Verweesde kudde - Preview

Page 1



Ronald A.R. Aarsen

VERWEESDE KUDDE

UITGEVERIJ VILLAGE



Als makke schapen schikte de verloren en verweesde kudde zich in het onvermijdelijke.

want: Evenzo als de zon, die opkomt in het Oosten en ondergaat in het Westen, is het lot der volkeren. Ach, wie vermag het tij te keren dat eind’loos tegen de oevers slaat?


VERWEESDE KUDDE Ronald A.R. Aarsen isbn 9789461851154 paperback Ook verkrijgbaar als eBook 1e druk oktober 2015 Vormgeving: Eric Jan van Dorp Coverafbeelding: Sienna Design (siennadesign.nl) Van dezelfde schrijver: De Kanselier, nomade voor het vaderland. Uitgeverij Village een imprint van VanDorp Uitgevers Postbus 42 3956 ZR Leersum www.vandorp.net info@vandorp.net CopyrightŠ2015 Uitgeverij Village / VanDorp Uitgevers CopyrightŠ2015 Ronald Aarsen Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd in welke vorm dan ook zonder uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming van de uitgever.


Voorwoord Na onze terugkomst in Nederland, na meer dan 30 jaar in het buitenland gewerkt te hebben, viel de multiculturele samenleving zoals die zich tijdens onze afwezigheid had ontwikkeld, ons in het begin niet eens op. Doordat we in een groot aantal ontwikkelingslanden gewoond en gewerkt hadden waren we gewend aan al die verschillende culturen, elk met zijn eigen gewoonten en gebruiken. Omdat mijn echtgenote na terugkomst als vrijwilliger voor Vluchtelingenwerk Nederland ging werken, kwamen we er al snel achter dat er in de Nederlandse samenleving tegenover vreemdelingen dikwijls enige reserve bestond. In diverse gesprekken kwam dat vaak op onaangename wijze naar voren. Ik had al een paar jaar het idee om mijn gedachten daarover op papier te zetten. Uitgaande van de veronderstelling dat in de toekomst het aantal asielzoekers en vluchtelingen zou toenemen, nam ik als onderwerp het thema dat het verschil in cultuur tot segregatie zou leiden. Een van de oorzaken daarvan is, en niet alleen naar mijn mening, de kloof die helaas nog steeds bestaat tussen de islam en het christendom. Mijn vurige hoop is dat in de nabije toekomst de toenadering en het begrip tussen alle bevolkingsgroepen in ons land, in tegenstelling tot de afloop in dit boek, wel succesvol zal zijn. Ik schreef dit verhaal in het voorjaar van 2015. Wie had kunnen denken dat nu, in de herfst van hetzelfde jaar de stroom vluchtelingen zo dramatisch toe zou nemen? Ronald A.R. Aarsen Colmschate oktober 2015



Proloog Vervuld van weemoed en verdriet kijk ik naar de felle banen van licht die als de wieken van een molen door het duister van de nacht hoog boven mij voorbijflitsen. Hun gelijkmatige ritme van vijf seconden is geruststellend in tegenstelling tot het gejaagde kloppen van mijn hart. Mijn borst verkrampt als ik denk aan de gebeurtenissen van de afgelopen weken en de gewelddadige apotheose in de afgelopen uren. Hoe kan de loop van een mensenleven in een dergelijk korte tijdspanne op zijn kop worden gezet? Hoe kan het ene leven zo onverwacht en zo wreed worden beĂŤindigd en het andere gespaard? De oude vierkante bakstenen vuurtoren, die talloze zeevarenden door deze woelige en gevaarlijke wateren heeft geloodst, laat mij en mijn metgezellen de weg zien naar een nieuw begin. Ik kijk omhoog en volg met mijn ogen de vinger van licht die door de laaghangende nevelsluiers nauwelijks word gedempt en naar de toekomst wijst. Ik klem mijn handen om de reling die nat is van de zeemist en probeer mijn kalmte te hervinden en tot rust te komen. Het is nu maandag 24 oktober, maandag de eerste dag van de schepping van hemel en aarde. Het is even na middernacht en terwijl we koers zetten naar open zee gaan mijn gedachten terug naar het begin. Hoe kort geleden is het nog maar dat deze afschuwelijke geschiedenis een aanvang nam. Om precies te zijn: hij begon op dinsdag 27 september de dag dat Richard van Buren mij op het Ministerie van Buitenlandse Zaken aansprak en me de ogen opende.

9


10


1 In de eindeloze, onmetelijke donkere uren van de nacht, voordat de overbekende klik van de luidspreker klonk, had ik nog lang wakker gelegen; me telkens rusteloos van de ene op de andere zijde draaiend. En nadat ik ten slotte zuchtend op mijn rug was gaan liggen, had het heimelijke gesprek met Richard, dat me niet had losgelaten en hinderlijk door mijn hoofd was blijven spoken, zich opnieuw van voren af aan als in een doorlopende film voor mijn geestesoog afgespeeld. Hoe langer ik over onze ontmoeting had nagedacht hoe meer ik er van overtuigd was geraakt dat ik me, alleen al door naar mijn oude vriend te luisteren, op glad ijs had gewaagd. Was ik zo gemakkelijk te be誰nvloeden of was hij ondanks zijn aarzelend en gefluisterd betoog zo geloofwaardig? Natuurlijk had ook ik de laatste jaren, maar vooral de laatste weken sinds ik was teruggekeerd in Nederland, me verbaasd hoezeer onder het juk van zachte tirannie het leven niet alleen in mijn vaderland maar in heel Europa was veranderd. Die veranderingen werden voor zover ik waarnam door de lusteloze en onverschillige autochtone bevolking nauwelijks meer opgemerkt. Ik nam aan dat de meesten aan hun dagelijkse sleur al meer dan genoeg hadden en ik had tot nu toe niets gehoord of gelezen over protesten. Ik keek in het voorbijgaan naar hun gezichten, ze waren leeg met de blik naar binnengekeerd en ze liepen niet, ze sloften. Geen openlijk of lijdelijk verzet laat staan enige weerstand of rebellie kwam in hun koppen op. Kijkend door het nieuwe venster op de werkelijkheid dat me door Richard werd voorgehouden zag ik met toenemende verbijstering een levenswijze die tegenwoordig door iedereen in dit westerse deel van de wereld als normaal werd beschouwd. Welbeschouwd in het grootste deel van de overgebleven geciviliseerde wereld.

11


Daarbuiten was de situatie per regio, land of continent weer verschillend en streden diverse bevolkingsgroepen en aanhangers van allerlei geloof- of politieke overtuigingen op weerzinwekkende manieren met elkaar om de macht, om de absolute heerschappij in hun deel van de wereld. Ontvoering, verkrachting, marteling, onthoofding, genocide, geen middel werd door opgefokte krijsende barbaren geschuwd om hun doel te bereiken, hun eigen heilstaat gebouwd op bloed. En Europa? Een geciviliseerd continent? Het idee alleen al, ik moest er om lachen als het al niet om te huilen was. Ik had me beslist ongemakkelijk gevoeld bij Richards juiste constatering dat een duister net zich in de loop van de afgelopen tientallen jaren ongemerkt om ons had gesloten. Dat we met open ogen in die doodlopende fuik waren gezwommen. Dat ook ik, net als alle anderen me willoos - of was het gemakzuchtig? - had neergelegd bij de ongewilde, nee ongewenste ontwikkelingen in de westerse samenleving die zich in de voorbije decennia sluipend hadden voltrokken. Waren wij, zoals Richard het uitdrukte, als kreeften langzaam gekookt en ons niet voldoende bewust geweest van alle veranderingen die onopgemerkt en heimelijk deel van ons leven en levenswijze waren geworden? Ik schrok van het onverhoedse geluid, de harde klik die me abrupt uit de halfslaap wekte waarin ik die nacht neerslachtig door het pessimisme van Richard en mijn eigen sombere overpeinzingen uitgeput was verzonken. Mijn oogleden waren nog dik en zwaar, even zwaar en traag als mijn geest die zich aan de slaap trachtte te ontworstelen. Door de halfopen ramen, waar het vroege ochtendlicht aarzelend door de kieren van de sleetse overgordijnen naar binnen kroop, klonk zoals altijd na het de klik van de schakelaar eerst het zachte zoemen van de stilte voordat de heldere stem van de muezzin het overbekende haja ilal-salah, kom tot het gebed, reciteerde. Het gebed van de dageraad, de Fajr, dat over

12


de daken van de stad golfde en in de verte als een verre echo werd overgenomen, herhaald en teruggekaatst. De Azaan mengde zich met dezelfde gebeden die van verder weg kwamen, die vanuit de luidsprekers in andere wijken van de uitgestrekte stad kwamen overwaaien. Het klonk rustgevend als golven die in volkomen symmetrie loom naar de kust rollen, breken en vervolgens op het strand vervloeien. Ik raakte er na een paar dagen aan gewend en het stelde me tot mijn verbazing door zijn regelmatige herhaling en voorspelbaarheid gerust. Na mijn terugkeer uit het verre Malawi had ik mijn routine behouden om bij het eerste ochtendgloren op te staan. Het niets verhullende schijnsel van de dageraad had Richard cynisch gezegd, waarbij hij me met zijn vinger in de borst prikte. Die weerkomst van het licht waarin onze afkeurenswaardige houding van berusting en bijna slaafse onderworpenheid langzaam zichtbaar was geworden. Het was in werkelijkheid de bloedrode dageraad van het Oosten zei hij waaraan wij werden onderworpen. Hij had me daarbij vorsend aangekeken en nadrukkelijk geknikt om zijn woorden kracht bij te zetten en te bevestigen. De gewoonte om vroeg aan de dag te beginnen had ik me pas op latere leeftijd eigen gemaakt toen ik in de tropen werkte en ik wist nu niet beter. Jaren daarvoor, in wat wel een vorig leven leek, was ik altijd later uit bed dan Hélène mijn vrouw. We waren pas laat getrouwd en hadden geen kinderen toen ze plotseling, toen we al enkele jaren in Guatemala woonden, verdween. Ik werkte in die tijd als kanselier op de Nederlandse ambassade en beheerde tevens een paar hulpprojecten in de regio. Daarna, veel later op andere posten, was ik enkel nog werkzaam als Financial Controller en vaak op pad. Een rustig gezapig leventje waarin de jaren zonder noemenswaardige voorvallen voorbijgleden totdat Hélène op een dag niet thuis was.

13


Ons huis was vreemd stil en leeg toen ik na een paar dagen terugkwam van een inspectie van een project ergens in de binnenlanden. Ik had nog geen voet over de drempel gezet of ik wist al dat het huis onbewoond was, een lege huls. De leegte gaapte mij aan en ik liep aarzelend van kamer naar kamer. De sfeer was anders dan de afwezigheid van iemand die even boodschappen doet. Ik kan tot op heden nog het plotselinge besef van verlatenheid voelen, het gevoel van een wees die weet dat hij zijn ouders nimmer meer zal zien. Hélène was nooit meer teruggekeerd of teruggevonden ondanks alle zoektochten en naspeuringen die door mij, de politie en andere instanties waren ondernomen. Naarmate de dagen weken en de weken maanden werden moest ik wel aannemen dat haar zeker iets fataals was overkomen. Verdwaald of ergens, wie weet waar, overleden, misschien wel vermoord dacht ik toen. Of, vroeg ik mij in de dagen die volgden jaloers af, met iemand anders weggelopen? Onze verhouding was in die tijd al niet meer wat het eens geweest was. Goedbeschouwd pasten we al vanaf het begin niet bij elkaar. Ik, liefhebber van de natuur die in zijn vrije tijd het liefst het regenwoud in trok om vogels te spotten. Bijvoorbeeld de vlucht van duizenden bonte papagaaien die dagelijks kwetterend vanuit de binnenlanden overvlogen op weg naar de mangrovebossen bij Cararas aan de kust in Costa Rica. Je kon ze al van verre horen aankomen. Of de kleine honing verzamelende kolibries die met gonzende vleugeltjes stil in de lucht voor een bloem hingen. De ontelbare veelkleurige vlinders met hun ragfijne patronen en niet te vergeten de schildpadden die tijdens de Arribados bij Tortuquero aan land kwamen om eieren te leggen. Soms, als ik geluk had kwam ik een gordeldier tegen of een zwarte vogelspin met felle oranje strepen op de harige poten. Aan de andere kant Hélène Rijckevorsel, inderdaad die Hélène uit die overbekende familie, die eens opmerkte: ‘Ik wil overal wel met je heen als er maar een stopcontact voor mijn föhn is’.

14


Zou ze zijn gestorven na een ziekte of overleden na een ongeval of waren we gescheiden, wat in ons geval waarschijnlijker was, dan had ik ermee kunnen leven, verder kunnen leven en het langzaam laten slijten. Maar het gemis zonder dat ik wist wat er gebeurd was, de leegte die in mij achterbleef die ik nooit meer heb kunnen vullen bleef mij achtervolgen. Ik stond moeizaam op van mijn doorwoelde bed en keek met walging rond in mijn troosteloze appartement. Op de automatische piloot volgde ik mijn dagelijkse routine terwijl mijn gedachten opnieuw afdwaalden naar het eenzijdige gesprek van de vorige dag. Toen ik gisteren bij de kopieermachine die onder het vale licht van de tl-buizen op de gang van het Ministerie stond was Richard, die sinds een paar jaar bij de directie AziĂŤ werkt, bij me komen staan. We deelden het apparaat met een paar andere afdelingen en het was vroeger een geliefde ontmoetingsplaats om nieuwtjes en roddels uit te wisselen. De groenbruine vloerbedekking op de gang was even kaal als de verf op de muren. Het ministerie was al jaren op zijn retour en de weinige ambtenaren die er nog werkten leken even mismoedig als een dronkaard tegen sluitingstijd. Ikzelf werkte sinds mijn terugkomst op de directie Afrika een paar deuren verderop. Een uitgebluste afdeling sinds de landen in het noorden van Afrika zichzelf hadden vernietigd en tot chaos waren vervallen. Alle mogelijke stammen en religies vochten met elkaar en de islamitische Staat tegen iedereen. Bezuiden de Sahara waren de landen teruggezakt naar hun eigen donkere middeleeuwen en daar heerste alleen nog barbarij. Alleen al om ze te bezoeken zou je de zendingsdrang en het elan van Livingstone of de moed van Stanley nodig hebben. En Zuid Afrika dat ik vanuit Malawi een paar keer had bezocht? Ook dat land was weer opgedeeld langs tribale lijnen. Transvaal was samen met Gauteng nog het enige boerenland waar de paar resterende blanken de beschaving in stand trachtten te houden, maar Kwazulu Natal,

15


Swaziland, Mpumalanga en al die andere homelands waren ten prooi gevallen aan de moderne roofridders. Richard van Buren, mijn collega met wie ik samen in dezelfde tijd, nu alweer bijna dertig jaar geleden bij het ministerie was gaan werken, keek me belangstellend aan toen hij naast me kwam staan. We hadden toen samen gesolliciteerd en samen het diplomaten klasje gevolgd. Hij was maandagochtend 26 september van vakantie teruggekomen en ik had hem nog niet echt gesproken sinds hij terug was. Alleen een korte groet bij zijn rondgang langs de afdelingen om te laten zien hoe bruin hij was na zijn verlof. Hij was op Texel geweest omdat naar hij beweerde hij hier in Nederland dezelfde zooi kon zien als buiten de landsgrenzen en hij dan ook nog zo’n brabbeltaaltje moest verstaan, alhoewel dat volgens hem hier in Den Haag niet veel beter was. Richard was duidelijk ouder geworden zoals veel van mijn collega’s van jaren geleden. Soms was het een schok om in hun gelaatstrekken in een flits mijn oude vrienden van vroeger te herkennen. Misschien werd het tijd dat ook ik eens goed in de spiegel keek. Bij mijn vertrek naar mijn eerste buitenlandse post was Richard in Den Haag blijven hangen omdat hij bij nader inzien, naar hij beweerde, geen enkele ambitie had om zijn hele leven rond de wereld te trekken en er ook niet naar streefde om de hoogste sport van de ambtelijke ladder te bereiken. Hij sloeg me amicaal op de schouder: “Hoi Alex, dat is lang geleden, kan je weer een beetje wennen aan het Ministerie? Hoe lang ben je eigenlijk buiten geweest? Zeker een stuk of vijf zes posten achter de rug dacht ik zo. En waarom ben je al zo snel, binnen een jaar uit Lilongwe teruggeroepen?” Richard was zoals ik me van vroeger herinnerde nog steeds slordig gekleed en een pluk van zijn wat rossige haar viel half over zijn voorhoofd. In tegenstelling tot bij mij was er bij hem nog geen grijze haar te bekennen. Er liepen daarentegen plooien

16


van zijn neus naar de mond en zijn onderkin was week geworden. Maar ook zijn gedrag was veranderd. Hij had een houding die ik niet van hem kende en me verbaasde. Zijn onbezorgde vrolijke zelf van jaren geleden had hij verloren. Hij had iets tobberigs over zich gekregen en praatte hartstochtelijk over wat hem kennelijk dwars zat. Ik zag dat er af en toe een spiertje in zijn ooghoek trilde. Bedachtzaam had ik geantwoord: “Bijna twintig jaar Richard en, even tellen, vijf posten en een paar korte missies om ergens in te vallen.” “En nee, het wennen valt zeker niet mee, ik ben nu bijna drie weken terug en er is hier zoveel veranderd. Van al die metamorfoses in Nederland en Europa heb ik weinig meegekregen, ik zat immers meestal op ambassades in ontwikkelingslanden. Je hoorde daar niet zo veel over wat er hier en in de rest van Europa gebeurde en sinds Hélène mijn vrouw vijftien jaar geleden verdween ben ik nauwelijks meer met verlof in Nederland geweest. Meestal bleef ik op mijn standplaats en maakte reizen in de omgeving.” Over mijn onverwachte overplaatsing naar het ministerie had ik niet willen praten. Eerlijk gezegd had ikzelf geen flauw idee waarom ik was teruggeroepen naar Den Haag. De simpele werkzaamheden die mij waren toebedeeld waren kennelijk alleen bedoeld om me voorlopig bezig te houden en ver beneden mijn capaciteiten. Ik hoopte maar dat het inderdaad tijdelijk was. Wat ik ook niet had gezegd was hoezeer ik geschokt was van al die veranderingen die zich in Nederland hadden voltrokken tijdens de tientallen jaren van afwezigheid. Geschokt ook van de mensen die gelaten hun dagelijkse werkzaamheden uitvoerden en zelfs de energie niet meer hadden om voor hun belangen op te komen. Het leek wel een bezet land in oorlogstijd waarin ik was teruggekeerd. De enkele dagen dat ik om de paar jaar Nederland bezocht voor een verplicht gesprek en overleg over de hulpprojecten op het ministerie waren die veranderingen me

17


niet echt opgevallen. Of was ik er met oogkleppen op aan voorbij gelopen? Ik vroeg Richard hoe het met zijn familie ging maar daar ging hij nauwelijks op in. “Ja, wel goed. Sinds de kinderen de deur uit zijn is Len weer aan het werk gegaan.” Er was even een stilte gevallen toen het Hoofd van de Directie Afrika, Lieke van Rooijen zonder te groeten voorbijliep. Ze keek stoïcijns voor zich uit maar aan haar houding was haar nieuwsgierigheid af te lezen. Richard bleef zwijgen tot zij aan het eind van de gang in haar kamer was verdwenen. Het was me opgevallen dat hij zich omdraaide en haar over zijn schouder met een niet te duiden blik nakeek. Ik dacht toen nog dat hij haar figuur bewonderde. Ik nam me voor om eens met Lieke te gaan praten over wat nu eigenlijk de bedoeling was. Waarom was ik in haar directie geplaatst terwijl mijn specialiteit Zuid- en Midden-Amerika was? Op mijn voorlaatste post woonde ik in San Jose maar mijn werk voerde me langs alle projecten in de regio, zowel in Costa Rica zelf als Panama, Nicaragua en Guatemala. Het was dan ook onverklaarbaar dat ik vorig jaar van Costa Rica naar Lilongwe in Malawi was overgeplaatst. Ik had me vergeefs tot het uiterste verzet tegen een post in Afrika, maar het mocht niet baten. Misschien had het iets met mijn geheime opdracht destijds in Costa Rica te maken. Die had me langs een groot aantal projecten gevoerd voor een onderzoek over het islamitisch onderwijs in Midden-Amerika. Die rapportage had ik met een cynisch commentaar naar het departement gestuurd. Misschien was dat niet goed gevallen. Toen Richard weer begon te praten kwam hij vlak bij me staan. Hij liet zijn stem tot een gefluister dalen en zei zich naar mij toebuigend: “Alex, ik ken je al vanaf we beiden bij het Ministerie gingen werken. Ik ken je zo goed dat ik je wel in vertrouwen kan

18


nemen. Ik denk dat je, als je alles wat er de laatste tientallen jaren gebeurd is overdenkt, hoe de loop van de geschiedenis ons heeft gedwongen ons aan te passen je het met me eens zal zijn dat al die veranderingen geen verbeteringen zijn. Het is waar, er is nauwelijks nog oorlog, in Europa tenminste, of terrorisme, de economie draait redelijk, maar laat ik eerlijk zijn we zijn niet meer vrij. Niet meer vrij om alles te zeggen of te doen.” Hij was daarna aan een lang verhaal begonnen dat ik met toenemend onbehagen had aangehoord en zei ten slotte, terwijl hij me onderzoekend aankeek: “Alex, er zijn een paar oud collega’s en vrienden binnen het Ministerie die er net zo over denken. We komen af en toe bij elkaar om onze zienswijzen uit te wisselen. Ik heb een tijdje geleden jouw naam genoemd en verteld dat je binnenkort terug zou komen op het departement. Ik heb ze gevraagd of ze het ermee eens zijn om je uit te nodigen een keer aan een bijeenkomst deel te nemen.” Hij had me vragend aangekeken en toen ik langzaam had geknikt had hij zichtbaar opgelucht gezegd: “Mooi, ik laat je deze week weten waar en wanneer. Mocht ik verhinderd of afwezig zijn kan je ook contact opnemen met Thijs Warmerdam, of nee liever nog met Luuk Molenaar. Je kent hem wel van vroeger, hij is nu hoofd van het archief. Zij komen beiden ook naar die bijeenkomsten. Luuk zal wel ergens met je afspreken en je meenemen, ik houd het adres voorlopig nog even voor me, veiligheid voor alles. Enne, praat er voorlopig met niemand over, ook niet met Lieke van Rooijen, die is me te dik met de staatssecretaris.” “Nou, zo vreemd is dat niet,” zei ik, “hij heeft toch de portefeuille van hulpprojecten in de derde Wereld? Ze zal bij hem wel om verhoging van het budget bedelen.” “Jezus Alex, jij weet toch ook wel dat hij niet over de financiën gaat. Nee, er is iets tussen die twee wat ik niet vertrouw.”

19


20


2 Terwijl ik zat te ontbijten luisterde ik naar het nieuws op de kleine radio die op de ouderwetse eiken buffetkast stond. Ik had niet de moeite genomen de tafel te dekken maar aan het aanrecht een boterham gesmeerd en een theezakje in een kopje heet water gehangen. De kleine en donkere tweekamerflat die ik voor een paar maanden had gehuurd tot ik zelf een huis had gevonden was spaarzaam gemeubileerd met meubels die zo te zien van de rommelmarkt kwamen. De gordijnen en vitrage waren vodden en mochten wel eens gewassen worden en het rafelige vloerkleed, dat het predicaat Perzisch geen eer aandeed, vertoonde slijtplekken. Grote bleekblauwe en roze bloemen domineerden het behang dat hier en daar vochtplekken had. De eigenaar van het appartement was een man uit de OriĂŤnt die ergens in het buitenland voor een jaar of wat werk had aangenomen. De meeste koffers die ik nog niet had uitgepakt stonden in de slaapkamer aan de onbeslapen kant van het bed. Tegen beter weten in had ik de hoop om spoedig weer te vertrekken nog niet verloren. Het weerbericht was niet best en ik trok mijn warme jas aan om naar kantoor te gaan. Mijn overpeinzingen die nacht hadden me nog niet helemaal losgelaten maar ik had ze voorlopig naar de achtergrond verdrongen. Het steile trappenhuis dat naar etensresten rook was donker, niemand had de moeite genomen om de kapotte lamp te vervangen. Ik stapte naar buiten en duwde de onwillige voordeur in het slot. Het begon al duidelijk herfst te worden, een klamme grijze nevel hing in de straat en vormde druppeltjes op de spinnenwebben in het schriele bosje dat de stoep van de rijweg scheidde. Ik dacht dat het nauwelijks tien graden was. Een kille wind maakte het er niet beter op.

21


Zelfs in deze, nou ja relatief wat betere buurt lag overal rotzooi op straat. Niemand nam hier ook maar de moeite om iets op te ruimen, sterker nog wat je niet nodig had gooide je gewoon van je af. Het was er niet schoner op geworden sinds de massa immigratie in het tweede decennium van deze eeuw toen Europa werd overspoeld met ontheemden, asielzoekers en vluchtelingen. Ik had lang genoeg in Midden-Amerika en Afrika gewerkt om gewend te zijn aan die mentaliteit. Maar wat ik niet begreep is dat dezelfde mensen, die nadat ze in Nederland aankwamen en zeiden dat dit de hemel op aarde was en zo schoon, onmiddellijk weer in hun oude gewoonten vervielen. Ik huiverde en vroeg me af of het een even of een oneven dag was. Een blik op de nummerborden van de enkele geparkeerde auto’s leerde me dat het een oneven dag was en ook ik mijn auto vandaag moest laten staan. Ik had als bevoorrecht ambtenaar ten minste nog het privilege om een auto te mogen rijden en had direct een auto gehuurd hoewel de brandstofprijzen astronomisch waren. Bij terugkomst in Nederland waren me gelijk de lege straten en de onbezette parkeerplekken opgevallen. Het was moeilijk om een vergunning voor het kopen of huren van een auto te krijgen en dan mocht je nog maar om de dag rijden. Voordeel was wel dat er geen files meer waren zoals in mijn jeugd toen je op de volgepakte snelwegen zeker twee uur nodig had om van Den Haag naar Utrecht te rijden. Het resultaat was wel dat de atmosfeer een heel stuk schoner was geworden en hoewel het vandaag door de kille wind koud aanvoelde snoef ik de schone lucht met welbehagen op. Er kwam net een groepje schoolkinderen voorbij waarvan de meisjes bijna allen een hoofddoekje droegen, enkelen zelfs een donkere zwarte jas die bijna tot hun enkels reikte en daaronder een lange broek. Het waren nog kleintjes, ze waren stil en stapten zwijgend voort, de handen in de zakken en de meesten een rugzakje om. Ze bliezen witte wolkjes voor zich uit die onmiddellijk weer oplosten.

22


Een klein jongetje dat ik niet ouder schatte dan een jaar of zes keek opzij en zijn nieuwsgierige blik ging naar het symbool op mijn jas. Hij hield even zijn pas in en zijn ogen werden groot. Toen ik naar hem knipoogde keek hij dadelijk angstig van mij weg en liep met haastige passen snel door. Ik keek ze in verbazing na. Waar was toch dat lachen en opgewonden gepraat van vroeger gebleven dat ik me nog zo goed herinnerde. Je hoorde destijds hun rumoer al van straten ver. De kinderen zaten elkaar dan lachend achterna en renden alle kanten op. Hun hoge stemmen kaatsten dan tegen de gevels. Maar misschien maakte deze grauwe herfstdag ook hen neerslachtig. Het was gelukkig niet meer dan enkele minuten lopen naar de tramhalte. Ik sloeg mijn kraag op, stak mijn handen diep in de zakken en ging op weg. Wat een land. Een land van modder, mest en mist. Wie was de schrijver ook weer van deze onsterfelijke woorden? Hij had groot gelijk. Ik had me voorgenomen om optimistisch te blijven wanneer ik weer in mijn vaderland terugkwam, maar nu kon ik me niet voorstellen dat ik de rest van mijn leven hier zou moeten wonen. Met de huidige reisbeperkingen en een emigratiestop was daar echter niet veel aan te doen. Ik wilde als ik eenmaal ophield met werken graag terug naar Midden-Amerika waar ik jaren had gewerkt voor mijn overplaatsing naar Afrika maar daar was nu weinig kans meer op. Het appartementje in het zuiden van Den Haag had ik tijdelijk gehuurd tot de container met mijn schamele bezittingen uit ZuidAfrika zou aankomen. Dat kon nog wel even duren omdat die eerst per vrachtwagen van Lilongwe naar de haven van Durban vervoerd moest worden vanwaar hij scheep ging naar Rotterdam. Mijn slaapkamer was piepklein en als gevolg daarvan stonden ook in woonkamer een aantal dozen, er waren te weinig kasten om de boel in op te bergen. Als ik voorlopig in Nederland bleef zou ik zo spoedig mogelijk naar een behoorlijke woning moeten gaan omkijken.

23


Als ik deze huisvesting vergeleek met het huis dat ik in San Jose in Costa Rica bewoonde kreeg ik spontaan een aanval van claustrofobie. Ik dacht met weemoed en verlangen terug aan de ruime lichte kamers waarin de plafondventilatoren hun luie rondjes draaiden. Met de openslaande deuren naar het overschaduwde terras waar mijn tamme papagaaien huisden. Ik dacht ook aan de gemakkelijke rotan stoelen met zachte kussens waarin ik aan het eind van de middag kon genieten van de grote tuin met zijn exotische planten en bloemen. En als het dan langzaam donker werd verstomde het gekwetter van de ara’s en luisterde ik naar de zachte klanken van een Bolero del corazón die vanuit de huiskamer naar buiten zweefden. Ik trok een sprintje om de tram te halen die bij de laatste halte van de Laan van Meerdervoort stond te wachten om terug te rijden naar het centrum van Den Haag. Hoewel ik nog steeds in goede conditie verkeer, geen onsje vet te bekennen, begon mijn leeftijd toch te tellen en ik hijgde als een karrenpaard bij het instappen. Het was nog vroeg, de tram was slechts half vol en ik liet me puffend op de gescheurde zitting van een bankje vallen terwijl de tram al begon te rijden en over de wissels rammelde. Het tramstel was al even afgeleefd als het overig openbaar vervoer. Ik vroeg me af of het noodzakelijk technisch onderhoud nog wel regelmatig werd gedaan. Alles in dit land was oud en nieuwe modellen of vernieuwende techniek zag je al jaren niet meer volgens Richard. Dat gold eigenlijk voor alles, van auto’s tot fietsen en van wasmachines tot broodroosters. Het tinkelen van de bel bij de volgende kruising klonk als in een half vergeten televisieprogramma van vroeger. Mijn vader en grootvader keken er op zondagmiddag altijd naar. Ik meende dat het Buitenhof of zoiets heette en ik was een jaar of vijf, of misschien iets ouder en luisterde naar hun luidruchtig commentaar waar ik niets van begreep. Halverwege de rit naar het centrum toen we door een middenklasse wijk reden liep de tram langzamerhand vol. De

24


nieuwkomers die zich naar binnen wurmden moesten staan en hielden zich in de schuddende tram aan de lussen vast. Hun vochtige kleding dampte en verspreidde een bedompte geur. De ramen besloegen en ik probeerde alleen door mijn mond te ademen. De meesten van hen droegen traditionele kleding en een aantal vrouwen waren in een zwarte chador gehuld. Je kon alleen hun ogen zien. Er leken veel meer mensen van buitenlandse afkomst te zijn dan ik me van vroeger herinnerde. Sommigen keken tersluiks naar me maar als ik ze in de ogen keek keken ze snel weg. Ik schrok op toen ik plotseling op mijn schouder werd getikt en toen ik verbaasd opkeek zag ik een op het eerste gezicht fatsoenlijke oudere man gekleed in een rode djellaba met een wit gebreid mutsje op. Die Arabisch overkleden overheersen tegenwoordig het straatbeeld. Het zijn lange losvallende gewaden in verschillende kleuren die door mannen en ook wel vrouwen worden gedragen, vaak met een capuchon die op de rug hangt. De man was ongeschoren zoals zovelen die hun wortels in NoordAfrika, Turkije en het Midden-Oosten hadden. Wat moest hij van me? Hij boog zich naar me over en wees me op het kleine rode kruisje op mijn jas dat half was losgeraakt: “U wilt toch niet in de problemen komen?� De rimpeltjes om zijn ogen verdiepten zich en zijn mond vertrok in een toegeeflijk lachje alsof hij zijn ongemanierde opmerking wilde verzachten. Er waren maar weinig mensen in de tram met het rode kruisje op hun jas. Na de opmerking van de man zag ik een vrouw die schuin achter hem stond die eerst verschrikt naar haar kruisje tastte om daarna opgelucht vast te stellen dat het er nog steeds zat. Hoewel ik voordat ik terugkwam in Nederland al wist van deze maatregel was het onheilspellend om dat symbool op mijn eigen kleding te moeten aanbrengen. Een rood kruis, de kleur van het bloed en liturgisch gezien de kleur van de herdenking van de 25


martelaren van de kerk en de kleur van het vuur dat als symbool voor het Pinksterfeest staat. Ik slikte mijn opmerking in dat hij zich met zijn eigen zaken moest bemoeien, bedankte hem en zei dat ik het vanavond na thuiskomst direct weer zou vastnaaien en ik had onmiddellijk spijt van mijn onderdanige houding. Een paar mensen keken om en staarden me zwijgend aan. Ik voelde me ongemakkelijk, wendde nu zelf mijn ogen af en keek door de bewasemde ramen naar buiten alsof daar iets interessants te zien was. Een druppeltje condens biggelde naar beneden toen ik een stukje van het raam schoonveegde. In gedachten zag ik die schoolkinderen van daarnet weer voor me en de benauwde blik van dat jongetje toen hij mij met mijn kruisje zag. Wat hadden zijn ouders hem verteld of wat hadden zijn vriendjes hem wijsgemaakt? Wij waren toch zeker geen kinderlokkers of menseneters? Ik herinnerde me de verhalen van mijn vader over de Joden die vroeger ook altijd overal van beschuldigd werden en hun eigen symbool moesten dragen. Het eindpunt van lijn drie was bij Babylon, het enigszins vervallen kantorencomplex en voormalige winkelcentrum waarin ook het centraal station van Den Haag is gelegen. Het was al weer een tijdje geleden dat het gebouw werd gerestaureerd en New Babylon genoemd. Het had best weer een opknapbeurt kunnen gebruiken evenals de rest van de omgeving. De troosteloosheid droop van de muren die nog steeds door graffiti werden ontsierd. Ondanks de draconische straffen voor degenen die werden betrapt, zijn er nog steeds jongeren die het wagen hun onbedwingbare expressies op de muren te kalken. Als ze worden gegrepen is de straf minstens twintig stokslagen en tewerkstelling. Ik heb me laten vertellen dat recidivisten soms verdwijnen en er wordt gefluisterd over een strafkamp op een van de eilanden. Dat gold zeker ook voor degenen die hun frustraties hoorbaar uitten over het huidige bewind. Ik moest onmiddellijk denken aan Richard die volgens een paar

26


collega’s zijn mening blijkbaar ook nooit onder stoelen of banken stak. Hij mocht wel oppassen met zijn geklets in het openbaar. Het was druk bij het eindpunt, van alle kanten kwamen trams en bussen aan of reden weer weg. Iedereen stapte uit en de meesten haastten zich over het plein naar het station om verder te reizen naar Utrecht, Rotterdam of Leiden. Ik liep over de Bezuidenhoutseweg een paar honderd meter naar links naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken dat nog slechts een paar verdiepingen in het enorme grijze gebouw bezette. Een windvlaag liet me huiveren en voerde een krant mee die klapwiekend voorbij vloog. Het koperen bord aan de gevel was groen uitgeslagen en toen ik de glazen draaideur doorging wist ik direct dat er iets helemaal mis was.

