Blauwe Kamer

Page 1

TIJDSCHRIFT VOOR LANDSCHAPSARCHITECTUUR EN STEDENBOUW

BLAUWE KAMER #3

SEPTEMBER 2016 €19,50

Gasthoofdredacteur Floris Alkemade/

Dossier: Zorg voor de wijk Gijs van den Boomen: ‘Bij verstedelijking hoort ook bouwen in de wijk’

Kan het ontwerp eenzaamheid en obesitas voorkomen?

Ophef over nieuw plein bij Den Haag Centraal

Essay Wouter Vanstiphout Therapie voor de ongezonde stad

Crisis en veerkracht in modeldorp Nagele Echt en namaak in gokstad Las Vegas


2 / BLAUWE KAMER 3 2016


ip v Delft

ipv Delft creatieve ingenieurs Oude Delft 39, 2611 BB Delft 015 750 25 75 info@ipvdelft.nl www.ipvdelft.nl

Opvallend slanke voetgangersbrug met V-vormige pyloon. Vormt toegang tot op voormalige gipsdeponie aangelegd Heidekamppark in Stein. Dek ruim 7 meter boven maaiveld, overspanning 76 meter.


Foto cover Rubén Dario Kleimeer

MEDEWERKERS AAN DIT NUMMER

Rubén Dario Kleimeer

Floris Alkemade

Wouter Vanstiphout

Rubén Dario Kleimeer fotografeert voornamelijk de stedelijke omgeving. Voor het dossier over gezonde wijken ging hij in Utrecht op zoek naar buurtinitiatieven die eenzaamheid tegengaan en gemeenschapsvorming stimuleren.

Floris Alkemade is architect en sinds 2015 rijksbouwmeester. Voor dit nummer treedt hij op als gasthoofdredacteur van het dossier ‘Zorg voor de wijk’.

Wouter Vanstiphout is architectuurhistoricus, oprichter van bureau Crimson en hoogleraar Design as politics aan de TU Delft. Op verzoek van Floris Alkemade schreef hij voor het dossier over ontwerp en gezondheid een essay over de relatie tussen gezondheidszorg en architectuur.

Kris Oosting

Theo Baart

Christiaan Krouwels

Kris Oosting is planoloog en sociaal geograaf en werkt als freelance urbanist en publicist. Voor het dossier over gezonde wijken bezocht hij Vinex-wijk Ypenburg en Bargeres in Emmen.

Theo Baart fotografeert de directe leefomgeving. Samen met Carry Markerink maakte hij twee boeken over Nagele. Voor dit nummer ging hij met redacteur Marieke Berkers terug naar het roemruchte dorp.

Fotograaf Christiaan Krouwels werkt voor diverse media en maakt vooral portretfoto’s en zakelijke reportages. Hij houdt zich daarnaast bezig met landschapsfotografie. Krouwels portretteerde voor dit nummer Gijs van den Boomen, directeur van KuiperCompagnons, Carolien Vermaas, directeur bij Laurens, en ontwerper Boudewien van den Berg.

Tim de Boer

Hannah Schubert

Tim de Boer schrijft over architectuur, stedenbouw en landschap. Hij is opgeleid als architect en stedenbouwkundige. Voor dit nummer dook hij in de plannen voor het Koningin Julianaplein in Den Haag.

Hannah Schubert is landschapsarchitect en werkzaam bij bureau Carve. Ze ging naar Tiel voor een recensie over het door De Urbanisten ontworpen waterplein.

4 / BLAUWE KAMER 3 2016


EDITORIAL Blauwe Kamer, tijdschrift voor landschaps­ architectuur en stedenbouw zesentwintigste jaargang Hoofdredacteur Mark Hendriks Eindredacteur Maarten Ettema Vakredactie Marieke Berkers (architectuurgeschiedenis), Marc Nolden (landschapsarchitectuur), Anne Seghers (stedenbouw), Rob van der Bijl (planning/politiek) Vaste medewerkers Martine Bakker, Christiaan Weijts, Marinke Steenhuis, Madelief ter Braak, Hannah Schubert

Hamed is eenzaam, een onderwerp dat vaak in het nieuws is en waarvoor ook Floris Alkemade in dit nummer aandacht vraagt

Grafische vormgeving Daphne de Bruijn Uitgever Harry Harsema Bestuur Peter Kuenzli, Ewoud van Arkel, Martijn Ubink, Peter Veenstra, Karen van Vliet Advertenties Medialijn - Jolanda Ruegebrink (j.ruegebrink@medialijn.nl), Caroline Sanders (c.sanders@medialijn.nl) www.medialijn.nl T 0314 763735 Administratie en abonnementen Annemarie Roetgerink info@blauwekamer.nl Schip van Blaauw Generaal Foulkesweg 72 6703 BW Wageningen T 0317 425890 www.blauwekamer.nl Drukwerk Modern © Copyright 2016 Stichting Lijn in Landschap Uitgeverij Blauwdruk www.uitgeverijblauwdruk.nl Abonnementsprijzen 2016 (4 numers en 8 e-zines) Particulieren en zzp-ers: € 90,– . Studentenabonnement: € 70,– Bedrijven en organisaties: € 122,– Losse nummers: € 19,50– + € 2,– porto Bedragen incl. 6% btw Meer informatie over abonnementen en voorwaarden: zie www.blauwekamer.nl ISSN 1389-742x Blauwe Kamer komt mede tot stand met medewerking van de Nederlandse Vereniging voor Tuin- en Landschapsarchitectuur (NVTL) en de Beroepsvereniging van Nederlandse Stedebouwkundigen en Planologen (BNSP) Blauwe Kamer verschijnt mede dankzij een financiële bijdrage van: BGSV, BVR, Feddes-Olthof, Gideon Consult, INBO, Karres+Brands, Kuiper-Compagnons, MTD, OKRA, Palmbout Urban Landscapes, plein06, Strootman Landschapsarchitecten, SVP, Veenenbos en Bosch

Mark Hendriks

Afgelopen zaterdag trapte ik in het Utrechtse Julianapark een balletje met Hamed, een vluchteling uit Iran die deelneemt aan de inburgeringcursus. Als ‘taalmaatje’ spreek ik eens per week met hem af. We eten samen, doen een stadswandeling, oefenen zijn lesstof of kijken voetbal op televisie. Het dossier in dit nummer over gezonde wijken – samengesteld door gasthoofdredacteur en rijksbouwmeester Floris Alkemade – deed me de laatste tijd regelmatig aan Hamed denken. Hij kampt met slapeloosheid en chronische hoofdpijn. Zelf zegt hij dat deze klachten voortkomen uit de maanden dat hij illegaal door Nederland en België zwierf. De stress die dat onzekere bestaan met zich meebracht zorgt nog steeds voor concentratieproblemen, migraineaanvallen en onrust. Hamed is eenzaam, een onderwerp dat momenteel vaak in het nieuws is en waarvoor ook Floris Alkemade in het dossier aandacht vraagt. Niet voor niets startte Vluchtelingenwerk het ‘taalmaatjesproject’ om eenzame asielzoekers in contact te brengen met anderen. Hamed woont in een flatje in Zuilen, een volkswijk in het noordwesten van de stad, met gedateerde huurwoningen en een sleetse openbare ruimte. Hij spreekt nauwelijks buurtbewoners, en door zijn gebrekkige Nederlands deinst hij ervoor terug om lid te worden van een sportvereniging. Een baan of vrijwilligerswerk is lastig, al is het maar omdat hij drie keer per week naar school gaat. Met het dossier in mijn achterhoofd vroeg ik me af wat het ruimtelijk ontwerp kan doen aan de situatie van Hamed. Niets, was ik geneigd te denken, want uiteindelijk is het een integratievraagstuk, waar bijvoorbeeld ook eenzame ouderen mee te maken hebben: hoe neem je op volwaardige wijze deel aan de samenleving? Daar dragen een goed ontworpen plein, een veilig portiek, meer groen of een extra fietspad niet veel aan bij. Architectuurhistoricus Wouter Vanstiphout zegt in zijn bijdrage aan het dossier dat de gezonde stad een stad is waar alle bewoners ten minste toegang hebben tot goede woningen, betaald werk en scholing. Nog steeds rijst dan de vraag wat architecten, stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten hieraan kunnen doen. Vanstiphouts antwoord is even simpel als doeltreffend: ontwerpers moeten zich bezinnen op hun oertaak – het vormgeven van een voor iedereen goed functionerende stad.


INHOUD

37 / DOSSIER:

16 / OMSTREDEN PLANVORMING

‘ZORG VOOR DE WIJK’

STATIONSPLEIN DEN HAAG

28 / GIJS VAN DEN BOOMEN: ‘BIJ DE

VERSTEDELIJKINGSVRAAG HOORT OOK BOUWEN IN DE WEI’

23 / HOE MOET HET NOU VERDER MET NAGELE?

44 / WEZENLOZE RUIMTE IN EMMEN EN DEN HAAG

16 / ONDERZOEK 08 / Columns van Marinke Steenhuis en Madelief ter Braak

12 / Beeldcolumn van Ronald van der Heide

13 / Postbus BK

Eerst het gebouw, dan het plein – Den Haag kiest ontwerp voor stationsplein Tim de Boer

23 / REPORTAGE Crisis en optimisme in ‘modeldorp’ Nagele Marieke Berkers en Theo Baart 28 / INTERVIEW

Gijs van den Boomen over honderd jaar KuiperCompagnons en de actuele ontwerpvragen Marieke Berkers en Mark Hendriks

6 / BLAUWE KAMER 3 2016

DOSSIER ‘ZORG VOOR DE WIJK’

37 / Samengesteld en ingeleid door

gasthoofdredacteur Floris Alkemade

44 / REPORTAGE

De invloed op het welbevinden van woonerf en Vinex-wijk Kris Oosting

50 / FOTOREPORTAGE

De buurt aan zet. Inwoners nemen het heft in handen en creëren zelf ontmoetingsplekken Rubén Dario Kleimeer


#3 / 2016

56 / ‘OUDEREN ZIJN NOOIT NAAR HUN WOONWENSEN GEVRAAGD’

76 / ECHT EN NAMAAK IN GOKSTAD LAS VEGAS

37 / GASTHOOFDREDACTEUR FLORIS ALKEMADE

86 / WATERPLEIN IN TIEL IS OOK SPEELPLAATS

DE PROJECTEN

56 / INTERVIEWS

Floris Alkemade in gesprek met Carolien Vermaas en met ontwerper Boudewien van den Berg: ‘Mogen bewoners een bloempot voor hun deur?’ Mark Hendriks

62 / OPINIE

Vier meningen over ‘gezonde steden’

64 / ZES VOORBEELDEN

74 / De illusie van het ware landschap in Las Vegas

82 / Kort: actuele plannen en projecten in Valkenburg, Wassenaar, Vlieland, Roskilde (Denemarken), Kazan (Rusland) en Ede

86 / Waterplein Tiel ook bij droogte een aanwinst voor de buurt

Kan het ontwerp oplossingen bieden voor integratie, eenzaamheid of obesitas?

68 / ESSAY

Therapie voor de ongezonde stad Wouter Vanstiphout

7/

92 / BNSP – Jan Gehl over zijn boek ‘Steden voor mensen’

94 / NVTL – Zelfstandigen verdienen belangenbehartiging

96 / Plattegrond – Technisch zeelandschap langs België

98 / Column van Christiaan Weijts


‘Range anxiety’

Kenan Aksular, manager bij BMW en verantwoordelijk voor de hybride i-serie, nam ons tijdens zijn lezing voor het jubileum van Stijl Advocaten mee in de nabije toekomst van de zelfrijdende elektrische auto. Hij vertelde over het Timmerhuis in Rotterdam, waar elektriciteit die wordt opgewekt door zonnepanelen op het dak wordt opgeslagen in de batterijen van drie BMW’s in de parkeergarage. Bewoners van het Timmerhuis kunnen de auto’s via een app reserveren. Als de auto zowel elektrisch als zelfrijdend wordt, staat de mobiliteitsmarkt een revolutie te wachten. Een auto roep je dan op om ’m ook weer weg te sturen, net als een taxi, met dat verschil dat de auto deels je eigendom is. Het is dan niet ondenkbaar dat parkeergarages in de stad straks overbodig zijn. Dan moeten we wel eerst afrekenen met de zogenoemde range anxiety, de angst om met een lege autobatterij te stranden, ergens langs de weg. De paarden zijn moe, en moeten ververst. Autoproducenten doen er alles aan om het gevoel van zekerheid te vergroten. De parallel met de mobiele

Marinke Steenhuis

/ DOEN / Daphne de Bruijn, vormgever

Canyoning in Le Rabou Abseilend, springend, glijdend en zwemmend volgen we een rivier die in Frankrijk door de smalle kloof Le Rabou stroomt. Spectaculaire uitzichten, hoge bergwanden, plotseling opfladderende vlinders. Het is een groot feest. We klimmen een stuk omhoog en duiken weer in het water. Terwijl ik klaar sta om te springen, denk ik aan de landschapsarchitecten die met hun ontwerpen iets moois creëren terwijl deze paradijselijke plek geen ingreep behoeft. Wat een natuurlijke rijkdom hier in de bergen.

Rectificatie Het artikel over Park Lingezegen in het juninummer vermeldde dat het parkdeel Bredelaar is ontworpen door HofstraHeersche. Het ontwerp is in werkelijkheid van de hand van Vandatsoortdingen (Marc Leeflang en Janny Schokker) i.s.m. Jan Heersche.

Wijken moeten zich aanpassen aan veranderingen in de zorg --- Rijksbouwmeester Floris Alkemade --neemt een voorschot op het door hem samengestelde dossier in dit nummer van Blauwe Kamer 8 / BLAUWE KAMER 3 2016


telefoon ligt voor de hand. Het gevoel als je ontdekt dat je je oplader vergeten bent – de obsessie met verbonden zijn. Range anxiety, het is precies de reactie die veel mensen gaven toen we met ons gezin van Schiedam naar Paterswolde verhuisden. Hoe, in hemelsnaam, konden wij vrijwillig besluiten om de beschaving te verlaten? Wat moesten we daar, in die intellectuele woestijn, omringd door wind en wolken? Dat het hier heel fijn is, op het puntje van de Hondsrug, in een Triple A-landschap waar de Drentse Aa, het Paterswoldse Meer en de stad Groningen samenkomen, weten de meeste mensen wel. Maar het is zo vér hè. Bijna twee uur met de trein vanaf Amsterdam-Zuid. In Sao Paulo rijdt je rustig een uur naar een restaurant, maar wij zijn de Hollandse nabijheid gewend. We voelen ons zelf een beetje Henry David Thoreau, de Amerikaan die in 1854 het cultboek Walden, or life in the woods schreef. Thoreau verliet vrijwillig het comfortabele Boston om een experiment met zichzelf te starten: leven in afzondering, eten wat de natuur brengt, overgeven aan de verstilling. Later bleek dat zijn

moeder vlakbij woonde en dat hij daar mocht aanschuiven, en dat de spoorlijn op een paar honderd meter afstand lag. Thoreau was toen al wereldberoemd, omdat hij als een van de eerste moderne schrijvers de beschutting van het stedelijk burgerschap omboog in het sublieme van het zelfgekozen isolement, de wildernis. Hij kreeg hordes navolgers, onze Frederik van Eeden stichtte zelfs een Hollands Walden, bij Bussum. Gelukkig stierf David Bowie, en kwamen de Randstadmensen naar het Groninger Museum om hun held te herdenken op de tentoonstelling over de artiest – en dus kwamen ze ook even langs ons. Het wachten is op de eerste range anxietycoaches. Niet lachen. Dit is een serieus vraagstuk.

/ BEZOEKEN / Martine Bakker, bureauredacteur

Ach, Geert Bekaert, belangrijkste architectuur­ beschouwer van de Lage Landen, is overleden. Groot houvast in mijn eerste NAi Uitgevers-jaren

Paleis voor Volksvlijt op de Zuidas

--- Uitgever Simon Franke --over de Belgische architec­ tuurcriticus Geert Bekaert

Aan de Zuidas staat tot 14 oktober een kleine replica van het Amsterdamse Paleis voor Volksvlijt. Het oorspronkelijke paleis werd in 1864 gebouwd en in 1929 door brand verwoest. De door kunstenaar James Beckett ontworpen replica is zwartgeblakerd en smeult nog wat na. Hij vormt een fraai contrast met de spiegelende kantoortorens en is een inspirerend decor voor de lezingen en concerten waarmee de term volksvlijt nu elke vrijdagmiddag wordt ingevuld. Precies wat de Zuidas miste. taak.me

9 / VOORAF


Bekokstoven

Madelief ter Braak

Garibaldi is in rookwolken gehuld, vanaf zijn bronzen hoofd fladdert een duif op. In het midden van het drukke kruispunt hier in hartje Napels lijkt een Fiat op ontploffen te staan. Het getoeter leidt de straatverkopers niet af, onverstoorbaar gaan zij door met het keurig rangschikken van hun Louis Vuitton-tassen en zonnebrillen. Hun blauwe vuilniszakken zijn nog met dromen gevuld. Rondom het station lijkt Napels het meest op een derdewereldland. Uit alle windrichtingen danst men hier aan de voet van een vulkaan. De Vesuvius blaast vooral stoom uit, toch voelt deze stad alsof hij op uitbarsten staat. Zijn het aardbevingen waarmee de afbrokkelende barokke palazzo’s en kerken kampen, of is het gewoon de tijd? Groene facade-netten beschermen mij niet tegen een Napolitaner die overdadig zijn balkonplanten

giet. De drukke havenstad wemelt, ondanks het onverbiddelijke grid dat de oude Grieken hier langgeleden hebben aangelegd. Ingeklemd tussen de heuvels en de zee kan het zuidelijke temperament maar één kant op, via de smalle straten omhoog, de hemel in. Napels borrelt en rommelt. En niet alleen van de vele brommertjes. Te veel dromen, nieuwkomers en contrasten voor één stad misschien. Terwijl de plezierboten vrolijk dobberen in de baai, zijn de muren van de volkswijken met ‘ULTRAS’ volgekalkt. Dit is geen geheim teken van de Camorra of van rechts-radicalen, maar van de harde supporterskern van FC Napoli. Overal voetballende jongentjes, die slalommen tussen de altaren voor te vroeg gevallen helden en de verse was. Hier rent de hoop nog altijd op straat.

/ ZIEN / Marieke Berkers, redacteur architectuurgeschiedenis

Zet een bouwhelm op als je praat met een architecten­ bureau

Het Romeinse circus

--- Journalist Merel Pit --las deze hilarische s­ ollicitatietip in de Volkskrant

Onlangs verscheen een remake van Ben Hur, het beroemde epos uit 1959 over een Romeinse slaaf die in conflict komt met zijn halfbroer. Beroemd is de scène over het wagenrennen in het Romeinse Circus Maximus. Het filmdecor doet denken aan de Spaanse stad Mérida waar een Romeins circus bewaard is gebleven. De bouwwerken waren meestal private investeringen om het volk ‘spelen’ te geven. Het waren ook symbolische plekken waar rituelen plaatsvonden, net zoals in de Olympische stadions van vandaag. benhurmovie.com

10 / BLAUWE KAMER 3 2016


De hoofdprijs is dat je gebied onder de voet gelopen wordt --- Bioloog Patrick Janssen --is kritisch over de prijsvraag Mooiste Natuurgebied van Nederland

Geloven is goed, toch klem ik mijn camera een beetje steviger vast als er een Vespa langsscheert. Uit liefde voor god zijn de muren volgemetseld met kappelletjes, maar misschien ook om de stoep te vrijwaren. Van afval of de zoveelste Vespa-parkeerplaats. Niet zonder reden zijn alle piazza’s omringd door hekwerken die alleen voetgangers doorlaten. Maar ook zonder gemotoriseerd verkeer voel ik me in de donkere, naar kelder ruikende straten een gemakkelijke prooi. Zeker als er opeens geen radio’s meer schallen, geen kinderen meer door ramen op Vespa’s worden getild, en de omaatjes hun plastic stoeltjes naar binnen halen. Silenzio is verdacht, zoals de stilte voor de storm een teken van naderend onheil is. Door te schreeuwen naar Giovanni op de zevende verdieping, bezweer je misschien de onderhuidse onveiligheid. Communicatie is het geheime recept. ’s Avonds lijkt iedereen met iedereen bevriend, en wordt er op elke hoek iets bekokstoofd. Na het uitgaan van de kerk verandert elke reclamezuil in een ontmoetingsplaats – de oude mannen zitten, de jonge staan. De jongste generatie Sophia Lorens stapt niet eens meer van hun Vespa af. En zorgen zo voor de zoveelste opstopping, een klein infarctje in de stad. Chaos hoort bij Napels, daar veranderen de stoere militairen met hun bekwaste baretten niets aan. Zijn die geweren echt tegen ISIS? Of tegen de publieke samenzwering die onzichtbaar blijft in de onderaardse gangen, de catacomben, de verborgen kerken; het perfecte decor voor het beramen van een geheim plan. Of een goed toneelstuk, zoals de katholieke kerk maar al te goed weet. In Napels rest je geen andere keus dan mee te spelen, met veel hoop en handgebaar.

/ KIJKEN / Anne Seghers, redacteur stedenbouw

Het dagelijks leven in een vluchtelingenkamp Hoe ziet het dagelijks leven in een vluchtelingenkamp eruit? De documentaire Refugee Republic neemt je mee door de straten van Kamp Domiz, in 2012 gesticht in Noord-Irak voor de opvang van Syrische Koerden. Het kamp is opgezet voor 38.000 mensen, maar momenteel wonen er 58.000 vluchtelingen. Kamp Domiz groeide uit tot een stad met twaalf wijken, tien hoofdwegen en 99 straatjes. Refugee Republic is een multimediale presentatie met tekeningen van Jan Rothuizen, foto’s en films refugeerepublic.submarinechannel.com

11 / VOORAF


BEELDCOLUMN / RONALD VAN DER HEIDE

12 / BLAUWE KAMER 3 2016


POSTBUS BK Opinieartikelen voor Postbus BK kunt u sturen naar info@blauwekamer.nl. Teksten zijn niet langer dan 700 woorden. De redactie behoudt zich het recht voor bijdragen in te korten en te redigeren.

Volgens Han van de Wetering is de stedenbouw een van de weinige lichtpuntjes in het moeizame veranderingsproces in Oekraïne. Er is behoefte aan mooie, ambitieuze, maar vooral ook pragmatische projecten die wortelen in de lokale structuur. De centrale aansturing van de stadsontwikkeling moet dan wel aan banden worden gelegd.

