De mond, spiegel van gezondheid - inkijkexemplaar

Page 1

smaak, plezier, genot en communicatie. Maar, het tij kan snel keren. Als tandbederf, tandvleesontsteking of tandpijn de kop opsteken, wordt de mond al snel een bron van last, pijn en ongemak. Zeker bij bepaalde risicogroepen is het evenwicht tussen gezond en ziek snel verstoord, ook in de mond. De mond, spiegel van gezondheid geeft een beeld van de gezonde mond en schetst de belangrijkste afwijkingen en aandoeningen. Naast het aanreiken van preventieve maatregelen en strategieën, komt het verband tussen voeding en mondgezondheid uitgebreid aan bod. De determinanten van mondgezondheid worden beschreven en er wordt ook stilgestaan bij risico-inschatting. In het laatste deel van het boek gaat uitgebreid aandacht naar mondzorg bij bijzondere aandachtsgroepen, zoals peuters met ernstige cariësproblemen, ouderen, personen met verstandelijke, motorische en sociale beperkingen, sociaal economisch zwakkeren, medisch gecompromitteerde patiënten, enzovoort. Het verband tussen mondgezondheid en algemene gezondheid wordt er uitgelegd. In elk hoofdstuk geven we ten slotte praktische tips voor al wie betrokken is bij hun zorg. Dit boek wil een uitnodiging zijn voor al wie een gezonde interesse heeft in mondgezondheid en mondgezondheidspromotie. Hierdoor is het boek niet alleen boeiend voor artsen en tandartsen, maar ook voor verpleegkundigen, logopedisten, opvoeders en verzorgenden.

Luc Martens is gewoon hoogleraar bij de Vakgroep Tandheelkunde van UGent. Hij doceert Kindertandheelkunde en Preventieve Tandheelkunde en is sinds 25 jaar betrokken bij de Vlaamse adviezen betreffende mondgezondheid. Binnen zijn onderzoeksgroep alsook binnen zijn afdeling Kindertandheelkunde en Bijzondere Tandheelkunde van het UZ Gent wordt ruim aandacht besteed aan de prevalentie, etiologie en preventie van tandheelkundige aandoeningen bij personen met beperkingen en/of complexe medische condities. Dominique Declerck is hoogleraar aan het Departement Tandheelkunde, Mondziekten en Kaakchirurgie van de K.U.Leuven. Zij doceert het vak preventieve mondzorg en was wetenschappelijk raadgever bij de ontwikkeling van verschillende adviezen met betrekking tot het behoud van mondgezondheid. Zowel op vlak van onderzoek als klinische activiteit gaat haar interesse naar bijzondere aandachtsgroepen op vlak van mondgezondheid: jonge kinderen met uitgebreid tandbederf en personen met verstandelijke en/of fysische beperkingen of medische problemen. Roos Leroy is wetenschappelijk coördinator van het project “Tandje de Voorste”, een project ter bevordering van de mondgezondheid bij jonge kinderen en hun ouders (K.U.Leuven). Verder werkt ze aan de ontwikkeling en implementatie van de Standaard Mondgezondheid voor de Centra voor Leerlingenbegeleiding (Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging Jeugdgezondheidszorg) en als praktijkassistent bij het Centrum Bijzondere Tandheelkunde (UGent). Ze is tandarts-parodontoloog in twee groepspraktijken. Jackie Vanobbergen is docent bij de Vakgroep Tandheelkunde van UGent. Hij doceert Maatschappelijke Tandheelkunde en is sinds 1980 betrokken bij de ontwikkeling en verspreiding van de adviezen met betrekking tot mondgezondheid. In een geest van multidisciplinaire benadering van gezondheid wordt binnen zijn onderzoeksgroep veel aandacht besteed aan het identificeren van hoog risicogroepen en het ontwikkelen van collectieve preventie, gezondheidspromotie en zorgverlening voor deze groepen.

9

789033 473982

De mond, spiegel van gezondheid I Luc Martens, Dominique Declerck, Roos Leroy en Jackie Vanobbergen (red.)

We proeven, geeuwen, drinken, praten, eten, lachen en zoenen met onze mond. De mond, een bron van

De mond, spiegel van gezondheid Bijzondere aandachtsgroepen Luc Martens, Dominique Declerck, Roos Leroy en Jackie Vanobbergen (red.)


D E M O N D H O LTE

1.1 Het verhemelte

Het verhemelte heeft zowel in transversale (links-rechts) als in sagittale (voor-achterwaarts) zin een concave vorm. Het harde verhemelte of palatum durum, dat ondersteund wordt door bot, gaat over in het zachte verhemelte of palatum molle, dat beweeglijker is. De achterkant van het zachte verhemelte gaat in het midden over in de uvula of huig en aan beide zijkanten in de verhemeltebogen. Het slijmvlies (ook wel mucosa genoemd) van het verhemelte is gekeratiniseerd; het is stevig aangehecht aan het onderliggende bindweefsel dat zelf aan het periost of beenvlies is bevestigd. Het verhemelteslijmvlies bevat verschillende kleine speekselklieren.

1.2 De tong

De tong is een gespierd orgaan dat bedekt is met slijmvlies. De tong is van essentieel belang bij het spreken, kauwen, smaken en slikken. De tong hangt onderaan vast met een tongriempje. Op de dorsale zijde is een V-vormige groeve, sulcus terminalis, waarvan de punt naar achter gericht is en die eindigt in een indeuking, het foramen caecum. Op de tongrug vindt men verschillende papillen; de smaakknoppen bevinden zich in groten getale in de zijwanden van de papillae vallatae, minder in de papillae fungiformes en in de papillae foliatae. Verder liggen er nog afzonderlijke smaakknoppen in het zachte verhemelte, in de achterste keelwand en bij het strotklepje.

1.3 De omslagplooi en het tandvlees

De omslagplooi van de mond is de ruimte tussen de gebitsbogen enerzijds en de lippen en wangen anderzijds. Ze is bekleed met een slijmvlies, waarin zich een groot aantal kleine speekselklieren bevindt. Zowel in de bovenkaak als in de onderkaak vormt het slijmvlies een plooi die het lipbandje (frenulum labii) wordt genoemd; het is meer uitgesproken ter hoogte van de bovenlip en loopt soms door tot in de papil tussen de twee centrale snijtanden. Naar de tanden toe gaat het slijmvlies van de omslagplooi over in het tandvlees (de gingiva). De gingiva is dikker en gekeratiniseerd. De gingiva is niet langer vrij maar is aangehecht aan het periosteum. Het driehoekig stukje tandvlees dat de ruimte tussen twee tanden (de interdentale ruimte) opvult, wordt papil genoemd.

1.4 De speekselklieren

De mondholte wordt voortdurend vochtig gehouden door de productie van speeksel en in mindere mate door de productie van sulcusvloeistof (dit is de vloeistof die wordt afgescheiden in de zone tussen tand en tandvlees). Het speeksel is afkomstig van de parotis (ook wel: oorspeekselklier) en van de submandibulaire, sublinguale en verschillende kleinere speekselklieren. De aanwezigheid van voldoende speeksel

14


A F WI J K I N G E N E N A A N D O E N I N G E N

pactie; concreet kan het onder andere gaan om plaatsgebrek in de tandboog, een overtollige tand, een odontogene tumor, een cyste of een abnormale inclinatie van de tand zelf. Impactie wordt het vaakst gezien bij de verstandskiezen, gevolgd door de hoektanden in de bovenkaak.

Figuur 3.2. Impactie van de hoektand links in de onderkaak. De contralaterale tand (hoektand rechts) heeft wel al zijn definitieve plaats in de tandboog ingenomen. Op deze panoramische röntgenopname is verder te zien dat beide hoektanden in de bovenkaak nog volop bezig zijn aan hun doorbraakproces. 1.2.2 Retentie

Wanneer het doorbraakproces van een tand zonder duidelijk aantoonbare fysieke barrière in de kaak zelf gestopt wordt, is er sprake van primaire retentie. Bij secundaire retentie stopt de doorbraak nadat de tand al deels in de mond is verschenen; vaak is dat te wijten aan ankylose (dat is de versmelting van het wortelcement met het alveolair bot, met verdwijning van het parodontaal ligament). Zowel bij impactie als bij retentie is een vroege diagnose belangrijk voor een efficiënte behandeling. Regelmatige gebitscontroles tijdens het wisselproces laten de (kinder)tandarts toe om de wisseling van de tanden accuraat op te volgen. 1.3 Boventallige tanden – Hyper(o)dontie

Soms komt het voor dat er een extra tand is; dat is dan vaak een snijtand. Boventallige elementen komen in het definitief gebit voor bij 0,5 tot 3% van de bevolking; in

Figuur 3.3. Mesiodens – Het klinisch beeld toont een diasteem tussen de centrale snijtanden. Op de röntgenopname is te zien dat er een mesiodens aanwezig is tussen beide snijtanden.

38


A F WI J K I N G E N E N A A N D O E N I N G E N

1.

Definitie

De term cariës (tandbederf) wordt gebruikt om een lokale beschadiging en/of verlies van tandmateriaal te beschrijven. De schade is het gevolg van reacties, veroorzaakt door bacteriële activiteit, die plaatsvinden in de laag tandplaque die het tandoppervlak bedekt.

2.

Etiologie en pathogenese

2.1 Cariës (tandbederf): een multifactoriële en complexe aandoening

Cariës moet gezien worden als een overdraagbare en infectieuze bacteriële aandoening die verband houdt met: de aanwezigheid van micro-organismen die cariës kunnen veroorzaken zoals Streptococcus mutans, Streptococcus sobrinus, lactobacillen en actinomyces; fermenteerbare carbohydraten (bijvoorbeeld suikers) in de voeding, meer bepaald wanneer ze frequent worden ingenomen; vatbare tanden, zoals bijvoorbeeld kort na doorbraak; tijd. In een eenvoudig model kon het ontstaan van cariës dan ook schematisch voorgesteld worden zoals in figuur 8.1.

Tandoppervlak Dieet

Cariës

Tijd Mondflora

Figuur 8.1. Eenvoudig model voor het cariësproces.

94


B A S I S P R E V E N TI E I N D E M O N D ZO RG

Een kleine en smalle borstelkop met afgeronde hoeken geniet de voorkeur, omdat daarmee gemakkelijker alle plaatsen in de mond kunnen bereikt worden. De vorm van de steel is niet echt van groot belang. Belangrijk is dat de tandenborstel gemakkelijk in de hand ligt. Bij kindertandenborstels kan een langere steel handig zijn om de ouders of verzorgers te laten na- of voorpoetsen. Bij mensen met een beperking kan het nuttig zijn de steel individueel aan te passen (zie hoofdstuk 32).

4.1.2 Poetsmethoden

In de tandheelkundige literatuur worden een aantal borstelmethoden voor manueel poetsen beschreven (dit is niet elektrisch). Jonge kinderen tot ongeveer 10 jaar kunnen de tanden het best schrobben door middel van voor- en achterwaartse bewegingen met de tandenborstel. Men spreekt van de ‘schrobmethode’ (zie bovenste deel van figuur 12.1). Bij deze methode plaatst men de borstel onder een hoek van 45° naar het tandvlees. De toppen van de haren zet men schuin op de overgang van tand naar tandvlees. Zo komen deze haartjes tussen de tand en het tandvlees en wordt die zone ook goed gereinigd. Vervolgens maakt men zeer kleine heen-en-weergaande, vibrerende bewegingen. Nadat de buccale en linguale vlakken gepoetst zijn, reinigt men ook de occlusale vlakken (de kauwvlakken) met heen-en-weergaande schrobbewegingen.

Poet ing vanaf 1 -12 jaar sb 0 eweg

Figuur 12.1. Methoden voor manueel poetsen (naar VWGT, Vlaamse Werkgroep voor Gezonde Tanden).

146


VOEDING

Samenvattend kunnen we stellen dat we te veel vetten en suiker eten en te weinig zetmeel en voedingsvezels. Vooral de te hoge suikerinname heeft implicaties voor de mondgezondheid.

2.2 Basisprincipes van een gezonde voeding

Bondig gesteld kan men als voedingsadvies formuleren: eet gevarieerd, met mate en evenwichtig. Extra aandachtspunten zijn: de beperking van (verzadigde) vetten, voldoende inname van voedingsvezels en vitamines (vitamine C, ß-caroteen en vitamine E). Vooral de consumptie van voedingsmiddelen als bruin en volkoren brood, aardappelen, groenten en fruit kan hieraan tegemoetkomen. Dit voedingsadvies past in een levenswijze met voldoende beweging. Een handig hulpmiddel om de voorwaarden van een gezonde voeding voor te stellen is de ‘Actieve Voedingsdriehoek’ die ontwikkeld werd door het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGeZ) (zie figuur 13.1). Deze figuur geeft weer wat je dagelijks zou moeten eten en hoeveel beweging je moet nemen. In de actieve voedingsdriehoek worden de aanbevolen voedingsmiddelen

Figuur 13.1. De actieve voedingsdriehoek (Vlaams Instituut Gezondheidspromotie en Ziektepreventie).

161


B I J Z O N D E R E A A N D A C H TS G R O E P E N

motorisch, cognitief, emotioneel en sociaal. Ook de taal- en spraakontwikkeling en de prikkel- en informatieverwerking kunnen gestoord zijn. Het is belangrijk deze groep van personen te ‘herkennen’ als een groep met psychosociale beperkingen (en dus niet noodzakelijk met een verstandelijke beperking, hoewel dit wel samen voorkomt). Waar men vroeger al te gemakkelijk over ‘autisme’ sprak, wordt vandaag eerder over het ‘autismespectrum’ gesproken, waarin verschillende stoornissen worden gecatalogeerd waarbij autistisch gedrag kan voorkomen (zie figuur 31.1).

RETT

ASPERGER

FRAGIEL X SYNDROOM?

AUTISME PDD-NOS

SYNDROOM VAN HELLER DESINTEGRATIEVE STOORNIS

Figuur 31.1. Pervasieve ontwikkelingsstoornissen.

Naast het kernautisme wordt melding gemaakt van het syndroom van Asperger (M/V: 4/1 8-68 op 10.000). Deze personen vertonen ook sociale beperkingen, contactstoornissen en problemen bij wederkerige interactie. Het grote verschil met autisme is echter dat er per definitie geen gebrek aan taal en intelligentie is. Meisjes met het syndroom van Rett (X-dominant, 1 op 15.000) hebben een desintegratiestoornis. Dat betekent dat ze, na een periode van normale ontwikkeling, vanaf 6-18 maanden een regressie doormaken (zie hoofdstuk 33). Het syndroom van Heller (M/V: 4/1, 1 op 100.000) is eveneens een desintegratiesyndroom dat pas vanaf 2 jaar optreedt. Personen met een niet eerder beschreven pervasieve stoornis (PDD-NOS: pervasive developmental disorder not otherwise specified, M/V:8-18 op 10.000) hebben een absolute contactstoornis. Verder kunnen speciale denkpatronen voorkomen alsook schizofrenie. Verschillende genetische afwijkingen werden gevonden in associatie met autisme, in het bijzonder het fragiel X-syndroom. De associatie van autisme en dit syndroom is hoger dan bij toeval kan worden verwacht. De gemeenschappelijke symptomen bij elk van deze stoornissen zijn: beperkingen in wederkerige interactie en in (non)verbale communicatie;

374


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.