4 minute read
De fietsende moraalridder
from Cul Mouthing Off
by Cul Magazine
Een u-bocht in mijn agressie op de fiets
’Ja jezus, godverdomme trut. Kan je kijken?!’, schiet er door mijn hoofd. De vrouw in kwestie steekt zomaar, zonder op of om te kijken, de straat over. Mijn giftige blik is het enige waaraan zij mijn ergernis wellicht kan aflezen. Als ze mijn kant op gekeken had. Een ergernis die bij vele van mijn medeweggebruikers te herkennen is: ik ben zeker niet de enige met een buitensporige agressie, ofwel road rage, op de fiets.
Advertisement
Anna
Terwijl de klanken van het Adagio van Elgar’s cello concerto mijn trommelvliezen zachtjes laten trillen, schiet mijn linker wenkbrauw omhoog als ik wéér een groepje stuntelende toeristen op fietsen moet passeren op weg naar werk. Ze staan altijd net onhandig midden op de weg of halverwege één van de vele bruggen; waardoor de aanloop die ik moet nemen om de brug over te komen, niet lukt. Luid zuchtend en binnensmonds vloekend fiets ik met een chagrijnig hoofd verder. Vaak vertrek ik net te laat van huis, omdat mijn werk volgens Google maar zeven minuten fietsen is, waarna ik door de binnenstad sjees alsof de duivel achter me aan zit. Maar zelfs als ik geen haast heb, en ruim de tijd heb om ergens te komen, lijkt mijn tempo op de fiets altijd toe te nemen. En daarmee ook de ergernis jegens mijn medeweggebruiker. Zodra ik echter bij mijn werk ben en voor het gebouw mijn fiets op slot zet, verdwijnt het bozefiets-humeur als sneeuw voor de zon. Vrolijk ogend, met een glimlach op mijn gezicht, wandel ik het gebouw in.
‘Hand uitsteken, lul’
Om beter inzicht te krijgen in deze ergernis en het gedrag dat ik vertoon, ben ik gaan experimenteren. Mijn hypothese: de muziek die ik luister heeft invloed op de agressie die ik vertoon in het verkeer. De resultaten bevestigen dit allesbehalve: de muziek lijkt geen enkele invloed te hebben op mijn fietsgedrag. Van Miles Davis tot 4 stemmige kerkmuziek of Doja Cat, mijn vocabulaire en irritatieniveau blijven hetzelfde. Wellicht wordt mijn fietsgedrag beïnvloed door het weer, was mijn volgende poging. En hoewel ik zodra het regent net wat harder wil fietsen en bozer kijk, ben ik op zonnige dagen net zo uitgesproken. Mijn ergernis lijkt er gewoon zomaar uit te floepen.
Toenemende snelheden
Er is dan ook behoorlijk wat om je aan te ergeren. Op mijn basisschool was het halen van een fietsdiploma verplicht.
Vóór het “examen” kregen we fietslessen: praktijk en theorie. De hele klas slaagde met vlag en wimpel kan ik mij herinneren. Regelmatig vraag ik me dan ook af hoe het kan zijn dat mensen zich de verkeersregels moeilijk lijken te herinneren. Het is toch niet zóveel gevraagd om deze regels gewoon in acht te nemen. Wellicht is mijn rage een poging tot moraalridderen: we zijn tenslotte allemaal mensen en een geheugensteuntje kan iedereen op zijn tijd wel gebruiken. Zo ook de medefietser voor me die vertraagt en met een grote boog links-afwijkend naar rechts afslaat. ‘Hand uitsteken, lul’, hoor ik mezelf mompelen.
Fietsen in Amsterdam voelt soms als een natuurlijke selectie. Bij deze survival of the fittest is het nog maar de vraag of de arrogante fietser bovenaan komt te staan. Onlangs is er een meldpunt geopend door de Fietsersbond om in kaart te brengen hoeveel fietsongevallen er in Amsterdam zijn. Vaak wordt er bij een fietsongeluk in Amsterdam, volgens de Fietsersbond, geen politie ingeschakeld en rijden mensen door na een aanrijding. Van invloed op deze ongelukken noemt de Fietsersbond het steeds drukker wordende fietspad met snelle fietskoeriers, speedpedelecs, fatbikes, en ‘gewone’ e-bikes en pleit nu voor een maximumsnelheid van 20km/u op het fietspad om het aantal ongelukken in te perken. Inderdaad kan ik niet ontkennen dat vele van mijn irritatie-momenten gelinkt zijn aan dingen die zich op het fietspad voltrekken. In een stad als Amsterdam is een elektrische fiets vaak niet nodig. De o zo herkenbare klanken van een VanMoof lokken dan ook een scala aan verwensingen uit, terwijl het stoom uit mijn oren komt. Dat irritante belletje als ze er langs willen, en jij blijkbaar niet snel genoeg aan de kant gaat terwijl zij met 35 km/u langs je schieten, kan ik niet uitstaan. Welke fiets heeft dan ook het gore lef om naar me te blaffen als ik in de buurt kom?! En als je je fiets onhandig parkeert, gaat er gegarandeerd iemand tegen aan stoten; al dan niet per ongeluk. Wat overleving betreft, ik zou wel weten welke voertuigen of weggebruikers geëlimineerd mogen worden: tyf toch op met dat kut ding.
Fietsen in Amsterdam voelt soms als een natuurlijke selectie
Doodlopende weg
Mijn experiment was niet totaal nutteloos. Waar ik in het proces achter ben gekomen is dat mijn rage gradaties heeft: op drukke, chaotisch plekken (lees: plekken waar toeristen zich vaak bevinden) ben ik net wat minder coulant naar mijn medeweggebruiker. Naast de locatie, is mijn agressie ook afhankelijk van het voertuig waarmee ik deelneem aan het verkeer. Rij ik in een auto, dan heb ik met name een afkeer voor fietsers – en mede-automobilisten. Zit ik op de fiets, dan heb ik een onuitputtelijke haat voor alles en iedereen.
Zelfs zonder vervoermiddel is niemand veilig voor mijn oplettende oog en commentator-stijl-verslag. ‘Ja, das niet handig hè pik… dat zag je aankomen…’, mompel ik gerust terwijl ik zelf niet eens betrokken ben in de situatie, maar van een afstandje toekijk en op een terras bier zit te drinken. Mijn buurman, met wie ik aan tafel zat, keek mij verrast aan. We zaten op een terras buiten, aan een drukke weg: hét recept voor een ontzettend snel afgeleide Anna. Om de zin stokte mijn gedachte – en daarmee mijn verhaal – of verschoof mijn aandacht van zijn verhaal naar een verkeerssituatie: de buurman ontdekte mijn bodemloze put aan agressie en het daarbij horende vindingrijke scheldwoorden-arsenaal. Nadat zijn verbazing enigszins was weggeëbd, begon hij het gesprek over mijn agressie.
Mijn ergernis lijkt er gewoon zomaar uit te floepen
Ik bevond mij op een doodlopende weg. Schelden op de fiets is namelijk wellicht gewoon een (lekkere) uitlaatklep. Hoe grover, hoe beter. Bezweet en met een chagrijnig hoofd door de stad sjezen, lijkt verslavend te werken. Maar mijn agressie, die zich uit in een road rage, komt wellicht ergens anders vandaan. En hoe makkelijk is het dan om deze woede te uiten op anderen en hen zelfs de schuld te geven van mijn woede. Niemand die mij tegenkomt op de fiets, en een boze kreet naar diens hoofd geslingerd krijgt, denk: goh, ze heeft ook helemaal gelijk, dit ga ik anders doen. Sterker nog, je steekt mensen aan in je agressie. Deelnemen aan het verkeer is een sociale interactie; en ook al heb ik vaak gelijk, een boodschap zonder agressie heeft vaak meer impact. Die ander in het verkeer heeft wellicht (ook) een kut dag; een bemoedigende glimlach doet dan wonderen.