Wij blijven gaan: inspiratie voor helden in de zorg

Page 1

Wij blijven gaan Inspiratie voor helden in de zorg


Wat onze zorgprofessionals hebben getoond, is van bovenmenselijke kracht. We zijn waanzinnig wendbaar en veerkrachtig gebleken. En daar ben ik fier op. — Elke Van Hoof


Beste hulpverlener, We hoeven het niet meer te zeggen, vermoeden we, dat het moeilijke tijden zijn. Dat heb je al vaak gehoord. Dat weet je beter dan wie ook. Wij kunnen het ons enkel voorstellen, jij beleeft het. Toch ben je nu deze woorden aan het lezen, en heb je dit boekje voor je. Toch houdt de vraag of je je job nog goed doet, je bezig. Tussen alle moeilijkheden door denk jij nog aan wat je kan doen om ook morgen de beste zorg te leveren aan iedereen die het nodig heeft. Dat is een engagement, een passie waar we enkel de grootste bewondering voor kunnen hebben. Wat wij kunnen doen, is je ondersteunen met de sterkste inzichten van de even gepassioneerde experten die bij LannooCampus auteur zijn. Dag na dag staan onze auteurs klaar om jullie te helpen. Hun engagement, en dat van ons, heeft maar één doel: jullie bijstaan om goede zorg te kunnen verlenen, maar ook om jezelf staande te kunnen houden. Om te kunnen omgaan met momenten waarop het niet goed gaat, en te leren genieten van wanneer je iemand écht kunt helpen. Om patiënten als mensen te kunnen blijven behandelen, ondanks de tijdsdruk. Om te blijven groeien in wat je graag doet, kortom, ook al is dat soms moeilijk. Dit boekje met inspirerende fragmenten, uit de pen van een aantal topauteurs, is er om jouw dagelijkse inzet te vieren. Want onder­ tussen weten we het, door de moeilijkste tijden heen: jij blijft gewoon gaan. Duizenden malen bedankt,

Het LannooCampus-team

3



In een zorgorganisatie of zorgteam start je in ethisch opzicht eigenlijk altijd al vanuit een gezegende context. Precies omdat je met zorgverleners werkt. Dat zijn van nature ethisch gedreven mensen die vanuit zichzelf gericht zijn op de ander, hiervoor iets goeds willen doen en hierin ook willen groeien. Dat is als het ware de potgrond van het geheel. De kunst is om dit positief te cultiveren en het te blijven voeden zodat je tot een klimaat komt waarin iedereen volgens de eigen talenten en mogelijkheden kan floreren en zich met hart en ziel in de zorgrelatie kan begeven. Ethiek in de zorg ligt net in die bezieling. En die is ook aanstekelijk. Maar dat gaat uiteraard niet vanzelf. Ethisch denken, spreken en handelen is een beetje zoals het aanleren van een vreemde taal. Hoe meer je dit doet, hoe gemakkelijker, vertrouwder en aangenamer het wordt. En dat liefst samen met anderen rondom je. — Yvonne Denier

5


6

Het pluisbloemeffect

Het pluisbloemeffect. Hoe ethiek in de zorg aanstekelijk werkt € 25,99 | paperback | zwart-wit | 200 pp. | isbn 978 94 014 7043 8 Verschijnt in februari 2021 Bestellen? Ga naar www.lannoocampus.com


Het pluisbloemeffect

Zin in zorg Een cruciale dimensie is die van zin in zorgverlening. ‘Alle goede din­ gen beginnen met er zin in hebben,’ hoor je vaak in de volksmond. Je kunt heel veel realiseren wanneer er geestdrift en bezieling in het spel is. Zo gaat dat ook in de zorg. Alles begint met mensen die hun job in de zorg met hart en ziel willen doen. Die zin hebben in hun werk en in die zorgverlening. Een ziekenhuisdirecteur zei me ooit: ‘Met hulpverleners heb je goud in handen. En dat goud moet je verzilveren.’ Daarmee bedoelde hij dat mensen in de zorg personen zijn die met mensen willen werken, die iets willen doen en betekenen voor de ander en in het bijzonder voor de zeer kwetsbare ander. Voor mensen die op dat moment in hun levensfase en context heel erg zorgafhankelijk zijn. En in die zorg willen we allemaal ‘het goede doen’. Sowieso. ‘Met hulpverleners heb je goud in handen. En dat goud moet je verzilveren’ Ook als dusdanig is ethiek inherent aan de zorg. Of zoals een direc­ teur uit de ouderenzorg op een gegeven moment zei: ‘Eigenlijk is het niet zo moeilijk. Mensen die met zorg bezig zijn, zijn mensen die vanuit zichzelf ethisch gedreven en aanspreekbaar zijn. Dat is het alfa en omega ervan. En met die inborst ga je als medewerker als het ware vanzelf mee in een ethisch zorgverhaal.’ Dat is precies die zin in zorg waarmee we spontaan gericht zijn op ‘het goede om te doen’.

Zorg als aandachtige relatie Maar wat is dan precies ‘het goede om te doen?’ Welnu, dat kunnen we alleen maar vormgeven in relatie tot elkaar. Daarin ligt de kern van waar het echt om gaat in de zorg. Een ethisch zorgverhaal is een verhaal van relatie. Een relatie tussen mensen die gekenmerkt wordt door kwetsbaarheid, zorgafhankelijkheid en wederkerigheid. En net in dat relationele ligt heel veel betekenis. Het gaat dan minder over ‘wat kan ik doen voor jou?’ en meer over ‘wat kan ik hier en nu voor jou betekenen?’

7


8

Het pluisbloemeffect

Dat verschil tussen ‘doen’ en ‘betekenen’ veronderstelt dat we, zoals de Nederlandse zorgethica Annelies van Heijst zo mooi verwoordt, ‘iemand zien staan’. Wanneer we iets voor iemand willen betekenen in de zorg dan moeten we aandachtig kunnen zijn voor wie die ander is als persoon. Dat we echt naar iemand omkijken. Het houdt in dat we kunnen zien, kijken en luisteren naar wie die persoon is als mens; dat wil zeggen als vader, moeder, broer, zus, dochter, zoon, partner … Wat die persoon beroert, belangrijk vindt, zich zorgen over maakt, en hoe dit gebeurt in relatie tot de naaste omgeving. Het gaat dan over het samen afleggen van een zorgtraject, het gaat dan om ‘zorgen met’ veeleer dan enkel ‘zorgen voor de ander’. Het gaat om leren stilstaan bij de emoties en ervaringen van de ander, je ervoor open stellen, er aandacht aan schenken, het bespreekbaar maken en van daaruit proberen te begrijpen wat er hier en nu nodig is. Die aandacht lijkt vanzelfsprekend, maar dat is het niet altijd. Het vraagt soms van ons dat we er ook daadwerkelijk iets mee doen.

Het verhaal van Charlotte … Charlotte is ziekenhuisverpleegkundige op de afdeling oncologie en een van mijn studenten in de opleiding Master in Manage­ ment en Beleid van de Gezondheidszorg. Tijdens de colleges vertelt ze het verhaal van Suzanne: ‘Het was een beklijvende ervaring die ik nooit zal vergeten. Suzanne was een vrouw van ongeveer vijfenvijftig jaar. We kenden haar al een tijdje omdat ze al een heel parcours had afgelegd. Tien jaar geleden werd er borstkanker bij haar vastgesteld. Als moeder in een gezin met jonge tieners, een liefdevolle man en een breed en warm sociaal en familiaal netwerk ging ze al die jaren met een ware vechtersspirit die nare ziekte letterlijk te lijf. Ze hield vol. Het zou haar niet klein krijgen! En iedereen vocht mee. Met ups en downs. Afwisselende periodes van mogelijkheden en terugval. Gaandeweg begon het er steeds minder goed uit te zien. Na de zoveelste behandeling met zware bijwerkingen was ze terug bij ons op de afdeling. Die week had ik nachtdienst. Het was woens­ dagnacht, 4 uur. Ik zag licht bij haar op de kamer. En hoorde dat het niet goed ging. Ze huilde heel hard in haar kussen. Ik ging


Het pluisbloemeffect

naar binnen en ze keek me aan: “Ik kan niet meer. Mijn kinde­ ren, mijn man, familie en vrienden, iedereen wil blijven vechten, maar ik ben echt op. Ik wil die zoveelste behandeling niet meer. Die pijn, die misselijkheid, die hopeloosheid, de wanhoop. Ik wil hiermee stoppen, maar ik weet echt niet hoe ik dit aan hen moet vertellen. Ik wil voor hen vechten, maar ik kan echt niet meer. Het is op. Het is leeg.”’ Charlotte wordt op dat eigenste moment heel concreet en direct aan­ gesproken door de kwetsbaarheid van Suzanne. Die kwetsbaarheid toont zich niet in lichamelijke klachten of ongemak, iets dat eventu­ eel zou kunnen worden verzacht met deskundige comfortzorg, maar vooral en in de eerste plaats op existentieel vlak. Suzanne stelt de vraag naar de zin, ja zelfs zinloosheid van dit alles en hoe ze dit über­ haupt kan verwoorden naar haar liefste mensen toe. Charlotte vertelt verder: ‘Toen stond ik daar. Ik wist in eerste instantie niet zo goed wat ik moest doen. Met al haar machte­ loosheid en verdriet, de kwetsbaarheid die ze toonde, de verscheurdheid waarmee ze zat. De liefde voor haar man en kin­ deren, maar tegelijk ook de onmogelijkheid om nog te vechten. Wat kon ik doen? Wat moest ik doen? Ik kon dit niet negeren. Of gewoon rustig aanhoren zonder ook echt samen met haar een soort van uitweg uit deze verscheurdheid te zoeken. Ik wilde haar ook niet alleen maar het advies geven om “het zeker met haar man en kinderen te bespreken”, en daarmee klaar.’ ‘Suzanne was overduidelijk in tweestrijd. Bleek dat wat ze eigen­ lijk nodig had, dat dat iemand was – ik in dit geval – die met haar samen het gesprek wilde aangaan met haar familie. Ze had iemand aan haar zijde nodig. Iemand die het begreep en met haar meewandelde. En zo hebben we dat dan ook gedaan. Ik heb die ochtend haar man en kinderen opgebeld. We hebben diezelfde dag nog samen gesproken. Het was absoluut niet gemakkelijk, maar het was wel wat ik voelde dat ik moest doen. Suzanne heeft dan verder de behandelkeuzes kunnen maken die zij nog wilde en aankon. Maar dan vanuit een ander perspectief. Eentje waar ze veel meer rust in vond. En die ze samen met haar

