Nederlandsche Vogelen
Nederlandsche Vogelen 1770 - 1829 C. Nozeman & C. Sepp Met inleiding en wetenschappelijke inhoudsopgave
woord vooraf Dr. Lily Knibbeler algemeen directeur a.i. Koninklijke Bibliotheek
De Koninklijke Bibliotheek (KB) in Den Haag is de nationale bibliotheek van Nederland. Van oudsher heeft de KB de taak het Nederlandse cultureel en wetenschappelijk erfgoed in haar collectie uit te breiden, te beheren en te bewaren en aan iedereen ter beschikking te stellen. Dat heeft ze nu ruim tweehonderd jaar gedaan en in die tijd is een omvangrijke verzameling fysieke documenten uit tien eeuwen bijeengebracht: duizenden handschriften en miljoenen gedrukte boeken, kranten, tijdschriften, prenten, kaarten, pamfletten en atlassen. Sinds de opkomst van digitale media en technieken heeft de KB zich ook daar sterk op gericht. In de laatste decennia zijn grootscheepse digitaliseringsprojecten ondernomen en behoren ook digitale publicaties tot het domein van de KB. Miljoenen digitale publicaties – oorspronkelijk digitaal of gedigitaliseerd – zijn aan de collectie toegevoegd. Met de integratie van medewerkers en taken van organisaties op het gebied van openbare bibliotheken en de digitale Nederlandse letteren per 1 januari 2015 zet de KB een belangrijke stap richting een nationale digitale bibliotheek, in het verlengde van de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen, die op die datum van kracht werd. Zo verwacht de KB steeds beter haar missie – het samenbrengen van mensen en informatie – te kunnen vervullen vanuit haar kernwaarden toegankelijkheid, duurzaamheid, innovatie en samenwerking.
oorspronkelijke delen werden daarvoor in één band samengevoegd, met een inleiding van Marieke van Delft (conservator oude drukken KB), Esther van Gelder (Universiteit Utrecht / Huygens ING) en Alexander J.P. Raat (bioloog en cultuurhistoricus). Deze introductie belicht zowel de cultuurhistorische als de wetenschappelijke waarde van de Nederlandsche vogelen. Bovendien is een wetenschappelijke index toegevoegd, waarvoor alle platen en beschrijvingen opnieuw bestudeerd zijn door moderne ornithologen als Ruud Vlek, Alexander J.P. Raat, Jan De Smet en Johan De Meester. En bioloog en schrijver Midas Dekkers schreef een bijdrage over zijn beleving van de Nederlandsche vogelen. Van dit alles maakte Uitgeverij Lannoo onder leiding van directeuruitgever Maarten Van Steenbergen een aansprekende uitgave.
Onze gehele collectie staat ten dienste van onderzoekers en geïnteresseerden op zoek naar kennis en cultuurbeleving. Een van de topstukken uit de collectie gedrukte boeken is het werk dat hier in verkleinde facsimile voor u ligt: Nederlandsche vogelen. In dit boek, waaraan werd begonnen in 1770, is voor het eerst een poging gedaan een overzicht samen te stellen van alle inheemse vogels uit Nederland, in woord én beeld. Initiatiefnemer was de vooruitstrevende bioloog Cornelis Nozeman, die in de Amsterdamse uitgever J.C. Sepp een enthousiaste partner vond. Nozeman koos welke vogels opgenomen werden en maakte de beschrijvingen, terwijl de tekeningen gemaakt werden door de vader van de uitgever, Christiaan Sepp. Tot aan 1829 is aan dit overzichtswerk gewerkt, door opeenvolgende redacteuren, uitgevers en een flink aantal tekenaars. In die zestig jaar zijn bijna tweehonderd vogelsoorten beschreven en in tweehonderdvijftig superbe platen afgebeeld. De platen en beschrijvingen werden eerst los, in afleveringen gepubliceerd, die later tot vijf kloeke delen gebonden konden worden. Daarmee ontstond een monument voor de ornithologie, dat nog steeds tot de verbeelding spreekt vanwege de grondige beschrijvingen van de vogels en de fantastische afbeeldingen. Maar het is meer dan dat. Het is een uitgave die de natuur van ons land in beeld brengt in een tijd dat men zich bewust werd van de eigen, nationale identiteit.
Deze prachtuitgave was een eclatant succes. Binnen enkele weken was de gehele oplage uitverkocht. Om aan de blijvende vraag tegemoet te komen is besloten nogmaals een facsimile te maken, op een iets kleiner formaat. Hierin zijn opnieuw alle beschrijvingen en platen uit de vijf oorspronkelijke delen in één band samengevoegd, nu op 70 procent van de originele grootte. De overige bijdragen zijn opnieuw gezet en hier en daar herzien. Ik ben verheugd dat op deze manier de KB samen met Lannoo dit standaardwerk van de vroege ornithologie nogmaals binnen het bereik brengt van velen. Ornithologen, kunsthistorici en historisch geïnteresseerden: ik wens u veel lees- en kijkplezier!
In 2014 maakten de KB en Lannoo een facsimile van het hele werk op ware grootte. Alle beschrijvingen en platen uit de vijf
5
vroegere vogels Midas Dekkers Bioloog en schrijver
Bladerend door oude fotoalbums word je bevangen door een mengeling van weemoed en vervreemding. Zo waren we. Hoe graag zou je een dagje teruggaan naar die tijd. Maar hoor je er nog bij? Enerzijds zien ze er zo vertrouwd uit: tante Agaat, het zoontje van de slager, de burgemeester en die daar, ben je dat zelf niet? Anderzijds lijken het wezens van een andere planeet met hun bakkebaarden en korsetten, stuurs starend in de camera. We zijn het wel en we zijn het niet. Maar wie zijn we dan? Je blijft bladeren. De avond is om voor je het weet.
Nederlandsche vogelen is geen natuurgids, het is een uitstalkast van Gods schepping, een verrukkelijke etalage om je neus plat tegen het glas te drukken. Voor Nozeman en Sepp was elke vogel een splinter van het paradijs. Splinter of niet, houterig zien hun dieren er zeker uit. Dat is geen toeval. Vaak werden ze getekend aan de hand van opgezette exemplaren. Dat mag dan niet natuurlijk zijn, je kunt zo wel alle details goed zien. En het geeft ons een unieke kijk in de gedachtewereld van een achttiende-eeuwer. Niet alleen bij het tekenen, ook bij het opzetten is de vogel door mensenogen en mensenhanden gegaan. Gods schepsel is twee keer door de mens geamendeerd. Zien veel mensen een afbeelding van een opgezette vogel als een gemankeerd schepsel – levenloos, met stomheid geslagen, niet meer eierenleggend – ze voegt ook heel wat aan het schepsel toe: de human touch. Ze is een document van een voor mens en dier vervlogen tijd. En een vervlogen Nederland. In Nederland is de natuur steeds huiselijker geworden. Een oord voor pannenkoekenhuizen. En voor koek. Sinds het verschijnen van de Verkade-albums wordt de Nederlandse natuur vooral met koek geassocieerd. In die albums plakte je kleine plaatjes, nijver door het kopen van koekjes en kaakjes bij elkaar geknaagd. Hoe mooi ook, ze steken pover af bij het monumentaalste natuurboek van Amerika: The Birds of America (1827-1839) van John James Audubon, waarin de vogels op ware grootte werden afgebeeld, ook als het een arend of flamingo betrof. Een exemplaar van dit vierdelige werk kost tegenwoordig meer dan tien miljoen dollar. Toch heeft menige Amerikaan zijn eigen Audubon in huis in de vorm van placemats, dekbedden en – ook zij! – koektrommels met oude vogelplaten. Ze moesten eens weten dat Nederland zijn eigen Audubon heeft in de vorm van Nozeman & Sepp, met alle afbeeldingen zo mogelijk eveneens op ware grootte (in deze facsimile afgebeeld op 70%). Maar de meeste Nederlanders weten het zelf niet eens. Zij knabbelen maar door. In Nederlandsche vogelen kom je veel oude bekenden tegen. Anderen schitteren door afwezigheid. Van exoten als de Nijlgans of Halsbandparkiet hadden Nozeman en Sepp nog nooit gehoord. De vogelfauna is sneller veranderd dan je zou denken. Moderne vogelliefhebbers houden daar niet van. Zij klagen om wat door uitsterven verloren ging en jammeren over wat er door faunavervalsing bij kwam. Zo ga je nooit voor je plezier het bos in. Maar de natuur is geen star gegeven. Ze is geen plaatje dat behouden moet blijven, ze is een film die almaar doorloopt. De levende natuur moet bewegen, anders sterft ze. Dat geldt eens te meer voor boeken over de natuur. Staar je niet blind op een plaat, maar blijf bladeren in Nederlandsche vogelen, dan komen de vogels vanzelf tot leven. En is de avond om voor je het weet.
Vogels hebben geen fotoalbums. Ze bewaren geen tastbare herinneringen aan hun tijd in het ei, de veilige warmte onder moeders kont, de eerste solovlucht, het prachtkleed van hun grootvader. Hun wel en wee wordt alleen bijgehouden door de mens, in duizenden vogelboeken, bibliotheken vol. Meestal zijn dat veldgidsen: catalogi van eigenschappen om de vogels op naam te brengen, met vermelding van de graad van zeldzaamheid, zodat je weet hoe blij je moet zijn als je er een ziet. Maar er zijn ook oude albums om thuis vol weemoed en vervreemding weg te dromen. In Nederlandsche vogelen vind je oude bekenden als de mus of kwikstaart terug – maar dan anders. Vogels hadden twee eeuwen terug heus geen bakkebaarden of korsetten – zo snel gaat de evolutie niet – en toch is een musch nog geen mus, een Geele Kwikstaert geen Gele Kwikstaart, laat staan dat een Vlam-Sys precies hetzelfde zou zijn als een Kneu. Het is een kwestie van houding: niet vrij, zoals een vogel betaamt, in de lucht, maar geposeerd als in een ouderwetse fotostudio. Deftig. Op z’n zondags. Geen vroege vogel, maar een vogel van vroeger. Des te opvallender zijn de prachtige kleuren, zo goed als nieuw. Het dier zelf is voorgoed verdwenen, tot stof en as vergaan, maar zijn kleuren fonkelen je tegemoet, bewaard gebleven op de veiligste plek die tere, natuurlijke kleurstoffen zich kunnen wensen, op de zelden opengeslagen pagina’s binnen een boek, waar het zonlicht er niet bij kan om ze te verzengen. Ook in de facsimile is te zien hoe zorgvuldig de gravures zijn ingekleurd, tot de veren glansden van vliegplezier. Daar kan geen foto tegenop. Niet dat ik iets tegen natuurfoto’s heb. Wie van de natuur houdt, hij fotografere naar hartenlust. Maar vergeet niet om ook eens zonder lens te kijken, uit eigen ogen. Wie de natuur wil leren kennen, die kijke zelf. Het zou me niet verbazen als de mensen vroeger, toen er nog geen camera’s waren, beter keken. In plaats van foto’s maakten ze tekeningen. Daar ga je vanzelf beter van kijken. Maak een foto van een Pimpelmees en je bent niks wijzer, teken hem en opeens weet je hoe dat blauwe petje zit, waar zijn poten uit het lijfje komen, waarom hij zo pienter kijkt. Kijken konden de tekenaars van Nederlandsche vogelen. Toch is het in moderne ogen net of hun vogels niet helemaal kloppen. Zo zit een mus niet, denk je. Maar daar was het Nozeman of Sepp ook niet om te doen. Wat een vogel in de natuur uitspookte moest hij zelf weten, hun ging het om de vogel nadat de mens hem zich had toegeëigend. Natuur telde pas wanneer je er als mens iets mee gedaan had: geschoten, klaargemaakt, afgebeeld of – bovenal – gebruikt om er de lof mee te zingen van de Schepper die zoiets moois in mensenhand gegeven had.
7
inhoud Alexander J.P. Raat en Ruud Vlek (Zie ook: Verantwoording facsimile p. 34)
5
Woord vooraf
7
Vroegere vogels Inhoud
9
16
34
Verantwoording van de facsimile
35
Gebruikte literatuur
Inleiding
pag. nr. latijnse nederlandse plaat naam n & s naam n & s
actuele wetenschappelijke naam
van de vogel zoals beschreven in de tekst
actuele nederlandse benaming
aanvullende bijzonderheden
van de vogel zoals beschreven in de tekst
deel i Titelprent
Panurus biarmicus (Linnaeus, 1758)
Baardman
Cyanistes caeruleus (Linnaeus, 1758)
Pimpelmees
Sylvia communis Latham, 1787
Grasmus Nest van Grote Karekiet
37
Certhia brachydactyla Brehm, CL, 1820
Boomkruiper
Troglodytes troglodytes (Linnaeus, 1758)
Winterkoning
38
Titelpagina
40
Voorbericht van den schryver
42
Korte inhoud van ’t eerste deel
45
pl. 1
47
pl. 2
53
pl. 3
Garrulus
Gaey
Garrulus glandarius (Linnaeus, 1758)
Pica
Aekster
Pica pica (Linnaeus, 1758)
Caryocatactes
Nootenkraeker Nucifraga caryocatactes (Linnaeus, 1758)
Gaai Ekster Notenkraker
55
pl. 4-5
Palumbus
Bosch- of Ring-Duif
Columba palumbus Linnaeus, 1758
Houtduif
59
pl. 6
Turtur
Tortel
Streptopelia turtur (Linnaeus, 1758)
Zomertortel
63
pl. 7
Oenas, Vinago, Livia
Blaeuwduif
Columba livia Gmelin, JF, 1789
Rotsduif / Tamme Duif
65
pl. 8-9
Milvus Aeruginosus
Klem, Koop, Kiekendief
pl. 5: nest en eieren
forma domestica Circus aeruginosus (Linnaeus, 1758)
Bruine Kiekendief
pl. 8: f.; prooi: tamme duif / pl. 9: nest en eieren
71
pl. 10
Turdus ater
Merel
Turdus merula Linnaeus, 1758
Merel
pl. 10: boven: m.; onder: f.
75
pl. 11
Oriolus
Goudmerel, Wielewael
Oriolus oriolus (Linnaeus, 1758)
Wielewaal
pl. 11: boven: m.; onder: f.
77
pl. 12
Turdus, Iliacus
Koperwiek
Turdus iliacus Linnaeus, 1758
Koperwiek
pl. 12: boven: Zanglijster
[Turdus philomelos,
Brehm, CL, 1831];
onder: Koperwiek
81
pl. 13
Turdus Pilaris minor
Kleiner Graeuwe Lyster
Turdus philomelos Brehm, CL, 1831
Zanglijster
83
pl. 14
Sturnus, et Cinclus
Spreeuw en Waterspreeuw
Sturnus vulgaris Linnaeus, 1758
Waterspreeuw en Spreeuw pl. 14: boven: Water-
87
pl. 15
89
pl. 16
en Cinclus cinclus (Linnaeus, 1758)
Alauda
Leeurik
Alauda arvensis Linnaeus, 1758
Veldleeuwerik
Tringa, seu Glareola,
Kemphaen
Philomachus pugnax (Linnaeus, 1758)
Kemphaan
spreeuw; onder: Spreeuw pl. 16: boven: m.; onder: f.
Pugnax
93
pl. 17
Hirundo, Domestica
Huis-Zwaluw
Hirundo rustica Linnaeus, 1758
Boerenzwaluw
95
pl. 18
Hirundo, Agrestis
Boeren-Zwaluw
Delichon urbicum (Linnaeus, 1758)
Huiszwaluw
99
pl. 19
Hirundo, Riparia
Aerd- of Oever-Zwaluw
Riparia riparia (Linnaeus, 1758)
Oeverzwaluw
101
pl. 20
Hirundo, Apus
Gier-Zwaluw
Apus apus (Linnaeus, 1758)
Gierzwaluw
105
pl. 21
Caprimulgus
Geitenmelker of Dagslaep
Caprimulgus europaeus Linnaeus, 1758
Nachtzwaluw
pl. 21: f.; onvolw.
107
pl. 22
Picus, albo nigroque
Grooter Bont Specht
Dendrocopos major (Linnaeus, 1758)
Grote Bonte Specht
pl. 22: m. en 2 ex. juv.
varius, major
111
pl. 23
Picus Viridis
Groen-Specht
Picus viridis Linnaeus, 1758
Groene Specht
pl. 23: boven: m; onder: f.
113
pl. 24
Parus Caeruleus
Blaeuwe Mees,
Cyanistes caeruleus (Linnaeus, 1758)
Pimpelmees
pl. 24: boven: m; onder: f.
Poecile montanus (Conrad, 1827)
Matkop
pl. 25: boven: Zwarte Mees
117
pl. 25
Parus Palustris
Pimpel-Mees Rietmees
[Periparus ater (Linnaeus,
1758)]; onder: Matkop
119
pl. 26
Parus Caudatus
Staert-Mees
Aegithalos caudatus (Linnaeus, 1758)
Staartmees
123
pl. 27
Haematopus
Scholaekster
Haematopus ostralegus Linnaeus, 1758
Scholekster
pl. 27: ad. zomerkleed
125
pl. 28
Rusticola
Grutto
Limosa limosa (Linnaeus, 1758)
Grutto
pl. 28: zomerkleed
131
pl. 29-30
Ardeola
Woffer, Houtpitoortje,
Ixobrychus minutus (Linnaeus, 1766)
Woudaap
pl. 29: boven: m.; onder: f. /
Woudhopje
135
pl. 31
Certhia
Boomkruipertje Certhia brachydactyla Brehm, CL, 1820
137
pl. 32-33
Fulica
Koet, Meyrkoet
Fulica atra Linnaeus, 1758
9
pl. 30: nest
Boomkruiper Meerkoet
pl. 33: nest en eieren
pag. nr. latijnse nederlandse plaat naam n & s naam n & s
actuele wetenschappelijke naam
van de vogel zoals beschreven in de tekst
141
pl. 34-35
Strix, Ulula
Uil
Asio flammeus (Pontoppidan, 1763)
actuele nederlandse benaming
aanvullende bijzonderheden
van de vogel zoals beschreven in de tekst
Velduil
pl. 34: Velduil met
kenmerken Bosuil
[Strix aluco Linnaeus, 1758]
145
pl. 36
Tringa, Vanellus,
Kievit
Vanellus vanellus (Linnaeus, 1758)
Kievit
pl. 36: boven: f.; onder: m.
Gavia, Vulgaris
149
pl. 37
Recurvirostra
Kluit
Recurvirostra avosetta Linnaeus, 1758
Kluut
151
pl. 38
Noctua minor
Steen-uil
Athene noctua (Scopoli, 1769)
Steenuil
Waterhoentje
Gallinula chloropus (Linnaeus, 1758)
Waterhoen
Aucuparia
155
Fulica, Chloropus
pl. 39
157
pl. 40
Chloris
Groenling
Chloris chloris (Linnaeus, 1758)
Groenling
pl. 40: boven: m.; onder: f.
161
pl. 41-42
Ardea, Stellaris
Roerdomp
Botaurus stellaris (Linnaeus, 1758)
Roerdomp
pl. 42: nest en eieren
165
pl. 43
Fringilla, Domestica,
Huismusch
Passer domesticus (Linnaeus, 1758)
Huismus
pl. 43: boven: m.; onder f.
Boom- of Ring-Musch
Passer montanus (Linnaeus, 1758)
Ringmus
167
pl. 44
Passer Fringilla,
Passer Arboreus
171
pl. 45
Fringilla, Schoeniclus
173
pl. 46
Motacilla, Phoenicurus Roodstaert, Paepje
Sloot-Musch
Emberiza schoeniclus (Linnaeus, 1758)
Rietgors
pl. 45: boven: f.; onder: m.
Phoenicurus phoenicurus
Gekraagde Roodstaart
pl. 46: boven: Zwarte
(Linnaeus, 1758)
Roodstaart f.
[Phoenicurus ochruros
(Gmelin, SG, 1774)];
onder: Gekraagde
Roodstaart m.
177
pl. 47
Parus, Biarmicus
Baerdmannetje
Panurus biarmicus (Linnaeus, 1758)
Baardman
179
pl. 48
Motacilla Rubecula;
Roodborstje
Erithacus rubecula (Linnaeus, 1758)
Roodborst
Scholver
Phalacrocorax carbo (Linnaeus, 1758)
Aalscholver
Titelprent
Panurus biarmicus (Linnaeus, 1758)
Baardman
Cyanistes caeruleus (Linnaeus, 1758)
Pimpelmees
Sylvia communis Latham, 1787
Grasmus
Certhia brachydactyla Brehm, CL, 1820
Boomkruiper
Troglodytes troglodytes (Linnaeus, 1758)
Winterkoning
Sylvia, Sylvatica
183
Pelecanus, Carbo
pl. 49-50
pl. 47: boven: m.; onder: f.
pl. 50: nest en eieren
deel ii 188
Nest van Grote Karekiet
189
Titelpagina
190
Voorberigt
192
Alphabetische naamlijst
196
Korte inhoud van het tweede deel
199
pl. 51
Turdus, Junco
Groote of
Acrocephalus arundinaceus
Dubbele Karrakiet
(Linnaeus, 1758)
Grote Karekiet
pl. 51: boven: m.; onder: f. pl. 52: boven: f.; onder: m.
203
pl. 52
Turdus, Calamoxenus
Rietvink
Sylvia communis Latham, 1787
Grasmus
207
pl. 53
Turdus, Junco minor
Enkele of Kleine Karrakiet
Acrocephalus schoenobaenus
Rietzanger
209
pl. 54
Turdus, Arundinaceus
Karrakietje
(Linnaeus, 1758) Hippolais icterina Vieillot, 1817
Spotvogel
pl. 53: boven: m.; onder: onvolw. pl. 54: boven: Kleine
Karekiet Minimus
[Acrocephalus scirpaceus
(Hermann, 1804)] /
onder: Grasmus m.
[Sylvia communis
Latham, 1787]
213
pl. 55
Motacilla, Flava
215
pl. 56-57
Larus, Minor Cinereus, Zee Zwaluw, Vischdiefje,
221
pl. 58
Geele Kwikstaert
Motacilla flava Linnaeus, 1758
Gele Kwikstaart
Sterna hirundo Linnaeus, 1758
Visdief
Sterna, Hirundo
Splitstaert
Scolopax, Arquata,
Graeuwe Wulp
pl. 55: boven: f.; onder: m. pl. 56: f. / pl. 57: m. (beide vlgs. N)
Numenius arquata (Linnaeus, 1758)
Wulp
pl. 58: f.
Troglodytes troglodytes (Linnaeus, 1758)
Winterkoning
pl. 59: boven: m.; onder: f.
Falcator, Numenius
Major 225
pl. 59
Motacilla, Troglodytes, Winterkoning
Regulus
227
pl. 60
Parus, Major
Kool-Mees
Parus major Linnaeus, 1758
Koolmees
pl. 60: boven: m.; onder: f.
231
pl. 61
Emberiza, Citrinella
Geelgerst, Haverkneu
Emberiza citrinella Linnaeus, 1758
Geelgors
pl. 61: boven: m.; onder: f.
233
pl. 62
Cuculus, Canorus
Koekoek
Cuculus canorus Linnaeus, 1758
Koekoek
pl. 62: m.
237
pl. 63
Motacilla, Alba
Witte Kwikstaert
Motacilla alba Linnaeus, 1758
Witte Kwikstaart
pl. 63: boven: Witte
Kwikstaart [?] m.; onder:
Rouwkwikstraat [?] m.
[Motacilla alba yarrellii
Gould, 1837]
10
pag. nr. latijnse nederlandse plaat naam n & s naam n & s
actuele wetenschappelijke naam
van de vogel zoals beschreven in de tekst
actuele nederlandse benaming
aanvullende bijzonderheden
van de vogel zoals beschreven in de tekst
239
pl. 64
Lanius, excubitor
Blaeuwe Klaeuwier
Lanius excubitor Linnaeus, 1758
Klapekster
243
pl. 65
Motacilla, Luscinia
Nachtegael
Luscinia megarhynchos Brehm, CL, 1831
Nachtegaal
247
pl. 66
Lanius, Collyrio
Graeuwe Klaeuwier
Lanius collurio Linnaeus, 1758
Grauwe Klauwier
251
pl. 67
Upupa, Epops
Hoppe
Upupa epops Linnaeus, 1758
Hop
253
pl. 68
Sterna, Nigra
Zwarte Ikstern
Chlidonias niger (Linnaeus, 1758)
Zwarte Stern
257
pl. 69
Loxia, Pyrrhula
Goudvink
Pyrrhula pyrrhula (Linnaeus, 1758)
Goudvink
pl. 69: boven: f.; onder: m.
259
pl. 70
Fringilla, Spinus,
Sys
Spinus spinus (Linnaeus, 1758)
Sijs
pl. 70: boven: f.; onder: m.
Appelvink
Coccothraustes coccothraustes
Appelvink
pl. 71: boven: m.; onder: f.
Linaria, Viridis
263
Loxia, Coccothraustes
pl. 71
pl. 72
Motacilla,
Braemsluiper,
(Ruborum) Cinerea
Brummeldiefje
269
pl. 73
Fringilla, Coelebs
271
pl. 74
275
pl. 75
pl. 64: Klapekster pl. 66: boven: m.; onder: f.
(Linnaeus, 1758) Sylvia borin (Boddaert, 1783)
Tuinfluiter
Schildvink
Fringilla coelebs Linnaeus, 1758
Vink
pl. 73: boven: m.; onder: f.
Tetrao, Coturnix
Kwartel, Kwakkel
Coturnix coturnix (Linnaeus, 1758)
Kwartel
pl. 74: boven: f.; onder: m.
Emberiza,
Geerst Kneu
Emberiza hortulana Linnaeus, 1758
Ortolaan
(an Hortulana ?)
277
pl. 76-77
Anas, Crecca
Winter-Taling
Anas crecca Linnaeus, 1758
Wintertaling
283
pl. 78-79
Ardea, Nycticorax
Blaeuwe Kwak
Nycticorax nycticorax (Linnaeus, 1758)
Kwak
pl. 79: nest en eieren
287
pl. 80-81
Larus
Kokmeeuw
Chroicocephalus ridibundus
Kokmeeuw
pl. 80: ad. zomerkl. /
265
293
pl. 82
Fringilla, Cannabina
Vlam-Sys
(Linnaeus, 1766)
pl. 81: 2de zomerkl.
Linaria cannabina (Linnaeus, 1758)
pl. 82: boven: m.;
Kneu
onder: f.
297
pl. 83-84
Phasianus, Colchicus
Fasant
Phasianus colchicus Linnaeus, 1758
Fazant
pl. 83: m. / pl. 84: f.
303
pl. 85
Motacilla, Oenanthe
Wyntapper, Tapuit, Stag
Oenanthe oenanthe (Linnaeus, 1758)
Tapuit
pl. 85: boven: f.; onder: m.
305
pl. 86-87
Tetrao, Tetrix
Kor-Berk- of Moer-Hoen
Lyrurus tetrix (Linnaeus, 1758)
Korhoen
311
pl. 88
Colymbus, Cristatus
Fuut, Pronkvogel, Keizer,
Podiceps cristatus (Linnaeus, 1758)
Fuut
Bonte Visscher
315
pl. 89-90
Platalea, Leucorodia
Lepelaer
Platalea leucorodia Linnaeus, 1758
Lepelaar
321
pl. 91
Ardea Ciconia
Oijevaar
Ciconia ciconia (Linnaeus, 1758)
Ooievaar
323
pl. 92-93
Anas Acuta
Pylstaart Zee-Eend
Anas acuta Linnaeus, 1758
Pijlstaart
pl. 92: m. / pl. 93: f.
329
pl. 94-95
Anas Circia
Zomer-Taling, Star-Eend
Anas querquedula Linnaeus, 1758
Zomertaling
pl. 94: m. / pl. 95: f.
335
pl. 96-97
Tetrao Perdix
Patrys, Veldhoen
Perdix perdix (Linnaeus, 1758)
Patrijs
pl. 96: m. / pl. 97: f.
341
pl. 98
Anas, Bernicla
Rotgans, Ringelgans
Branta bernicla (Linnaeus, 1758)
Rotgans
345
pl. 99-100
Anas, Tadorna
Berg-Eend
Tadorna tadorna (Linnaeus, 1758)
Bergeend
Titelprent
Spinus spinus (Linnaeus, 1758)
Sijs
Linaria cannabina (Linnaeus, 1758)
Kneu
Upupa epops Linnaeus, 1758
Hop
Pyrrhula pyrrhula (Linnaeus, 1758)
Goudvink
Coturnix coturnix (Linnaeus, 1758)
Kwartel
pl. 90: nest en eieren
pl. 99: m. / pl. 100: f.
deel iii 350
351
Titelpagina
352
Voorberigt
355
pl. 101
Larus Cinereus
Groote Zee-Meeuw
Larus argentatus Pontoppidan, 1763
Zilvermeeuw
357
pl. 102
Anas Brenta
Brandgans
Branta leucopsis (Bechstein, 1803)
Brandgans
361
pl. 103
Corvus Frugilegus
Roek
Corvus frugilegus Linnaeus, 1758
Roek
363
pl. 104
Ampelis Garrulus
Beemer, Zydestaart,
Bombycilla garrulus (Linnaeus, 1758)
Pestvogel
pl. 104: boven: m.; onder: f.
Pestvogel
367
pl. 105
Anas Anser
Rietgans, Graeuwe Gans
Anser anser (Linnaeus, 1758)
Grauwe Gans
369
pl. 106
Corvus Cornix
Bonte-Kraey
Corvus cornix Linnaeus, 1758
Bonte Kraai
373
pl. 107
Anas Erythropus
Kolgans
Anser albifrons (Scopoli, 1769)
Kolgans
375
pl. 108
Alauda Trivialis
Pieper, Tiet-Leeurik
Anthus pratensis (Linnaeus, 1758)
Graspieper
379
pl. 109-110
Anas Penelope
Smient, Fluit-Eend
Anas penelope Linnaeus, 1758
Smient
pl. 109: m. / pl. 110: f.
385
pl. 111-112
Anas Boschas
Wilde Eend, Spiegel-Eend,
Anas platyrhynchos Linnaeus, 1758
Wilde Eend
pl. 111: m. / pl. 112: f.
Ring-Eend
391
pl. 113
Corvus Monedula
Kaeuw
Coloeus monedula (Linnaeus, 1758)
Kauw
393
pl. 114
Loxia Curvirostra
Kruisbek, Kruisvink
Loxia curvirostra Linnaeus, 1758
Kruisbek
397
pl. 115
Corvus Corone
Kraey
Corvus corone Linnaeus, 1758
Zwarte Kraai
399
pl. 116
Fringilla
Keep, Boschvink Fringilla montifringilla Linnaeus, 1758
Montifringilla
403
pl. 117
Falco Nisus
Sperwer, Vinken-Valk
405
pl. 118
Falco Subbuteo
Boomvalk, Stootvalk
409
pl. 119
Colymbus Minor
Kleine Fuut, Duiker,
411
pl. 120
Scolopax Gallinago
pl. 114: boven: m.; onder: f.
Keep
pl. 116: boven: f.; onder: m.
Falco tinnunculus Linnaeus, 1758
Sperwer en Torenvalk
pl. 117: f.
Falco subbuteo Linnaeus, 1758
Boomvalk
pl. 118: juv.
Tachybaptus ruficollis (Pallas, 1764)
Dodaars
pl. 119: 2 ex. ad. winterkl.
Gallinago gallinago (Linnaeus, 1758)
Watersnip
Dod-Aars Water-Snep, Gewoone Snep
11
pag. nr. latijnse nederlandse plaat naam n & s naam n & s
actuele wetenschappelijke naam
van de vogel zoals beschreven in de tekst
415
pl. 121
Turdus Pilaris
Groote Graeuwe,
Turdus pilaris Linnaeus, 1758
actuele nederlandse benaming
aanvullende bijzonderheden
van de vogel zoals beschreven in de tekst
Kramsvogel
pl. 121: boven: Zanglijster
Veld-Lyster, Kramsvogel [Turdus philomelos
Brehm, CL, 1831];
onder: Kramsvogel
417
pl. 122
Scolopax Gallinula
Halfsnepje, Haairsnep Lymnocryptes minimus (Br端nnich, 1764)
421
pl. 123
Turdus Torquatus
Ring-Lyster, Kraag-Meerel
Turdus torquatus Linnaeus, 1758
Beflijster
pl. 123: boven: m.; onder: f.
423
pl. 124-125
Mergus Serrator
Zaagbek,
Mergus serrator Linnaeus, 1758
Middelste Zaagbek
pl. 124: m. / pl. 125: f.
