zich richt op het stellen van de diagnose en het instellen van een mono- of multidisciplinaire aanpak van patiĂŤnten met musculoskeletale letsels, met de functionele, sociale en professionele revalidatie als invalshoek. Deze nadruk op het functioneren van de mens/patiĂŤnt in de breedst mogelijke zin, geeft de fysische geneeskunde en revalide FGR-specialist gebruik van specifieke functionele testen ter ondersteuning van een nauwkeurige functionele diagnose en wordt vaak gewerkt in multidisciplinair verband met kinesitherapeuten, ergotherapeuten en andere paramedische beroepen, onder eigen coĂśrdinatie. Dit handboek tracht een inleidend overzicht te verschaffen door enkele typerende FGR-topics te behandelen, zoals de conservatieve zorg voor wervelkolomaandoeningen, de medische aspecten van oefentherapie, de functionele aanpak van sportletsels en overbelastingsletsels en de basisbegrippen van neurologische en locomotorische revalidatie. KOEN PEERS is als hoofddocent verbonden aan de faculteit Geneeskunde van de K.U.Leuven. Hij is tevens programmadirecteur van de master-na-master sportgeneeskunde, diensthoofd fysische geneeskunde en revalidatie van de UZ Leuven en hoofd sportmedisch adviescentrum van de UZ Leuven.
9
789033 471865
Musculoskeletale aandoeningen Fysische geneeskunde en revalidatie
datie een bijzondere plaats in de gezondheidszorg. Om deze taak te vervullen, maakt
K. Peers (red.)
De fysische geneeskunde en revalidatie (FGR) is een deel van de geneeskunde dat
Koen Peers (red.)
Musculoskeletale aandoeningen Fysische geneeskunde en revalidatie
B E W E G E N E N P R E V E N TI E
1.3
Fysieke activiteit en gezondheid Fysieke activiteit is een belangrijk onderdeel van een gezonde levensstijl, zowel in het dagelijkse leven als in de vrije tijd en beroepssfeer. Het belang van voldoende fysieke activiteit voor de gezondheid kan haast niet genoeg benadrukt worden, rekening houdend met de gunstige effecten op talrijke chronische algemene en musculoskeletale aandoeningen. Helaas bereikt een meerderheid van de volwassen bevolking en jeugd in onze maatschappij niet de minimale normen van fysieke activiteit, met een verhoogde morbiditeit en mortaliteit als gevolg. Vooral bij ouderen is (het onderhouden van) fysieke activiteit cruciaal in het vrijwaren van hun fysieke onafhankelijkheid in het dagelijkse leven. Levenskwaliteit is rechtstreeks gecorreleerd met de functionaliteit en mogelijkheid om een onafhankelijk leven te kunnen leiden. Bovendien wordt deze gezondheidsgerelateerde levenskwaliteit door fysieke activiteit positief beïnvloed door het psychologische welzijn te bevorderen. Fysieke inactiviteit en de sedentaire levensstijl van de algemene bevolking veroorzaken op een directe wijze een enorme belasting op de gezondheidsuitgaven van de maatschappij.
1.3.1 1.3.1.1
Definities Fysieke activiteit Fysieke activiteit doelt in de meest ruime betekenis op alle lichaamsbewegingen die resulteren in een substantiële stijging van het basale energieverbruik. Om fysieke activiteit te kunnen omschrijven en vergelijken, worden intensiteit, duur en frequentie als parameters gebruikt. De duur van een fysieke activiteit wijst op de totale hoeveelheid tijd waarin een activiteit wordt uitgevoerd. Dit kan continu zijn in één sessie of geaccumuleerd over een tijdsperiode (bijvoorbeeld: per week). De frequentie wordt gedefinieerd als het aantal keren dat een activiteit wordt uitgevoerd in een bepaalde tijdsperiode (meestal per week). De intensiteit van fysieke activiteit beschrijft het energieverbruik van een activiteit. Dit kan worden omschreven in absolute of in relatieve vorm (tabel 1.1). De absolute intensiteit wordt beschreven als verbruikte kJ/min of een veelvoud van het basale metabolisme (metabole equivalenten of MET’s). Geen activiteit of slapen krijgt op deze manier een waarde van 1.0 MET. De relatieve intensiteit kan worden uitgedrukt als percentage van de maximale aerobe capaciteit, maximale zuurstofopname of maximale hartfrequentie.
Tabel 1.1.
Relatieve en absolute intensiteit van fysieke activiteit voor een volwassen persoon. Graad van intensiteit Rust Licht Tamelijk licht Matig Zwaar Maximaal
14
Relatieve intensiteit (% VO2 max)
Absolute intensiteit (MET’s)
< 10 < 35 < 50 < 70 70-100 100
1.0 < 3.5 < 5.0 < 7.0 7.0-10.0 10.0
B E W E G E N E N P R E V E N TI E
Voordelen van dynamische oefeningen, krachtoefeningen met constante of variabele weerstand: training over de volledige bewegingsbaan; spieruithouding kan worden getraind; kan met relatief eenvoudige apparatuur; motivering door verbeterde resultaten; concentrisch en excentrisch mogelijk. Nadelen van dynamische oefeningen, krachtoefeningen met constante of variabele weerstand: maximale belasting is beperkt door het zwakste punt van de bewegingsbaan; lage niet-functionele bewegingssnelheid; letselrisico door blijvende belasting bij pijn; moeilijk standaardiseerbaar of reproduceerbaar; speciale apparatuur nodig voor variabele weerstand. 1.4.1.3.2
Isokinetische oefeningen Isokinetische oefeningen zijn dynamische oefeningen waarbij de snelheid van beweging, spierverkorting of -verlenging bepaald is en constant wordt gehouden door een toestel, de isokinetische dynamometer (zie figuur 1.3). De term â&#x20AC;&#x2DC;isokinetischâ&#x20AC;&#x2122; verwijst naar een gelijke of constante snelheid. De kracht die de spier ontwikkelt, wordt op gelijke wijze gecounterd door de isokinetische dynamometer. Een belangrijk voordeel hierbij is dat de spier over het verloop van de volledige bewegingsbaan maximale kracht kan ontwikkelen, variabel naargelang de hoekpositie van een gewricht of de kracht-lengteverhouding van de spier.
Figuur 1.3.
22
Isokinetische dynamometrie.
Hoofdstuk 4
Revalidatiegeneeskunde C. Kiekens, H. Beyens, K. Peers
4.1
Algemene begrippen Revalidatiegeneeskunde behoort tot de corebusiness van het specialisme fysische geneeskunde en revalidatie. Dit is de medische discipline die zich bezighoudt met revalidatie van vooral musculoskeletale en neurologische aandoeningen, naast bijvoorbeeld cardiorespiratoire aandoeningen, obesitas, oncologische aandoeningen, chronische pijn en chronisch vermoeidheidssyndroom. De meest gehanteerde definitie van revalidatie werd geformuleerd binnen de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en dateert al van 1969.
Revalidatie is het gecoĂśrdineerde en gecombineerde gebruik van maatregelen op medisch, sociaal, arbeidstechnisch en onderwijskundig terrein die de gehandicapte op de voor hem optimale plaats in de samenleving moet brengen.
Het medische handelen vormt bijgevolg slechts een onderdeel van het globale revalidatiegebeuren. Het revalidatieproces benadert een persoon met een fysieke of cognitieve functiestoornis eerder op een holistische wijze, volgens het ruimere biopsychosociale model, dan wel volgens het traditionele en meer reductionistische biomedische model (zie figuur 4.1). Het biopsychosociale model werd al in 1977 door de Amerikaanse psychiater George Engel geĂŻntroduceerd in een artikel in Science om aan te geven dat biologische, psychische en sociale factoren een voorbeschikkende, uitlokkende, onderhoudende of versterkende rol spelen bij psychische, sociale of lichamelijke problematiek en/of het herstel daarvan.
4.2
ICF â&#x20AC;&#x201C; International Classification of Functioning, Disability and Health De ICF (voorheen ICIDH) bestaat uit een raamwerk van classificaties die tezamen een gestandaardiseerd begrippenapparaat vormen voor het beschrijven van het
105
R E V A L ID ATI E G E N E E S KU N D E
menselijk functioneren en de problemen die daarin kunnen optreden. Dit kan vanuit drie perspectieven: het perspectief van het menselijke organisme; het perspectief van het menselijke handelen; het perspectief van de mens als deelnemer aan het maatschappelijke leven. Het traditionele geneeskundige denken kan worden geschematiseerd zoals in figuur 4.2.
Psychological
Sociological Health
Biological
Figuur 4.1.
Het biopsychosociale model (Engel, 1977).
ETIOLOGIE
Preventieve geneeskunde “voorkomen”
Figuur 4.2.
ZIEKTE AANDOENING pathologie symptomen
HERSTEL
Curatieve geneeskunde “herstellen”
Traditioneel geneeskundig model.
In de revalidatiegeneeskunde gaat het niet alleen om de groep van patiënten die door een goede behandeling volledig herstellen, maar ook – en vooral – om die patiënten die door de gevolgen van ziekte of trauma, met de daarbij horende functionele stoornis, hun algemeen menselijke vaardigheden en hun normale psychosociale functioneren hebben verloren.
106