9


10

Het pluisbloemeffect

familie kon doorlopen. Enkele weken later is ze dan ook overle­ den. Maar het was goed zo. Het was wat ze wilde. Dat ze dat in openheid kon delen met haar dierbaren was eigenlijk alles wat ze nodig had.’ Het punt is dat goede zorg niet alleen wordt ‘geleverd’ aan een ‘ontvanger’. Goede zorg kan alleen ontstaan in een actieve en aan­ dachtige relatie tussen hulpverleners en zorgvragers met wederzijds respect voor elkaar. En dat is altijd wederkerig. Om dat te kunnen doen, moet je contact kunnen maken met elkaar, als mens, in een heen-en-weer relatie die bestaat uit openheid, aandacht, contact, communicatie, informatie-uitwisseling, overleg, dialoog, afspraken en wederzijds engagement. In dit verband geef ik graag het volgende wakkerhoudertje mee. In een kleine maar betekenisvolle anekdote vertelt Annelies van Heijst in haar lezingen over menslievende zorg regelmatig het relaas van een tachtigjarige man die terugkijkt op drie weken ziekenhuisverblijf ten gevolge van een ingreep. Wanneer ze hem vraagt hoe het ermee gaat, zeg hij: ‘Alles loopt goed. Ik werd heel goed verzorgd. Maar toch … kind, ze zijn de hele dag met je in de weer, maar geen mens kijkt naar je om.’ Van Heijst concludeert hieruit: ‘Blijkbaar was er van iets heel veel en van iets anders veel te weinig.’ De aandachtige pre­ sentie raakt soms ondergesneeuwd in de veelheid van dingen die we (moeten) doen. Ethisch goede zorg is als ‘skilled companionship’, deskundige zorgzaamheid Het betekenisvolle aan deze anekdote is dat de hulpverleners uit mijn socratische sessies net het omgekeerde aanduiden wanneer ze in hun eigen woorden neerschrijven wat voor hen goede zorg is. De essentie van goede hulpverlening is volgens hen dat we de mens waar het om gaat niet uit het oog verliezen. Dat het er in essentie om gaat dat de mens achter de patiënt, bewoner, cliënt op de voor­ grond kan treden. Dat we in een wederzijdse zorgrelatie kunnen treden, echt contact kunnen maken en samen op weg gaan.


Het pluisbloemeffect

Wat betekent dat dan voor de hulpverleners? Hier treedt een ander belangrijk concept uit de verpleegkundige ethiek naar voren en dat is het beeld van de zorgverlener als skilled companion van de zorg­ vrager, de zorgverlener als deskundige en zorgzame compagnon de route. In dit concept van skilled companionship wordt zorg in de eerste plaats begrepen als een relatie, een wederzijds gebeu­ ren waarin mensen verantwoordelijkheid opnemen voor elkaar. Dat impliceert dat, naast zorgtechnische expertise (de ‘skills’), ook rela­ tionele aspecten zoals zorgzame aandacht en aanwezigheid (het ‘companionship’) mede de kern uitmaken van wat goede zorg is. Binnen het relationele zorgproces is de hulpverlener als skilled com­ panion de belichaamde combinatie van deskundigheid en expertise (skills) en aandachtige zorgzaamheid (companionship). Wanneer we naar het verhaal van Charlotte terugkijken, zien we ook hier dat de zorg voor Suzanne een kwestie was van skilled companion­ship. Suzanne had een deskundige ‘compagnon de route’ nodig. Ook al was er qua behandeling nog veel mogelijk, toch was dit niet wat Suzanne wilde en nodig had.

Yvonne Denier is filosoof en ethicus. Als stafmedewerker ethische thema’s bij Zorgnet-Icuro is ze mee verantwoordelijk voor de ethische visieont­ wikkeling in de Vlaamse zorgorganisaties. Daarnaast is ze geassocieerd professor aan het Centrum voor Biomedische Ethiek en Recht (KU Leuven) en doceert ze er ethiek van de gezondheidszorg.

11



Het pluisbloemeffect

Zorg en humor zijn innig met elkaar verbonden. Zo heeft humor het vermogen om jezelf en anderen aan het (glim) lachen te brengen in benarde situaties, of even de ogen te laten oplichten wanneer alles tegenzit. Mensen die proberen je op te beuren of je aan het lachen te brengen, zijn gulle gevers van kleine goedheid. Ze nemen de taak op zich om hopeloosheid af te houden wanneer de toestand ernstig is. Humor is een wezenlijke vorm van mededogen. Dankzij humor kan je mild zijn, mild voor jezelf en mild voor de ander. Het is ook een manier om je te verhouden tot de ander. Hoezeer je ook verschilt, als je samen kunt lachen, is er heel veel dat je verbindt. Dankzij humor wordt wederkerige of gedeelde kwetsbaarheid bron van veerkracht! — Linus Vanlaere & Roger Burggraeve

13


14

Ondeugende zorg

Ondeugende zorg. Humor in Gekkenwerk € 22,50 | paperback | zwart-wit | 162 pp. | isbn 978 94 014 7206 7 Bestellen? Ga naar www.lannoocampus.com


Ondeugende zorg

Tragiek hoort bij het leven en bij de zorg voor kwetsbare mensen. Er is veel wat hulpverleners niet kunnen wegwissen of wegwassen, hoe graag ze dat ook zouden willen doen. De ervaring van middelmatigheid die hieruit voortvloeit, herken­ nen veel hulpverleners ongetwijfeld. Het is het gevoel dat je zorg tekortschiet, onder de maat blijft. Het is ook de ervaring dat je meer nabij zou willen zijn dan je kunt. Je wordt geap­ pelleerd door een lijden dat groter is dan wat je te bieden hebt, met de beste wil en de grootste expertise ter wereld. Die middelmatigheid kan hulpverleners grote parten spelen. Het kan ervoor zorgen dat ze zich als persoon uit de zorgre­ latie terugtrekken precies om er het verdriet, de teleurstelling of de frustratie niet meer van te voelen. Dan verliest zorg het persoonsgerichte, wordt ze afstandelijk en boet ze in aan menselijke kwaliteit. In dit hoofdstuk onderzoeken we hoe humor kan helpen om middelmatigheid een plaats te geven zodat er toch sprake kan zijn van nabijheid. We starten met een korte verkenning van middelmatigheid.

Middelmatigheid als confrontatie met tekortschieten Midden in de coronacrisis waarbij ook aan woonzorgcentra en ver­ pleeghuizen maatregelen werden opgelegd, schopte cartoonist Lectrr stennis met zijn dagelijkse cartoon in de krant (De Standaard, 23 maart 2020). De cartoon steekt de draad met de maatregel waar­ bij ouderen geen bezoek meer mochten ontvangen. We zien een oudere man in een rolstoel in zijn kamer met twee tekstballonnen. ‘Amper menselijk contact, geen bezoek en eenzaam wegkwijnen voor ’t raam’, is de ene tekstballon. De andere: ‘In ’t rusthuis merken we nog geen verschil sinds de coronacrisis is begonnen …’.

15


16

Ondeugende zorg

De koepelorganisatie van zorgaanbieders reageerde woedend. Ze oordeelde dat deze cartoon bijdraagt aan de stereotyperende en negatieve beeldvorming van woonzorgcentra. Bovendien zou de cartoon ook afbreuk doen aan alle inzet en zorg van managers, hulpverleners en vrijwilligers in woonzorgcentra. Roept de cartoon echter ook geen grijnslach op bij al wie bij die zorg betrokken is? Uitgerekend zij herkennen het beeld dat de cartoon oproept. Voor een inderdaad kleine minderheid van hun bewoners valt alle inzet om het hen naar de zin te maken in het woonzorgcentrum in het niets. Welke inspanningen ze ook leveren, de bewoners voelen zich ont­ heemd. Ook al hebben ze nog contacten en krijgen ze nog bezoek, het maakt allemaal niet veel uit. De woedende reactie van de koepelorganisatie toont aan dat de car­ toonist met zijn humor een gevoelig, maar tegelijk pijnlijk herkenbaar punt maakt dat we liever niet zien. De coronamaatregelen troffen ouderenzorg niet alleen in het hart, ze legden ook een tragiek in de zorgverlening als ‘objectiviteit’ zelf bloot, los van alle goede bedoe­ lingen. Managers horen het begrijpelijkerwijze niet graag, maar al hun kwalitatief en dus wenselijk en waardevol management ten spijt dat er alles aan doet om van woonzorgcentra plaatsen te maken waar ouderen zich thuis voelen, toch zullen er steeds ouderen zijn voor wie dit nooit kan worden waargemaakt. Zo zullen ook hulpverle­ ners telkens op de grenzen stoten van hun zorg. Tragiek die je nooit weggeregeld kunt krijgen en waar alle zorgin­ spanningen op stuklopen, dat noemen we middelmatigheid. Het gaat hier om objectieve middelmatigheid, omdat het helemaal niets te maken heeft met het tekortschieten van personen of van hun inzet. Het onderscheidt zich van de subjectieve middelmatigheid die in hoofdstuk 2 over luiheid aan bod kwam, waarbij mensen bewust af en toe de lat wat lager leggen om het vol te kunnen hou­ den. Bij objectieve middelmatigheid ligt het niet aan de inzet die wat minder is. De lat wordt niet lager gelegd. Nee, het lijden waar hulpverleners met de best mogelijke inzet op stoten, is van dien aard dat niets die persoon echt ‘helpt’.


