11 minute read

5.6 Gedrag van mens en dier

Aan het eind van deze paragraaf kun je: • het verschil tussen inwendige en uitwendige prikkels uitleggen en daar voorbeelden van geven. • • • uitleggen hoe dieren dingen leren. verschillen benoemen tussen observeren en interpreteren van gedrag. aan de hand van voorbeelden uitleggen hoe het gedrag van mensen beïnvloed wordt door wat anderen doen of normaal vinden.

Bij deze paragraaf horen de volgende practicumopdrachten: • • Gedrag pissebedden Diergedrag Overleg met je docent welke je gaat uitvoeren.

© Getty Images/500px Plus

STARTOPDRACHT

1 Gedrag van pissebedden

Pissebedden zul je niet in bed tegenkomen. Ze leven in de bovenste bodemlaag. Pissebedden leven van rottend hout en bladeren.

Houden pissebedden van donker of van licht? Je gaat dit onderzoeken. Werk in tweetallen.

Dit heb je nodig: • • • • twee pissebedden petrischaaltje boek stopwatch

Shutterstock / Henrik Larsson

Dit ga je doen: 1 Zet de twee pissebedden in het petrischaaltje. 2 Leg het boek over de helft van het petrischaaltje. 3 Zorg dat bij het begin één pissebed in het donkere en één in het lichte gedeelte zit. 4 Neem de tabel over. 5 Kijk twee minuten lang. Na elke 10 seconden kijk je waar de pissebedden zich bevinden: in het licht of in het donker. Zet telkens een streepje in de juiste kolom.

Plaats

Totaal aantal Licht Donker

Waar zitten de pissebedden het meest: in het donker of in het licht?

Vergelijk je waarnemingen met de waarnemingen van de rest van de klas.

THEORIE

Wat is gedrag?

Gedrag is meer dan lachen, springen, lopen, rennen, zwemmen en kruipen. Gedrag gaat ook over de bewegingen die mensen en dieren maken als zij eten, paren of zelfs ademhalen. Gedrag is alles wat je doet als reactie op wat je waarneemt. Dat wat een mens of dier waarneemt, noem je een prikkel. Uitwendige prikkels komen vanuit de omgeving om je heen, zoals geluid en geur. Inwendige prikkels ontstaan in je lichaam, zoals een hongergevoel of buikpijn. Inwendige en uitwendige prikkels zetten samen aan tot een bepaald gedrag.

Een dier zorgt voor zijn lichaam, gaat op zoek naar voedsel, of communiceert met soortgenoten. Al het gedrag van een dier is erop gericht om te overleven of om zich voort te planten.

Aangeboren en aangeleerd

Hoe weet een vlinder die uit zijn pop komt dat hij zijn vleugels moet oppompen (figuur 2)? Na een tijdje vliegt hij weg. Hoe kan de vlinder meteen vliegen? Hij heeft het allemaal niet van zijn ouders geleerd.

© Shutterstock / Red Squirrel

Figuur 1 Wolven huilen met elkaar om te communiceren over lange afstanden.

© Shutterstock / Cathy Keifer

Figuur 2 Uit de pop komt een volwassen vlinder tevoorschijn.

Hoe weten jonge zwijntjes dat ze melk uit de tepels bij hun moeder moeten drinken (figuur 3)? Dit gedrag noem je aangeboren gedrag. Aangeboren gedrag hoef je niet te leren, het ligt vast in het DNA.

Er is ook gedrag dat je kunt aanleren. Dat noem je aangeleerd gedrag. Een volwassen chimpansee lukte het om met een dunne tak honing uit een spleet in een boomtak te halen (figuur 4). Andere chimpansees van de groep zagen dit en doen dit na. Een dunne tak gebruiken om voedsel te bemachtigen is in deze groep aangeleerd gedrag.

© Shutterstock / Nukoon

Figuur 3 Jonge zwijntjes drinken melk bij hun moeder.

Gedrag bestuderen

Als een klasgenoot een arm om jouw schouder slaat, dan kan dat verschillende betekenissen hebben. Misschien wil jouw klasgenoot je troosten. Of misschien wil je klasgenoot laten zien dat hij je aardig vindt. De beweging en houding die je ziet noem je een observatie. Als je observeert beschrijf je het gedrag dat je waarneemt. Daarna trek je een conclusie over de betekenis van dat gedrag. De betekenis die je aan het gedrag geeft is de interpretatie. Als je thuiskomt en je ziet dat je hond kwispelt, is dat een observatie. Als je daaruit opmaakt dat je hond blij is, is dat een interpretatie. Door dieren langdurig te observeren kun je hun gedrag steeds beter interpreteren (figuur 5).

WIST JE DAT?

© Shutterstock / Alexwilko

Figuur 4 Een chimpansee bemachtigt honing met een dunne tak.

Figuur 5 Dieren observeren in het wild kan overal in Nederland.