Hydrobates pelagicus (Linnaeus, 1758)
Stormvogeltje
429
pl. 126
Procellaria Pelagica
433
pl. 127
Scolopax Gallina
Bokje
Kleine Duikergans Stormzwaluw, Petrell,
Gewoone Onweersvogel Dubbelsnep, Poelsnep
Gallinago media (Latham, 1787)
Poelsnip
pl. 127: boven: Watersnip
[Gallinago gallinago
(Linnaeus, 1758)];
onder: Poelsnip
435
pl. 128-129
Charadrius Pluvialis
Goud-Plevier
Pluvialis apricaria (Linnaeus, 1758)
Goudplevier
pl. 128 / pl. 129: beide ex. in winterkl.
441
pl. 130-131
Anas Clypeata
Slobbe, Schild-Eend
Anas clypeata Linnaeus, 1758
Slobeend
447
pl. 132
Tringa Gambetta
Zwarte Ruiter
Tringa erythropus (Pallas, 1764)
Zwarte Ruiter
451
pl. 133
Tringa Striata
Tuureluer
Tringa totanus (Linnaeus, 1758)
Tureluur
453
pl. 134-135
Rallus Aquaticus
Riet-Hoentje, Water-Rall
Porzana porzana (Linnaeus, 1766)
Porseleinhoen
pl. 130: m. / pl. 131: f.
pl. 134: Porseleinhoen ad.
zomerkl. / pl. 135:
Porseleinhoen onvolw.
459
pl. 136
Charadrius Hiaticula
Piepert, Zee-Leeurik
Charadrius hiaticula Linnaeus, 1758
Bontbekplevier
pl. 136: boven: f. (?); onder: m.
463
pl. 137
Tringa Candida
Witte Strandlooper
Tringa erythropus (Pallas, 1764)
Zwarte Ruiter
pl. 137: winterkl.
465
pl. 138
Anas Marila
Topper, Veld-Duiker
Aythya marila (Linnaeus, 1761)
Topper
pl. 138: m.
469
pl. 139
Tringa Cinclus
Stint, Zee-Leeurik
Calidris minuta (Leisler, 1812)
Kleine Strandloper
471
pl. 140
Alauda Campestris
Veld-Leeurik
Oenanthe oenanthe (Linnaeus, 1758)
Tapuit
pl. 140: herfstkl.
475
pl. 141
Rallus Crex
Kwartel-Koning
Crex crex (Linnaeus, 1758)
Kwartelkoning
pl. 141: f. onvolw.
477
pl. 142-143
Anas Fuligula
Toppertje, Kamduiker,
Aythya fuligula (Linnaeus, 1758)
Kuifeend
pl. 142: m. / pl. 143: f.
Chroicocephalus ridibundus
Kokmeeuw
pl. 144: Kokmeeuw met
483
pl. 144
Larus Canus
Rouwbandje Kleine Zee-Meeuw
(Linnaeus, 1766)
kenmerken Stormmeeuw
[Larus canus Linnaeus,
1758]: winterkl.
pl. 145
Charadrius Cinereus
Gryze en Graeuwe
Calidris alba (Pallas, 1764)
Drieteenstrandloper
pl. 145: boven: Drieteen-
et Calidris
Zand-Plevier
en Calidris alpina (Linnaeus, 1758)
en Bonte Strandloper
strandloper / onder:
487
489
pl. 146
Alcedo Ispida
Ysvogel
Alcedo atthis (Linnaeus, 1758)
IJsvogel
Bonte Strandloper pl. 146: boven: f., midden: m. en onder: leucist.
493
pl. 147
Scolopax Rusticola
Hout-Snep
Scolopax rusticola Linnaeus, 1758
Houtsnip
495
pl. 148
Ardea Cinerea
Blaauwe Reiger
Ardea cinerea Linnaeus, 1758
Blauwe Reiger
499
pl. 149
Tringa macularia
Vlakkige en Bonte
Arenaria interpres (Linnaeus, 1758)
Steenloper en Oeverloper pl. 149: boven: Steenloper;
pl. 148: onvolw.
et Varia
Zandlooper
en Actitis hypoleucos (Linnaeus, 1758)
onder: Oeverloper
501
Motacilla Regulus
Goudhaantje
Regulus regulus (Linnaeus, 1758)
Goudhaan
pl. 150: boven: m.; onder: f.
pl. 150
deel iv Titelprent
Spinus spinus (Linnaeus, 1758)
Sijs
Upupa epops Linnaeus, 1758
Kneu
Linaria cannabina (Linnaeus, 1758)
Hop
Pyrrhula pyrrhula (Linnaeus, 1758)
Goudvink
Coturnix coturnix (Linnaeus, 1758)
Kwartel
504
505
Titelpagina
506
Voorberigt
508
Korte inhoud van het vierde deel
510
Alphabetische naamlijst van het derde en vierde deel
515
pl. 151-152
Mergus minutus
Kleine Zaagbek, Scherpbek
Mergellus albellus (Linnaeus, 1758)
Nonnetje
521
pl. 153
Strix Flammea
Goudglanzige Kat-Uil,
Tyto alba guttata (Brehm, CL, 1831)
Kerkuil
Plectrophenax nivalis (Linnaeus, 1758)
Sneeuwgors
523
pl. 154
Emberiza Nivalis
pl. 151: f. / pl. 152: m.
Kerkuil Strandputter, Sneeuwvogel
pl. 154: boven: m.; onder: f. in winterkl.
527
pl. 155
Strix Otus
Hoorn-Uil, Rans-Uil, Oor-Uil
Asio otus (Linnaeus, 1758)
Ransuil
529
pl. 156
Scolopax Phaeopus
Kleine Wulp, Regen-Wulp
Numenius phaeopus (Linnaeus, 1758)
Regenwulp
533
pl. 157-158
Falco Tinnunculus
Steenschmetzer,
Falco tinnunculus Linnaeus, 1758
Torenvalk
Windwanner, Tooren-Valk
12
pl. 157: m. / pl. 158: f.
pag. nr. latijnse nederlandse plaat naam n & s naam n & s
actuele wetenschappelijke naam
van de vogel zoals beschreven in de tekst
539
pl. 159-160
Anas Ferina
Bruinkop, Knob-Eend,
Bucephala clangula (Linnaeus, 1758)
actuele nederlandse benaming
aanvullende bijzonderheden
van de vogel zoals beschreven in de tekst
Brilduiker
Zee-Duiker
pl. 159: onvolw. / pl. 160: f. ad.
545
pl. 161-162
Anas Strepera
Kreest, Roeper-Eend, Krak
Anas strepera Linnaeus, 1758
Krakeend
pl. 161: m. / pl. 162: f.
551
pl. 163
Tringa Ochropus,
Strand-Snep, Groenpoot
Tringa nebularia (Gunnerus, 1767)
Groenpootruiter
pl. 163: ad. zomerkl.
Littorea
553
pl. 164
Scolopax Limosa
Slyktreeder, Marel
Limosa limosa (Linnaeus, 1758)
Grutto
557
pl. 165
Anas Pullata
Bruine Duiker-Eend,
Aythya nyroca (G端ldenst辰dt, 1770)
Witoogeend
pl. 165: m.
Mergus merganser Linnaeus, 1758
Grote Zaagbek
pl. 166: m.
559
pl. 166
Mergus Merganser
Rouwdraager Groote Duiker-Gans, Dubbelde Zaagbek
563
pl. 167
Cuculus Rufus
Rosse Koekkoek
Cuculus canorus Linnaeus, 1758
Koekoek
pl. 167: m. juv.
565
pl. 168
Fringilla Carduelis
Distelvink, Putter
Carduelis carduelis (Linnaeus, 1758)
Putter
pl. 168: boven: m.;
onder: f.
569
pl. 169
Anas Fusca
Bruine Zee-Eend
Melanitta fusca (Linnaeus, 1758)
Grote Zee-eend
571
pl. 170
Fringilla Linota
Vlaschvink, Kneutje,
Acanthis flammea (Linnaeus, 1758)
Grote en Kleine Barmsijs pl. 170: Kleine Barmsijs
Koddenaar
en Acanthis (flammea) cabaret
boven: onvolw.;
(Statius M端ller, 1776)
onder: f. in winterkl.
Melanitta nigra (Linnaeus, 1758)
Zwarte Zee-eend
pl. 171: m.
Bucephala clangula (Linnaeus, 1758)
Brilduiker
pl. 172: m.ad. pl. 173: winterkl.
575
pl. 171
Anas Nigra
577
pl. 172
Anas Clangula
Zwarte Zee-Eend,
pl. 169: m.
Wigstaart Belduiker, Bril-Eend, Kwaaker
581
pl. 173
Fringilla Flavirostris
Geelbek, Fryter
Linaria flavirostris (Linnaeus, 1758)
Frater
583
pl. 174
Ardea Stellaris Rufa
Rosse Butoor,
Botaurus stellaris (Linnaeus, 1758)
Roerdomp
Jynx torquilla Linnaeus, 1758
Draaihals
587
pl. 175
Yunx Torquilla
Roode Roerdomp Draaihals, Mierenjaager
pl. 175: boven: onvolw.; onder: ad.
589
pl. 176
Alauda Pratensis
Gras-Leeurik, Madeliefje
Lullula arborea (Linnaeus, 1758)
Boomleeuwerik
593
pl. 177
Picus Medius
Middelslag, Kleiner
Dendrocopos medius (Linnaeus, 1758)
Middelste Bonte Specht
pl. 177: m. pl. 178: f. of eclips m.
Bont-Specht
595
pl. 178
Anas Dimidiata
Halve Eendvogel
Anas penelope Linnaeus, 1758
Smient
599
pl. 179
Alauda Cristata
Kuif- en Boom-Leeurik,
Lullula arborea (Linnaeus, 1758)
Kuif- en Boomleeuwerik
et Arborea
Kopier
en Galerida cristata (Linnaeus, 1758)
pl. 179: boven: Boomleeuwerik; onder: Kuifleeuwerik
601
pl. 180
Ardea Purpurea
Purpere Reiger
Ardea purpurea Linnaeus, 1766
Purperreiger
605
pl. 181
Rallus Porzana
Klein Waterhoen
Porzana porzana (Linnaeus, 1766)
Porseleinhoen
607
pl. 182
Picus Varius Minor
Allerkleinste Bont-Specht
Dendrocopos minor (Linnaeus, 1758)
Kleine Bonte Specht
611
pl. 183
Alca Arctica
Pappegaay-Duiker,
Fratercula arctica (Linnaeus, 1758)
pl. 182: boven: m.; onder: f.
Papegaaiduiker
Zee-Pappegaay
613
pl. 184
Motacilla Erithacus
Gekraagd Roodstaartje
Phoenicurus phoenicurus (Linnaeus, 1758)
Gekraagde Roodstaart pl. 184: 2 ex. m.
617
pl. 185
Mergus Albellus
Non-Duiker, Weeuwtje,
Mergellus albellus (Linnaeus, 1758)
Nonnetje
pl. 185: m.