Ondeugende zorg

In zorg is er veel objectieve middelmatigheid. Dat is wat hulpver­ leners ook ervaren. Bijvoorbeeld dokter Kalanithi, die in zijn boek Als adem lucht wordt, waarin hij terugblikt op zijn jonge carrière als neurochirurg in het Stanford University Hospital, tot het inzicht komt dat je dan misschien wel de aandoening van een patiënt kunt behandelen, maar dat je daarmee die persoon niet noodzakelijk ver­ lost hebt van alle lijden. Dit is het besef van middelmatigheid: dat je zelfs met technische excellentie en een inzet die aan het onmogelijke grenst niet kunt verhinderen dat er lijden is of lijden blijft. Mensen lijden vaak exces­ sief en dat bedoelen we niet in de eerste plaats kwantitatief, maar wel kwalitatief: excessief lijden gooit het leven van iemand onder­ steboven, zorgt ervoor dat die persoon het moeilijk heeft om zijn eigen bestaan te accepteren en als betekenisvol te ervaren. Met een matige, maar constante hoofdpijn of een onafgebroken oorsuizen bijvoorbeeld, zullen mensen geen acht of negen op de pijnschaal van tien scoren, maar toch is de impact ervan op hun leven van dien aard dat er sprake kan zijn van excessief lijden. Net zoals ook vele vor­ men van psychisch en existentieel lijden een voortdurende en diepe bestaanspijn veroorzaken. De middelmatigheid is tragisch omdat het niet noodzakelijk te maken heeft met een ethisch tekortschieten of een moreel falen. Het is geen kwestie van een beetje meer je best doen. Zelfs met het nastreven van technische excellentie, wat Kalanithi voor zichzelf als morele vereiste vooropstelt, is middelmatigheid onvermijdelijk. Middelmatigheid confronteert hulpverleners op een pijnlijke manier met hun verlangen om het lijden van mensen uit de wereld te helpen. De teleurstelling, de ontgoocheling of het verdriet hierin niet te sla­ gen, hoezeer hulpverleners ook hun best doen, kan zo groot zijn dat ze de middelmatigheid wegduwen en zich toeleggen op de dingen waarover ze wel controle hebben. Kalanithi schrijft in zijn boek hoe hij als arts het diepere contact met patiënten en hun familie ver­ meed op het ogenblik dat hij met lijden werd geconfronteerd dat hij niet zomaar kon opheffen met het behandelen van hun aandoening.

17


18

Ondeugende zorg

Dit is het besef van middelmatigheid: dat je zelfs met technische excellentie en een inzet die aan het onmogelijke grenst niet kunt verhinderen dat er lijden is of lijden blijft.


Ondeugende zorg

Het zien van middelmatigheid is erg lastig en confronterend. De botsing met wat je zou willen bereiken, wat je zou willen bieden en wat je uiteindelijk maar kunt bieden of bereiken, is lastig te dragen. Je doet immers keihard je best, je geeft alles wat je kunt geven, en dan bereik je zelfs daarmee geen resultaat. Het is dan heel menselijk om externe factoren – zoals tijdsdruk – voor jezelf aan te halen als de oorzaak van je middelmatigheid in een poging om de teleurstel­ ling en het verdriet die ermee gepaard gaan van je af te schudden. Andere vaak gehanteerde vormen van zelftroost zijn: zich toeleggen op de technische aspecten van hulpverlening, procedures inroepen die gevolgd moeten worden, nóg harder je best doen …

Realisme wanneer hulpverlening pathetisch wordt Humor helpt hulpverleners allereerst om te zien en te beseffen waar hun zorg middelmatig blijft. Dat is eigenlijk ook wat de cartoonist doet met zijn coronacartoon: zonder dat het misschien zijn bedoe­ ling was, brengt Lectrr fijntjes in herinnering dat er ook zonder corona tragiek is. Dat is pijnlijk misschien, maar ergens ook relative­ rend: hulpverleners kunnen slechts doen wat ze doen, met of zonder pandemie, met of zonder zwaar weer in zorg en hulpverlening. Humor maakt het mogelijk om te blijven bij degene wiens lijden niet weg te regelen valt, bij wie zorg objectief middelmatig is. Het maakt de zorg ‘voldoende goed’ maar verre van volmaakt.

Linus Vanlaere is als zorgethicus verbonden aan VIVES Gezondheidszorg en is vrijwillig wetenschappelijk medewerker aan de KU Leuven. Roger Burggraeve is ethicus, bijbelfilosoof en Levinas-onderzoeker aan de KU Leuven.

19



Ondeugende zorg

Het mooie aan werken in de zorg is dat er zo nauw samengewerkt wordt in een team. Als team zorg je voor patiënten én voor elkaar. Creëer vertrouwen en heb aandacht. Geef aan hoe je je voelt en wat je kan helpen. Praat met elkaar en expliciteer je verwachtingen naar elkaar toe – dat kan echt helpen om moeilijke momenten te verwerken. Maar misschien nog belangrijker: have fun. Vier de successen en neem tijd voor de vele mooie momenten. — Gorik Kaesemans, Elke Van Hoof, Lode Godderis en Erik Franck

21


22

Burn-out in de zorg

Burn-out in de zorg. Wat je moet weten ₏ 29,99 | paperback | steunkleur | 208 pp. | isbn 978 94 014 2899 6 Bestellen? Ga naar www.lannoocampus.com


Burn-out in de zorg

Zorgverleners opgelet! Burn-out komt vaak voor bij mensen met een contactberoep. Mensen uit de zorg lopen een groot risico. Dat heeft voor een deel te maken met de aard van het beestje. Als je bij studenten in een zorgopleiding peilt naar hun motivatie, krijg je steevast dezelfde antwoorden: omdat ze willen zorgen en mensen helpen. Het is duidelijk dat de interactie van mens tot mens van een heel andere orde is dan deze tussen mens en machine. Het eerste vergt meer emotionele en mentale energie en aandacht. Je krijgt dik­ wijls te maken met emotioneel moeilijke en pijnlijke situaties. Als je dan niet oplet en jezelf verzorgt, kan dit ontaarden in (chronische) stress. Zorgverleners zijn doorgaans erg empathische mensen. En dat is maar goed ook. Empathie heb je nodig, wanneer je anderen wilt helpen en bijstaan in fysiek of geestelijk belastende periodes. Maar net daardoor loop je een groter risico om jezelf emotioneel leeg te pompen. In de wetenschap zijn er twee strekkingen die empathie linken aan burn-out. De ene theorie – die van compassion fatigue – stelt onomwonden dat burn-out het gevolg is van te veel empathie, te veel ‘zorgen-voor’. De tweede theorie – van emotionele dissonantie – meent dat een burn-out voortkomt uit de kloof tussen gevoelde en geuite emoties als gevolg van (of in combinatie met) een gere­ duceerde emotieregulatie. Mensen met een burn-out zouden het moeilijk hebben om de eigen emoties te identificeren. Bovendien ontstaat er een conflict tussen de emoties die de zorgverlener ervaart enerzijds en deze die van een zorgverlener worden ver­ wacht. Wat deels ook verklaart waarom we zo blind zijn voor de signalen van burn-out. Wanneer we over preventie spreken, dan is het opvangen van die signalen de eerste stap. Overigens past hier toch een waarschuwing: het is helemaal niet de bedoeling om met dit boek een ‘zelfhulpgids’ aan te bieden. Wanneer je de signalen die in dit hoofdstuk beschre­ ven worden, bij jezelf herkent, is het ons stellig advies om in actie te komen. Raadpleeg je huisarts, contacteer de arbeidsgenees­

23


24

Burn-out in de zorg

kundige dienst van je organisatie of leg je probleem voor aan een expert-psycholoog.

Claire ‘Het is werken aan jezelf ’, zegt Claire. ‘Na drie burn-outs dacht ik “nu is het welletjes” en ben ik op zoek gegaan naar metho­ des, naar inzichten en levenshoudingen waarmee ik het gevaar van een burn-out in de toekomst kon bezweren.’ Ze deed dit niet alleen voor zichzelf, vertelt ze, maar ook voor collega’s en andere zorgverleners die dreigen tegen dezelfde muur aan te lopen. ‘Ik ontdekte een opleiding waarbij ik geleerd heb hoe mensen hun immuniteit en weerstand kunnen versterken. En dit op een natuurlijke manier. Dus niet met pillen of zo, maar waar­ bij ondersteuning wordt geboden met behulp van natuurlijke methodes zoals voedingsadvies, relaxatie, massages en adem­ halingstechnieken. Het komt neer op heel veel aan jezelf werken, zodat je daarin ook anderen kunt begeleiden.’ ‘Die inzichten neem ik mee in mijn huidige werk op een afdeling waar mensen met stemmingsstoornissen verblijven.’ Veel van de patiënten hebben al heel wat behandelingen achter de rug, dikwijls met ondersteunende medicatie, zonder dat er aan hun stemmingsprobleem veel veranderde. ‘Ik probeer die mensen nu op andere manieren te helpen. Door ze zichzelf beter en dieper te leren kennen.’ Waar ze zelf vooral mee zit, zucht ze opeens, is dat ze ondanks haar eerste burn-out, ze de tweede keer niet had zien aankomen. O ja, ze had intussen wel een loopbaanbegeleiding opgenomen. Omdat ze zich afvroeg of ze nog wel op haar plaats zat waar ze toen werkte. Blijkbaar had ze na die eerste burn-out niets geleerd. ‘Bij mijn derde burn-out zei de dokter dat herstellen iets van maanden zou zijn. Toen is bij mij het inzicht gekomen dat het zo niet verder kon. Hoezeer ik me ook engageerde voor mijn werk,


Burn-out in de zorg

ik moest mezelf beter beschermen zodat ik niet dezelfde fout zou blijven maken.’ Ze glimlacht behoedzaam, want ze beseft maar al te goed dat ze tijd nodig had om naar zichzelf te luiste­ ren en de signalen op te pikken van mensen uit haar omgeving. Want haar collega’s hadden wel gemerkt dat ze stiller was dan gewoonlijk. Dat ze emotioneler was en zich tegelijk vaker afzij­ dig probeerde te houden. Maar of ze daaruit concludeerden dat ze het moeilijk had? ‘Dat weet ik niet. Ik denk dat ik dat goed afschermde. Daarom zijn de meesten ook erg geschrokken, toen ik uitviel.’ Toch geeft ze toe dat enkele directe collega’s de veranderingen wel gelinkt hadden aan het feit dat ze niet goed in haar vel zat. Ze hadden haar zelfs aangesproken, maar Claire wimpelde hen af. Ook thuis liet ze niet te veel merken. ‘Mijn vriend zei dan gewoon “doe dan iets anders”. Alsof dat de oplos­ sing was voor de emotionele leegte die ik voelde.’

Beter voorkomen dan genezen Klinische praktijkervaring leert dat het na een burn-out enige tijd duurt voor iemand weer helemaal de oude is. Daarom is het altijd beter te voorkomen dan te genezen. Toch is er geen reden tot paniek. Wie vóór een crash de signalen van een burn-out niet opmerkte, zal ze na de burn-out wél oppikken en wellicht niet meer negeren. Al lukt dat laatste alleen mits de noodzakelijke profes­ sionele ondersteuning en is er evenmin de garantie dat daarmee een herval is uitgesloten. Daar is trouwens een reden voor. Rokers stoppen ook niet met roken, ondanks de vele waarschuwingen en hoewel de meerderheid beseft dat roken ongezond is. De mens is nu eenmaal nogal gemakzuchtig van aard en zolang er geen ernstige klachten zijn, past hij zijn gedrag nauwelijks aan. De lange termijn, daar houdt niemand zich mee bezig. Een burn-out voorkomen betekent dat je jezelf onafgebroken beschermt door de nodige maatregelen te nemen. Maar daar zit juist het probleem. Wanneer je in de greep van het stresscontinuüm terechtkomt, neemt je zelfinzicht af. Met andere woorden, je kunt

25


26

Burn-out in de zorg

het allemaal niet meer zo goed inschatten. Je laat dan je verdediging zakken en voor je het weet, beland je in de gevarenzone. Ondanks de signalen waarop je kunt afgaan! Dikwijls zie je ze pas wanneer het kalf verdronken is. We geven je daarom een goede raad mee: wees je al vroeg in het stresscontinuüm bewust van je stress en doe er alles aan om je stressweerbaarheid te verhogen of de druk, veroorzaakt door stressoren, te verminderen of weg te nemen.

Zorg ook voor jezelf Zelfzorg is voor verpleegkundigen een bekend begrip. Het valt onder de noemer van de ‘Algemene Dagelijkse Levensverzorging’ en ver­ wijst naar de mate waarin de patiënt of zorgvrager in staat is om zelfstandig alledaagse activiteiten uit te voeren. In dit boek vullen we de term zelfzorg enigszins anders in. Hier gaat het om het vermo­ gen van de hulpverlener om zorgzaam om te gaan met zichzelf. Het idee hierachter is dat mensen die goed voor zichzelf kunnen zorgen, doorgaans ook beter voor anderen zorgen. Onderzoek bevestigt deze hypothese. Burn-out lijkt namelijk tot gevolg te hebben dat zorgverleners minder empathie vertonen. Wanneer pati­ ënten dan door een zorgverlener met burn-out behandeld worden, zijn ze minder tevreden over de geleverde kwaliteit. Zo is er een studie waaruit blijkt dat hulpverleners met minder empa­ thie voor hun patiënten, en die bovendien de indruk hebben datde kwaliteit van de zorgverlening in het algemeen daalt, waardoor ze zelf minder tevreden zijn over hun werk, opvallend sneller tegen een burn-out aanlopen. Deze hulpverleners kampen vaker met emotio­ nele uitputting, terwijl hun patiënten minder tevreden zijn over de zorg die ze ontvangen. Studies tonen aan dat hoe hoger zorgverle­ ners scoren op de kenmerken van burn-out gemeten met de Maslach Burnout Inventory-schaal, hoe lager de kwaliteit van de geleverde zorg wordt geschat. De empathie tegenover de patiënten is minder groot en ook de eigen jobtevredenheid neemt sterk af. Verder kwa­ men wetenschappers tot de vaststelling dat zorgverleners met een aangetaste emotionele veerkracht minder in staat zijn om tegemoet


Burn-out in de zorg

te komen aan de zorgnoden van hun patiënten, met een negatief effect op de zorgkwaliteit als gevolg. Zelfzorg is voor hulpverleners bijgevolg om twee redenen belang­ rijk. Het beschermt henzelf tegen de gevaren van burn-out, maar tegelijk worden ook hun patiënten of cliënten er alleen maar beter van. Vergelijk het met de veiligheidsprocedure in een vliegtuig. Ook daar wordt je gevraagd eerst voor jezelf te zorgen (zet eerst zelf het zuurstofmasker op) vooraleer je anderen, bijvoorbeeld je kinderen, daarmee helpt. Een zorgverlener zonder zuurstof functioneert niet naar behoren.

Twee tips om met zelfzorg te beginnen Tip 1: Trek elke dag vijf minuten uit om stil te staan bij hoe je je voelt. Loopt alles naar wens? Wat kan er beter? Wat heb je al voor jezelf gedaan? Heb je vandaag al iets gedaan om je batterijen op te laden? Tip 2: Meet je stressniveau. Geef jezelf een score op de mate waarin je stress ervaart. Geef ook een score voor de stress die je aankunt (zie figuur). Is het verschil groter dan twee punten, zoek dan naar de oorzaken en doe er iets aan.

Gorik Kaesemans is stafmedewerker bij Zorgnet-Icuro. Elke Van Hoof is als klinisch psycholoog gespecialiseerd in trauma, stress, burn-out en hoogsensitiviteit en bezieler van het Huis voor Veerkracht. Ze doceert medische en gezondheidspsychologie en klinisch-psycho­ logische interventies aan de VUB en is gastdocent aan Vlerick Business School. Lode Godderis is hoogleraar aan het centrum voor omgeving en gezondheid van de KU Leuven en is ook directeur onderzoek bij IDEWE. Hij leidt verschillende studies naar de relatie tussen beroep en gezondheid en re-integratie. Erik Franck is klinisch psycholoog en gedragstherapeut. Hij is geassocieerd professor aan de Universiteit Antwerpen en doceert er binnen de master Verpleegkunde en Vroedkunde.

27



De mens is van oudsher een sociaal dier, alleen redden we het niet. Gelukkig hebben we dus elkaar, en dat geldt des te meer wanneer we in nood zijn of wanneer ziekte of andere belemmeringen ons leven meer ingewikkeld maken. Gelukkig hebben we dus elkaar en kunnen we zorgen voor elkaar.

De essentie van die zorg is dat we elkaar verder helpen, elkaar verder helpen ontwikkelen. Waarvoor zou zorg anders bedoeld zijn? Om registratieformulieren in te vullen? Om te vergaderen? Waarschijnlijk niet‌ Dat soort zaken zijn slechts een middel om de bedoeling van zorg waar te maken. Laat ons dus vooral bezig blijven met de kern, laat ons vooral bezig blijven met elkaar. Want geef nu toe, is er iets mooiers dan die menselijke verbondenheid, zelfs in moeilijke tijden? — Pieter Loncke en Thomas Raemdonck


30

Zorgkit

Zorgkit. Respect in de praktijk € 25,99 | paperback | zwart-wit | 118 pp. | isbn 978 94 014 7209 8 Bestellen? Ga naar www.lannoocampus.com


Zorgkit

Op zoek naar de bedoeling ... een eerste stap Wat is de bedoeling van zorg? Stond je weleens stil bij deze vraag? Het lijkt pure tijdsverspilling om je met deze vraagstelling bezig te houden en toch is de bedoeling een belangrijk iets. Het zou namelijk de drijfveer moeten zijn achter je dagelijks handelen. De vraag stel­ len over de bedoeling is in ieder geval simpel; het antwoord daarop vinden is dat allerminst. We belichten de twee meest voorkomende reacties die zorgverleners geven als we op gastcolleges aan hen vra­ gen: ‘Waarom doe je het? Wat is je bedoeling?’ ‘Mijn bedoeling is om de patiënt te helpen.’ Dit lijkt het meest voor de hand liggende antwoord en toch is de oplossing niet zo evident. Want wat is helpen? En wil iemand wel geholpen worden, of voelt dit altijd aan als hulp? Mensen zijn gelaagde, tegenstrijdige en complexe wezens. Niet alle krachten in een persoon zijn constructief en bovendien staan mensen steeds ook in verbinding met anderen en/of een breder geheel. Wat hel­ pend is voor een individu is niet altijd het beste voor het grotere geheel. Neem nu het voorbeeld van een bejaard echtpaar in een ver­ zorgingshuis. Beiden zijn tijdens het uitbreken van de coronacrisis besmet geraakt met COVID-19; de man overlijdt aan de gevolgen. Enkele dagen later volgt de begrafenis, maar de echtgenote krijgt te horen dat zij daarop niet aanwezig mag zijn omdat zij eveneens drager is van het virus. De vrouw vindt dit zeer erg, want zij hield van haar man en bovendien is zij diepgelovig. Ze voelt zich allerminst begrepen of geholpen. De echtgenote en de familie blijven met gemengde gevoelens achter. Dit voorbeeld maakt duidelijk dat de bedoeling van goede zorg reke­ ning houdt met een ruimer kader. Soms is het helpen, soms komt het over als niet helpen.

31


32

Zorgkit

‘Het is mijn bedoeling om anderen beter te maken.’ Ook dit antwoord kwam geregeld terug en ook hier weer lijkt dit op het eerste gezicht een plausibel antwoord … tot we daarover dieper nadenken, waarna enkele pertinente vragen naar boven komen: Wil iedere hulpvrager wel beter worden? En wat versta je onder beter worden? Verplaats je eens in een man bij wie net twee benen zijn geamputeerd na een motorongeval. Wat zeg je wanneer die man ontwaakt uit zijn narcose … je zult er beter van worden? Of wat doe je als die man zware pijnmedicatie moet nemen, maar zich daardoor continu suf en misselijk voelt? En wat als zijn pijn desondanks blijft aanhouden en de man na lange tijd euthanasie vraagt vanwege zijn ondraaglijk fysieke leed? Of: stel dat de aanleiding voor zijn euthanasievraag eerder een psychische oorzaak kent, omdat hij bij­ voorbeeld in een ernstige depressie is beland? Wat is beter worden als je het standpunt van deze patient inneemt? Wat is beter worden tout court? Je merkt het: de bedoeling van goede zorg is helemaal niet makkelijk te vatten en roept vaak meer vragen op dan ze antwoorden biedt. Ze tekent zich niet af in een algemeenheid of aan de oppervlakte, maar lijkt ons eerder terug te vinden in de diepte, bijvoorbeeld in de diepere lagen van de relatie tussen een hulpvrager en hulpverlener. Zonder een relatie of band aan te gaan, komt een hulpverlener nooit te weten waar de echte behoeften van de hulpvrager liggen. Enkel door een relatie aan te gaan, kan een hulpverlener een passende verhouding zoeken tegenover de hulpvrager, zijn behoeften en zijn context. Zo komt hij erachter wat hij voor die hulpvrager kan bete­ kenen. De bedoeling vanuit het RESPECT-model probeert hiermee rekening te houden en laat zich daarom als volgt samenvatten: De bedoeling van goede zorg is de ontwikkeling van de hulpvrager. Deze ontwikkeling is erg gelaagd en moet steeds in die gelaagd­ heid worden begrepen. Ze slaat op de persoonlijke ontwikkeling van de hulpvrager en houdt tegelijk rekening met het ruimere plaatje.


Zorgkit

Iemand die wordt geopereerd aan een hersentumor is namelijk meer dan de tumor op zich. Er gaat misschien ook angst mee gepaard, er is de impact op het gezinsleven en op de toekomstdromen van de zorgvrager … De gelaagdheid houdt rekening met de context van de hulpvrager, de hulpverlener en de bredere maatschappij. Om deze bedoeling waar te kunnen maken, is het dus absoluut nodig dat een hulpverlener verbinding maakt met de hulpvrager(s) met wie hij werkt. Door die band aan te gaan, kan een hulpverlener voelen wat er te voelen is en contact maken met wat er voor de ander echt op het spel staat. Dit is uiteraard veel ruimer dan ‘gezond worden’ of ‘genezen’. Tal van factoren spelen hun rol, we spreken soms van het biopsychosociaal model of het holistisch model, maar zelfs die woor­ den kunnen niet altijd even goed vatten waar het allemaal om draait en dat is logisch. Je kunt nooit (op voorhand) weten wat er echt van belang is, je kunt wel proberen het te weten te komen. Door samen te ‘zijn’ komt de hulpverlener erachter wat ‘de ontwikkeling van de hulpvrager’ in al zijn gelaagdheid betekent. Dit is zeer individueel bepaald. De bedoeling van goede zorg slaat op de ontwikkeling van de hulp­ vrager. Bij die ‘ontwikkeling’ staan we in ons boek uitgebreid stil, maar eerst willen we nog even duidelijk meegeven dat respectvol hulpverlenen nooit een doel op zich kan zijn. Het is slechts een mid­ del om de bedoeling waar te maken. Alles wat een hulpverlener doet of laat, en hoe hij dat al dan niet doet, staat in functie daarvan.

Pieter Loncke en Thomas Raemdonck zijn beiden psychiatrisch verpleeg­ kundige in Kliniek Sint-Jozef te Pittem. Ze begeleiden ook teams, klasen werkgroepen in de respectvolle zorg.

33



Zorgkit

‘Moeten we je nog reanimeren?’ Mijn vader begrijpt nog altijd niet waarom hij die vraag kreeg. In maart belandde hij in het ziekenhuis, na drie weken van zwaar ziek zijn. Covid-positief. ‘Hij maakt nog een kans op Intensieve zorg omdat hij een goeie conditie heeft’. Hij was 81, fietste veel en liep wekelijks 5 km. En dan, die vraag. Heeft hij toen wel het juiste antwoord gegeven? En wat zou hij daar nu op antwoorden? In een poging tot afgestemde zorg peilde de arts wat er in een crisis moest gebeuren. De patiënt mocht participeren. Maar strooide deze zorgverlener zichzelf geen zand in de ogen? Want wie kan daar een gepast antwoord op geven? En voelde de patiënt zich daardoor niet in de steek gelaten? Waarom toch moest mijn vader beslissen of hij nog verder wou leven? Het vertrouwen was zoek. En net dat is de basis voor kwaliteitsvolle zorg. Het creëert rust in het hoofd van de zorgverlener en stimuleert de patiënt. Want een goede vertrouwensband tussen de zorgverlener en de patiënt kan bergen verzetten. — Krista Bracke

35


Van mens tot mens. Hoe patiënten zorgverleners kunnen inspireren € 24,99 | paperback | zwart-wit | 132 pp. | isbn 978 94 014 6829 9 Bestellen? Ga naar www.lannoocampus.com


Van mens tot mens

Alles staat of valt met vertrouwen Beeldt u het zich even in: u bent 21, studeert aan de universiteit en moet halsoverkop naar de spoed wegens onuitstaanbare pijn in uw knie. Na eindeloos wachten en een hele resem onderzoeken deelt de arts u harteloos mee: botkanker. Het overkwam Hendrik in 1993. Zijn wereld stortte in. ‘Studeren kun je vergeten,’ had de arts er nog aan toegevoegd, ‘en je zult wel merken wie je echte vrienden zijn.’ Der­ gelijke tactloze communicatie behoort hopelijk tot een ver verleden, en niet alleen op de afdeling oncologie. Maar Hendrik doorstond de operatie en de behandeling wonderbaarlijk wel: hij kreeg een knie­ prothese en haalde zelfs zijn einddiploma in de farmacie. Dertien jaar lang kon hij goed functioneren. Tot er, in 2007, na een revisie een infectie optrad aan zijn nieuwe knie. Toen is hij in een sukkelstraatje beland: andere knieprothese, nieuwe infectie. Vijf jaar stappen met één kruk, daarna met twee. Tien jaar lang probeerden artsen zijn knie te redden en zijn mobiliteit zo hoog mogelijk te houden, maar het ging van kwaad tot erger. Uiteindelijk besliste Hendrik, na veel slapeloze nachten, om zijn been te laten amputeren. ‘Ik was het vertrouwen kwijt in de arts die me voor de tumor behandeld had. Hij had beloofd dat hij mijn knie weer min of meer goed zou krijgen, maar wat hij ook ondernam: het werd alleen maar erger. Hij wou ook experimenteren, dingen uitpro­ beren waarvan hij zelf niet goed wist of ze mijn knie wel ten goede zouden komen. Heel jammer, want we hadden een goede band opgebouwd tijdens het proces van de tumorbehandeling en de revalidatie. Maar toen ik in dat sukkelstraatje zat, kon hij blijkbaar niet toegeven dat hij geen oplossing meer zag. Erken­ nen dat mijn been verloren was, leek hij als een soort falen te beschouwen. Ik ben daar zeer boos om geweest en heb het hem zelfs kwalijk genomen dat hij er niet meer was voor mij.’ Vertrouwen kunnen hebben in de zorgverlener is fundamenteel, want je moet je lot volledig in zijn handen leggen, zelfs als je niet goed weet hoe alles zal aflopen. Zoals die dag, eind juni, toen mijn rechterhand geopereerd werd. Na de septische shock – als gevolg van de streptococcus pyogenes-infectie – waren niet alleen mijn

37


38

Van mens tot mens

beide voeten en onderbenen afgestorven, ook mijn rechterhand had het zwaar te verduren gekregen: de hele duim, de helft van de wijsvinger en de pink en ook het topje van de middenvinger vielen niet meer te redden. De microchirurg die de reconstructie van mijn rechterhand zou uitvoeren, had een ingenieus plan bedacht. Hij zou de wortel van mijn wijsvinger – het onderste deel dat nog intact was – proberen te verplaatsen naar waar een mensenduim normaal gezien staat, vervolgens een stukje bot van mijn heup nemen om die nieuwe duim te bevestigen aan mijn pols, een flap maken met het vetweefsel van mijn rechteronderarm (om het geheel te bedekken) en om die wonde aan mijn onderarm te helen, zou hij een laagje huid van mijn rechterdijbeen schaven. Een ingenieus plan en een operatie die niet zonder risico was. Want de arteriografie (een onderzoek naar het functioneren van de bloed­ vaten) toonde aan dat er maar één bloedvat meer actief was in het gezonde stukje wijsvinger waarmee de chirurg me een nieuwe duim wou geven. En dus kreeg ik meteen een waarschuwing: alles zou afhangen van dat ene bloedvat. Als dat het zou begeven tijdens de operatie, zou hij zijn geniale plan niet kunnen uitvoeren en zou hij genoodzaakt zijn om samen met zijn team een plan B uit te werken terwijl ik onder narcose was. Het werd dus een verrassingsoperatie waarbij ik niet anders kon dan mijn lot in handen van de chirurg te leggen. Niet dat ik er ook maar één seconde aan getwijfeld heb. Want ik merkte tijdens de consultaties al snel dat hij een groot man was, toonaangevend zijn vakgebied. Iedereen die me verzorgde, was ook vol lof over wat deze microchirurg zoal had gerealiseerd. ‘Als hij je niet kan helpen, zal niemand het kunnen’, was de teneur. En het feit dat hij, nog voor de ingreep, er geen doekjes om wond – ‘Mijn plan staat of valt met dat ene bloedvat’ – zorgde ervoor dat mijn vertrou­ wen in hem alleen maar groter werd. De operatie heeft uiteindelijk acht uur geduurd en alles wat de chirurg had willen uitvoeren, is ook gelukt. Mijn beschermengel had me alweer niet in de steek gelaten. Nu, elf jaar later, heb ik nog altijd een functionele rechterhand en vrees ik de dag dat daar ooit een probleem zou mee ontstaan. Dat


Van mens tot mens

baart me, eerlijk gezegd, meer zorgen dan de voeten en de onderbe­ nen die ik heb moeten afstaan.

Een goede vertrouwensband tussen de zorgverlener en de patiënt kan bergen verzetten. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een doctoraatsonderzoek over patiënten met een chronische beenwonde die leefstijladviezen moesten opvolgen. De patiënten gaven in interviews aan dat ze veel vertrouwen hadden in de verpleegkundige die gespecialiseerd was in wondzorg. Ze voelden zich veilig bij hem, hadden vertrouwen in zijn expertise. En dat vertrouwen is voor de groep patiënten die niet thera­ pietrouw was, de trigger geweest om de voorgeschreven leefstijladviezen tóch te volgen: ze deden het voor de verpleegkundige, omdat ze ervan overtuigd waren dat hij wist waarover hij sprak en niet omdat ze geloof­ den dat de therapie resultaten zou opleveren. Toen ze evenwel merkten dat het volgen van de adviezen wel degelijk een positief effect had op hun gezondheid, was dat vervolgens een reden om de therapie verder te zet­ ten. Het effect van de therapie woog dus pas in tweede instantie door om de leefstijladviezen op te volgen. De hoofdreden om ermee te beginnen, was het vertrouwen, de band die ze hadden met de zorgverlener. Uit de medische en de verpleegkundige onderzoeksliteratuur blijkt ook dat, als de zorgverlener een goede vertrouwensband heeft met de pati­ ënt, hij zich eigenlijk vrij veel kan permitteren. Het klinkt misschien wat raar, maar het komt erop neer dat dankzij het vertrouwen tussen beide partijen, er vaak niet meteen een onherstelbare breuk optreedt wanneer de zorgverlener bijvoorbeeld in iets tekort zou schieten of eventueel een fout zou maken. Patiënten denken vanuit de relatie die ze hebben met de zorgverlener over wat er gebeurd is en zien de mens in de zorgverlener. Dat leidt vaak onverwacht tot begrip voor de zorgverlener die zich, niet­ tegenstaande de beste bedoelingen, weleens kan vergissen of iets kan vergeten. Vanuit het wederzijds vertrouwen gaan ze dan samen op zoek naar een oplossing. De een tekent de ander, ze sturen onbewust hun den­ ken bij en stemmen hun handelen op elkaar af vanuit vertrouwen.

Krista Bracke werkte voor Radio 1 als journaliste en presentator tot ze in 2009 getroffen werd door de streptococcus pyogenes-bacterie. Sinds­ dien deelt ze haar ervaringen als patiënt, als spreker en auteur.

39



Van mens tot mens

Hoe fijn zou het zijn te weten dat de gestreste artsen en verpleegsters die overdag aan het bed van je zieke vader staan, vanavond ontspannend zullen worden voorgelezen? Gezellig op adem komen bij een goed verhaal en een sterk gedicht. Met af en toe een pauze om ook iets te kunnen vertellen en daardoor ook zelf weer helemaal op verhaal komen. Hoe heerlijk zou het niet zijn te weten dat ze er de volgende dag bij datzelfde bed iets van vertellen? Het is onzin, zegt het verstand. Het is wat het is, zegt de liefde. (Erich Fried) — Jan Raes

41


42

Van mens tot mens

Samen lezen. De ultieme therapie € 24,99 | paperback | zwart-wit | 152 pp. | isbn 978 94 014 7014 8 Bestellen? Ga naar www.lannoocampus.com


Van mens tot mens

Voor mensen die zorg nodig hebben, is starten lang niet altijd vanzelfsprekend. De energie die daarvoor nodig is, staat haaks op de kwetsbaarheid en traagheid die zij dikwijls erva­ ren. Starten heeft de frisheid van de lente: het jonge geweld van de natuur die openbarst in volle glorie. Een seizoen vol mogelijkheden en beloftes. In actie komen, nieuwe initiatie­ ven nemen, iets op de rails zetten: als het goed is, komen we erdoor op dreef. We zien waar we naartoe willen, trekken de stoute schoenen aan en gaan op pad in de richting van onze dromen.

Wie ziek of zorgbehoevend is, in een instelling of thuis, is vaak door zijn verleden ingehaald en in een zekere mate van stagnatie beland. Het leven komt – geheel of gedeeltelijk – tot stilstand of vertraagt op zijn minst. Alleen al door de noodzaak om fysiek in een instelling aanwezig te moeten zijn voor zorg, ambulant of resident, wordt de wereld van de patiënt of cliënt kleiner. Wie drie keer in de week naar het ziekenhuis moet voor nierdialyse, kan geen grote reis ondernemen. De structuren in de zorgsector bemoeilijken bovendien vaak nieuwe initiatieven. De drang tot bezuiniging snijdt het creatieve denken meer dan eens de adem af. Zorginstellingen houden graag vast aan routines en procedures die werken en hun efficiëntie bewezen hebben, soms ten koste van de specifieke noden van de patiënt. Aan veel nieuwe actie komt die dan niet meer toe. Een oudere per­ soon of iemand met een beperking die naar het dagcentrum gaat, is gebonden aan een vaste routine en regelmaat. Ook een patiënt in een psychiatrisch ziekenhuis, een jongere in een instelling voor bijzondere jeugdzorg of een bewoner in een woonzorgcentrum krijgt een min of meer vast weekprogramma opgedrongen. Daar zitten weliswaar variaties in – op dinsdagvoormiddag therapie, op woens­ dagnamiddag sport, op donderdag creativiteit … – maar gemiddeld

43


44

Van mens tot mens

is het activiteitenprogramma dat iemand in residentie krijgt aan­ geboden geen telkens wisselend avontuur vol nieuwe, spannende ontdekkingen. Ook mensen die door ziekte of burn-out langdurig thuiszitten, lopen het risico uit te doven en te verzanden. Alleen nog maar het voor­ uitzicht om nieuwe initiatieven te moeten nemen schrikt hen vaak af. Hoe langer iemand thuisblijft, hoe moeilijker bovendien de stap naar activiteit wordt. Na maanden burn-out of ziekte weer de werk­ vloer opgaan vereist moed, en veel verbeeldingskracht om zich een andere manier van werken of een betere interactie met baas of col­ lega’s te kunnen voorstellen. Wie die moed of verbeelding niet kan opbrengen, wordt door ons zorgsysteem nog wat langer thuisgehou­ den omdat de persoon er nog niet aan toe is te herstarten, en komt zo in een vicieuze cirkel terecht. Samen Lezen haalt mensen uit hun routine en gewoontepatronen en dompelt hen voor even – een uur of iets langer – onder in een wereld vol verbeelding en mogelijkheden. Een sterke literaire tekst bevat meerdere lagen van mogelijke betekenissen. Een kortverhaal of gedicht is geen feitelijk bericht, maar een toverdoos vol inhouden en dromen. Een goed geschreven tekst doet vonken overslaan in de verbeelding van de lezers en opent in hun geest een grotere ruimte, waar meerdere in- en uitgangen blijken te bestaan. Vooral in de gesprekken over de tekst worden nieuwe perspectieven zichtbaar. Eenzelfde personage of gebeurtenis blijkt voor meerdere interpretaties vatbaar. Dat is voor de lezers soms een verrassende vaststelling.


Van mens tot mens

In een tijdelijke leesgroep wordt het kortverhaal ‘Twee woorden’ van Isabel Allende gelezen. De hoofdpersoon in dat verhaal is Belisa Crepus­ culario, een jonge vrouw die de kracht van woorden ontdekt en er haar beroep van maakt. Tijdens een pauze in het voorlezen ontspint zich een gedachtewisseling over wat voor persoon Belisa is. ‘Eigenlijk verkoopt ze gewoon gebakken lucht’, stelt Francine. Ze zegt het op een laconieke toon waarin wat misprijzen voor het personage zit, alsof ze haar ter plekke ontmaskerd heeft. Er valt een nadenkende stilte in de groep. Van de over­ kant van de kring komt een tegenstem. ‘Ze is wel ondernemend’, oppert Hendrik. ‘Dat kun je toch ook als een positieve eigenschap beschouwen? Ze maakt wat van haar leven. Ze heeft al zoveel doorstaan, maar ze slaat er zich telkens doorheen.’ Anderen in de groep beamen: ‘Ze doet iets met wat ze op haar weg vindt. Ze is eigenlijk best wel dapper.’ Weer anderen zijn het eerder met Francine eens dat Belisa toch maar een rare dame is, die mooie praatjes verkoopt. Het gesprek gaat over en weer, tot de lees­ begeleider de draad weer opneemt en verdergaat met het verhaal.

Wie vastzit in malende gedachtepatronen en maar één mogelijke route in zijn leven kent, kan door het gesprek over een literaire tekst plots zien hoe zich meerdere paden openen. Als ik bang ben om weer aan het werk te gaan na een burn-out omdat ik nu al sta te trillen voor de confrontatie met mijn baas, kan een verhaal mij tonen dat er meerdere lezingen van een persoon mogelijk zijn. Wacht eens even … Als ik Belisa niet alleen als een blaaskaak kan zien, maar evengoed als een ondernemende jonge vrouw, zou ik dan misschien ook op een andere manier naar mijn baas kunnen leren kijken? De kiem voor een nieuwe gedachte is gezaaid, waaruit mogelijk een nieuw pad naar actie kan ontstaan. Misschien kan ik eens onder­ handelen met mijn baas, of zelf vriendelijker tegen hem zijn, of een andere werkplek vragen in een rustiger omgeving? Nieuwe, onge­ kende mogelijkheden doen zich voor, al is het aanvankelijk maar als een voorzichtige gedachte om even vast te houden en daarna weer weg te leggen, om er later nog eens naar te kijken. Verandering mag best wat tijd in beslag nemen. Ook via kleine stappen kom je ergens. Vaak is de eerste stap de moeilijkste, daarna loopt het wel.