27


28


3 Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is in mijn familie niet onbekend. Mijn grootvader van vaderszijde heette Alex van Heert en ik ben naar hem vernoemd. Hij werkte ver voor mijn geboorte ook voor Buitenlandse Zaken en heeft evenals ik jarenlang over de wereld gezworven. Een nomadische tocht voor het vaderland zei hij vaak. Het was een vriendelijke oude baas met een grijze sik. Om zijn ogen had zich een netwerk van rimpeltjes gevormd die zich verdiepten als hij lachte. Dat deed hij veel. Hij kreeg dan in zijn ogen wat ik noemde de verre blik. Ik veronderstelde dat hij dan gebeurtenissen uit een ver verleden zag die hem nog steeds amuseerden of hij herinnerde zich vrienden en kennissen uit al die landen waar hij gewoond en gewerkt had. Hij en mijn grootmoeder waren al vijf jaar terug in Nederland toen ik werd geboren en ik was vijftien toen hij stierf. Toen ik opgroeide bezocht ik hen vaak in het dorpje in Overijssel, en bij het ouder worden voerde ik lange gesprekken met hen of liever gezegd ik vroeg ze het hemd van het lijf. Hij heeft mijn talrijke vragen over hun leven in het buitenland beantwoord en mij veel geleerd over vreemde volken en gebruiken. Hij spoorde mij ook aan om veel te lezen. Ik kon kiezen uit de duizenden boeken die hun huis bevolkten. Ze waren verspreid over de studeerkamer, de zolder, opgeslagen in de kelder, ja zelfs in de slaapkamer struikelde je over stapeltjes boeken. Maar de mooiste en de oudste stonden in de huiskamer in een notenhouten kast met glazen deuren. Boeken over landen en volken, of bijzondere uitgaven zoals Hearth of Darkness van Joseph Conrad over een reis op de Congo rivier naar de binnenlanden van Afrika, die eigenlijk een reis is naar de donkere binnenkant van de menselijke geest. Hij kon ook prachtig vertellen en ik zat dan dicht naast hem als hij de meest wonderlijke verhalen opdiste die ik doorgaans onvoorwaardelijk geloofde. Als ik een enkele keer zei dat ik het

29


nu wel een heel vreemd verhaal vond zei hij altijd: “Ga zelf maar eens kijken, en als je terugkomt, …als je terugkomt tenminste, vertel me dan maar of ik ongelijk had.” Zijn woorden …als je terugkomt tenminste… maakten altijd diepe indruk op me. ’s Avonds in bed stelde ik me voor dat het daar, in die verre onbekende landen, wel heel gevaarlijk moest zijn. Dat je wel heel veel geluk moest hebben om te ontsnappen en je weg terug te vinden naar huis. Maar hij zei ook vaak: “Als je op zo’n bijzondere plek bent, of in goed gezelschap, kijk dan om je heen en besef dan dat je later met vreugde en ook een beetje verlangen en heimwee aan dat ogenblik zal terugdenken. Dus kijk dan goed, heel goed, want dat moment in je leven zal je nooit meer meemaken.” Hij haalde soms de oude vergeelde atlas uit de kast en we zochten de landen op waar zij hadden gewoond en gewerkt. Met mijn vinger ging ik langs de rivieren en de bergen die in reliëf op de grote kaarten waren weergegeven en stelde me dan voor daar ook eens rond te lopen. In die kast stonden ook grote platenboeken met niet alleen foto’s van dieren en landschappen maar ook van donkere mensen met ringen om de nek of lange uitgerekte oren. “Dat zijn Kikuyu’s die in Kenya leven.” zei hij. “Of nee wacht even, Samburu krijgers of waren het nou Masai? Mijn geheugen laat me tegenwoordig soms in de steek.” Hij vertelde ook over hun lange reizen in Azië en Afrika in een oude landrover die hij zelf met zebrastrepen beschilderd had. Die expedities duurden soms dagen maar soms ook weken. Door bergachtige streken en over goudgele savannes waar ze dagenlang de onafzienbare kudden grazende buffels gadesloegen. Ze zagen ook leeuwen en jachtluipaarden die hun prooi achterna zaten. Hij haalde nog meer boeken uit de kast waarvan ik me vooral Stanleys Wonderful Adventures in Africa herinner waar op de rug de titel in gouden zwierige letters was gedrukt. Een paar boeken heb ik nog van hem, maar waar de rest is gebleven, ik weet het niet.

30


Ik denk dat het niet alleen zijn verhalen waren maar vooral zijn liefde voor vreemde landen en volken met zijn vaak onbegrijpelijke zeden en gebruiken die mij deed besluiten om ook te gaan werken in de Buitenlandse Dienst.

31


32


4 Die ochtend dat ik in de tram gewaarschuwd werd voor mijn loshangende rode kruisje liep ik niets vermoedend de hal van het ministerie binnen en wist onmiddellijk dat er iets onherroepelijks was gebeurd. Drie collega’s stonden dicht bij elkaar op de lift te wachten en fluisterden zachtjes. Ze keken achterom en hielden op met praten maar knikten opgelucht toen ze mij zagen. Toon, de portier zag er uit alsof hij een geest had gezien en wenkte me zijn glazen hokje binnen. Hij is nog van de oude garde en weet sinds mensenheugenis alles wat er zich op het departement afspeelt. Hij was inmiddels de zestig ruim gepasseerd. Zijn gezicht was doorgroefd en zijn hangwangen deden aan een Frans buldogje denken. Op de schouders van zijn marineblauwe uniform lag zoals altijd wat roos. Hij was al wat ouder toen ik, voor ik uitgezonden werd, nog op het ministerie werkte. Hij was in die tijd een fanatiek hengelaar en Richard van Buren, Jan de Winter en ik gingen zaterdagmorgens vroeg vaak met hem mee naar de Kagerplassen. We huurden daar een roeibootje en visten dan op brasem. Toon viel meestal tegen een uur of acht in slaap en het verhaal dat we een keer een gerookte bokking aan zijn haakje hadden gehangen ging het hele ministerie rond. Op mijn vraag wat er aan de hand was vertelde hij me dat Richard, die de avond ervoor nog laat op kantoor was geweest, door de gevreesde eenheid van de Binnenlandse Veiligheid & Controle op de Zedelijkheid was opgehaald. Ze waren zonder iets te zeggen met Richard vertrokken maar hij had de dienstdoende portier nog kunnen toefluisteren dat hij direct Luuk Molenaar moest bellen en hem vertellen wat er was gebeurd. “Die schoften doen ook maar wat ze willen, en je hebt geen idee waarvan je beschuldigd wordt”. Ik zag de ontreddering in de ogen van de oude man en klopte hem bemoedigend op de schouder: “Toon, het valt misschien

33


best mee. Je zult zien dat Richard direct weer op de stoep staat en er een mooi verhaal over verteld. Waarom zouden ze trouwens Richard van willen beschuldigen? Het is de meest rechtschapen en bescheiden man die ik ken.” “Nee Alex, de tijden zijn sinds jij naar het buitenland vertrok veranderd, maak me maar niets wijs. En jij, en Luuk, doen jullie wel voorzichtig?” Hij leek behoorlijk van slag. Zijn wangen bibberden een beetje en zijn vochtige ogen keken me ontdaan aan. Het had geen zin om hem gerust te stellen. Ik vroeg hem of Luuk Molenaar al binnen was. Hij vertelde dat die een kwartiertje geleden was binnengekomen, hij had nog naar hem gezwaaid maar Luuk was direct doorgelopen. Toon dacht dat hij haast had en misschien op weg was naar het hoofd van de afdeling van Richard. Hij had gezien dat hij de lift naar de zevende verdieping had genomen. Ik zei het al, er ontgaat hem weinig. Als Toon eenmaal aan het woord is is hij moeilijk te stoppen maar gelukkig kwam er op dat moment iemand aan het loket die informatie over het een of ander vroeg. Ik zwaaide naar hem, fluisterde dat ik later nog wel even langskwam en ging op weg naar het archief. Ook Luuk leek behoorlijk aangeslagen. Hij legde zijn vinger op de lippen toen ik vijf minuten later het archief binnenliep. Hij wenkte me met zijn vinger naar buiten nagekeken door zijn medewerkers die met elkaar zaten te fluisteren. Luuk was nog steeds een beer van een kerel met brede schouders en hij had ondanks zijn leeftijd nog niets van zijn kracht ingeboet. Zijn armen waren gespierd en hij had grote sterke handen. Als hij zijn jasje uit zou trekken zou je zien dat het overhemd over zijn biceps spande. Zijn gelaatstrekken leken uit steen te zijn gehouwen en verzachtten zich alleen als een zuinig lachje om zijn mond speelde, wat ook in vroeger tijden zelden voorkwam. In zijn blonde haar zat nog geen spoortje grijs. Zijn

34


ogen waren lichtblauw maar verdonkeren zich als hij geïrriteerd raakte. We liepen naar de toiletten en wachtten tot we alleen waren. Richard had hem inderdaad gevraagd om mij naar de bijeenkomst te brengen als hij verhinderd was. Luuk wilde nu niet verder op de zaak ingaan zei hij maar maakte een afspraak voor de volgende avond in een van de vele elektronica winkeltjes van de drukke Centrum Bazaar. Hij zou me vandaar naar het adres van de samenkomst brengen. Waar dat was liet hij niet los, dat zou ik vanzelf wel zien. Ik liep daarna naar mijn eigen afdeling waar een notitie op mijn computerscherm was geplakt waarop stond dat ik werd verzocht om direct bij mijn directiechef langs te komen. Onze computers op kantoor waren voor de lagere functies niet op het net aangesloten. Internet was op kantoor maar ook privé alleen nog toegankelijk voor enkele personen die een vergunning hadden en dan nog werd hun mailverkeer door een geavanceerde zoekmachine gecontroleerd. Een verkeerde woordkeus kon al tot gevolg hebben dat er snel iemand bij je op de stoep stond. Google, facebook en soortgelijke applicaties waren sinds jaren niet meer toegankelijk, althans in dit deel van de wereld. Direct langskomen, ja ja. Ik nam de tijd en keek mijn inbak door. Iemand had er twee dossiers ingelegd met de notitie of ik het financiële gedeelte even wilde doorzien. Had geen haast. Verder was mijn bureau onrustbarend leeg, kennelijk zat ik hier voor spek en bonen. Naar buiten kijkend zag ik een groep meeuwen op de wind voorbij zeilen, ze bewogen hun vleugels nauwelijks. Zuchtend stond ik op en ging op weg. Lieke van Rooijen was iets jonger dan ik, begin veertig dacht ik en volgens velen op het ministerie een schoonheid. Hoewel een kille schoonheid zeiden ze er dan achteraan. Ik heb het niet zo op wat men schoonheden noemt maar ik vond Lieke van Rooijen er gewoon leuk uitzien. Bruine ogen met een spikkeltje oker die

35


je onbewogen konden aankijken. Als ze boos was kwam er een rimpeltje boven haar rechte neus. Ze had vrij donker kort tot op de schouders geknipt haar dat ’s morgens onberispelijk was gekapt. Later op de dag ontsnapten er soms een paar ondeugende krulletjes. Goed figuur, en zoals altijd tot in de puntjes gekleed en verzorgd. Ze was Hoofd van de Directie Afrika en ik wist niet goed wat ik van haar moest denken. Zonder op te kijken wees ze op de stoel voor haar bureau toen ik haar kamer binnenkwam. “Ook goeie morgen,” zei ik. Ja, ik ben niet op mijn mondje gevallen en weet meestal wel gevat uit de hoek te komen. Ze keek zelfs niet op van haar monitor waarop ze geconcentreerd zat te lezen. “Zeker heel spannend hé?” zei ik na een paar minuten waarin ik haar spaarzaam gemeubileerde werkkamer rondkeek. Geen persoonlijke zaken zoals foto’s in lijstjes op haar bureau. Geen eigen schilderijen of tekeningen aan de muur. Zelfs geen vaas met bloemen wat je toch bij een vrouw zou verwachten. “Nou, ik denk dat ik maar weer eens ga..., gezellig elkaar gesproken te hebben,” en ik begon op te staan. Nu keek ze wel op en bestudeerde me alsof ik een vreemd insect was dat net haar kamer was binnengevlogen. Er kon zelfs geen lachje af na mijn snedige opmerking. “Ga zitten Alex, we moeten praten.” “Luister eens goed mevrouw van Rooijen, Lieke. Ik zit hier al een tijdje terwijl jij me laat bungelen. Hoewel jij op deze positie zit hebben we beiden wel dezelfde rang. Het feit dat je hoofd van deze afdeling bent geeft je nog niet het recht om me te kleineren. Ik heb trouwens geen idee waarom ik zo nodig naar Den Haag moest komen, ik zit al weken duimen te draaien en het wordt tijd dat je opening van zaken geeft. En je hoeft op mij geen indruk te maken door me te negeren en voor spelletjes ben ik te oud.” Ik was weer braaf gaan zitten en keek onwillekeurig naar haar slanke benen onder het bureau. “Voor spelletjes is niemand te oud”.

36


Ze schrok zelf van haar opmerking en weerhield op het laatste moment de reflex om haar hand voor de mond te slaan: “En zit niet naar mijn benen te gluren”. Ze viel snel weer terug in haar rol van ongemakkelijke tante. Ik bedacht hoe moeilijk het voor haar geweest moest zijn om in de huidige vrouwonvriendelijke maatschappij de positie van Hoofd directie Afrika te veroveren. Afstand bewaren en al helemaal niet te collegiaal worden was kennelijk haar devies. En terecht, want op de apenrots zoals het Ministerie al jaren genoemd werd golden strenge hiërarchische regels, en hoe hoger in de boom hoe meer je uit moest kijken voor een mes in de rug. “Waarvoor je teruggehaald bent naar Den Haag weet ik niet. Althans officieel niet, maar ik heb wel een vermoeden. Volgende week dinsdag heb je een afspraak met de Staatssecretaris. Je wordt om tien uur verwacht, en zorg er voor op tijd te zijn.” Ze kon het niet laten me te betuttelen. Ze leunde iets voorover en steunde met de ellebogen op het bureau waardoor haar figuur nog beter uitkwam. “Kijk, dat bedoel ik nou Lieke. Ik ben altijd op tijd en als je mijn conduite staten had gelezen had je dat kunnen weten. En wat wil de staatssecretaris van me?” Ze zuchtte en vertrok geërgerd haar mond, wat haar niet stond en haar ouder maakte dan ze was. Ik had er bijna iets over gezegd. “Ja, en er staat ook in dat je geneigd bent om confrontaties uit de weg te gaan en je uit conflicten terug te trekken. Dus daag me niet uit als je geen problemen met me wilt krijgen.” Ze pakte een pen op die ze tussen haar vingers liet ronddraaien. Ze had mooie slanke handen met lichtroze glimmend gelakte nagels. De geur van een delicaat, waarschijnlijk peperduur parfum bereikte mijn neus. Ik keek naar buiten waar de zon eindelijk door de mist was gebroken en een zwakke baan licht wierp op het verschoten grijsblauwe tapijt vlak voor mijn voeten.