Anas platyrhynchos Linnaeus,
Tamme Eend
pl. 186: m. / pl. 187: m. pl. 188: Kaapse Stormvogel
619
pl. 186-187
Anas Domestica
Witte Non Tamme Eend, Hok-Eend
1758 forma domestica
pl. 188
Procellaria Puffinus,
Noordsche of Blaauwe-
Puffinus puffinus (Br端nnich, 1764)
Noordse Pijlstormvogel
B. Linn
Aschgraauwe Storm-
en Daption capense (Linnaeus, 1758)
en Kaapse Stormvogel
Vanellus vanellus (Linnaeus, 1758)
Kievit
625
629
pl. 189
of Onweersvogel
Tringa, Vanellus, Gavia, Witte-Kievit
Vulgaris (Varius Alba) 631
pl. 190
Picus, Alba et Viridis,
Geel-Groene
Picus viridis Linnaeus, 1758
Groene Specht
pl. 189: boven: f.; onder: leucist. pl. 190: boven: leucist. ex.;
Minor en Witte Specht. onder: m. juv.
Kleine Groen-Specht
635
pl. 191
Strix Alba
Witte Dag-Uil, Kat-Uil
Tyto alba alba (Scopoli, 1769)
Kerkuil
p. 191: subspecies alba
637
pl. 192
Sturnus Albus
Witte-Spreeuw
Sturnus vulgaris Linnaeus, 1758
Spreeuw
p. 192: boven: leucist. ex.;
Strix Scops
Klein Gehoornd Kat-Uiltje,
Boom-Uiltje, Kleine Hertog
Alauda Maculata
Bonte of Gevlakte Leeuwrik
641 643
pl. 193 pl. 194
Otus scops (Linnaeus, 1758)
Dwergooruil
Alauda arvensis Linnaeus, 1758
Veldleeuwerik
647
pl. 195
Turdus Albus
Witte of Wit-achtige Lyster
Turdus philomelos Brehm, CL, 1831
Zanglijster
onder: ad. zomerkl.
pl. 194: boven: ad.; onder: juv. pl. 195: boven: ad.; onder: juv.
649
pl. 196-197
Picus Martius
Zwarte Specht
Dryocopus martius (Linnaeus, 1758)
Zwarte Specht
pl. 196: m. / pl. 197: f.
655
pl. 198
Picus Norvegicus
Noordsche Specht
Picus canus Gmelin, JF, 1788
Grijskopspecht
pl. 198: f.
659
pl. 199
Falco Pygargus
Zwemmer
Circus cyaneus (Linnaeus, 1766)
Blauwe Kiekendief
pl. 199: m.
661
pl. 200
Strix Nyctea
Sneeuw-Uil
Bubo scandiacus (Linnaeus, 1758)
Sneeuwuil
pl. 200: f. ad.
13
pag. nr. latijnse nederlandse plaat naam n & s naam n & s
actuele wetenschappelijke naam
van de vogel zoals beschreven in de tekst
actuele nederlandse benaming
aanvullende bijzonderheden
van de vogel zoals beschreven in de tekst
deel v Titelprent
Luscinia svecica (Linnaeus, 1758)
Blauwborst
Carduelis carduelis (Linnaeus, 1758)
Putter
Regulus regulus (Linnaeus, 1758)
Goudhaan
Tachybaptus ruficollis (Pallas, 1764)
Dodaars
Anthus pratensis (Linnaeus, 1758)
Graspieper
664
665
Titelpagina
666
Voorberigt
668
Veranderingen, verbeteringen en bijvoegsels
670
Korte inhoud van het vijfde deel
673
pl. 201
675
pl. 202
Vultur Percnopterus
Percnopterus Gier
Gyps fulvus (Hablizl, 1783)
Vale Gier
Rots-Klimmer
Prunella collaris (Scopoli, 1769)
Alpenheggenmus
pl. 201: volw.
et Leucocephalus Ascentor Alpinus
Sylvia Alpina
679
pl. 203
Rhijncops Nigra
Schaarbek, Watersnijder
Rynchops niger Linnaeus, 1758
Amerikaanse Schaarbek
681
pl. 204
Pelecanus Bassanus
Jan van Gend
Morus bassanus (Linnaeus, 1758)
Jan-van-gent
pl. 204: ad. winterkl.
685
pl. 205
Sylvia Modularis
Winterzanger
Prunella modularis (Linnaeus, 1758)
Heggenmus
pl. 205: 2 ex. ad.
687
pl. 206
Alca Torda, hornotinus
Jonge Pappegaay-Duiker
Alca torda Linnaeus, 1758
Alk
pl. 206: ad. winterkl.
691
pl. 207
Columba Oenas
Kleine Bosch-Duif
Columba oenas Linnaeus, 1758
Holenduif
693
pl. 208
Columba Gutturosa
Kropper
Columba livia Gmelin, JF, 1789
Tamme Duif:
forma domestica
‘Hollandse Kropper’
697
pl. 209
Sylvia Suecica
Blaauwborstje
Luscinia svecica (Linnaeus, 1758)
Blauwborst
699
pl. 210
Columba Tremula
Paauw-Duif, Paauwestaart
Columba livia Gmelin, JF, 1789
Tamme Duif:
703
pl. 211
Columba Cucullata
705
pl. 212-213
Falco Leucocephalus,
hornotinus
711
Columba Turbita
pl. 214 pl. 215
Columba Risoria
‘Pauwstaartduif ’
Gekapte of Non-Duif,
Columba livia Gmelin, JF, 1789
Tamme Duif: ‘Oud-
Jacobijn-Duif, Kapper
forma domestica
Hollandse Kapucijn’
Witkoppige Arend
Haliaeetus albicilla (Linnaeus, 1758)
Zeearend
Meeuw-Duif, Meeuwtje
Columba livia Gmelin, JF, 1789
Tamme Duif:
715
forma domestica
pl. 209: boven: m.; onder: f.
pl. 212-213: 1ste winterkl.
forma domestica ‘Meeuwduif ’
Gekraagde Tortelduif Streptopelia roseogrisea (Sundevall, 1857) Izabeltortel / Lachduif
forma risoria
717
pl. 216
Sylvia Atricapilla
Zwartkoppige Zanger
Sylvia atricapilla (Linnaeus, 1758)
Zwartkop
pl. 216: boven: m.; onder: f.
721
pl. 217
Tringa Subarquata
Roestkleurige Strandlooper
Calidris ferruginea (Pontoppidan, 1763)
Krombekstrandloper
pl. 217: links: zomerkl.;
723
pl. 218
Sterna Cantiaca
Caugek, Zwartbekkige
Zee-Zwaluw
Thalasseus sandvicensis (Latham, 1787)
Grote Stern
rechts: winterkl.
727
pl. 219
Sitta Europaea
Boomklever
Sitta europaea Linnaeus, 1758
Boomklever
pl. 219: boven
729
pl. 220
Motacilla Boärula
Lente Kwikstaart
Motacilla cinerea Tunstall, 1771
Grote Gele Kwikstaart
pl. 220: boven:
m. zomerkl.;
onder: m. zomerkl.
733
pl. 221
Podiceps (Colymbus)
Roodgehalsde Fuut
Podiceps grisegena (Boddaert, 1783)
Roodhalsfuut
pl. 221: ad. zomerkl.
Rubricollis of Duiker
735
pl. 222
Emberiza Miliaria
Graauwe Gerst
Emberiza calandra Linnaeus, 1758
Grauwe Gors
739
pl. 223
Falco Peregrinus
Wander, Edel Valk
Falco peregrinus Tunstall, 1771
Slechtvalk
741
pl. 224
Larus Marinus
Groote zwarte
Larus marinus Linnaeus, 1758
Grote Mantelmeeuw
Mantel-Meeuw
pl. 223: f.
745
pl. 225
Tringa Maritima
Violette Strandlooper
Calidris maritima (Brünnich, 1764)
Paarse Strandloper
747
pl. 226
Parus Cristatus
Kuif-Mees
Lophophanes cristatus (Linnaeus, 1758)
Kuifmees
751
pl. 227
Falco Buteo
Buisert
Buteo buteo (Linnaeus, 1758)
Buizerd
753
pl. 228
Lestris Catarractes
Bruine Strontjager
Stercorarius skua (Brünnich, 1764)
Grote Jager
757
pl. 229
Muscicapa Albicollis
Witgehalsde Vliegenvanger
Ficedula albicollis (Temminck, 1815)
Withalsvliegenvanger
p. 229: 2 m.
759
pl. 230
Meleagris Gallopavo
Kalkoen
Meleagris gallopavo Linnaeus, 1758
Kalkoen
p. 230: m.
763
pl. 231
Numida Meleagris
Parelhoen
Numida meleagris (Linnaeus, 1758)
Parelhoen
765
pl. 232
Ardea Ralloides
Krab-Reiger
Ardeola ralloides (Scopoli, 1769)
Ralreiger
p. 232: ad. zomerkl.
769
pl. 233
Ciconia Nigra
Zwarte Ooijevaar
Ciconia nigra (Linnaeus, 1758)
Zwarte Ooievaar
p. 233: ad.
771
pl. 234
Otis Tarda
Groote Trap-Gans
Otis tarda Linnaeus, 1758
Grote Trap
p. 234: m. ad.
775
pl. 235
Carbo Cristatus
Gekuifde Waterraaf
Phalacrocorax aristotelis (Linnaeus, 1761)
Kuifaalscholver
p. 235: ad. zomerkl.
777
pl. 236
Grus Cinerea
Europesche Aschgraauwe
Grus grus (Linnaeus, 1758)
Kraanvogel
pl. 236: ad.
Sternula albifrons (Pallas, 1764)
Dwergstern
pl. 237: 2 ad.
Lanius senator Linnaeus, 1758
Roodkopklauwier
pl. 238: boven: ad. m.;
781
pl. 237
Sterna Minuta
783
pl. 238
Lanius Rufus
pl. 225: 2 ex. ad. winterkl.
Kraanvogel Kleinste Zee-Zwaluw, Stare-Klikkie Roodkoppige Klaauwier
14
onder: ad. f.
pag. nr. latijnse nederlandse plaat naam n & s naam n & s
actuele wetenschappelijke naam
van de vogel zoals beschreven in de tekst
787
pl. 239
Charadrius Cantianus
789
pl. 240-241
Gallus Domesticus
Strand Plevier met den Charadrius alexandrinus Linnaeus, 1758
actuele nederlandse benaming
aanvullende bijzonderheden
van de vogel zoals beschreven in de tekst
Strandplevier
pl. 239: boven: m.; onder: f.
Kip: ‘Patrijskriel /
pl. 240: m. / pl. 241: f.
onregelmatigen halsband Gewoon Huishoen
Gallus gallus (Linnaeus, 1758)
forma domestica Hollandse Kriel’
795
pl. 242
Fringilla Canaria
Kanarie
Serinus canaria (Linnaeus, 1758)
Kanarie
pl. 242: 3 m. ad.
799
pl. 243
Vanellus Melanogaster
Grijze Kievit
Pluvialis squatarola (Linnaeus, 1758)
Zilverplevier
pl. 243: links: Zilverplevier
ad. zomerkl.; rechts:
Goudplevier ad. winterkl.
[Pluvialis apricaria
(Linnaeus, 1758)] 801
pl. 244-245
Pavo Cristatus
Gekuifde Paauw
Pavo cristatus Linnaeus, 1758
Blauwe Pauw
pl. 244: m. / pl. 245: f.
807
pl. 246
Colymbus Glacialis
Imber-Vogel
Gavia immer (Brünnich, 1764)
IJsduiker
pl. 246: ad. zomerkl.
811
pl. 247
Phalaropus
Breedbekkige Franjepoot
Phalaropus fulicarius (Linnaeus, 1758)
Rosse Franjepoot
pl. 247: boven: m. ad.
Platyrhinchus
zomerkl.; onder: ex. in eerste winterkl.
813
pl. 248
Podiceps Auritus
Geoorde Fuut
Podiceps nigricollis Brehm, CL, 1831
Geoorde Fuut
pl. 248: m. ad.
817
pl. 249-250
Anas Cygnus,
Wilde Zwaan en Tamme
Cygnus cygnus (Linnaeus, 1758)
Wilde Zwaan
pl. 249: ad. / pl. 250: boven:
en Anas Olor
of Knobbel-Zwaan
ad.; onder: Knobbelzwaan
ad. [Cygnus olor
(Gmelin, JF, 1789)]
822
Alphabetische naamlijst van het vijfde en laatste deel
824
Systematische naamlijst der vogelen die in de vijf deelen zijn afgebeeld (N & S)
828
Index
15
inleiding
1
dr. Marieke van Delft, dr. Esther van Gelder en dr. Alexander J.P. Raat
De Nederlandsche vogelen is een mijlpaal in de geschiedenis van de Nederlandse biologie. Het is het allereerste oorspronkelijk Nederlandse boek dat helemaal is gewijd aan vogels. Er verschenen wel eerder vogelboeken in ons land, maar dat waren vertalingen en bewerkingen van Engelse, Duitse en Franse uitgaven. Het boekproject werd in 1770 begonnen door de uitgever-graveur Jan Christiaan Sepp en de remonstrantse predikant Cornelis Nozeman, en zou uitgroeien tot het eerste geïllustreerde overzicht van de Nederlandse avifauna, met bijna tweehonderd beschreven soorten en tweehonderdvijftig handgekleurde kopergravures van hoge kwaliteit. Het werk verscheen tussen 1770 en 1829 in losse afleveringen, die later samengebonden konden worden tot vijf delen. Het stond bekend als het duurste Nederlandse boek van die tijd. Twee generaties uitgevers, vijf auteurs en een leger aan tekenaars, graveurs en inkleurders werkten eraan mee. Dit resulteerde in een schitterend werk, dat nog steeds gewaardeerd wordt vanwege de hoge kwaliteit van de afbeeldingen, de contemporaine beschrijvingen van de leefomgeving en het gedrag van de vogels in ons land, en omdat het de eerste poging was om een compleet overzicht hiervan te geven.
Wetenschappelijke cultuur rond 1750
kennis over de natuur in de zeventiende en achttiende eeuw. De rijke Amsterdamse verzamelaar en apotheker Albertus Seba (1665-1736) bijvoorbeeld, legde zijn kabinet op schitterende wijze vast in de vierdelige uitgave Locupletissimi rerum
Een cultuur van verzamelaars en liefhebbers Voor ons zijn gidsen of websites van Nederlandse vogels heel normaal. Maar in de tijd dat het boek van Nozeman en Sepp, de Nederlandsche vogelen, ontstond, was dat helemaal niet het geval. Tot dan toe was de studie van de natuur in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden verbonden met de verzamelcultuur van de stedelijke elites en de gegoede burgerij, die overigens een breed terrein bestreek: niet alleen objecten uit de natuur, maar ook munten en schilderijen werden in verzamelingen bijeengebracht. Dit was een algemene tendens in Europa, maar in Nederland kreeg deze verzamelcultuur een eigen vorm, vooral door de contacten met de overzeese gebiedsdelen. Het verzamelen van natuurhistorische objecten werd vanuit wetenschappelijk, economisch en esthetisch oogpunt een populaire bezigheid. Aan de universiteiten werd ook wel aandacht besteed aan planten en in mindere mate aan dieren en mineralen, maar dan vooral in een geneeskundige context. Het natuurhistorisch onderzoek was het domein van verzamelaars, waarbinnen twee soorten zijn te onderscheiden. Aan de ene kant was er een groep redelijk gefortuneerde leden van de burgerij, zoals artsen, kooplieden, predikanten en regenten. Deze amateurs, of ‘liefhebbers’ zoals ze zichzelf noemden, hadden vaak goede banden met de koopvaardij. Zij verzamelden, verkochten en ruilden op grote schaal naturalia, die zij tentoonstelden in curiositeitenkabinetten en siertuinen. Ook communiceerden zij over hun vondsten in brieven en publicaties. Hierdoor waren ze cruciaal voor de groei van
1
In de inleiding worden de moderne Nederlandse benamingen van
1
De Amsterdamse verzamelaar en apotheker Albertus Seba (1665-1736)
de vogels gebruikt. Via de inhoud op p. 9 of de index op p. 828
in zijn kabinet. Kopergravure van J. Houbraken naar een ontwerp van
zijn de namen die in de Nederlandsche vogelen voorkomen te vinden,
J.M. Quinkhard uit deel 1 van Seba’s Locupletissimi rerum naturalium thesauri
evenals de moderne Latijnse namen.
accurata descriptio. Amsterdam 1734. Den Haag, KB, KW 394 B 26.
16
naturalium thesauri accurata descriptio, die tussen 1734 en 1765 in olifant folio formaat verscheen. (afb. 1) Naast deze natuurhistorisch geïnteresseerde liefhebbers stond een groep aristocratische verzamelaars of ‘collectioneurs’, vermogende heren en dames van de adel en het patriciaat. Zij stelden pronkkabinetten samen met zeldzame exotische voorwerpen, die een encyclopedisch en esthetisch ensemble vormden. Met hun exclusieve en bijzondere verzamelingen toonden ze hun rijkdom en goede smaak en verwierven ze distinctie en prestige. Vaak stelden zij minder vermogende verzamelaars of liefhebbers aan om hun collectie te beheren en te bestuderen. Zo werd liefhebber-verzamelaar Aernout Vosmaer (1720-1799) benoemd tot directeur van het stadhouderlijke naturaliënkabinet van Willem V.
Uitheems of inheems Beide groepen verzamelaars – liefhebbers en collectioneurs – hadden aanvankelijk vrijwel alleen belangstelling voor de exotische natuur, vanwege de vele reisverslagen die in de zeventiende en achttiende eeuw in de Republiek verschenen en ook door de overzeese handel en de import van luxegoederen uit de Oriënt en China. Dit wordt bijvoorbeeld geïllustreerd door de populariteit van de oriëntaalse bolgewassen en tropische planten, maar ook door de levendige handel in en belangstelling voor schelpen en, vanaf het midden van de zeventiende eeuw, insecten. Die waren zeldzaam, kleurrijk, en relatief gemakkelijk te transporteren, te bewaren en te tonen. Binnen die aandacht voor het exotische ontwikkelden sommige liefhebbers aan het eind van de zeventiende eeuw ook specialistische kennis, zoals te zien is in de boeken van bijvoorbeeld Johannes Swammerdam en D’Amboinsche rariteitkamer (1705) van Everard Rumphius met hun aandacht voor minuscule details. Het verzamelen van insecten werd erg populair in de Nederlandse Republiek. Veel tijd en geld werd besteed aan het onderzoek naar deze kleine diertjes, waarbij gebruik werd gemaakt van nieuwe instrumenten zoals de microscoop. Het beroemdste voorbeeld van deze insectenmanie is het prachtig geïllustreerde boekwerk over Surinaamse insecten van Maria Sibylla Merian uit 1705 (afb. 2). Niet langer was de Bijbel de enige bron voor het begrijpen van de goddelijke schepping, ook de studie van de natuur leidde de onderzoekers tot het besef van Gods wijsheid en grootheid. Verzamelaars hadden nauwelijks belangstelling voor de Nederlandse natuur. Alleen binnen de plantkunde werd hier op kleine schaal wat aan gedaan. Artsen en apothekers hadden zich vanaf de zestiende eeuw bekwaamd in het veldonderzoek, om de namen, vormen en eigenschappen van geneeskrachtige planten in de praktijk te bestuderen. Professoren in de botanie aan de universiteiten van Amsterdam en Leiden zetten dit soort onderzoek voort: hun onderwijs in de kruidkunde vond meestal plaats in een collegezaal of universiteitstuin, maar zij namen hun studenten ook mee het veld in. Jan Commelin, de directeur van de Amsterdamse Hortus Botanicus, publiceerde in 1683 een overzicht van de inheemse soorten rondom de universiteitsstad, die hij had ontdekt tijdens zijn botaniseertochten. Dit was een simpele, ongeïllustreerde lijst met plantennamen, die in het niet viel bij de geïllustreerde prachtwerken over exotica van Rumphius en Merian. Er was natuurlijk wel veel kennis over inheemse planten en dieren aanwezig onder boeren, jagers of vissers. Maar die publiceerden daar nauwelijks over. Bovendien stonden de goed opgeleide academische artsen of gefortuneerde amateurs zeer kritisch ten opzichte van de opvattingen van het gewone volk.
2
Surinaamse rupsen en vlinders uit M.S. Merian, Metamorphosis insectorum Surinamensium. Amsterdam 1705, plaat VI. Den Haag, KB, KW 1792 A 19.
De studie van de natuur was dus voornamelijk gericht op exotica en werd bepaald door een kleine kring van natuurliefhebbers, verenigd door opleiding, correspondentie en publicaties, maar ook door sociale status en de daaruit voortvloeiende toegang tot culturele en commerciële netwerken.