45


46

Van mens tot mens

Geïnspireerd in actie komen ‘Een boek is een droom die je in handen houdt.’ — Neil Gaiman

Goede zorg verlenen aan iemand houdt onder meer in dat je die persoon de ruimte en inspiratie biedt om weer nieuwe wegen te zien, en de moed te verzamelen om die ook in te slaan. Mensen die in een toestand van ziekte of beperking terechtkomen, moeten zichzelf heruitvinden om weer vooruit te kunnen. Een inspirerende zorgverlener kan hen een duwtje in de rug geven om een stap voor­ uit te zetten – de eerste stap van mogelijk een lange weg. Een weg die bovendien, door de traagheid van herstel of genezing, weleens haaks staat op de maatschappelijke verwachtingen. Want onze maatschappij houdt van starten. Durvers en doeners wor­ den bewonderend nagekeken. Soms ook afgunstig uitgejouwd door degenen die aan de zijlijn staan en niet tot dezelfde dadendrang komen. Tegelijkertijd hebben we weinig mededogen met mensen die niet meer tot starten komen en om de een of andere reden in een impasse terechtkomen, hun draai niet kunnen vinden in de wereld. Zeker, er bestaan sociale vangnetten, maar niet iedereen vindt daar zijn weg in. Wie afglijdt naar de rand van de maatschappij wordt snel als een mislukkeling beschouwd of als iemand die het aan zichzelf te danken heeft. Maar ook wie ogenschijnlijk succesvol is, kan geïmmo­ biliseerd raken door prestatiedruk, door verwachtingen van zichzelf of de omgeving, door een conflict tussen wat hij diep vanbinnen zelf wil en wat hij denkt dat goed, eerbaar of acceptabel is. Of bij zijn eigen imago of maatschappelijke stand past. Wie door ziekte of een beperking uit de sociale circulatie raakt, moet ook nog eens opboksen tegen de vaak zeer reële begrenzingen van zijn eigen toestand én van zijn therapie of behandeling. Dat alles vraagt zoveel energie dat mensen dikwijls niet meer zien hoe ze tot nieuwe initiatieven of actie moeten komen, of zich die mogelijkheid zelfs niet kunnen voorstellen.


Van mens tot mens

Nieuwe paden inslaan vereist energie, moed en visie. De openheid in je geest om nieuwe mogelijkheden te zien. De verbeelding om je nieuwe oplossingen voor te stellen. De creativiteit om van het begane pad te durven afwijken en een onbekende richting uit te pro­ beren. Met het risico om af en toe te verdwalen, dat hoort erbij. Maar ook met de kans om heel nieuwe horizonten te zien opengaan. Samen Lezen kan mensen helpen geïnspireerd in actie te komen. Vaak op een vrijere manier dan via klassieke zorg of therapie, omdat een leessessie een open ruimte biedt waarin geen verwachting van prestatie of vooruitgang heerst. Mensen zijn er gewoon. Aanwezig, luisterend, lezend.

Jan Raes is psychiater en executive bedrijfscoach, lid van de kerngroep van Timotheus vzw en medeoprichter van het opleidingscentrum EPECA. Hij richtte mee het Lezerscollectief op, een netwerk van leesbegeleiders dat sessies Samen Lezen organiseert in diverse maatschappelijke sectoren.

47



Van mens tot mens

Wanneer er naar onze zorgen wordt geluisterd, wanneer er voor ons gezorgd wordt, dan voelen wij, mensen, ons verbonden. En daar hebben we nu meer dan ooit nood aan. En daar zorgen jullie voor, meer dan wie ooit. Het is overigens meer dan gewoon zorgdragen voor, wat jullie doen. Het is mensen laten voelen dat ze mens zijn, dat ze niet alleen zijn. Ik schreef een boek om mensen te inspireren om ondanks hun zorgen, pijn en verdriet, op zoek te gaan naar meer verbinding met wat echt belangrijk is in hun leven, met wat er écht toe doet voor hen. Want alleen zo creëer je duurzaam welbevinden en echt persoonlijk wel-zijn. En net dat wens ik elk van jullie met heel veel warmte en dankbaarheid van harte toe. — Filip Raes

49


50

Weg van het piekeren

Weg van het piekeren. Actie als remedie € 22,50 | paperback | zwart-wit | 190pp. | isbn 978 94 014 7215 9 Bestellen? Ga naar www.lannoocampus.com


Weg van het piekeren

Negeer ik mijn problemen niet? Mensen vertellen me wel eens dat ze denken (of het gevoel heb­ ben), dat door dingen te doén telkens als ze het piekeren opmerken of wanneer ze zich niet zo goed in hun vel voelen, ze eigenlijk hun problemen uit de weg lijken te gaan. Wat ik dan hoor, zijn dingen als: Neen, dat past nu niet, het voelt niet goed om ‘leuke’ dingen te gaan doen als ik me (nog) niet goed voel, wanneer ik naar een oplossing aan het piekeren ben. Bij het piekeren heb je soms het gevoel (of is het een gedachte?) ik ben er ten minste mee bézig, met mijn probleem, met die vervelende gevoelens en gedachten die ik wil oplossen. En nu je dat piekeren moet laten voor wat het is en over moet gaan tot actie, lijkt het misschien alsof je je problemen negeert, links laat liggen, opzijschuift. Het voelt gewoon niet lekker. Wat je je dan moet realiseren, is dat door dingen te gaan doen je wél aan je problemen werkt. Je bent dan juist heel erg wél bezig met je probleem ‘op te lossen’. En, omgekeerd, door te piekeren ben je het oplossen juist aan het uitstellen, uit de weg aan het gaan – niet bewust natuurlijk, je doet dat niet met opzet. Het is dus omgekeerd. Piekeren geeft je het gevoel dat je bezig bent met het oplossen van het probleem, maar je bent juist niét echt bezig met het oplossen. Dus: actie (met, niet vergeten, een milde glimlach voor het piekeren dat op de achtergrond soms nog wat zal doorlopen). Piekeren geeft je het gevoel dat je bezig bent met het oplossen van het probleem, maar je bent juist niét bezig. Stel, je piekert over een situatie die scheef zit en waarvan je eigen­ lijk weet dat je dit of dat moet doen. Maar in plaats van de nodige actie te ondernemen, pieker je maar door. Je bent jezelf met al je gepieker nog wat meer aan het overtuigen dat je beter nog even wacht om in actie te komen…1 En ondertussen ben je in je hoofd toch bezig met het uitzoeken hoe je het beste aanpakt, neen? Neen, je bent dan vaak eigenlijk niét bezig met je probleem op te lossen; je stelt uit – niet met opzet, je hebt echt de beste intenties. Ah, daar heb je het gepieker weer. Ik weet intussen dat het eigenlijk niéts uithaalt. PiTA (wat staat voor: Piekeren is een Teken om Actie te ondernemen). Actie! En ik weet intussen dat door actie te onder­

51


52

Weg van het piekeren

nemen ik juist wel bezig ben met het oplossen of werken aan het probleem. Of stel dat je het piekeren richt op een ellendig gevoel waar je al enkele dagen mee zit. Intussen weet je dat al dat gemaal in je hoofd een vervelend gevoel niet kan doen verdwijnen. Integen­ deel, het beste dat je kunt doen is even een berichtje sturen naar je beste vriend of vriendin en vragen of hij of zij even zin heeft in een korte wandeling of in iets anders leuks dat jullie samen kunnen doen. Ga ik dan mijn ellendig gevoel niet uit de weg? Zo gaat het zich toch niet oplossen? Door erover te piekeren gaat het alvast zéker niet weg. Je hoeft het gevoel en het piekeren ook niet weg te duwen. Gewoon PiTA. Het piekeren is er. Oh ja, actie. En juist die actie betekent dat ik kies om aan het probleem te werken. Wat sterk van me, want het is lang niet evident om voor die actie-respons te kiezen! Dus met die actie negeer je je problemen juist niét. Je gaat er werk van maken, een oplossing voor vinden. Dat kan ik niet genoeg beklemtonen. Want ik hoor je misschien al denken Maar euh… moest ik niet juist leren ongelukkig te zijn? Inderdaad, je hoort wel eens zeggen dat wij mensen wat meer moeten leren ongelukkig te zijn.2 We zijn te veel bezig met het nastreven van geluk, en verdriet en ongeluk willen we niet zien, willen we zo snel mogelijk weg. Je zou de indruk kunnen hebben dat wat ik voorstel als aanpak, dat je bij pie­ keren moet overgaan tot actie, daar tegenin gaat of tegenspreekt. De actie zou je kunnen zien als een uit de weg gaan, een negeren van ons niet goed voelen. Niets is minder waar. Ik gaf al aan dat piekeren eigenlijk neerkomt op heel erg hard de negatieve gevoelens niet te willen hebben, niet te willen voelen, weg te willen hebben. Dus door het piekeren op te geven, en dus niet meer te vechten tegen de negatieve gevoelens, laat je de angsten en somberheid er gewoon zijn. Dus die PiTA-aan­ pak sluit juist heel erg aan bij de stelling dat we, als we ons niet goed voelen, als we het lastig hebben, dat we daar niet meteen van moeten willen weglopen. Het is die open, milde, niet-wegduwhouding waar ik het dus eerder al over had.


Weg van het piekeren

Daarnaast hoor je in diezelfde context dat we geluk niet moeten nastreven, maar juist op zoek moeten naar zin en betekenis.3 De aandachtige lezer zal al opgemerkt hebben dat, ook wat dat aspect betreft, wat ik eerder voorstelde hier heel erg bij aansluit. De actie moet je zoeken in die domeinen die jij betekenisvol en zinvol vindt. Denk aan die grafische voorstellingen met het zwart en wit. Je laat het zwarte (het verdriet, de pijn, de angst) er zijn – je probeert dat niet te vermijden of eraan te ontvluchten. En ondertussen ga je din­ gen doen die je leven zin geven, dingen die jij betekenisvol vindt, en waar je je sterktes in kunt uitspelen. Je zet je leven niet on hold tot­ dat alle pijn en verdriet verdwenen is. Je richt je via zinvolle acties op welbevinden en niet op het weg-willen-hebben van alle pijn en lastigheid. Het gaat dus eigenlijk om het samen laten bestaan in je leven van aan de ene kant verdriet, angst en pijn, en aan de andere kant positi­ viteit (via waardevolle acties). Zoals ik al aangaf, is het voor sommige mensen, piekeraars in het bijzonder, lastig om al in te zetten op je goed voelen of welbevinden via dingen actief te ondernemen, terwijl er toch ook nog wat ellende in je leven zit. Die twee, op een geba­ lanceerde manier, naast elkaar kunnen hebben, dat is de kunst of – liever nog – kunde. Eindnoten 1 Kingston, R. E. F., Watkins, E. R., & Nolen-Hoeksema, S. (2014). Investigating functional properties of depressive rumination: Insight and avoidance. Journal of Experimental Psychopathology, 5(3), 244–258. https://doi.org/10.5127/jep.038013 2 De Wachter, D. (2019). De kunst van het ongelukkig zijn. LannooCampus. 3 De Wachter, D. (2019). De kunst van het ongelukkig zijn. LannooCampus.

Filip Raes is klinisch psycholoog, gedragstherapeut en hoogleraar psycho­ logie aan de KU Leuven. Hij doet wetenschappelijk onderzoek naar wat mensen kwetsbaar maakt voor emotionele problemen zoals depressie en angst. Hij richt zich daarbij vooral op de rol die piekeren speelt. Hij is een gewaardeerd opiniemaker en veelgevraagd spreker in Vlaanderen en Nederland.

53



Weg van het piekeren

Zorg mag geen opofferende praktijk zijn die leidt tot uitputting en ontgoocheling. Een waarderende en respectvolle benadering van de zorgvrager voorkomt een kleinerende en ontmenselijkende houding. Goede zorg geeft zin en betekenis aan de zorgverlener. Het zorgen is een essentieel onderdeel van het goede leven, het geeft toegang tot een vervullend en wezenlijk bestaan. Zo is het zorgen nooit voor niets geweest, ook niet in feilende en gebrekkige situaties, voorbij meetbare resultaten en successen. — Dirk De Wachter

55


56

De kunst van het ongelukkig zijn

De kunst van het ongelukkig zijn € 19,99 | paperback | zwart-wit | 144 pp. | isbn 978 94 014 6358 4 Bestellen? Ga naar www.lannoocampus.com


De kunst van het ongelukkig zijn

Verdriet is dat ding met stekels Het voorzichtig woorden geven aan verdriet, het al pratend omcir­ kelen, benaderen en omzwachtelen moeten we leren. Dat is wat zorgverleners doen: in de dialoog proberen ze de patiënt nieuwe inzichten te geven, die hen vooruithelpen. Het verdriet kan een ding met stekels zijn, naar analogie met het mooie boek van Max Porter: Verdriet is het ding met veren. In het begin kunnen die stekels echt snijden. Je verwonden en pijn doen. Dat is ondraaglijk en verschrikkelijk. Patiënten komen naar mij met de vraag: kun je dat niet weghalen? Maar, het spijt me, dat gaat niet en bovendien is het niet wenselijk. Wat we samen wel kunnen doen: het omzwachtelen met verhalen, windsels, pleisters. Tot de stekels niet meer prikken. Tot je het verdriet bijna koesterend kunt meenemen. Klinkt dat paradoxaal? Bij verlies van een geliefde willen we niet alles samen met het verdriet weggooien. Want we willen die geliefde niet vergeten. Het doel is helemaal niet om de stekels af te snijden of het ding te verdoven. Als je de stekels afsnijdt, komen er twee vlijmscherpe in de plaats. Nee, wat je moet doen is blijvend zwachtelen. Zelfs, en dat klinkt weer tegenstrijdig, bij ernstige slachtoffers van geweld moet pijn niet weggeduwd worden. Iemand die verkracht werd reageert vaak dissociërend, duwt de pijn weg, herinnert zich niets meer. Maar erna komen er onduidelijke klachten, meestal van fysieke aard die te maken hebben met het verdringen van wat is gebeurd en wat pijn doet. Het zich kunnen herinneren, hoe pijnlijk dat ook is, is een van mijn therapeutische doelen. Het durven terug naar boven halen van een traumatisch gebeu­ ren, en vervolgens de stekels omzwachtelen, steeds opnieuw, door erover te praten. Dat om te voorkomen dat die stekels je ver­ schrikkelijk verwonden daarbinnen. Ingeslikt verdriet kun je niet zwachtelen. Je moet het verdriet eerst uitbraken, met bloed en al, om er dan al pratend betekenis aan te geven. Bij wijze van spreken, dus.

57


58

De kunst van het ongelukkig zijn

Het zich kunnen herinneren, hoe pijnlijk dat ook is, is een van mijn therapeutische doelen.


De kunst van het ongelukkig zijn

De Bongobon Naast woorden is ook stilte nodig. Want we leven in luidruchtige en oververhitte tijden. Overal is er prikkeling en lawaai. Ons neurolo­ gisch systeem wordt overbelast en we vinden te weinig gelegenheid om ons eraan te onttrekken. We denken alleen te bestaan door van alles te doen, door steeds alert en in beweging te zijn. Toch weten we dat ons drukke bestaan niet goed voor ons is en kennen mind­ fulness en meditatie nu een geweldig succes. Ook daar regeert efficiëntie: evidencebased onderzoek heeft immers uitgewezen dat mindfulness nuttig kan zijn. De drukbezette en overprikkelde mens krijgt de toelating om tijd te nemen, de batterijen op te laden, om er weer tegenaan te kunnen gaan. Maar als het een vorm van behande­ ling wordt, verliezen stilte en tijd toelaten sterk aan kracht. Mindfulness wordt soms misbruikt als een trucje om nog beter te presteren. Dat kan minder fraaie vormen aannemen. Zo hervindt een leidinggevende na een door het bedrijf betaald stilteweekend (waar de stilte alleen doorbroken wordt door het aangename geluid van de stick tegen het golfballetje) de energie om maandagochtend een collectieve ontslagronde aan te kondigen. Dat betekent overigens niet dat ik mindfulness op zich niet kan aan­ raden aan patiënten: het beschouwt de ongelukkige mens tenminste niet als ziek of abnormaal. Want dat is hij niet. Van verdriet moet je niet genezen worden. Mindfulness, stiltestage, meditatielessen, ik heb er niets tegen, maar beter nog staan we geregeld stil in het dagelijks bestaan. Af en toe achterover zitten, niks doen, geen plan hebben, alleen maar zijn, zoals Heidegger bepleit, zonder doel. Daar wil ik wel nog steeds een Bongobon voor, voor een klein gelukje, eentje om in mijn eigen tuin te mogen zitten.

59


60

De kunst van het ongelukkig zijn

Vel-voelen Soms is iemands verdriet zo groot en verschrikkelijk dat je geen vragen kunt stellen en geen gesprek op gang krijgt. Dan zijn we de woorden kwijt, staan we machteloos. In zo’n geval is iemand even vastpakken de raad die zelfs de psychiater geeft. Meestal wordt er eens schuchter mee gelachen, maar ik meen het wel. We houden elkaar te weinig vast. Mensen worden, omdat ze een groot hoofd hebben, eigenlijk te vroeg geboren. Ze hebben nog lange tijd hulp nodig, in tegenstelling tot vele andere dieren. We streven ons hele leven de idylle van de koesterende baarmoeder na en hunkeren naar de warmte van een omhelzing. Maar we leven in een klinische maatschappij waarin het niet gewoon is om elkaar aan te raken. Wel op carnaval of bij het voetbal, met drank erbij, maar niet als we er behoefte aan hebben, als verdriet erdoor verzacht kan worden. Net dan durft men elkaar nauwelijks aan te raken. Met alle gevolgen van dien op het vlak van ongewenste intimiteit. Als we aan onze kinderen zouden leren hoe ze op een respectvolle manier lichamelijk met elkaar om kunnen gaan, kunnen we nogal wat leed vermijden. Dat is zeker in MeToo-tijden een belangrijk werkpunt. Veel MeToo-daders zijn, daar ben ik zeker van, hechtingsbeschadigde mensen. Het belang van hechting in de kindertijd kan niet overschat worden. Een warme en liefdevolle opvoeding in een veilige setting (en dat hoeft niet per se het doorsnee gezin met vader, moeder en 1,6 kinde­ ren te zijn) is noodzakelijk. We moeten heel goed voor onze kinderen blijven zorgen. Ook daar hoort vel-voelen bij. Ook al is het voor pak­ weg een kleuteronderwijzer niet eenvoudig om in deze tijden een kind te knuffelen. Dat is zorgelijk: fysiek contact is heilzaam, maar vaak uit den boze. Dirk De Wachter is psychiater-psychotherapeut en diensthoofd systeem- en gezinstherapie aan het Universitair Psychiatrisch Centrum KU Leuven (Campus Kortenberg). Eerder schreef hij de bestsellers Borderline Times, Liefde. Een onmogelijk verlangen? en De wereld van De Wachter. Zijn meest recente werk is Goed leven (met kwetsbaarheid en beperking).


De kunst van het ongelukkig zijn

Als we aan onze kinderen zouden leren hoe ze op een respectvolle manier lichamelijk met elkaar om kunnen gaan, kunnen we nogal wat leed vermijden.

61


De kunst van het ongelukkig zijn

Met dank aan:

Yvonne Denier — Linus Vanlaere & Roger Burggraeve — Gorik Kaesemans, Elke Van Hoof, Lode Godderis en Erik Franck — Pieter Loncke en Thomas Raemdonck — Krista Bracke — Jan Raes — Filip Raes — Dirk De Wachter

Heb je vragen over onze boeken of auteurs? Wil je er zelf mee aan de slag in jouw organisatie? Of heb je plannen om zelf te schrijven? Neem dan gerust contact met ons op. Mitchell Pontzeele Fondsredacteur mitchell.pontzeele@lannoocampus.be 016/300.114 Klaartje Ballon Communicatiemanager klaartje.ballon@lannoocampus.be 016/300.112

©Uitgeverij LannooCampus & de Auteurs. De teksten en illustraties in deze publicatie mogen niet gereproduceerd of gedeeld worden met derden zonder uitdrukkelijke toestemming van de Uitgever.

Illustraties omslag en binnenwerk: Compagnie Paul Verrept

62


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.