realiseren samen dagelijks boeiende leerprocessen. Deze unieke leerbedrijvigheid wordt vaak doorkruist door uiteenlopende vormen van probleemgedrag, zoals pesten, agressie, maar ook naar binnen gekeerd probleemgedrag zoals automutilatie, anorexie en zelfmoordneigingen. Hier duikt ‘preventie’ op; beter voorkomen dan genezen. In dit kader kan het boek gesitueerd worden. Na een schets van probleemgedrag in het onderwijs wordt dieper ingegaan op de achtergronden en cijfers. Vervolgens wordt het model van de preventiepiramide beschreven. Het is een model voor integrale preventie dat orde schept in het complexe preventielandschap en dat bijdraagt tot de ontwikkeling van een positief preventiebeleid op school. De preventiepiramide is een instrument dat door criminologisch onderzoek stevig onderbouwd is en een brede spreiding kent in diverse preventiedomeinen. Een lange reeks concrete preventiemaatregelen wordt kort beschreven en gesitueerd binnen de piramide. Het boek vormt in die zin een unieke combinatie van een transparant en goed werkbaar kader zoals de praktijk dit uitwijst, tegen een stevige theoretische achtergrond enerzijds en een rijke illustratie aan voorbeelden anderzijds. Deze voorbeelden nodigen de lezer uit creatief aan de slag te gaan rond preventie
Johan Deklerck is doctor in de criminologische wetenschappen en verbonden aan het Leuvens Instituut voor Criminologie, K.U.Leuven. Hij bouwde een expertise op rond fundamentele criminologische theorievorming, preventie en veiligheid, jeugddelinquentie, restorative justice, bemiddeling, herstel na ernstige misdrijven en probleemgedrag en onderwijs. Daarnaast is hij verbonden aan de ‘Master Européen en Médiation’, Institut Universitaire K. Boesch, Sion, Zwitserland, en de Master en Médiation, Université du Luxembourg.
Kees van Overveld is coördinator van het Expertisecentrum Gedrag van het Seminarium voor Orthopedagogiek (Hogeschool Utrecht). Hij heeft ervaring als leraar speciaal onderwijs en hogeschooldocent. In 2008 is hij aan de Universiteit Utrecht gepromoveerd op een onderzoek naar agressie bij jongens.
De preventiepiramide
op school.
Johan Deklerck m.m.v. Kees van Overveld
Scholen zijn veelal goed functionerende instellingen. Tienduizenden leerlingen en leerkrachten
De preventie piramide Preventie van probleemgedrag in het onderwijs
Johan Deklerck 9
789033 485138
m.m.v. Kees van Overveld
30
|
Probleemgedrag. Waarover gaat het?
vorm hiervan is ‘repeat victimisation’ of herhaald slachtofferschap – iemand die telkens opnieuw slachtoffer wordt in dezelfde of verschillende contexten. Het kan als een symptomatische uiting beschouwd worden van complexe sociale en psychologische processen. Longitudinaal onderzoek (Lansford e.a., 2002) en klinische ervaring leren ons dat er een verband bestaat tussen fysieke mishandeling of verwaarlozing op jonge leeftijd en delinquent gedrag tijdens de adolescentieperiode en in de volwassenheid.
Tabel 1.1.
Externaliserend versus internaliserend probleemgedrag.
Externaliserend probleemgedrag
Internaliserend probleemgedrag
– agressie
– middelenmisbruik
– geweld
– eetstoornissen
– pesten
– automutilatie
– vandalisme
– depressie
– diefstal
– suïcidaal gedrag
– brutaliteit
– zelfhaat
– liegen
– gevoelens van inferioriteit
– drukte maken
– angsten
– onrust stoken
– schoolmoeheid
– obscene gebaren
– spijbelen
– vechtpartijen
– dwangmatig of obsessief gedrag
Verder hebben we er hierboven op gewezen dat dader- en slachtofferschap nauw verweven zijn. Jongeren die zelf delicten plegen, hebben een grotere kans om zelf ooit slachtoffer van een delict te worden (Goedseels, Vettenburg & Walgrave, 2000; Smits, 2004). Dader- en slachtofferervaringen zijn vaak nauw met elkaar verweven. Zo kunnen er ketens ontstaan die (telkens) herschapen worden binnen sociale omgevingen, binnen iemands leven of zelfs door generaties heen (Böszörményi-Nagy & Spark, 1984; Böszörményi-Nagy, 1987). Een gelijkaardig voorbeeld is de cirkel van de generatie(kans)armoede, waarbij kinderen niet uit de levensomstandigheden geraken van hun ouders, die deze op hun beurt van hun ouders meekregen (Deklerck, 2005). Het is alsof iemand zo in het leven staat of functioneert dat hij of zij telkens opnieuw ‘tegen de lamp’ loopt’, hetzelfde ‘moet’ doen of tegenkomen. Dit gaat zowel op voor daders als slachtoffers. Als er sprake is van zowel internaliserend als externaliserend gedrag bij een leerling, gaat het over een ernstige problematiek. Uit bovenstaande werd duidelijk dat beide gedragingen een verschillend karakter hebben, maar dat ze nauw verweven kunnen zijn met elkaar. De problemen beginnen zich vooral duidelijk te manifesteren in de adolescentieperiode.
76
|
Leer- en leefwereld: een existentieel perspectief
Middel
Doel
Formele, heteronome levenssfeer
Informele, autonome of vernaculaire levenssfeer
• • • • •
• • • •
Informele netwerken Niet-georganiseerde samenleving Gebruikswaardeneconomie Persoonlijke, existentële levensdoelen • Ethisch sleutelbegrip: ‘vrijheid’
Instituties en professies Georganiseerde samenleving Ruilwaardeneconomie Instrumentele ondersteuning Ethisch sleutelbegrip: ‘recht’
Synergetisch evenwicht Verhouding heteronome en vernaculaire levenssfeer in een evenwichtige samenleving
Figuur 2.2. Autonome versus heteronome levenssfeer als systemische spanning.
Doel
Omkering
Middel
Formele of heteronome levenssfeer
Informele, autonome of vernaculaire levenssfeer
• • • • •
• Informele netwerken • Niet-georganiseerde samenleving • Gebruikswaardeneconomie • ‘Vrijheid’ als sleutelbegrip • Opvoeding en onderwijs: existentieel leren
Instituties en professies Georganiseerde samenleving Ruilwaardeneconomie ‘Recht’ als sleutelbegrip Opvoeding en onderwijs: instrumenteel leren
Verlies van evenwicht en synergie Omkering van ‘doel’ en ‘middelen’ in de beleving van de burger (verkeerdelijk)
Figuur 2.3. Autonome versus heteronome levenssfeer in onze samenleving: omkering.
Door de geradicaliseerde institutionele groei vanaf de tweede helft van de vorige eeuw en de hiermee samenhangende professionalisering van de verschillende levensdomeinen zijn we in onze westerse samenlevingen in een omgekeerde verhouding
150
| Toepassing in de praktijk
10. Fit in je hoofd – goed in je vel
‘Fit in je hoofd – goed in je vel’ is een campagne van de Vlaamse overheid. De campagne richt zich op 16-plussers die hun mentale veerkracht willen versterken. De website http://www.fitinjehoofd.be kwam er in 2006 in het kader van het Vlaams actieplan suïcidepreventie (2006-2010), dat hieronder wordt beschreven. De website is bedoeld om de geestelijke gezondheid actief te trainen en te verzorgen. Verder is er informatie terug te vinden over verschillende psychische klachten en tips om het mentale welzijn te verbeteren. 11.
Preventiecoaches
Preventiecoaches ondersteunen vanaf het schooljaar 2009-2010 secundaire scholen bij het uitbouwen van een geïntegreerd geestelijk gezondheidsbeleid. In 2009 investeerde de Vlaamse regering 1,1 miljoen euro voor de aanwerving van een preventiecoach binnen elke provincie (5,5 VTE). De preventiecoaches moeten alle secundaire scholen de mogelijkheid geven om een kwaliteitsvol beleid te voeren inzake geestelijke gezondheid. Het project loopt gedurende drie schooljaren en wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met de CLB’s. Het project kwam tot stand door samenwerking met actoren in het veld van welzijn en onderwijs. De geïntegreerde aanpak wordt voorgesteld in een matrix. Daarin is aandacht voor interventies op niveau van de individuele leerling, de klas, de leerkracht en de ruimere context, waaronder de ouders. De preventiecoaches zelf zijn verbonden aan de Logo’s en hebben als opdracht alle scholen in hun provincie actief te contacteren. Scholen hebben de keuze de hulp in te roepen van deze preventiecoach. De coaches werken dus alleen samen met die scholen die daarvoor kiezen. De interventies variëren in intensiteit en gaan van het verstrekken van informatie en het geven van psycho-educatie, tot het actief aanleren van sociale of andere vaardigheden en de vroege detectie en doorverwijzing van leerlingen in moeilijkheden. De scholen engageren zich tot het volgen van de matrix: zij zorgen voor een aanbod ter bevordering van de geestelijke gezondheid in hun school op elk niveau van de matrix. De scholen en hun CLB’s kunnen daarbij vrij kiezen op welke manier elke cel van de matrix wordt ingevuld. Wanneer school en CLB geen eigen partners hebben voor een aanbod in vorming of psycho-educatie kunnen zij een beroep doen op de preventiecoach voor suggesties. De preventiecoaches hebben ook als taak op vraag van scholen ondersteuning te bieden bij het opstellen van een geestelijk gezondheidsbeleid.22
22.
Voor meer informatie, zie: http://www.zorg-en-gezondheid.be/subMenuTabulation.aspx?id=18828.
178
| Een blik op het preventieveld vanuit de preventiepiramide
BASISKLIMAAT
In een laatste afzonderlijk hoofdstuk gaan we daarna in op de concrete toepassing van de preventiepiramide voor de ontwikkeling van een preventiebeleid op school. Hierbij wordt de piramide als oefen- en screeningsinstrument aangeboden.
6.1
Initiatieven op niveau 1: Algemeen leefkwaliteitsbevorderend klimaat
ALGEMENE PREVENTIE SPECIFIEKE PREVENTIE
Maatregelen op niveau 1 dragen bij tot de leefkwaliteit binnen de school. Deze maatregelen zorgen ervoor dat leerlingen, leerkrachten en ouders betrokken zijn bij het schoolgebeuren en de school als een aangename leer-, leef-, werk- en ontmoetingsplaats ervaren. Op dit niveau worden er maatregelen uitgewerkt die het welbevinden, de manier van omgaan en de goede sfeer ten goede komen. Niveau 1 is het meest fundamentele niveau. De maatregelen zijn positief georiënteerd en gericht op het bevorderen van het individuele en collectieve welzijn. De preventieve nevenwerking van deze maatregelen is niet hun prioritaire doel maar kan wel een belangrijke betekenis hebben. We spreken hier van indirecte preventie: het niveau vertrekt niet van een probleemformulering, noch geeft het een problematiserend antwoord. Maatregelen op niveau 1 beïnvloeden rechtstreeks de algemene leefkwaliteit en bieden op deze manier een draagvlak voor een meer gericht preventiebeleid op de andere actieniveaus (niveaus 2, 3 en 4). Worden deze maatregelen wel ingezet met de blik van de preventiewerker, dus met een preventief doel, dan worden zij geplaatst onder niveau 2 van de preventiepiramide. Dit betekent dat eenzelfde maatregel zowel op niveau 1 als 2 gesitueerd kan worden, afhankelijk van het uitgangspunt, het al dan niet inzetten van de maatregel met een preventief doel.
Probleem Toenemende probleemgerichtheid
CURATIEVE MAATREGELEN
4
Curatieve maatregelen
3
Specifieke preventiemaatregelen
– Oriëntatie
2
Algemene preventiemaatregelen
+ Oriëntatie
1
Algemeen leefkwaliteitsbevorderend klimaat
0
De samenleving in haar sociale, politieke en ecologische dimensie Welzijn Uiteindelijk doel: algemeen welzijn
Figuur 6.1. Niveau 1 in de preventiepiramide.