Orde in de chaos Door de verzamelmanie in de zeventiende en achttiende eeuw groeide het aantal bekende plant-, dier- en steensoorten explosief en ontstond behoefte aan een heldere indeling. Veel liefhebbers hielden zich daarom, in de beslotenheid van hun verzameling, tuin of bibliotheek, bezig met het ontwerpen van classificatiesystemen. Het succesvolst was de indeling van de Zweedse arts en natuurkenner Carolus Linnaeus (1707-1778) (afb. 3). Zijn Systema naturae verscheen voor het eerst in Leiden in 1735 en werd sindsdien steeds weer aangevuld (afb. 4). Linnaeus’ Systema naturae was universeel en betrof de classificatie van planten, dieren en mineralen. Hij deelde het dierenrijk in op grond van eenvoudig waar te nemen uiterlijke kenmerken. Linnaeus introduceerde ook een uniforme aanpak voor de naamgeving van soorten: de binominale nomenclatuur. Die bestaat uit twee delen, de geslachtsnaam (genus) en de soortaanduiding (species), die samen de wetenschappelijke naam vormen. Met het verschijnen van de tiende editie van zijn Systema naturae in 1758, begint de wetenschappelijke naamgeving van dieren die wij tot op de dag van vandaag als standaard voor de wetenschappelijke zoölogische naamgeving hanteren. Dit komt doordat de British Association for the Advancement of Science in 1842 het systeem van Linnaeus heeft gecanoniseerd en het ‘prioriteitsprincipe’ in het leven heeft geroepen, het principe in de nomenclatuur dat de eerste geldig gepubliceerde naam voorrang heeft boven alle later gegeven namen. Maar in de achttiende eeuw was de rol die dit werk speelde minder richtinggevend dan nu gedacht wordt. Linnaeus’ meesterwerk, en dat van andere classificatoren, kwam vanaf 1761 beschikbaar voor de Nederlands-
17
waardoor het Nederlandse publiek kennis kon maken met wetenschappelijke inzichten uit het buitenland. Hierbij speelden verlichte ideeën over de rol van wetenschap in de samenleving een rol. Na eeuwenlang de Bijbel en de overlevering uit de oudheid als kader voor de interpretatie van mens en natuur te hebben gebruikt, ging de geleerde en culturele elite steeds meer geloven in de kracht van de kritische rede. Door zijn verstand te gebruiken zou de mens zichzelf en de maatschappij kunnen verbeteren. Zoals Isaac Newton universele natuurwetten ontdekt had, zo zouden ook universele waarden voor de ontwikkeling van mens, politiek en cultuur te vinden moeten zijn. Ook de economische en politieke neergang van de eens zo welvarende Republiek door decennia van oorlog, stagnerende handel en verloren vloten en handelsposten, speelde een rol bij de roep om vernieuwing en centralisatie van het wetenschappelijk onderzoek. Er was veel kritiek op de corrupte financiële markt en de internationale handel in luxegoederen, die nauwelijks duurzame welvaart voor het volk hadden gebracht. Hervormingsgezinde burgers – zogenaamde ‘Oeconomische Patriotten’ – wilden juist de binnenlandse exploitatie van natuurlijke bronnen en de productie van goederen stimuleren om onafhankelijker te worden van Europese grootmachten en beijverden zich voor de bevordering van de binnenlandse landbouw en lokale ambachten. Wetenschappelijk onderzoek moest daarin een belangrijke rol spelen. De ‘utiliteitsgedachte’ van verlichte en hervormingsgezinde burgers zien we ook terug in de statuten en activiteiten van de eerste Nederlandse geleerdengenootschappen. Hierin werd vaak expliciet opgeroepen tot het vergaren van nuttige kennis, of dat nu op het gebied van geneeskunde, natuurkunde, zeevaart, handel of bouwkunst was. In dit nieuwe wetenschappelijke en economische klimaat kwam ook een eerste voorzichtige interesse voor de studie van de nationale natuur op, en daar is de Nederlandsche vogelen een boeiend voorbeeld van.
talige markt. De Amsterdamse arts en natuurkenner Martinus Houttuyn (1720-1798) – die later ook als redacteur van de Nederlandsche vogelen zou optreden – begon toen met de uitgave Natuurlyke historie of uitvoerige beschryving der dieren, planten en mineraalen, volgens het samenstel van den heer Linnæus (Amsterdam 1761-1785). In tegenstelling tot wat de titel doet vermoeden, was Houttuyns boek niet louter een vertaling van Linnaeus. Houttuyn bewerkte, vergeleek en vulde de beschrijvingen van Linnaeus aan met alles wat ooit gepubliceerd was op dat vlak en wat hij bij zichzelf en bij vrienden in verzamelingen aantrof. Hij was een echte kamergeleerde, met een enorme bibliotheek en dito verzameling. Zijn werk telde uiteindelijk 37 delen met 296 gravures. De delen 4 en 5 uit deze serie behandelden de vogels.
Wetenschap als instrument tot verbetering Rond 1750 veranderde de sociale context waarbinnen geleerde en rijke liefhebbers met elkaar in contact stonden geleidelijk. Naast het verzamelen en corresponderen van privépersonen over natuurlijke historie, ontstonden nieuwe, formele en informele vormen van het wetenschappelijk bedrijf. Terwijl de universiteiten vooral op onderwijs gericht bleven, ontstonden plannen voor de oprichting van een nationale wetenschappelijke academie. Hierbij keek men naar soortgelijke instituten in Engeland, Frankrijk en Rusland. In de Nederlandse Republiek waren het de leden van de stedelijke elite die de eerste wetenschappelijke genootschappen stichtten, vooral op lokaal niveau. Zowel academisch gevormde geleerden als liefhebbers en andere geïnteresseerden konden lid worden, als zij tenminste een flinke som geld betaalden. Door het houden van lezingen en het uitschrijven van prijsvragen, en door correspondentie met buitenlandse genootschappen en geleerden, ontwikkelden deze genootschappen zich tot belangrijke platforms om resultaten van wetenschappelijk onderzoek te delen. Daarnaast kwam ook het wetenschappelijke tijdschrift op. In eerste instantie verschenen hierin vooral vertalingen van buitenlandse verhandelingen, bijvoorbeeld uit de Philosophical Transactions van de Londense Royal Society,
3
Portret van de Zweedse natuurkenner Carolus Linnaeus
4
Indeling van het dierenrijk uit de eerste editie van Carolus Linnaeus, Systema naturae. Leiden 1735. Amsterdam, UB, Artisbibliotheek, Legkast 222A .
door Martinus Hoffman, 1737. Leiden, Museum Boerhaave, P00788.
18
De studie van vogels tussen 1700 en 1850
Toch bleef de ornithologie nog lang een bezigheid voor welgestelde personen in de beslotenheid van hun studeervertrek. Coenraad Jacob Temminck (1778-1858) (afb. 5), die was betrokken bij de publicatie van de latere delen van de Nederlandsche vogelen, is hiervan een treffend voorbeeld: een archetypische achttiende-eeuwse collectioneur van vogels die uitgroeide tot de beroemdste ornitholoog van het begin van de negentiende eeuw. Zijn beschrijvingen van vogels waren gezaghebbend onder de vogelkenners van zijn tijd. In 1820 werd hij de eerste directeur van het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie in Leiden (tegenwoordig Naturalis Biodiversity Center). Zijn voorstelling van de natuur werd nog sterk bepaald door de dode dieren in zijn kabinet en het museum, waar ‘de deftige wetenschap [ze] heeft byeenvergaard’ en waar, ‘hunne namen in eerbiedig latijn [worden] genoemd’ (Hildebrand, Camera obscura, 1839). Hij deed niet aan veldonderzoek zoals de grondlegger van de Nederlandsche vogelen Cornelis Nozeman, die mede daardoor zo’n vernieuwend werk tot stand had gebracht. Professionele veldornithologen als Niko Tinbergen zouden zelfs pas in de twintigste eeuw op het toneel verschijnen.
Vogels als verzamelobjecten Rond het eind van de zeventiende eeuw was aandacht voor vogels een aangelegenheid van een beperkte groep liefhebbers die op grond van eigen observaties verwantschappen tussen opgezette exemplaren in collecties vaststelde. Tot die tijd was de kennis van vogels grotendeels bepaald door wat anderen hadden opgemerkt. Met de toevloed van natuurvoorwerpen uit Azië, Zuid-Afrika en Amerika aan het eind van de zeventiende eeuw, kregen vogels ook een waarde als curiositeit en als esthetisch object. Bijzondere soorten als papegaaien, kolibries en zelfs pinguïns werden opgenomen in de kabinetten van vooral rijke collectioneurs. De vogelstudie werd daardoor in de jaren 1700-1850 vooral gedomineerd door welgestelde verzamelaars. Het ordenen van de verzameling en deze smaakvol presenteren, waren belangrijke drijfveren voor de collectioneur. Voor de beschrijving was empirisch verkregen informatie belangrijk. Dit verschafte regelmatig werk aan minder kapitaalkrachtige liefhebbers en verzamelaars die door de collectioneurs werden geprotegeerd vanwege hun kennis van de natuur, zoals de eerder genoemde Vosmaer voor Willem V. In die periode groeide de vogelstudie uit tot een wetenschappelijke discipline met een imposante hoeveelheid gegevens en een groot aantal personen dat deze informatie bestudeerde. De periode 1770 tot 1830 – het tijdvak waarbinnen de Nederlandsche vogelen werd gepubliceerd – is voor de studie van vogels een overgangstijdperk. In die periode verdwenen veel particuliere collecties door verval, opsplitsing en verandering van smaak. Na die tijd lag de nadruk op collectievorming in publieke instellingen, waar het onderzoek was geprofessionaliseerd en gespecialiseerd tot ornithologie.
5
Vogelboeken De opgezette vogels en balgen [= geprepareerde en opgevulde huid van een vogel] verloren snel hun kleur en vielen ten prooi aan motten en andere insecten. Daarom waren tekeningen, prenten en vogelboeken standaard onderdeel van een vogelverzameling. De informatie in oudere vogelboeken had een encyclopedisch karakter. De teksten brachten filologische, mythologische en culinaire details bijeen. Van
Portret van verzamelaar en ornitholoog Coenraad Jacob Temminck
6 Een Rode Flamingo uit het kabinet van Albertus Seba uit deel 1
(1778-1858) door J.A. Kruseman, 1836. Leiden, Naturalis Biodiversity Center.
van Seba, Locupletissimi rerum naturalium thesauri accurata descriptio. Amsterdam 1734, plaat LXVII. Den Haag, KB, KW 394 B 26.
19
verantwoording van de facsimile zijn van deze regel bij Nozeman en Sepp, zijn die gehandhaafd (bv. Boeren-Zwaluw).
In deze verkleinde facsimile zijn de vijf originele delen van het exemplaar van de Nederlandsche vogelen, dat bewaard wordt in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag (KW 1047 B 10-14), in één deel samengebracht. Deze verkleinde heruitgave is net als de facsimile op ware grootte die Lannoo en de KB in 2014 maakten, aangevuld met een nieuwe inleiding, inhoudsopgave en alfabetische index. Het geheel is ook voorzien van een nieuwe, doorlopende paginering (onderaan op elke pagina in rood). Alle originele pagina’s zijn op 70 procent van de ware grootte overgenomen. In de oorspronkelijke delen is de achterzijde van elke tekening blanco. Deze blanco pagina’s zijn in deze facsimile weggelaten. Dit heeft als consequentie dat sommige, oorspronkelijk linker- en rechterpagina’s in deze facsimile nu zijn omgewisseld. De volgorde van de tekstpagina’s is wel behouden. Aan de hand van de originele paginanummering van de tekstpagina’s (bovenaan op de pagina’s) kan men nog steeds de originele volgorde zien. De platen zelf waren in de oorspronkelijke uitgave niet gepagineerd én ook niet meegerekend. De eerste tekstpagina van elke vogelbeschrijving kreeg ook geen paginacijfer, maar werd wel meegeteld in de paginering.
De actuele wetenschappelijke naam van de vogels zoals beschreven in de tekst
In de vijfde kolom wordt de actuele wetenschappelijke naam vermeld van de soorten zoals die in de tekst besproken worden. De benamingen zijn gebaseerd op de IOC World Bird List (v4.1) (www.worldbirdnames.org). De eerste naam is de geslachtsnaam, altijd met hoofdletter en cursief. De tweede naam is de soortnaam, altijd met kleine letter, eveneens cursief. Daarna volgt de naam van de auteur die de vogel voor het eerst wetenschappelijk heeft beschreven en van een naam volgens de binominale nomenclatuur heeft voorzien. Als er geen haakjes staan, dan betekent het dat dit de geslachtsnaam en de soortnaam zijn van die auteur. Het jaartal geeft aan wanneer die naam vanaf Linnaeus (1758) voor het eerst is vastgelegd. Staan er wel haakjes om de naam van de auteur en het jaartal, dan heeft die auteur wel de soortnaam als eerste gebruikt, maar heeft een latere revisie van het classificatiesysteem de soort in een ander geslacht ondergebracht. De ‘wetenschappelijke’ namen van rassen van gedomesticeerde vogelsoorten bestaan eigenlijk niet en zijn dus enkel gehandhaafd in de kolommen van Nozeman & Sepp, omdat zij Linnaeus in dezen volgden.
De moderne inhoudsopgave
Om deze facsimile aan te passen aan de moderne nomenclatuur is een nieuwe inhoudsopgave in zeven kolommen toegevoegd (zie pagina 9-15). De eerste kolom bevat het moderne paginacijfer dat onderaan op elke pagina is opgenomen (van 1 tot 832) in rood. De tweede kolom nummert elke plaat van 1 tot 250. In deze inhoudsopgave wordt verwezen naar elke eerste tekstpagina van een vogelbeschrijving en, in de tweede kolom, naar elke plaat.
De actuele Nederlandse benaming van de vogels zoals beschreven in de tekst
Deze kolom bevat de actuele Nederlandse nomenclatuur van de Nederlandse vogelnamen, o.a. gebaseerd op de websites Waarneming.nl en Dutch Avifauna, en de recentste Nederlandse avifauna uit 2002 (R.G. Bijlsma e.a., Algemene en schaarse vogels van Nederland). Namen van rassen van gedomesticeerde vogelsoorten zijn tot hun oorspronkelijke soortnaam herleid, met tussen aanhalingstekens de naam van een ras.
Latijnse naam Nozeman en Sepp (N & S)
In de derde kolom worden de Latijnse namen vermeld zoals die door Nozeman & Sepp werden gehanteerd. Zij gebruikten aanvankelijk een bijzondere schrijfwijze van de wetenschappelijke naam, waarbij tussen de genusnaam en het soortspecificum een komma werd geplaatst. De genusnaam en het soortspecificum werden in bijna alle gevallen beide met hoofdletter geschreven. De komma dient aanvankelijk bij Nozeman kennelijk om het soortspecificum als eigennaam te specificeren, waarbij de soortnaam dus nog niet als samenstelling van genusnaam en soortspecificum werd gezien. Houttuyn rekent vanaf 1786 af met deze komma.
Aanvullende bijzonderheden
In deze laatste kolom zijn in de mate van het mogelijke een aantal specificaties toegevoegd bij de tekeningen. In principe wordt ervan uitgegaan dat de tekening de soort weergeeft die daadwerkelijk in de tekst wordt beschreven. Wanneer er echter nog een tweede soort afgebeeld wordt of als de afgebeelde vogel niet overeenkomt met de vogel die in de tekst wordt beschreven, is ernaar gestreefd om de getekende vogel zo goed mogelijk te determineren met moderne veldgidsen als de ANWB vogelgids van L. Svensson (5e dr. 2010) en het Handbook of the Birds of the Western Palearctic van S. Cramp en anderen (1977-1994). Van die vogels wordt dan ook de wetenschappelijke naam vermeld. Wanneer het geslacht van de vogel herkenbaar is of redelijkerwijze kan worden vermoed, wordt dat aangeduid met de afkortingen m. voor mannetje en f. voor vrouwtje. Wanneer geen aanduiding wordt gegeven, is de sekse onbepaald. Deze kolom bevat ook andere specificaties: jonge vogels zijn aanduid met juv. (juveniel) of 1e winterkleed, volwassen vogels met ad. (adult). Winterkl. verwijst naar winterkleed, de verendracht die de vogel heeft in het niet-broedseizoen.
Nederlandse naam Nozeman en Sepp (N & S)
In kolom vier wordt de schrijfwijze van Nederlandse namen opgenomen volgens de titel en de tekst van de soortbesprekingen in Nederlandsche vogelen. Omdat de besprekingen van alle vogels met een titel in hoofdletters begint zijn ook alle teksten geraadpleegd om de exacte schrijfwijze van de vogelnamen vast te stellen. Het blijkt dat alle Nederlandse soortnamen steevast met een hoofdletter beginnen, ook de onderdelen van samengestelde namen (bv. Ring-Duif, Kleiner Graeuwe Lyster). Waar er afwijkingen
34
Zomerkl. verwijst naar zomerkleed of broedkleed. Leucist. ten slotte, verwijst naar een leucistische vogel met een witte vacht wegens de verminderde pigmentatie.
De moderne index
Alle paginacijfers in de index verwijzen naar de moderne paginering in deze facsimile. In de index zijn zowel alle originele benamingen van Nozeman en Sepp als alle actuele wetenschappelijke en Nederlandse namen opgenomen (zie ook de Inhoud op pag. 9-15). Bij de moderne namen die afwijken van de benamingen van Nozeman en Sepp (met uitzondering van kleine spellingsvarianten) wordt door middel van een pijltje verwezen naar de tekstpagina of de pagina met een plaat die op deze soort betrekking heeft, ook als die daar eventueel niet als zodanig wordt benoemd.
gebruikte literatuur • • • • • • • • • • • • • • • • • •
• • • •
Anker, J., Bird Books and Bird Art. Kopenhagen 1938. Balis, J., Van diverse pluimage. Tien eeuwen vogelboeken. Den Haag 1968. Boeseman, B. & W. de Ligny, Martinus Houttuyn (1720-1798) and his Contributions to the Natural Sciences, with Emphasis on Zoology. Leiden 2004. (Zoölogische verhandelingen 349). Braak, J., Responsio ad quaestionem, ab ordine disciplinarum mathematicarum et physicarum in Academia Groningana. [Groningen 1821]. Brouwer, G.A., ‘De waarde van Nozeman en Sepp’s Nederlandsche vogelen (1770-1829) voor de faunistiek’, in: Ardea. Tijdschrift der Nederlandsche Ornithologische Vereeniging, 32 (1943), p. 74-107. Brouwer, G.A., Historische gegevens over onze vroegere ornithologen en over de avifauna van Nederland. Leiden 1954. ‘Cornelis Nozeman of Noseman’ in: A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden, dl. 13. Haarlem 1868, p. 336-340. Delft, M. van, ‘De Flora Batava. Het eerste overzicht van de Nederlandse wilde planten in woord en beeld’, in: Jaarboek van het Nederlandsch Genootschap van Bibliofielen, 6 (1998), p. 115-143. Engel, H., Alphabetical List of Dutch Zoological Cabinets and Menageries. 2e dr. Red. P. Smit, A.P.M. Sanders & J.P.F. van der Veer. Amsterdam 1986. (Nieuwe Nederlandse bijdragen tot de geschiedenis der geneeskunde en natuurwetenschappen 19). Farber, P.L., Discovering Birds. The Emergence of Ornithology as a Scientific Discipline, 1760-1850. Baltimore & London 1982. Gelder, E. van (red.), Bloeiende kennis. Groene ontdekkingen in de Gouden Eeuw. Hilversum 2012. Jorink, E., Reading the Book of Nature in the Dutch Golden Age, 1575-1715. Leiden 2010. Kistemaker, R. & E. Bergvelt (red.), De wereld binnen handbereik. Nederlandse kunst- en rariteitenverzamelingen 1585-1735. Zwolle 1992. Kniest, F.M., ‘De uitgeversfamilie Sepp, en de geschiedenis van haar voornaamste publicaties (1754-1925)’, in: Entomologische berichten, 47 (1987) 10, p. 141-151. Koerner, L., Linnaeus. Nature and Nation. Cambridge Mass. & London 1999. Landwehr, J., Studies in Dutch Books with Coloured Plates Published 1662-1875. Natural History, Topography and Travel, Costumes and Uniforms. Den Haag 1976. Mijnhardt, W.W., Tot Heil van ’t Menschdom. Culturele genootschappen in Nederland, 1750-1815. Amsterdam 1988. Nozeman, C., ‘Antwoord op de vraag van de Hollandsche Maatschappye der Wetenschappen: Wat is er tot nu toe over de Natuurlijke Historie van ons Vaderland geschreeven? Wat ontbreekt er nog aan? En, welke is de beste wijze, waar op de gemelde Geschiedenis zou dienen geschreven te worden?’, in: Verhandelingen uitgegeven door de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, 11 (1769) 2e stuk, p. 1-60. Nissen, C., Die illustrierten Vogelbücher. Geschichte und Bibliographie. Stuttgart 1953. Raat, A., ‘Coenraad Jacob Temminck (1778-1858): een biografische schets’, in: De negentiende eeuw, 2 (1978), p. 89-105. Schierbeek, A. (red.), Sepp-Nozeman Nederlandsche Vogelen 1770-1829. Zestien reproducties in kleur naar de fraaiste voorbeelden. Den Haag 1940. Sliggers, B.C. & M.H. Besselink (red.), Het verdwenen museum. Natuurhistorische verzamelingen 1750-1850. Blaricum & Haarlem 2002.
35
40
41
42
43
< plaat 1
45
46
47
< plaat 2
49
50
www.kb.nl www.lannoo.com www.nederlandschevogelen.nl C. Nozeman en C. Sepp e.a., Nederlandsche vogelen. Amsterdam 1770-1829. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, KW 1047 B 10-14. tekst inleiding ornithologisch advies met dank aan vormgeving foto’s p. 4, 6 en 8 beelden inleiding beelden facsimile
Marieke van Delft, Esther van Gelder en Alexander J.P. Raat Ruud Vlek Jacques van Alphen, Alex Alsemgeest, Midas Dekkers, Lonneke op der Heijde, Johan De Meester, Jan De Smet, Anouk Janssen, Jenny Mateboer, Steven van der Mije, Imke Neels, Henrik de Nie, Theo de Nooij, Bas Savenije, Annemarie Smit, Jos Uljee en Pieter Zuyderduyn. Studio Lannoo en Keppie & Keppie Jos Uljee Artisbibliotheek, Amsterdam (afb. 4, 25, 27), Koninklijke Bibliotheek, Den Haag (afb. 1, 2 , 6, 9, 10, 11, 13, 14, 15, 16, 17, 19, 20, 22, 23, 24, 26, 28, 30), Museum Boerhave, Leiden (afb. 3, 7, 8); Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam (afb. 19), Naturalis Biodiversity Center, Leiden (afb. 5, 29, 31 ), Remonstrantse kerk, Rotterdam (afb. 12), Rijksmuseum, Amsterdam (afb. 18, 21). Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
d/2015/45/240 - isbn 978 94 014 2651 0 - nur 435/680 © Uitgeverij Lannoo nv, Tielt, België & Koninklijke Bibliotheek, Nationale bibliotheek van Nederland, Den Haag, 2015 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.