37


Het leek me beter om even mijn mond te houden voordat ik weer verkeerde dingen zou zeggen en te luisteren naar wat ze verder te vertellen had. “Mahmoud Aziz zal je wel vertellen waarom je teruggeroepen bent. Ik denk dat de staatssecretaris met een probleempje zit en jouw hulp nodig heeft om dat op te lossen.” Dat was duidelijk prietpraat voor: we gaan je een oor aannaaien. Ik moest me bedwingen om niet te zeggen dat ze dood konden vallen. Ik had het helemaal gehad met hun spelletjes. Ambities had ik allang niet meer en ik had de balen om vast te zitten in een land en een continent dat me helemaal niet aanstond en waar ik zo snel mogelijk weer weg wilde. Ze bekeek me aandachtig: “Ik heb het idee dat het wel eens te maken kan hebben met het onderzoek dat je indertijd in MiddenAmerika gedaan hebt naar fraude in de projecten van Hulp en Scholing in de Derde Wereld. Ze noemden het trouwens eerst fraude maar zwakten het later af tot onterecht besteedde gelden. En als je het weten wil ik heb beluisterd dat jouw rapportage hier niet zo goed ontvangen is. Het verslag is nog steeds geheim, ik heb het zelf niet kunnen lezen maar wel iets gehoord over de inhoud.” Het laatste zat haar kennelijk niet lekker en ze vervolgde laatdunkend: “Maar ik denk dat ze je speurneuzerij weer willen gebruiken.” Ze kon het echt niet laten. Speurneuzerij kwam er zo kleinerend uit dat ik mijn hoofd schudde: “Sjonge jonge Lieke, hoe verzin je het, zo’n mooi woord, heb je dat helemaal zelf bedacht? Speurneuzerij, knap hoor, en leg in godsnaam die pen neer, daar word ik doodnerveus van.” Toe maar, de staatssecretaris, Mahmoud Aziz, de politieke baas direct onder de Minister van Buitenlandse Zaken en onder andere belast met de eenheid die heel vroeger de afdeling Ontwikkelingssamenwerking werd genoemd. Van samenwerking was echter

38


weinig sprake, meestal werd de tegenprestatie voor de financiële hulp in de vorm van een dictaat opgelegd, dat wil zeggen een overeenkomst waarbij grondstoffen op gunstige condities naar het westen werden verscheept. Als ik me bij de secretaris-generaal had moeten melden, de ambtelijke baas van het ministerie, had ik het kunnen begrijpen, maar Aziz? En door wie werd die aangestuurd? De man maakte nota bene deel uit van de regering, een regering die een heel volk in gijzeling hield. En per definitie was de staatssecretaris niet mijn baas, dat was de Minister van Buitenlandse Zaken. Ik kreeg het gevoel dat ik voor de haaien gegooid werd, of was het een wespennest waarin ik verzeild dreigde te raken? Lieke had haar pen neergelegd en de handen voor zich op de rand van het bureau gevouwen. Ik schrok op toen ze na een tijdje de stilte verbrak waarin ik was verzonken en keek me indringend aan, wat niet onaangenaam was. “Alex, nog één ding. Ik wil je wel waarschuwen om op je tellen te passen. Houd je ogen goed open en laat je niet uitlokken tot onbezonnen uitspraken, waar je wel vaker een handje van hebt. Ja, de muren hebben hier oren en ik hoor wel eens wat. En pas op met Richard die kletst te veel en ook met zijn vriend Luuk Molenaar.” Haar ogen verzachtten zich. “Als Richard nog terugkomt tenminste,” voegde ze er aan toe. “Hoezo, zou hij niet terugkomen, wat weet jij daarvan?” “En is mijn rapport werkelijk niet goed ontvangen? Ik heb daar toen niets over gehoord. Ik weet zelfs niet of er iets gedaan is aan de feiten die ik boven water heb gebracht. En bovendien Lieke, er was inderdaad geen fraude of bedrog in het spel. Ik heb zelf geschreven onterecht besteed, hoezo niet goed ontvangen?” Ik slaakte een zucht van frustratie. Wisten ze hier in Nederland op het ministerie wel wat er zich allemaal op de posten in het buitenland afspeelde? Hadden ze wel een idee onder wat voor omstandigheden we meestal ons werk moesten doen. Hoe we

39


in de zogenaamde ontwikkelingslanden te maken hadden met corruptie. Niet alleen de kleine man, zoals politieagenten en onderwijzers die alleen konden rondkomen als ze hun hand ophielden voor het verscheuren van een boete of het verstrekken van een schoolrapport maar vooral de grote jongens in bedrijfsleven en regering maakten zich schuldig aan omkoperij. En wij op de ambassades moesten ons vaak tegen wil en dank aanpassen. En dat was niet uit te leggen aan het departement in Den Haag. “Dat weet je best Alex. Je hebt teveel geschopt tegen heilige huisjes en de hand gebeten die je voedt. Je hebt nog geluk dat je jezelf niet in de problemen gebracht hebt.” “En jij zegt dat ik conflicten uit de weg ga? Wil je soms zeggen dat het rapport in een la verdwenen is? En was dat alles wat je me te vertellen had? Dan zal ik maar aan mijn, ahum, werk gaan.” Ze leek wat te ontdooien, keek me alleen maar aan, leunde achterover en zei niets meer. Ik kon haar blik niet peilen, zuchtte nog maar eens, knikte haar vriendelijk toe, stond op en liep de kamer uit. Omkijkend wees ik naar de vensterbank: “Je moet toch die arme geraniums eens water geven.” Ik moet ook altijd het laatste woord hebben.

40


5 De dag erop, donderdag 29 september om precies te zijn, ging ik tegen zeven uur toen het begon te schemeren naar mijn afspraak met Luuk in de Centrum Bazaar. Ik had hem nog gevraagd of we niet bij de familie van Richard langs moesten gaan. Hij wist me echter te vertellen dat Len, de vrouw van Richard, naar familie in Zeeland was vertrokken. Hoe Luuk die dingen wist was me een raadsel, het leek wel of hij overal zijn voelhorens had. Hij zei ook dat Richard ongetwijfeld in de gevangenis van Scheveningen werd vastgehouden en verhoord in het Vredespaleis waar de Raad voor de Veiligheid een aantal kantoren en kelders had. Bij het woord kantoren zei hij cynisch dat het woord kantoor een eufemisme was voor een verhoorkamer of erger. Martelen was erg in tegenwoordig. De Centrum Bazaar was het enige grote overdekte winkelcentrum dat overbleef nadat de oude warenhuizen en winkelketens van vroeger waren verdwenen. De soekh, de open markt op het voormalige Malieveld was, nadat de herfst was aangebroken, gesloten. Dat was jammer want de enkele keer dat ik een paar dagen met verlof in Den Haag was mocht ik daar graag even rondlopen. Op de drukke smalle paadjes soms overhuifd met doeken, waar je je tussen de mensen door moest dringen en je gemakkelijk de weg kwijt kon raken, had je af en toe het gevoel in het Midden Oosten te zijn. Elk winkeltje of stalletje leek wel een uitdragerij met hun onoverzichtelijke stapels koopwaar. Alles was er te koop, van keukengerei tot linnengoed, van spijkers tot boormachines en aardewerk in alle vormen en maten. En fruit, kramen vol tropisch fruit en groenten. Ook veel noten en natuurlijk kruiden, en vis en vlees, alles halal natuurlijk. Je kon het zo gek niet bedenken of het artikel was aanwezig, en als het even niet voorradig was kon het binnen enkele minuten wel ergens vandaan getoverd worden.

41


En over alles heen hingen de onbekende geuren van specerijen uit de OriĂŤnt die zich vermengde met de luchtjes uit de vele eetstalletjes die de illusie dat je in een ver land rondliep compleet maakte. Het nadeel van de Centrum Bazaar was, en dat gold temeer voor de soekh, dat je overal en altijd moest afdingen. Daar had je veel geduld voor nodig en je moest beslist je ergernis niet laten blijken. Ergernis omdat je geen tijd of zin had om voor het kleinste artikel te moeten marchanderen. Leuk als je in een ver land met vakantie was, wanneer je daar tenminste toestemming voor had gekregen, maar niet als je boodschappen voor het avondeten moest doen of alleen maar een schroefje of boutje nodig had en ongeduldig het hele ritueel van loven en bieden moest afwerken. In de winkeltjes met elektrische apparatuur werden sommige artikelen al jaren niet meer verkocht zoals bijvoorbeeld mobiele telefoons. Alleen enkele bevoorrechte personen kregen van staatswege een vergunning om een draagbare telefoon te kopen die alleen gebruikt kon worden in een door de veiligheidsdienst gecontroleerd netwerk. Een vaste telefoonaansluiting bestond nog wel, maar ja, je moest je woorden op een schaaltje wegen. Alle andere netwerken en servers uit mijn jeugd waren uit de lucht gehaald. Film of video-opnamen maken en die daarna met anderen via internet delen was dan ook niet meer mogelijk. Al jaren niet meer. De islamisering in de westerse wereld hield gelijke tred of was omgekeerd evenredig met de achteruitgang van de digitalisering. Nee, het was de oorzaak ervan. Al die veranderingen waren sluipenderwijs ingevoerd en strekten zich over vele jaren uit. Veel daarvan had ik niet meegemaakt omdat ik zoals gezegd in het buitenland werkte. Het ging niet altijd zonder slag of stoot en zelfs bij ons in Midden-Amerika hoorden we over betogingen en opstandjes in Europa, waarvan de zogenaamde Catharijne rellen in Nederland

42


de grootste en tevens ook de laatste waren. Het protest begon uiteraard bij de studenten die uit het hele land naar Utrecht waren getrokken om te demonstreren. Na de eerste schermutselingen met de oproerpolitie sloten er zich hoe langer hoe meer werkende jongeren bij aan en het resulteerde in een aantal veldslagen die dagen duurden en zich over de hele stad verspreidden. Nadat de ordetroepen van de veiligheidsdienst en militairen waren ingezet werd uiteindelijk de rust hersteld ten koste van vele doden en ontelbare gewonden. De stad bleef achter met grote wonden en een totaal uitgebrand Hoog Catharijne. Sindsdien was er sporadisch nog verzet maar harde straffen beperkten de lust tot demonstreren. Ook uit Londen, Parijs en Berlijn kwamen nauwelijks nog berichten over protestacties of ongeregeldheden. Het leek dat iedereen zich uiteindelijk bij de nieuwe islamitische orde had neergelegd. Ook in de verkoop van televisie-apparaten zat al jaren de klad. Sinds alle programma’s onder streng politiek en religieus toezicht stonden waren de meeste van de vroeger veel voorkomende series, thrillers en zelfs toneelstukken in de ban gedaan. En waar ook maar een aanzet van een borst of een blote navel te zien was werd drastisch geknipt. Wat overbleef was niet om aan te zien. Dat bestond uit door geloofsijver doortrokken gewauwel, waarvoor zover ik gehoord had ook de meeste nieuwe landgenoten hun toestel niet aanzetten, al zouden ze dat in alle toonaarden heftig ontkennen. Wie wilde er nog kijken naar oeverloze praatprogramma’s die onder streng toezicht stonden van de raad voor geloofszaken en nauwlettend door hen gecensureerd werden. Die programma’s werden vooraf opgenomen en door de hoogste geestelijke leiding beoordeeld voordat ze mochten worden uitgezonden. Het was dan ook niet vreemd dat er nog maar weinig toestellen werden verkocht. De Nederlander van vroeger had zijn buik dan ook vol van dat soort programma’s en met de radio was het van hetzelfde laken een pak. Ik hoopte van harte dat het een gerucht was maar Richard vertelde me dat er werd gefluisterd dat ook bepaalde muziek

43


wel eens aan banden kon worden gelegd. Sommige muziek was de heersende geestelijkheid een doorn in het oog zei men. Het waren juist die leiders, de moellah’s en de imam’s die grotendeels het beleid van de regering bepaalde, die op zijn beurt nieuwe wetten afkondigde. Nog bekleedde onze president, Johannes Adriaan Bakker, het hoogste politieke ambt. Voor de bühne tenminste, want feitelijk maakte achter de schermen groot-imam Amran Zulfiqar Khatab, voorzitter van de Raad van Oudsten, de dienst uit. Johannes Bakker was nog van de oude garde maar wie weet hoe sterk hij onder druk stond of werd gemanipuleerd. Het was al weer wat jaren geleden toen muziek en dansen in het zogenaamde kalifaat werd verboden. Het was de voormalige IS, de Islamitische Staat die toen een schrikbewind voerde in Syrië en een groot deel van het Midden-Oosten. Hun uitleg van de Koran culmineerde in het vernietigen van alle kunst en cultuur dat volgens hen niet aan de islamitische wetten voldeed. Ik hoopte maar dat er in Nederland genoeg weerstand onder de moslims was om hun imams in toom te houden en hen te overreden om die heilloze weg van een verbod op muziek niet alsnog in te slaan. Maar daar was wel moed voor nodig. Hetzelfde kalifaat, de Islamitische Staat breidde zich in het tweede decennium van de 21e eeuw niet alleen verder oostwaarts uit, naar Afghanistan en Pakistan, maar bovendien naar het noordelijk en noordwestelijk deel van Afrika. Het zaaide zich als een inktzwart kankergezwel uit van Egypte en Soedan via Libië en de Sahel naar Nigeria en verder. Allerlei organisaties, als Boko Haram, Jabhat al-Nusra, al Shabaab en al Qaida wierven voornamelijk aanhangers uit de rijen van de soennieten, die onder de naam van het kalifaat deelnamen aan de strijd. Een strijd niet alleen tegen christenen en ongelovigen, maar ook tegen de sjiieten. Deze laatsten werden door de wahabieten – een fundamentalistisch conservatief onderdeel van het soennisme ook wel salafiyyah genoemd – als ketters beschouwd. De moslims

44


streden niet alleen tegen iedereen, maar meer nog tegen elkaar, zoals ze overigens al eeuwen deden. Als je al van een voordeel kon spreken dan was het wel dat veel fundamentalisten daarbij hun ondergang tegemoet gingen. De Islamitische Staat werd in het Midden-Oosten uiteindelijk verslagen en in die regio vervangen door gematigder regimes die niettemin nog steeds voor het grootste deel uit soennieten bestonden. Dat wil zeggen dat deel van het Midden-Oosten dat overbleef na de verwoestende oorlog tussen Iran en Israel, die tegelijkertijd het Palestijnse probleem oploste. De geleerden denken dat de radioactieve resten nog wel een jaar of honderd zullen blijven nagloeien en die streken zijn voor duizenden, zo niet honderdduizenden jaren onbewoonbaar. De stroom vluchtelingen richting Europa die al jaren aan de gang was zwol na de nucleaire rampspoed aan tot ongekende proporties. Ongelukkigerwijs waren juist in de jaren daarvoor honderdduizenden Joden Europa ontvlucht. Het toenemend antisemitisme bracht ze er toe zich in Israel te vestigen. Ofschoon een groot aantal de bui al zagen hangen of het niet eens waren met het strenge beleid in Israel en de steeds weer oplaaiende strijd met de Palestijnen. Deze lieten hun vermeende thuisland voor wat het was en waren naar Zuid-Amerika uitgeweken. Bijvoorbeeld naar ArgentiniĂŤ waar ook onze voltallige voormalige koninklijke familie zich had teruggetrokken op het van hun ouders geĂŤrfde landgoed. Toen de Koning plots was overleden kreeg Nederland een president nadat de moslimgemeenschap zich succesvol verzet had tegen troonopvolging door een vrouw. Van ballingschap was geen sprake want gezien de situatie hadden de Oranjes vrijwillig afstand van de troon gedaan en art. 25 die de troonopvolging regelt werd uit de grondwet geschrapt. Van die gelegenheid maakte de nieuwe door moslims gedomineerde regering en volksvertegenwoordiging gebruik om nog enkele andere ingrijpende veranderingen door te voeren.

45


Een goede maatregel is, dat moet ik toegeven, dat tegenwoordig in heel Europa hard word opgetreden tegen de fundamentalisten. Het salafisme, de ultra-orthodoxe stroming in de islam die staat voor een terugkeer naar de ‘zuivere’ islam steekt af en toe de kop nog op. We horen er weinig van maar het schijnt dat als er terroristen worden opgepakt ze eenvoudig verdwijnen. Het moderne verlichte islamitische bewind, zeg maar de liberale islam, duld geen reuring of ongeregeldheden en al helemaal geen opstand. De veiligheidsdiensten lijken goed bemand te zijn en functioneren niet alleen ondergronds maar ook in het openbaar waar patrouilles niet alleen de rust maar ook de zedelijkheid bewaken. De angst voor het gezag dat ons constant gadeslaat en controleert en de vrees voor een eventueel verhoor ligt als een deken over de bevolking van mijn oude vaderland. Het smoort alle spontane activiteiten en het kreeg mij ook al in zijn greep. Sinds de verdwijning van Richard had ik het onbestemde gevoel dat ook ik mogelijk in de gaten werd gehouden. De vroeg invallende schemering gaf me de gelegenheid om eventuele achtervolgers om de tuin te leiden voor mijn ontmoeting met Luuk die me zoals afgesproken naar het geheime adres zou brengen. Ik nam dan ook de tijd, ging vroeg van huis en maakte een grote omweg om mijn doel in de Centrum Bazaar te bereiken. Ik voelde me net een geheim agent en had zelfs een list bedacht. Ik reisde heel openlijk met de tram naar Babylon en stapte daar over op de bus naar Leidschendam waar ik een kaartje kocht voor de bioscoop. Halverwege de film sloop ik door de nooduitgang naar buiten en hoopte dat indien ik gevolgd werd ze het spoor bijster waren geraakt.

46


6 Ik schudde de druppels van mijn paraplu en keek op mijn horloge toen ik de drukke Bazaar binnenliep die in het hartje van de stad op de plek was gekomen van een groot warenhuis en de naastgelegen panden. Ik dacht dat daar vroeger de Bijenkorf zat of misschien V&D. Er waren geen etalages waarin artikelen konden worden uitgestald om klanten te lokken, wel borden met verwijzingen waar en welke winkeltjes in het gebouw te vinden waren en wat zij verkochten. Hoog aan de gevel flikkerde een opzichtige neonreclame in Arabisch schrift wat ik niet kon lezen. Vijf voor zeven, precies op tijd. Ik was een half uur te vroeg in het centrum aangekomen en had wat rondgelopen om de tijd te doden. Het zou zijn opgevallen als ik dertig minuten op de ontmoetingsplek had staan wachten. Over de Lange Voorhout en de Casuaristraat was ik via het Plein over het Binnenhof gelopen. Ik had gehoord dat op die plek regelmatig openbare tuchtigingen plaatsvonden. De opeenvolgende binnenplaatsen waren verlaten en in de grijze schemering en het glimmende plaveisel was het een naargeestige plek. Tijdens de wandeling overdacht ik de gebeurtenissen van de afgelopen dagen. Ik verklaarde me zelf voor gek dat ik dit spelletje meespeelde. Waarom had ik me laten overhalen tot dit avontuur. Het was waarschijnlijk niet ongevaarlijk waarmee ik me had ingelaten. Toen ik nog in het buitenland en op andere continenten werkte had ik geen idee hoezeer niet alleen in Nederland maar ook in heel Europa alles veranderd was. De mensen waren duidelijk bang geworden en ik bedoel daarmee alle mensen. Niet alleen de oude Nederlanders maar ook de honderdduizenden die hier in de afgelopen decennia hun toevlucht hadden gezocht. Niet alleen bang voor wat er tegenwoordig met je kon gebeuren. Bang voor wat er de laatste jaren was voorgevallen, en vooral ook bang om

47


te praten met vreemden. Niet alleen Richard maar ook Luuk, die ik toch als nuchtere collega’s beschouwde, hadden me aan het denken gezet. Maar ondanks mijn gevoel van het tegendeel kon ik me haast niet voorstellen dat er zo kort na mijn terugkeer op me werd gelet. En waarom dan wel? Of had het iets met Mahmoud Aziz te maken? Ik twijfelde aan het idee dat iemand mij gevolgd zou zijn. Maar als dat wel het geval was en ze me naar de bioscoop hadden zien gaan dan zouden ze zeker niet hebben verwacht dat ik halverwege de film weer naar buiten zou lopen. Het was trouwens een knap beroerde film. Dat vermoedden zeker meer mensen want er waren maar weinig toeschouwers. Wie had er nu belangstelling voor een haremgeschiedenis in het voormalige oude Ottomaanse rijk? En dan ook nog gefilmd in van die technicolor zoete blauwe en roze kleurtjes. Zou er een regisseur of producent uit India ingehuurd zijn? Het was een niet om aan te zien kifterig verhaal van een stelletje kakelende hennen in een hok over wie de uitverkorene was die de eerste nacht met de sultan mocht doorbrengen. Niet dat er ergens iets erotisch te zien was, God bewaar me, de regisseur en de producent zouden stokslagen tegemoet hebben kunnen zien als ze er alleen maar aan gedacht hadden. Ik prees mezelf gelukkig dat ik de voorspelbare afloop had gemist. In Zuid-Amerika worden tegenwoordig wel betere films gemaakt maar die komen er in deze door islamitische wetten gedomineerde wereld niet in. En uit het land van de filmindustrie, de Verenigde Staten? We weten allemaal wat daar gebeurd is. Na de grote aardbeving van 18 juni 2026 bestond Californië niet meer en met die staat verdween ook Hollywood. De San Andreas beving was honderd maal zwaarder dan die van 1906 waarbij San Francisco verwoest werd. Ditmaal kon nauwelijks iemand van de bijna 50 miljoen inwoners van Californië het navertellen en verdwenen er grote agglomeraties zoals San Francisco, Los Angeles, Sacramento en Fresno. Hele delen van

48


de kust verdwenen in zee en de tsunami’s die daarop volgden vernietigden niet alleen nagenoeg alle eilanden in de Pacific maar teisterden ook de kusten rond de Stille Oceaan, van Australië tot Alaska en van Japan tot Indonesië. Maar het ergste moest nog komen, de ontploffing van de Diablo Canyon Power Plant die met vooruitziende blik recht op de breuklijn was gebouwd. Ongelukkigerwijs stond de wind de dagen na de ramp verkeerd en een radioactieve wolk trok over de Verenigde Staten en delen van Canada. Dat Diablo niet alleen vertaald kon worden met duivel maar ook met bliksemflits hadden de naamgevers geen rekening gehouden. Noord Amerika was de gevolgen van de fall-out nooit meer te boven gekomen en zij kunnen tegenwoordig vergeleken worden met die andere oude wereldmacht Rusland dat ook nog slechts uit deelrepublieken bestaat. Ik baande me een weg tussen het winkelende publiek naar de etage met elektronica. De roltrappen werkten al jaren niet meer dus ik moest de trap nemen. Het was vlak voor sluitingstijd maar nog steeds druk. Ik moest niet alleen boze blikken trotseren maar ook verwensingen toen ik me langs een grote familie beladen met plastic tassen wrong. Gelukkig verstond ik hun taaltje niet maar de intonatie en gebaren waren duidelijk vooral nadat ze mijn kruisje hadden gezien. Toen ik op de tweede verdieping was aangekomen zag ik Luuk bij een winkeltje met filmsticks en muziekdragers zo te zien geïnteresseerd de inhoudsopgave op de achterkant van een doosje bestuderen. Zijn ogen dwaalden steels over de omgeving en toen onze blikken elkaar kruisten draaide hij zich om en legde het doosje terug. Ik ging naast hem staan: “Wist niet dat jij een liefhebber van die rommel bent Luuk. Of is het soms een verdwaalde seksfilm van een Arabier die je daarnet stiekem weer neerlegde?” “Voorzichtig,” siste hij, “ben je gevolgd?” “Kom nou Luuk, als je zo doorgaat word ik net zo paranoïde

49


als jij en Richard. Nog iets over hem gehoord trouwens?” “Nee, en volg me maar. Wel op een afstandje graag. We praten later wel. In het steegje hiernaast staan twee fietsen, de damesfiets is voor jou.” Hij grabbelde in de zak van zijn jekker: “Hier is het sleuteltje en fiets maar achter me aan.” “Waar gaan we heen?” “Zal je wel zien. Als je aangehouden wordt dan weet je niets en kan je ook niets vertellen.” Ik haalde mijn schouders op, wat een theater. Ik nam het sleuteltje aan en ging hem achterna. Hij was niet moeilijk te volgen want hij stak een kop boven iedereen uit. Ik zag dat twee wat jongere vrouwen met elkaar fluisterden en hem nakeken. Ze waren beide gekleed in spijkerbroek, een T-shirt dat niets te raden overliet en er overheen een kort jasje met daarop het rode kruisje. Dat overkwam mij al lang niet meer dacht ik jaloers toen hun blikken ongeïnteresseerd langs mij heen gleden. Wat ik ook zag was dat andere vrouwen die van top tot teen in zwarte kleding waren gehuld minachtend naar de twee keken en met een grote boog om hen heen liepen. Toen we buiten kwamen was het gelukkig opgehouden met regenen en nadat ik gecontroleerd had of het achterlicht brandde fietste ik op veilige afstand achter Luuk aan. Het was een ouderwetse damesfiets met een terugtraprem en ik trapte me een ongeluk. Er zat zelfs geen versnelling op. We reden over het Noordeinde en de Zeestraat richting Vredespaleis en verdorie toen ik voorbij het hoge hek van de zijingang fietste werd ik inderdaad aangehouden door een paar zich vervelende bewakers. Ze vroegen om mijn identiteitsbewijs waarop ook al het kleine rode kruisje stond. Mijn adres een paar kilometer verderop in de kilometers lange Laan van Meerdervoort die juist hier begon wekte geen achterdocht en ik werd dan ook nonchalant doorgewoven door de in het zwart geklede bewakers. Van de vrouw kon ik alleen de donkere ogen zien die me onverschillig hadden opgenomen.

50


Het Vredespaleis doet zijn naam geen eer meer aan, er gingen akelige verhalen rond over wat er zich tegenwoordig achter zijn muren afspeelde. In 1903 doneerde Carnegie 1,5 miljoen dollar voor de bouw van dit in Neorenaissancestijl gebouwde paleis met zijn Praagse toren die door Louis Cordonnier werd ontworpen. In betere dagen was hier het Internationaal Gerechtshof en het Hof van Arbitrage gevestigd. Het was maar goed dat ik mijn rode kruisje opnieuw had vastgenaaid. Als het de alom tegenwoordige ordehandhavers of zedenpolitie was geweest en het kruisje had nog losgehangen zou dat me op een waarschuwing of erger te staan zijn gekomen en ik moest er niet aan denken wat er gebeurd zou zijn als ik het had verloren. Het is alweer jaren geleden dat wettelijk werd geregeld dat alle niet moslims het kruisje moesten dragen en niet alleen christenen maar ook ongelovigen. Ze beweerden dat het symbool er voor zorgt dat iedereen in een oogopslag kon zien wie er zich niet aan de islamitische wetten hoefde te houden. Velen vonden dat wel gemakkelijk omdat ze bijvoorbeeld konden doorgaan met hun bezigheden als het voor moslims tijd was om te bidden. Dat gold trouwens alleen als we binnenshuis waren of op kantoor. Daarbuiten werd van ons verwacht dat we niet stoorden en ons stil hielden. Van de verplichting voor moslims om vijf keer per dag te bidden hoefden wij in de praktijk alleen maar rekening te houden met het middag en namiddag gebed. Ja, zo werd het dragen van het kruisje aan ons verkocht zeggen anderen, maar in wezen is het gekopieerd van de gele Jodenster dat in de vorige eeuw die bevolkingsgroep stigmatiseerde. Hen isoleerde van de rest van de bevolking en dat uiteindelijk leidde tot hun ondergang. Hoe het ook zij, het kruisje werd dwingend opgelegd en we waren er intussen aan gewend zoals aan zo veel nieuwe regels. Ik bedacht dat er tegenwoordig niet zoveel praktiserende christenen meer waren. Vooral de Rooms-Katholieke kerk had

51


veel aanhangers verloren. Ik herinnerde me dat reeds in mijn jeugd de ene na de andere parochie werd gesloten. De kerkgebouwen werden afgedankt en kregen een andere bestemming of werden afgebroken. De protestantse gemeenten hielden zich nog lang staande maar ook daar was het verloop de laatste tientallen jaren hoog. Niettemin werden alle autochtonen, gelovig of niet, als één aparte groep, als christenen beschouwd en gebrandmerkt. Of je moest je onmiskenbaar en bewijsbaar tot de islam bekeerd hebben. De toestroom vluchtelingen uit het Midden-Oosten en Afrika, en later de komst van hun familieleden in het kader van de gezinshereniging werd zo groot dat de bevolking die de islam aanhangt tegenwoordig de grootste is in nagenoeg alle landen in Europa. Tijdens en na de grote oorlog in het Midden-Oosten was de immigratie uit die landen naar Europa nauwelijks meer te stuiten. De stroom vluchtelingen uit Syrië, Irak, Egypte, Somalië en vele andere landen in Azië en Afrika zwol aan van honderdduizenden tot miljoenen. Al eerder bracht het vrije verkeer in de Europese Unie een instroom om economische redenen van hele moslim gemeenschappen teweeg. Ze kwamen uit Oost- en Zuid-Europa, uit Roemenie, Albanië, Kosovo en de als laatst toegetreden lidstaat Turkije. Tenslotte sloeg de balans zoals iedereen met een beetje verstand kon zien aankomen, door. Ook al omdat in onze, zeg maar westerse samenleving, nauwelijks nog kinderen geboren werden, in tegenstelling tot de nieuwe Nederlanders waar grote gezinnen de regel waren. Het was dan ook niet vreemd dat in Nederland de enig toegelaten moslimpartij ‘De Dageraad’, de grootste politieke beweging werd. Wij ruzieden elkaar de tent uit en waren verdeeld in splinterpartijtjes en vormden op den duur minder dan vijftig procent van het kiezersvolk en dat was dan ook nog het deel dat de stembus links liet liggen. En de democratie? Me reet, democratie betekent gewoon dat 49 procent van de bevolking niets te zeggen heeft. Toen dan

52


ook ‘De Dageraad’ de verkiezingen met grote cijfers gewonnen had was tevens op democratische wijze de rechtsstaat de nek omgedraaid. Dat had niemand zich vooraf gerealiseerd en beperkende maatregelen genomen of wettelijk geregeld dat antidemocratische krachten zich niet dusdanig konden organiseren dat niet teruggekomen kon worden op eerdere beslissingen. De senaat, die ook wel de eerste kamer werd genoemd, was al jaren daarvoor op voorstel van de Partij van de Arbeid afgeschaft. Voor het toetsen van nieuwe wetgeving werd een schimmige commissie ingesteld en zoals bekend was de grondwet al bij het vertrek van ons vorstenhuis aangepast. Het vermogen of de mogelijkheid tot zelfcorrectie was dan ook definitief uitgeschakeld. Voor we het wisten waren autochtonen tweederangs burgers in eigen land. En zo ging het overal in de Europese Unie. De rechtsstaat drijvende op de pijlers van het kapitalistisch systeem en de politiek, werd vervangen door de nieuwe economie en de kerk, lees moskee. Waarbij met name het bedrijfsleven en banken aan het regime en de regels van de islam ondergeschikt werden gemaakt en naar hun pijpen moesten dansen. Wie de macht heeft, heeft ook de middelen. Het kan verkeren. Even verderop stond Luuk te wachten en vroeg wat er aan de hand was. Hij was duidelijk opgelucht toen ik hem vertelde dat het slechts een routinecontrole was van een paar bewakers van het Vredespaleis die zich stonden te vervelen. We reden samen verder en sloegen even verderop rechtsaf de Abel Tasmanstraat in. Het was een korte straat met statige herenhuizen. Luuk stapte af en ik moest inwendig lachen toen hij aanbelde op nummer zestig. Kort, lang, lang, kort. Het klonk als in een slechte roman. “Wonen hier spionnen of ben je sneeuwwitje aan het wakker bellen” zei ik. Luuk liet alleen een grom horen. Het huis uit achttienhonderd zoveel had twee verdiepingen en zo te zien waren de kamers zeker meer dan drie meter hoog. De

53


bovenramen waren voorzien van glas-in-lood. Aan de kozijnen bladderde er wat verf af en er was sprake van wat achterstallig onderhoud. In de uitgebouwde erker waren de zware fluwelen gordijnen stijf gesloten, evenals op de bovenverdiepingen en toen ik door het kleine getraliede venstertje in de voordeur tuurde zag ik een tochthalletje met een marmeren vloer waar een scheur in zat. De deur daarachter had ook al een art deco glas-in-lood raam in rode en blauwe tinten zodat ik niet verder het huis in kon kijken. Luuk werd ongeduldig en keek schichtig om zich heen. De verlaten straat was schaars verlicht door een krullerige smeedijzeren lantaarn. Hij drukte nog eens zijn riedeltje op de bel, waarna zachte geluiden er op wezen dat er eindelijk iemand wakker werd.

54


7 Ik zag de gordijnen voor de erker even heimelijk bewegen voordat even later de deur op een kier werd geopend. Een gerimpelde oude man met bleke waterige ogen gekleed in een grijs vest dat om zijn magere lichaam slobberde keek ons met onverholen mistrouwen aan. Aan zijn voeten had hij van die ouderwetse trijpen pantoffels. Hij was ongeschoren en witte stoppeltjes bedekten zijn wangen en kin. Door zijn vlossige witte haar schemerde zijn rode hoofdhuid. Om hem heen hing een sterke urinelucht. “Ja?” mompelde hij. “Avondland”, fluisterde Luuk. Godallemachtig wat een vertoning, ik kon een grijns niet onderdrukken. Het was alsof ik weer twaalf jaar was toen ik met mijn vriendjes ’s avonds laat op straat nog kinderspelletjes deed en wij met onze eigen gemaakte houten zwaarden rondzwaaiden en Game of Thrones speelden. “Ivanhooo”, riep ik baldadig. Luuk verbleekte en keek me vernietigend aan. De oude opende zijn tandeloze mond in een onnozele lach. Hij leek wel seniel. Hij opende de deur verder en we glipten naar binnen. Luuk keek nog even om en speurde de straat af waar geen mens te zien was. Of toch, er verscheen net iemand met een hondje aan de lijn om de hoek van de straat. Het beest hurkte in de goot naast het trottoir. Met een doffe klik sloot de deur achter ons. We liepen het huis verder in en de oude man verdween zonder groet door een deur met een koperen klink naar rechts in wat een voorkamer leek te zijn. In de spaarzaam verlichtte hal was links een monumentale trap, de gang liep recht door en verdween in het duister. Het marmer van de voorhal was hier vervangen door zwarte en witte tegels die diagonaal waren gelegd als op een schilderij uit de gouden eeuw. Luuk wenkte me naar boven

55


over de versleten traploper en langs de oude houten donkere lambrisering waarboven kleine ingeraamde pentekeningen hingen van stadsgezichten en onbeholpen landschapjes. De leuning was kaal gesleten en hoger in het trappenhuis rook het knap muffig. Het geroezemoes dat achter de deur van de voorkamer op de eerste verdieping te horen was viel stil toen we de kamer binnenkwamen, zeker twintig hoofden draaiden zich naar ons om. Sommigen keken mij nieuwsgierig of lichtelijk geschrokken aan maar toen ze Luuk zagen waren ze duidelijk gerustgesteld. In de grote geschakelde voor- en achterkamer stonden de tussenliggende hoge schuifdeuren wijd open waardoor er een kamer van wel twaalf meter lang was ontstaan. In zowel de vooren achterkamer bevond zich in de tegenoverliggende muur een open haard met een zwart marmeren schouw. Zo te zien deden ze al lang geen dienst meer want onder de ramen stonden ouderwetse gietijzeren radiatoren die een stoffig warme lucht verspreidden. De wanden waren bekleed met verbleekt Chinees zijde behang in gedekte en vervaalde kleuren. In beide kamers hingen portretten van 18e eeuwse kooplieden en magistraten met kanten kragen. Het was geen wonder dat die hun geheimen slechts spaarzaam prijsgaven want ze waren even bruin aangeslagen als het rijk met ornamenten gestuukte plafond. De sigaretten of sigarenrook die als een sluier in de kamer hing deed mijn ogen tranen. Sommige van de loszittende plankjes van het parket dat in een visgraatmotief was gelegd kraakten onder onze voeten toen we verder naar binnen liepen. Toen ik rondkeek was ik met stomheid geslagen. Daar zaten een flink aantal oude bekenden en voorgangers van me toen ik jaren geleden bij het ministerie ging werken. De meesten waren ongetwijfeld al lang gepensioneerd. Ook Jan de Winter en Thijs Warmerdam, en wat jongere collega’s op andere directies waren erbij. Twee weken geleden zag ik Jan al terug toen ik voor het eerst na jaren het departement weer betrad. Hier en daar ging een hand omhoog om me te begroeten. Ik zag nu ook Max, Milan

56


en Julia die in de achterkamer zaten. Verder nog wat onbekenden, zeker van buiten ons ministerie. De gesprekken kwamen langzaam weer op gang en Jan de Winter, waarvan ik later hoorde dat hij een van de weinigen in het gezelschap was die getrouwd was, zei dat hij en zijn vrouw Martha om de beurt deelnamen aan de bijeenkomsten. Willy Mertens was een wat jongere vrouw die werkte bij de juridische afdeling van ons ministerie, haar had ik nog niet eerder gezien. Anderen die ik niet kende kwamen inderdaad van buiten het departement. Ik liet mijn blik langs de aanwezigen dwalen en zag tot mijn verrassing ook mijn oude mentor, professor Herman Bos die een ouderwetse kromme pijp in zijn hand had. Ik wist niet dat hij nog leefde. Hij was oud geworden, ik schatte dat hij inmiddels zeker tachtig jaar moest zijn. Een krans van wit haar bedekte zijn schedel en stond zo ver uit dat het wel een halo leek. Toen ik hem aankeek verscheen een geamuseerde trek rond zijn mond. Hij leek wel een vrolijke Albert Einstein. Oude herinneringen aan mijn studiejaren die ik zo lang onderdrukt had kwamen naar boven maar op dat moment had ik geen tijd om er verder over na te denken. Ik drong die gedachten aan het verleden naar de achtergrond en concentreerde me op deze groep mensen en alle nieuwe indrukken. “Hallo, fijn dat jullie konden komen. Nog nieuws over Richard?” zei Thijs Warmerdam die kennelijk de leiding had. Hij stond op om een paar stoelen in de kring te schuiven. “Toch niet gevolgd hoop ik?” Het leek waarachtig wel of iedereen hier aan achtervolgingswaanzin leed. “Goedenavond allemaal,” bromde Luuk toen hij neerplofte in een deerlijk gehavende fauteuil: “Nee, niemand gezien en over Richard geen nieuws.” Als altijd was hij kort van stof en doorgaans moest je de woorden uit hem trekken. “Heb je een idee waarom ze Richard hebben gearresteerd?”

57


vroeg Thijs hem. “Hij praatte niet alleen te veel maar ik denk dat hij bezig was om aanplakbiljetten of posters te kopiëren waarin hij zijn mening over de islamisering ventileerde.” “Denk je dat of was het zo?” “Ik vermoed het. Hij vertelde laatst dat hij stemmen hoorde die hem daartoe opdracht gaven. Jullie weten toch allemaal dat hij de laatste tijd behoorlijk in de war was. Zijn familie heeft hem niets voor niets in de steek gelaten.” “Dan moet er wel een verklikker op het departement zijn. Heb jij een idee?” Hij wachtte niet eens het antwoord van Luuk af maar draaide zich om en keek mij aan. “Dat is lang geleden Alex.” “Excuseer ons voor al dat geheimzinnige gedoe maar het is noodzakelijk. Daar kom ik zo op terug, maar ik zal je eerst even aan iedereen voorstellen.” Toen we de kring rondgingen hield een roodharige vrouw, die Gwen bleek te heten mijn hand verontrustend lang in een vaste greep terwijl ze me van boven tot onder monsterde. Ze was gehuld in flodderige, opzichtig gekleurde kleding met een rok die tot haar voeten reikte. Ik kon er kennelijk mee door want haar keurende blik maakte plaats voor een koket lachje. “Zeg maar Gwenny,” zei ze me strak in de ogen kijkend. We gingen het rijtje verder langs en toen we bij professor Bos waren gekomen bleef ik voor hem staan. Ik voelde me diep ongelukkig. Wat had ik jaren geleden, zonder er over na te denken de man die me zo had geholpen aangedaan. Hij stak echter zonder rancune zijn hand in een groet op en nam zijn pijp uit de mond. “Dag Alex. Ik ben blij dat Richard je kon overhalen om bij ons langs te komen. Eerlijk gezegd was het mijn voorstel toen ik hoorde dat je teruggeroepen zou worden.” Hoe wist hij dat? Hij haalde moeizaam adem, gaf me een hand en vervolgde:

58


“Ik heb gehoord over die onderzoeken die je hebt gedaan en ik denk dat wij je expertise goed kunnen gebruiken. Aan je gezicht te zien snap je er niets van. Maar goed Thijs zal het je allemaal nog wel uitleggen.” Ik had geen idee van wie hij dat allemaal gehoord kon hebben. Den Haag was kennelijk een kleine stad in Nederland. Of moest ik zeggen kleinsteedse stad? De anderen stelden zich voor en ik had moeite om al die namen te onthouden. De meesten waren al wat ouder, wat heet, er waren totaal geen jonge mensen bij. Thijs hees zijn slungelige figuur uit de stoel waarin hij weer was gaan zitten toen ik met professor Bos in gesprek was en beduidde mij om mee te komen. “Laat ik je eerst, voordat we verder praten, even de nooduitgang tonen voor het geval we overhaast moeten vertrekken.” Ik liep verbaasd achter hem aan de kamer uit en volgde hem door de gang naar de achterkant van het gebouw. Thijs de bonenstaak noemden we hem vroeger en hij was nog niets veranderd. Ook zijn gewichtigdoenerij was nog hetzelfde. Hij praatte je altijd naar de mond en drong zich destijds altijd vergeefs aan ons groepje op. Ik wist nog dat Richard maar vooral Luuk een hekel aan hem hadden. Hij opende de deur van een klein keukentje waar Willy bezig was koffie te zetten. Het was een smalle pijpenla en we moesten ons plat maken om ons langs Willy te wurmen. De achterdeur kwam uit op een houten balkon. Er stonden een paar bakken met uitgebloeide en vergeelde geraniums die nodig opgeruimd moesten worden. Aan de rechterkant voerde een gammele trap waar de verf grotendeels was afgebladderd naar de tweede verdieping en links een andere naar beneden naar een klein beklinkerd plaatsje dat tot ruim tweeënhalve meter hoog ommuurd was. De stenen waren groen uitgeslagen en tussen de voegen groeide mos. Overal lag rommel, oud tuinmeubilair, een gescheurde parasol en bakken met uitgebloeide bloemen. Thijs wees naar beneden naar een eveneens verveloze deur

59


in de achtermuur van de binnenplaats: “Die deur zit nooit op slot, alleen een schuif aan de binnenkant. Als we moeten vluchten kunnen we door het steegje daarachter naar de Eerste Sweelinckstraat lopen en we zullen maar hopen dat ze het huizenblok dan niet omsingeld hebben.” Ik viel van de ene verbazing in de andere maar ik zei dit keer niets. In gedachten zag ik die oudjes al vluchten, strompelend over de traptreden, hoe hadden ze gedacht uit handen van die jonge getrainde mannen van de veiligheidsdienst te blijven? En dan nog, een goed gericht schot van bovenaf, vanaf het balkon terwijl ze nog met de schuif op de deur stonden te worstelen en het was met ze gebeurd. Ik keek nog even rond en zag boven de huizen aan de andere kant van het plaatsje de toren van het Vredespaleis uitsteken die van onderaf door schijnwerpers werd beschenen. Zou Richard daar opgesloten zitten of worden verhoord? Toen we in de kamer terugkwamen had de roodharige Gwenny al uitnodigend een stoel naast haar voor me gereserveerd. Nadat ik was gaan zitten trok ik bijna van schrik mijn been terug toen er een benige hand op mijn knie werd gelegd: “En mijnheer van Heert, vertel me eens, u werkt toch ook voor Buitenlandse Zaken, bent u getrouwd en heeft u kinderen?” Mijn hemel dacht ik, er is ook nog een Mati Hari in de groep, als ze maar niet begint haar sluiers af te werpen. Bij het idee alleen al schoot ik in de lach. Een paar mensen keken me bevreemd aan en ik zag Luuk naar me grijnzen.

60


8 “We noemen onze afdeling Avondland, Alex,” begon Thijs toen iedereen koffie had gekregen. Ja hoor, dacht ik het niet? Ik slaagde er nog net in mijn gezichtsspieren in bedwang te houden en niet in lachen uit te barsten. Om me heen kijkend naar mijn nieuwe vrienden leek het op het eerste gezicht dat iedereen geanimeerd met elkaar zat te praten alsof ze een culturele bijeenkomst bezochten. Het leek in de verste verte niet op een stelletje samenzweerders die misdadige plannen smeedden. Ze praatten door elkaar en in het geroezemoes leken hun woorden meer tot zichzelf gericht. Als om hun bestaan te bevestigen, zichzelf overtuigend dat ze leefden. De zinnen vlogen uit hun mond maar werden door niemand opgevangen waarna ze vervluchtigden. Verhalen van vroeger, al dan niet verzonnen. Verhalen die ze al tientallen keren eerder hadden verteld. Af en toe klonk een hinnikende lach. En daarbovenuit klonk de schrille stem van Gwenny die maande om stilte omdat Thijs aan het woord was. “Bijna iedereen werkt bij Buitenlandse Zaken of heeft daar vroeger gewerkt,’ vervolgde Thijs met stemverheffing. ‘Zoals we hier bij elkaar komen zijn er nog een paar groepen in Den Haag. Van andere ministeries, of andere beroepsgroepen. We houden sporadisch contact met elkaar. We weten ook dat er in het land tegenwoordig meer van dergelijke clubjes zijn maar daar moeten we nog contact mee maken. Van elke groep hier in deze stad zijn er maar twee mensen die elkaar kennen zo verminderen we het risico als een van de afdelingen onverhoopt zou worden opgerold.” “En wat is het doel, wat doen jullie eigenlijk, of zijn het alleen een paar praatgroepen?” Hij maande me enigszins geïrriteerd om geduldig te zijn

61


en vervolgde: “Laat me je eerst wat achtergrond informatie geven, Alex. Jij bent lang uit Nederland weggeweest en je hebt geen idee hoe we ons de afgelopen decennia aan de heersende islamitische cultuur hebben moeten aanpassen. Hoewel wij, de oorspronkelijke bevolking van Nederland in de christelijke cultuur zijn opgevoed moeten we ons tegenwoordig richten naar gebruiken en wetten uit de islamitische wereld. Dat betreft zowel kunst, wetenschap als wetgeving. Je zult ongetwijfeld al gehoord hebben over lijfstraffen, maar wist je dat ook de doodstraf is ingevoerd?” “Nee, dat meen je niet, ik heb daar niets over gehoord”. Ik ging ongemakkelijk verzitten en keek naar de anderen waarvan enkelen bevestigend knikten. Willy Mertens die met een paar anderen naar ons had zitten luisteren stak haar hand op en zei dat er niets was ingevoerd en dat er helemaal geen wet was aangenomen inzake de doodstraf. Luuk keek alleen maar naar zijn grote handen die hij in zijn schoot gevouwen hield. Professor Bos schudde zijn hoofd, humde en zei terwijl hij zijn pijp uit de mond nam: “Precies”. “Oké Willy, je hebt gelijk, dat is waar, het is niet wettelijk geregeld, maar de doodstraf wordt wel uitgevoerd dus des te erger is het. Bewijzen kunnen we het niet maar er zijn personen die na een verhoor eenvoudig verdwijnen. We weten dat er een strafkamp is op Vlieland, noem het maar gerust ons eigen Guantanamo.” “Guantanamo?” “Ja, Guantanamo Bay. Een Amerikaanse marinebasis op Cuba die begin deze eeuw gebruikt werd voor het opsluiten van terroristen die daar werden gemarteld om inlichten uit ze te wringen. We denken dat sommige personen die hier in het Vredespaleis vergeefs ondervraagd zijn worden overgebracht naar Vlieland. Eén kant van het eiland is volgens betrouwbare bronnen geheel afgesloten en wat er in dat kamp gebeurt weten we niet want er is nog nooit iemand teruggekomen en we denken dat ze misschien wel om het leven zijn gebracht.”

62


“Ongelofelijk.” “Zeker ongelofelijk. En de op islamitische gronden aangepaste wetgeving, de sharia wordt telkens door de huidige regering, die zwaar onder invloed van de geestelijkheid staat, aangevuld met ad hoc wetten. Ze vinden het nodig om ons en onze kinderen te beroven van kennis.” Het leek me dat Thijs wel een beetje zat door te draven en ik zag dat een paar mensen verveeld voor zich uit zaten te kijken alsof ze dit verhaal al eerder van hem hadden gehoord. Anderen fluisterden nog steeds zachtjes onder elkaar. Alleen Gwenny naast me keek vol adoratie naar Thijs. “Laat ik je twee voorbeelden geven. Alle kunst in onze musea die een mens of een dier voorstelt is in de loop van de tijd verwijderd. Het is toch een grof schandaal dat onze Nachtwacht van Rembrandt ergens in een magazijn is opgeborgen. En uit de bibliotheken zijn alle boeken weggehaald die de heersende machthebbers ongewenst vinden. Het gerucht gaat dat binnenkort zelfs alle bibliotheken definitief gesloten worden. De uitgeverijen zijn gedecimeerd en de censuur bepaalt welke boeken er gedrukt mogen worden en welke niet. En met films idem dito.” Thijs ging wel erg ver, maar wie was ik? Tijdens mijn jaren buiten Europa kon het best zijn dat ik de werkelijkheid en de omvang van de veranderingen had onderschat. Wat films betrof had hij in ieder geval gelijk. Dat had ik zelf gezien. Ik keek nog eens naar het meelijwekkende groepje die me deed denken aan de vergrijsde Don Quichotte rijdend op zijn schonkige Rossinant. De beklagenswaardige figuur die het opnam tegen windmolens die in werkelijkheid hersenschimmen bleken te zijn. Waar we mee te maken hadden waren echter geen droombeelden of een waanvoorstelling maar helaas de barre werkelijkheid. Ik vroeg me af hoe dit stelletje makke schapen gedacht had zich te verzetten tegen de harde realiteit buiten deze kamer. Professor Bos hief zijn hand op en nam na een hoop keelgeschraap het betoog van Thijs over. Het werd stil toen hij begon te spreken

63


en hij kreeg gelijk alle aandacht. Het was weer net als vroeger toen hij colleges gaf. Iedereen hing aan zijn lippen toen hij zich rechtstreeks tot mij richtte. “Alex, wel eens iets gelezen of gehoord over Fahrenheit 451?” “Nee, wat is dat dan?” “Fahrenheit 451 is een boek van Ray Bradbury, die een aantal science fictions schreef. In dat boek beschrijft hij een toekomstige dictatoriale staat waarin boeken verboden zijn omdat zij kennis overbrengen die gevaarlijk is voor het voortbestaan van het totalitair regime. Als er ergens in dat land boeken worden gevonden worden zij direct verbrand. Papier brandt bij 451 graden Fahrenheit, vandaar de titel. Hij schrijft dat op een geheime plek een aantal mensen bijeenkomen, oudere mensen, die elk voor zich een boek of meerdere boeken uit het hoofd hebben geleerd om de kennis die daarin staat voor het nageslacht te bewaren. Zo zijn er mensen die hele hoofdstukken uit de Bijbel kunnen reciteren.” Ik keek om me heen om te zien hoe de anderen reageerden en ik zag alleen serieuze gezichten die met aandacht het betoog van de professor volgden. “U gaat me toch niet vertellen dat jullie hier boeken uit het hoofd zitten te leren”, zei ik half lachend en keek of ik ook ergens boeken zag. In wat voor een maffe club was ik hier terechtgekomen? “Dan zit er zeker een Jeremia in de zaal.” Een paar mensen keken me verwijtend aan. Willy schoot in de lach waarna Gwen zich omdraaide en haar kwaad aankeek. “Nee, lach maar niet Alex”, zei professor Bos bedaard en nam een pruttelende haal aan zijn pijp. Hij keek er fronsend naar en klopte hem uit in de asbak voor hem. “Natuurlijk niet, maar we discussiëren wel over wat we moeten doen als het zo verder gaat.” “Geen revolutie dus?” waagde ik te zeggen. “Alex, Alex, zie ons hier nou toch zitten. Een stelletje oude kerels, eh pardon, dames en heren. We proberen door alle

64


mogelijkheden te onderzoeken uit te vinden wat we moeten doen om verder onheil te voorkomen. In samenwerking met andere groepen vinden we misschien een manier om de neergang en verder verlies van onze oude waarden en gebruiken te stoppen. Hoe weten we nog niet, maar misschien vinden we een methode om onze kinderen de juiste weg te wijzen. Niet door geweld als je dat soms mocht denken. Hemeltje nee.” Hij leek even in gepeins te verzinken en vervolgde, zich tot ons allen richtend alsof hij weer voor de collegebanken stond. “Het is merkwaardig te bedenken dat in de Bijbel het oude testament vol staat met haat tegenover andere volken die ze op bevel van God dienen uit te roeien. En dan volgt daarna onder hetzelfde kaft het Nieuwe Testament vol mededogen en de oproep om je vijanden lief te hebben. Met de Koran is het net andersom. Het eerste gedeelte is door Mohammed in Mekka geschreven en dat is het verzoenende zachte menselijke deel terwijl daarna in Medina de meedogenloze kant van de islam zichtbaar wordt. Je zou dat deel ook de fundamentalistische islam kunnen noemen. Het is die kant die het als zijn heiligste plicht beschouwt andersdenkenden aan zich te onderwerpen.” Hij begon zijn pijp opnieuw te stoppen. “Het Nieuwe Testament is geschreven in de eerste vier eeuwen na Christus. Het had tot doel de opkomende christelijke boodschap universeel te maken. Dat is ook de betekenis van het woord katholiek, universeel. In het Nieuwe Testament zijn vier evangeliën, Matthéüs, Marcus, Lucas en Johannes opgenomen die allen vertellen over Jezus Christus en zijn opstanding. Het hart van het christendom is dan ook de wederopstanding van het fysieke lichaam. Andere religies spreken over het paradijs en het hiernamaals, maar alleen het christendom heeft een God die mens werd, die voor Zijn volgelingen stierf en uit de dood herrees om eeuwig te heersen. Christenen, katholieken of protestanten kunnen verschillende opvattingen op allerlei onderwerpen hebben, maar ze zijn het

65


allemaal eens over de wederopstanding. Het christendom is weliswaar niet meer leidend, maar zijn waarden zijn nog steeds van belang. En dat vrienden is het verschil met de islam, en bovenal vergeet niet, dat ook in onze oude wereld van eeuwen geleden politiek en religie één geheel vormden. De westerse wereld werd echter in de 18e eeuw de bakermat van de verlichting en daarna, in de 19e eeuw ontstond de scheiding van kerk en staat. En juist dat is in de islamitische wereld niet het geval zoals we nu ervaren. Er is geen scheiding tussen moskee en staat of zo je wilt tussen godsdienst en politiek. En vergeet niet dat al lang geleden de islam de christelijke wereld begon over te nemen. In Damascus, dat in de 7e eeuw door de moslims werd veroverd, werd de Basiliek van Johannes de Doper die nog stamde uit de 4e eeuw afgebroken en vervangen door een moskee. De Omayyaden moskee. Het zelfde gebeurde in Istanbul waar de Kathedraal van Konstantinopel de Hagia Sophia in 1453 een moskee werd en Aya Sofia genoemd. Hiervoor werd het gebouw voorzien van minaretten en werd het kruis op de centrale koepel vervangen door een halve maan en werden de Byzantijnse muurschilderingen en mozaïeken met een witte pleisterlaag bedekt.” Professor Bos zuchtte en verviel in zwijgen. Zijn ogen staarden in onbekende verten. Het bleef eventjes stil maar daarna begon iedereen tegelijk te praten. Het werd rumoerig en ik werd van alle kanten overspoeld door informatie, het duizelde me. Er werd opnieuw koffie rondgebracht die ik afsloeg. Gezien mijn belevenissen de laatste dagen zou een borrel meer op zijn plaats zijn geweest. De koffie was trouwens toch al niet te zuipen. Later voordat ik opstapte schoot mijn oude mentor me buiten het gehoor van de anderen nog even aan. Ik vertelde hem over mijn afspraak met Mahmoud Aziz op dinsdag de week daarop. Ik zag aan zijn reactie dat hij erg geïnteresseerd was. Hij vroeg me om na het gesprek met de staatssecretaris nog voor de bijeenkomst van de groep op de avond van die dag ’s middags bij hem in Delft langs te komen. Hij nodigde me liever niet bij

66


hem thuis uit zei hij, dat deed niemand om niet op te vallen en geen slapende honden wakker te maken. Dan zou hij me ook uitleggen waarom hij mij er graag bij wilde hebben. Er waren nu te veel mensen om ongestoord en privé met elkaar te praten. We spraken af elkaar in een rustig koffiehuis in de binnenstad te ontmoeten. Ik kon me gemakkelijk vrij maken omdat ik soms hele middagen op stap was voor het vinden en bezichtigen van woningen. “Maak je borst maar nat makker”, zei de prof met een twinkeling in de ogen. “Ik heb een opdracht voor je die je op het lijf geschreven is”, en hij gaf me een vriendschappelijke klap op de schouder. Ik liet de gelegenheid voorbijgaan om met hem te spreken over wat ik in het verleden zo onbezonnen had gedaan. Van mijn kant viel er niets uit te leggen alleen een excuus zou al op zijn plaats zijn geweest. Maar het was op die avond niet de plek ervoor dacht ik toen. Misschien zou onze ontmoeting volgende week in Delft een betere gelegenheid zijn om alles uit te leggen. Luuk liep mee naar beneden en zei dat ik de fiets voorlopig kon houden: “Dan hoef je dat hele eind naar huis niet te lopen.” Hij gaf me een por en zei: “Hé Alex, je hebt er maar mooi een leuke rooie vriendin aan overgehouden,” en schaterde het uit. “Ja, lach jij maar. Ik zal haar de volgende keer vertellen dat je haar zo aardig vindt dat als je aan haar denkt je ’s nachts bijna niet in slaap kan komen. Dat je haar niet durft aan te spreken en ze zelf maar het initiatief moet nemen.” “Als je dat maar uit je hoofd laat.” Ik zwaaide hem goedendag en toen ik naar huis reed vroeg ik me af waar ik in hemelsnaam aan begonnen was en probeerde te bedenken waar professor Bos me voor nodig had. Avondland, hoe verzonnen ze het. Gezien vanuit het oosten gaat de zon in Europa onder, en daarom werd door de volkeren in Azië die naam aan ons continent gegeven. Ons oude Europa met zijn cultuur, de verlichting en zijn morele waarden zoals de prof uitlegde.

67


Europa ging eeuwenlang de wereld voor op weg naar de universele mensenrechten, vrijheid van godsdienst, vrije meningsuiting en een vrije markt. En dat wilden ze weer in oude glorie herstellen? De Avondland-groep, oeverloos discuterend, leek wel op een kudde makke schapen. Blaten, maar weinig wol. Als een verweesde kudde die de weg is kwijtgeraakt, ouderloos en verlaten. Voor hen was de zon al lang onder gegaan.

68


9 Het gezicht van Lieke van Rooijen stond op zeven dagen onweer toen ze woedend de protesterende secretaresse van de staatssecretaris voorbijliep die opstond om haar tegen te houden. De secretaresse twijfelde nog even voordat ze haar schouders ophaalde en bedacht dat ze liever een tijger aan zijn staart bij zijn prooi wegtrok dan te proberen het Hoofd van de directie Afrika in de weg te lopen. Lieke gooide de deur naar de kamer van Aziz wijd open. Hij keek verbaasd op van zijn mahoniehouten bureau en trok zijn borstelige wenkbrauwen op. Toen ze de deur achter zich sloot hoorde ze de secretaresse haar nog verontwaardigd iets naroepen. Mahmoud Aziz toonde slechts een kleine glimlach toen ze voor zijn bureau bleef staan maar wees desondanks hoffelijk op zijn bezoekersstoel. Als hij op zou staan zou je kunnen zien dat het een kleine man van middelbare leeftijd was met een beginnend buikje. Zijn gebruinde huid, donker gekruld haar - noem het in hemelsnaam geen kroeshaar - en geprononceerde neus wezen op een geboorteplek van hem of zijn voorouders ergens in de Levant. Hij had een smal zorgvuldig gecultiveerd sikje als een Arabische sheikh. Onder zijn donkere colbert droeg hij een zwart overhemd zonder boord dat tot bovenaan was dichtgeknoopt. Terwijl ze ging zitten zei ze: “Mahmoud, waarom houd je dingen voor me achter. Ik hoorde dat je al vooraf wist dat Richard van Buren zou worden opgepakt en naar Scheveningen gebracht. En vanmorgen doet het gerucht de ronde dat hij beschuldigd wordt van ondermijnende activiteiten en verhoord wordt in het Vredespaleis. Is de Raad voor de Veiligheid soms op de hoogte dat er een Avondlandgroep bestaat? Jij bent toch lid van de Raad, je neemt aan alle vergaderingen deel, ik dacht dat we elkaar op de hoogte zouden houden. Wat weet jij dat ik niet weet?�

69


Ze hoorde zichzelf en haar ononderbroken stroom woorden maar kon zich niet inhouden en moest daarna diep ademhalen. “Rustig, rustig Lieke”. Hij hief zijn handen in een verontschuldigend gebaar en spreidde de dikke vingers waaraan een aantal ringen schitterden. “Ik wist er van ja, maar als je nu eens kalm nadenkt had je dat zelf ook kunnen begrijpen. Richard heeft het aan zichzelf te danken, hij liep veel te veel in het oog met zijn geklets. Het was niet te vermijden dat de veiligheidsdienst er van zou horen en hem vragen wil stellen. Als ik je van elk kleinigheidje op de hoogte moet stellen en telkens contact met je zoek dan gaat dat op den duur opvallen.” Haar keurend aankijkend plooiden zijn lippen zich in een vette glimlach: “En dat willen we toch niet?” Onwillekeurig dacht ze hoe het zou zijn om een relatie met een dergelijke man te hebben. Ze huiverde inwendig. Hij keek haar met half toegeknepen ogen aan, het was of hij haar gedachten kon lezen. “Akkoord Mahmoud, we zullen onze contacten zoveel mogelijk beperken, maar het is beslist geen wissewasje als iemand van Buitenlandse Zaken wordt opgepakt. Heb je trouwens een idee of ze iets over hem weten en hoe ze dat dan aan de weet zijn gekomen? Is er soms een verklikker in de Avondlandgroep of heeft iemand anders in de Raad voor de Veiligheid geheime contacten? Ik vertrouwde eerst Richard zelf niet maar nu hij opgepakt is wordt het een ander verhaal. Blijven voor zover ik weet van de niet gepensioneerden alleen Luuk Molenaar, Jan de Winter en Thijs Warmerdam over. Tenminste van degenen die hier op Buitenlandse Zaken werken of werkten. O ja, ook nog die vrouw die op de juridische afdeling werkt.” Aziz leunde achterover in zijn leren bureaustoel, verzette het pennenbakje en zette het fotolijstje waarin zijn gelukkige en in kleurige gewaden poserende familie te zien was recht en sloeg de armen over elkaar. In tegenstelling tot de Minister

70


van Buitenlandse Zaken was de kamer van de Staatssecretaris rijkelijk gedecoreerd met allerhande kunstvoorwerpen. Geen afbeeldingen van levende wezens, die weliswaar door de Koran niet werden verboden maar omdat in andere boeken, de ahadith, meermaals wordt vermeld dat Mohammed tegen het afbeelden van mens en dier was had hij die voorzichtigheidshalve niet opgenomen in zijn collectie. Naar de smaak van Lieke leek zijn verzameling wel een kermis. “Nee, ik heb geen idee waarom ze juist hem opgehaald hebben Lieke. Ik denk dat ze niets weten maar ergens de klok hebben horen luiden. Alleen maar vermoedens, ze kunnen echt niets concreets weten. Ik hoorde overigens pas een paar uur daarvoor, aan het eind van de middag van een bron die ik niet kan noemen dat ze hem wilden spreken. Logisch dat het verhoor in het Vredespaleis wordt afgenomen, daar zetelt de Binnenlandse Veiligheid immers. De politie wordt er helemaal buiten gehouden, die mogen alleen de gewone criminaliteit behandelen. Wat is een wissewasje trouwens, is dat soms een kleinigheid?” Hij hield zijn handen plat op het bureau en wachtte niet op een antwoord. “Over een beschuldiging van ondermijnende activiteiten weet ik niets. Dat praatje strooien ze altijd rond om de mensen bang te maken en in de hoop dat als ze wat weten ze beginnen te praten. Geloof er maar niets van en laat je niet uit de tent lokken. Doe zoals ik, lach wat en leun achterover. Als je mij vraagt houdt Richard zijn mond wel en komt een dezer dagen gewoon weer binnenwandelen.” “En zo niet?” Hij hief zijn armen in een wijds gebaar. “Insjallah, of zoals jullie het zeggen Deo volente, als God het wil, dan zijn we alleen deze groep kwijt.” Hij grijnsde nu breed. “Lieke, ik denk dat Richard alleen over de vergaderingen waaraan hij zelf deelneemt iets weet. In die groep zitten geen oproerkraaiers. Van mijn en jouw vermoedens over eventueel

71


andere en verborgen bijeenkomsten weet ook hij evenals wij niets en daar moeten we achter zien te komen. En de namen van hun leiders. Oké?” “Daar zullen we dan maar op vertrouwen.” Ze hoopte dat er van haar gezicht niets af te lezen viel en vervolgde. “Ik heb Alex van Heert verteld dat er dinsdag om tien uur een afspraak met je geregeld is.” “Ja oké,” herhaalde hij. Voor ze opstond en vertrok gooide ze nog even een visje uit. “Mahmoud nog even over het onderzoek waarvoor je Alex van Heert hebt teruggeroepen. Heeft dat betrekking op mijn afdeling of over mijn projecten in het veld? Of wil je hem soms bij deze zaak betrekken? Je weet niet eens of hij dat wel wil en hij kan best koppig zijn. Het is een ongewone man met eigen ideeën.” Mahmoud Aziz boog zich naar voren, de blik in zijn ogen verhardde zich en er gleed een schaduw over zijn gezicht. “Dat wil je niet weten Lieke.” Hij beëindigde het onderhoud, wuifde haar weg alsof ze een lastige vlieg was, keek haar na toen ze de deur uitliep en mompelde nog wat in zichzelf.

72


10 Ik begon het weekend door op zaterdagochtend 1 oktober zeer tegen mijn zin naar een evenement te gaan waarvan ik had gezworen mijn gezicht daar nooit te laten zien. De geselingen op het Binnenhof, de wekelijkse openbare tuchtigingen die overtreders van de wet bestraffen en toekomstige overtreders ervan moesten weerhouden het verkeerde pad op te gaan. Hoewel ik geen deskundige ben wist ik wel dat sharia het Arabische woord is voor de islamitische wet ofwel de wet van God, die letterlijk betekent: ‘de weg naar de bron’. Terwijl bij ons lijfstraffen zoals brandmerken, zweepslagen met de bullepees, spitsroeden lopen of het aan de schandpaal nagelen al eeuwen tot het verleden behoren worden straffen volgens de islamitische wetten nog steeds opgelegd en uitgevoerd. Wat ik me nog herinnerde van de colleges van professor Bos is dat die wetten afgeleid worden van vier bronnen: • De Koran, • De Hadith - woorden en daden van Mohammed, • Al-Qiyas - uitspraken van islamitische juristen, en • Idmja of Ijma - overeenstemming en uitleg door een meerderheid van islamitische geleerden. O ja, dan is er nog het begrip haram dat verboden of onrein betekent, het doen wordt bestraft en het nalaten beloond. Het tegenovergestelde, rein of toegestaan wordt aangeduid met halal. Richard was al een paar dagen spoorloos en ik was bang dat hij zich tussen de gestraften bevond die vanuit de gevangenis in Scheveningen werden overgebracht naar het Binnenhof om daar om een of andere reden te worden mishandeld. Na de geseling of stokslagen mochten sommigen door hun familie worden meegenomen naar huis. Mocht hij er bij zijn dan kon ik hem opvangen, zijn gezin zat immers in Zeeland. Ik had in mijn

73


fietstas een doos met eerste hulp bij ongelukken en een flinke rol verbandgaas en pleisters meegenomen. Het was maar goed dat ik vroeg was vertrokken want het was een heel eind fietsen. Het weer leek een stuk beter en de ochtendmist had plaatsgemaakt voor een waterig zonnetje en de temperatuur steeg tot aangename hoogte. Toen ik in het centrum kwam was het al flink druk en ik zag rijen mensen richting Binnenhof lopen. Ik fietste over de Lange Vijverberg, met over het water aan de rechterkant het Binnenhof en het torentje van de Ministerpresident, naar het begin van het Korte Voorhout waar een rij trucks van de oproerpolitie was opgesteld. Naast de groenblauwe vrachtauto’s stond een aantal soldaten zich te vervelen. Of waren het politietroepen? Ik kende het verschil niet. Ze hadden hun helmen, die waarschijnlijk nog in de vrachtwagens lagen, nog niet op maar aan hun riemen hingen lange wapenstokken. Even verderop waren de resten van de afgebrande voormalige Amerikaanse ambassade te zien die nog steeds niet waren opgeruimd. Ik zette mijn fiets goed vast met de meegenomen ketting en hangslot want ondanks de forse straffen was fietsendiefstal nog steeds een geliefde methode om aan geld te komen. Ik deed mijn rugzak met daarin de verbanddoos om en via de Korte Vijverberg baande ik me een weg langs het Mauritshuis. Op het Plein aan mijn linkerkant stond het standbeeld van Willem van Oranje op zijn hoge sokkel. Gekleed in pofbroek en met zijn kanten kraag wees hij ergens naar, een beetje schuin omhoog en het hondje aan zijn voeten keek in dezelfde richting. Zagen ze het onheil al aankomen? Toen hij in Delft vermoord werd was het hondje, dat volgens de overlevering een eerdere aanslag had voorkomen nog steeds bij hem. Het beeld van 1848 dat eerst richting Binnenhof keek werd later een kwart slag gedraaid en kijkt nu naar het zuidoosten. Misschien is het een idee om het nogmaals te draaien dan kan hij uitkijken in de richting van zijn verre nazaten in ArgentiniÍ.

74


Ik liep door de oude Grenadierspoort en de nog oudere Binnenpoort het Binnenhof op. Nou ja lopen, het was meer schuifelen en ik werd door de aangroeiende menigte achter mij voortgedreven naar het plein voor de Ridderzaal. Voor de overkapte treden naar de ingang van de Ridderzaal was een podium opgericht als voor een concert. Het gebouw met zijn aan weerszijden aangebouwde torentjes leek op iets wat ik lang geleden gezien had maar ik kon er niet direct opkomen. Mijn gedachten gingen onwillekeurig naar de executie van Johan Van Oldenbarnevelt die hier op 13 mei 1619 het schavot beklom en tegen zijn beul zei: “Maak het kort, ja maak het kort�, en vervolgens werd onthoofd. De gevels van het Binnenhof hadden in de loop der eeuwen de geschiedenis aan zich voorbij zien trekken en die was niet altijd even aangenaam. Zo is ook de moord op de gebroeders de Witt in 1672 geen vrolijke historie. Cornelis de Witt en zijn broer Johan, die bij hem op bezoek was werden uit de gevangenenpoort gesleurd en gelyncht. In een verslag van een tijdgenoot is over die beschamende gebeurtenis het volgende te lezen: ...de lijken werden vervolgens ontkleed, ondersteboven opgehangen aan de wipgalg en opengereten. Tenen, vingers, duimen, oren, neuzen, lippen, tongen en handen werden afgesneden en de lijken werden door het gepeupel met vuisten geslagen. De ingewanden werden uit de lichamen gehaald en door de omstanders opgegeten of aan honden te eten gegeven. Ook werden de lichamen gecastreerd, de harten eruit gesneden en nog jaren in potten met terpentijnolie tentoongesteld... Evenals mijn grootvader heb ik veel interesse voor geschiedenis en toen ik op het Binnenhof om mij heen keek was het alsof de tijd had stilgestaan. Wat daar gebeurde kon zo in de donkere annalen van de historie worden bijgeschreven. Ik zag alleen vrolijke en

75


opgewekte gezichten alsof het een feestuitje betrof, een bezoek aan het circus of de dierentuin. Rome herleefde. De meesten mannen die ik zag waren ongeschoren, droegen djellaba’s en leken me van mediterrane afkomst of uit streken die nog verder weg lagen. Snorren en baarden waren alom tegenwoordig. Ik voelde me een buitenstaander in mijn broek, overhemd en windjack en had het gevoel dat er wantrouwig naar mij met mijn kruisje werd gekeken. Er liepen ook donkerder landgenoten mee waarvan ik aannam dat zij de islam aanhingen en wiens ouders uit Afrika kwamen. Ik had ook de indruk dat maar weinig mensen uit de hogere klasse hier hun gezicht wilden laten zien. De enkele vrouwen die meeliepen werden begeleid door een man en waren gehuld in een chador die alleen het gezicht vrijliet. Toen ik de verwachtingsvolle mensenmenigte overzag overviel me een gevoel van hulpeloosheid. Rond het podium was een ruimte vrijgehouden waar een groepje mensen treurig en verstard voor zich uit stond te kijken. Zij stonden dicht op elkaar alsof saamhorigheid hen beschutting bood. Sommigen hielden hun gezicht verborgen alsof ze zich schaamden voor de misdaden van hun bekenden. Dat waren vast de familieleden die de getuchtigden na afloop mee naar huis mochten nemen. Len de vrouw van Richard was er inderdaad niet bij. Er ging een voelbare siddering door de menigte toen geÍscorteerd door twee grote zwarte Mercedessen een legergroene vrachtwagen met een open laadbak door de Hofpoort van het Buitenhof het plein op kwamen rijden. Ze stuurden door de smalle strook die was vrijgehouden tot vlak voor het podium. Bewaakt door een aantal militairen stonden op de vrachtwagen vijf mannen in oranje kleding en een kap over het hoofd waardoor hun gezichten nauwelijks te zien waren. De vijf werden van de vrachtwagen gehaald en het podium op gedreven. Het ging er niet zachtzinnig aan toe. De kappen werden verwijderd en ik zag hun gezichten vertekend door angst

76


toen ze de bok zagen waar ze direct daarna op zouden worden vastgebonden. Vier van hen leken me nog jong en toen de kap van de vijfde man werd verwijderd hield ik van schrik mijn adem in toen ik het rossige haar van Richard herkende. Hij was bijna onherkenbaar. Zijn gezicht vertoonde sporen van vuistslagen of erger. Zijn oogleden waren gezwollen. Hij wankelde en kon bijna niet meer op zijn benen staan. Uit de eerste Mercedes waren twee militairen gestapt, hoge militairen gezien hun strepen en uniformen die rijk gedecoreerd waren met medailles. Uit de tweede kwam een geestelijke die zich duidelijk bewust was van zijn gezag. Hij was gehuld in een eenvoudige donkere kaftan en had een witte muts of tulband op. Zijn gezicht was mager, zijn mond was een rechte streep in de zwarte scherp getrimde baard. Zijn donkere ogen dwaalden over de menigte die plotseling stil werd en de adem leek in te houden. Een man naast mij fluisterde ‘uğursuz’ en toen ik hem vragend aankeek en mijn wenkbrauwen ophaalde zei hij zachtjes, dat is Turks en dat betekent ‘de griezelige’. Ik begreep heel goed waarom hij de man als sinister of onheilspellend omschreef. De geestelijke die wel een imam moest zijn wenkte één van de militairen die van de vrachtwagen waren gekomen en zich voor het podium hadden opgesteld en ging met hem het trapje op terwijl hij de zoom van zijn kaftan hoog optilde. Er verkrampte iets in mijn borst en mijn hartslag versnelde toen de eerste jongen van zijn bovenkleding werd ontdaan en op de bok werd vastgebonden. De imam wendde zich tot het publiek en vertelde hen over de misdaad die de jongen had gepleegd en de straf die hij daarvoor kreeg. Eenvoudige geweldpleging was het, en de straf was relatief mild, twintig stokslagen. Hij zei met zachte zoetgevooisde toon in de microfoon dat dit een lering was voor allen om zich aan de geboden te houden. Het werd stil toen hij sprak. Zijn donkere smeulende ogen dwaalden over de menigte, versterkt door de luidsprekers echoden zijn woorden over het plein

77


De jongen huilde zachtjes toen de militair met de stok op hem toeliep en hem met een zwaai de eerste slag toediende. Hij schreeuwde het uit van schrik en pijn en een rode striem tekende zich af op zijn blote rug. De slagen kwamen beheerst de een na de ander en het leek mij alsof de soldaat zich wat inhield. Een van de hoge militairen liep op een wenk van de imam op de militair met de stok toe en fluisterde hem iets in het oor. De laatste slagen waren fel en hard en de jongen schreeuwde nog harder van pijn en angst. Maar het was gelukkig voorbij en de knaap werd snikkend losgemaakt en het podium afgeduwd in de armen van zijn familie. De menigte die door een groot aantal beveiligingscamera’s, welke rusteloos ronddraaiden in de gaten werd gehouden, vermaakte zich uitstekend. De oproerpolitie liet zich hier niet zien, vermoedelijk om de massa niet te provoceren. Hier en daar werd boven het geroezemoes uit zelfs gelachen. Een andere soldaat werd het podium opgeroepen en de volgende jongeman kwam aan de beurt. Het publiek joelde toen ze zagen dat de broek van de jongen aan de voorkant en tussen de benen donker kleurde. Hetzelfde ritueel volgde en ik moest mijn blik afwenden. Bij de vierde man begon het publiek luid te joelen toen ze hoorden wat de imam hen te vertellen had. Ik zag dat een paar krijsende vrouwen de tong in de mond snel heen en weer bewogen wat hun gillen een door merg en been gaande vibrerende klank gaf. Ik had niet goed verstaan wat de imam zei en vroeg het aan mijn buurman. Een verkrachter zei hij minachtend. De man kreeg dertig stokslagen die zijn rug tot bloedens toe verminkten. De massa juichte nog harder, ik werd misselijk en probeerde weer de andere kant op te kijken hoewel mijn ogen telkens als gebiologeerd naar het podium werden getrokken. De mens is een vreemd dier. Zelfs als hij een afkeer heeft van de meest vreselijke ongelukken kan hij het toch niet laten om er naar te kijken. Ik vond het zelfs in de verlatenheid van de binnenlanden in Midden-

78


en Zuid-Amerika altijd verrassend om te zien hoe snel na een auto-ongeval een mensenmenigte zich verzamelde om zich te vergapen aan het verminkte lichaam van een medemens. Is mogelijk het besef dat je zelf nog tijd van leven hebt het motief? De hel brak pas goed los toen Richard als laatste aan de beurt was. De imam vertelde dat hij een verrader was, een christen, een hond, en een vijand van de islam. Daarvoor zou hij vijftig stokslagen krijgen. Richard keek verwilderd om zich heen en verzette zich vergeefs toen hij op de bok werd gebonden. Het publiek begon te schreeuwen en verschillende mensen schudden met hun vuisten richting podium. Enkelen leken wel buiten zinnen te raken, ik zag opengesperde monden en het wit van ogen die zich verdraaiden. De laatste militair die naar boven werd gehaald was een grote kerel. Hij was kaal en toen hij zijn hemd uit deed zag ik dat hij geheel haarloos was en zijn gebruinde huid met olie had ingesmeerd. Het publiek begon te juichen. “Mohammed El Hoesseini, Mohammed El Hoesseini!!” Hij was onmiskenbaar al langer een attractie voor dit gretige publiek. Hij keurde de menigte geen blik waardig maar rolde met zijn spierballen voordat hij de lat eenmaal als proef door de lucht liet zwiepen. Daarna sloeg hij toe. Richard schokte van pijn maar schreeuwde niet, hij beet zijn tanden vast op elkaar en ik zag de spieren van zijn kaken heftig trekken. Bij de achtste slag hield hij het niet meer uit en gaf een lange sidderende kreet. Na nog meer slagen begon hij te gillen wat me door merg en been ging. Zijn rug kleurde rood, zijn hoofd schudde wild van links naar rechts en het kwijl droop in lange slierten uit zijn mond en neus. Het publiek werd wild en juichte luid. Een vrouw met een hoge schelle stem begon Allah aan te roepen. “La ilaha illallah”.

79


De mensenmassa nam de kreet over die donderend over het plein rolde en van de gevels van de eeuwenoude gebouwen terug kaatste: “Er is geen God dan Allah”. Een ondefinieerbare geur van zweet en opwinding hing in de lucht. De menigte schreeuwde eensgezind, de armen gingen in extase omhoog terwijl de geseling doorging. De hysterie van de massa was onbeschrijfelijk, maakte me bang, ik kon hem ruiken. Ja, er bestond zeker een god, een wraakzuchtige god, een god die brulde door al die kelen. Ik vroeg me af wat dezelfde mensen dachten als ze vandaag thuis kwamen en hun vrouw kusten? Wat verzonnen ze als ze hun kinderen naar bed brachten en nog een verhaaltje voorlazen? Wat overwogen ze als ze ’s nachts wakker werden? Eindelijk was het voorbij, het geluid ebde langzaam weg en de toeschouwers werden rustiger. Richard was gedurende de geseling gelukkig buiten kennis geraakt. Ik voelde de tranen over mijn wangen stromen en de man naast me vroeg wantrouwig of ik de veroordeelde kende. Ik voelde me Petrus toen ik zei dat ik de man niet kende en schaamde me. Ik vermande me. De haan hoefde voor mij niet voor de tweede of de derde keer te kraaien want ik begon me tussen het publiek door te worstelen in de richting van het podium om Richard op te vangen. Ik had nog geen twee stappen gezet toen ik bij mijn elleboog werd gepakt. “Niet doen.” En voordat ik om kon kijken: “Voor je kijken, kom mee.” Een paar mensen draaiden hun hoofd om en bestudeerden ons wantrouwig toen ik door Luuk, wiens stem ik inmiddels had herkend, naar de uitgang van het plein werd geduwd. Onder de Hofpoort doorgaande zag ik omkijkend nog net dat Richard bewusteloos in de vrachtwagen werd gesmeten en weer meegenomen naar Scheveningen. “Als de bliksem wegwezen,” gromde Luuk en duwde me richting Vijverberg en ging zelf de andere kant op.

80


Mijn lust om de rest van de dag huurhuizen te gaan bekijken was vergaan en ik fietste volkomen in de war terug naar huis. Onderweg passeerde ik groepjes napratende toeschouwers van de geselingen. Het liefst had ik ze op zijn minst de les gelezen maar mijn gezonde verstand en de vermaningen van Luuk weerhielden me. De eerste strofen van het gedicht dat Vondel veertig jaar na de executie van Van Oldebarnevelt schreef schoten me ineens te binnen: Myn wensch behoede u onverrot, O stock en stut, die, geen’ verrader, Maer ‘s vrydoms stut en Hollants Vader Gestut hebt op dat wreet schavot; Ik was wel in de war maar niet zoveel dat ik me niet begon af te vragen waar Luuk ineens vandaan was gekomen. Het was wel heel merkwaardig als hij mij daar toevallig had zien staan. Hij moest me wel zijn gevolgd en hij wist ook waar ik mijn fiets had staan toen hij me richting Vijverberg duwde. Waarom was hij mijn gangen nagegaan? Toen ik mijn fiets het halletje onder aan de trap naar mijn appartement binnenduwde wist ik plotseling ook waar de Ridderzaal me aan deed denken. Aan de Discovery, het ruimtevaartuig waarin vroeger astronauten naar het internationale ruimtestation werden getransporteerd. Op foto’s uit die tijd zag je aan weerszijden van de raket de smalle draagraketten, die op de torentjes van de Ridderzaal leken, en op zijn rug de shuttle die de terugkerende astronauten weer naar de aarde bracht. Nadat de laatste Russische pendelraket, die de Discovery opvolgde, kort na de lancering was geëxplodeerd was er geen geld en animo meer om een andere te bouwen afgezien van het feit dat het maanden zo niet jaren zou duren voor er een nieuw ontwerp was gemaakt.

81


De ontzielde lichamen van de zes, nu al weer tientallen jaren geleden in het ruimtestation van honger of zuurstofgebrek gestorven ruimtevaarders draaien nog steeds boven onze hoofden hun eeuwigdurende rondjes van 90 minuten. Het station is onbereikbaar maar blijft definitief industrieel erfgoed dat als een monument van vernuft getuigt van een vervlogen beschaving op de toppen van zijn kunnen. Zoals eerder Rome en het Romeinse Rijk raakt ook onze maatschappij in verval, maar het ruimtestation is een onvergankelijk gedenkteken dat laat zien tot hoever wij eens waren gekomen.

82


Lees ook de overige 26 hoofdstukken van deze spannende thriller. Verweesde kudde is verkrijgbaar als paperback en eBook bij alle online boekwinkels.

Voor meer informatie: www.vandorp.net


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.