Eekhoorns luisteren vogels af

Vogels maken allerlei verschillende geluiden. Bij gevaar maken vogels geluiden om hun soortgenoten te waarschuwen. Zo helpen ze elkaar bij het beschermen van hun nest en hun jongen. Maar andere dieren profiteren daar ook van. Vogels worden voortdurend afgeluisterd door verschillende kleine zoogdieren, zoals de grijze eekhoorn. Als de grijze eekhoorn de alarmkreet van de vogels hoort, dan let het dier extra goed op of er gevaar dreigt. Zodra de vogels met hun alarmkreet stoppen, zal de eekhoorn ook minder goed opletten. Dieren beïnvloeden dus niet alleen het gedrag van hun soortgenoten, maar ook het gedrag van dieren van een andere soort.

© Shutterstock / Edwin Godinho Als vogels alarm slaan, houdt de eekhoorn zijn omgeving goed in de gaten.

Gedrag beïnvloeden

Je gaat naar een wedstrijd van het Nederlands elftal (figuur 6). Natuurlijk trek je oranje kleding aan, zet je een oranje pet op, of beschilder je je gezicht met de kleuren van de Nederlandse vlag. Iedereen doet het, je valt niet op tussen de andere supporters. Maar je peinst er niet over om in deze kleding naar school te gaan.

Je past je gedrag dus aan aan de groep waar je bij hoort. Dit noem je groepsgedrag. Groepsgedrag kan heel positief zijn. Het helpt bijvoorbeeld om in een groep goed samen te werken. Maar door een sterke groepscultuur of groepsdruk kun je je ook negatief gaan gedragen, bijvoorbeeld door mee te doen aan supportersgeweld.

Groepsdruk kan ook leiden tot verslaving. Roken begint bijna altijd door groepsdruk (figuur 7). Sommige jongeren zijn bang om vrienden te verliezen als ze niet meedoen. Ze zeggen dat ze er zelf voor kiezen om te roken, maar bijna iedereen is gevoelig voor groepsdruk. Groepsdruk is overal, ook al denk je dat je alleen meedoet omdat je de sfeer niet wilt verpesten.

© Shutterstock / katatonia82 Figuur 6 Zo laat je zien dat je bij de groep hoort.

Figuur 7 Roken om erbij te horen

© Shutterstock / Diego Cervo

Verslaving

Alcohol en drugs kunnen ervoor zorgen dat je je tijdelijk ontspannen, zelfverzekerd of energiek voelt. Daardoor kan ook je gedrag veranderen. Als je alcohol op hebt, voel je je op een feestje bijvoorbeeld minder verlegen dan gewoonlijk of ga je heel uitbundig dansen.

Gamen kan er ook voor zorgen dat je heel blij wordt. Bij een overwinning ontstaan in je lichaam ‘boodschapperstofjes’, net als wanneer je heel intensief sport. Deze boodschapperstofjes zorgen ervoor dat je je fijn voelt. Daardoor wil je steeds blijven doorspelen. Als je met je gedachten voortdurend bezig bent met gamen, dan is er sprake van game-verslaving.

OPDRACHTEN

2 Voorbeelden van gedrag

Wat zijn voorbeelden van gedrag?

☐ademen ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ bibberen van de kou een lichtprikkel ontvangen op het netvlies honger huilen knipperen met je ogen schreeuwen springen

3 De leeuwin op jacht

Een leeuwin gaat op jacht. De gnoe die zij wil vangen, slaat op de vlucht. Na een wilde achtervolging heeft de leeuwin de gnoe toch te pakken gekregen. De gnoe wordt vervolgens gedood en opgegeten.

a Kies het juiste antwoord.

Een uitwendige prikkel komt vanuit de omgeving | ontstaat in het lichaam. Een inwendige prikkel komt vanuit de omgeving | ontstaat in het lichaam.

b Welke prikkel hoort bij de beschrijving?

Maak de juiste combinaties.

Het dier heeft honger. • • inwendige prikkel gnoe

Het dier ziet een prooi. • • inwendige prikkel leeuwin

Het dier ziet gevaar. • • uitwendige prikkel gnoe

Het dier ervaart stress. • • uitwendige prikkel leeuwin

4 Aangeboren of aangeleerd?

Gedrag kan aangeboren of aangeleerd zijn.

Is het genoemde gedrag aangeboren of aangeleerd?

1 Een rups eet van een blad: aangeboren | aangeleerd 2 Een pauw laat zijn staartveren aan de vrouwtjes zien: aangeboren | aangeleerd 3 Een hond brengt een bal naar haar baasje: aangeboren | aangeleerd 4 Een vogel bouwt een nest: aangeboren | aangeleerd 5 Een mestkever verzamelt mest: aangeboren | aangeleerd 6 Een kitten drinkt melk bij zijn moeder: aangeboren | aangeleerd

5 Observatie of interpretatie

a Kies het juiste antwoord.

Een beschrijving van gedrag dat je waarneemt, is een interpretatie | observatie. Een betekenis geven aan gedrag dat je waarneemt, is een interpretatie | observatie.

b Welke beschrijvingen zijn een observatie?

☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ De aap is agressief. De aap laat zijn ondergebit en bovengebit zien. De hond is blij. De hond kwispelt. De kat rent voortdurend heen en weer. De kat wil spelen.

6 Groepsgedrag

In een voetbalelftal wordt tijdens de wedstrijden en trainingen soms te ruw gespeeld. De trainer praat hierover met een individuele speelster. Die belooft beterschap. Zodra de speelster weer met het team op het veld staat, speelt zij weer te ruw.

a Geef een verklaring voor het gedrag van de speelster.

b Hoe kan de trainer ervoor zorgen dat het elftal niet meer te hard speelt?

7 Drugshonden

Drugshonden speuren in havens of op Schiphol actief naar drugs. Een drugshond heeft geleerd om bijvoorbeeld te gaan zitten als hij een geur herkent. De honden leren dit door middel van beloning en straf. Een beloning kan bijvoorbeeld zijn dat de hond even met een speeltje mag spelen.

Bedenk zelf een methode waarmee je een acht weken oude pup spelenderwijs geuren kan laten herkennen door middel van belonen en straffen.

Tip: Zoek op internet informatie over deze manier van leren.

EXTRA OPDRACHTEN

8 Inwendig en uitwendig

Dat wat een dier waarneemt, noem je een prikkel. Er zijn inwendige en uitwendige prikkels.

Maak de zinnen af.

1 Een geluid is een voorbeeld van een uitwendige prikkel | inwendige prikkel. 2 Een geur is een voorbeeld van een uitwendige prikkel | inwendige prikkel. 3 Een hongergevoel is een voorbeeld van een uitwendige prikkel | inwendige prikkel. 4 Een aanraking is een voorbeeld van een uitwendige prikkel | inwendige prikkel. 5 Buikpijn is een voorbeeld van een uitwendige prikkel | inwendige prikkel.

9 Padden kunnen leren

Een pad is niet kieskeurig als het om voedsel gaat. Een jonge pad hapt naar alle insecten. Maar als een pad eenmaal is gestoken door een hommel, hapt de pad nooit meer naar een hommel of een insect dat daarop lijkt. In de figuur zie je hoe een pad dat gedrag kan worden aangeleerd.

1. Een libel beweegt aan een draadje voor de pad. 2. Met één hap grijpt de pad de libel. 3. Nu krijgt de pad een roofvlieg die erg op een hommel lijkt, maar niet kan steken. 4. De pad weet niet hoe een hommel er uitziet, pakt de roofvlieg en eet hem op.

5. Nu volgt een hommel. De hommel kan wel steken. 6. De pad pakt de hommel. 7. De hommel steekt in de tong van de pad. 8. De pad spuugt de hommel uit.

9. Als men nog een hommel aanbiedt, hapt de pad niet, maar deinst terug. 10. De roofvlieg wordt aangeboden. De pad ziet hem als hommel en éét hem niet. 11. Om te bewijzen dat de pad nog honger heeft, krijgt hij nog een libel aangeboden. 12. De pad eet hem op. Hij had dus nog steeds honger.

Geef in de tabel aan of er sprake is van aangeboren gedrag, aangeleerd gedrag, een inwendige prikkel en/of een uitwendige prikkel.

Tip: Bij sommige situaties moet je meerdere antwoorden geven.

1 De pad kijkt naar de libel die aan het draadje voor hem hangt.

2 De pad eet de libel op.

3 Nu krijgt de pad een roofvlieg aangeboden die erg op een hommel lijkt, maar niet kan steken.

4 De pad eet de roofvlieg op.

5 Nu volgt een hommel. De hommel kan wel steken.

aangeboren gedrag aangeleerd gedrag inwendige prikkel uitwendige prikkel

6 De pad pakt de hommel, wordt in zijn tong gestoken en spuugt 'm uit.

7 De pad krijgt nog een hommel. De pad hapt niet, maar deinst terug.

8 De roofvlieg wordt weer aangeboden. De pad pakt 'm niet en deinst terug.

9 De libel wordt weer aangeboden. ☐ ☐ ☐ ☐ 10 De pad pakt de libel en eet deze op. ☐ ☐ ☐ ☐

10 Gedrag en reclame

Overal kom je reclame tegen, bijvoorbeeld op sociale media, vlogs en natuurlijk in winkels en allerlei folders. Vaak zie je in reclamemateriaal zinnen als: “Duizenden mensen gingen je voor!”

a Leg uit dat dit een vorm is van groepsdruk.

b Reclamemakers weten op allerlei manieren kopers te beïnvloeden.

Welke ‘trucs’ passen reclamemakers regelmatig toe?

AFSLUITING

11 Leerdoelen

Kruis aan hoe goed je elk leerdoel beheerst.

Je kunt...

1 het verschil tussen inwendige en uitwendige prikkels uitleggen en daar voorbeelden van geven.

2 uitleggen hoe dieren dingen leren.

3 verschillen benoemen tussen observeren en interpreteren van gedrag.

4 aan de hand van voorbeelden uitleggen hoe het gedrag van mensen beïnvloed wordt door wat anderen doen of normaal vinden.

Meer oefenen met de stof uit deze paragraaf? Kies online voor Herhaling of Plus.

This article is from: