5 minute read

Straatnamen in Crabbehof: J.R. Slotemaker de Bruïnestraat

De straten In Crabbehof zijn vernoemd naar Nederlandse politici. Tussen de Kappeijne van de Coppelloweg en de Groen van Prinstererweg vinden we de J.R. Slotemaker de Bruïnestraat.

Jan Rudolf Slotemaker (1869-1941) werd geboren in Sliedrecht. Op 26-6-1889 werd bij Koninklijk Besluit de achternaam van zijn moeder (de Bruine) toegevoegd. Later zette hij de puntjes op de ï. Wegens gezondheidsredenen bezocht hij na de lagere school het Gymnasium in Haarlem. Vervolgens ging hij in Utrecht (1889-1894) Theologie studeren. Hij rondde deze studie af met het proefschrift 'De eschatologische voorstellingen in I en II Corinthe'. (Eschatologie = leer van de laatste dingen). Na deze studie kunnen we zijn loopbaan in drieën delen. Te weten: Predikant (1894-1916), Hoogleraar in Utrecht (1916-1926) en als politicus (1926-1941).

Zijn eerste roeping was het Friese Haulerwijk waar hij werd getroffen door de armoedige toestanden waar de mensen in verkeerden. Daar kon hij zijn kwaliteit als pastor bewijzen. De gemeente verkeerde in sociale ontreddering en godsdienstig verval. In korte tijd wist hij bij de bevolking belangstelling voor de godsdienst te wekken. En dat niet alleen, maar hij hielp de bevolking ook in maatschappelijk opzicht. Het volk kreeg weer belangstelling voor de godsdienst en de kerk kreeg weer een functie in de gemeente. Hij raakte hierdoor overtuigd dat de kerk zich meer op sociale vraagstukken moest richten. Hij raakte zo in landelijke bekendheid. Een groot aantal gemeenten deden een beroep op hem. In 13 jaar wisselde hij viermaal van gemeente. Naast het pastorale werk was hij ook actief in het deelnemen aan discussies zowel op kerkelijk als sociaal terrein. Zo hield hij zich bezig met de organisatie van de kerkelijke gemeente. Maar hij richtte zich vooral op de sociale problematiek.

Door de industriële revolutie was in de samenleving een nieuwe sociale groep ontstaan. Zo noemde hij de arbeiders de 'de vierde stand'. Zij waren degenen die moesten werken met de middelen die zij zelf niet bezaten. De mensen in de derde stand werkten met eigen middelen. De sociale ellende die in die tijd heerste was niet alleen de oorzaak van het gewijzigde arbeidersproces maar ook door het terugdringen van de christelijke normen en ontstond het 'extreem liberalisme'. Uitgangspunt hiervan: Zoveel mogelijk vrijheid van het individu zolang hij de vrijheid van anderen niet beperkt en onbeperkte onderlinge concurrentie mogelijk maakt.

Slotemaker constateerde dat de sociale ellende die heerste veroorzaakt door de industrialisatie en vond dat er behoefte was aan een arbeidersbeweging. Zo kwam men tot de vakbeweging. Die kreeg als taak te onderhandelen voor de werknemers en de werkgevers. In de vormgeving hiervan speelde Slotemaker een belangrijke rol. Hij publiceerde veel, werd redacteur van 'De Voorzorg', een uitgave van de Christelijk Nationale Werkmansbond. Zijn artikelen droegen veel bij aan de opinievorming van zijn lezers, voor al die van de ontwikkelde bovenlaag. In 1908 werd hij belast met onderwijs aan theologische studenten in Utrecht. Deze functie bekleedde hij ook na 1916 toen hij benoemd werd tot hoogleraar Kerk en leerstellingen en Kerkrecht.

Politiek, waar hij tot 1917 zich niet mee heeft bemoeid, want als partij kiezend predikant kon je nooit het vertrouwen van de hele gemeente krijgen, was zijn opvatting. Hij had tot dan zelfs niet gebruik gemaakt van het stemrecht en was hij van mening dat hij bij ‘de worsteling om de ziel van ons volk niet afzijdig mocht blijven’. Voor de CHU kwam hij in 1917 in de Provinciale Staten en in 1922 kwam hij in de Eerste Kamer. Toen D.J. de Geer in 1926 zijn eerste ministerie vormde kreeg Slotemaker het departement van Arbeid, Handel en Nijverheid. Zo raakte hij steeds meer in de actieve politiek betrokken. Hij was lid van de Tweede Kamer, vervolgens minister van Arbeid, Handel en Nijverheid. Bracht de door A.S. Talma voorbereide Ziektewet in en regelde met Donner van Justitie het medische tuchtrecht.

In zijn verdere politieke loopbaan leidde hij in verschillende kabinetten meerdere ministeries: Sociale Zaken, Onderwijs Kunsten en Wetenschappen. Toch had ook Slotemaker zijn tekortkomingen. In de Tweede kamer kon hij zijn werk uitstekend uit maar in het departementale werk was het voor hem wat moeilijker. Het was in deze dertiger jaren crisistijd en dat maakte het voor hem niet eenvoudiger. Hij bleef uiteindelijk meer dominee dan politicus. Colijn heeft hem op economisch gebied beïnvloed. Hij werkte aan de bezuinigingen mee die weinig oog hielden voor de slachtoffers van de crisis en liet zich beïnvloeden door wat de financiële deskundigen hem voorhielden als landsbelang. Naast voornoemde werkzaamheden was Slotemaker ook actief voor alcoholbestrijding, zending en diaconie en de Protestantse Wereldbond. In die laatste was de Duitse invloed groot. Slotemaker heeft hier aan toegegeven zodat de organisatie kon voortbestaan. In het kort: Slotemaker heeft zich verdienstelijk gemaakt binnen de NH kerk, Christelijke vakbeweging en was in een moeilijke tijd een goed politicus. Hij overleed na een lang ziekbed op 1 mei 1941 in Wassenaar.

Auteur: Ben Bouwmeester - Foto: Jan van Dalen

This article is from: