Het eerste deel van het woordenboek geeft de vertaling Frans-Nederlands en het tweede deel de vertaling NederlandFrans. Tevens is er een lijst met praktische zinnen Nederlands-Frans toegevoegd, voor situaties bij de dokter, de tandarts en de apotheek . In dit medische woordenvoek zijn ook belangrijke telefoonnummers en internetadressen opgenomen.
HET FRANS MEDISCH WOORDENBOEK
Het woordenboek is ingedeeld in twee delen elk met drie hoofdstukken: • Organen • Ziekte, zorg en medische hulpdiensten • Medicijnen en aanverwante producten
T. van Arkel
Medisch woordenboek met vertalingen en uitleg van termen die u moet weten wanneer u in Frankrijk of een Franstalig land de hulp van een arts, tandarts of apotheker moet inroepen. Alle begrippen en woorden die aan bod kunnen komen bij een medische behandeling, ziekenhuisopname, medicijngebruik of het lezen van de bijsluiter zijn opgenomen in het woordenboek. Een juist begrip van het medisch taalgebruik is van vitaal belang.
T. van Arkel
HET FRANS MEDISCH WOORDENBOEK
Ook verkrijgbaar: het frans onroerend goed woordenboek. Kijk op: www.emigratieboek.nl
Woordenboek voor gezondheidsklachten tijdens verblijf in Frankrijk 978 94 61850 515
uitgeverij GRENZENLOOS
UITGE V E RIJ G RE N ZE N LO O S
HET FRANS MEDISCH
WOORDENBOEK
Het Frans medisch woordenboek T. van Arkel Redactie: Marleen Rikkengaa Vormgeving: Eric Jan van Dorp en Moirena Schoonbergen Omslagfoto: Istockphoto ISBN 978 94 61850 51 5 1e druk juni 2013 VanDorp Uitgevers/Uitgeverij Grenzenloos Postbus 42 3956 ZR LEERSUM info@vandorp.net www.vandorp.net Kijk voor meer emigratieboeken op www.emigratieboek.nl Copyright Š2013 Tin van Arkel Copyright Š2013 VanDorp Uitgevers Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd in welke vorm dan ook zonder uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming van de uitgever. De informatie in dit boek is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. De auteur en uitgever zijn niet aansprakelijk voor onjuiste informatie in het boek en eventuele daardoor ontstane schade.
T. van Arkel
HET FRANS MEDISCH
WOORDENBOEK Woordenboek voor gezondheidsklachten tijdens een verblijf in Frankrijk
UITG E VERI J GRENZENLO OS
J’ai décidé d’être heureux, parce que c’est mieux pour la santé (Voltaire)
5
Voorwoord Opzet en doelgroep Dit woordenboek is bedoeld voor Nederlanders en Nederlandstaligen die tijdens hun verblijf in Frankrijk of Franstalig land fysieke klachten krijgen. Ieder mens kan op reis geplaagd worden door kwalen, pijnen, vreemde verschijnselen, jeuk, huiduitslag, kiespijn waarvoor soms de hulp van een arts, tandarts of apotheker moet worden ingeroepen. Voor een medische behandeling, ziekenhuisopname, medicijngebruik of het lezen van de bijsluiter is een juist begrip van het medisch taalgebruik van vitaal belang. Gekozen is voor een indeling in 3 hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk geeft een aparte lijst van de organen van het menselijk lichaam. Hoofdstuk 2 bevat de woorden van ziekte, zorg en medische hulpdiensten, alsook de afgeleide vorm van de organen genoemd in hoofdstuk 1. In het Frans staat in samengestelde woorden de kern, het woord waar we het over hebben, voorop, Het laatste deel zegt iets over het eerste, specificeert. Dit betekent dat in Franse medische samenstellingen de ziekte, aandoening of ingreep voorop staat, gevolgd door het aangetaste orgaan, meestal als bijvoeglijk naamwoord. Een “embolie pulmonaire” is een embolie van de longen (pulmonaire : long-), een “calcul rénal” is een steen in de nieren (rénal : nier-) en een “trouble digestif” is een verstoring van de spijsvertering (digestif : spijsverterings-). Hoofdstuk 3 bevat een lijst van algemene merk- en merkloze medicijnen en aanverwante producten die men al of niet op recept bij de “pharmacie”of de “parapharmacie” kan verkrijgen. Aan het eind van het woordenboek is een rubriek “phrases utiles” toegevoegd. Praktische N-F zinnen voor dagelijkse situaties bij de dokter, bij de tandarts, bij de apotheek, gevolgd door een geillustreerde pagina met aanwijzingen voor hartmassage. Er is gestreefd naar een zo ruim mogelijk woordaanbod, maar binnen het gestelde doel is het onmogelijk om volledig te zijn. Dit
6
woordenboek is geen medische encyclopedie, maar is bedoeld als een nuttige en handzame hulp bij fysieke narigheid tijdens een verblijf in Frankrijk. Achterin het woordenboek is een lijst van geraadpleegde literatuur, tijdschriften, internetadressen en telefoonnummers. Verklaring tekens Vaak wordt verwezen naar een aanverwant woord in het hoofdstuk. Dit verwijzen geschiedt d.m.v. een asterisk (*)
Aan deze woordenlijst kunnen geen juridische rechten worden ontleend.
7
INHOUDSOPGAVE Woordenlijst FR – NL Hoofdstuk I Organen en lichaamsdelen
(organes et parties du corps)
pagina 9-106
Hoofdstuk II Kwalen, ziektes, behandeling en zorg
11- 22
23-88
(affections, maladies, traitements et soins) Hoofdstuk III 98-106 phamaceutische en parapharmaceutische produkten
(produits pharmaceutiques et parapharmaceutiques)
8
WOORDENLIJST NL-FR
107-223
Hoofdstuk 1 Organen en lichaamsdelen
109-121
Hoofdstuk 2 Kwalen, ziektes, behandeling en zorg
123-195
Hoofdstuk 3 pharmaceutische en parapharmaceutische produkten
197-214
Praktische zinnen
215-223
(Phrases utiles)
Ziekte/klacht aangeven
215-217
Bij de dokter-in het ziekenhuis (chez le médecin-à l’hôpital)
217-220
Bij de tandarts (chez le dentiste)
221-222
Bij de apotheek (à la pharmacie)
222-223
Lijst van geraadpleegde literatuur, tijdschriften, internetadressen en handige telefoonnummers
224-225
9
Woordenlijst FR-NL
10
11
I Organen en lichaamsdelen (organes et parties du corps) A abdomen: buik,onderlijf abdominaux: buikspieren adénoïdes: *végétations ADN: DNA aile: vleugel aile du *nez: neusvleugel aine: lies aisselle: oksel alvéole: longblaasje amygdale (*palatine): tonsil, (keel)amandel amygdale pharyngienne: (neus)amandel annulaire: ringvinger anus: anus, aars aorta: aorta, grote lichaamsslagader *valve aortique: aortaklep appareil: systeem, stelsel, organen appareil/*système digestif: spijsverteringsorganen appareil génito-urinaire: urogenitale organen appareil respiratoire: ademhalingsorganen appendice: blinde darm arcade sourcilière: wenkbrauwboog arête du nez: neusrug artère: slagader artère coronaire: kransslagader artère fémorale: dijbeenslagader articulation: gewricht articulation du *genou: kniegewricht auditif: gehoorauriculaire: pink avant-*bras: onderarm
12
B bassin: bekken bassinet du *rein: nierbekken blanc de l’*oeil: oogwit bouche: mond bourse: beurs bourse séreuse: slijmbeurs bras: arm bronche: longpijp, bronchus bronches: bronchiën C caecum: blinde darm cage thoracique: borstkas calcanéum: hielbeen canal: kanaal,buis canal dentaire: wortelkanaal canal lacrymal: traanbuis canine: hoektand capillaires/*vaisseaux capillaires: haarvaten carotide: hartslagader carpien: *os cartilage: kraakbeen cavité: holte cavité abdominale: buikholte cavité buccale: mondholte cavité thoracique: borstholte cellule: cel cellule adipeuse: vetcel cellule cérébrale: hersencel cellule nerveuse: zenuwcel cellule souche: stamcel cerveau: hersenen cervelle: hersenmassa chair: vlees la chair et les *os: vlees en botten
13
cheveu(x): haar cheville: enkel cils: wimpers clavicule: sleutelbeen coccyx (os): stuitbeen coeur/ palpitant: hart col de fémur: *fémur col de l’utérus: *utérus côlon: *intestin colonne vertébrale: wervelkolom conduit *auditif: gehoorgang cordes vocales: stembanden cordon ombilical: navelstreng cornée: hoornvlies corps: lichaam cortex: schors, cortex cortex cérébral: hersenschors corticosurrénale: bijnierschors côte: rib(be) côtes flottantes: zwevende ribben cou: hals, nek coude: elleboog crâne: schedel cubitus: ellepijp cuir chevelu: hoofdhuid cuisse: dij, bovenbeen D dent: tand, kies dent de lait: melktand dent de sagesse: verstandskies dentition/denture: gebit derme: onderhuid, lederhuid diaphragme: middenrif digestion: spijsvertering disque intervertébral: tussenwervelschijf doigt: vinger
14
duodénum: twaalfvingerige darm E encéphale: (grote en kleine)hersenen endocarde: binnenbekleding van het hart épaule: schouder épiderme: opperhuid épine dorsale: ruggegraat estomac: maag extrémité du *doigt: vingertop F fémur: dijbeenbot col de fémur: hals van het bovenbeen fesse: bil fessier: bilspier fibre: vezel foie: lever fosse nasale: neusholte front: voorhoofd G ganglion lymphatique: lymfeklier ganglion nerveux: zenuwknoop gencive: tandvlees génital: geslachts organes génitaux: geslachtsorganen parties génitales: geslachtsdelen genou: knie gland: eikel glande: klier glandes mammaires: borstklieren glande *muqueuse: slijmklier glande salivaire: speekselklier glande *thyroïde: schildklier
15
globe oculaire: oogbol glotte: stemspleet, stemapparaat, glottis gorge: keel goût: smaak (zintuig) gustatif: smaakH haleine: adem hanche: heup humérus: bovenarmbeen hymen: maagdenvlies I iléon: kronkeldarm iliaque: *os incisive: snijtand index: wijsvinger intestin(s): darm, ingewanden (mv.) gros intestin/côlon: dikke darm intestin grêle: dunne darm intestin terminal: endeldarm iris: iris J jambe: been jarret: knieholte joue: wang jugal: *os K L lacrymal: *canal langue: tong
16
larynx: strottehoofd lentille: (oog)lens lèvre: lip lèvre inférieure: onderlip lèvre supérieure: bovenlip ligament: gewrichtsband ligament croisé: kruisband ligaments *rotuliens: kniebanden lit unguéal: nagelbed lobe de l’*oreille: oorlel lombaire: lenden *vertèbre lombaire: lendenwervel lombes: lendenen M main: hand majeur/médius: middelvinger malaire: *os malléole externe: buitenenkel malléole interne: binnenenkel mamelon: tepel maxillaire: kaak maxillaire inférieur: onderkaak maxillaire supérieur: bovenkaak médius: *majeur membrane: vel,vlies, membraan membres (du *corps): ledematen méninge: hersenvlies ménisque: meniscus menton: kin moelle: merg moelle épinière: ruggemerg moelle osseuse: beenmerg molaire: kies mucosité/mucus: slijm muqueuse: slijmvlies muscle: spier
17
muscle brachial: armspier muscle cardiaque: hartspier myocarde: hartspier N narine: neusgat nerf: zenuw nerf *auditif: gehoorzenuw nerf *optique: oogzenuw nerf spinal: ruggemergzenuw nerveux: zenuw *système nerveux: zenuwstelsel neurone: zenuwcel, neuron nez: neus noeud du doigt: knokkel nombril: navel O occiput: achterhoofd odorat: reuk(zin) oeil (mv.yeux): oog oesophage: slokdarm olfactif: reukomoplate: schouderblad ongle: nagel lit de l’ongle/*lit unguéal: nagelbed optique: oog-, gezichts nerf optique: *nerf orbite: oogkas oreille: oor oreillette: hartboezem organe: orgaan orteil: teen os: been,bot os carpiens: handwortelbeentjes os iliaque: darmbeen
18
os jugal/os malaire: jukbeen os médullaire: mergbeen os du *nez: neusbeen os temporal: slaapbeen ouïe: gehoor (zintuig) ovaire: eierstok P palais: gehemelte, verhemelte palais mou/voile du palais: zachte verhemelte palais dur/voûte du palais: harde verhemelte palatin: verhemeltepalpitant (le): *coeur pancréas: alvleesklier papille: papil papilles *gustatives: smaakpapillen parties du *corps: lichaamsdelen patella: knieschijf paume: handpalm paupière: ooglid pavillon de l’*oreille: oorschelp peau: huid pectoral: borst *muscle pectoral: borstspier pectoraux: borstspieren pelvis: bekken pelvis rénal: nierbekken pénis: penis périnée: bilnaad périoste: beenvlies péritoine: buikvlies péroné: kuitbeen phalange: vinger-/teenkootje pharynx: keelholte pied: voet plancher pelvien: bekkenbodem plante du pied: voetzool
19
poignet: pols poil: lichaamshaar poing: vuist poitrine: borst, borststreek pomme d’Adam: Adamsappel pore: porie pouce: duim poumon: long prostate: prostaat pupille: pupil pyÊlon: nierbekken Q R rachis: wervelkolom, ruggegraat rachis *cervical: halswervels radius: spaakbeen rate: milt rein: nier reins: lendenen respiration: ademhaling rÊtine: netvlies rhinopharynx: neuskeelholte rotule: knieschijf, kogelgewricht S sacrum: heiligbeen salive: speeksel sang: bloed sein: borst sens: zintuig les 5 sens: de 5 zintuigen sens *olfactif: reukzin(tuig) sensation: zintuiglijke waarneming, gewaarwording sensation *auditive: gehoorsindruk
20
sensation *thermique: warmtegevoel,- gewaarwording sensation *visuelle: gezichtsindruk sensoriel: zintuiglijk sinus: neusholte, bijholte sinus frontal: voorhoofdsholte sourcil: wenkbrauw souris (*articulaire): (gewrichts)muis sphincter: sluitspier squelette: geraamte, skelet sternum: borstbeen surrénales/*glandes surrénales: bijnieren système: systeem, stelsel, organen T tactile: tasttalon: hiel talon de la *main: hiel van de hand tempe: slaap temporal: *os tendon: pees tendon d’Achille: Achillespees testicule: zaadbal, testikel tête: hoofd thermique: warmtethorax: borstkas thyroïde/*glande thyroïde: schildklier tibia: scheenbeen tissu: weefsel tissu adipeux: vetweefsel tissu conjonctif: bindweefsel tissu musculaire: spierweefsel tissu osseux: botweefsel tissu vasculaire: vaatweefsel torse: bovenlijf, romp toucher: tastzin trachée: luchtpijp tractus gastro-intestinal: maagdarm-kanaal
21
trompe d’Eustache: buis van Eustachius trompes: *utérus tronc: romp tronc cérébral: hersenstam tube digestif: darmkanaal, spijsverteringskanaal tympan: trommelvlies U uretère: urineleider, ureter urètre: urinebuis utérus: baarmoeder col de l’utérus: baarmoederhals trompes de l’utérus: eileiders unguéal: *lit unguéal V vagin: vagina vaisseau(x): vat(en) vaisseau capillaire: haarvat vaisseau lymphatique: lymfevat vaisseau sanguin: bloedvat valve/valvule: klep valve aortique: aortaklep valve/valvule cardiaque: hartklep végétations adénoïdes: (neus)amandelen veine: ader ventre: buik bas-ventre: onderbuik ventricule (*cardiaque): hartkamer verge: penis vertèbre: wervel vertèbre cervicale: halswervel vertèbre dorsale: rugwervel vertèbre lombaire: lendenwervel vésicule biliaire: galblaas vessie: blaas
22
visage: gezicht visc猫res: ingewanden visuel: gezichts champ visuel: gezichtsveld voie: kanaal, buis voies digestives: spijsverteringskanalen voie nerveuse: zenuwbaan voies respiratoires: luchtwegen voile du palais: *palais voix: stem vo没te du palais: *palais vue: gezichtsvermogen W X Y yeux: *oeil Z