5 minute read

Aartje en Saartje (135) - Woningnoot

Tekst: Nellie Harrewijn

Op een prachtige, zonnige herfstdag in oktober zat het staartmezenpaar Aartje en Saartje te genieten van een kopje mezenthee op hun balkon aan het Wantij, toen ze werden geroepen. Met snelle vaart en een luide groet landde hun oude vriend Kooltje de koolmees op hun waslijn. Na een wederzijdse begroeting van de meesjes vroeg Saartje of hij ook wat thee wou. “Nee, dank je,” was zijn nogal gehaaste antwoord, “geen tijd deze keer. Ik ben onderweg…” “Onderweg?” herhaalde Aartje, “waarnaartoe?” “Nou, dat is het ‘m juist, ik ben op weg naar iets dat jullie misschien ook zal interesseren.” Saartje had het gevoel dat ze de informatie eruit moest trekken en zei dat ook tegen Kooltje. Hij grinnikte. “Ik hou jullie niet meer in spanning. Ze zijn de gele vogelhuisjes aan het plaatsen op de Baanhoekweg en ik wilde het spektakel wel even volgen! Komen jullie ook mee?” De staartmeesjes keken elkaar even aan. Natuurlijk wisten ze van het kunstproject af, waarbij zo’n 85 felgele vogelhuisjes voor zowel mezen als spreeuwen werden gemaakt in het vogelverenigingsgebouw De Volière en in de herfst zouden worden geplaatst. “Oh, begint dat vandaag?” vroeg Aartje. “Wij wisten niet meer precies wanneer,” vulde Saartje aan. “Nou, we zijn toch bijna klaar met de thee,” zei Aartje na een laatste slok. “Laten we ook gaan kijken.” Na een hele korte vlucht, zagen ze vanuit hun plek op een populierentak al op afstand de ook zo fel gekleurde geel-enoranje hoogwerker bij een van de vele bomen staan. Een rond, felgekleurd vogelhuisje werd zorgvuldig vastgemaakt aan een plataanboom. “Ziezo!” hoorden ze een gespierde meeuw in oranje werkpak roepen naar zijn collega-meeuw. “Dat is er weer een! Op naar de volgende!” En langzaam boog de hoogwerker naar beneden en ging het werk verder bij een volgende boom. “Ik zie er al een aantal hangen,” zei Aartje. “Twee waren trouwens al een tijd eerder geplaatst.” Saartje knikte. “Daar woont Viooltje de koolmees en, als ik me goed herinner, net iets eerder jouw neef Dooltje,” zei ze tegen Kooltje. “Ja, hij wilde er als eerste gaan wonen, wat ik jullie toen vertelde. Een heel gedoe om hem toen te verhuizen maar hij werd inderdaad de eerste en heeft het nog steeds naar zijn zin daar. Zegt hij.” Kooltje zuchtte. “Hij liever dan ik. Ik snap niet dat hij geen last heeft van het verkeer daar, de herrie, de uitlaatgassen en de stank van de vuilniswagens! Maar ja, hij is wat dovig en kijkt niet zo krap dus…” Hij zuchtte weer en keek zijn vriendjes aan. “Genoeg gezien?” zei hij, nogal ongeduldig. Aartje en Saartje knikten. “Als je een zo’n plaatsing hebt gezien, weet je eigenlijk al voldoende,” zei Saartje. “Kom je nu je kopje thee bij ons drinken, Kooltje? Dan nemen wij gelijk een tweede.” Dat vond de koolmees goed en even later waren ze nog over het vogelhuisjesproject aan het napraten. Aartje zei, “Goed idee om wat meer woningruimte te creëren voor de vogels in Dordt. Ik hoorde dat er nogal belangstelling voor is. Een voorbeeld voor andere plaatsen in het land, gezien de woningnood de laatste tijd, zeker na die twee stormen zo kort op elkaar afgelopen winter. Wat hebben we een hoop bomenschade gehad! Hier vlakbij vielen er ook een aantal.” “Ja,” knikte Kooltje, “dat vergeet je bijna, maar het was eng. En… die huisjes krijgen een goede locatie want langs de Baanhoekweg komen niet veel katten en andere roofdieren. Voor ons vogels geeft dat een veiliger gevoel.” “En ook,” ging Saartje verder na een slokje thee, “een goede tijd van het jaar want nu hebben de vogels een aantal maanden om aan hun woninkjes te wennen voordat het voorjaar en broedtijd wordt. Dan hebben ze niet meer zo’n sterke, nieuwe lucht als de kleintjes eenmaal uit het ei komen.” “Dan hebben de vogels ook wat tijd de komende maanden om hun persoonlijke klauwdruk te verlenen aan de inrichting.” En, niet te vergeten, de buitenkant!” zei Kooltje, plotseling nogal fel. “Zoals jullie weten, vond ik die huisjes al vreemd maar, jongens, zo’n hele rij allemaal dezelfde… het lijkt wel een Bijlmermeer voor vogels! Ik hoop dat de vogels hier en daar er wat aan veranderen om ze persoonlijker te maken; zoals ze nu komen te staan, nou ja, ik zou niet weten de een van de ander te onderscheiden!” Hij fronste en nam een flinke hap van zijn zadenkoekje. “Tja, daar heb je misschien wel gelijk in,” gaf Aartje toe. “Een beetje uiterlijke versiering hier en daar zal een wat dynamischer blik geven op die wijk en maakt iedere woning uniek,” vulde Saartje aan. “Of misschien kunnen ze ieder een huisnummer krijgen. In ieder geval krijgen Dooltje en Viooltje nog meer buren binnenkort, gezelliger dus.” “Ja,” zei Kooltje en stond op om weer huiswaarts te vliegen. Hoofdschuddend nam hij afscheid met, “Ik blijf het zeggen, het is niet mijn smaak maar wie ben ik? Ik ga lekker naar Gooltje toe; we wonen al jaren kostelijk langs het Wantij in een hele gewone woning maar heerlijk rustig!” Hij zwaaide en vloog weg. Glimlachend zwaaiden de staartmeesjes hem na. “Tja,” zei Aartje toen. “Hij heeft gelijk. Ook wij genieten hier langs het Wantij. Nee, ik heb niet veel noten op mijn zang.” Hij raakte emotioneel en met een verre blik over het groene, langzaam stromende water zong hij: “Hoor in de griend het windgesuis, langs de oevers het golfjesgeruis, Zie in het riet de kleine spitsmuis, Daar langs het Wantij, daar zijn we thuis!”

Advertisement

This article is from: