De redactie FRANK MAES (hoofdredacteur), voorzitter van de Vereniging voor de Verenigde Naties (VVN), hoofddocent Internationaal Publiekrecht (Universiteit Gent)
JAN WOUTERS, erevoorzitter VVN, gewoon hoogleraar Internationaal Recht en Recht der Internationale Organisaties
RIA HEREMANS, voormalig hoofd van het VNInformatiecentrum voor België, Nederland, Luxemburg en de EU-instellingen SVEN BISCOP, directeur van de onderzoeksgroep ‘Europa in de wereld’ aan het Egmont Instituut en docent Europese veiligheid aan het Europacollege en de Universiteit Gent VERONIQUE JOOSTEN, medewerker FOD Buitenlandse Zaken
Sinds het einde van de Koude Oorlog zijn de politieke en economische machtsverhoudingen op wereldvlak sterk geëvolueerd. Naast de Verenigde Staten en WestEuropa eist China een steeds belangrijkere plaats op. Andere ontwikkelingslanden zoals Brazilië en India groeien uit tot economische grootmachten. De internationale handel, inclusief die van de ontwikkelingslanden, is sterk gestegen. Ook de stromen van buitenlandse directe investeringen en van private transfers van migranten naar de ontwikkelingslanden zijn fors toegenomen. De snelle groei van grote landen heeft de wereldwijde armoede doen dalen. Maar binnen die landen blijft een substantieel deel van de bevolking onder de grens van extreme armoede. Tegen die achtergrond is ook de ontwikkelingssamenwerking geëvolueerd. Ze gaat meer dan vroeger naar de armste landen en naar armoedebestrijding. In plaats van specifieke projecten te financieren, geven de officiële donoren in toenemende mate steun aan het globale beleid dat ontvangende landen voeren. Multilaterale donoren zoals de Verenigde Naties, de Wereldbank en de Europese Unie hebben eveneens hun samenwerkingsbeleid aangepast. Het boek bevat bijdragen van diverse auteurs over de veranderende internationale politieke en economische samenhang, nieuwe hulpbenaderingen, de multilaterale actoren, andere internationale financiële stromen dan ontwikkelingshulp en een gevalstudie van Zuid-Afrika. LODE BERLAGE is professor emeritus van de K.U.Leuven, waar hij ontwikkelingseconomie doceerde. ROBRECHT RENARD is gewoon hoogleraar en voorzitter van het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid en –beheer (IOB) van de Universiteit Antwerpen.
PIET WILLEMS, assistent internationaal recht (Universiteit Gent)
Dit project werd uitgevoerd met de financiële steun van de Vlaamse Regering. De Vlaamse overheid kan niet verantwoordelijk gesteld worden voor de inhoud van deze uitgave.
MET DE STEUN VAN DE VLAAMSE OVERHEID
9 789033 482342
Ontwikkelingslanden en de nieuwe wereldorde
NERI SYBESMA-KNOL, erevoorzitter VVN, emeritus hoogleraar Internationaal Recht (Vrije Universiteit Brussel)
nr. 8
WERELDVISIE Over de reeks Ontwikkelingslanden en de nieuwe wereldorde is de achtste publicatie in een reeks van toegankelijk geschreven boeken waarin de activiteiten van de Verenigde Naties in ruime zin kritisch in kaart worden gebracht. De thema’s die in deze reeks aan bod komen zijn wereldomvattend en spreken iedereen aan die met de hedendaagse maatschappij begaan is: veiligheid, terrorismebestrijding, wapenbeheersing, vredesoperaties, mensenrechten, duurzame ontwikkeling, ontwikkelingssamenwerking, wereldhandel, vluchtelingen, milieu, zee, ruimte, internationaal recht, aids, drugsbestrijding, bevolkingsproblematiek, genderproblematiek, kinderen …
(red.)
CEDRIC RYNGAERT (redactiesecretaris), hoofddocent internationaal recht Universiteit Utrecht en docent internationaal recht K.U. Leuven
WERELDVISIE
Lode Berlage en Robrecht Renard
WERELDVISIE
Ontwikkelingslanden en de nieuwe wereldorde Lode Berlage en Robrecht Renard (red.)
Bij al deze thema’s is de rode draad het belang van een geïnstitutionaliseerde samenwerking in een geglobaliseerde wereld. Om een zo breed en objectief mogelijk beeld te geven bij ieder van deze thema’s, worden bijdragen gebundeld van VN-specialisten en betrokkenen uit de academische wereld, de overheid en de niet-gouvernementele sector.
MACHT, WAARDEN EN ONDERONTWIKKELING IN DE MULTIPOLAIRE WERELD
Global Trends 2025, opgesteld door de Amerikaanse National Intelligence Council (2008), die langetermijnperspectieven uitwerkt op basis van de informatie van alle Amerikaanse inlichtingendiensten, stelt dan weer dat er sprake is van een ‘groeiend multipolair systeem’ met niet minder dan zeven grote spelers (de VS, China, de EU, India, Rusland, Japan en Brazilië). Maar de Verenigde Staten zullen, aldus de auteurs van het rapport, over twintig jaar nog wel steeds de machtigste zijn, de “first among equals” (zie figuur 2.1).
30
20
10
0 US
China
EU
India 2005
Bron:
Japan
Russia
Brazil
2025
Global Trends 2025.
Figuur 2.1.
Evolutie van de ‘nationale macht’ als procent van mondiale macht (2005-2025).
Het is opmerkelijk dat uitgerekend de Amerikaanse inlichtingendiensten de EU als een (toekomstige) grootmacht beschouwen. Wie enkel staten in de strikte betekenis van het woord ziet als hoofdrolspelers in de wereldpolitiek en het streven naar (militaire) macht als de belangrijkste dynamiek, sluit uit dat de EU ooit een grootmacht kan worden. Het spreekt voor zich dat, als men de EU schrapt van het lijstje van grootmachten, de wereldorde er heel anders uitziet, aangezien individuele EU-landen als Frankrijk of Groot-Brittannië (de grootste militaire Europese machten) op demografisch, territoriaal of economisch vlak onmogelijk hetzelfde gewicht in de schaal kunnen leggen als de Verenigde Staten of China. Beschouwt men de EU niet als grootmacht, dan is de relatieve dominantie van de Verenigde Staten (en China) veel groter, en kan men concluderen dat het internationale systeem over twintig jaar wellicht door de Verenigde Staten en China zal worden gedomineerd. 23
MACHT, WAARDEN EN ONDERONTWIKKELING IN DE MULTIPOLAIRE WERELD
Anno 2010 kunnen we nog steeds gewagen van een bipolaire economische wereldorde, met de Verenigde Staten en de Europese Unie als de sterkhouders. Afhankelijk van de berekeningswijze vertegenwoordigt de trans-Atlantische economie 40 à 45 procent van de wereldeconomie. Meer dan de helft van de wereldimport en -export, alsook van de buitenlandse directe investeringen, is afkomstig uit deze zone. Meer dan 60 procent van de persoonlijke consumptie situeert zich hier (Quinlan, 2009). Vandaag bepaalt deze trans-Atlantische relatie nog steeds in grote mate de mondiale economische agenda, en dit op alle mogelijke vlakken. Geen van beide economische grootmachten kan een beslissing doorduwen zonder de instemming van de ander. Dat bleek overduidelijk uit de mislukking van de onderhandelingen over de verdere liberalisering van de wereldhandel in het kader van de Wereldhandelsorganisatie te Seattle in december 1999: de fundamentele onenigheid tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten was de basisoorzaak van het afspringen ervan.
Naar een postwesterse economische orde Maar deze bilaterale dominantie is snel aan het verdwijnen ten voordele van een meer evenwichtige mondiale spreiding van de economische macht. De oorzaak ervan is de snelle economische opkomst van de zogenaamde ‘groeilanden’ (of ontluikende of nog opkomende landen), een verzamelnaam voor een groep voormalige communistische staten (transitielanden) en (grote) ontwikkelingslanden – een ontwikkeling die de oude tegenstelling tussen Noord en Zuid en tussen arme en rijke landen achterhaald heeft gemaakt. Wie zijn de groeilanden? Er bestaan diverse classificaties van groeilanden. Het IMF hanteert de volgende landenlijst: Argentinië, Brazilië, Bulgarije, Chili, China, Colombia, Tsjechische Republiek, Estland, Hongkong, Hongarije, India, Indonesië, Israël, Korea, Letland, Litouwen, Maleisië, Mexico, Pakistan, Peru, Filippijnen, Polen, Roemenië, Rusland, Singapore, Slovakije, Zuid-Afrika, Taiwan, Thailand, Turkije, Oekraïne, Venezuela. (IMF-lijst)
Het aandeel van de Verenigde Staten en de Europese Unie in de mondiale economie is systematisch aan het dalen. (Zie figuur 2.2) Toen het Internationaal Monetair Fonds (IMF) in 1993 een andere berekeningswijze van het bnp was gaan hanteren (op basis van ‘koopkrachtpariteit’2), was er plotsklaps het besef dat de ontwikkelings- en transitielanden instonden voor de helft van het mondiale bnp. Meer nog, de gemiddelde groeicijfers van deze groep landen liggen sinds 2000 systematisch hoger dan die van de 29
FILIP DE BEULE EN DANIËL VAN DEN BULCKE
megamarkten, platforms voor globale kostenreducties, vruchtbare bodems voor globale innovatie en springplanken voor de expansie als nieuwe concurrenten voor de westerse bedrijven. Figuur 3.2 illustreert de opmars van de uitwaartse BDI van de BRIC-landen over de periode 2000-2009 in termen van stromen en voorraden. 800
160
700
140
600
120
500
100
400
800
300
60
200
40
100
20
0
0 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Brazilië
China
India
Rusland
BRIC
Figuur 3.2. Uitwaartse directe investeringsvoorraden van Brazilië, China, India en Rusland (linkeras) en stromen (rechteras), miljarden US $, 1998-2009.
In de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw was het fenomeen van de MNO zonder meer verbonden met de ontwikkelde landen, meer bepaald de ‘triade’ bestaande uit de VS, Japan en de toenmalige ‘Europese Economische Gemeenschap’. Hoewel sinds de jaren tachtig ook MNO uit ontwikkelingslanden zich manifesteerden (Wells, 1983), is het pas sinds het midden van het eerste decennium van deze eeuw dat ze echt op het voorplan traden en in de schijnwerpers kwamen van academici, politici en zelfs van het brede publiek via de belangstelling van de media. Dat was vooral het gevolg van enkele spectaculaire overnames van gevestigde westerse bedrijven in de hoge-inkomenslanden. 60
10. TRANSFERS VAN MIGRANTEN: EEN NIEUWE BRON VAN FINANCIĂ‹LE MIDDELEN VOOR ONTWIKKELING?
Geovanna Benedictis Villacreses en Lodewijk Berlage
Het aantal mensen die leven in een ander land dan het land waar ze geboren zijn, is de laatste decennia gestadig toegenomen. In 2009 ging het naar schatting om 188 miljoen personen, 2,8 procent van de wereldbevolking. In 1965 ging het om 2,2 procent. Hoewel voor vele landen geen goede data beschikbaar zijn, lijkt het dat de immigratie in diverse wereldregio’s op een uiteenlopende wijze evolueerde. Opvallend is het gestegen aandeel van de migranten in de bevolking van West-Europa en Noord-Amerika. Maar in de lidstaten van de Gulf Cooperation Council is de immigratie nog sterker toegenomen: de immigranten maken er bijna 40 percent van de bevolking uit. Vanuit een mondiaal standpunt draagt internationale migratie bij tot een verhoging van de wereldwelvaart. Vele mensen streven door te migreren naar een ander land een verhoging na van hun inkomsten.1 Indien ze slagen in hun opzet, is dat ook een weerspiegeling van het feit dat de productiviteit van hun arbeid hoger is in het gastland dan in hun land van herkomst. Die verhoogde arbeidsproductiviteit komt op de eerste plaats de migranten ten goede in de vorm van een hoger reÍel inkomen. Maar ook het gastland en het land van herkomst kunnen winnen bij migratie. In het gastland kunnen migranten bijvoorbeeld lacunes in het lokale arbeidsaanbod opvullen. Het land van herkomst kan voordelen halen uit emigratie, onder meer door een vermindering van de neerwaartse druk van een groeiend arbeidsaanbod op de (marginale) arbeidsproductiviteit en doordat de migranten een deel van hun hoger inkomen delen met hun in het thuisland achtergebleven gezins- en familieleden. In dat laatste geval spreken we over migrantentransfers. Daarover gaat dit hoofdstuk. In de praktijk stellen we vast dat migranten grote bedragen transfereren naar hun landen van herkomst. De juiste omvang van die bedragen is niet te achterhalen. De gebruikelijke bronnen voor macrodata over migrantentransfers zijn de nationale betalingsbalan211