6 minute read
Aartje en Saartje (133): Bijpraten
Tekst: Nellie Harrewijn - Foto: Wilma Wubben
Staartmezen Aartje en Saartje zaten rustig een beker mezenthee te drinken op hun balkonnetje toen, met een plof, hun vriend Kooltje de koolmees er ook plotseling op landde. “Hallo, Aartje en Saartje!” begroette hij de twee vogeltjes die even opschrokken van zijn onaangekondigde bezoek. “Ik was in de buurt, had jullie een tijd niet gezien en opeens… daar zaten jullie weer!” De meesjes lachten. Aartje legde uit, “Ja, klopt, wij waren een paar weekjes met vakantie maar zijn inmiddels weer terug.” “Neem je ook wat mezenthee?” vroeg Saartje en toen Kooltje dat aangaf, haalde ze even een extra beker. Kooltje nam een slokje, sloot heel even zijn oogjes, zuchtte en zei toen, “Tja, ik ben een beetje bekaf, heb nogal veel rondgevlogen vanochtend, dus even bijkomen is wel lekker.”
Advertisement
De staartmezen knikten en Saartje vroeg, “Is er nog nieuws van de laatste paar weken, Kooltje?” De koolmees kuchte en antwoordde, “Ja – goed en slecht.” “Nou, nou,” zei Aartje, “wat allemaal dan?” Kooltje keek even bedenkelijk en zei toen, “Ik begin wel met het slechte nieuws. Er ligt nog steeds veel te veel afval hier in de wijk!” Hij keek boos en ging snel verder, “Ondanks het goede werk van jullie prikgroep, wel te verstaan, hoor! Ik kwam vandaag ook alweer een hoop troep tegen; het is een doorn in het oog! Maar goed, petje af voor jullie prikacties natuurlijk.”
Stippelinvasie
De koolmees zuchtte weer, pakte een zadenkoekje van de tafel en ging verder. “Dan… jullie hebben ongetwijfeld gemerkt dat er heel veel bomen in de buurt vreselijk uit zien,” en hij wees met een vleugeltje naar de bomen aan de overkant van het Wantij. “Ja,” antwoordde Saartje bezorgd, “wij vroegen ons al af wat er was gebeurd dat er zoveel bomen bruin zijn geworden.” “Nou, wat er is gebeurd…” begon Kooltje, nam een slokje thee en ging toen verder, “is dat de stippelmot of liever gezegd stippelmotten de Staart hebben gevonden als heerlijke broedplaats! Je ziet nu het resultaat van webben die duizenden larven hebben gesponnen! En… het is geen gezicht!” Hij nam snel weer een slokje thee en fronste. “Maar er zijn twee pluspunten – de bomen herstellen zich gelukkig en… ze zijn een bron van voedsel voor ons vogels. Als we door de webben heen kunnen prikken, tenminste. Dat is sommige grotere vogels al gelukt dus ik heb goede hoop dat we dit voorjaar steeds meer toegang krijgen tot een overvloedige voedselbron!” En hij zette triomfantelijk zijn beker neer op het tafeltje.
Woningen in gebruik
Aartje zei, “Dus eigenlijk niet helemaal slecht dan?” Hij glimlachte en zei, “wat is er nog meer van nieuws?” “Veel goeds, gelukkig,” straalde Kooltje. “Jullie weten misschien nog dat ik vertelde dat Gooltje en ik mijn neef Dooltje hielpen met verhuizen naar zo’n nieuwbouw rond geel vogelhuisje?” De meesjes knikten en Saartje zei, “Ja, dat was een hele klus toen.” “Juist!” riep Kooltje, “maar onlangs is een tweede koolmees ook verhuisd naar zo’n huisje, dus … ze worden eindelijk wel benut! (Ook al vinden jullie en ik ze niet mooi)”, voegde hij met een lachje toe.
Mooie terreinen
“En… het voorterrein van Vogelvereniging De Volière is prachtig opgeknapt! Ga een keer een kijkje nemen, zou ik zeggen.” “Leuk, gaan we doen!” riepen Aartje en Saartje in koor. Kooltje lachte, “Als jullie toch een stukje vliegen, ga dan ook even kijken bij de pluktuin – die staat er mooi bij nu alles weer begint te bloeien en groeien. En, oh ja,” zei hij toen, “Gans Siebe vertelde me ook wat nieuwtjes over Moestuin De Terp.” Hij nam een hapje van zijn koekje en Aartje zei, “We hebben dat prachtige vogelvoederstation al uitgeprobeerd, bedoel je dat soms?”
Nieuwe aanwinsten
“Uh, nee,” ging Kooltje verder, “nog nieuwer nieuws!” Lachend zei hij: “Siebe is er trots op dat hij 500 gratis bekers heeft ontvangen en… dat er wat grote beesten zijn bijgekomen!” “Beesten?” vroeg Saartje, “wat voor beesten?” Kooltje glimlachte en antwoordde, “Drie koeien en een schaap om exact te zijn.” “Wat?!” vroeg Aartje, “dat is wel heel wat om in een moestuin te houden en om te verzorgen!” “Precies!” zei Kooltje. “Zullen we anders nu even een kijkje nemen? Ik zie jullie trappelen van nieuwsgierigheid namelijk!”
Zodoende belandden even later de drie mezen bij de moestuin in het midden van de wijk. Gans Siebe had de vogels al aan zien komen en begroette ze hartelijk op het aanlooppad. “Kwamen jullie de dieren bekijken?” vroeg hij met een glimlach. “Loop maar mee,” zei hij en hij liep trots naar de ingang, zijn houten klompen klakkend op het grind. Hij wees met een grote grijze vleugel naar de voortuin, “Kijk daar!” riep hij trots. De staartmezen keken beduusd terwijl Kooltje zijn lach niet meer in kon houden. “Maar… maar…,” reageerde Aartje verbaasd, “dat zijn kunststof afbeeldingen die het museum onlangs gebruikte voor een tentoonstelling!” “Ja,” beaamde Saartje enigszins verward, “we zagen ze in de binnenstad.” “Welnu,” zei Siebe trots, “nu zie je ze hier! Leuke aanwinst toch?” Dat waren de meesjes roerend met hem eens en even later zaten de drie mezen alweer aan de thee, nu met Gans Siebe. “Kijk,” zei hij met een brede lach, “dit zijn de nieuwe bekers die ik onlangs gratis ontving voor de moestuin. Ben er blij mee, kan er een heel jaar mee vooruit hier. Jullie hebben de eer om ze uit te proberen!”
Thee voor twee
Kort daarna vlogen de drie mezen weer naar huis; onderweg, langs het Wantij, stopten ze even op de brug bij de Wantijkil. “Kijk,” zei Kooltje, “wat een rupsen, hè?” De staartmeesjes staarden naar de laaghangende takken van diverse wilgen langs het water. “Zoveel heb ik nog nooit gezien!” riep Aartje. “Wat in het vat zit…” lachte toen Kooltje en kort daarna zaten de staartmezen weer op hun balkon, nu met een derde beker mezenthee.
“Een middag met meer goed dan slecht nieuws, Aartje,” merkte Saartje op, “Maar wel een beetje een ‘B-middag’ waarin we zijn ‘bijgepraat...’, uh, ‘B-gepraat,’ voegde ze eraan toe. “Huh?” vroeg Aartje. “Ja: bomen, beesten en bekers!” legde Saartje uit met een glimlach. En toen, met een blik op de bekers op tafel, moesten ze allebei grinniken.