vermoord worden.
Als een man het land van een andere man overstroomt met water, dan zal hij drie kur gerst per iku land uitmeten.”
Naar: Codex van Ur-Nammu (rond 2100 v.Chr.).
a Als je het dagelijks leven van Egyptische boeren rond 2500 v.Chr. wilt onderzoeken, dan kun je beter ongeschreven primaire bronnen gebruiken dan geschreven primaire bronnen. Waarom? Wat is voor dit onderzoek een nadeel van geschreven primaire bronnen?
b Als je de prestaties van een farao wilt onderzoeken, dan moet je voorzichtig zijn met informatie uit primaire Egyptische bronnen. Waarom?
LEERDOELEN
• Je kunt gevolgen van de irrigatielandbouw voor de samenleving in Egypte en Mesopotamië noemen: 3, 11
• Je kunt kenmerken van de landbouw-stedelijke samenleving in Mesopotamië noemen: 7, 9, 12.
• Je kunt uitleggen waarom in Mesopotamië en Egypte de eerste schriftsoorten ontstonden: 4, 5, 8, 13
• Je kunt beschrijven hoe in Egypte een staat ontstond en welke taken de farao daarin had: 1, 2, 6, 7, 9, 10, 12
12
1 2 3
34 2 Jagers, boeren en farao’s
2.4 Leven voor én na de dood
Wat weet je al?
1 Egypte, het land van …
Een reisorganisatie die reizen naar Egypte organiseert, schrijft op haar website: Egypte; het land van mummies, farao’s en piramiden. Maak op een los blaadje bij elk van de drie woorden (mummies, farao’s, piramides) een mindmap.
Basisstof
2 Een heel oude mummie
Lees: Woestijnzand. Bekijk: bron 19.
a Wat weten we door het onderzoek van de mummie in bron 19?
◯ Hoe je een mummie maakt.
◯ Wie de man in bron 19 was en welke positie hij had in de hiërarchie.
◯ Dat Egyptenaren al zesduizend jaar geleden wisten hoe ze een mummie konden maken van een dood lichaam.
◯ Waarom de Egyptenaren wilden dat lichamen goed bewaard bleven.
b Stel, je werkt in het museum waar de mummie van bron 19 wordt tentoongesteld. Je wilt uitleggen hoe de Egyptenaren mummificeerden. Je gebruikt daarvoor de infographic (tekening met uitleg) die hieronder staat. Bedenk een titel bij de infographic en schrijf die eronder. Beschrijf wat er in ieder vakje gebeurt.
3 Een gelaagde samenleving
Lees: Het dagelijks leven.
In een bevolkingspiramide – een schema in de vorm van een driehoek – zie je hoe de bevolking is opgebouwd. Onderaan is de piramide het breedst: dat zijn de meeste mensen. Hoe hoger je komt, hoe minder mensen het zijn. Laat in de bevolkingspiramide op de volgende pagina de hiërarchie in de Egyptische samenleving zien. Schrijf op de juiste plaats: boeren, ambachtslieden, familie van de farao, slaven, soldaten, priesters, schrijvers, farao, vizier, ambtenaren.
1 2 3
1 2 3 35 2.4 Leven voor én na de dood
Vrouwen en kinderen
Lees: Het dagelijks leven. Lees: bron 20.
a Welke zin past het best bij de positie van Egyptische vrouwen?
◯ De positie van Egyptische vrouwen lijkt veel op de positie van vrouwen in Nederland in onze tijd.
◯ Egyptische vrouwen waren ondergeschikt aan mannen.
◯ Egyptische mannen waren ondergeschikt aan vrouwen.
◯ Egyptische vrouwen waren ondergeschikt aan mannen, maar vrouwen waren zelfstandiger dan vrouwen in andere culturen in die tijd.
b Noem twee verschillen tussen het leven van kinderen in het oude Egypte en het leven van Nederlandse kinderen nu. 1 2
5 Veel goden
Lees: Goden.
a Twee uitspraken over de godsdienst van de Egyptenaren:
I Egyptenaren geloofden dat goden verantwoordelijk waren voor natuurverschijnselen.
II Priesters in het oude Egypte leefden eenvoudig en zuinig en hadden niet veel macht.
Kies de juiste zin.
◯ Uitspraak I en uitspraak II zijn allebei juist.
◯ Uitspraak I en uitspraak II zijn allebei onjuist.
◯ Uitspraak I is juist. Uitspraak II is onjuist.
◯ Uitspraak I is onjuist. Uitspraak II is juist.
b In de tekst is een aantal Egyptische goden genoemd. Maar er zijn er veel meer.
Kies samen een van deze goden: Toth, Amon, Sobek, Anoebis, Ptah, Bes of Hathor.
Zoek online informatie over deze god en vul het schema in.
Naam van de god:
Naam in hiërogliefen:
Hoe zag hij eruit?
Voor welk verschijnsel, gebeurtenis of kenmerk was dit de god/godin?
4
36 2 Jagers, boeren en farao’s
6 Goddelijk koningschap
Lees: Goden. Bekijk: bron 21.
a Leg uit dat bron 21 past bij het ‘goddelijk koningschap’ van de farao.
b De farao staat tussen Horus en Seth. Welke boodschap geeft deze beeldengroep over de taak van de farao door hem juist tussen deze twee goden in te zetten, denk je?
7 Mummies
Lees: Het dodenrijk. Bekijk: bron 22.
a Waaróm mummificeerden Egyptenaren hun doden? Citeer als antwoord een zin uit de tekst.
b In bron 22 zie je een afbeelding van een weegschaal. Leg uit wat dit te maken heeft met het dodenrijk.
8 Gewone Egyptenaren
Lees: Het dodenrijk, en bron 23. Bekijk: bron 1. Bron 1 en bron 23 zijn gevonden in de Vallei der Koningen. Femke zegt: Dankzij bronnen uit de Vallei der Koningen weten we meer over het dagelijks leven van de elite, maar ook van dat van gewone Egyptenaren. Heeft Femke gelijk? Leg je antwoord uit. Gebruik bronelementen in je antwoord.
9 Gevoeligheden
Het belang van geschiedenis: In musea over de hele wereld worden voorwerpen uit het oude Egypte tentoongesteld. Geschiedenis helpt je te begrijpen waarom daar soms kritiek op is.
Lees en bekijk: opdrachtbron 16, 17 en 18.
a Welk argument tegen het tentoonstellen van de Steen van Rosetta (opdrachtbron 16) in Londen lees je in opdrachtbron 17?
37 2.4 Leven voor én na de dood
b Wat vind jij van dit argument? Wel / Niet mee eens, want
c Welk argument tegen het tentoonstellen van het overleden jongetje lees je in opdrachtbron 18?
d Wat vind jij van dit argument? Wel / Niet mee eens, want
OpDRaCHtbRON 16
Op de Steen van Rosetta staat drie keer dezelfde tekst, in drie verschillende talen.
Een nieuwsartikel over de Steen van Rosetta: “ De steen werd in 1799 gevonden in Egypte door een officier van het leger van Napoleon. De steen viel in de handen van het Britse leger en werd in 1802 meegenomen naar Londen. Volgens de Egyptische archeoloog Hawass is het hoog tijd dat roofkunst wordt teruggeven aan het land van herkomst. ‘De Steen van Rosetta is het icoon van Egypte. Het British Museum heeft niet het recht om dit voorwerp aan het publiek te tonen,’ zegt hij.”
Naar: Website NOS (22 augustus 2022.)
OpDRaCHtbRON 17
Een nieuwsartikel over het lichaam van een Egyptisch jongetje in de vitrine van een Nederlands museum. Dit jongetje leefde in het Oude Egypte. Na zijn dood werd hij gemummificeerd, maar de windsels zijn in de negentiende eeuw verwijderd:
“ De oude Egyptenaren hadden hun overledenen van hun ingewanden ontdaan, ingezwachteld en in een graf gelegd – niet om hen tentoon te stellen in een museum ver weg. Het museum begon te twijfelen over het tentoonstellen van de kindermummie. ‘Mogen we menselijke resten laten zien? Oordeel zelf,’ vroeg het museum aan de bezoekers. Een derde zei ja, een derde zei nee en een derde had geen mening.”
Naar: NRC (2016).
OpDRaCHtbRON 18
10 Einde van de staat
Je oefent: Oorzaak en gevolg.
Lees: De laatste farao. Bekijk: bron 24. In de tekst staan drie oorzaken waardoor vanaf 1000 v.Chr. de Egyptische staat zwakker werd.
a Welke oorzaak past bij bron 24?
b Noem twee andere oorzaken voor het verzwakken van de Egyptische staat.
38 2 Jagers, boeren en farao’s
c Met welke gebeurtenis komt er een einde aan de Egyptische staat die door farao’s werd bestuurd? Noem ook het jaartal.
Wat weet je nu?
11 Meesteres van het huis
a In bronnen uit het oude Egypte worden vrouwen vaak beschreven als de ‘meesteres van het huis’. Wat betekent dat?
◯ Dat Egyptische vrouwen alleen voor het huishouden zorgden en verder niets mochten.
◯ Dat de vrouw in Egypte thuis de baas was, de man had daar veel minder te zeggen.
b Kun je stellen dat de positie van mannen en vrouwen in het oude Egypte gelijkwaardig was? Leg je antwoord uit.
12 Grote verschillen
a Zijn de uitspraken juist, of onjuist?
I Dat er hiërarchie was in de Egyptische samenleving kun je zien aan de graven van overledenen. juist / onjuist
II Dat het Egyptische geloof een natuurgodsdienst was, kun je zien aan hoe de goden zijn afgebeeld. juist / onjuist
b Kies bij elke uitspraak een bron uit deze paragraaf die erbij past.
Uitspraak I: bron
Uitspraak II: bron
13 Van Ramses tot Cleopatra
Twee farao’s uit dit hoofdstuk zijn Ramses II en Cleopatra. De naam Ramses is Egyptisch en betekent ‘gemaakt door de god Ra’. De naam Cleopatra is Grieks voor ‘geliefd door haar vader’. De vader van Cleopatra was farao Ptolemaeus. Dat is Grieks voor ‘liefhebber van de oorlog’. Leg uit dat je aan de namen van deze farao’s kunt zien dat er in de Egyptische staat een politieke en culturele verandering plaatsvond.
LEERDOELEN
• Je kunt sociale kenmerken van de Egyptische samenleving beschrijven: 3, 4, 6 11, 12
• Je kunt uitleggen en verklaren hoe Egyptenaren omgingen met de doden: 1, 2, 5, 7, 8, 9, 11, 12.
• Je kunt beschrijven wanneer er een einde kwam aan de staat Egypte die werd geleid door de farao’s: 10, 13
39 2.4 Leven voor én na de dood
2.5 Drie Rivierdal-beschavingen
1 Mysterieuze heldin
Lees: Een machtige vrouw. Bekijk: bron 25.
a Wat zijn kenmerken van de landbouw-stedelijke samenleving? Omcirkel de nummers.
1 De mensen leven als nomaden.
2 Er is hiërarchie in de samenleving.
3 Alle mensen werken in de landbouw of in de visserij.
4 De samenleving is ingewikkeld, zodat er een schrift ontstaat.
5 Er worden grote bouwwerken opgericht.
b Noem bij twee kenmerken uit opdracht a iets uit de graftombe van Fu Hao dat daarbij past.
Kenmerk : .
Kenmerk :
2 Langs de Gele Rivier
Lees: Shang-dynastie.
a Landbouw is uitgevonden in de Vruchtbare Halve Maan. Leg uit dat dit niet helemaal juist is.
b Noem een overeenkomst en een verschil tussen de samenleving in Egypte en de samenleving tijdens de Shang-dynastie.
Overeenkomst:
Verschil: .
c Leg uit dat het schrift in de Shang-dynastie vooral voor een religieus doel werd gebruikt.
d De Shang-keizers gebruikten de beschreven schildpadhuiden voor vragen over oorlogen of nieuwe wetten. Zijn dit geschikte bronnen voor een onderzoek naar de politieke geschiedenis van de Shang-keizers? Leg je antwoord uit.
3 Grote hoofden
Lees: De Olmeken.
a Noem een overeenkomst tussen de cultuur van de Olmeken en de cultuur tijdens de Shang-dynastie.
b Leg uit waarom de Olmeken waarschijnlijk wél een schrift hadden. Doe dit met behulp van een kenmerk van de Olmeekse samenleving.
WERELDGESCHIEDENIS
40 2 Jagers, boeren en farao’s
4 Strakke organisatie
Lees: Mohenjodaro. Bekijk: opdrachtbron 20.
a Historici denken dat het leven in Mohenjodaro goed georganiseerd was. Er waren afspraken gemaakt over de bouw van de stad. Geef drie kenmerken van de stad waaruit dat blijkt. 1 2 3
b Waarom weten we veel minder van het leven in Mohenjodaro dan van het leven in Uruk en in Egypte?
5 Beschavingen vergeleken
Bekijk: bron 25 en 26, en opdrachtbron 19, 20, 21 en 22.
1 Schrijf in de eerste kolom van het schema de vier kenmerken van een landbouwstedelijke samenleving. Doe dat steeds met twee of drie trefwoorden.
2 Schrijf in de andere drie kolommen een bijpassend bronnummer. Het woord ‘opdrachtbron’ mag je afkorten tot O. Eén vakje blijft leeg.
Kenmerken Shang-dynastie Olmeken Mohenjodaro
OpDRaCHtbRON 19
Resten van een kanaal in Yinxu, de hoofdstad van de Shang-dynastie. Over een afstand van 2,4 kilometer werd hierin water van de Gele Rivier naar de woonwijken en paleizen binnen de stadsmuren geleid.
opslagloods graan
OpDRaCHtbRON 20
Plattegrond van Mohenjodaro. In het hoger gelegen deel van de stad (vooraan op de plattegrond) stonden de belangrijkste gebouwen.
school badhuis
zaal BENEDEN-STAD BOVEN-STAD tempel stadsmuur kanaal
41 2.5 Drie Rivierdal-beschavingen Wereldgeschiedenis
OpDRaCHtbRON 21
Gietvorm voor een zegel, een soort stempel. De zegel werd in de nog natte klei van een aardewerken kruik gedrukt. Er zijn zulke ‘gestempelde’ kruiken uit Mohenjodaro teruggevonden in Mesopotamië. In de kruiken werden handelsproducten vervoerd, zoals graan en katoen.
6 Rivierdal-beschavingen
OpDRaCHtbRON 22
Olmeekse ambachtslieden maakten deze kleine poppetjes in grote aantallen. De meeste zijn van klei, maar sommige zijn gemaakt van zeer kostbare materialen, zoals jade. De poppetjes werden geofferd in tempels en stonden waarschijnlijk bij Olmeken thuis.
De landbouw-stedelijke samenlevingen uit deze paragraaf heten ook wel Rivierdalbeschavingen. ‘Beschaving’ betekent ongeveer hetzelfde als ‘cultuur’.
a Leg uit waarom de naam ‘Rivierdal-beschavingen’ past bij de culturen van de Shangdynastie, de Olmeken en Mohenjodaro.
b Over welke twee andere Rivierdal-beschavingen heb je in dit hoofdstuk geleerd?
7 Werelderfgoed
Het belang van geschiedenis: Sommige resten uit het verleden zijn zo bijzonder, dat ze ‘werelderfgoed’ zijn. Er zijn afspraken om werelderfgoed te beschermen en te onderhouden. Bij geschiedenis leer je over het belang hiervan.
a De archeologische vondsten van de Shang-dynastie, de Olmeken en Mohenjodaro zijn werelderfgoed. Bedenk twee argumenten om dit werelderfgoed te beschermen. 1 2
b Stelling: ‘Beschermen en onderhouden van werelderfgoed kost miljarden euro’s per jaar en dat geld kan beter worden gebruikt om armoede te bestrijden.’ Ben je het met de stelling eens? Ja / Nee, want
LEERDOEL
• Je kunt benoemen welke kenmerken van de landbouw-stedelijke samenlevingen van de Shang-dynastie, de Olmeken en Mohenjodaro overeenkomen: 1, 2, 3, 4, 5
42 2 Jagers, boeren en farao’s
Op onderzoek in het oude Egypte en Mesopotamië VERDIEPING
1 Laat zien dat je de baas bent!
Blader door de vorige paragrafen van dit hoofdstuk (beide boeken).
Schrijf de nummers op van drie bronnen die als doel hebben om duidelijk te maken dat de koning veel macht heeft.
2 Hatsjepsoet
Lees: Verbeelding van de macht. Bekijk: bron 28.
Wat wordt in bron 28 duidelijk gemaakt over de macht van deze farao? Kies twee functies uit de tekst en leg je keuzes uit.
3 Verschillende functies
Lees: Verbeelding van de macht.
a Ook in onze tijd willen staatshoofden laten zien dat zij machtig en succesvol zijn.
Kies twee functies uit de tekst en zoek bij elk een passende afbeelding. Zoek die online. Zoek bijvoorbeeld op de website van het Koninklijk Huis een afbeelding van het
Nederlandse staatshoofd, of zoek een afbeelding of standbeeld van een buitenlands staatshoofd die in opdracht van de regering zijn gemaakt.
• Plak de afbeeldingen in een Word-bestand.
• Geef bij elke afbeelding een omschrijving: wie zie je, waar en wanneer is de afbeelding gemaakt, wat valt op?
• Geef bij elke afbeelding aan welke functie erbij past. Leg dat ook uit.
b Leg uit waarom politici en staatshoofden in perioden van verkiezingen of grote rampen zich zorgen maken over wat mensen hen vinden.
Bij verkiezingen omdat:
Bij rampen omdat:
4 In dienst van de koning
Lees: Verbeelding van de macht. Lees en bekijk: opdrachtbron 23, bron 27 en 29.
Geef per bron aan welke functie uit de tekst erbij past. Kies steeds een andere functie. Leg je keuzes uit.
Opdrachtbron 23:
Bron 27:
Bron 29:
43 Op onderzoek in het oude Egypte en Mesopotamië Verdieping
5 Macht verbeeld
OpDRaCHtbRON 23
Afbeelding van een militaire overwinning door koning NaramSin van Akkad (de grote figuur helemaal bovenaan). De koning draagt de kroon van de godin Ishtar. Hij zag zichzelf als de plaatsvervanger van de goden op aarde en liet zich ‘Koning van de vier windstreken’ noemen. Gemaakt rond 2190 v.Chr.
Vier koningen uit de Tijd van jagers en boeren, en het beeld dat zij van zichzelf wilden verspreiden:
Koning Gilgamesj – Niet zomaar een koning, maar een held
Koning Hammurabi – Brenger van rust en eenheid
Farao Ramses II – De grote oorlogsheld
Farao Achnaton – De grote vernieuwer in Egypte
a Kies samen een van deze koningen. Onderzoek waarom hij voor deze beeldvorming koos. Zoek online naar informatie. Schrijf in een Word-bestand een informatietekst van ongeveer twintig zinnen. Vermeld daarin:
• Wie was deze koning?
• Wanneer regeerde hij?
• Welk beeld wilde hij van zichzelf verspreiden?
• Waarom (oorzaak) wilde hij graag dit beeld verspreiden?
b Zoek via Google Afbeeldingen een primaire beeldbron van deze koning die past bij de boodschap die hij van en over zichzelf in de beeldvorming centraal stelde. Kopieer de afbeelding naar je Word-bestand.
c Maak van de primaire beeldbron in het document een infographic door vanaf minimaal drie beeldelementen een lijn naar de rechterkant te trekken (een lijn vind je in tabblad ‘invoegen’, onder ‘vormen’). Schrijf daar een toelichting: wat zie je hier en wat betekent dit?
d Zoek online informatie over de boodschap in de beeldvorming van deze koning.
Klopt de boodschap? Is er sprake van feiten of is het fake news? Is de boodschap gelogen of overdreven? En zo ja, uit welke historische feiten blijkt dat?
44 2 Jagers, boeren en farao’s
Afsluiting
1 Leerdoelen en de tijdbalk
Bekijk: de tijdbalk.
Hieronder staan vier leerdoelen. Schrijf bij elk leerdoel twee gebeurtenissen of namen die erbij passen. Schrijf ook het jaartal erbij.
a Je kunt beschrijven welke gevolgen de landbouwrevolutie had voor de leefwijze van prehistorische mensen.
b Je kunt beschrijven hoe de evolutie van de mens verliep.
c Je kunt kenmerken van de landbouw-stedelijke samenleving in Mesopotamië noemen.
d Je kunt beschrijven wanneer er een einde kwam aan de staat Egypte die werd geleid door de farao’s.
2 Leerdoelen en de kaart
Bekijk: bron 18 en 30.
a Welke twee leerdoelen passen bij bron 18?
1 2
b Welk leerdoel past wel bij bron 30, maar niet bij bron 18?
c Wat kun je uit bron 30 leren over de leerdoelen die je bij opdracht a opschreef? Noem twee dingen en vermeld in je antwoord ook een jaartal en een bronelement uit de kaart.
1 2
45 Afsluiting
Leerdoelen en begrippen
Hieronder staan twee leerdoelen met daaronder begrippen en namen. Kies steeds het begrip of de naam die niets met het leerdoel te maken heeft en leg je keuze uit.
a Je kunt kenmerken van de leefwijze van jager-verzamelaars beschrijven. nomaden – ambachtslieden – neanderthalers
b Je kunt sociale kenmerken van de Egyptische samenleving beschrijven. hiërarchie – elite – monarchie – ‘meesteres van het huis’
4 Leerdoelen zwak uitgewerkt
a De tekst in het kader is een uitwerking van het leerdoel: ‘Je kunt beschrijven hoe in Egypte een staat ontstond en welke taken de farao daarin had’.
Het staatshoofd van Egypte werd de farao genoemd. Hij bepaalde de wetten en de regels. In de Egyptische staat leefden boeren, ambtenaren, ambachtslieden en priesters. Hoe belangrijk iemand was, kun je zien aan zijn graf. Gewone mensen begroeven het lichaam van een dode in het zand, maar voor de elite werden prachtige graven gemaakt. Voor de Egyptenaren was het geloof erg belangrijk. Met offers en rituelen probeerden zij de goden tevreden te houden.
Waarom is het geen goede uitwerking? Kies de belangrijkste reden.
◯ De uitwerking gaat vooral over andere onderwerpen.
◯ De uitwerking is zeer onvolledig.
◯ De uitwerking bevat fouten.
b De tekst in het kader is een uitwerking van het leerdoel: ‘Je kunt kenmerken beschrijven van de manier van leven van jager-verzamelaars’.
Wat Homo sapiens als jager-verzamelaars wel deden en andere menssoorten niet, was intensief samenwerken. Daarbij deelden zij kennis over jachttechnieken met groepsgenoten. Anderen konden met deze kennis hun werktuigen en jachttechnieken weer verbeteren.
Waarom is het geen goede uitwerking? Kies de belangrijkste reden.
◯ De uitwerking gaat vooral over een ander onderwerp.
◯ De uitwerking is zeer onvolledig.
◯ De uitwerking bevat feiten die historisch onjuist zijn.
5 Leerdoel: Oorzaak en gevolg
Bekijk: bron 2, 5, 8, 11, 14, 15 en 24.
Geef bij elke bron aan waar deze een oorzaak of gevolg van was. Kies uit:
• landbouwrevolutie
• Egypte verliest zijn zelfstandige macht
• de irrigatielandbouw in Mesopotamië is succesvol
• de samenleving wordt ingewikkelder
• evolutie
• Egypte wordt verenigd tot een staat
• de laatste ijstijd eindigt
Bron 2 is een oorzaak / gevolg van:
Bron 5 is een oorzaak / gevolg van:
Bron 8 is een oorzaak / gevolg van:
3
46 2 Jagers, boeren en farao’s
Bron 11 is een oorzaak / gevolg van:
Bron 14 is een oorzaak / gevolg van:
Bron 15 is een oorzaak / gevolg van:
Bron 24 is een oorzaak / gevolg van:
6 Personen en leerdoelen
Bekijk: bron 1, en opdrachtbron 24.
Leg uit bij welke vier leerdoelen bron 1 en opdrachtbron 24 passen.
Leerdoel:
Uitleg:
Leerdoel:
Uitleg: .
Leerdoel: .
Uitleg: .
Leerdoel:
Uitleg:
OpDRaCHtbRON 24
Archeologen hebben de grafruimte van Wah teruggevonden. Die bevond zich onder de grotere graftombe van zijn baas Meketre. Deze tombe lag tegenover de Vallei der Koningen, waar de farao’s werden begraven. In de graven van Wah en Meketre stonden kleine houten beeldjes, zoals van Wah (links) en de drie priesters. De middelste priester leest een tekst voor over offers aan de doden: ‘1000 broden en bier, 1000 runderen en kippen’. De Egyptenaren geloofden dat priesters deze beeldjes via een ritueel tot leven konden brengen.
47 Afsluiting
3 De Grieken
Oriëntatie
1 Achilles en Hektor
Lees: De wraak van Achilles.
Bekijk: bron 1.
a Zet de cijfers op de juiste plek in de afbeelding. Er blijven twee rondjes leeg.
1 Achilles stapt in de strijdwagen.
2 Bij het graf van Patroklos kronkelt een slang.
3 De menner van Achilles’ strijdwagen staat klaar om weg te rijden.
4 De ouders van Hektor kijken wanhopig naar het lichaam van hun dode zoon.
5 De dode Hektor is vastgemaakt aan de strijdwagen.
b Je weet van twee figuren nog niet wie het zijn. Bedenk wie zij zijn en vul de woorden in.
De kleine soldaat rechtsboven en de vrouw vooraan zijn geen levende mensen. Dat kun je zien aan hun . De kleine soldaat komt uit zijn graf. Het is de ziel van . De vrouw heet Iris en is de van de goden. Zij loopt naar de ouders van
2 Uitrusting van soldaten
Bekijk: bron 2 en 3.
a Kies de juiste woorden. De Griekse krijgslieden dragen allemaal dezelfde | een andere wapenuitrusting. Daarom is het wel | niet waarschijnlijk dat ze bij dezelfde koning in dienst waren.
b Vergelijk de uitrusting van de Griekse krijgslieden met die van de Nederlandse soldaat. Noem twee overeenkomsten en twee verschillen.
3 Verloop Griekse geschiedenis
Je oefent: Chronologie.
Lees: In dit hoofdstuk.
Nummer de zinnen in chronologische volgorde.
Voor het eerst maken Griekse ambachtslieden wapens.
De macht van de Grieken eindigt, de Romeinen veroveren Griekenland.
De Trojaanse Oorlog vindt plaats.
Homeros maakte gedichten over de Trojaanse Oorlog.
Op het hoogtepunt van Athenes macht maakt een Athener een theaterstuk over de Trojaanse Oorlog.
48 3 De Grieken
4 Opkomst en val van steden
Je oefent: Oorzaak en gevolg.
a Al voor de twaalfde eeuw v.Chr. waren er grote steden in Griekenland en daarbuiten, zoals Troje. Welke oorzaken had het ontstaan van steden?
☐ Bevolkingsgroei
☐ De bouw van tempels
☐ Een landbouwoverschot
☐ Handel
☐ De opkomst van ambachten
☐ Het schrift
b Vlak na de twaalfde eeuw v.Chr. verdwijnen de steden. Bedenk hiervoor twee mogelijke oorzaken.
5 Verspreiding van de Griekse cultuur
Op welke drie manieren werd de Griekse cultuur in de Oudheid verspreid?
☐ De Grieken handelden met gebieden buiten Griekenland.
☐ De Grieken voerden oorlog tegen elkaar.
☐ De Grieken die in Athene woonden, lieten iedereen meepraten over het bestuur.
☐ Ook buiten Griekenland woonden Grieken.
☐ Koning Alexander veroverde grote gebieden.
6 De Tijd van Grieken en Romeinen
Bekijk: de tijdbalk.
a Van wanneer tot wanneer loopt de Tijd van Grieken en Romeinen en hoe lang is dat?
b Historici gebruiken nog een andere naam voor de Tijd van Grieken en Romeinen.
Welke naam?
c Welk volk uit hoofdstuk 2 leefde ook in dit tijdvak?
7 Overwinning in Troje
Het belang van geschiedenis: De cultuur van de oude Grieken is al eeuwenlang een inspiratiebron geweest voor mensen. Ook in het heden komen we veel verwijzingen naar de Griekse Oudheid tegen. Bijvoorbeeld bij computers.
a De Trojanen sloegen elke Griekse aanval af. Toch wisten de Grieken de oorlog te winnen.
Zoek online op hoe ze dat voor elkaar kregen.
b Soms proberen hackers een schadelijk programma op je computer te installeren. Daarvoor maken ze soms gebruik van een Trojaans paard. Zoek online op wat dat is.
c Leg uit wat je antwoord bij opdracht b te maken heeft met het Griekse Trojaanse paard.
Oriëntatie
49
3.1 De wereld van de Grieken
Dit weet je al
1 Ontstaan van steden
Vul de ontbrekende woorden in. Er blijven twee woorden over. stad | elite | ambtenaar | landbouw | staat | hiërarchie | boer | monarchie
1 Een land met een koning als staatshoofd heet een
2 In prehistorische dorpen waren de meeste mensen
3 Een gebied met duidelijke grenzen en een eigen bestuur heet een
4 Steden kunnen alleen ontstaan als er overschotten zijn in de .
5 Ambachtslieden vond je nauwelijks in dorpen, maar wel in de
6 Arme en machteloze mensen staan onderaan in de
Basisstof
2 Odysseus en Polyphemos
Lees: De maaltijd vaart weg. Bekijk: bron 4.
a Leg uit hoe het kan dat een volk in Italië een Grieks verhaal heeft afgebeeld.
b De Etrusken pasten de Griekse verhalen een beetje aan. Aan welke twee beeldelementen zie je dat?
☐ De cycloop heeft niet één oog in zijn voorhoofd, maar twee.
☐ De schapen staan bij Polyphemos en niet bij Odysseus.
☐ Odysseus probeert weg te komen op een schip, maar de Grieken gebruikten geen schepen.
☐ Polyphemos’ oog is niet doorboord, maar zijn zicht wordt ontnomen door een vrouw.
3 Het ontstaan van poleis
Lees: Van stad naar dorp naar polis.
a Waarom hebben mensen in een landbouw-stedelijke samenleving het schrift nodig?
Geef twee redenen. Zoek het terug in hoofdstuk 2 als je het niet meer weet.
1 2
b Tussen de twaalfde en negende eeuw v.Chr. hadden de Grieken geen schrift nodig, want
Daarvoor en daarna hadden Grieken wél een schrift nodig, want
c Waarom spreken we in Griekenland niet over steden, maar over poleis?
d Kies het juiste woord. Egypte werd één staat. Griekenland niet, want het Griekse landschap | leger maakte het moeilijk om een groot, aaneengesloten gebied te veroveren.
50 3 De Grieken
Bestuursvormen
Lees: Bestuur van de polis. Kies de juiste woorden.
• Aristocratische families hadden in poleis veel | weinig macht.
• Aristoi waren machtig omdat zij een wapenuitrusting | veel slaven hadden.
• De aristoi vormden de elite | meerderheid van een stadstaat.
• De rijke krijgers die de koning adviseerden, waren soms een bedreiging voor de aristocratie | monarchie
• Sparta was een aristocratie én een monarchie | een aristocratie
5 Hiërarchie in de polis
Bekijk: opdrachtbron 1.
a Wie in opdrachtbron 1 is een aristoi? Omcirkel of kleur de bronelementen waardoor je dat weet.
b Zal de andere persoon hoog of laag in de hiërarchie staan? Leg je antwoord uit.
6 De Akropolis
Bekijk: bron 5.
Twee bewoners van Griekenland.
Vanaf de zesde eeuw v.Chr. bouwden de Atheners tempels op de Akropolis, het hoogste punt van de stad. Maar al ver voor die tijd woonden er mensen op de Akropolis. Leg met behulp van een bronelement uit waarom mensen op die plek gingen wonen.
7 Verschillende bestuursvormen
Lees: Ongelijkheid en onvrede, en opdrachtbron 2.
a Kies de juiste woorden.
Een bestuur door meerdere mensen.
Een bestuur door één persoon.
Kreeg de steun van het volk door beloftes te doen.
Deze bestuursvorm verdween in de achtste eeuw v.Chr. uit bijna heel Griekenland.
b Over welke bestuursvorm gaan de fragmenten van opdrachtbron 2? Licht je antwoord toe met een argument uit het fragment.
Fragment 1 gaat over , want
4
OpDRaCHtbRON 1
Monarchie Aristocratie Tirannie
☐ ☐ ☐
☐ ☐ ☐
☐ ☐ ☐
☐ ☐ ☐
51 3.1 De wereld van de Grieken
Fragment 2 gaat over , want
Fragment 3 gaat over , want .
Drie fragmenten uit een boek van de Griekse historicus
Herodotos:
Fragment 1
“ Op een dag bezocht Kypselos een priesteres die zei dat hij een machtig heerser zou worden. Die uitspraak bracht hem ertoe om de macht in Korinthe over te nemen. Hij verbande een grote groep rijke stadsgenoten, roofde hun bezittingen en vermoordde vele anderen.”
Fragment 2
“ Ik hoorde een gesprek tussen drie Perzen. De ene zei: “Ik ben het ermee eens dat we de alleenheerschappij moeten stoppen. Laat ons een bestuur van de beste
OpDRaCHtbRON 2
8 Tirannen
mannen uitkiezen en hun de macht geven. Van de beste mannen, komen natuurlijk ook de beste besluiten.”
Fragment 3
“ Volgens mij was de Lydische koning Croesos de eerste niet-Griek die in aanraking kwam met de Grieken. Hij versloeg sommige Grieken, maar sloot ook verbintenissen met andere Grieken. Eerst had een andere familie de macht over Lydië, maar de voorvaderen van Croesos hebben de macht overgenomen.”
Naar: Herodotos, Historiën (vijfde eeuw v.Chr.).
Het belang van geschiedenis: Of je een bestuur goed vindt of juist fout, hangt af van jouw ideeën over de politiek en de samenleving. Bij geschiedenis leer je daarover nadenken.
a Een tiran bestuurt alleen. Vonden Grieken in de achtste eeuw v.Chr. alleenheerschappij verkeerd? Leg je antwoord uit.
b In alle Griekse poleis woonden rijke en arme mensen. Welke groep inwoners kreeg het soms beter als een tiran de macht had? En welke slechter? Licht het beide toe.
Beter:
Slechter:
c Welke groep was het grootst? ◯ De armen ◯ De rijken d Waarom hadden veel mensen uit deze groep vaak later alsnog bezwaar tegen de tiran?
e Wat vind jij: mag een alleenheerser die het leven van een grote groep verbetert, altijd aan de macht blijven?
9 Griekse kolonisatie
Je oefent: Oorzaak en gevolg. Lees: Handel en nederzettingen overzee.
a Welke van de volgende zinnen passen bij de Griekse kolonisatie?
.
52 3 De Grieken
☐ Een kolonie leek op een Griekse polis.
☐ Grieken vluchtten weg en stichtten koloniën omdat in hun poleis tirannen de macht overnamen.
☐ Griekse koloniën kwamen op plekken waar geen andere mensen in de omgeving woonden.
☐ Koloniën produceerden vooral luxegoederen.
☐ Vanuit koloniën werd veel graan naar Griekenland gebracht.
b Noem een oorzaak van de Griekse kolonisatie. Noem ook twee gevolgen.
Oorzaak:
Gevolgen:
10 Handel en nederzettingen overzee
Lees: Een Griekse wereld? Bekijk: bron 6, en opdrachtbron 3.
a De Grieken hadden veel contact met andere volken. Noem vier van die volken.
1 3 2 4
b De Grieken waren niet het enige dat veel handel dreef in het Middellandse
Zeegebied, want ook de deden dat.
c Noem drie producten die de Grieken uit Griekenland zelf verhandelden.
1 2 3
d Noem drie producten die de Griekse koloniën verhandelden. Welk product was daarvan het belangrijkst?
Drie producten:
Het belangrijkste product:
e Byzantium was een rijke kolonie. Beredeneer waarom.
Middellandse Zee
Zee
Zwarte Zee
Fenicische invloedssfeer
Griekse invloedssfeer
Fenicische invloedssfeer
Griekse invloedssfeer
Middellandse Zee
Fenicische invloedssfeer
Griekse invloedssfeer
Zwarte Zee
Zwarte Zee Middellandse Zee
Fenicische invloedssfeer
Griekse invloedssfeer
Fenicische handelsroute Griekse handelsroute
Fenicische handelsroute Griekse handelsroute aardewerk
Fenicische handelsroute
OpDRaCHtbRON 3
Middellandse Zee
Handel in het Middellandse
Middellandse Zee
Zeegebied, rond 500 v.Chr.
goud en zilver graan olijfolie
Fenicische handelsroute Griekse handelsroute aardewerk slaven hout wijn
hout wijn
Griekse handelsroute aardewerk slaven hout wijn
Fenicische invloedssfeer Griekse invloedssfeer Fenicische handelsroute aardewerk slaven hout wijn metalen goud en zilver graan olijfolie 500 km 250 0
metalen goud
zilver graan olijfolie 500 km 250 0
slaven
en
aardewerk slaven metalen
olijfolie 500 km 250 0
goud en zilver graan
Zwarte
500 km 250 0
metalen
metalen
graan
500 km 250 0
goud en zilver
olijfolie
53 3.1 De wereld van de Grieken
Een vreemde Griekse godin
Bekijk: bron 7.
a Artemis was de godin van de jacht. Hekate was een godin van de onderwereld. Maar Hekate was oorspronkelijk geen Griekse godin. Ze werd vereerd door mensen in het huidige Turkije. Leg uit hoe het kan dat deze godin toch op een Grieks reliëf te zien is.
b Welke uitspraken over bron 7 zijn juist?
☐ Bron 7 toont vier Giganten en een godin.
☐ De honden vallen de godinnen aan.
☐ Beide godinnen worden geholpen door een hond. Daarom is de hond het symbool van zowel Hekate als Artemis.
☐ Giganten hebben soms de staart van een reptiel en soms de benen van een mens.
☐ Hekate en Artemis zijn het gevecht aan het winnen.
Wat weet je nu?
12 Veranderingen in Griekenland
Je oefent: Oorzaak en gevolg.
Combineer elke oorzaak met het juiste gevolg.
Aristocraten zetten zwakke koningen af, of worden tiran.
De polis heeft niet genoeg landbouwgrond om alle inwoners te voeden.
Door de bergen kan een stadstaat zich goed verdedigen tegen vijandelijke stadstaten.
Door de grote ongelijkheid steunen gewone Grieken iemand die hun situatie zal verbeteren.
Grote groepen Grieken stichten overzee nieuwe nederzettingen.
• • Griekenland heeft veel verschillende stadstaten.
• • Een tiran grijpt de macht.
• • Griekse stadstaten veroveren gebieden om de stad heen en stichten koloniën overzee.
• • De Griekse cultuur verspreidt zich buiten Griekenland.
• • Griekse stadstaten hebben verschillende bestuursvormen.
LEERDOELEN
• Je kunt verklaren waarom in Griekenland poleis ontstonden: 1, 3, 6, 12
• Je kunt de bestuursvormen monarchie, aristocratie en tirannie in bronnen herkennen: 4, 5, 7, 8, 12
• Je kunt verklaren waarom de Grieken contacten hadden met andere volken in het Middellandse Zeegebied: 2, 9, 10, 11, 12
11
54 3 De Grieken
3.2 Athene en Sparta
Wat weet je al?
1 Bestuur van poleis
Vul de woorden in. Je houdt één woord over. koningen | krijgers | twee | armen | tirannie | wijze mannen | aristocratie | slaven
Voor het einde van de achtste eeuw v.Chr. bestuurden de Griekse stadstaten. Een elite van hielp hen. Als zij de koning afzetten en de macht samen overnamen, heette de bestuursvorm . Als een van deze bestuurders zelf de macht wilde overnemen, zocht hij steun bij de . Hij deed mooie beloftes en er kwam een . Na enige tijd werd een tiran vaak weer verdreven, omdat hij de bevolking onderdrukte.
Het bestuur van de polis Sparta was anders. Daar hadden koningen en een raad van oude, de macht.
Basisstof
2 Atheense schoolvakken
Lees: Naar school in Athene. Bekijk: bron 8.
a Welke schoolvakken zie je in bron 8? ☐ Schrijfles. ☐ Sportles. ☐ Zangles. ☐ Muziekles. ☐ Les in het voordragen van een gedicht.
b Is de jongen in bron 8 een rijke of een arme Athener? Leg je antwoord uit.
3
Het ontstaan van de democratie
Je oefent: Chronologie.
Lees: Tirannie en volksheerschappij. Bekijk: bron 9. a Nummer de zinnen in chronologische volgorde.
Athene wordt een democratie.
Atheners pikken het onderdrukken van tegenstanders niet langer.
In Athene zijn aristocraten aan de macht.
Peisistratos gebruikt de grote ongelijkheid om de macht te grijpen.
De tiran neemt de macht van de aristocraten af.
b De Atheners vonden de tirannendoders échte helden. Hoe kun je aan de beelden en de plek waar ze stonden zien dat dit zo is?
c Bedenk waarom de Atheners de tirannendoders helden vonden.
55 3.2 Athene en Sparta
4
Meedoen met de democratie
Lees: Heerschappij van het volk. Bekijk: opdrachtbron 4.
a Welke groep of groepen mochten meedoen met de democratie en hoeveel procent van de bevolking is dat?
b Dagelijks was een groot deel van de Atheners bezig met de politiek. Dan konden zij dus niet werken. Verklaar met gegevens uit opdrachtbron 4 dat er in Athene andere mensen waren die het werk wél konden doen.
c Athene was een directe democratie. Het huidige Nederland is een indirecte democratie. Beredeneer wat een indirecte democratie is en leg uit waarom een Athener dat geen échte democratie zou vinden.
d Vind jij dat Athene een echte democratie had? Leg je antwoord uit.
4
De bevolking van Athene in de vijfde eeuw v.Chr.
Bescherm de democratie
Bekijk: opdrachtbron 5.
a Op de scherf van opdrachtbron 5 staan twee namen. Bovenaan staat de voornaam van de persoon die verbannen moest worden, daaronder staat de naam van zijn vader.
Op wie stemde de maker van deze scherf? Schrijf zijn naam op in het Nederlands. Sommige letters ken je al, maar gebruik ook deze Griekse letters: Χ = CH P = R Y = U Θ = TH Γ = P
Naam: , zoon
van
b Blijkbaar vonden sommige burgers dat deze persoon té veel macht kreeg. Wat kan hij gedaan hebben waardoor burgers hem wilden verbannen? Bedenk twee redenen.
1
2
5
Aardewerken scherf die in de vijfde eeuw v.Chr. is gebruikt voor ostracisme.
c De Atheners namen nog meer maatregelen om ervoor te zorgen dat het volk écht de macht had. Hoe losten ze de volgende problemen op?
1 Rijke Atheners kunnen makkelijker een dag werk missen dan arme Atheners.
2 Rijke Atheners zijn naar school gegaan en worden eerder voor belangrijke functies gekozen.
.
5
33.000 33.000 66.000 28.500 115.000
Burgers
Minderjarige vrije mannen
Vrije vrouwen
Niet-Atheners
Slaven
OpDRaCHtbRON
OpDRaCHtbRON
56 3 De Grieken
Feit en mening over democratie
Je oefent: Feit en mening.
Lees: Feit en mening, en opdrachtbron 6 en 7.
a Bepaal per zin of het een mening of een feit is. Herschrijf de uitspraken: maak van een feit een mening, en van een mening een feit.
Feit of
Uitspraak
Er zijn mensen die vinden dat school te vroeg begint.
Het ostracisme is een goede manier om de democratie te beschermen.
Omdat de Atheners vrouwen uitsloten van de democratie is die bestuursvorm stom.
mening Herschreven uitspraak
b Maak in opdrachtbron 6 en 7 twee meningen geel en twee feiten groen.
c Bedenk allebei drie uitspraken en schrijf ze op een los blaadje. Ze mogen over geschiedenis gaan, maar dat hoeft niet. Beoordeel elkaars uitspraken: is het een feit of een mening?
Uit een toespraak van de Atheense bestuurder Perikles:
“ Wij hebben een bestuur dat we niet hebben overgenomen van onze buurvolken. Wij zijn juist een voorbeeld voor hen. Ons bestuur heet de democratie, omdat ze in handen is van velen en niet van enkelen. In conflicten worden burgers gelijk berecht. Niet rijkdom, maar inzet voor de stadstaat bepaalt het aanzien van een burger.”
Naar: Thucydides, De Peloponnesische Oorlog (vijfde eeuw v.Chr.).
OpDRaCHtbRON 6
7 Atheense rechtsstaat?
Een schrijver schreef over de Atheense democratie:
“ In Athene hebben ze ervoor gekozen om de nietsnutten veel belangrijker te maken dan de mensen uit de beste families. Ik keur dat af, want het is erg dom! Iedereen mag er deelnemen aan bestuursfuncties. Ook mag iedereen in de volksvergadering meepraten. Een dakloze met burgerrechten die daar zin in heeft, kan nu het woord nemen. Dan verzint hij natuurlijk iets wat goed is voor hemzelf en zijn soortgenoten.”
Naar: De Oude Oligarch, De staatsregeling van de Atheners (vijfde eeuw v.Chr.).
OpDRaCHtbRON 7
Het belang van geschiedenis: Geschiedenis laat je nadenken over jouw rol in de samenleving. Je denkt ook na over wat een goede burger is en wat een goed bestuur.
Lees: De rechtsstaat.
a Een rechtsstaat, zoals Nederland in onze tijd, heeft verschillende kenmerken.
• Geef per kenmerk aan of de Atheense democratie hieraan voldeed.
1 Gelijke rechten voor (bijna) alle inwoners:
2 Machtsmisbruik wordt voorkomen:
3 Niemand beïnvloedt rechters:
6
57 3.2 Athene en Sparta
• Maak de zin af. Athene was een rechtsstaat / een beetje een rechtsstaat / geen rechtsstaat, want .
b ‘Inzet voor de stadstaat bepaalt het aanzien van een burger’, zegt Perikles in opdrachtbron 6. Wat voor soort inzet bedoelt hij? Kies de twee juiste antwoorden.
☐ Je plek in de Raad van Vijfhonderd afstaan aan iemand anders.
☐ Meepraten in de volksvergadering.
☐ Meevechten in een oorlog.
☐ Veel inkomsten hebben.
c Waaraan moet een ‘goede burger’ in de Nederlandse democratie voldoen, volgens jou?
Geef twee voorbeelden.
8 Sparta en Athene
Lees: Spartaanse samenleving, en bron 10.
a Waar hoort het bij? Kruis aan.
Gericht op het leger
Leren lezen, schrijven en spreken
Onderwijs verzorgd door het bestuur
Slavernij
Sommige mensen zijn burger
Volksvergadering
b Past bron 10 bij de opvoeding in Sparta of in Athene? Leg je antwoord uit.
9 Bondgenootschap
Lees: De Perzen vallen aan.
Waarom werkten alle Grieken aan het begin van de vijfde eeuw v.Chr. samen?
10 Het beeld van Athena
Bekijk: bron 11.
a Athena is niet de enige godin op dit beeld. Ook Nikè, de godin van de overwinning, is afgebeeld.
Waar?
b De godin Nikè, de grootte van het beeld en de plaats op de Akropolis waren natuurlijk niet toevallig. Ook het gebruik van goud, dat schittert in de zon, was weloverwogen. Welke boodschap wilden de Atheners met dit beeld geven aan andere Grieken?
Democratie ◯ ◯ ◯
Athene Sparta Allebei
◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯
58 3 De Grieken
Oorlogen
Lees: Oorlog in Griekenland. Bekijk: bron 12. Kies de juiste woorden.
In 490 v.Chr. werden de Perzen bij Marathon | Salamis verslagen. En in 480 v.Chr. versloeg de Atheense zeemacht de Perzen bij Marathon | Salamis. Na de Perzische Oorlogen wilde Athene zijn macht op land | zee behouden. Omdat ook andere stadstaten belang hadden bij Athenes bescherming, richtte Athene een bondgenootschap | stadstaat op. De leden van dit bondgenootschap gaven geld | schepen aan Athene en moesten Athene gehoorzamen. Ze mochten het bondgenootschap niet | wel verlaten. Athene kon veel poleis zijn wil opleggen en had dus de democratie | hegemonie. Omdat Korinthe | Sparta niet wilde dat Athene de machtigste was in Griekenland, richtte het een eigen bondgenootschap op. Athene had vooral bondgenoten die dichtbij | ver van de zee lagen. De meeste bondgenoten van Sparta lagen niet | wel aan zee.
Wat weet je nu?
12 De vijfde eeuw
Je oefent: Chronologie.
Nummer de gebeurtenissen in chronologische volgorde.
Een tiran grijpt de macht in Athene.
De Perzen worden verslagen.
Sparta wint de Peloponnesische Oorlog.
13 Woorden invullen
Athene wordt een democratie.
De Perzen vallen Griekenland binnen.
Athene krijgt de hegemonie in Griekenland.
Vul in. Je houdt één woord over. burger | Peloponnesische Oorlog | democratie | Perzische Oorlogen | Sparta | hegemonie | ostracisme | Athene
1 Sparta won de .
2 Met konden de Atheners iemand verbannen die té machtig werd.
3 Athene was geen aristocratie, maar een
4 Jongens uit werden opgeleid tot soldaat.
5 Tijdens de vochten alle Grieken samen.
6 was vooral sterk op zee.
7 Na de Perzische Ooglogen had Athene de , na de Peloponnesische Oorlog had Sparta dat.
LEERDOELEN
• Je begrijpt hoe de Atheense democratie ontstond en hoe deze democratie functioneerde: 1, 3, 4, 5, 6, 7, 12, 13.
• Je kunt voorbeelden geven van verschillen tussen Sparta en Athene: 2, 8, 12, 13
• Je kunt verklaren waarom de Peloponnesische Oorlog uitbrak en uitleggen welk gevolg dat had voor Athene: 9, 10, 11, 12, 13
11
59 3.2 Athene en Sparta
3.3 De Griekse cultuur
Wat weet je al?
1 Athene en Sparta
Welke kenmerken passen bij zowel Athene als Sparta?
☐ Begon een bondgenootschap. ☐ Het was een stadstaat.
☐ Democratie.
☐ Er was slavernij.
☐ Het bestuur zorgde voor onderwijs.
Basisstof
2 Hades en Persephone
☐ Bewoners vertelden elkaar verhalen over helden.
☐ Vocht tegen de Pezen.
☐ Was goed in vechten op zee.
Lees: De ontvoering van Persophone. Bekijk: bron 13.
a Met het verhaal van Persephone verklaarden de Grieken een natuurverschijnsel.
Welk verschijnsel?
b De uitspraken over wat je in bron 13 ziet, kloppen niet. Herschrijf ze, zodat ze wel kloppen.
Hades ziet eruit als een monster.
De strijdwagen rijdt uit zichzelf.
Persephone stapt bij haar ontvoerder in de strijdwagen.
c Hades kon zijn taak als god van de onderwereld niet alleen uitvoeren. Bedenk wie hij daarbij nodig had.
☐ Ares: god van de oorlog.
☐ Charon: de veerman die overledenen over de Styx zet, de rivier tussen het rijk van de doden en dat van de levenden.
☐ Gaia: moeder aarde.
☐ Kerberos: een driekoppige hond die in de onderwereld levende mensen de stuipen op het lijf jaagt.
☐ Thanatos: hij haalt gestorven mensen op en brengt ze naar de onderwereld.
3 Griekse mythen
Lees: De Griekse godsdienst.
a Een mythe heeft drie kenmerken. Vul in: goden en helden | verklaart | goed en fout
1 In een mythe komen voor.
2 Een mythe waarom iets is zoals het is.
3 Van een mythe leer je wat is.
b Zoek online een Griekse mythe. Dat kan een stuk tekst zijn of een filmpje. Vind je het moeilijk om een mythe te vinden? Vraag je docent om hulp. Werk de vragen in steekwoorden uit in een PowerPoint-dia.
1 Hoe heet de mythe die je hebt gekozen?
2 Wie zijn de hoofdrolspelers?
3 Beschrijf de mythe in 30-60 woorden.
c Voldoet jouw mythe aan de drie kenmerken uit opdracht a? Leg het uit in de PowerPoint.
60 3 De Grieken
Koning Croesos
Croesos was in de zesde eeuw v.Chr. de koning van Lydië. Hij vroeg een orakel of hij een oorlog tegen het Perzische Rijk moest beginnen. Het orakel antwoordde: ‘Als koning Croesos de grensrivier tussen Lydië en het Perzische Rijk oversteekt, zal hij een groot rijk vernietigen.’ Croesos was blij met dit advies en verzamelde gauw zijn soldaten. Maar de oorlog liep voor hem slecht af: de Perzen veroverden de Lydische hoofdstad Sardes.
a Wat dacht koning Croesos dat het orakel bedoelde? En wat kon het ook betekenen?
b Had het orakel gelijk? Ja / Nee, want
c In de tekst staat: ‘Meestal gaven de orakels vage adviezen, waardoor mensen goed moesten blijven nadenken’. Bedenk waarom een vaag advies kan leiden tot een beter besluit.
5 Vrouwen in Griekenland
Je oefent: Feit en mening.
Lees: De positie van vrouwen, en bron 14.
a Welke zinnen over Griekse vrouwen zijn juist? Kies de juiste antwoorden.
☐ Alleen voor rijke vrouwen was kinderen krijgen een belangrijke taak.
☐ Griekse vrouwen trouwden meestal met een veel oudere man.
☐ Moeders vertelden hun kinderen veel mythen.
☐ Rijke vrouwen namen deel aan religieuze festivals.
☐ Verreweg de meeste vrouwen bleven altijd in hun huis.
b Geef per uitspraak aan of het een feit of mening is.
Spartanen vonden de opvoeding van meisjes belangrijk.
Spartaanse vrouwen zorgden vaak alleen voor de opvoeding van hun kinderen.
Dat Spartaanse meisjes naakt in optochten meeliepen, was onfatsoenlijk.
Veel Grieken vonden het onfatsoenlijk dat Spartaanse meisjes naakt meeliepen in optochten.
Dat Spartaanse meisjes trots op zichzelf waren, was belangrijk voor de Spartanen.
Spartaanse vrouwen waren de enige vrouwen die echte mannen ter wereld brachten.
c Noem een overeenkomst en een verschil tussen Atheense en Spartaanse vrouwen.
Overeenkomst:
Verschil:
d Wat vind jij? Waren Griekse vrouwen belangrijk, of niet? Leg je antwoord uit.
4
.
feit mening
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
61 3.3 De Griekse cultuur
Tempels bouwen
Lees: Huizen van de goden. Bekijk: opdrachtbron 8.
Alle Griekse tempels zagen er ongeveer hetzelfde uit. Het dak lag op sterke pilaren: de zuilen. Het bovenste gedeelte van een zuil, het kapiteel, was soms versierd. Aan de vooren achterkant van het dak van de tempel was een grote driehoek waarin vaak een reliëf was gemaakt of waar beelden stonden. Zo’n driehoek heet het timpaan. Ook waren
Griekse tempels symmetrisch: de linkerhelft was – gespiegeld –gelijk aan de rechterhelft.
a Kleur de tempel in.
• Kleur twee kapitelen groen.
• Kleur twee zuilen blauw.
• Kleur het timpaan geel.
• Laat zien dat de tempel symmetrisch is. Bedenk daarvoor zelf een manier.
b De Grieken kenden drie verschillende manieren van bouwen: de bouwordes.
Je herkent ze aan het kapiteel. Koppel de omschrijvingen aan de juiste afbeelding in opdrachtbron 8.
1 Een Dorisch kapiteel is een vierkante plaat die het dak draagt.
2 Een Ionisch kapiteel is versierd met een dubbele krul.
3 Een Korintisch kapiteel is versierd met krullende bladeren.
c In kerken en moskeeën bidden gelovigen samen. Gebeurde dat in een Griekse tempel ook?
Ja / Nee, want .
7 De Spelen
Bekijk: bron 15.
a Kies de juiste woorden. In bron 15 zie je twee sporten: pankration en boksen | worstelen. Pankration was een vechtsport waarbij heel veel mocht. De atleten mochten elkaar bijvoorbeeld schoppen en wurgen, maar ook met elkaar worstelen | met stokken slaan. Wat niet mocht, was de ogen uitsteken. Dat doet in bron 15 de linker | rechter man, en daarom wordt hij berispt | geslagen door de scheidsrechter. Links zijn twee boksers aan het trainen. Die herken je aan de banden rond hun handen | hoofdbeschermers
b Winnen op de Spelen was niet het enige doel van de Olympische Spelen. Wat was een ander belangrijk doel?
6
OpDRaCHtbRON 8
A B C
62 3 De Grieken
Ontwikkeling van de beeldhouwkunst
Je oefent: Feit en mening.
Lees: Beeldhouwen. Bekijk: bron 16, en opdrachtbron 9.
a Vul de woorden in. beweging – emoties – imperfecties – realistischer – stijf
De figuren van de beelden van eerste Griekse beeldhouwers waren
Maar de beeldhouwers wisten hun beelden steeds te maken.
In de beelden kwam meer
. Na de vierde eeuw v.Chr. wilden kunstenaars nóg realistischer beelden maken. Daarom beeldden ze mensen steeds
vaker af met en .
b Een omschrijving van bron 16: Je ziet een bokser zitten. Hij lijkt pijn te hebben, waardoor zijn gezicht niet mooi is. Zijn oren hebben ook een pak rammel gehad. Ze zijn opgezwollen en zien er daarom lelijk uit. Hij draagt banden rond zijn handen. Die horen bij de boksuitrusting. Het is een prachtig beeld.
Geef in de zinnen hierboven aan wat een mening is en wat een feit is. Markeer de woorden die een mening aangeven geel. Markeer feiten groen.
c Beschrijf opdrachtbron 9, op een los blaadje. Gebruik dertig tot vijftig woorden.
d Wissel van blaadje met een klasgenoot. Onderstreep in de tekst van jouw klasgenoot alle woorden of zinnen die een mening zijn.
e Welk beeld is ouder: dat in bron 16, of dat in opdrachtbron 9? Waaraan zie je dat?
f Beeldhouwwerken uit de Oudheid zijn meestal grijs of wit. Dat komt doordat de verf in de loop van de eeuwen is verdwenen. Oorspronkelijk waren de beelden vaak felgekleurd. Welke kleuren zal het beeld in opdrachtbron 9 gehad hebben? Laat het zien in de opdrachtbron.
9 Schoonheidsidealen
Het belang van geschiedenis: Ideeën over wat mooi en lelijk is, veranderen soms. Bij geschiedenis leer je dat het schoonheidsideaal niet altijd hetzelfde was.
OpDRaCHtbRON 9
Beeld van een jonge vrouw.
a Bleef het schoonheidsideaal zoals de Grieken dat in hun kunst laten zien altijd hetzelfde? Leg je antwoord uit.
b Tegenwoordig zetten veel mensen alleen de foto’s waarop zij het allermooist staan, op social media. Wat vind jij daarvan? Kan het kwaad als je alleen maar foto’s van heel mooie mensen ziet?
10 Ziektes genezen
Lees: Verklaren met kennis, bron 17, en opdrachtbron 10 (op de volgende pagina).
a Hippocrates’ verklaring van epilepsie klopt niet. Leg met behulp van een citaat uit bron 17 uit dat hij tóch een wetenschapper was.
8
63 3.3 De Griekse cultuur
b Leg uit wat het verschil is tussen een wetenschapper en een filosoof.
c Is Palaephatus een filosoof of een wetenschapper? Leg je antwoord uit met behulp van de opdrachtbron.
Volgens een mythe ging Aktaion graag uit jagen met zijn honden. Op een dag zag hij de godin Artemis naakt, waarna zij hem in een hert veranderde. Zijn jachthonden kregen het hert te pakken en verscheurden het. De Griekse schrijver Palaephatus legt uit waarom de mythe niet klopt:
“ Aktaion was misschien een liefhebber van de hondenjacht. Hij trainde veel honden en ging op jacht in de bergen, maar verwaarloosde zijn werk en gezin. Omdat hij liever met zijn honden op jacht ging, raakte zijn geld op. Toen hij niets meer bezat, zouden mensen misschien zeggen: “Arme Aktaion, die door zijn eigen honden is opgegeten.””
Naar: Palaephatus, Ongelooflijke zaken (vierde eeuw v.Chr.).
OpDRaCHtbRON 10
Wat weet je
nu?
11 Griekse cultuur
a Welke zinnen zijn juist?
☐ Atheense vrouwen hadden meer vrijheid dan Spartaanse vrouwen.
☐ Een filosoof verzamelt feiten en trekt dan conclusies.
☐ Grieken kwamen bijeen in tempels om te bidden.
☐ Hippocrates was een Griekse wetenschapper.
☐ Mythen waren leuke verhalen, maar ze waren onbelangrijk in het dagelijks leven van Grieken.
☐ Orakels gaven adviezen van de goden en kregen daarom veel bezoek.
☐ Vroege Griekse beeldhouwers wilden geen emoties afbeelden.
b Kies om de beurt uit een rijtje één woord dat er niet bij past. Er zijn meerdere antwoorden mogelijk. Leg jouw keuze uit aan je klasgenoot. Jullie hoeven niets op te schrijven.
1 filosoof – wetenschapper – kennis – mythen.
2 Atheense vrouwen – festival – soldaat – Spartaanse vrouwen.
3 beeldhouwer – offers – Olympische Spelen – orakel.
LEERDOELEN
• Je kunt de rol van godsdienst in het dagelijks leven van Griekse mannen en vrouwen beschrijven: 2, 3, 4, 5, 7, 11.
• Je kunt Griekse beeldkunst herkennen en beschrijven: 6, 8, 9, 11
• Je kunt duidelijk maken dat Grieken door filosofie en wetenschap op een andere manier gingen nadenken: 10, 11
64 3 De Grieken
3.4 Grieken in Egypte en Azië
Wat weet je al?
1 Oorlogen in de vijfde eeuw v.Chr.
Vul in: het Midden-Oosten | Sparta | Peloponnesische Oorlog | Sparta en Athene | hegemonie | de Perzen
Aan het begin van de vijfde eeuw v.Chr. vochten de Grieken tegen , een volk in . De stadstaten werkten in deze oorlog samen.
Maar daarna was er veel spanning tussen . Deze twee poleis wilden allebei het liefst zelf de hebben. In 431 v.Chr. brak de uit. Die werd gewonnen door
Basisstof
2 De Alexandersarcofaag
Lees: Een slagveld. Bekijk: bron 18, en opdrachtbron 11.
a Alexander wilde laten zien dat hij van goddelijke afkomst was. Daarom nam hij een symbool van een mythische held over. Bedenk welke held dat geweest zal zijn.
◯ Atalante, een jageres die door een beer was opgevoed.
◯ Bellerophon, een held die op een vliegend paard reed.
◯ Daedalus, een uitvinder die vleugels maakte waar je mee kon vliegen.
◯ Herakles, een sterke held die een monsterlijke leeuw versloeg.
b In opdrachtbron 11 zie je een groter deel van het reliëf op de sarcofaag. Tel hoeveel van de volgende figuren je hier ziet.
Dode soldaten op de grond: Levende Perzen: Levende Grieken: Grieken op een paard: Naakte Grieken: Perzen met een schild:
c Naakt vechten leek kunstenaars extra heldhaftig. Denk je dat soldaten in werkelijkheid naakt hebben gevochten? Ja / Nee, want
OpDRaCHtbRON 11
3 Perzisch bestuur
Lees: Het Midden-Oosten onder de Perzen. Bekijk: bron 19.
a De Perzische koning trouwde met meerdere vrouwen. Bedenk welk probleem dat kon opleveren bij zijn dood.
65
3.4
Grieken in Egypte en Azië
b De koning loste het probleem van opdracht a op door tijdens zijn leven zelf al een opvolger aan te wijzen. Deze opvolger werd de bestuurder van de provincie Bactrië. Zodra de koning stierf, moest deze bestuurder naar Persepolis gaan om daar te worden gekroond. Dat was vanaf de vijfde eeuw v.Chr. de Perzische hoofdstad. Leg uit waarom het handig was dat de aangewezen opvolger al een gebied ging besturen.
c Bedenk waarom het niet handig was dat de opvolger bestuurder van Bactrië werd. Tip: zoek op de kaart Persepolis en Bactrië.
4 Welkom in Persepolis
Bekijk: bron 20. Lees: bron 21.
a Vul in: geschenken | man | lamassu | kwaad | volken | vleugels
De Perzische koning Xerxes I liet de Poort van alle Volkeren bouwen. Afgevaardigden van onderworpen kwamen jaarlijks naar Persepolis om aan te bieden aan de koning. De poort is erg hoog: 16.5 meter. Aan beide kanten van de poort staat een lamassu: een beschermgod met het lijf van een stier, en het hoofd van een bebaarde . Zij zouden het afschrikken.
b Welk gevoel moesten mensen krijgen als ze door de poort liepen?
c Bedenk waarom de tekst van bron 21 in drie verschillende talen op de poort stond.
5 Macedonië wordt belangrijk
Je oefent: Chronologie.
Lees: Macedonische hegemonie.
a Nummer de ontwikkelingen in chronologische volgorde.
Het einde van de Peloponnesische Oorlog.
Philippos II krijgt steun van Macedonische aristocraten.
De Perzen veroveren toegang tot het Zwarte Zeegebied.
Philippos II begint een strijd tegen de Griekse stadstaten.
Philippos II verovert enkele goudmijnen.
Voor hij het Perzische Rijk kan aanvallen, sterft Philippos II.
b Philippos II zei tegen de Grieken dat hij de Perzen wilde aanvallen om hen te straffen voor de Perzische Oorlogen. Wat hoopte hij met deze uitspraak te bereiken?
66 3 De Grieken
Alexanders succes
Lees: Alexanders veldtocht, en bron 22.
a Waarom was Alexanders veldtocht succesvol? Kies de juiste antwoorden.
1 Alexander was een goede strateeg.
2 De Grieken hadden een groter leger dan de Perzen.
3 De Perzen gebruikten geen paarden en de Grieken wel.
4 In Perzië was net een strijd uitgebroken om de opvolging.
5 Voor zijn vijanden was Alexander hard, wat sommige tegenstanders bang maakte.
b Twee van de antwoorden bij opdracht a zie je terug in bron 22. Welke twee?
Leg je antwoord telkens uit.
Antwoord want
Antwoord want
c Volgens Plutarchus stonden de goden aan Alexanders kant. Citeer een zin waardoor je dat weet. Tip: bedenk wie volgens veel Grieken natuurverschijnselen veroorzaakten.
7 Zoon van Zeus
Alexander de Grote zei dat hij de zoon van Zeus was. Daarmee maakt hij zich minder geliefd bij zijn eigen soldaten, want volgens Macedoniërs was de koning ‘de beste onder gelijken’.
a Leg in je eigen woorden uit wat de kritiek van de soldaten was.
b Waarom kon dat gevaarlijk zijn voor Alexander?
c Bedenk waarom Alexander zich tóch ‘zoon van Zeus’ bleef noemen.
8 Het Alexandermozaïek
Bekijk: opdrachtbron 12. Hier zie je een mozaïek van een veldslag tussen de Perzische koning Darius III en Alexander de Grote. Zet de nummers van de zinnen op de juiste plaats in de afbeelding.
1 Alexander valt aan.
2 Darius III geeft bevelen aan zijn mannen.
3 De menner probeert de paarden te laten vluchten.
4 Een paard is gesneuveld.
5 Een man is gesneuveld.
Dit Romeinse mozaïek komt uit
100 v.Chr. Het is waarschijnlijk een kopie van een schilderij dat kort na Alexanders dood is gemaakt.
6
12 67 3.4 Grieken in Egypte en Azië
OpDRaCHtbRON
9
Griekenland na Alexander
Lees: Alexanders rijk na zijn dood.
Kies de juiste woorden.
Na Alexanders dood was er een | geen duidelijke opvolger, want hij had een te jonge | geen zoon zoon. Alexanders generaals gingen daardoor met elkaar een afspraak maken | oorlog voeren. Daaruit ontstonden twee | drie rijken: de diadochen-rijken. In Griekenland kwam de macht in handen van een koning | polis. In 146 v.Chr. veroverden de Perzen | Romeinen Griekenland.
10
Het hellenisme
Lees: De vergriekste cultuur. Bekijk: bron 23.
a Leg uit wat het hellenisme is.
b Hoe kon je merken dat een gebied gehelleniseerd was? Noem twee dingen.
c Het hellenisme was vooral in de steden. Bedenk of een meerderheid of een minderheid van de bevolking met de Griekse cultuur te maken had.
d Noem drie landen in onze tijd waarin vroeger hellenistische steden lagen. Gebruik eventueel bron 19.
1 2 3
e Leg met twee beeldelementen uit dat de grafkamer van Petra (bron 23) een voorbeeld is van het hellenisme.
11 Cultuur overnemen
Het belang van geschiedenis: Geschiedenis laat je nadenken over wat je goed vindt, en wat niet. De Grieken vonden iemand alleen beschaafd als hij of zij de Griekse cultuur overnam. Wie dat niet deed, mocht niet meedoen aan het bestuur. Ook tegenwoordig denken overheden na over wat een immigrant moeten weten en kunnen voordat hij of zij staatsburger wordt.
a Een deel van de lokale bevolking in de gebieden die Alexander veroverde, wilde wél en een ander deel wilde geen onderdelen van de Griekse cultuur overnemen. Hieronder staan enkele voorbeelden van de Griekse cultuur. Bedenk waarom de lokale bevolking die niet of juist wél wilden overnemen.
1 In tegenstelling tot andere volken sportten de Griekse mannen naakt. Wel / Niet overnemen, want
2 Griekse goden werden samen vereerd met vergelijkbare, plaatselijke goden. Wel / Niet overnemen, want
3 Griekse kunstenaars beeldden mensen realistisch af. Wel / Niet overnemen, want
68 3 De Grieken
b Ook in Nederland nemen immigranten Nederlandse gebruiken over. Noem iets wat een immigrant niet hoeft over te nemen, volgens jou. Bespreek het met een klasgenoot.
c Wat vind jij dat een nieuwe bewoner van Nederland wél moet overnemen? Bespreek twee dingen met een klasgenoot.
d Stel: iemand neemt de punten niet over die jij bij c hebt genoemd. Vind je dat diegene daarom niet mee mag doen met het bestuur, net als in hellenistische steden? Bespreek het met elkaar.
12 Bronnen ordenen
Je oefent: Soorten bronnen. Stel, je onderzoekt Alexanders veldtocht. Zoek voor elk type bron een voorbeeld uit deze paragraaf. Eén type bron komt in deze paragraaf niet voor. Daar vul je dus niets in.
Wat weet je nu?
13 Combineren
Maak de juiste combinaties.
Alexander was succesvol omdat …
De Griekse cultuur verspreidde zich …
Vanaf de vijfde eeuw v.Chr. werden Perzische koningen gekroond …
Het Perzische Rijk was erg groot en daarom …
Na de dood van Alexander …
Philippos II werd machtig omdat …
14 Tijdsverloop
Je oefent: Chronologie.
Type (Opdracht)bron
Secundair ongeschreven
Secundair geschreven
Primair ongeschreven
Primair geschreven
… in Persepolis.
… in Egypte en grote delen van Azië.
• … verdeelden zijn opvolgers het rijk in drie delen.
• • … hij rijk werd door zijn goudmijnen, waardoor hij legers kon betalen.
• • … hij een goed strateeg was en erg hard voor zijn tegenstanders.
• • … deelde de koning het op in provincies.
Nummer de zinnen in chronologische volgorde.
Philippos II verslaat de Griekse poleis.
De Griekse cultuur raakt verspreid in Egypte en Azië.
Alexander begint aan zijn veldtocht.
Door goudmijnen krijgt Philippos II de steun van de Macedonische aristocraten.
Cyrus de Grote verovert grote delen van het Midden-Oosten.
LEERDOELEN
• Je kunt uitleggen hoe het Perzische Rijk ontstond en hoe het met de Grieken in conflict kwam: 1, 3, 4, 5, 13, 14
• Je kunt oorzaken noemen van het succes van de veldtocht van Alexander de Grote: 2, 6, 7, 13
• Je kunt uitleggen wat hellenisme is: 9, 10, 11, 13, 14
• •
• •
•
69
Grieken in Egypte en Azië
3.4
3.5 Het vroege boeddhisme
1 Vertrek in de nacht
Lees: Weg van het paleis. Bekijk: bron 24.
a Volgens een mythe wilden de goden dat Gautama ’s nachts ongemerkt vertrok. Door hun hulp zou er niemand wakker worden. Licht met een beeldelement toe hoe de goden dat voor elkaar kregen.
b Toch lukt het stilletjes weggaan niet helemaal. Licht dat toe aan de hand van een beeldelement.
c Gautama vond de ‘middenweg’ de juiste leefwijze. Wat bedoelde hij met de middenweg?
2 Het ontstaan van het boeddhisme
Lees: Gautama, de Boeddha.
Vul in: reïncarneren | brahmanen | boeddhisme | goede daden | karma | goden | kwelling
In tegenstelling tot vond Gautama het uitvoeren van rituelen voor de niet het belangrijkste. Ook een leven vol eenzaamheid en trok hem niet aan. Je kon beter doen. Daarmee bouwde je positieve op. Deed je dat in voldoende levens, dan zou je niet meer .
Het lijden hield dan op. De Boeddha begon met het verspreiden van zijn leer: het .
3 Boeddhisme een godsdienst?
Het belang van geschiedenis: Het boeddhisme ontstond in Azië, maar ook in Nederland zijn enkele tienduizenden boeddhisten. Bij geschiedenis leer je hun ideeën kennen.
a Sommige boeddhisten benadrukken dat het boeddhisme geen religie is. Bedenk welk argument zij voor dat standpunt kunnen hebben.
b Bedenk een argument waarom het boeddhisme wél een godsdienst genoemd kan worden.
WERELDGESCHIEDENIS
70 3 De Grieken
Het verloop
Je oefent: Chronologie.
Lees: Boeddha’s vroege volgelingen.
Nummer de gebeurtenissen in chronologische volgorde.
Siddhartha Gautama beseft dat een leven vol eenzaamheid, honger en kou niet goed is.
De volgelingen van Gautama gaan de leer van de Boeddha verspreiden.
Na het vermoorden van de Maurya-keizer neemt de eerste heerser van de Shungadynastie de macht over.
Voor hij zich tot het boeddhisme bekeerde, voerde keizer Ashoka bloedige oorlogen om gebieden te veroveren.
De oudste geschreven bron uit Sri Lanka gaat over de eerste keizer van het Mauryarijk: Chandragupta.
5 Ashoka’s besluiten
Lees: opdrachtbron 13.
a Het besluit van Ashoka in opdrachtbron 13 past om drie redenen bij het boeddhisme en Ashoka’s bestuur. Leg dat per punt uit.
Wat Ashoka met zijn bestuur wilde bereiken:
Karma:
Reïncarnatie:
b Bij Ashoka’s bestuur was religie dus niet ver weg. Leg met een voorbeeld uit of dat bij Griekse besturen ook zo was.
Keizer Ashoka liet in zijn hele rijk zijn besluiten optekenen op pilaren en stenen. Een zo’n besluit:
“ Overal in het rijk moeten dezelfde regels voor straf en dood worden gebruikt. Vanaf nu zijn dit de regels. Gevangenen en mensen die ter dood veroordeeld zijn, krijgen drie dagen uitstel. In die tijd mogen
OpDRaCHtbRON 13
6 Grieken en boeddhisten
Bekijk: bron 25, en opdrachtbron 14 en 15.
hun families hun goede daden benoemen. Als de veroordeelden geen familie hebben, mogen ze zelf donaties doen of vasten voor een beter volgend leven. Want het is mijn wens dat ze het beter hebben in een volgend leven.”
Naar: Edict van Ashoka (vierde eeuw v.Chr.).
a In het westen van het Maurya-rijk lag Gandhara, een gebied in het huidige Afghanistan en Pakistan. Daar liet Ashoka zijn besluiten (zoals opdrachtbron 13) vertalen in het Grieks. Beredeneer waarom.
4
71 3.5 Het vroege boeddhisme Wereldgeschiedenis
b Op welk onderdeel van de Griekse bouwkunst lijkt opdrachtbron 14?
Een kapiteel in Dorische / Ionische / Korinthische stijl, want
c Boeddhisten maakten aanvankelijk geen afbeeldingen van de Boeddha. Vanaf de eerste eeuw veranderde dat. De eerste beelden van Gautama werden gemaakt in Gandhara. Vergelijk bron 25 met opdrachtbron 15. Bepaal of de Griekse en boeddhistische kunst op elkaar leken. Doe dat door een verschil en twee overeenkomsten te benoemen.
Verschil: Overeenkomsten: 1 2
OpDRaCHtbRON 14
Kapiteel van een gebouw in Gandhara, uit de derde of vierde eeuw.
Conclusie: de Griekse en boeddhistische kunst leken veel / weinig op elkaar.
7 Banden tussen Europa en Azië
De vroege geschiedenis van het boeddhisme is verbonden met de Griekse geschiedenis. Kies de zinnen die daarvoor een juiste reden aangeven.
☐ De boeddhistische kunst is beïnvloed door de Griekse kunst.
☐ De omgang met de goden in het boeddhisme lijkt op hoe de Grieken omgingen met hun goden.
☐ Grieken en boeddhisten kwamen elkaar tegen, zoals in Gandhara.
☐ Het Maurya-rijk ontstond nadat Alexanders opvolger wegtrok uit West-India.
☐ Keizer Ashoka stuurde boodschappers naar zeker vier Griekse koningen om het boeddhisme te verspreiden.
OpDRaCHtbRON 15
Grieks beeld van een priesteres uit de derde eeuw v.Chr.
LEERDOEL
• Je weet hoe het boeddhisme ontstond en zich verspreidde tussen de vijfde en tweede eeuw v.Chr. 1, 2, 4, 5, 6, 7
72 3 De Grieken
Op onderzoek bij de Grieken
1 Theater
Lees: Het Griekse theater. Bekijk: bron 26 en 27 en opdrachtbron 16.
a Welke uitspraken over het Griekse theater zijn juist?
☐ Alleen Athene organiseerde theaterfestivals.
☐ Alleen vrije mannen mochten naar het theater.
☐ Bij komedies moesten toeschouwers lachen, bij tragedies niet.
☐ Met theaterfestivals eerden Grieken de god Dionysos.
☐ Rijke burgers wilden niet graag theaterstukken sponsoren.
b Welk masker in bron 27 zal voor een tragedie gebruikt zijn? En welk voor een komedie?
Het linker masker is voor een gebruikt.
Het rechter masker is voor een gebruikt.
c Het theatermasker loste enkele problemen op. Welke? Maak de juiste combinaties.
Veel toeschouwers zitten ver van de acteurs af.
Een paar acteurs spelen alle rollen.
Alle acteurs zijn mannen.
• • Een acteur kan mannen- én vrouwenrollen spelen.
• • De gezichten en de uitdrukkingen daarop zijn voor iedereen zichtbaar.
• • Acteurs kunnen snel van rol wisselen.
d Waar is het in dit theater? Zet de cijfers van de beschrijving op de juiste plaats.
1 De tribune waar het publiek zat.
2 Parados: de ingang voor het publiek en het koor.
3 Orchestra: de plaats waar het koor zong en danste.
4 Proskenion en skène: vooraan was een verhoging, de proskenion. Dit was het podium waarop de acteurs optraden. Daar achter was een gebouw waar de acteurs zich tijdens de voorstelling konden omkleden: de skène.
2
De dichter Aristophanes
Je oefent: Feit en mening.
Lees: bron 28.
a Is Vrede een tragedie of een komedie? Leg je antwoord uit.
b We weten niet hoe Aristophanes eruitzag. Toch kunnen we één feit vaststellen over Aristophanes’ uiterlijk. Welk feit?
c Wat vraagt Aristophanes aan het publiek? Welke feit kun je vaststellen over het Griekse theater met deze informatie?
d Als het feit dat je bij opdracht c hebt opgeschreven gebeurt, heeft dat volgens Aristophanes een gevolg. Welk gevolg? En is dat een feit of een mening?
VERDIEPING
OpDRaCHtbRON 16
73 Op onderzoek bij de Grieken Verdieping
Het theater in Epidauros.
Theater en de politiek
Bekijk: bron 29, 30 en 31.
Het onderwerp van een voorstelling had vaak te maken met wat er in die tijd gebeurde.
Drie tragedies: Trojaanse vrouwen, Eumeniden en Oedipus Rex a Welke bron past bij welke tragedie? Schrijf bronnummer 29, 30 of 31 in de tweede kolom. b Combineer de historische gegevens over Athene met de juiste tragedie. Schrijf het nummer in de derde kolom.
1 Tijdens de Peloponnesische Oorlog (431-404 v.Chr.) brak een epidemie uit in Athene.
2 In de vijfde eeuw v.Chr. richtte Athene een rechtbank op die bestond uit burgers.
3 In 416 v.Chr. wil het eiland Melos zich terugtrekken uit Athenes bondgenootschap.
Daarop valt Athene het eiland aan en vernietigt het de stad en de bevolking.
Omschrijving tragedie
Nadat de Grieken Troje hebben veroverd, slachten ze bijna alle mannen af. In Trojaanse vrouwen ziet het publiek hoe vreselijk het lot van de vrouwen van de verliezende partij is.
Orestes heeft zijn moeder vermoord. Zo’n daad werd normaal door de wraakgodinnen bestraft. In Eumeniden verdedigt Orestes zich voor de rechtbank.
In Oedipus Rex verslaat Oedipus een sfinx, een mythisch wezen. Door deze heldendaad wordt hij koning van de stadstaat Thebe. Na zijn komst wordt de polis getroffen door een vreselijke ziekte. Hij ontdekt dat het noodlot, waarover een orakel hem had verteld, onafwendbaar is.
4 Opstaan tegen de macht
Lees: bron 32.
Bron
Historisch gegeven
De broer van Antigone vocht met een leger tegen zijn eigen polis en stierf. De leider van de polis, Antigones oom Kreon, verbood het begraven van Antigones broer. Toch deed Antigone dat. Zonder begrafenis zou de ziel van de overledene geen rust krijgen, geloofden de Grieken.
Vul in: gehoorzaamt | verbood | ‘het goede’ | onrechtvaardige | mensen | de goden | toeschouwers Kreon het begraven van Antigones broer. Volgens de wetten van mag het dus niet. Maar Antigone Kreon niet.
Zij vindt de wetten van belangrijker. Antigone doet dus wat volgens haar is. Dit kon aan het denken zetten: mag je een wet overtreden?
5 Alle burgers naar het theater
a Stelling: Een goede burger gaat naar het theater. Kies de eigenschappen van een goede burger.
1 Het vereren van de goden. 4 Rijk worden met de handel.
2 Je mening geven over het bestuur in de polis. 5 Zorgen dat je je goed vermaakt.
3 Meebetalen aan de kosten van de polis. b Leg per eigenschap uit hoe het theater bij die eigenschap hielp.
Eigenschap , want
Eigenschap , want
Eigenschap , want
3
74 3 De Grieken
Afsluiting
1 Chronologisch verloop
Je oefent: Chronologie.
a Vijf leerdoelen over een ontwikkeling in de periode van dit hoofdstuk. Nummer deze leerdoelen in chronologische volgorde.
Je kunt verklaren waarom de Grieken contacten hadden met andere volken in het Middellandse Zeegebied.
Je kunt met voorbeelden duidelijk maken wat het hellenisme is.
Je kunt oorzaken noemen van het succes van de veldtocht van Alexander de Grote.
Je begrijpt hoe de Atheense democratie ontstond en hoe deze democratie functioneerde.
Je kunt verklaren waarom in Griekenland poleis ontstonden.
b Kies uit de tijdbalk een gebeurtenis die past bij het leerdoel ‘Je kunt uitleggen hoe het Perzische Rijk ontstond en hoe het met de Grieken in conflict kwam’.
2 Waar waren de Grieken?
Bekijk: bron 33.
a Noem twee stadstaten die passen bij het leerdoel ‘Je kunt verklaren waarom de Peloponnesische Oorlog uitbrak en uitleggen welk gevolg dat had voor Athene’.
Leg ook uit waarom de twee stadstaten bij dit leerdoel passen.
b Noem twee steden die passen bij het leerdoel ‘Je kunt verklaren waarom de Grieken contacten hadden met andere volken in het Middellandse Zeegebied’. Leg je keuzes uit.
c Noem twee steden die passen bij het leerdoel ‘Je kunt met voorbeelden duidelijk maken wat het hellenisme is’. Leg je keuzes uit.
75 Afsluiting
Bouwen en beeldhouwen
Bekijk: opdrachtbron 17 en 18.
1 Je kunt de rol van godsdienst in het dagelijks leven van Griekse mannen en vrouwen beschrijven.
2 Je kunt Griekse bouw- en beeldhouwkunst herkennen en beschrijven.
a Geef van bovenstaande leerdoelen aan waarom opdrachtbron 17 erbij past.
b Doe hetzelfde voor opdrachtbron 18.
OpDRaCHtbRON 17
Tempel voor de god Hephaistos in Athene, gebouwd in de vijfde eeuw v.Chr.
4 Omschrijvingen van leerdoelen
OpDRaCHtbRON 18
Beeld van de zeegod Poseidon uit de tweede eeuw v.Chr.
a Kies de juiste woorden in de omschrijving van het leerdoel ‘Je kunt duidelijk maken dat Grieken door filosofie en wetenschap op een andere manier gingen nadenken’.
De meeste Grieken geloofden dat de goden bepaalden of iemand ziek werd. Volgens de arts Hippocrates hadden de goden veel | niets met ziekte te maken. Hij dacht dat de mens vier lichaamssappen | organen had. Als die uit balans raakten, werd je ziek. Hij dacht dat dat kwam door veranderingen in bacteriën | het weer of het voedsel. Omdat hij onderzoek deed, was Hippocrates een filosoof | wetenschapper Filosofen | Wetenschappers probeerden de mens en de samenleving te begrijpen. Dat deden ze door hun verstand | technologische ontdekkingen te gebruiken.
b Werk samen. Kies allebei een ander leerdoel. Omschrijf op een los blaadje jouw leerdoel net zoals dat bij opdracht a is gedaan. Je klasgenoot kiest de juiste woorden.
3
1 2
1 2
76 3 De Grieken
5 Welk woord weg?
a Geef per leerdoel aan welk woord er het minst bij past.
1 Je kunt voorbeelden geven van verschillen tussen Sparta en Athene. bondgenootschap – opvoeding – Perzische Oorlogen want
2 Je weet hoe in Griekenland stadstaten ontstonden. bergen – bevolkingsgroei – realistisch want .
3 Je kunt redenen noemen waarom de veldtocht van Alexander de Grote succesvol was. groot leger – olifanten – strategie want
4 Je begrijpt hoe de Atheense democratie ontstond en hoe deze democratie functioneerde. burger – monarchie – tirannie want
b Bespreek samen de antwoorden bij opdracht a. Leg ze aan elkaar uit, ook als jullie allebei hetzelfde antwoord hebben. Je hoeft niets op te schrijven.
6 Wereldgeschiedenis
Het leerdoel van de paragraaf wereldgeschiedenis is: ‘Je weet hoe het boeddhisme ontstond en zich verspreidde tussen de vijfde en tweede eeuw v.Chr.’ Leg de twee onderdelen van dit leerdoel uit.
Het boeddhisme ontstond
Het boeddhisme verspreidde zich tussen de vijfde en tweede eeuw v.Chr.
77 Afsluiting
4 Imperium Romanum
Oriëntatie
1 Films en games
Veel speelfilms en games gaan over de Romeinen.
a Welke ken jij?
b Hoe kun je zien dat de film of game over de Romeinen gaat? Geef drie voorbeelden, maar noem niet de titel.
2 Welkom in Rome!
Lees: Het Forum Romanum. Bekijk: bron 1, en opdrachtbron 1.
a Bedenk waarom de toeristen het Forum Romanum willen zien. En waarom laten de Italianen deze ruïnes zo, midden in hun hoofdstad?
Toeristen:
Italianen:
b De gebouwen rond het Forum Romanum vormden samen het centrum van de macht in het Romeinse Rijk. Welk gebouw dat in de tekst is genoemd, hoort bij de volgende begrippen?
Economie: Rechtspraak:
Leger: Handel:
Politiek:
Cultureel:
c Opdrachtbron 1 is een computertekening van hoe het Forum Romanum er vroeger uitzag. Rechtsboven zie je een tempel met vijf zuilen. Dit is de tempel van Castor en Pollux, waarvan je in bron 1 rechts drie zuilen ziet. Vergelijk opdrachtbron 1 met bron 1 en schrijf de cijfers bij de juiste gebouwen.
1 De basilica, vóór de tempel van Castor en Pollux.
2 De Curia Julia, waar de senatoren vergaderden.
3 De tempel van Saturnus.
d Zet kruisjes bij de drie erebogen in opdrachtbron 1.
e Op het Forum Romanum was het altijd druk. Bedenk wie er in de gebouwen rondom het plein moesten zijn. Wie zullen er dus zeker hebben rondgelopen?
OpDRaCHtbRON 1
78 4 Imperium Romanum
Handelsschepen
Bekijk: bron 2 en 3.
Als een land niet zelf genoeg voedsel kan verbouwen voor de bevolking, moet het worden ingevoerd. Dat is van alle tijden.
a Noem twee overeenkomsten tussen bron 2 en 3.
b Noem twee verschillen tussen bron 2 en 3.
4 Het Latijn
Het belang van geschiedenis: Overal waar de Romeinen zijn geweest, hebben ze de taal beïnvloed. Italiaans, Spaans en Frans zijn zelfs ontstaan uit het Latijn, de taal van de Romeinen. Ook in onze taal en in het Engels zijn sporen van het Latijn te vinden. Door geschiedenis begrijp je dat talen op elkaar kunnen lijken.
Lees: In dit hoofdstuk.
a Welke Nederlandse woorden herken je in deze Latijnse woorden? Vertel het elkaar. aula – agenda – via – ego – aquaductus – schola – bibliotheca – diploma
b In welke vorm zijn deze woorden in het Engels en Frans terechtgekomen?
Vul het schema in. Gebruik een woordenboek of Google Translate als jullie iets niet weten.
Latijn Engels Frans
pax (vrede)
fructus (vrucht)
legiones (legioen, leger)
populares (het volk, de mensen)
castellum (fort)
hora (uur)
5 Tijdbalk
Bekijk: de tijdbalk.
a Volgens historici is Rome rond 753 v.Chr. ontstaan. Hoeveel jaar is dat geleden?
b Het Romeinse Rijk was het grootst in het jaar 113.
Dat was aan het begin | in het midden | aan het eind van de Tijd van Grieken en Romeinen.
c Over welke twee andere volken in dit tijdvak heb je al geleerd?
3
Oriëntatie 79
4.1 Van stadstaat tot wereldrijk
Dit weet je al
1 Stadstaten en koloniën
a Wat is een stadstaat?
b Waarom hadden de Grieken koloniën?
c Waar lagen Griekse koloniën? Geef twee voorbeelden in de buurt van Rome. Tip: kijk nog eens in bron 6 in paragraaf 3.1.
Basisstof
2 Overwinnaars en gevangenen
Lees: Oorlogsbuit. Bekijk: bron 4.
Het reliëf in bron 4 is onderdeel van de sarcofaag van een legerleider. Wat zegt dit over de cultuur van de Romeinen? Kruis de juiste antwoorden aan.
☐ De Romeinen beeldden krijgsgevangenen af als dappere mensen en hadden medelijden met ze.
☐ De Romeinen vonden hun eigen cultuur veel beter dan die van andere volken.
☐ De Romeinen vonden slavernij gewoon, niet iets om je over te schamen.
☐ Legionairs waren trots op hun oorlogsbuit.
3 Romulus en Remus
Lees: Van dorpje naar stadstaat, en opdrachtbron 2. a Het verhaal in opdrachtbron 2 is een mythe. Onderstreep in de tekst de zin waaruit dat blijkt. b Noem een historisch feit uit het verhaal.
Over de stichting van Rome vertelden de Romeinen elkaar het volgende verhaal:
De tweelingbroers Romulus en Remus waren kinderen van Rhea, de dochter van koning Numitor. Deze was door zijn broer Amulius van de troon gestoten. Amulius wilde dat Numitor geen nakomelingen had, zodat alleen zijn eigen kinderen recht hadden op de troon. Daarom verbood hij Rhea te trouwen. Maar de god Mars verkrachtte haar en Rhea werd zwanger. Toen de tweeling geboren was, dwong Amulius Rhea om haar
OpDRaCHtbRON 2
baby’s in een mand in de rivier de Tiber te zetten. Een wolvin vond ze en voedde de jongens met haar melk, alsof het haar eigen jongen waren. Een herder voedde de jongens verder op. Toen ze volwassen waren, ontdekten ze wat hun afkomst was en besloten ze zelf een stad te stichten. Maar hoe moest die stad heten?
Ze kregen zo’n ruzie over de naam dat Romulus Remus doodsloeg. Romulus werd de eerste koning van de stad, die naar hem werd genoemd: Rome.
80 4 Imperium Romanum
Rome wordt groter
Je oefent: Oorzaak en gevolg.
Lees: Veroveringen.
Hieronder staan oorzaken en gevolgen. Schrijf de nummers op de juiste plaats in het schema.
1 Boeren gaan met hun gezinnen in Rome wonen.
2 Boeren worden soldaat.
3 Carthago wordt verwoest en de Romeinen beheersen de handel over de Middellandse Zee.
4 De stad Rome krijgt steeds meer inwoners.
5 Generaals willen nog meer gebied veroveren.
6 In het jaar 117 eindigen de veroveringen.
7 Soldaten blijven steeds langer van huis.
8 Romeinen bouwen een oorlogsvloot en een haven om de concurrent te verslaan.
oorzaken gevolgen
Het leger wordt groter en verovert gebieden in Italië.
Hun boerderijen raken verwaarloosd.
Rijke Romeinen kopen verwaarloosde boerderijen op.
De Romeinen moeten voedsel invoeren.
Rome voeren drie grote oorlogen met Carthago.
Generaals na hem veroveren nog meer gebieden.
5 Mare Nostrum
Bekijk: bron 29.
Er is niet genoeg voedsel voor al deze mensen.
Julius Caesar verovert Gallië.
a Op de kaart zie je de groei van het Romeinse Rijk. In welke werelddelen lag het Rijk in het jaar 117?
b In Noord-Engeland bouwden de Romeinen een grensmuur, van de oost- naar de westkust. Bijna alle andere grenzen van het Rijk waren natuurlijke grenzen: grenzen die je in de natuur kunt zien. Geef twee voorbeelden van een natuurlijke grens in bron 29.
c Wat is het voordeel van een natuurlijke grens?
d • Zet in de kaart hiernaast een stip bij Rome en Carthago, en schrijf de namen van de steden erbij.
• Geef de buitengrenzen van het Romeinse Rijk in 117 aan.
• Schrijf op de juiste plaatsen: MZ (Middellandse Zee), GA (Gallië), GR (Griekenland), E (Egypte).
e De Romeinen noemden de Middellandse Zee Mare Nostrum (‘onze zee’). Was dat terecht, als je in de kaart kijkt? Leg je antwoord uit.
4
500 km 500 0 81 4.1 Van stadstaat tot wereldrijk
Griekenland
Lees: Leren van de Grieken. Bekijk: bron 5.
a De Romeinen namen ook de Griekse goden en mythologie over. Maar ze gaven Latijnse namen aan de goden. Welke? Gebruik de tips en schrijf de Latijnse godennamen in het schema. Zoek het op als je iets niet weet.
Grieks Latijn Tip
Zeus
Poseidon
Nike
Ares
Hera
Herakles
Apollo
Naar hem is de grootste planeet van ons zonnestelsel genoemd.
De god van de zee. Je ziet hem in bron 5.
Haar Latijnse naam lijkt op het Engelse woord voor overwinning.
De god van de oorlog. En de vader van Romulus en Remus.
Naar deze godin is de zesde maand genoemd.
Een voetbalclub uit het oosten van Nederland is naar hem genoemd.
Deze naam bleef in het Latijn hetzelfde. Deze god had het druk, want hij was de god van een heleboel. Maar vooral was hij de god van alles wat net zo mooi was als hijzelf.
b Gebruik nog eens opdrachtbron 1. Leg uit dat je op het Forum Romanum een voorbeeld ziet van de Klassieke cultuur.
c Leg uit waarom bron 5 een voorbeeld is van de Klassieke cultuur.
7 Onderworpen door de Romeinen
Lees: Bouwen en wegen aanleggen. Bekijk: opdrachtbron 3.
a De goede wegen hielpen het Romeinse leger op twee manieren. Welke twee? 1 2
b Omdat het nodig was voor hun rechte wegen groeven de soldaten ook tunnels door bergen en bouwden ze bruggen over rivieren. Maar daar was niet altijd tijd voor. Hoe hebben de Romeinen dat in opdrachtbron 3 opgelost? Zet een rondje om de oplossing.
OpDRaCHtbRON 3
Legionairs steken een rivier over. Reliëf op de zuil van keizer Trajanus, gemaakt in 113.
6
82 4 Imperium Romanum
c Leg uit dat deze oplossing om twee redenen handig was.
8 Leven in het Romeinse Rijk
Lees: Pax Romana, en bron 6.
a Hoe hielp de tactiek van ‘verdeel en heers’ de Romeinen het meest? Kies het beste antwoord.
◯ De vijandschap tussen de twee volken bleef bestaan. Daar hadden de Romeinen geen last van.
◯ De vijandschap tussen de twee volken werd groter. Ze zouden dus nooit samen tegen de Romeinen gaan strijden.
◯ Er kwamen steeds meer volken met wie de Romeinen bevriend waren.
b In bron 6 lees je dat Caesar andere volken overhaalde om mee te vechten tegen de Eburonen. Waarmee wist hij ze over te halen?
c Noem drie voordelen van leven in het Romeinse Rijk.
d Noem ook twee nadelen van de overheersing door de Romeinen.
e De Romeinen zetten hun hulptroepen het liefst in in een ander deel van hun rijk. Zo vochten Bataven in Brittannië (Engeland) en waren er in ons land soldaten uit Thracië (Zuidoost-Europa). Leg uit waarom de Romeinen dit deden.
9 Slavernij
Het belang van geschiedenis: Slavernij was in de tijd van de Romeinen heel gewoon. Ook alle volken die de Romeinen overwonnen, hadden slaven. Zelfs slaven vonden slavernij normaal. Bij geschiedenis leer je dat wat mensen ‘normaal’ vinden, kan veranderen in de tijd.
Lees: Slaven doen het werk. Bekijk: bron 7.
a Geef een voorbeeld uit de tekst van iets wat wij nu heel vreemd vinden.
b Waarom was dit in het Romeinse Rijk wél mogelijk?
c Amphio en Fausta Melior (bron 7) hadden als liberti dezelfde rechten als Romeinse burgers, op één ding na: ze mochten geen rechtszaken beginnen. Waarom zou dit zijn?
1 2
1
2 3
1
2
83 4.1 Van stadstaat tot wereldrijk
d Amphio en Fausta Melior mochten pas trouwen nadat ze waren vrijgelaten. Leg uit dat bron 7 bewijst dat het daarna goed met ze is gegaan.
e In onze tijd hebben alle landen met elkaar afgesproken dat slavernij verboden is. Maar wat slavernij precies is, werd daar niet bij gezegd. Volgens mensenrechten-organisaties bestaan er nog steeds vormen van slavernij. Overleg met elkaar en schrijf hiervan een voorbeeld op.
Wat weet je nu?
10 Macht en Klassieke cultuur
a Maak de tekst compleet.
Rome begon als een dorpje dat gunstig lag aan . Daarom maakten de er een stad van. De Romeinen werden welvarend en daardoor machtiger dan de Etrusken. Romeinse boeren werden en gingen voor oorlogsbuit gebieden . Ze namen daar mensen gevangen en verkochten die als . Om geen concurrentie te hebben bij de over de zee versloegen de Romeinen de in drie oorlogen. Daarna veroverden ze alle gebieden rondom de Julius Caesar en generaals na hem veroverden Noordwest- . De Romeinen bewonderden de cultuur en namen veel daarvan over. Toen ze hadden veroverd, namen ze vandaaruit architecten, kunstenaars en geleerden als mee naar Rome. Daar werkten ze voor de Romeinen. De Grieks-Romeinse cultuur die toen ontstond, noemen we de b In deze paragraaf las je hoe de Romeinen een groot gebied konden bezetten. Schrijf vijf redenen op. Doe dat in trefwoorden.
LEERDOELEN
• Je kunt uitleggen hoe het Romeinse Rijk zo groot kon worden 4, 7, 8, 9, 10
• Je kunt voorbeelden geven van de invloed van de Griekse cultuur op de Romeinen: 6, 10
1 2 3 4 5
84 4 Imperium Romanum
4.2 Koningstijd, republiek, keizertijd
Wat weet je al?
1 Bestuur van een land
Kruis aan: wat past bij een monarchie, wat bij een republiek en wat bij allebei?
koninkrijk president volksvertegenwoordiging dynastie gekozen staatshoofd monarchie
Basisstof
2 Brood uitdelen
Het belang van geschiedenis: Als mensen honger lijden, hebben ze al snel geen vertrouwen meer in hun leiders en komen ze in opstand. Bij geschiedenis leer je dat dit van alle tijden is.
Lees: Honger in Rome. Bekijk: bron 8.
a Welke belangrijk voedsel moest Rome invoeren?
b Waardoor moest de stad voedsel gaan invoeren?
c Waarmee kun je het uitdelen van gratis brood vergelijken als je kijkt naar onze tijd?
d Wat gebeurt er in ons land als mensen vinden dat de regering het anders moet doen?
3 Senatoren
Lees: Van koningstijd naar republiek. Bekijk: opdrachtbron 4.
a De Romeinen voorkwamen op twee manieren dat een consul té machtig werd. Welke twee manieren?
1
2
b Alleen als je topambtenaar was geweest, kon je senator worden. Waarom was dit een verstandige regel?
◯ Hierdoor zaten in de Senaat alleen mannen die ervaring hadden in het bestuur.
◯ Hierdoor konden alleen mannen uit de elite in het bestuur komen, want zij kregen de belangrijke functies.
◯ Hierdoor werd voorkomen dat de senatoren te machtig werden.
☐ ☐ ☐ ☐ ☐
☐ ☐ ☐ ☐ ☐
republiek
85 4.2 Koningstijd, republiek, keizertijd
c In de bovenste twee regels van opdrachtbron 4 staan de woorden SENATUS (senaat), POPULUS QUE (volk van), ROMANUS (Rome). Maak de zinnen compleet.
De eerste letters van deze vier woorden zijn . Deze afkorting zag je óveral: op openbare gebouwen, op erebogen, in de vaandels van de legers en als tatoeage op de armen van de legionairs. Wij zouden dit nu een noemen. Hieruit blijkt dat de Romeinen trots waren op / tevreden waren over hun republiek / rijk
OpDRaCHtbRON 4
Tekst op de ereboog voor keizer Titus, uit het jaar 80. De vertaling uit het Latijn: De Senaat en het volk van Rome dragen dit op aan de Titus Vespasianus Augustus, zoon van Vespasianus.
4 Opkomen voor het volk
Lees: Plebejers en volkstribunen.
a De verkiezingen waren in de stad Rome. Een grote groep Romeinse burgers kon daardoor niet stemmen. Welke groep was dat? Leg ook uit waarom zij niet konden stemmen.
b Veto is Latijn voor ‘ik verbied’. Leg uit wat dit te maken heeft met het vetorecht.
c Een volkstribuun mocht ook iemand verdedigen die de wet had overtreden. Welk beroep is dat in onze tijd?
5 Brood en spelen
Lees: Proletariërs, en opdrachtbron 5. Bekijk: bron 9. a Bedenk waarom een proletariër alleen tijdelijk werk kon vinden, of zelfs dat niet. In zo’n grote stad als Rome was toch genoeg werk te doen?
b Wat vindt Juvenalis (opdrachtbron 5) verkeerd?
c Leg uit dat wat Juvenalis verkeerd vindt, juist de bedoeling was van de machthebbers.
86 4 Imperium Romanum
d Net als bij autoraces in onze tijd streden bij de Romeinse wagenrennen teams tegen elkaar. Het waren er vier: de Witten, de Roden, de Groenen en de Blauwen. Bij welk team hoort de wagen in bron 9? Tip: kijk naar de kleding van de wagenmenner.
e De wagen die hij rijdt, heet een quadriga. Bedenk waarom dit zo heet. Tip: tel tot vier in het Frans.
De Romeinse schrijver Juvenalis klaagt:
“ Vroeger verkochten we onze stem aan niemand. Al een hele tijd heeft het volk de macht afgestaan. Het volk benoemde vroeger militaire bevelhebbers, hoge ambtenaren, soldaten, alles. Nu beperkt het volk zichzelf en hoopt alleen nog op twee dingen: brood en spelen.”
Naar: Juvenalis, Satire 10 (tussen 98 en 128).
OpDRaCHtbRON 5
6 In de arena
Lees: In het amfitheater. Bekijk: opdrachtbron 6.
a Wie waren gladiatoren?
b Opdrachtbron 6 is mozaïek over de spelen in het amfitheater. Je kunt het lezen als een soort stripverhaal. Wat zie je?
1 Een gevecht tussen een beer en een stier. Ze zitten met een ketting aan elkaar vast.
2 Drie mannen zijn veroordeeld om door wilde dieren te worden gedood.
3 Muzikanten zorgen voor muziek.
4 Een jacht op dieren.
5 Een gladiatorengevecht is afgelopen. De winnaar wil de man doden, maar de scheidsrechter houdt hem tegen.
6 Een gladiator steekt een vinger op: het teken waarmee hij om genade vraagt.
7 Een gladiator is gewond aan zijn been. Zijn wapen (drietand) is afgebroken, de helft ligt voor hem op de grond.
Zet de cijfers op de juiste plaats in opdrachtbron 6.
87 4.2 Koningstijd, republiek, keizertijd
OpDRaCHtbRON 6
7 Moord in de Senaat
Lees: Julius Caesar.
a Hoe kwam Caesar aan zijn rijkdom?
b Bedenk waarom de senatoren Caesar niet als koning wilden. Ze hadden hem toch zelf benoemd als consul en dictator?
8 Augustus
Lees: Caesar Augustus. Bekijk: bron 10.
a In het Latijn spreek je de letter c uit als ‘k’ en de letters ae als ‘aaj’.
Op welk woord lijkt de naam Caesar?
b In bron 10 zie je Augustus als legerleider. Wat heeft hij als legerleider bereikt?
c Augustus liet zich benoemen tot pontifex maximus, de hoogste priester van de Romeinse godsdienst. Wie de pontifex maximus zou vermoorden, beledigde de goden. Leg uit waarom Augustus, naast al zijn andere functies, ook graag pontifex maximus wilde zijn. Beschrijf ook waarom dit extra verstandig was om wat er met zijn oom was gebeurd.
9 Goede en slechte keizers
a Leg uit dat een keizer veel macht had, maar niet álle macht.
b Hoe heet een opeenvolging van leiders uit dezelfde familie?
c Rome heeft na de dood van Augustus zeventig keizers gehad. Historici noemden later vijf van deze keizers de Vijf Goede Keizers, want er waren ook slechte Romeinse keizers – en zelfs heel erg slechte. Zoek online op wie de Vijf Goede Keizers waren. Schrijf hun namen op, met daarachter de jaartallen van hun regeerperiode. 1 2 3 4 5
88 4 Imperium Romanum
d Kijk naar de jaartallen van je antwoord bij opdracht c en kijk in de tijdbalk in de Afsluiting. Wat valt je op?
e Drie superslechte keizers:
1 Caligula, regeerde van 37 tot 41.
2 Nero, regeerde van 54 tot 68.
3 Commodus, regeerde van 180 tot 192. Als een bekend iemand is overleden, staat er in een krant of tijdschrift over die persoon een necrologie: een korte levensbeschrijving van de overledene. Kies een van de drie slechte keizers. Zoek uit wat voor slechts hij heeft gedaan en hoe hij aan zijn einde kwam, en schrijf zijn necrologie. Doe dat op een los blaadje en gebruik 150-200 woorden. Plaats bij de necrologie een afbeelding van de keizer. Zoek die online of teken hem zelf.
Wat weet je nu?
10 Bestuur van het Romeinse Rijk
Je oefent: Chronologie.
Nummer de zinnen in chronologische volgorde.
Octavianus wint de burgeroorlog.
Augustus leidt de Senaat en noemt zich ‘Caesar Augustus’.
Rome is een koninkrijk.
Romeinen jagen de laatste koning weg.
Julius Caesar wordt consul.
11 Tevreden houden
De Senaat geeft Octavianus de titel ‘Augustus’.
Julius Caesar wordt ‘dictator voor het leven’.
Rome is een republiek.
Senatoren vermoorden Julius Caesar.
Rome is een keizerrijk.
Hoe hielden de bestuurders het volk tevreden? Geef voorbeelden.
Voedsel:
Amusement:
Rechten:
LEERDOELEN
• Je kunt beschrijven hoe het Romeinse Rijk van een koninkrijk een republiek werd, en van een republiek een keizerrijk: 4, 3, 10.
• Je kunt vertellen wie in het Romeinse Rijk de macht hadden: 8, 9
• Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe de Romeinse bestuurders het volk tevreden hielden: 2, 5, 6, 11
89 4.2 Koningstijd, republiek, keizertijd
4.3 Aan de limes
Wat weet je al?
1 Romeinen in Noord-Europa
a In welke eeuw veroverden de Romeinen een deel van ons land?
b Kies de juiste antwoorden. Het Romeinse Rijk had vooral natuurlijke | bewaakte grenzen. In het noorden waren dat castella en wachttorens | rivieren. Maar ook die grenzen werden bewaakt. Daarvoor waren er castella en wachttorens | rivieren
Basisstof
2 Maanden van het jaar
Lees: De niet-geveegde kamer. Bekijk: bron 11. a Noem drie producten die je op de vloer herkent.
1 2 3
b Leg uit hoe een Romeinse mozaïekvloer door een Griek kan zijn gemaakt.
3 Grenzen
Lees: De limes. Bekijk: bron 12.
a De limes was een open grens. Welke voordelen had dat?
Voor de Romeinen: .
Voor de Germanen:
b Bedenk wat de vindplaats van bron 12 te maken kan hebben met de limes.
c Wat zal een legionair hebben geseind vanaf zijn wachttoren? Bedenk een bericht dat past bij de taken van een Romeinse wachtpost in die tijd.
d Is in onze tijd de grens tussen Nederland en buurlanden België en Duitsland open, of gesloten? Leg ook uit waarom dat zo is.
90 4 Imperium Romanum
Je oefent: Feit en mening.
Lees: Germaanse boeren, en bron 13.
a Noem twee feiten uit bron 13. 1 2
b Met welk woord geeft Plinius zijn mening over deze Germanen? Leg ook uit waaróm dat een mening is.
c En wanneer zij door het Romeinse volk zijn overwonnen, noemen zij dat slavernij! Wat kun je uit deze zin opmaken over de mening die de plaatselijke bewoners hadden over de Romeinen? En wat vindt Plinius van die mening?
d Trek een conclusie. In bron 13 geeft de schrijver vooral feiten | zijn mening
e Waaróm de terpbewoners liever niet in het Romeinse Rijk wilden leven, weten we niet. Waardoor weten we dat niet?
5 Sporen uit de tijd van de Romeinen
Lees: Romeinse bouwwerken.
a Noem zeven Romeinse bouwwerken waarvan archeologen tot nu toe in Nederland sporen vonden.
b Heel Zuid-Nederland was bezet door de Romeinen. Toch zoeken archeologen vooral naar sporen in het noorden van dat gebied. Waarom juist daar?
c Archeologen vinden ook veel sporen van de Romeinen in Zuid-Limburg. Waarom juist daar?
4
Germanen
1
2 6 3 7 4
5
91 4.3 Aan de limes
Zoals Romeinen
Lees: Leren van de Romeinen.
a Druiven, wijn, kippen, perziken, peren, eetbare appels en kastanjes, bonen, knoflook, uien, andijvie, boerenkool, vijgen: dit zijn enkele voorbeelden van wat de Romeinen naar onze streken hebben gebracht. Bedenk wat je gisteren hebt gegeten. Welke producten daarvan zijn hier door de Romeinen gebracht?
b Wij gebruiken in ons schrift Romeinse letters en Arabisch-Indiase cijfers. Maar heel soms gebruiken we ook Romeinse cijfers. Geef twee voorbeelden van het gebruik van Romeinse cijfers in onze tijd.
7 Het schrijfplankje van Tolsum
Je oefent: Bruikbaarheid van bronnen.
Lees: Bruikbaarheid van bronnen. Bekijk: bron 14.
Je kunt het niet goed zien, maar er staat een tekst op het schrijfplankje in bron 14: iemand heeft geld geleend van de slaaf Carus en belooft dat terug te betalen. Enkele legionairs en een Bataaf zijn getuigen.
a Voor welke historische vragen is dit schrijfplankje een bruikbare bron?
Dus: op welke vragen kun je in deze bron een antwoord vinden?
1 Hebben de Romeinen Friesland veroverd?
Dat kan ik wel / niet aan dit schrijfplankje zien, want
Voor een antwoord op de vraag is dit dus een / geen bruikbare bron.
2 Werkten Romeinen en Bataven weleens samen?
Dat kan ik wel / niet aan dit schrijfplankje zien, want
Voor een antwoord op de vraag is dit dus een / geen bruikbare bron.
3 Was er contact tussen de limes en Friesland?
Dat kan ik wel / niet aan dit schrijfplankje zien, want
Voor een antwoord op de vraag is dit dus een / geen bruikbare bron.
b Bedenk zelf nog een vraag die je met bron 14 kunt beantwoorden. Schrijf die op en laat daaronder twee regels leeg.
c Ruil je boek met dat van een klasgenoot. Beantwoord elkaars vraag bij opdracht b en leg je antwoord uit.
6
92 4 Imperium Romanum
Betalen met geld
Het belang van geschiedenis: Bij geschiedenis leer je wat de invloed van geldhandel is op het leven van mensen.
a Bedenk een nadeel van ruilhandel. Geef ook een voorbeeld.
b Geef twee voordelen van geldhandel.
c In onze tijd bestaan er nog steeds vormen van ruilhandel. Geef een voorbeeld.
d In de tijd van Augustus kwam er één geldsoort in het Romeinse Rijk. Waarmee kun je dat vergelijken?
9 Romeinse munten
Bekijk: opdrachtbron 7.
Op Romeinse munten (papiergeld bestond nog niet) stond altijd op de ene zijde de naam en het portret van de heersende keizer. Op de andere zijde stond een afbeelding met een boodschap.
a De naam van de keizer in opdrachtbron 7 staat in de rand. IMP is de afkorting voor Imperator (‘keizer’) en Aug voor Augustus. Schrijf de hele naam van deze keizer op.
b Waarom was het nuttig om het portret van de keizer op de munt te zetten?
◯ Om te laten zien dat het geldstuk bezit was van deze keizer. De mensen wisten daardoor dat ze belasting moesten betalen.
◯ Om te laten zien dat het Rijk een eenheid was: iedereen wist hiermee dat er een keizer was bij wie ze hoorden.
◯ Om te laten zien hoe de keizer eruitzag. In die tijd was dat de enige manier om een afbeelding op grote schaal te verspreiden.
c Op de keerzijde staat Pax, de godin van de vrede. Welke boodschap geeft deze keizer hiermee?
10 Romanisering
Lees: Romanisering. Bekijk: bron 15.
Gouden Romeinse munt uit 65-66. Je ziet de voor- en achterzijde.
a In het vorige hoofdstuk heb je geleerd over de verspreiding van de Griekse cultuur en dat deze zich vermengde met andere culturen. Hoe heet die mengcultuur?
b Leg uit waarom bron 15 een voorbeeld is van romanisering.
8
1 2
OpDRaCHtbRON 7
93 4.3 Aan de limes
c Leg uit dat bron 15 ook laat zien dat de Romeinen Germaanse elementen overnamen. 11
Bronnen
Je oefent: Soorten bronnen.
Stel, je doet onderzoek naar de Romeinen en je gebruikt zes bronnen uit deze paragraaf. Kies wat voor soort bron het is. Let op: ook met ‘een beetje’ tekst is het een geschreven bron.
bron 11 bron 12 bron 13 bron 14 bron 15 opdrachtbron 7
Wat weet je nu?
12 Wat er anders werd
a Geef aan wat er voor de Germanen door de komst van de Romeinen veranderde.
Schrift:
Geld:
Taal:
Landbouw:
Steden:
Bouwkunst:
b Stel, jullie zijn Aktulf en Aldarik, twee Germaanse broers. Jullie leven in het Romeinse Rijk. Aldarik vindt de Romeinen geweldig en wil niets liever dan de Romeinse cultuur overnemen. Aktulf heeft in het leger gediend en vindt de Romeinen maar niks. Hij wil dat alles weer wordt zoals voor hun komst. De broers schrijven elkaar een brief waarin ze de ander van hun standpunt proberen te overtuigen. Kies een van de twee broers en schrijf die brief. Doe dat op een los blaadje en gebruik 150-200 woorden.
Tips: • Aldarik: gebruik de antwoorden bij opdracht a. Verander je naam in een naam die als Latijn klinkt (Latijnse namen eindigen vaak op -us), want zo wil je voortaan natuurlijk genoemd worden. En welke kleding ga je dragen?
• Aktulf: lees nog eens in paragraaf 4.1 ‘Oorlogsbuit’ en bron 6, en in paragraaf 4.3 ‘Germaanse boeren’. En bedenk dat het hier kouder is dan in Rome: is de Romeinse kleding wel handig in ons klimaat?
LEERDOELEN
• Je kunt beschrijven wat er in onze streken veranderde door de komst van de Romeinen: 6, 8, 9, 12.
• Je kunt uitleggen wat romanisering is en waarom dit gebeurde: 10, 12
geschreven ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ongeschreven ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ primair ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ secundair ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐
94 4 Imperium Romanum
4.4 Het einde van het West-Romeinse Rijk
Wat weet je al?
1 Polytheïsme
a Het Romeinse geloof was polytheïstisch. Leg dit uit.
b Hoe gingen de Romeinen om met het geloof van een overwonnen volk?
Basisstof
2 Jezus Christus
Lees: Het christendom. Bekijk: bron 16.
a Welke zinnen zijn waar?
☐ Het christendom is hetzelfde als het jodendom.
☐ Het christendom is ontstaan in het Midden-Oosten.
☐ In de derde eeuw leefden er christenen in Rome.
☐ Jezus reisde naar Rome om mensen over zijn ideeën te vertellen.
b Het kruis is een van de symbolen van het christendom. Leg uit waarom.
3 Het christendom verspreidt zich
Lees: Het christendom in het Romeinse Rijk.
a Hoe kon het christendom zich zo snel verspreiden in het Romeinse Rijk? Noem een reden die niet in de tekst staat.
b Christenen hielpen armen en zieken met eten en geld. Leg uit dat dit past bij het breken van het brood in het verhaal bij bron 16.
c Christenen konden kerken bouwen. Wat zegt dat over het vervolgen en doden van christenen in het Romeinse Rijk?
4 Crises
Lees: Problemen in de derde eeuw, en opdrachtbron 8. Bekijk: bron 17. a Welke drie problemen worden in de tekst beschreven? Gebruik trefwoorden. 1 2 3
95 4.4 Het einde van het West-Romeinse Rijk
b Over welk probleem van opdracht a gaat opdrachtbron 8?
c In opdrachtbron 8 staat nóg een oorzaak van het verzwakken van het bestuur in Rome. Onderstreep de zin waarin die oorzaak vermeld staat.
d Vergelijk de witte auto in bron 17 met de muur. Schat hoe hoog de muur is.
e Vóór het jaar 271 stonden er geen muren om Rome. Waarom liet keizer Aurelianus zo’n hoge stadsmuur bouwen?
In 193 werd keizer Pertinax na een regeerperiode van slechts een jaar vermoord door zijn soldaten. De Romeinse historicus Herodianus schreef over de gevolgen:
“ [1] Toen de moord op de keizer bekend werd bij het volk, was iedereen in de war en erg verdrietig. De mensen liepen hysterisch rond, op zoek naar de moordenaars, die ze niet konden vinden en niet konden straffen. Vooral de leden van de Senaat waren geschokt door de moord en vonden het een ramp voor het volk dat ze zo’n vriendelijke en goede keizer hadden verloren. Ze waren bang dat er nu weer een tiran kwam, want dat was kennelijk wat de soldaten wilden.
[2] Na een of twee dagen bleven de gewone burgers thuis, ze waren doodsbang. Maar alle hoge bestuurders vluchtten de stad uit, naar hun villa rustica, het liefst zo ver mogelijk van Rome. Zij wilden hun leven niet meer riskeren in een nieuw bestuur.
[3] Ondertussen hadden de soldaten gemerkt dat het volk rustig bleef en dat niemand hen durfde te beschuldigen van de moord op de keizer. Ze bleven in de kazerne, maar ze lieten een paar mannen die hard konden schreeuwen op de muur klimmen om de volgende mededeling te doen aan ons: het keizerschap was te koop. De hoogste bieder zouden zij de macht geven, beloofden ze, en zij zouden voor zijn bewaking zorgen.”
Naar: Herodianus, Het Romeinse keizerrijk sinds Marcus Aurelius (180-238).
OpDRaCHtbRON 8
5 Hervormingen
Lees: Keizer Diocletianus. Hieronder staan vier grote problemen uit de derde eeuw. Schrijf daarnaast een maatregel die Diocletianus hiertegen nam.
Het Rijk had minder belastinginkomsten.
De boerenbedrijven leverden minder op.
De bewaking van de limes was verzwakt.
Er waren te weinig legionairs.
96 4 Imperium Romanum
Nova Roma
Lees: Het Oost-Romeinse Rijk. Bekijk: bron 17 en 18.
a Toen steeds meer mensen uit Rome wegtrokken, werd de lengte van de muur (bron 17) een probleem. Leg dit uit.
b In Rome brachten elf aquaducten elke dag meer dan een miljoen liter water naar de stad. Toen in de eerste helft van de vijfde eeuw twee volken, de Goten en de Vandalen, Rome wilden plunderen, bleek de lengte van de aquaducten fataal voor de verdediging van de stad. Bedenk hoe de Goten en Vandalen de stadsbewoners konden dwingen zich over te geven.
c Een andere naam voor het Oost-Romeinse Rijk is het Byzantijnse Rijk. Leg uit waar deze naam vandaan komt.
d Constantijn noemde zijn nieuwe hoofdstad eerst Nova Roma (‘nieuw Rome’). Leg uit waarom dat een goede naam leek.
e Constantinopel was een Romeinse stad. Hoe kun je dat zien in bron 18?
7 Constantijn
Lees: Het Oost-Romeinse Rijk.
a Wat is godsdienstvrijheid?
b Was er onder keizer Theodosius godsdienstvrijheid? Leg je antwoord uit
8 Geen keizer meer
Je oefent: Bruikbaarheid van bronnen.
Lees: Het einde van het West-Romeinse Rijk. Bekijk: bron 19 en 20.
a Ook de vele niet-Romeinen in het leger bleken een probleem.
De Romeinen hadden altijd gebruikgemaakt van soldaten van andere volken, maar nu waren het er opeens veel meer. Hoe kwam dat? Tip: gebruik nog eens opdracht 5.
6
97 4.4 Het einde van het West-Romeinse Rijk
b Voor het antwoord op welke vragen is bron 20 een bruikbare bron?
☐ Zaten er ook Vandalen in Romeinse legers?
☐ Hoe zagen Vandalen eruit?
☐ Konden Vandalen paardrijden?
☐ Hoe kwamen er Vandalen in Noord-Afrika?
☐ Waren er Vandalen in Noord-Afrika?
☐ Wie waren de Vandalen?
c Bij opdracht b staan ook vragen waarvoor bron 20 niet bruikbaar is. Beantwoord die vragen met je kennis uit deze paragraaf en bron 19. Gebruik in je uitleg het woord volksverhuizingen.
9 Maastricht
Lees: Een nieuwe samenleving. Bekijk: opdrachtbron 9. a Kruis aan: paus of bisschop.
paus bisschop
Hij is de bisschop van Rome.
Hij is de leider van de katholieke kerk.
Hij is de leider van de christenen in een stad.
b Boven op de helm in opdrachtbron 9 staat een symbool van het christendom: het chirho-teken. De Griekse letters chi (χ) en rho (ρ) zijn de eerste twee letters van de naam ‘Christus’. Lees het bijschrift van de bron. Wat kun je hieruit afleiden?
◯ In de vierde eeuw was Zuid-Limburg christelijk.
◯ In de vierde eeuw waren er christenen in Zuid-Limburg.
◯ Alle Romeinse soldaten in Zuid-Limburg waren christelijk.
OpDRaCHtbRON 9
Een Romeinse helm, gevonden in Zuid-Limburg. De helm is bekleed met goud en zilver. Gemaakt tussen 350 en 400.
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
98 4 Imperium Romanum
10 Christendom
Je oefent: Chronologie.
Nummer de zinnen in chronologische volgorde.
Jezus sterft aan het kruis.
Vooral vrouwen en slaven worden christen.
De Romeinen bezetten Judea.
In Judea ontstaan nieuwe ideeën over de joodse god. Jezus zou daarover hebben verteld.
Leerlingen van Jezus reizen door het Romeinse Rijk en bekeren mensen tot het christendom.
Ook rijke mensen worden christen. Zij bouwen kerken en organiseren hulp aan armen en zieken.
Keizer Constantijn zorgt voor godsdienstvrijheid. Christenen worden niet meer vervolgd.
Het christendom wordt de staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk.
11 Verval
Hoe raakte het Romeinse Rijk in verval?
Zet de nummers van de zinnen in een volgorde waardoor je een keten van oorzaken en gevolgen krijgt.
1 De limes wordt niet meer goed bewaakt.
2 Een derde deel van de bevolking overlijdt door twee grote epidemieën.
3 Het Rijk heeft veel minder belastinginkomsten.
4 Het Rijk heeft niet genoeg geld meer om soldaten te betalen.
5 Het West-Romeinse Rijk raakt in verval.
LEERDOELEN
• Je kunt beschrijven hoe het christendom de staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk werd: 3, 10
• Je kunt uitleggen waardoor het West-Romeinse Rijk in verval raakte: 4, 5, 8, 11
• Je kunt beschrijven hoe er een einde kwam aan het West-Romeinse Rijk: 6
Wat weet je nu?
99 4.4 Het einde van het West-Romeinse Rijk
4.5 De Maya’s
1 Raadsels
Lees: Verlaten steden, en Tevreden goden? Bekijk: bron 21. a Historici noemen de Amerikaanse geschiedenis vóór 1500: precolumbiaans. Leg deze naam uit.
‘Pre’ betekent , en was een zeevaarder die in 1492
Amerika ‘ontdekte’. Met de naam precolumbiaans bedoelen historici de tijd voordat de naar Amerika kwamen en daar de beïnvloedden.
b Historici weten niet waaróm de Maya’s na 900 uit hun stadstaten zijn vertrokken. Citeer uit de tekst ‘Tevreden goden’ de twee zinnen die hier een verklaring voor kunnen geven.
c Denk als een historicus en bedenk nog een andere, logische verklaring.
2 Maya’s en Romeinen
Lees: Tevreden goden?, en Schrift en hiërarchie. Bekijk: bron 22. a Welke zinnen over de Maya’s zijn waar?
☐ De Maya’s leefden in Zuid-Amerika.
☐ Het geloof van de Maya’s was polytheïstisch.
☐ Met de komst van de Europeanen verdween de Mayacultuur.
☐ De Maya’s leefden in stadstaten die soms met elkaar in oorlog waren.
☐ De Maya’s hadden een schrift en gebruikten een jaarkalender.
☐ Over de Mayacultuur is veel bekend.
☐ Nog lang niet alles over de Mayacultuur is teruggevonden.
b Geef aan of het past bij de Mayacultuur, bij die van de Romeinen, of bij allebei.
Maya's Romeinen Allebei
Tempels
Piramides
Polytheïsme
Schrift
Bloederige spelen
De koning/keizer voert godsdienstige rituelen uit
Hiërarchie in de samenleving
WERELDGESCHIEDENIS
◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ 100 4 Imperium Romanum
Rekenen als de Maya’s
Lees: Schrift en hiërarchie. Bekijk: opdrachtbron 10. a Reken de sommen uit.
b Maak op een los blaadje zelf een paar Mayasommen en laat een klasgenoot die uitrekenen.
c Stonden er cijfers boven elkaar, dan betekende dat steeds × 20 voor het bovenste cijfer en 20 × 20 voor het cijfer dáár weer boven – enzovoort. Voor het getal moest je dan die cijfers bij elkaar optellen. Bijvoorbeeld: = 39 1 x 20 19 x 1
Welk getal staat hier:
x
Zet je berekening erbij.
OpDRaCHtbRON 10
De Maya’s rekenden met cijfers: stippen (‘vingers’), en strepen (‘handen’). Bijzonder is dat ze ook een teken hadden voor de ‘nul’ (een schelp). Ze rekenden in eenheden van twintig, zoals wij dat met tien doen.
3
20
400
1 x 1 0 2 3 4 6 5 7 8 9 11 10 12 13 14 16 15 17 18 19
x
+ = = + =
101 4.5 De Maya’s Wereldgeschiedenis
Poktatok
Bekijk: bron 23, en opdrachtbron 11.
a In het midden van opdrachtbron 11 zie je een poktatok-speler. Kleur de afbeelding als volgt:
1 Kleur de bal zwart, maar geef de afbeelding van het hoofd van de god op de bal felle kleuren.
2 De speler draagt beschermende kleding. Kleur de lichaamsdelen die onbedekt zijn.
b Met welk lichaamsdeel raakt de speler de bal?
c In de buitenste ring van de schijf zie je hiërogliefen én cijfers. Zet een rondje om de cijfers.
OpDRaCHtbRON 11
Reconstructietekening van een stenen schijf op de vloer van een poktatok-veld. Gemaakt rond 600.
5 Precolumbiaans
Het belang van geschiedenis: Bij geschiedenis leer je ook over de geschiedenis van volken die niets met Nederland te maken hebben. Je hoeft niet per se over de precolumbiaanse geschiedenis te leren om de wereld waarin jij leeft te begrijpen. Of toch wel?
Lees de antwoorden van Noa en Claudio: Noa zegt: ‘Zulke geschiedenis is lang geleden en speelt in een heel andere deel van de wereld. Voor mij is het niet echt belangrijk.’ Claudio zegt: ‘Ik kom van Curaçao en de precolumbiaanse geschiedenis hoort bij de geschiedenis van mijn eiland. En Curaçao hoort bij Nederland.’ Praat samen over deze twee uitspraken. Schrijf op met wie jullie het meest eens zijn en waarom. En kunnen jullie nog een ander argument bedenken dan Noa of Claudio?
LEERDOELEN
• Je kunt beschrijven wie de Maya’s waren en waar en wanneer zij leefden: 1, 2
• Je kunt voorbeelden geven van de Mayacultuur: 2, 3, 4
4
102 4 Imperium Romanum
Op onderzoek bij de Romeinen VERDIEPING
1 In bikini
Lees: Elke dag naar de thermen. Bekijk: bron 24.
a Welke sporten doen deze meisjes?
b Deze meisjes sportten: ◯ ’s morgens ◯ ’s middags ◯ ’s avonds
2 Een groot gebouw
Lees: Elke dag naar de thermen. Bekijk: bron 24, 25 en 26, en opdrachtbron 12.
a De thermen waren bijna altijd op dezelfde manier ingedeeld. In het hoofdgebouw waren de baden, een ontvangstruimte, sportruimtes en een openluchtzwembad. Rondom lag een ommuurde tuin met bijgebouwen voor kleedkamers en massageruimtes. In heel grote thermen waren er ook bibliotheken, ruimtes waarin kunst werd tentoongesteld, kantoren en winkeltjes.
Bekijk bron 24 en 25. Waar in opdrachtbron 12 is het?
Schrijf het nummer op.
Bron 24 is in . Bron 25 is in
1 caldarium
2 tepidarium
3 frigidarium
4 natatio
b Zet in opdrachtbron 12 een kruisje waar bron 26 zou kunnen zijn.
c Opdrachtbron 12 is de plattegrond van de Thermen van Diocletianus, het grootste badhuis uit de Oudheid. Drieduizend mensen konden er tegelijkertijd gebruik van maken. Kies het juiste antwoord.
5 sportruimte (tuin)
6 hoofdingang
7 exedra, een halfronde muur
• Een voetbalveld is 105 meter lang en 70 meter breed. Het hoofdgebouw van de thermen in opdrachtbron 12 is 210 voetbalvelden.
• Het hele complex, met de ommuurde tuin erbij, is 370 × 380 meter. Totaal is de oppervlakte van deze thermen gelijk aan ongeveer voetbalvelden.
3 Hypocaustum
Bekijk: bron 27.
a Waar kwam het water voor de thermen vandaan?
b Vloerverwarming werd ook voor woonhuizen gebruikt. Bedenk in welk deel van het Romeinse Rijk archeologen daar vooral resten van zullen vinden.
4 Seneca
Lees: bron 28.
a Wie werken er in de thermen die Seneca bezocht? Zet een rondje om de juiste woorden. masseurs - kappers - kleermakers - sportinstructeur - schoonheidsspecialisten - bewakers - zakkenrollers
b Wat denk je: overdrijft Seneca de herrie die hij beschrijft? Leg je antwoord uit.
1 7 2 3 4 6 5 5 1 caldarium 2 tepidarium 3 frigidarium 4 natatio 5 sportruimte 6 hoofdingang 7 exedra, muur RON 12 7 6 5 1
2
3 frigidarium 4 natatio 5
edra,
halfronde 1 7 2 3 4 6 5 5
caldarium
tepidarium
sportruimte (tuin)
een
103 Op onderzoek bij de Romeinen Verdieping
Thermen toen en nu
Lees: opdrachtbron 13.
a In de titel van de advertentie in opdrachtbron 13 staat het woord Spa. Dit zijn de eerste letters van sanitas per aqua (Latijn voor ‘gezond door water’; baden dus).
Welk Latijns woord herken je nog meer in de titel?
b Vergelijk Thermae 2000 met de Thermen van Diocletianus. Gebruik wat je in deze paragraaf hebt geleerd. Kies de juiste antwoorden.
warme en koude baden openluchtzwembad rustruimtes hotel
doel is vooral ontspanning
1 Thermen van Diocletianus
2 Thermae 2000
doel is vooral hygiëne je moet ervoor betalen beautysalon (schoonheidsbehandeling) paramedisch centrum mogelijkheid om te sporten eten en drinken
1
2
d Trek een conclusie. Romeinse thermen, zoals de Thermen van Diocletianus, lijken wel / niet / veel / een beetje op een modern wellness-centrum zoals Thermae 2000, omdat
Spa & wellness bij Thermae 2000
Met thermale binnenbaden, buitenbaden, talloze sauna’s, whirlpools, rustruimtes, belevingen, meerdere restaurants, het paramedisch centrum, de beautysalon en het wellness hotel (met 62 kamers) heeft Thermae 2000 alles in huis om een gehele dag, of meerdere dagen, door te kunnen brengen. Met als doel om op een luxe manier te kunnen ontspannen en de balans
OpDRaCHtbRON 13
6 Poster
tussen geest en lichaam te kunnen vinden en creëren. Alle faciliteiten van Thermae 2000 bieden alles om een perfecte wellness-dag te creëren. Trakteer jezelf op een extra lang weekend. Boek een overnachting van zondag op maandag en start de nieuwe week op een rustige en ontspannen manier. Vanaf 139,50 per persoon.
Naar: thermae.nl
In de keizertijd waren er in Rome bijna duizend thermen. Ze waren niet allemaal openbaar en voor sommige moest je een beetje betalen. Stel, jij bent eigenaar van een van die thermen waarvoor betaald moet worden. Je wil natuurlijk graag dat er veel Romeinen naar jouw badhuis komen. Maak daarvoor een poster die je overal in Rome gaat ophangen. Denk hieraan:
• Jouw thermen hebben een naam die moet passen in de tijd.
• Gebruik Romeinse letters en cijfers.
• Plaats er een afbeelding bij of teken die.
5
☐ ☐ ☐ ☐ ☐
☐ ☐ ☐ ☐ ☐
☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐
☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐
104 4 Imperium Romanum
Afsluiting
1 Diploma
Je oefent: Bruikbaarheid van bronnen..
Bekijk: opdrachtbron 14.
a Voor welke vragen is opdrachtbron 14 bruikbaar?
☐ Konden niet-Romeinen burgerrechten krijgen?
☐ Waar vochten Bataven voor de Romeinen?
☐ Waren Bataven goede ruiters?
☐ Wie vochten in het Romeinse leger?
b Bedenk zelf nog een vraag die je met opdrachtbron 14 zou kunnen beantwoorden.
c Opdrachtbron 14 past bij het leerdoel ‘Je kunt uitleggen wat romanisering is en waarom dit gebeurde.’ Welk ander leerdoel past er ook bij?
OpDRaCHtbRON 14
Een legionair zat 25 jaar in het leger. Daarna kreeg hij een stukje grond als ‘pensioen’. Niet-Romeinse soldaten kregen het Romeins burgerrecht, vastgelegd in een diploma zoals dit (fragment van een) bronzen diploma uit het jaar 98. In de tekst staat dat keizer Trajanus deze Bataaf en zijn nakomelingen het Romeins burgerrecht geeft.
2 Leerdoelen, begrippen en de kaart
Bekijk: bron 29.
a Voor welk leerdoel zou je de kaart in bron 29 het best kunnen gebruiken?
b Wat heeft het begrip ‘imperium’ met bron 29 te maken?
c Wat heeft het begrip ‘Klassieke cultuur’ met bron 29 te maken?
3 Leerdoelen en de tijdbalk
a Kleur in de tijdbalk met verschillende kleuren de periodes: koningstijd, republiek, keizertijd Zet onder de tijdbalk de jaartallen van de periodes. Je mag Augustus als de eerste keizer zien.
b Welk leerdoel past het best bij jouw tijdbalk?
1000 v.Chr. 500 1 Afsluiting
Leerdoelen en het bestuur
Lees: opdrachtbron 15.
a Kies het juiste woord. Opdrachtbron 15 is geschreven in de koningstijd | republiek | keizertijd
b Leg uit waarom Polybios de macht van de Senaat met een aristocratie vergelijkt.
c Volgens Polybios kon je de Republiek absoluut een democratie noemen, vanwege de macht van het gewone volk.
Geef twee redenen waarom dit niet waar is.
1 2
d Welk leerdoel past bij deze opdracht?
5 Leerdoelen en cultuur
De Griekse schrijver Polybios vond dat de Romeinse Republiek een goede mix had: “ Als je namelijk naar de macht van de consuls kijkt, dan lijkt het een echte monarchie. Kijk je naar de Senaat, dan lijkt het een aristocratie en als je de macht van het gewone volk bestudeert, dan zou je het absoluut een democratie kunnen noemen.”
Naar: Polybios, Algemene geschiedenis (rond 115 v.Chr.).
OpdrachtbrOn 15
Hieronder staan twee leerdoelen met daaronder steeds vier woorden of namen. Geef aan welk woord of welke naam niets met het leerdoel te maken heeft en leg je keuze uit.
1 Je kunt voorbeelden geven van de invloed van de Griekse cultuur op de Romein. Carthago – goden – tempels – onderwijs
2 Je kunt beschrijven hoe het christendom de staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk werd. monotheïsme – zorg voor armen en zieken – verdeel-en-heers – Theodosius
6 Leerdoel over romanisering
Bekijk: opdrachtbron 16. Leg uit dat opdrachtbron 16 past bij het leerdoel ‘Je kunt uitleggen wat romanisering is en waarom dit gebeurde’.
4
106 4 Imperium Romanum
OpDRaCHtbRON 16
Archeologen vonden in Rijswijk (Zuid-Holland) resten van een Germaanse woning. Deze bleek in de derde eeuw ‘gemoderniseerd’ met muurschilderingen en vloerverwarming. Linksboven zie je een reconstructie van de villa.
7
Leerdoelen en politiek
Koppel elk leerdoel aan het fragment dat erbij past.
Je kunt vertellen wie in het Romeinse Rijk de macht hadden.
Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe de Romeinse bestuurders het volk tevreden hielden.
Je kunt uitleggen waardoor het Romeinse Rijk in verval raakte.
Je kunt beschrijven hoe er een einde kwam aan het West-Romeinse Rijk.
• • Door de grote financiële problemen was er steeds minder geld voor het leger en namen de plunderingen aan de grens toe.
• • Odoaker leidde Germaanse soldaten in het Romeinse leger. Bij een burgeroorlog koos hij de kant tegen de keizer. Hij zette in 476 de keizer af en stuurde hem in ballingschap.
• • De consuls kwamen uit een patriciërsfamilie, maar na het aanstellen van de volkstribunen werd hun macht beperkt.
• • ‘Vijf dagen achtereen werden er gevechten met wilde dieren gehouden en het geheel werd afgesloten met een veldslag tussen twee legers, waarvoor aan weerszijden vijfhonderd voetknechten, twintig olifanten en dertig ruiters waren ingezet.’ (Suetonius, ± 100)
8 Leerdoelen en de Maya’s a Maak de zinnen compleet.
1 De Maya’s leefden in -Amerika.
2 Hun geloof was .
3 Voor hun goden bouwden ze die op een stonden. Daar werden ook -offers gebracht, zoals de verliezer van het balspel
4 De Maya’s hadden een schrift en een rekenschrift. Ze wisten veel van en gebruikten die kennis voor de landbouw.
5 Waarom na 900 de Maya’s hun verlieten, weten we niet.
b Schrijf de nummers van de zinnen van opdracht a achter het juiste leerdoel.
• Je kunt beschrijven wie de Maya’s waren, en waar en wanneer zij leefden.
• Je kunt voorbeelden geven van de Mayacultuur.
107 Afsluiting
5 Ridders, horigen en monniken
Oriëntatie
1 Vorsten en paarden
Lees: Een machtige heerser. Bekijk: bron 1, en opdrachtbron 1.
a Bedenk waarom vorsten zich vaak gezeten op een paard laten afbeelden.
◯ Echt alle mensen houden van paarden, dus zo worden vorsten populair.
◯ Een vorst moet snel kunnen vluchten, want hij kan nooit zeker zijn van zijn macht.
◯ Ze willen laten zien dat ze van dieren houden.
◯ Als je hoog op een paard zit, maak je een voorname, ‘vorstelijke’ indruk.
b Zijn de beweringen over Karel de Grote juist of onjuist?
Karel was een Germaanse koning die de belangrijkste bestuurlijke titel van de Romeinen overnam. juist | onjuist
Zowel het paleis in Aken als het ruiterbeeld moesten laten zien dat Karel een echte Romeinse keizer was. juist | onjuist
2 Het paleis
Lees: Een machtige heerser. Bekijk: opdrachtbron 2.
Zet bij ieder gebouw in de tekening het juiste cijfer.
1 grote koningszaal
2 woningen van de bedienden
3 kamers voor familieleden en gasten
4 poortgebouw met rechtbank
5 badhuis
6 kerk
OpDRaCHtbRON 1
Van Romeinse keizers werd vaak een ruiterbeeld gemaakt. Dit beeld uit ongeveer 180 van keizer Marcus Aurelius (regeerde van 161 tot 180) is het enige dat is overgebleven.
OpDRaCHtbRON 2 Een reconstructie
Karels palts in
108 5 Ridders, horigen en monniken
van
Aken.
De koningszaal
In opdrachtbron 2 zie je de koningszaal. Bedenk welke functies dit gebouw had.
☐ De keizer kon er zijn paarden laten draven om ze in conditie te houden.
☐ Hier vergaderden de keizer en de belangrijkste mensen uit zijn rijk.
☐ De keizer hield er grote feesten en diners om zijn aanhangers te belonen.
☐ Hier hadden priesters genoeg plek om voor de bewoners van de palts en de gelovigen uit de buurt een kerkdienst te houden.
☐ De keizer ontving hier gezanten van andere vorsten, om indruk te maken.
4 De vroege Middeleeuwen
Bekijk: de tijdbalk.
Hoe worden de vroege Middeleeuwen ook wel genoemd?
5 De kerk
Lees: In dit hoofdstuk.
a Bij het paleis in Aken hoorde ook een kerk. Citeer uit de tekst de zin die daarbij past.
b Noem twee ontwikkelingen op religieus gebied uit de vroege Middeleeuwen.
6 Dure halskettingen
Het belang van geschiedenis: Mensen hebben in alle tijden sieraden gedragen. Dat doen ze om verschillende redenen, maar mensen vragen zich zelden af waar het materiaal van hun sieraden vandaan komt.
Bekijk: bron 2 en 3.
a Bewijs met bron 2 dat de handel in de vroege Middeleeuwen niet helemaal was verdwenen. Gebruik daarvoor de namen in het bijschrift van bron 2. Als je ze niet kent, zoek ze op in een atlas of op Google Maps.
b Om welke redenen dragen mensen kostbare sieraden?
☐ Als een soort belegging van hun geld. ☐ Voor het gemak.
☐ Omdat ze het mooi vinden. ☐ Zonder enige reden.
☐ Om indruk te maken op anderen.
c Zoek online in welke landen in onze tijd veel diamanten worden gevonden.
Diamanten worden gevonden in mijnen, in de grond. Diamantwinning is heel schadelijk voor het milieu. Ook vechten gewapende groepen soms om het bezit van diamantmijnen. Zou je desondanks blij zijn als iemand jou een diamant gaf? Bespreek dit met een klasgenoot. Je hoeft niets op te schrijven.
3
1 2 .
Oriëntatie 109
5.1 Het rijk van Karel de Grote
Wat weet je al?
1 Het Romeinse Rijk
a Zet de letters bij de gebeurtenissen op de juiste plaats in de tijdbalk.
A De laatste West-Romeinse keizer wordt afgezet door een Germaanse generaal.
B Augustus is de machtigste man van het Romeinse Rijk.
C Om het bestuur te verbeteren, deelt keizer Diocletianus het Romeinse Rijk op in twee stukken.
b Hield het Romeinse Rijk helemaal op te bestaan nadat de laatste West-Romeinse keizer was afgezet? Leg je antwoord uit.
Basisstof
2 Ridders
Je oefent: Bruikbaarheid van bronnen.
Lees: Klaar voor de strijd. Bekijk: bron 4.
a De mannen in bron 4 stellen krijgsmannen voor van de joodse koning David, die rond 1000 v.Chr. leefde. Bedenk waarom de tekenaar ze heeft afgebeeld als middeleeuwse ridders.
b Leg uit waarom dit een bruikbare bron is, als je onderzoek doet naar middeleeuwse wapens.
c Waarom waren er zoveel oorlogen tussen kasteelheren? Vul de woorden in. Je houdt twee woorden over. geweld | macht | reden | koningen | wraak | paarden | inkomsten | conflicten | familieleden | doden | kasteel
Wie een bezat, had over het omliggende land. Dat leverde de heer op. Hij wilde daarom zoveel mogelijk kastelen en land hebben. Dat leidde tot met andere heren. Die losten ze op met . Daarbij vielen en gewonden. Hun vrienden en waren dan uit op . Dat was een voor weer nieuwe aanvallen.
100 300 500 700 900
110 5 Ridders, horigen en monniken
3 Nederland na de volksverhuizingen
Lees: Het rijk van de Franken. Bekijk: opdrachtbron 3. Maak het kaartje af. Geef eerst in de legenda ieder volk een eigen kleur. Kleur daarna het kaartje in.
4 De veroveringen van Karel de Grote
Lees: Het rijk van de Franken. Bekijk: bron 5.
a In de tekst staan drie redenen waarom Karel de Grote oorlog voerde. Welke?
b Zet in de tijdbalk van opdracht 1 de letter D bij het jaar waarin de paus Karel de Grote tot keizer kroonde.
3
Nederland na de volksverhuizingen.
c Bij de kroning kreeg Karel van de paus de titel ‘keizer van de Romeinen’. Dat had verschillende redenen. Welke reden is niet juist?
◯ Het rijk van Karel de Grote bestond gedeeltelijk uit hetzelfde gebied als het vroegere West-Romeinse Rijk.
◯ In het rijk van Karel de Grote leefden veel volken, net als in het Romeinse Rijk.
◯ Karel de Grote had de macht over Rome, de oude hoofdstad van het Romeinse Rijk.
◯ Karel de Grote stamde af van de Romeinse keizer Augustus.
d De Byzantijnen vonden het schandalig dat de paus Karel tot keizer had gekroond. Bedenk waarom ze zo kwaad waren.
5 Betrouwbaarheid van bronnen
Je oefent: Betrouwbaarheid van bronnen.
Lees: Betrouwbaarheid van bronnen.
a Twee meisjes uit de klas hebben ruzie om een jongen die ze allebei leuk vinden. Ze worden zo boos dat ze op het schoolplein staan te schreeuwen en elkaar aan de haren trekken.
Jullie mentor komt tussenbeide. Hij vraagt aan de andere leerlingen hoe de ruzie begon. De beste vriendin van een van de ruziemakers zegt dat het andere meisje een stomme trut is en allerlei gemene dingen zei. Een jongen uit een andere klas, die toevallig net voorbijliep, vertelt dat de meisjes allebei aan het schelden waren. Wie moet de mentor geloven: welke bron vind jij betrouwbaarder en waarom?
b Welke van de drie hulpvragen uit de tekst ‘Betrouwbaarheid van bronnen’ past het best bij jouw antwoord?
Noordzee
50 km 25 0 Friezen
Almere
Saksen Franken OpDRaCHtbRON
1 2 3
111
Het rijk van Karel de Grote
5.1
De kroning van Karel de Grote
Je oefent: Soorten bronnen, en Betrouwbaarheid van bronnen.
Lees: Betrouwbaarheid van bronnen, en bron 6.
Wist Karel dat paus Leo hem tot keizer zou kronen, of was het een verrassing? Dat is een moeilijke vraag. Een belangrijke bron is Karels biografie (levensverhaal), geschreven door Einhard. Maar is Einhards verslag van de kroning wel betrouwbaar? Dat zoek je in deze opdracht uit.
a Is de biografie die Einhard schreef een primaire of een secundaire bron over de kroning van Karel de Grote? Leg je antwoord uit.
b Wist Karel volgens Einhard dat paus Leo hem zou kronen? Leg je antwoord uit.
c Einhard was aan het hof van Karel opgevoed. Later werd hij een adviseur van Karel. Hij schreef zijn biografie toen Lodewijk de Vrome aan de macht was. Einhard was niet zo tevreden met de manier waarop Lodewijk het Frankische Rijk bestuurde. Daarom wilde hij met het levensverhaal van Karel laten zien hoe het wél moest. In de Middeleeuwen vonden mensen bescheidenheid een belangrijke eigenschap voor een vorst.
Kies de juiste woorden, zodat een kloppend verhaal ontstaat. Einhard schreef zijn verhaal ongeveer 5 | 25 jaar na de kroning. Hulpvraag 1 gaat over wanneer | hoe een bron is gemaakt. Volgens deze hulpvraag is deze bron dus meer | minder betrouwbaar. Einhards geheugen kan hem immers in de steek hebben gelaten. Van de andere kant herinneren mensen zich zulke belangrijke | onbelangrijke gebeurtenissen meestal wél goed. Einhard kende Karel wel | niet persoonlijk. Hij heeft de informatie daarom waarschijnlijk van andere mensen gehoord | van Karel zelf gekregen. Volgens het antwoord op hulpvraag 2 is de bron daarom meer | minderbetrouwbaar. Hulpvraag 3 gaat over de pen | bedoeling waarmee Einhard zijn boek schreef. Die maakt het meer | minder betrouwbaar, want hij wilde vooral goede | slechte dingen over Karel schrijven. Dat Karel eigenlijk geen keizer wilde zijn, maakt hem heel bescheiden | onbescheiden d Geef nu je oordeel. Let daarbij goed op de antwoorden die je bij opdracht c hebt gegeven.
7 Karels prestaties
Lees: Karel als keizer. Hieronder staan zes kenmerken van Karels keizerschap. Waar hoort het bij? Je mag elk woord één keer gebruiken. wetgeving | wetenschap | handel | architectuur | bestuur | onderwijs
1 Karel liet in Aken een kerk bouwen.
2 Karel liet scholen oprichten.
3 Karel nodigde geleerden uit aan zijn hof.
4 Karel liet wetten en regels van overwonnen stammen opschrijven.
5 Karel liet munten maken.
6 Karel stuurde zendgraven op pad.
6
112 5 Ridders, horigen en monniken
Karels zilveren munt
Het belang van geschiedenis: Net als bij de Romeinen werden in de Middeleeuwen munten ook gebruikt om een boodschap over te brengen, en in onze tijd is dat nog steeds zo. Bij geschiedenis leer je die boodschap herkennen.
Bekijk: bron 7, en opdrachtbron 4.
a In bron 7 zie je Karel. Hij draagt een lauwerkrans en een Romeinse toga.
Op wie moet Karel lijken?
b Leg uit dat de munt niet alleen is bedoeld om de handel makkelijker te maken, maar ook om Karel meer aanzien te geven.
c Vergelijk de voorzijde van de munt in bron 7 met die in opdrachtbron 4. Wat valt op?
d Wat zie je op de andere zijde van de euro?
e Welke boodschap geeft deze munt?
◯ Willem-Alexander moet de baas worden over de hele Europese Unie.
◯ Deze munt is alleen geldig in Nederland; in andere landen mag je hem niet gebruiken.
◯ Nederland is onafhankelijk, maar hoort ook bij de Europese Unie.
9 Feodale verhoudingen
Lees: Het bestuur van het rijk, en bron 8. a Schrijf op de juiste plek in het schema. leen – leenheer – hulp in oorlog en bestuur b De leenman moet zijn leenheer helpen met raad en daad, volgens de schrijver van bron 8. Welke plicht had de leenheer tegenover de leenman?
OpDRaCHtbRON 4
Een Nederlandse munt van 1 euro met op de voorzijde de tekst ‘Willem-Alexander koning der Nederlanden’. leenman
c Leg uit wanneer een leenman kon vinden dat hij zijn leenheer niet meer hoefde te dienen.
10 Oorzaken van het verval
Je oefent: Oorzaak en gevolg.
Lees: Het rijk valt uiteen.
Het Frankische Rijk viel in steeds meer stukken uiteen. Welke oorzaken staan er in de tekst? Kruis ze aan op de volgende pagina.
8
113 5.1 Het rijk van Karel de Grote
☐ De burgers in de steden kwamen in opstand.
☐ De Byzantijnse keizer veroverde een groot stuk van het rijk.
☐ Hoge edelen beschouwden hun gebieden als hun eigendom. Voor de nieuwe koningen hadden ze weinig ontzag.
☐ Karels kleinzoons verdeelden het rijk onder elkaar.
☐ Kasteelheren konden doen wat ze wilden, omdat hertogen en graven geen controle over ze hadden.
☐ Nieuwe invallers zorgden voor onveiligheid.
11 Minder macht voor koningen
Lees: Het rijk valt uiteen. Bekijk: opdrachtbron 5.
a Uit het West-Frankische en het Oost-Frankische Rijk zijn later twee nieuwe staten ontstaan. Welke staten zijn dat? Gebruik zo nodig een atlas.
b Onder welk deelrijk viel het gebied dat nu
Nederland is?
c Toon aan dat de Franken bij de deling van het rijk toch de eenheid probeerden te bewaren, maar dat dit niet lukte. A t l a n t isc he Oceaan
Wat weet je nu?
12 Het rijk van de Franken
WEST-FRANKISCHE RIJK
Noordzee
MIDDENRIJK
Middellandse Zee
OpDRaCHtbRON 5
De deling van het rijk van Karel de Grote in 843.
Kies bij iedere zin waarbij het hoort: ontstaan, groei of uiteenvallen van het rijk van de Franken. ontstaan groei uiteenvallen
De zonen van Lodewijk de Vrome verdelen het rijk.
Clovis verenigt alle Frankische stammen onder zijn gezag.
Graven verliezen de controle over kasteelheren.
Karel de Grote verslaat verschillende volken.
Nieuwe invallers zorgen voor onveiligheid.
13 Plichten
Zijn de volgende taken plichten van een leenman, of niet?
wel niet
Boeken overschrijven.
Helpen in het bestuur.
Herendiensten doen.
Meevechten in een oorlog.
Werken op de akkers van de leenheer.
LEERDOELEN
• Je weet hoe het rijk van de Franken ontstond, groeide en uiteenviel. 3, 4, 6, 7, 8, 10, 11, 12
• Je kunt uitleggen wat feodale verhoudingen in het bestuur zijn. 2, 9, 13.
OOST-FRANKISCHE
200 km 100 0
RIJK
◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
114 5 Ridders, horigen en monniken
Wat weet je al?
1 De Romeinse economie
Vul de ontbrekende woorden in. Als de Romeinen een gebied hadden veroverd, legden ze daar aan. Die waren bedoeld voor het leger en boodschappers, maar ook gebruikten ze. Er ontstonden , waarin kooplui en ambachtslieden woonden.
Basisstof
2 Werken op het land
Lees: Ploeteren en ploegen. Bekijk: bron 9. Koppel de taak aan de juiste maand, door lijntjes te trekken.
april
mei
• • gras maaien
• • graan oogsten juni
juli
• • fruitbomen snoeien
• • akkers ploegen augustus
• • wintergraan zaaien september
• • onkruid wieden
3 Steden vervallen
Je oefent: Oorzaak en gevolg.
Lees: Verval van handel, nijverheid en steden.
Het verdwijnen van het West-Romeinse Rijk en de toenemende onveiligheid hadden grote gevolgen. Welke? Kies de juiste zinnen.
☐ Omdat kooplui en ambachtslieden niets meer verdienden, kochten ze grond en werden boer.
☐ Handel en nijverheid gingen achteruit.
☐ Landbouw werd het belangrijkste middel van bestaan.
☐ De landbouwproductie daalde.
☐ Er kwamen steden met kooplui, ambachtslieden en ambtenaren.
☐ Het aantal inwoners in de steden daalde.
☐ Mensen gingen de wegen beter onderhouden.
4 Leven op een domein
Lees: Het hofstelsel, en Horigen.
a Vul de legenda van de plattegrond op de volgende pagina in.
• donkerblauw voor de visvijver en gracht
• lichtblauw voor de rivier
• zwart voor de zandweg
• oranje voor de boomgaard
5.2
landbouwsamenleving
De vroegmiddeleeuwse
115 5.2 De vroegmiddeleeuwse landbouwsamenleving
• rood voor de moestuin
• bruin voor de akkers van de heer
• geel voor de akkers van de horigen
• lichtgroen voor de weidegrond
• donkergroen voor het bos
b Kleur de plattegrond in volgens de legenda.
c Schrijf op de juiste plaats in de legenda:
kerkje – watermolen – brug –kasteel van de heer –boerderijen van de horigen
5 Zelfvoorzienende domeinen
Lees: Het hofstelsel, Horigen, en bron 10.
a Vul in. Het hofstelsel was een systeem waarbij het ene deel van het direct door de werd gebruikt en het andere deel werd gepacht door boeren.
visvijver en gracht rivier zandweg boomgaard moestuin akkers van de heer akkers van de horigen weidegrond bos
b Leg in je eigen woorden uit wat ‘zelfvoorzienend’ betekent.
Plattegrond van een domein.
c Bron 10 bewijst dat Karel de Grote wil dat zijn domeinen zelfvoorzienend zijn. Leg dit uit.
6 Horige boeren
Lees: Horigen.
a Zijn de uitspraken juist of onjuist?
• Romeinse slaven en middeleeuwse horigen waren niet vrij, want slaven waren het eigendom van de heer en horigen hoorden bij de grond. juist | onjuist
• Romeinse slaven bewerkten hun eigen akkers, middeleeuwse horigen werkten vooral op de akkers van de heer. juist | onjuist
b Noem twee manieren waarop mensen horig konden worden.
1 2
116 5 Ridders, horigen en monniken
c De heer van een domein had veel meer macht over zijn horigen dan in onze tijd een werkgever over zijn personeel. Leg dit uit met behulp van twee voorbeelden.
7 Onderzoek naar horigen
Je oefent: Bruikbaarheid van bronnen.
Lees: bron 11.
Stel, je moet een werkstuk schrijven over horigen. De wet in bron 11 is uit het jaar 357. Leg uit waarom het toch een bruikbare bron is voor je werkstuk.
8 Onvrijheid
Het belang van geschiedenis: Dat mensen andere mensen hun vrijheid ontnemen, is van alle tijden – ook van de onze. Bij geschiedenis leer je hierover.
Lees: Horigen, en opdrachtbron 6. a Hieronder staan twee uitspraken over opdrachtbron 6. Praat er samen over: bedenk argumenten voor en tegen bij elke uitspraak. Schrijf ze op een kladblaadje. Geef daarop ook jullie mening.
1 Josué kiest er zelf voor om dit werk te doen. Hij heeft een keuze. Hij is dus niet onvrij.
2 Middeleeuwse horigen hadden plichten, maar ook rechten. Josué heeft alleen plichten.
b Josué wordt uitgebuit. Bedenk zoveel mogelijk manieren waarop je kunt strijden tegen dit soort uitbuiting. Schrijf ze op en vergelijk jullie lijstje met dat van een klasgenoot. Maak samen een top drie.
De grondstof kobalt wordt gebruikt in batterijen voor bijvoorbeeld mobiele telefoons. Kobalt wordt diep in de grond gevonden, vooral in mijnen in Afrika. Mensen in de omgeving van zo’n mijn halen het kobalt uit de grond. Uit een nieuwsartikel hierover:
“ Vrouwen wassen het kobalt, kinderen dalen af in de mijnen of zoeken naar restjes tussen de hopen mijnafval die de grote, industriële mijnbouwers laten liggen. Regelmatig vallen er doden, als amateuristisch aangelegde mijnen instorten. Josué bikt diep onder de grond het erts los. Dat gaat in een juten zak. Josué’s collega staat bovenaan de put. Hij trekt de zak met erts met een touw omhoog. Josué en zijn team proberen met die kleine zakken zo snel mogelijk een zak van honderd kilo te vullen. Als die zak vol is, verdient Josué ongeveer tien euro, voor drie dagen werk. Josué is kwaad: ‘De bazen leven er goed van, ik kan niet eens een fiets kopen.’ In zijn boosheid klinkt wanhoop door. Hij weet niet wat hij moet doen. Het werk in de mijnen is ongezond. Het is gevaarlijk en levert te weinig op. Maar er is niets anders.”
Naar: Financieel Dagblad (2019).
OpDRaCHtbRON 6 117 5.2 De vroegmiddeleeuwse landbouwsamenleving
Dorestad
Lees: Dorestad.
Welke zinnen zijn juist?
☐ Dorestad was de enige belangrijke handelsplaats in Europa.
☐ In Dorestad werden zowel grondstoffen als ambachtelijke producten verhandeld.
☐ Friezen en Franken voerden oorlog om Dorestad, omdat je vanuit Dorestad het hele land kon veroveren.
☐ Indirect konden ook vorsten veel verdienen aan de handel in Dorestad.
☐ Omdat er zoveel werd gevochten om het bezit van Dorestad, bloeide de handel op.
☐ Uit opgravingen bij Dorestad blijkt dat er alleen werd gehandeld in Europese producten.
10 Een muntschat
Lees: De Noormannen. Bekijk: bron 12.
a Leg uit dat bron 12 bewijst dat Dorestad een internationale handelsstad was.
11
b Bedenk waarom de middeleeuwse eigenaar deze schat heeft begraven.
De zeetochten van de Noormannen
Lees: De Noormannen. Bekijk: bron 13.
a Welke twee redenen worden in de tekst genoemd voor de zeetochten van de Noormannen?
b Met welke bedoeling zijn de Noormannen in bron 13 op pad gegaan? Gebruik bronelementen in je uitleg.
12 Zeerovers in Tiel
Je oefent: Betrouwbaarheid van bronnen.
Lees: bron 14.
a Zoek op in welke streek Tiel ligt.
b Wie zijn de ‘zeerovers’ in bron 14?
c Zijn de volgende conclusies juist of onjuist?
• De schrijver van bron 14 schreef kort genoeg na de gebeurtenis om er nog van te weten, maar te lang erna om nog alle details te kennen. juist | onjuist
• De schrijver is onpartijdig en dus erg betrouwbaar. juist | onjuist
• De schrijver is een bewoner van een klooster en daarom is hij boos over het plunderen van de kerk. Dat maakt de bron betrouwbaarder. juist | onjuist
9
118 5 Ridders, horigen en monniken
13 Landbouw en handel
a Welke woorden ontbreken? Schrijf ze in de puzzel.
1 Door de achteruitgang van de handel ontstond er in de vroege Middeleeuwen weer een ....
2 In het hofstelsel bleef een deel van de ... van de heer zelf.
3 De boeren die op het andere deel akkers hadden, mochten zonder ... van de heer het domein niet verlaten.
4 Ze waren vrijwillig horigen geworden, omdat ze ... nodig hadden.
5 Horigen moesten pacht betalen, op het land van de heer werken en ... verrichten.
6 De landgoederen waren ...: bijna alles wat nodig was om van te leven werd er geproduceerd.
7 Een belangrijke handelsplaats aan de Rijn: ....
8 ... waren goede zeelui. Ze kwamen meestal om te handelen en soms om te plunderen.
b Van boven naar beneden lees je een woord. Bij welk leerdoel van deze paragraaf past dat woord niet? Leg je antwoord uit.
LEERDOELEN
• Je kunt uitleggen waardoor er in de vroege Middeleeuwen een landbouwsamenleving ontstond. 2, 3, 13.
• Je kunt met een voorbeeld aantonen dat er ook nog handel bestond. 9, 10, 11, 12, 13.
• Je kunt beschrijven hoe het hofstelsel werkte. 4, 5, 13.
• Je weet waarom mensen horigen werden en wat hun plichten waren. 6, 7, 8, 13.
Wat weet je nu?
1 2 3 4 5 6 7 8
119 5.2 De vroegmiddeleeuwse landbouwsamenleving
5.3 De verspreiding van het christendom
Wat weet je al?
1 Griekse en Romeinse goden
Noem vier Griekse goden of godinnen. Geef ook hun Romeinse namen.
2 Romeinen en christenen
Nummer de gebeurtenissen in chronologische volgorde.
Keizer Constantijn bekeert zich tot het christendom.
In de Romeinse provincie Judea zou Jezus gekruisigd zijn.
De eerste volgelingen van Jezus verspreiden het christelijke geloof over het Romeinse Rijk.
Christenen in het Romeinse Rijk worden soms vervolgd en gedood.
Keizer Theodosius maakt van het christendom de staatsgodsdienst.
Het West-Romeinse Rijk komt ten einde.
Basisstof
3 Heilige Adelheid
Lees: Een heilige keizerin. Bekijk: bron 15.
a In de Middeleeuwen zagen de mensen Christus als koning van de hemel en de aarde. Hoe laat de tekenaar dat zien?
b Zijn de beweringen over Adelheids heiligverklaring juist of onjuist?
• De heiligverklaring bewijst dat Adelheid tijdens haar leven alleen goede dingen heeft gedaan. juist | onjuist
• De heiligverklaring had te maken met Adelheids status en contacten. juist | onjuist
4 Het kloosterleven
Lees: Het ontstaan van kloosters, en Het leven in een klooster.
a In 410 plunderden Germaanse Visigoten Rome. De mensen waren geschokt, maar de kerkvader Augustinus schreef dat het eigenlijk helemaal niet zo erg was. Waarom vond hij dat?
◯ Hij had met de Visigoten afgesproken dat hij een deel van de buit kreeg.
◯ Hij had een hekel aan Romeinen, omdat het geen christenen waren.
◯ Hij vond het leven op aarde niet zo belangrijk, want het ging erom in de hemel te komen.
◯ De Visigoten waren christenen en Augustinus ook, dus hij probeerde hun daden goed te praten.
b Vat de drie belangrijkste taken van kloosterlingen samen. 1 2 3
120 5 Ridders, horigen en monniken
5 Een middeleeuws klooster
Bekijk: opdrachtbron 7.
a Zet de nummers op de juiste plek in de plattegrond.
b De kruiden uit de kruidentuin waren er niet alleen om het eten lekkerder te maken.
Bedenk waarvoor een klooster ze ook nog nodig had.
gastenzaal
eetzaal en wijnkelder slaapzaal bibliotheek woning van de broeder-arts woningen horigen ziekenzaal
voorraadkamers school woning van de abt 1 2 3 4 5 6 7 8 stallen kruidentuin kloostergang en binnenhof kippen- en ganzenhokken kerkhof boomgaard kerk werkplaats
Plattegrond van het middeleeuwse klooster Sankt Gallen in Zwitserland.
6 Schenkingen
Lees: Het leven in een klooster. Bekijk: bron 16.
a Citeer een zin uit de tekst die past bij bron 16. Leg je keuze uit.
b Bedenk waarom koningen en edelen grond en andere goederen schonken aan kloosters.
c Rijkdom hing in de vroege Middeleeuwen vooral af van de hoeveelheid grond die je bezat. Dat had te maken met het type samenleving. Welk type was de vroegmiddeleeuwse samenleving?
121 5.3 De verspreiding van het christendom
7
De doop van koning Clovis
Je oefent: Betrouwbaarheid van bronnen.
Lees: De bekering van Clovis, en bron 17.
a Waarom was het belangrijk dat Clovis christen werd? Twee antwoorden op deze vraag:
1 Missionarissen kregen daarna geen steun meer van de Frankische koningen.
2 Door zijn doop kreeg Clovis meer steun van de oorspronkelijke bevolking van Frankrijk.
Zijn de antwoorden juist of onjuist?
◯ Antwoord I is juist. Antwoord II is onjuist.
◯ Antwoord I is onjuist. Antwoord II is juist.
◯ Antwoord I en II zijn allebei onjuist.
◯ Antwoord I en II zijn allebei juist.
b Vrouwen hadden in de Middeleeuwen officieel niet veel macht, maar bron 17 bewijst dat ze wél invloed konden hebben. Leg dit uit.
c De schrijver van bron 17 was een bisschop. Met welke bedoeling schreef hij dit verhaal, denk je?
◯ Hij wilde laten zien dat de Franken veel dapperder waren dan de Alemannen.
◯ Hij wilde bewijzen dat de god van de christenen de enige ware god was.
◯ Hij wilde mannen adviseren om beter naar hun vrouw te luisteren.
◯ Hij wilde bewijzen dat het fijn is om oorlog te voeren.
d Leg uit wat zegt dit over de betrouwbaarheid van de bron.
8 De scheiding van kerk en staat
Het belang van geschiedenis: In de vroege Middeleeuwen hielpen koningen en de kerk elkaar. In onze tijd is dat anders. Maar niet overal. Bij geschiedenis leer je hierover nadenken.
Lees: Kerk en staat.
a Is er in deze situaties een scheiding tussen kerk en staat? Kies steeds het juiste antwoord.
In Frankrijk mogen in openbare gebouwen geen religieuze symbolen worden gedragen of opgehangen.
In Iran kunnen de hoogste geestelijke leiders wetten van het parlement tegenhouden.
Een speciaal politiecorps controleert in Saoedi-Arabië of iedereen zich houdt aan de religieuze regels.
De paus is de leider van de katholieken en het staatshoofd van Vaticaanstad.
De meerderheid van de Turkse bevolking is moslim, maar andere godsdiensten hebben volgens de wet gelijke rechten.
In Afghanistan moeten vrouwen hun gezicht bedekken, omdat dat in de Koran staat.
De staat betaalt in Nederland voor openbare, christelijke, joodse en islamitische scholen zolang het onderwijs er van goede kwaliteit is.
Ja Nee
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯ 122 5 Ridders, horigen en monniken
b Was er in de vroege Middeleeuwen in West-Europa een scheiding van kerk en staat?
Leg je antwoord uit.
9 Bonifatius, de Friezen en de Saksen
Lees: De bekering van heel Europa. Bekijk: bron 18.
a Sommige dagen van de week zijn genoemd naar Germaanse goden. Bedenk bij elke god welke dag dat is.
Donar:
Wodan: Freya:
b Bonifatius was een missionaris en een martelaar. In het bovenste deel van bron 18 is Bonifatius afgebeeld als , want hij
In het onderste deel is hij afgebeeld als , want hij
10 Bijgeloof
Je oefent: Feit en mening.
Lees: De bekering van heel Europa, en opdrachtbron 8.
Als een volk was bekeerd bleven er vaak gewoontes en ideeën uit het oude geloof bestaan. De kerk noemde dat ‘bijgeloof’.
a Hoe noemt Agobard de mensen die in luchtschepen geloven?
Dit is een feit / mening, want
b Bedenk waarom Agobard zich zo druk maakt over ‘bijgeloof’. Houd rekening met zijn beroep.
Een bisschop beschrijft wat mensen geloven:
“ In die streek gelooft iedereen dat hagel en onweer door mensen worden gemaakt. Ze geloven dat de toverspreuken van stormmakers de stormen veroorzaken. Ik heb mensen meegemaakt die zo dom zijn dat ze geloven dat er een land bestaat, Magonia, waar schepen vandaan komen die in de wolken varen. In die schepen wordt de oogst die door de hagel is vernield naar Magonia vervoerd. De mensen in die vliegende schepen betalen de stormmakers en nemen het graan en de andere gewassen mee. Ooit had een stelletje stommeriken vier mensen vastgebonden. De zotten beweerden dat die mensen uit de luchtschepen waren gevallen. Ze waren van plan hen te stenigen.”
Naar: Agobard van Lyon, Over hagel en donder (negende eeuw).
OpDRaCHtbRON 8
123 5.3 De verspreiding van het christendom
11 De verspreiding van het christendom
Je oefent: Chronologie.
Nummer de gebeurtenissen in chronologische volgorde.
Germaanse stammen bekeren zich tot een ‘verkeerde’ christelijke stroming.
Clovis laat zich dopen.
De Noormannen en de Slaven bekeren zich tot het christendom.
Bonifatius wordt vermoord.
Willibrord werkt als missionaris bij de Friezen.
Karel de Grote dwingt de Saksen om christelijk te worden.
12 Het belang van de kloosters
a Om welke redenen waren kloosters belangrijk?
☐ Dat mensen van alle geloven monnik mochten worden, zorgde voor meer begrip tussen mensen uit verschillende culturen.
☐ Kloosters verzorgden zieken en boden reizigers onderdak.
☐ In kloosters woonden de bisschoppen die hielpen bij het bestuur van het land.
☐ Sommige kloosters hadden grote domeinen met veel horigen.
☐ Teksten uit de oudheid bleven behouden.
☐ Vanuit kloosters verspreidden missionarissen het christelijke geloof.
b Schrijf achter elk goed antwoord bij opdracht a waar het bij hoort: politiek, economisch, religieus, sociaal of cultureel gebied.
13 De samenwerking tussen geestelijken en koningen
a Soms hielpen geestelijken de koning, bijvoorbeeld bij het besturen van het land.
Noem nog een voorbeeld.
b Andersom hielpen koningen de geestelijken, bijvoorbeeld door de paus en bisschoppen tegen hun vijanden te beschermen. Noem nog een voorbeeld.
LEERDOELEN
• Je kunt beschrijven hoe het christendom werd verspreid: 7, 9, 10, 11.
• Je kunt uitleggen om welke vier redenen kloosters belangrijk waren: 4, 5, 6, 12.
• Je kunt beschrijven hoe en waarom vorsten en geestelijken samenwerkten: 3, 6, 7, 13.
Wat weet je nu?
124 5 Ridders, horigen en monniken
5.4 Een nieuw geloof: de islam
Wat weet je al?
1 Soorten geloven
Vul in. De Grieken en de Romeinen geloofden in meerdere goden tegelijk. Dit heet . Het jodendom en het kennen maar één god. Dit heet . Zowel voor joden als voor christenen is een heilige stad.
Basisstof
2 Het ontstaan van de islam
Lees: De Slag bij Badr. Bekijk: bron 19.
a In welk land ligt Mekka? Zoek het op als je het niet weet.
◯ Saoedi-Arabië
◯ Egypte
◯ Iran ◯ Israël
◯ Irak
b Afbeeldingen van Mohammed zijn zeldzaam. Zoek online op hoe dat komt.
c Hadden de Arabieren vóór Mohammed een monotheïstisch of een polytheïstisch geloof?
Leg je antwoord uit.
d Mohammed ontmoette als koopman mensen uit allerlei streken, ook joden en christenen. Wat vind je daarvan terug in zijn nieuwe geloof?
3 Aansluiten bij het oude
Lees: Een nieuwe godsdienst. Bekijk: opdrachtbron 9.
a Heeft de Ka’aba nog dezelfde functie als in de tijd vóór Mohammed? Gebruik in antwoord opdrachtbron 9 als voorbeeld.
b Het gebeurt vaker dat een nieuw geloof de heilige plekken van een ouder geloof overneemt. Waarom zou dat gebeuren, denk je?
125
Een nieuw geloof: de islam
5.4
c Je hebt in paragraaf 5.3 gelezen dat christelijke missionarissen Germaanse heiligdommen gebruikten.
Hoe deden zij dat?
4 Arabische veroveringen
Je oefent: Oorzaak en gevolg, en Chronologie.
OpDRaCHtbRON 9
Een moslim kijkt door de glazen plaat in de Ka’aba waarachter de meteoriet is ingemetseld. Volgens de islam komt de steen uit het paradijs en is hij door een engel aan de mensen gegeven.
Lees: De Arabische veroveringen. Bekijk: bron 20.
a Noem drie oorzaken van de snelle Arabische veroveringen.
b Nummer de gevolgen van de veroveringen in chronologische volgorde.
Het koninkrijk van de Visigoten houdt op te bestaan.
Karel Martel krijgt veel aanzien door zijn overwinning.
De Arabieren heersen over het Midden-Oosten.
In Constantinopel breekt paniek uit.
Christenen in Noord-Afrika komen onder het gezag van moslims.
5 Tolerantie voor andere geloven
Lees: Mensen bekeren zich tot de islam, en bron 21.
a Wat betekent het woord tolerant? Zoek het op als je het niet weet.
b Leg uit dat moslims voor die tijd tolerant waren voor sommige andere geloven.
c Waren de moslims tolerant voor álle andere geloven? Leg je antwoord uit.
d Leg met behulp van bron 21 uit waarom veel christenen uiteindelijk toch moslim werden.
126
Ridders, horigen en monniken
5
De islam als wereldgodsdienst
Het belang van geschiedenis: Bij geschiedenis leer je hoe de islam een wereldgodsdienst werd.
Lees: opdrachtbron 10.
Maak de tekst compleet. Je houdt twee woorden over.
Indonesië – handel – Marokko – ontstaan – oorlog – Saoedi-Arabië – Turkije – verboden.
Het land met het hoogste percentage moslims is -
De islam is in dat land . is het land met het grootste aantal moslims. De islam is daar door terechtgekomen.
Immigranten uit vooral en brachten de islam naar Nederland.
OpDRaCHtbRON 10
Moslimbevolking in diverse landen, 2023. Uit: CIA, The World Factbook.
7 Karel en Haroen vergeleken
Lees: Kalief Haroen ar-Rashid.
Karel de Grote en Haroen ar-Rashid waren tijdgenoten. Beiden regeerden over een groot rijk. Maar er zijn ook verschillen tussen de twee rijken. Schrijf nummers van de zinnen op de juiste plek in het schema.
1 Er zijn banken.
2 Er is geen officiële hoofdstad.
3 Mensen leren veel van de Grieken, Perzen en Indiërs.
4 De hoofdstad heeft bijna een miljoen inwoners.
5 Goed opgeleide ambtenaren besturen het rijk.
Rijk van Karel de Grote
6 Er is minder handel dan vroeger.
7 Er is handel met alle delen van de toen bekende wereld.
8 Veel van de Klassieke cultuur is verloren gegaan.
9 Edelen en geestelijken helpen in het bestuur.
10 Er is weinig geld in omloop.
Rijk van Haroen ar-Rashid
Hoofdstad
Bestuur
Handel
Geld en banken
Cultuur en wetenschap
6
Totale bevolking Aantal moslims Percentage van de bevolking Nederland 17.463.930 873.179 5% Marokko 37.067.420 36.696.746 99% Turkije 83.593.483 83.426.296 99,8% Saoedi-Arabië 35.939.806 28.571.770 100% Indonesië 279.476.346 243.144.421 87,2%
127 5.4 Een nieuw geloof: de islam
8
Goede contacten tussen Karel en Haroen
Lees: Kalief Haroen ar-Rashid, en bron 22.
a In paragraaf 5.1 heb je geleerd waarom Einhard een biografie van Karel de Grote schreef. Wat was zijn bedoeling?
b Het is niet waar dat Haroen aan Karel macht gaf over de plek waar Jezus zou zijn begraven. Ook was de olifant die hij Karel gaf niet zijn enige olifant.
Waarom beweert Einhard deze dingen dan, denk je?
9 Een olifant voor Karel
Lees: bron 22. Bekijk: opdrachtbron 11.
a Isaak en Abul Abaz namen een omweg: de route is niet de kortste. Hoe kwam dat? Twee antwoorden:
1 De relatie tussen Haroen ar-Rashid en de Byzantijnse keizer was waarschijnlijk niet goed.
2 Scheepvaarders konden zware vrachten over de Middellandse Zee vervoeren.
Zijn de antwoorden juist of onjuist?
◯ Antwoord I is juist. Antwoord II is onjuist.
◯ Antwoord I is onjuist. Antwoord II is juist.
◯ Antwoord I en II zijn allebei onjuist.
◯ Antwoord I en II zijn allebei juist.
b Stel je voor hoe de mensen langs de route in Italië en Frankrijk reageerden toen ze Abul Abaz zagen. Noem twee mogelijke reacties en leg je antwoord uit.
c In 810 nam Karel zijn olifant mee toen hij oorlog ging voeren tegen de Noormannen.
Bedenk waarom hij dat deed.
Zee
rijk rijk van Haroen ar-Rashid
Zee
OpDRaCHtbRON 11
De route die Karels dienaar Isaak aflegde met de olifant Abul Abaz.
Middellandse
Zwarte
Tunis
Aken
Bagdad
Frankische Rijk
500 km 250 0
Byzantijnse
128 5 Ridders, horigen en monniken
10 De moskee van Córdoba
Bekijk: bron 23.
Tijdens je vakantie in Spanje bezoek je met je ouders de stad Córdoba. Opeens staan jullie voor de Mezquita. Je ouders snappen er niets van: zo’n prachtig, oosters uitziend gebouw, in Spanje! Hoe kan dat nou? Jij legt uit hoe het zit en besluit ze meteen een kleine rondleiding te geven. Gelukkig heb je thuis al informatie gezocht. Schrijf een spiekbriefje waarin staat:
• wat de oorspronkelijke functie van het gebouw was en bij welk geloof het hoorde
• hoe dat geloof zich verspreidde
• waarom dat zo snel ging
• hoe het kwam dat de Arabieren in Spanje de baas waren
• hoe het gebouw eruitziet. Maak daarbij gebruik van bron 23.
LEERDOELEN
• Je kunt uitleggen hoe de islam ontstond en zich verspreidde: 2, 3, 4, 5, 6, 10.
• Je kunt voorbeelden geven van de bloeiende cultuur van de Arabieren: 7, 10.
Wat weet je nu?
129 5.4 Een nieuw geloof: de islam
Het Byzantijnse Rijk
1 De macht van de keizer
Lees: Stenen voor de keizer. Bekijk: bron 24.
De Byzantijnse keizers hadden veel macht, maar was die onbeperkt?
Zoek het uit door aan te geven of de zinnen waar of niet waar zijn.
Een keizer moest rekening houden met de inwoners van de hoofdstad.
Het was belangrijk dat een keizer liet zien dat hij gelovig was.
Het volk respecteerde een keizer altijd, wat hij ook deed.
Als een keizer een uitstapje maakte, kon hij maar beter een lijfwacht meenemen.
Een keizer mocht zich niet bemoeien met de evenementen in het Hippodroom.
De conclusie is dat een keizer onbeperkte macht had.
2 Het bestuur van het Byzantijnse Rijk
Lees: Net als de Romeinen, en De Byzantijnse kerk.
Waar Niet waar
a Wie had vanaf de tijd van Augustus de meeste macht: de senaat of de keizer? Leg je antwoord uit.
b Welke zin uit de tekst laat zien dat dit in het Byzantijnse Rijk ook zo was?
◯ ‘De Byzantijnen spraken Grieks, maar ze zagen zichzelf als Romeinen.’
◯ ‘De keizer had goed opgeleide ambtenaren in dienst, die de belastingen inden en verafgelegen delen van het rijk bestuurden.’
◯ ‘Net als de Romeinse keizers probeerde de Byzantijnse keizer het volk tevreden te houden met “brood en spelen”.’
◯ ‘Ook al kwamen ze soms in verzet, hij eiste absolute gehoorzaamheid van zijn onderdanen.’
3 De verdediging van het Byzantijnse Rijk
Lees: Net als de Romeinen. Bekijk: opdrachtbron 12.
a Welke twee oorzaken noemt de tekst voor het lange voorbestaan van het Byzantijnse Rijk?
b Een andere oorzaak was een geheime uitvinding die ‘Grieks vuur’ werd genoemd.
Beschrijf met behulp van opdrachtbron 12 hoe het ‘Grieks vuur’ werd gebruikt.
c Welke vloeistof de Byzantijnen voor het Grieks vuur gebruikten, is nog steeds niet bekend. Leg uit waarom ze hun uitvinding geheimhielden.
5.5
WERELDGESCHIEDENIS
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
130 5 Ridders, horigen en monniken
OpDRaCHtbRON 12
Byzantijnse zeelui gebruiken hun geheime wapen: ‘Grieks vuur’. Tekening uit de twaalfde eeuw.
4 De puinhopen van Justinianus
Je oefent: Betrouwbaarheid van bronnen.
Lees: Net als de Romeinen, en opdrachtbron 13.
a Twee beweringen over opdrachtbron 13:
1 De opdrachtbron geeft een oorzaak voor het snelle verlies van de heroverde gebieden: door de maatregelen van Justinianus waren daar veel mensen ontevreden.
2 De opdrachtbron is betrouwbaar, want de schrijver, die alleen feiten beschrijft, was een hoge ambtenaar en was dus goed op de hoogte.
Zijn de beweringen juist of onjuist?
◯ Bewering I is juist. Bewering II is onjuist. ◯ Bewering I en II zijn allebei onjuist.
◯ Bewering I is onjuist. Bewering II is juist. ◯ Bewering I en II zijn allebei juist.
b De schrijver van de bron, Procopius, hield zijn Geheime geschiedenis verborgen. Bedenk waarom.
Een hoge ambtenaar schrijft over keizer Justinianus:
“ Nadat hij de Germaanse Vandalen in Noord-Afrika had verslagen deed Justinianus niets om ervoor te zorgen dat de inwoners de Byzantijnen trouw zouden blijven. Het eerste wat hij deed – kun je je het voorstellen! – was belastingambtenaren naar het gebied sturen. Die moesten de waarde van de grond bepalen. Daarna hief hij heel zware belastingen en eigende hij zich de waardevolste landgoederen toe.
Vervolgens verbood hij gelovigen die hij als slechte
OpDRaCHtbRON 13
5 Opdracht 5
christenen beschouwde hun religieuze diensten te houden. Tot slot betaalde hij de soldaten niet op tijd hun loon uit en maakte hij het hun op alle mogelijke manieren lastig. Het gevolg was dat er opstanden uitbraken, die tot grote verwoestingen leidden. De reden was dat Justinianus het niet kon laten overal een puinhoop van te maken; hij genoot er gewoon van overal chaos en wanorde te veroorzaken.”
Naar: Procopius, De geheime geschiedenis (rond 550).
Lees: De Byzantijnse kerk. Bekijk: bron 25. a Beschrijf in twintig à dertig woorden hoe Justinianus is afgebeeld.
131 5.5 Het Byzantijnse Rijk Wereldgeschiedenis
b Citeer twee zinnen uit ‘De Byzantijnse kerk’ waarbij de bron past.
6 Ruzie tussen paus en patriarch
Je oefent: Oorzaak en gevolg.
Noem drie oorzaken voor de ruzie tussen de paus en de patriarch.
7 De doop van Volodymyr
Bekijk: opdrachtbron 14.
a In welk land ligt Kiev? Zoek het op als je het niet weet.
b Leg met opdrachtbron 14 uit waarom Oost-Europese christenen dezelfde regels en gewoonten hadden als Byzantijnse christenen. Denk aan de gevolgen van de bekering van Clovis!
8 Schriften vergelijken
OpDRaCHtbRON 14
Byzantijnse priesters dopen in 988 Volodymyr, de vorst van het machtige Rijk van Kiev (tekening uit de vijftiende eeuw).
Hieronder staat de naam van Constantinopel in vier verschillende schriften.
Koppel iedere schrijfwijze van Constantinopel aan het juiste schrift.
Arabisch schrift • • Constantinopel
Cyrillisch schrift
Grieks schrift
Latijns schrift
LEERDOELEN
• Je kunt uitleggen hoe het Byzantijnse Rijk bestuurd en verdedigd werd: 1, 2, 3, 4.
• Je kunt uitleggen waarom het christendom in Oost-Europa anders is dan in West-Europa: 5, 6, 7, 8.
1
2 3
• • لقُسْطَنْطينيّة
• • Константинополь
• • Κωνσταντινούπολις
132 5 Ridders, horigen en monniken
Op onderzoek in de vroege Middeleeuwen
1 Bronnen over Theophanu
Je oefent: Soorten bronnen.
Lees: Een Byzantijnse prinses in het Westen. Lees en bekijk: bron 26 tot en met 31, en opdrachtbron 15.
Voor je onderzoek moet je eerst je bronnen indelen. Geef van alle bronnen en opdrachtbronnen in deze paragraaf aan wat voor soort bron het is.
2 Een vrouw met macht
Lees: bron 27, 29 en 30. Bekijk: bron 26.
a Wat doet Jezus Christus, in bron 26?
b Twee beweringen:
1 De bron wil laten zien dat Jezus de echte heerser is en dat Otto en Theophanu in zijn naam regeren.
2 Volgens de bron heeft niet alleen Otto macht, maar ook Theophanu.
Zijn de beweringen juist of onjuist?
◯ Bewering I is juist. Bewering II is onjuist.
◯ Bewering I is onjuist. Bewering II is juist.
◯ Bewering I en II zijn allebei onjuist.
◯ Bewering I en II zijn allebei juist.
c Vinden de schrijvers van bron 27, 29 en 30 dat Theophanu voor een vrouw te veel macht had? ja | nee
3 Theophanu en Adelheid
Lees: Een Byzantijnse prinses in het Westen. Bekijk: opdrachtbron 15. Opdrachtbron 15 is waarschijnlijk vóór 983 gemaakt. Bedenk waarom dat zo is.
4 Eva
Lees: bron 27 en 28.
a Welk vooroordeel heeft de schrijver van bron 27 over vrouwen?
OpDRaCHtbRON 15
Reliëf in de Sant’Ambrogiokerk in Milaan. Links en rechts staan Adelheid en Theophanu. Ze vereren een heilige, die tussen hen in staat.
VERDIEPING
bron 26 bron 27 bron 28 bron 29 bron 30 bron 31
Primair ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ Secundair ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ Geschreven ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ Ongeschreven ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐
opdrachtbron 15
133 Op onderzoek in de vroege Middeleeuwen Verdieping
b Volgens de Bijbel stammen alle mensen af van Adam en Eva, die door God werden geschapen. Ze leefden in het paradijs. Toen haalde Eva Adam over iets te doen wat God had verboden. Voor straf verdreef God Adam en Eva uit het paradijs. Bron 28 verklaart het vooroordeel van de schrijver van bron 27, want:
◯ Geestelijken vonden het onzin dat vrouwen minderwaardig waren, want de kerkvaders waren veel te streng voor vrouwen.
◯ Eva was volgens de Bijbel een slechte vrouw geweest en daarom vonden geestelijken dat alle vrouwen non moesten worden om daarvoor te boeten.
◯ De schrijver van bron 27 is een monnik en geestelijken leerden dat vrouwen minder waard waren dan mannen, omdat Eva had gezondigd.
◯ Vrouwen waren in de Middeleeuwen de baas geworden over hun mannen door wat Eva in het paradijs had gedaan.
5 ‘Grieken’
Lees: bron 29.
a Waar is Theophanu, in het visioen van de non?
b De schrijver van bron 29 noemt de Byzantijnse Theophanu een ‘Griekse’, omdat ze Grieks sprak. Welk vooroordeel had hij over de ‘Grieken’?
◯ Ze weten niet hoe je moet bidden.
◯ Ze zijn altijd ontevreden.
◯ Ze proberen altijd geld te verdienen door dure spullen te verkopen.
◯ Ze zijn verwend en te veel gewend aan luxe.
6 Het oordeel van Odilo
Je oefent: Betrouwbaarheid van bronnen.
Lees: bron 30.
Kies de juiste woorden. Odilo is de abt | graaf van Cluny. Hij is positief | negatief over Theophanu. Volgens hem was ze erg egoïstisch | zorgzaam. Dat hij zo over Theophanu schrijft, heeft te maken met de ruzie met haar man | schoonmoeder. Die had immers het klooster | kasteel van Odilo gesteund. Daarom is Odilo een betrouwbare | onbetrouwbare bron voor Theophanu’s karakter.
7 Theophanu en Nijmegen
Bekijk: bron 31.
Zoek online naar informatie die verklaart waarom Nijmegen zo trots is op Theophanu.
8 De conclusie
a Geef je conclusie: ben je het eens met de stelling dat Theophanu werd gehaat omdat ze een vrouw met macht was? Houd rekening met je antwoorden bij de opdrachten.
b Teken op een los blaadje een stripverhaal van ongeveer acht plaatjes.
Vertel daarin de belangrijkste gebeurtenissen uit het leven van Theophanu en laat zien hoe mensen over haar dachten.
134 5 Ridders, horigen en monniken
Afsluiting
1 Leerdoelen en de tijdbalk
Schrijf bij elke gebeurtenis eerst het jaartal en daarachter een leerdoel dat erbij past.
a Verovering van Spanje door moslims.
b Karel de Grote wordt tot keizer gekroond.
c Het Frankische Rijk wordt in drieën gedeeld.
d Doop van koning Clovis.
2 Leerdoelen en de kaart
Bekijk: bron 32.
Koppel elke plaats aan het leerdoel dat erbij past.
Córdoba • • Je kunt met een voorbeeld aantonen dat er ook nog handel bestond.
Dorestad • • Je kunt voorbeelden geven van de cultuur van de Arabieren in de Middeleeuwen.
Aken • • Je weet hoe het rijk van de Franken ontstond, groeide en uiteenviel.
Mekka • • Je kunt beschrijven hoe het christendom werd verspreid.’
Rome • • Je kunt uitleggen hoe de islam ontstond.
3 Leerdoelen en begrippen
Hieronder staan twee leerdoelen met daaronder drie begrippen. Geef aan welk begrip niets met het leerdoel te maken heeft. Leg steeds je keuze uit.
a Je kunt beschrijven hoe het hofstelsel werkte. domein – zelfvoorzienend – leenman
b Je kunt beschrijven hoe het christendom werd verspreid. missionaris – jihad – martelaar
4 Leerdoelen en bronnen
Je oefent: Soorten bronnen.
Bekijk: opdrachtbron 16 op de volgende pagina.
a Kies de juiste woorden. Opdrachtbron 16 is een geschreven | ongeschreven en primaire | secundaire bron over de vroege Middeleeuwen.
135 Afsluiting
b Leg uit dat de bron past bij de leerdoelen:
• Je weet hoe het rijk van de Franken ontstond, groeide en uiteenviel.
• Je kunt beschrijven hoe het christendom werd verspreid.
5 Betrouwbaarheid van bronnen
Je oefent: Betrouwbaarheid van bronnen.
Lees: opdrachtbron 17.
a Welke oorzaak geeft de bron voor de verovering van Spanje door de moslims? Zijn de antwoorden op deze vraag juist of onjuist?
Arabieren en Berbers hadden ruzie met elkaar, maar de Visigoten waren onderling nog veel meer verdeeld. juist | onjuist
De moslims kwamen om te plunderen, maar ze konden heel Spanje veroveren omdat de Visigoten geen eenheid vormden. juist | onjuist
b Hoeveel jaar na de gebeurtenis is de bron geschreven?
c Hoe is de maker aan zijn informatie gekomen?
OpDRaCHtbRON 16
Deze stenen plaat was een van de vier zijkanten van het grafmonument van een Saksische krijgsman. Het werd rond 650 gemaakt. Ongeveer een eeuw later werd het verwoest door krijgsmannen van Pepijn, de vader van Karel de Grote. Waarschijnlijk deden ze dat omdat de Saksische krijgsman niet was begraven zoals dat volgens christenen moest.
d Met welke bedoeling heeft hij de bron geschreven? Kies het juiste antwoord.
◯ Hij wil bewijzen dat Roderik een goede koning was, die door laf verraad om het leven kwam.
◯ Hij wil duidelijk maken dat de moslims Spanje hebben bevrijd van de vreselijke Visigoten.
◯ Hij wil gewoon een spannend verhaal vertellen.
◯ Hij wil laten zien dat de Visigoten door hun onderlinge geruzie Spanje iets heel ergs hebben aangedaan.
e Trek je conclusie: hoe betrouwbaar is dit verhaal?
Een christelijke schrijver uit Spanje vertelt over de verovering van het land door moslims:
“ In het jaar 711 greep Roderik door een gewelddadige opstand de macht over de Visigoten. Hij regeerde maar één jaar. Hij verzamelde zijn legers om te vechten tegen de Arabieren en Berbers die Spanje plunderden. Roderik trok naar de bergen in het zuiden om tegen hen te vechten. Bijna heel het leger
OpDRaCHtbRON 17
van de Visigoten sloeg op de vlucht. Ze waren alleen met Roderik meegekomen om hem te bedriegen, omdat ze een andere koning wilden. Roderik sneuvelde. Zo kwam er niet alleen een einde aan Roderiks koningschap, maar ging ook het vaderland verloren. Wie is in staat zulke vreselijke rampen te vertellen? Het is onmogelijk de ondergang van Spanje en haar ongeluk te beschrijven. ”
Naar: De Mozarabische kroniek (754).
136 5 Ridders, horigen en monniken
Het Byzantijnse Rijk
De Beknopte geschiedenis van Johannes Skylitzes (rond 1070) is een belangrijke bron voor de geschiedenis van het Byzantijnse Rijk. Hieronder staan vijf zinnen uit die kroniek. Schrijf de leerdoelen op uit de paragraaf over het Byzantijnse Rijk en schrijf achter elk leerdoel het nummer van een zin die erbij past. Bij één leerdoel passen twee zinnen.
1 ‘Keizer Constantijn verloofde zich met Helena en niet lang daarna werden ze door de patriarch met elkaar getrouwd.’
2 ‘Ze wachtten tot de wind uit de juiste richting waaide; toen voeren ze met hun schepen naar de vijand en verbranden veel van de vijandelijke schepen met Grieks vuur.’
3 ‘Olga, de weduwe van de vorst van Kiev, kwam naar Constantinopel; ze werd gedoopt en was heel vroom.’
4 ‘Keizer Nikephoros gaf tijdens de paardenraces een stel soldaten opdracht met elkaar een schijngevecht te houden om het publiek te vermaken.’
5 ‘Toen Basileios aan de macht kwam, benoemde hij meteen mensen in de hoogste functies die erom bekend stonden dat ze zich niet lieten omkopen.’
7 Personen en hun rol in de geschiedenis
Hieronder staan omschrijvingen van personen die belangrijk waren in de vroege Middeleeuwen.
a Noem de persoon die bij de omschrijving past.
1 Deze vrouw had volgens middeleeuwse bronnen invloed op de bekering van een Frankische koning tot het christendom.
2 Hij verzette zich met het Friese volk tegen Franken en hun missionarissen.
3 Tijdgenoot van Karel de Grote en leider van de moslims.
4 De laatste Frankische keizer die over het hele rijk regeerde.
5 Nadat hij de moslims in 732 had verslagen, trokken die zich terug in Spanje.
6 Als beloning voor zijn hulp kroonde hij de Frankische koning tot keizer.
b Zet bij elk van de leerdoelen hieronder het nummer van de persoon bij opdracht a die erbij past.
• Je kunt beschrijven hoe het christendom werd verspreid.
• Je kunt beschrijven hoe en waarom vorsten en geestelijken samenwerkten.
• Je kunt uitleggen hoe de islam ontstond en zich verspreidde.
6
137 Afsluiting
6 Koningen, burgers en kruisvaarders
Oriëntatie
1 Kathedralen
Lees: De kathedraal van Troyes. Bekijk: bron 1, en opdrachtbron 1.
a Als je vanaf het platteland een oude Franse stad nadert, zie je in de verte vaak als eerste de kathedraal van die stad. Leg met behulp van bron 1 uit waarom dat zo is.
b Beschrijf wat de mannen in opdrachtbron 1 aan het doen zijn. Ga van links naar rechts.
OpDRaCHtbRON 1
Op dit gebrandschilderde raam in de kathedraal van Chartres in Frankrijk zijn ambachtslieden hard aan het werk (dertiende eeuw).
c Citeer uit ‘De kathedraal van Troyes’ de zin waarbij opdrachtbron 1 past.
2 Tijd van steden en staten
Bekijk: de tijdbalk.
a Kleur de Tijd van steden en staten.
b Historici noemen deze tijd de tweede helft van de M .
500 700 900 1100 1300 1500 1700
138 6 Koningen, burgers en kruisvaarders
3 Van vroege naar late Middeleeuwen
Lees: In dit hoofdstuk.
a Hieronder staan vijf zinnen. Kies steeds het juiste woord.
1 Aan het einde van de vroege Middeleeuwen verloren koningen | bisschoppen veel macht.
2 Hoge edelen | abten regeerden hun gebieden bijna onafhankelijk.
3 De meeste mensen waren monnik | boer
4 Vaak waren ze leenmannen | horigen: ze mochten het domein niet verlaten.
5 De weinige steden waren klein | groot
b Geef bij elke zin van opdracht a aan wat er veranderde in de late Middeleeuwen.
4 De kroning van een koning
Het belang van geschiedenis: Als een koning wordt gekroond is dat een hele gebeurtenis. Veel rituelen tijdens de ceremonie zijn al eeuwen hetzelfde. Bij geschiedenis leer je die herkennen.
Bekijk: bron 2 en 3.
a Noem drie overeenkomsten tussen een middeleeuwse kroning en de kroning van Charles III. Let op personen, kleding en voorwerpen.
b Hoe komt het dat er zoveel overeenkomsten zijn? Kies de juiste antwoorden.
☐ Het Britse koningshuis is arm en moest daarom oude spullen gebruiken voor de kroning van Charles III.
☐ De meeste Europese monarchieën zijn in de Middeleeuwen ontstaan. Daarom gebruiken ze nog steeds ceremonies uit die tijd.
☐ Plechtige ceremonies veranderen meestal niet snel.
☐ Koning Charles is een heel ouderwetse man; er mag van hem niets veranderen.
☐ Er was in het Verenigd Koninkrijk ruim zeventig jaar geen kroning geweest en ze wisten niet meer hoe het moest. Daarom keken ze het af van middeleeuwse tekeningen.
c Heeft een Europese koning of koningin tegenwoordig evenveel macht als in de Middeleeuwen?
Leg uit waarom wel of niet. Weet je het niet, lees dan ‘Staat en staatshoofd’ in paragraaf
2.3 nog eens.
Oriëntatie
1
2 3 4 5
139
6.1 De middeleeuwse stad
Wat weet je al?
1 Soorten samenlevingen
Je hebt in de vorige hoofdstukken drie soorten samenlevingen leren kennen. Welke soort samenleving was er in de tijd van Grieken en Romeinen?
En in de vroege Middeleeuwen?
Basisstof
2 Bankzaken
Je oefent: Soorten bronnen.
Lees: In een middeleeuwse bank, en opdrachtbron 2.
Bekijk: bron 4.
a Tegenwoordig hebben banken nog maar weinig kantoren waar je als klant naartoe kunt gaan. Waarom is dat?
☐ Mensen gebruiken minder munten en papiergeld dan vroeger.
☐ Als je op reis bent, kun je in de meeste landen met je pinpas of creditcard betalen.
☐ Banken hebben alleen nog maar heel rijke mensen als klant.
☐ Alle landen in de wereld gebruiken de euro of de dollar, dus je hoeft niet steeds geld te wisselen.
☐ Als je een niet al te groot bedrag wilt lenen, regel je dat nu online.
b Leg uit of opdrachtbron 2 een primaire of een secundaire bron over de Middeleeuwen is.
c Past bron 4 bij de informatie uit opdrachtbron 2? Leg je antwoord uit.
3 Het drieslagstelsel
Een Belgische historica schrijft over vrouwen en bankzaken in de Middeleeuwen:
“ Vrouwen ondervonden meer hindernissen dan mannen als ze bankzaken wilden doen. Toch groeiden sommige vrouwen uit tot belangrijke spelers op de geldmarkt. Vaak waren zij rijke singles of weduwen, die al heel wat geld bezaten en daar mee konden doen wat ze wilden. Investeringen in leningen en gebouwen gaven hun een vast inkomen.”
Naar: Andrea Bardyn, Wijvenwereld (2019). OpDRaCHtbRON 2
Lees: Van het platteland naar de stad. Bekijk: opdrachtbron 3 op de volgende pagina.
a In opdrachtbron 3 zie je hoe boeren bij het drieslagstelsel de grond in drie stukken opdeelden. Schrijf in de eerste kolom van het schema op de juiste plek: wintergraan – braak – zomergraan In het volgende jaar schoof het gebruik van elke akker een plaatsje op. En het jaar daarop weer. Zo werd elke akker elke drie jaar één keer gebruikt voor wintergraan, één keer voor zomergraan en één keer als weidegrond. Vul het schema helemaal in.
zomer jaar 1 zomer jaar 2 zomer jaar 3
akker A
akker B
akker C
b Bedenk twee voordelen die een boer had als hij zijn braakliggende akker gebruikte als weide.
140 6 Koningen, burgers en kruisvaarders
OpDRaCHtbRON 3
Een middeleeuws dorp in de zomer. Op één akker groeit zomergraan. Een andere akker is geploegd; er zal later wintergraan in worden gezaaid. Een derde akker ligt braak en wordt gebruikt als weidegrond.
4 Verhoging van de landbouwproductie
Je oefent: Oorzaak en gevolg.
Lees: Van het platteland naar de stad.
a Het drieslagstelsel was niet de enige oorzaak van de grotere landbouwproductie. Noem twee andere oorzaken.
b Leg in je eigen woorden uit wat het verband is tussen een landbouwoverschot en verstedelijking.
c Wat voor soort samenleving ontstond er in de late Middeleeuwen?
5 Een middeleeuwse markt
Bekijk: bron 5.
a Als je niet zou weten wanneer deze tekening is gemaakt, hoe kun je dan zien dat hij waarschijnlijk na het jaar 1000 is gemaakt?
b Welk product wordt op deze markt veel verhandeld?
c Verklaar waarom er in middeleeuwse steden juist in dit product veel handel was.
6 Van leerling tot meester
Lees: Ambachtsgilden.
a Hoe werd je meester in een ambachtsgilde? Nummer de zinnen in chronologische volgorde.
Je wordt gezel (vaste knecht).
Je doet examen: je meesterproef.
Je bent meester. Je zoekt een meester.
Je oefent in de praktijk.
Je wordt leerling.
A B dorp C
141 6.1 De middeleeuwse stad
b Ambachtsgilden hadden verschillende functies. Schrijf ze in het schema.
Economische functies
7 De bakkerij
Sociale functies
Lees: Ambachtsgilden, en Stadsbestuur. Bekijk: opdrachtbron 4.
a In opdrachtbron 4 zie je rechts de meester, links zijn vrouw en tussen hen in de leerling. Beschrijf wat de vrouw doet.
b Bedenk waarom dat belangrijk was als je lid was van een gilde.
c Citeer de zin uit de tekst ‘Stadsbestuur’ die het best past bij opdrachtbron 4.
8 Het bestuur van de stad
Lees: Stadsbestuur. Zijn de zinnen in het schema juist of onjuist?
Heren gaven stadsrechten aan steden, omdat ze er zelf ook voordeel van hadden.
OpDRaCHtbRON 4
Een middeleeuwse bakkerij, 1440.
Als een stad stadsrechten kreeg, hadden de burgers van die stad daarna niets meer te maken met de heer.
Stadsrechten waren rechten die van belang waren voor het zelfbestuur van de stad.
Alle mannelijke burgers konden lid worden van het stadsbestuur.
Vrouwen mochten niet besturen, omdat ze allemaal huisvrouw waren.
juist onjuist
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯ 142 6 Koningen, burgers en kruisvaarders
Stadszegels
Bekijk: bron 6.
Twee beweringen over Stavoren in de veertiende eeuw. Zijn ze juist of onjuist?
I Dat Stavoren dit zegel had, bewijst dat het stadje een eigen bestuur had. onjuist | juist
II Aan de afbeelding op het zegel kun je zien dat veel mensen in Stavoren van de handel of de visvangst leefden. onjuist | juist
10 Stedelijke problemen
Het belang van geschiedenis: Zowel middeleeuwse steden als moderne steden kennen problemen. Bij geschiedenis leer je dat die problemen en de manier waarop ze worden aangepakt, kunnen veranderen in de tijd.
Lees: opdrachtbron 5.
a Komt de soort overlast uit opdrachtbron 5 ook nu nog voor in Nederlandse steden?
Leg uit waarom wel of niet.
b Welke straf kun je in onze tijd krijgen als je overlast veroorzaakt?
c Zijn dit problemen van een middeleeuwse stad, een moderne stad of van allebei?
middeleeuws modern allebei
Files door het drukke verkeer.
Vechtpartijen op plekken waar veel mensen uitgaan.
Stadsmuren maken het moeilijk nieuwe woonwijken te bouwen.
Kleine criminaliteit zoals diefstal en zakkenrollen.
Luchtvervuiling door verkeer.
Overlast van ratten en ander ongedierte.
Politiek geweld doordat niet iedereen gelijke rechten heeft.
Een voorschrift van het stadsbestuur van Leiden:
“ Niemand mag voortaan nog, als hij zijn poepdoos of pishuisje schoonmaakt, drek en vuil in de gracht gooien. Men moet het op het land gooien, op een plek waar er behoefte aan is. Wie het toch doet, moet twee uur lang aan de schandpaal staan.”
Naar: Verordening van het Leidse stadsbestuur (1459).
OpDRaCHtbRON 5
11 Een brief van een koopman
Lees: Internationale contacten, en bron 7. Bron 7 past goed bij de titel van de tekst, want het is een briefwisseling | contract tussen een koopman in Frankrijk en een koopman in Engeland | Italië. Bovendien komen de goederen | schepen uit verschillende landen en werelddelen. Dat past bij een internationaal handelsnetwerk | landbouwsysteem
9
◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯
143 6.1 De middeleeuwse stad
12 Handelsnetwerken
Lees: Internationale contacten. Bekijk: bron 8.
a Welke drie producten werden vanuit het Midden-Oosten veel naar West-Europa verhandeld?
b Noem twee Italiaanse zeehavens die profiteerden van de handel met het Midden-Oosten.
c In Vlaanderen werd veel laken geproduceerd. Bedenk waarom er veel handel was tussen Vlaanderen en Engeland.
d Uit welke zeehaven zal veel wijn naar Noordwest-Europa zijn geëxporteerd?
e Welke vier producten werden veel naar West-Europa geëxporteerd via Hanzesteden langs de Oostzee?
Wat weet je nu?
13 Woorden en leerdoelen
a Schrijf de drie leerdoelen van deze paragraaf over. Laat daaronder steeds een regel leeg.
3
b Schrijf de woorden onder het leerdoel waarbij ze horen. stadsraad – hanze – burgemeester –bank – drieslagstelsel – ambachtsgilde – mannenzaak – jaarmarkt – stadsrechten – verstedelijking –meester
LEERDOELEN
• Je kunt uitleggen waarom in Europa vanaf de elfde eeuw steden ontstonden en bestaande steden groter werden: 3, 4, 5, 13.
• Je kunt beschrijven hoe de burgers hun stad bestuurden: 8, 9, 10, 13.
• Je kunt beschrijven hoe ambachtslieden en handelaren zich organiseerden: 2, 6, 7, 11, 12, 13.
1 2
144 6 Koningen, burgers en kruisvaarders
6.2 Het koninkrijk Engeland
Wat weet je al?
1 Koningen en leenmannen
a In hoofdstuk 2 leerde je wat een staat is. Weet je het nog?
Een staat is een land met .
b Twee beweringen over de politieke situatie rond het jaar 1000:
I Koningen hadden macht over de edelen aan wie ze land in leen hadden gegeven.
II Koningen hadden alleen nog echte macht in het gebied waarin hun eigen landgoederen lagen.
Zijn de beweringen juist of onjuist?
◯ Bewering I is juist. Bewering II is onjuist. ◯ Bewering I en II zijn allebei onjuist.
◯ Bewering I is onjuist. Bewering II is juist. ◯ Bewering I en II zijn allebei juist.
c Volgens sommige historici waren er rond het jaar 1000 in West-Europa geen echte staten. Leg uit waarom deze historici dit vinden.
Basisstof
2 Het Tapijt van Bayeux
Je oefent: Betrouwbaarheid van bronnen.
Lees: Een komeet voorspelt ongeluk. Bekijk: bron 9 en 10.
a Waarom was in de Middeleeuwen een wandtapijt een goede manier om een verhaal bekend te maken?
b In welk soort gebouw werd het Tapijt van Bayeux oorspronkelijk tentoongesteld?
c Waarom was dit een goede plek om het verhaal over de verovering van Engeland bekend te maken?
d Stel, je wilt onderzoeken waarom Willem van Normandië oorlog voerde tegen Harold. Is het Tapijt voor jouw onderzoek een betrouwbare bron? Geef een argument vóór en een argument tégen de betrouwbaarheid van bron 9.
Argument vóór: .
Argument tegen:
145 6.2 Het koninkrijk Engeland
Een belangrijke veldslag
Je oefent: Oorzaak en gevolg.
Lees: De Slag bij Hastings. Bekijk: opdrachtbron 6 en 7.
Geef steeds aan of het een oorzaak of een gevolg is van de Slag bij Hastings. oorzaak gevolg
De scène van opdrachtbron 6.
De scène van opdrachtbron 7.
Willem van Normandië krijgt de bijnaam ‘de Veroveraar’.
De koning van Engeland heeft geen kinderen.
De Angelsaksische edelen verliezen hun grond.
Willem wordt koning van Engeland.
Willem heeft veel kroongebied.
Harold wordt tot koning gekroond.
Een Franssprekende elite heeft de macht in Engeland.
OpDRaCHtbRON 6
Scène uit het Tapijt van Bayeux. De tekst betekent: ‘Harold legt een eed af aan hertog Willem’.
4 Willem de Veroveraar als koning
Je oefent: Standplaatsgebondenheid.
Lees: Standplaatsgebondenheid, en bron 11.
Scène uit het Tapijt van Bayeux. De tekst betekent: ‘Hier is Koning Edward overleden’.
Willem van Malmesbury, de schrijver van bron 11, schreef over zichzelf: ‘Ik ben door mijn afkomst en de voorrechten die ik heb, sterk verbonden met de Normandiërs.’
Welke zinnen over de schrijver zijn juist?
☐ Vanwege zijn goede contacten met de Normandiërs is hij erg kritisch over Willem de Veroveraar.
☐ Door zijn afkomst heeft hij de neiging de harde maatregelen van de Normandiërs goed te praten.
☐ Omdat hij een geestelijke is, vindt hij het niet goed dat Willem zo hardvochtig is.
☐ Hij heeft veel te danken aan de Normandiërs en legt daarom het bestuur van Willem de Veroveraar uit vanuit een Normandisch standpunt.
3
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
OpDRaCHtbRON 7
146 6 Koningen, burgers en kruisvaarders
De Normandische overheersing
Je oefent: Feit en mening, en Standplaatsgebondenheid.
Lees: opdrachtbron 8.
a De volgende zinnen komen uit opdrachtbron 8. Geef bij elke zin aan of het een feit is of een mening.
‘Maar toch liet hij de mensen erg veel belasting betalen’: mening | feit
‘In de lente ging hij over de zee naar Normandië’: mening | feit
‘Zijn broer Odo en graaf Willem liet hij achter als zijn plaatsvervangers’: mening | feit
‘Ze kwelden het arme volk’: mening | feit
‘Het ging van kwaad tot erger’: mening | feit.
b Kies de juiste woorden. De schrijver van de Angelsaksische kroniek is blij om | verdrietig over de komst van de Normandiërs naar Engeland, want hij geeft alleen positieve | negatieve meningen over hen.
c Leg uit dat zijn mening over de Normandiërs een voorbeeld is van standplaatsgebondenheid.
In 1067 schrijft een Angelsaksische monnik over Willem de Veroveraar:
“ Tijdens zijn kroning beloofde Willem dat hij even goed als de beste koningen vóór hem over het volk zou heersen. Maar toch liet hij de mensen erg veel belasting betalen. In de lente ging hij over zee naar Normandië. Hij nam belangrijke geestelijken, edelen en andere mensen uit Engeland mee als gijzelaars. Zijn broer Odo en graaf Willem liet hij achter als zijn plaatsvervangers. Zij bouwden kastelen in heel het land. Ze kwelden het arme volk. Het ging van kwaad tot erger. Hopelijk zorgt God ervoor dat het goed afloopt.”
Naar: De Angelsaksische Kroniek (elfde en twaalfde eeuw).
OpDRaCHtbRON 8
6 Centralisatie
Lees: Centraal bestuur, en bron 12. Bekijk: opdrachtbron 9 op de volgende pagina.
a Welke twee dingen deden de koningen van Engeland met de inkomsten uit hun kroongebied?
b Noem twee instellingen of organisaties die te maken hadden met centralisatie.
c Bij welke instelling of organisatie hoort bron 12? Leg je antwoord uit.
d Zet in opdrachtbron 9 bij alle personen het nummer van de juiste omschrijving. 1 verdachte. 2 advocaat van de verdachte. 3 rechters. 4 schrijvers en secretarissen. 5 ordebewakers. 6 verdachten wachten op hun beurt. 7 publiek.
e Bij welke instelling hoort opdrachtbron 9?
5
147 6.2 Het koninkrijk Engeland
tbRON 9
Een tekening uit de vijftiende eeuw van een Engelse instelling.
Lees: Machtsstrijd met de kerk en de adel. Bekijk: bron 13.
a De man onder in de tekening wordt door de kerk als martelaar vereerd. Leg met twee beeldelementen uit dat de tekening goed past bij het begrip martelaar. Zoek het begrip op in de begrippenlijst van hoofdstuk 5, als je het niet meer weet.
b Bedenk wie de man is.
8 De Slag bij Bouvines
Lees: Machtsstrijd met de kerk en de adel. Bekijk: bron 14. Sinds de tijd van Willem de Veroveraar bezaten Engelse koningen ook een heel groot gebied in Frankrijk. Ze hieven in Engeland belastingen om dat gebied te verdedigen tegen de Franse koning. Veel van dat geld ging naar bondgenoten, zoals de graaf van Vlaanderen.
a Wie won de Slag bij Bouvines, volgens bron 14?
De Franse koning / graaf van Vlaanderen won, want
7
. 148 6 Koningen, burgers en kruisvaarders
b Hoe reageerden de Engelse edelen toen ze het nieuws over de afloop van de veldslag hoorden?
◯ Onze koning heeft het goed aangepakt.
◯ De Franse koning is een held!
◯ Onze bondgenoot heeft het verprutst, maar voor Engeland heeft dat geen gevolgen.
◯ Onze koning heeft veel belastinggeld gebruikt, en dat was voor niets.
c Voor de Engelse adel was de Slag bij Bouvines reden om de Magna Carta op te stellen.
Leg dat uit.
Wat weet je nu?
9 De Engelse geschiedenis in vogelvlucht
Je oefent: Chronologie.
a Nummer de gebeurtenissen in chronologische volgorde.
Thomas Becket wordt kanselier van koning Hendrik II.
Willem de Veroveraar verdeelt Engelse grond onder zijn leenmannen.
Ridders van de koning doden de bisschop.
De edelen laten de koning de Magna Carta ondertekenen.
Het leger van Willem van Normandië verslaat de Angelsaksen.
De Angelsaksen nemen in Engeland de macht over van de Romeinen.
Koning Edward sterft.
b Zet in de juiste kolom: Hendrik II – koninklijke rechtbank – Hastings – ambtenaren van de universiteit – Normandische leenmannen – rekenkamer – Harold – Tapijt van Bayeux.
Verovering van Engeland Centralisatie
LEERDOELEN
• Je kunt uitleggen waarom en hoe de Normandiërs Engeland veroverden: 2, 3, 4, 5, 9.
• Je begrijpt welke gevolgen de centralisatie in Engeland had voor de macht van de koning, de adel en de kerk: 6, 7, 8, 9.
149 6.2 Het koninkrijk Engeland
6.3 Centralisatie in Frankrijk
Wat weet je al?
1 De Franse geschiedenis in vogelvlucht
Je oefent: Chronologie.
Nummer de gebeurtenissen in chronologische volgorde.
De kleinzonen van Karel de Grote verdelen het Frankische Rijk.
In het West-Frankische Rijk zijn edelen en kasteelheren hun eigen baas.
Clovis regeert over alle Franken en onderwerpt buurvolken.
Karel Martel verovert delen van Zuid-Frankrijk na zijn overwinning op de moslims.
Germaanse stammen vestigen zich tijdens de volksverhuizingen in Gallië.
De Romeinse generaal Julius Caesar verovert Gallië.
2 Een ingewikkelde politieke situatie
Vul in. Hastings – leenman – 1066 – Engeland – Normandië – koning – Franse
In veroverde hertog Willem van Engeland. Hij werd van dat land, nadat hij bij het leger van koning Harold had verslagen. Dat zorgde voor een ingewikkelde situatie, want nu bezat de koning van veel grond in Frankrijk. Voor de koning was dat erg lastig, want hoe kon hij zo’n machtige dwingen naar hem te luisteren?
Basisstof
3 Het overleg
Lees: Naar Reims!
Bekijk: bron 15.
Bedenk wat Jeanne, de koning, zijn adviseurs en de soldaten zeggen. Schrijf het in de tekstballonnen. Let op: het moet passen bij de situatie in bron 15.
4 Twee koningen
Lees: Strijd om Aquitanië, en bron 16. a Speelt de gebeurtenis in bron 16 zich voor of na 1337 af? Leg je antwoord uit.
150 6 Koningen, burgers en kruisvaarders
b Zijn de conclusies juist of onjuist?
1 Edward legt de eed af, omdat Engeland een leen is van de Franse koning. onjuist | juist
2 Edward voltooit de eed niet, omdat hij bang is dat hij te veel plichten krijgt. onjuist | juist
c Leg uit dat deze gebeurtenis te maken heeft met een van de oorzaken van de oorlog tussen Engeland en Frankrijk.
5 Oorlog tussen Engeland en Frankrijk
Lees: Strijd om Aquitanië, en De Honderdjarige Oorlog (1337-1453).
Vul in. ridders – koning – Bourgondië – Fransen – oorlog – Honderdjarige – Reims – Karel VII –Aquitanië – huurlingen – Jeanne d’Arc – 1453 – Parijs
Toen Edward III niet gehoorzaamde aan Filips VI, bezette Filips . Edward wilde bovendien van Frankrijk worden. Daardoor brak er een uit. In de eerste jaren konden de Franse niet op tegen de Engelse en boogschutters. In het begin van de vijftiende eeuw leek de situatie voor de Franse koning helemaal hopeloos.
Grote delen van het land en zelfs waren in handen van de Engelsen gevallen.
Sommige Franse edelen, zoals de machtige hertog van , steunden de Engelse koning. Maar toen en andere aanvoerders voor overwinningen zorgden, kregen de weer moed. Na de kroning van Karel in haalden ze nog meer overwinningen. In hadden de Fransen alle vijandige soldaten uit het land verdreven. Daarmee eindigde de Oorlog.
6 Bewondering voor Jeanne
Je oefent: Standplaatsgebondenheid.
Lees: De Honderdjarige Oorlog (1337-1453), en opdrachtbron 10.
a Geef twee redenen waarom het bijzonder was dat Jeanne legeraanvoerder was.
b De maker van opdrachtbron 10 bewondert Jeanne. Dat heeft te maken met standplaatsgebondenheid. Toon dit aan door het schema in te vullen.
Nationaliteit
Geslacht
Geloof
Maker van de bron
Regel uit de bron die daarbij past
Een Franse schrijfster over Jeanne d’Arc: “ Een meisje van zestien jaar!
De vijanden vluchten voor haar.
Niemand houdt tegen haar stand.
Uit Frankrijk verjaagt ze de vijand.
Kastelen en steden heeft ze heroverd. Nooit was er iemand zo dapper.
Zelfs niet de helden uit het verre verleden. God helpt haar. Dat is de reden!”
Naar: Christine de Pizan, Het verhaal van Jeanne d’Arc (1429).
OpDRaCHtbRON 10
151 6.3 Centralisatie in Frankrijk
De oorlog en de burgers
Lees: opdrachtbron 11. Bekijk: bron 17.
a Leg met behulp van opdrachtbron 11 uit waarom veel steden zich overgaven zodra de vijand voor de stadsmuren verscheen.
b Schrijf twee dingen op die de Engelsen volgens de maker van bron 17 deden nadat ze Caen hadden veroverd.
c Welke redenen hadden koningen of legeraanvoerders om hun soldaten toestemming te geven een stad te plunderen, nadat ze die hadden veroverd?
☐ Om wraak te nemen, vanwege het verzet van de burgers.
☐ Ze hoefden dan niet zoveel spullen meer te vervoeren.
☐ De soldaten kregen zo wat extra inkomsten.
☐ Andere steden zouden zich dan eerder overgeven.
8 Geschiedenis en nationalisme
Als de inwoners van de Franse stad Calais zich in 1347 na een lang beleg eindelijk willen overgeven, vertelt een Engelse legeraanvoerder hen:
“ Ik moet u waarschuwen dat onze koning niet van plan is jullie zomaar te laten gaan. Hij zal een losprijs voor jullie vragen of jullie laten doden, de keuze is aan hem. De inwoners van Calais hebben hem zoveel problemen en ergernis gegeven, dat jullie niet verbaasd moeten zijn dat hij woest is.”
Naar: Jean Froissart, Kronieken (rond 1375).
OpDRaCHtbRON 11
Het belang van geschiedenis: Oorlogen bevorderen nationalisme, en agressief nationalisme kan weer tot nieuwe oorlogen leiden. Bij geschiedenis leer je hierover.
Lees: Nationale staten, en opdrachtbron 12. Bekijk: opdrachtbron 13.
a Sommige historici denken dat de Fransen door de Honderdjarige Oorlog zich voor het eerst één volk begonnen te voelen. Toon dat aan met behulp van opdrachtbron 12.
b Leg met behulp van opdrachtbron 13 uit dat oorlog ook in onze tijd nationalisme kan bevorderen.
c Tegen welk land begon Rusland in 2022 door nationalisme een oorlog?
Een Frans liedje, geschreven rond 1420:
“ Jullie, mensen uit het dorp die van de Franse koning houden. Wees moedig om tegen de Engelsen te vechten. Bewapen jullie met een schop om hen uit te roeien. Geef ze ervan langs, als ze niet willen vertrekken!”
Naar: Verzamelde Franse historische liederen (1841).
OpDRaCHtbRON 12
OpDRaCHtbRON 13
In Rusland wordt ieder jaar op 9 mei de overwinning op Duitsland in de Tweede Wereldoorlog herdacht. Foto uit 2022.
7
1 2
152 6 Koningen, burgers en kruisvaarders
Koning Karel
Lees: Maatregelen van Karel VII.
a Wat waren geen gevolgen van de Honderdjarige Oorlog?
☐ Het kroongebied van de Franse koning was veel groter geworden.
☐ De Engelse koning verloor vrijwel al zijn gebieden in Frankrijk.
☐ Alle Franse hertogen waren voortaan trouw aan de koning.
☐ Frankrijk was veel meer een eenheid.
☐ De Staten-Generaal hadden voortaan veel macht.
b Noem drie maatregelen waarmee Karel de macht van de hertogen wilde verminderen.
10 Koning Lodewijk
Lees: Lodewijk XI. Bekijk: bron 18, en opdrachtbron 14.
a Karel wilde van Frankrijk een eenheid maken door de hertogen minder machtig te maken. Was hem dat aan het einde van zijn leven (1461) gelukt? Leg je antwoord uit met behulp van bron 18.
b Lodewijk XI heeft als bijnaam ‘de Spin’. Welke zin uit de tekst past daarbij?
◯ ‘Hij stimuleerde de handel, zodat Frankrijk rijker zou worden.’
◯ ‘Dat was goed voor zijn schatkist.’
◯ ‘Hij wachtte het juiste moment af en sloeg dan toe.’
◯ ‘Daarmee konden ze huurlingen betalen en tegen de edelman vechten.’
c Leg met behulp van bron 18 uit of Lodewijks maatregelen succes hadden.
d Lodewijk is in opdrachtbron 14 de man op het paard onder het afdakje (baldakijn).
Bedenk of de beweringen juist of onjuist zijn.
1 Lodewijk wilde met zulke optochten indruk maken en ervoor zorgen dat steden hem trouw bleven. juist | onjuist
2 De bron bewijst dat Lodewijk altijd een goede band had met de steden in Frankrijk. juist | onjuist
OpDRaCHtbRON 14
Lodewijk XI komt aan in Parijs. Tekening uit een Frans boek uit de vijftiende eeuw.
9
1 2 3
153 6.3 Centralisatie in Frankrijk
Nare gevangenissen
Je oefent: Bruikbaarheid van bronnen, en Betrouwbaarheid van bronnen.
Lees: bron 19.
Stel, je onderzoekt de centralisatiepolitiek van Lodewijk XI. Zijn de beweringen juist of onjuist?
• Bron 19 is niet bruikbaar, want hij gaat over het straffen van criminelen, niet over het vergroten van Lodewijks macht. juist | onjuist
• Bron 19 is betrouwbaar, want de schrijver wist door zijn beroep welke maatregelen Lodewijk nam. juist | onjuist
• Bron 19 is bruikbaar, want in de gevangenissen kon Lodewijk zijn politieke tegenstanders opsluiten. juist | onjuist
• Bron 19 is onbetrouwbaar, want Philippe de Commynes heeft zijn informatie van andere mensen gekregen. juist | onjuist
Wat weet je nu?
12 Oorlog en centralisatie
Zet de nummers van de gebeurtenissen en ontwikkelingen in de juiste rij van het schema.
Als er (2x) staat, moet je het nummer in twee rijen invullen.
1 Lodewijk XI steunt steden tegen edelen
2 Filips VI bezet Aquitanië
3 Karel VII voert nieuwe belastingen in
4 De Engelse koning houdt alleen Calais over
5 Edward III eist de Franse troon op
6 Karel VII verandert zijn adviesraad
7 Er komt een staand leger
8 Edward III is een leenman van de Franse koning
9 Lodewijk XI neemt Bourgondië in
10 De Franse koning heeft een groter kroongebied (2x).
Oorzaken Honderdjarige Oorlog
Gevolgen Honderdjarige Oorlog
Centralisatie
LEERDOELEN
• Je kunt de oorzaken en gevolgen van de Honderdjarige Oorlog noemen: 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 12.
• Je kunt beschrijven hoe de centralisatie in Frankrijk verliep: 9, 10, 11, 12.
11
154 6 Koningen, burgers en kruisvaarders
6.4 De kruistochten
Wat weet je al?
1 Jeruzalem
Kies steeds het juiste woord.
1 Jeruzalem is een heilige plaats voor christenen, joden en hindoes | moslims
2 In de elfde eeuw heette het gebied waarin Jeruzalem ligt Palestina | Egypte
3 Perzen | Arabieren veroverden dat gebied in de zevende eeuw.
4 Joden en christenen hoefden daarna geen moslim te worden, maar hadden minder geld | rechten
5 Nadat het Romeinse Rijk in twee stukken was verdeeld, hoorde Palestina bij het West-Romeinse | Oost-Romeinse Rijk.
Basisstof
2 Een gevaarlijke onderneming
Lees: Op naar Jeruzalem! Bekijk: bron 20.
a De West-Europeanen die naar Jeruzalem trokken, kwamen uit verschillende gebieden.
Hoe kun je dat zien in bron 20?
b Bedenk drie gevaren of problemen die deze mensen onderweg konden ondervinden.
3 Op kruistocht
Je oefent: Chronologie.
Lees: De eerste kruistocht.
a Nummer de zinnen in chronologische volgorde.
Seldjoeken veroveren Jeruzalem.
De Byzantijnse keizer vraagt de paus om hulp.
Arabieren veroveren het Midden-Oosten.
Kruisvaarders veroveren Jeruzalem. Allerlei soorten mensen gaan op kruistocht.
De paus roept op tot een kruistocht.
b Op weg naar Jeruzalem verzamelden de kruisvaarders zich in Constantinopel. De Byzantijnse keizer schrok toen hij de kruisvaarders zag. Leg uit waarom.
Hij verwachtte , maar hij zag
c Aan het einde van de kruistocht schrok de Byzantijnse keizer opnieuw. Waarom?
◯ Hij wilde een kruistocht om zijn rijk te beschermen, maar nu maakten kruisvaarders van Jeruzalem, ooit onderdeel van het Byzantijnse Rijk, een eigen koninkrijk.
◯ Hij vond het vreselijk dat de kruisvaarders in Jeruzalem een bloedbad aanrichtten, want de meeste slachtoffers waren net als hijzelf moslim.
◯ De kruisvaarders hadden Jeruzalem veroverd, maar in hun haast waren ze vergeten Constantinopel te verdedigen, zodat de Seldjoeken de stad konden veroveren.
◯ Hij had de paus gevraagd om een leger te sturen omdat hij hoopte dat de Seldjoeken de kruisvaarders zouden verslaan, maar nu hadden de kruisvaarders ineens heel veel succes.
155 6.4 De kruistochten
De oproep van Urbanus
Lees: bron 21.
a Welk gebied bedoelt de paus met het Heilige Land?
b Twee beweringen over de toespraak van Urbanus:
I Volgens de paus is Jezus Christus de echte leider van de kruistocht.
II De paus benadrukt het geweld van de Seldjoeken tegen christenen om mensen enthousiast te maken voor de kruistocht.
Zijn de beweringen juist of onjuist?
◯ Bewering I is juist. Bewering II is onjuist. ◯ Bewering I en II zijn allebei onjuist.
◯ Bewering I is onjuist. Bewering is juist. ◯ Bewering I en II zijn allebei juist.
c Urbanus noemt twee redenen voor christenen om op kruistocht te gaan. Welke?
5 Onderweg
Lees: bron 22. Bekijk: opdrachtbron 15.
a Klopte wat deze mensen deden met de oproep van paus Urbanus? Leg je antwoord uit.
b Zet de letter van iedere omschrijving bij de juiste plaats in opdrachtbron 15.
a Het einddoel van de eerste kruistocht.
b Duitse stad waar kruisvaarders joden aanvielen.
c Het startpunt van de toekomstige koning van Jeruzalem.
d Plaats vóór Jeruzalem die kruisvaarders veroverden en waar ze een eigen staat stichtten.
e Verzamelplaats van de kruisvaarders in het Byzantijnse Rijk.
Perzische Rijk
FRANKRIJK
OpDRaCHtbRON 15
1e kruistocht, 1096 - 1099 DUITSE RIJK
4
1 2
Sofia Ankara Aleppo Damascus Amman 1.000 km 500 0
Mainz Fatimieden Constantinopel Antiochië Jeruzalem
Regensburg
Bouillon
ENGELAND
PALESTINA SELDJOEKEN
BYZANTIJNSE RIJK
156 6 Koningen, burgers en kruisvaarders
Kruisvaardersstaten
Lees: Kruisvaardersstaten. Bekijk: bron 23.
a Vul in: wijk – domeinen – luxeproducten – Italië – kruisvaarders – kruisvaardersstaten
Na de verovering van Jeruzalem gingen sommige terug naar huis, andere bleven achter. Sommige edelen stichtten
Net als in Europa hadden ze er met kastelen. Kooplieden, vooral uit , gingen in havensteden langs de kust wonen. Ze woonden daar in een eigen . Vandaaruit exporteerden ze naar Europa.
b Citeer de zin uit de tekst waarbij bron 23 past.
c Vul in: Door de contacten met in het Midden-Oosten, en herontdekten de West-Europeanen kennis uit de , bijvoorbeeld sommige boeken van De bloeide daardoor op.
7 Kruistochten in Europa
Lees: Meer kruistochten. Bekijk: bron 24 en 25.
a Leg uit dat uit bron 24 blijkt dat de paus veel macht had.
b Leg met behulp van de afloop van de vierde kruistocht uit dat de mensen niet altijd naar de paus luisterden.
c Kruisvaarders wilden zo’n boek als bron 25 graag hebben. Bedenk waarom. Noem twee redenen. 1 2
d In musea in Venetië zijn in onze tijd veel kostbare Byzantijnse voorwerpen te zien. Verklaar hoe dat komt.
6
157 6.4 De kruistochten
e Zijn de beweringen over de gevolgen van de vierde kruistocht juist of onjuist?
1 De kruisvaarders hadden er door de verovering van Constantinopel een groot keizerrijk bij gekregen en stonden daardoor sterker tegenover de moslims. juist | onjuist
2 De Byzantijnen konden de schade van de kruistocht herstellen, want later heroverden ze Constantinopel. juist | onjuist
8 Engelse kruisvaarders op het WK voetbal?
Het belang van geschiedenis: Voor ons zijn de kruistochten iets uit het verleden, maar in het Midden-Oosten zijn veel mensen die tijd nog niet vergeten. Dat leidt soms tot onbegrip tussen landen.
Lees: opdrachtbron 16. Schrijf een reactie van ongeveer 60 woorden, die je naar de krant kunt sturen. Waarom vind jij het verbod van Qatar goed of juist niet goed?
Een nieuwsbericht over het wereldkampioenschap voetbal van 2022:
“ De overheid van Qatar stelt weer meer eisen tijdens het WK. Nu blijkt dat ook Engelse fans verkleed als kruisvaarders niet meer welkom zijn. Engelse fans verkleden zich al jaren als kruisvaarders, met op hun witte gewaad een rood kruis. Nu hebben de Qatarese autoriteiten Engelse fans verzocht om zich niet langer te verkleden als kruisvaarders. Het nieuws leidde tot felle reacties op social media. De kruistochten waren gewapende expedities die de kerk organiseerde. De verwijzing naar deze middeleeuwse religieuze strijd ligt gevoelig in het islamitische Qatar.”
OpDRaCHtbRON 16
158 6 Koningen, burgers en kruisvaarders
9 Oorzaken, verloop en gevolgen van de kruistochten
Je oefent: Chronologie, en Oorzaak en gevolg.
a Zet de letters op de juiste plek bij de tijdbalk.
a Turken veroveren Constantinopel.
b Saladin herovert Jeruzalem.
c De laatste kruisvaardersstaat gaat verloren.
d Jeruzalem valt in handen van de kruisvaarders.
e Kruisvaarders plunderen de Byzantijnse hoofdstad.
f Paus Urbanus houdt zijn toespraak.
g Byzantijnen verdrijven de kruisvaarders weer uit Constantinopel.
h Byzantijnen lijden een zeer zware nederlaag tegen de Seldjoeken.
b Noem van de kruistochten:
• een economisch gevolg voor West-Europa:
• een cultureel gevolg voor West-Europa:
• een politiek gevolg voor de Byzantijnen:
LEERDOEL
• Je kunt de oorzaken, het verloop en de gevolgen van de kruistochten beschrijven: 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9.
Wat weet je nu?
1400 1500 1204 1187 1099 1095 1071 1261 1291 1453 1100 1000 1200 1300 159 6.4 De kruistochten
China in de tijd van de Ming-keizers
1 De Muur
Lees: De Chinese Muur. Bekijk: bron 26.
a Geef twee redenen waarom de Chinese Muur een goede verdediging was tegen aanvallers van buiten China.
b In de Muur zijn poorten. Bedenk wat hun functies waren.
☐ De soldaten die de Muur bewaakten konden dan af en toe een luchtje scheppen op de steppe.
☐ Gezanten van andere vorsten konden dan toch China in, maar wel onder toezicht.
☐ Chinese legers konden via de poorten naar de steppe om een oorlog uit te vechten tegen volken die daar leefden.
☐ Als er gevaar dreigde uit het oosten, konden de Chinezen toch uit hun eigen land vluchten als dat moest.
☐ Kooplieden van buiten China moesten bij de poorten belasting betalen over hun handelswaar.
c Een groot deel van de Muur werd gebouwd tijdens de Ming-dynastie. Wat is een dynastie? Zoek het op in de begrippenlijst van hoofdstuk 2 als je het niet meer weet.
2 Persoonsverheerlijking
Het belang van geschiedenis: Wanneer een politiek leider bijna als een god wordt vereerd, is dat een vorm van persoonsverheerlijking. Persoonsverheerlijking bestaat al heel lang en komt ook in onze tijd voor.
Lees: De Chinese Muur. Bekijk: opdrachtbron 17.
a Noem een voorbeeld van persoonsverheerlijking bij de oude Egyptenaren.
b Citeer een zin uit de tekst waaruit blijkt dat ook de Chinese keizer werd verheerlijkt.
c Zoek online op wie Xi Jinping is.
d ‘Opdrachtbron 17 bewijst dat de Chinezen Xi Jinping als een soort keizer zien.’ Ben je het eens met deze bewering? Gebruik in je antwoord het woord persoonsverheerlijking. Bespreek je antwoord met een klasgenoot.
OpDRaCHtbRON 17
Tijdens een groot politiek feest in China in 2019 was dit gigantische portret van Xi Jinping te zien.
6.5
WERELDGESCHIEDENIS
160 6 Koningen, burgers en kruisvaarders
3 Bestuur
Lees: Afgesloten van de wereld, en opdrachtbron 18.
a Koppel de juiste namen en omschrijvingen aan elkaar.
Mongolen
Ming
Mandarijn
Hongwu
• • Keizer van boerenafkomst
• • Buitenlandse heersers van China
• • Ambtenaar
• • Keizerlijke familie
b Welke zinnen zijn juist?
☐ China was een centraal bestuurde staat.
☐ Hongwu had niet veel ambtenaren nodig en liet er daarom veel doden.
☐ Chinese ambtenaren deden nooit groepsgewijs examen, maar altijd alleen. Zo werd voorkomen dat ze konden afkijken.
☐ Europese ambtenaren hadden vooral rechten gestudeerd, Chinese ambtenaren vooral filosofie.
c Konden machtige ambtenaren van Europese vorsten ook in de problemen raken? Lees bron 19 nog een keer als je het niet weet.
4
Zheng He’s reizen
Lees: De wijde wereld in. Bekijk: bron 27, en opdrachtbron 19 op de volgende pagina.
a Zoek op in welk werelddeel giraffen in het wild leven en waar Bengalen lag. Leg uit dat er voor de tijd van Zheng He al contacten waren tussen verschillende werelddelen.
18
Chinese studenten doen het examen voor ambtenaren. Tekening uit de zestiende eeuw.
b In bron 6 (het zegel van Stavoren) zie je een koggeschip: het soort schip dat zeelui uit de Hanzesteden gebruikten. Welke schepen waren groter, de koggeschepen of die van Zheng He?
c Leg met behulp van bron 27 uit waarom dat was.
d Hoe kun je zien dat de tekenaar van bron 27 zelf geen giraf heeft gezien?
OpDRaCHtbRON
161 6.5 China in de tijd van de Ming-keizers Wereldgeschiedenis
OpDRaCHtbRON 19
Een replica van een van Zheng He’s schepen.
5 Chinezen en Perzen
Lees: De wijde wereld in, en bron 28.
a Twee beweringen over de Perzen in bron 28:
I De Perzen brengen geschenken aan de Chinese keizer, omdat ze hem zien als hun oppervorst.
II De Perzen weigeren op een beleefde manier zich te onderwerpen. Zijn de beweringen juist of onjuist?
◯ Bewering I is juist. Bewering II is onjuist.
◯ Bewering I is onjuist. Bewering II is juist.
◯ Bewering I en II zijn allebei onjuist.
◯ Bewering I en II zijn allebei juist.
b Vul in: dure – vorsten – gevolgen – Hongwu – Ming-dynastie – vloot – Yongle – gezanten –Zheng He – afsluiting – geschenken
Na , de eerste keizer van de , kwam aan de macht. Hij maakte een einde aan China’s van de wereld.
Hij stuurde met een enorme op pad. Yongle hoopte dat andere hem als hun heerser zouden erkennen door indruk te maken met . Sommige vorsten stuurden terug, maar die onderwierpen zich niet aan de Chinese keizer. Na Yongle’s dood kwam er een eind aan de reizen. China sloot zich weer af. Yongle’s veranderingen hadden uiteindelijk weinig
LEERDOEL
• Je kunt beschrijven hoe China werd bestuurd tijdens de Ming-dynastie: 2, 3, 4, 5.
162 6 Koningen, burgers en kruisvaarders
Op onderzoek in de late Middeleeuwen
1 Deelvraag 1
Lees: De Zwarte Dood, en lees en bekijk alle bronnen. We delen de hoofdvraag op in deelvragen.
Deelvraag 1: Wat waren de verschijnselen en hoeveel slachtoffers vielen er?
a Leg uit waarom de ziekte builenpest wordt genoemd.
b Leg met behulp van bron 30 uit dat de tekenaar van bron 31 de verschijnselen van de ziekte heeft overdreven.
c In de tekst staat: ‘Er vielen erg veel slachtoffers.’ Welke primaire bronnen bevestigen dat?
d Bereken hoeveel slachtoffers er als gevolg van de Zwarte Dood in Europa vielen.
2 Deelvraag 2
Lees: Gevolgen van de epidemie. Bekijk: opdrachtbron 20 op de volgende pagina.
Deelvraag 2: Langs welke routes verspreidde de ziekte zich?
a Welke conclusie over de verspreiding van de Zwarte Dood kunnen je trekken uit de kaart?
☐ De meeste slachtoffers waren arme mensen.
☐ De ziekte trof in Europa het eerst gebieden die veel contact hadden met het Midden-Oosten en Centraal-Azië.
☐ In de Zuid-Europese landen maakte de ziekte de meeste slachtoffers.
☐ De ziekte maakte vooral in de steden slachtoffers; op het platteland stierf bijna niemand.
☐ De ziekte verspreidde zich onder andere via de Europese handelsnetwerken.
b De Hanze speelde ook een rol in de verspreiding van de Zwarte Dood.
Laat dat zien door in opdrachtbron 20 een extra pijl te tekenen.
3 Deelvraag 3
Je oefent: Oorzaak en gevolg.
Lees: De Zwarte Dood, en Gevolgen van de epidemie. Bekijk: bron 32 en 33.
Deelvraag 3: Wat was de oorzaak van de builenpest, volgens middeleeuwers?
a Wat was de echte oorzaak van de builenpest?
b De oorzaak van de builenpest werd pas in de negentiende eeuw ontdekt. Bedenk waarom.
c In de tekst staan twee oorzaken die het gewone volk voor de ziekte bedacht. Welke waren dat?
Oorzaak 1:
Oorzaak 2:
d Bron 32 en 33 laten zien welke gevolgen die ideeën over de oorzaken van de builenpest hadden. Schrijf het nummer van de bron bij de juiste oorzaak.
VERDIEPING
163 Op onderzoek in de late Middeleeuwen Verdieping
Atlantische Oceaan
Londen
Parijs
Noordzee
Trier routes waarlangs de ziekte zich verspreidde jaar van de eerste uitbraak
Bordeaux
Milaan
Genua
Venetië
Danzig
1347
1348
1349
1350
1351 weinig slachtoffers
Middellandse Zee
Deelvraag 4
Lees: Gevolgen van de epidemie, en bron 34.
Deelvraag 4: Wat waren de gevolgen van de Zwarte Dood?
a In opdracht 1 en 3 ben je al drie gevolgen tegengekomen. Schrijf ze op. 1 2 3
b Waarom wilden mensen alleen nog plezier maken, volgens de schrijver van bron 34?
Zijn de antwoorden op deze vraag juist, of onjuist?
1 Mensen waren opgelucht dat ze de epidemie hadden overleefd en sommigen hadden meer geld dan vroeger. juist | onjuist
2 De leiders van de kerk vertelden dat de mensen het hadden verdiend om plezier te maken, nadat God hen zo hard had gestraft met deze vreselijke ziekte. juist | onjuist
3 Mensen gedroegen zich na de epidemie onverantwoordelijk en gaven daarom geld uit zonder erbij na te denken. juist | onjuist
c Welke gevolgen van de Zwarte Dood staan in de tekst ‘Gevolgen van de epidemie’?
☐ Omdat de bazen niet genoeg arbeidskrachten hadden, probeerden ze de bewegingsvrijheid van hun knechten en landarbeiders te beperken.
☐ Door de Zwarte Dood konden soldaten en ambtenaren hun gang gaan en begonnen ze bevolking te onderdrukken en uit te buiten.
☐ De Zwarte Dood leidde tot opstanden, maar uiteindelijk veranderde er niet veel in het bestuur. Ook bleef de hiërarchie in de samenleving hetzelfde.
☐ Doordat er opstanden uitbraken, kregen de lagere sociale groepen een veel beter leven.
5 De conclusie
Ben je het eens met de stelling dat de Zwarte Dood niet voor iedereen een ramp was? Waarom wel of waarom niet? Schrijf op een los blaadje een betoog van 100 tot 150 woorden met daarin de belangrijkste dingen die je tijdens je onderzoek te weten bent gekomen. Sluit je verslag af met je conclusie. Gebruik de antwoorden op de deelvragen.
OpDRaCHtbRON 20 4
1.000 km 500 0
Constantinopel
164 6 Koningen, burgers en kruisvaarders
Afsluiting
1 Leerdoelen en de tijdbalk
Bekijk: de tijdbalk.
Schrijf bij elke gebeurtenis het jaartal en het leerdoel dat erbij past.
a Saladin verovert Jeruzalem.
b Koning Lodewijk verovert Bourgondië.
c Kruisvaarders veroveren Jeruzalem.
d De Slag bij Hastings.
e De Magna Carta wordt geschreven.
2 Leerdoelen en de kaart
Bekijk: bron 35.
a Noem vier steden die te maken hebben met het leerdoel ‘Je kunt beschrijven hoe ambachtslieden en handelaren zich organiseerden’. Leg ook uit waarom ze bij dit leerdoel passen.
b Noem een stad die te maken heeft met het leerdoel ‘Je kunt de oorzaken, het verloop en de gevolgen van de kruistochten beschrijven’. Leg ook uit waarom de stad bij dit leerdoel past.
c Noem een stad die te maken heeft met het leerdoel ‘Je kunt beschrijven hoe de centralisatie in Frankrijk verliep’. Leg ook uit waarom de stad bij dit leerdoel past.
165 Afsluiting
Leerdoelen en begrippen
Hieronder staan twee leerdoelen met daarbij steeds drie begrippen. Streep het begrip door dat niets met het leerdoel te maken heeft. Leg steeds je keuze uit.
a Je kunt uitleggen waarom in Europa vanaf de elfde eeuw steden ontstonden en bestaande steden groeiden. verstedelijking – kroongebied – burger
b Je kunt de centralisatie in Engeland beschrijven en uitleggen welke gevolgen dit had voor de macht van de koning, de adel en de kerk. ambachtsgilde – koninklijke rechtbank – rekenkamer
4 Standplaatsgebondenheid
Je oefent: Standplaatsgebondenheid.
Bekijk: opdrachtbron 21.
a Koppel de stand aan de juiste taak:
Het land bewerken
Bidden
Beschermen
•
•
•
• Vorsten en edelen
• Boeren
• Geestelijken
b Leg uit dat de indeling niet goed past bij de laatmiddeleeuwse landbouw-stedelijke samenleving.
c Wat is de boodschap van opdrachtbron 21?
◯ God wil dat mensen verschillende taken hebben en dat sommige mensen daarom boven anderen staan.
◯ De taken van de geestelijken en edelen zijn niet nuttig.
◯ Alle standen hebben hun eigen taak en moeten zich niet met elkaar bemoeien.
◯ Het is een verzinsel dat er verschillende standen zijn, want God heeft alle mensen gelijk geschapen.
OpDRaCHtbRON 21
Jezus geeft de drie standen of groepen van de middeleeuwse samenleving hun taken: de mensen linksboven moeten voor iedereen bidden, de groep rechtsboven moet iedereen beschermen, de mensen onder moeten het land bewerken. Duitse tekening uit de vijftiende eeuw.
d Waarom kun je de tekening alleen begrijpen vanuit de standplaats van de maker?
◯ De maker was een boer en daarom protesteerde hij tegen de macht van de edelen en geestelijken.
◯ De maker was een geestelijke en daarom vond hij dat andere mensen nooit hoefden te bidden.
◯ In de Middeleeuwen dachten de mensen dat God alles bepaalde en dus ook de verschillen tussen mensen.
◯ In de Middeleeuwen waren mensen erg gelovig en daarom vonden ze dat niemand meer mocht zijn dan een ander.
3
166 6 Koningen, burgers en kruisvaarders
Personen en hun rol in de geschiedenis
a Schrijf de namen op van de personen die worden omschreven
1 Deze hoge geestelijke vroeg ridders om de Byzantijnse keizer te helpen, waarna een grote massa mensen naar Palestina trok.
2 Deze Franse koning hervormde zijn adviesraad en voerde nieuwe belastingen in, zodat hij zijn leger en zijn ambtenaren kon betalen.
3 Deze aanvoerder van de moslims maakte het succes ongedaan dat West-Europese ridders in 1099 hadden behaald.
4 Deze Engelse priester verzette zich tegen de maatregelen van koning Hendrik II en werd een martelaar.
5 Deze hertog uit Frankrijk werd koning van een ander Europees land.
6 Deze Engelse koning weigerde naar de rechtbank te komen en veroorzaakte zo een zeer lange oorlog tussen zijn land en Frankrijk.
b Gebruik de nummers van opdracht a. Zet bij elk leerdoel het nummer van de persoon die erbij past.
• Je kunt beschrijven hoe de centralisatie in Frankrijk verliep.
• Je kunt de oorzaken, het verloop en de gevolgen van de kruistochten beschrijven.
• Je begrijpt welke gevolgen de centralisatie in Engeland had voor de machtsverhouding tussen koning, adel en kerk.
• Je kunt uitleggen waarom en hoe de Normandiërs Engeland veroverden.
• Je kunt de oorzaken en gevolgen van de Honderdjarige Oorlog noemen.
6 Leerdoelen en wereldgeschiedenis
Lees: opdrachtbron 22.
Om welke redenen past de opdrachtbron bij het leerdoel ‘Je kunt beschrijven hoe de Ming-keizers China bestuurden’?
☐ De keizer had alle macht en liet het bestraffen van ernstige misdaden daarom niet over aan anderen.
☐ Er waren veel ambtenaren, die zelf alle belangrijke beslissingen konden nemen.
☐ De keizer hield zich bezig met het veroordelen van misdadigers, maar verder bemoeide hij zich nauwelijks met het bestuur van zijn rijk.
☐ Het bewaren van de orde vonden de keizers erg belangrijk en daarom hadden ze weinig medelijden met misdadigers.
Een verslag van een dag aan het hof van keizer Yongle:
“ Toen de keizer op zijn troon was gaan zitten en de ambtenaren aan beide zijden in een rij stonden, werden de gevangenen naar voren gebracht. Het waren er wel zevenhonderd. De ambtenaren vroegen de keizer naar zijn oordeel over de gevangenen. Sommigen van hen droegen een houten schandbord om hun nek, anderen waren geketend, weer anderen hadden hun handen door een houten bord. Iedere gevangene had een bewaker bij zich, die hem bij zijn haren vasthield. De keizer gaf sommige verdachten een gevangenisstraf en veroordeelde anderen tot de dood. In China mag geen ambtenaar of bestuurder iemand ter dood brengen. Misdadigers worden naar het hof van de keizer gestuurd.”
Naar: De kroniek van Hafiz-i Abru (rond 1425).
5
OpDRaCHtbRON 22
167 Afsluiting
ANP / Polaris Images: p. 126
ASCSA.net: p. 56
Bibliothèque Nationale de France, Parijs: p. 150
Bob Brobbel: p. 20
Erik Eshuis: p. 28, 51, 56, 62, 121
Getty Images: p. 86, 162
The Morgan Library and Museum, New York: p. 142
Hieroglyphic records: p. 32
Image Select: p. 30, 38, 42, 87, 160
Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen: p. 4
Lineair / AKS0: p. 166
Manuel Cohen: p. 138
Marcel van Dasselaar: p. 12
Met Museum: p. 47
Mpanchenko: p. 113
Musée Guimet: p. 72
Musei Capitolini / Merulana: p. 108
Museum het Valkhof: p. 93
Museum of Fine Arts, Boston: p. 48
Museum Rotterdam: p. 10
Museum Valkhof: p. 105
National Archaeological Museum, Athene: p. 76
Olaf Tessmer / Vorderasiatisches Museum, Berlijn: p. 31
Paul Becx / i.o.v. gemeente Ede: p. 19
Peter Dovgan: p. 158
Primary Chronicle: p. 132
Rachelle Slingerland: p. 32, 35
Rijksmuseum van Oudheden, Leiden: p. 24, 28
Rijksmuseum: p. 10
Shutterstock: p. 65, 76, 82, 152
WikiCommons / Manuel Meewezen: p. 16
Wikimedia cc: p. 10, 42, 44, 62, 63, 67, 72, 73, 78, 98, 102, 107, 108, 131, 133, 136, 146, 148, 153
Xinhuanet: p. 41
168
Illustratieverantwoording