Oekraïne / Stedenbouw als drijvende kracht achter modernisering Ruimtelijke planning is in Oekraïne centralistisch georganiseerd. De meeste stadsontwikkelingsplannen worden door een planningsinstituut in Kiev gemaakt. Veel van deze concepten sluiten slecht aan bij de lokale context. Bevolkingsgroei of verkeerscapaciteit staan centraal. Identiteiten, kwaliteiten, maar ook lokale politieke structuren en mogelijkheden (financieel, economisch) spelen nauwelijks een rol. Een van de eerste Oekraïense steden die het heft in eigen handen nam was de stad Vinnitsa, met 370.000 inwoners de twaalfde stad van het land. Vinnitsa stond al langer bekend om zijn progressieve en transparante politiek en is een van de weinige steden met een noemenswaardige demografische en economische groei. Veel van de huidige regeringsleden – die aantraden na het verjagen van oud-president Janoekovitsj in 2013 – komen uit Vinnitsa, zoals president Poroschenko (wiens levensmiddelconcern in Vinnitsa staat) en minister-president en minister voor regionale ontwikkeling Wolodomyr Hrojsman, de voormalig burgemeester van Vinnitsa.

enorme Vinex-achtige stadsuitbreidingen voorgesteld, die door de verwachte verkeerstoename echter enorm kostbaar waren. Er waren vijf nieuwe stadsbruggen over de rivier Boeg nodig, twee bruggen over de spoorlijn naar Kiev en drie nieuwe rondwegen. Bij grote binnenstedelijke kruisingen werden fly-overs voorgesteld, voetgangers werden door tunnels geleid. Deze ontwikkeling was niet alleen onbetaalbaar, maar druiste ook in tegen de lokale visie voor de stad die een attractieve, duurzame stad naar WestEuropees voorbeeld voorstond. Toenmalig burgemeester Hrojsman huurde – met financiële steun van het Zwitserse staatssecretariaat voor Economische Samenwerking (SECO) – internationale specialisten in. Zij ontwierpen samen met de lokale stedenbouwkundige dienst en met lokale organisaties een integrale stadsontwikkelingsstrategie. In hun concept worden historische structuren, die van grote betekenis zijn voor de lokale identiteit, opgenomen in de nieuwe stadsstructuur. Landschappelijke elementen zoals de oevers van de rivier Boeg en zijn vele zijriviertjes, tot nu toe als restgebieden beschouwd, worden toegankelijker gemaakt en dragen bij aan de leefbaarheid van de aangrenzende buurten. De ontwerpers streven ook naar behoud van de grote diversiteit aan wijkstructuren, die door het landschap is ontstaan en die zorgt voor een veelzijdige stadsgemeenschap. De groene wijken in de heuvels blijven behouden, het stedelijk karakter van de wijken in de vlakke gebieden wordt versterkt. De strategie laat ook zien dat één eenvoudig project een demografische en economische groei kan aanjagen en tegelijkertijd verkeersproblemen oplossen. Het idee is de transformatie van het radiale hoofdwegennet tot ‘ste-

Aanleiding voor het maken van een eigen stadontwikkelingsstrategie was het plan uit Kiev. Hierin werden

13 / VOORAF

delijk corso’. De belangrijkste wijkontsluiting in het westen van de stad wordt via het centrum en het station met een bestaande hoofdweg in het noordoosten van de stad verbonden tot doorgaande stadsruimte. De stadsontwikkeling is een integraal onderdeel van dit corso. In het westelijk deel gaat het vooral om verdichting en opwaardering van de bestaande stadsstructuur, in het noordoosten zijn nieuwe uitbreidingen mogelijk in een compact bundeling met het corso. Het corso volgt voor een groot deel een bestaande tramlijn. Alleen in het uiterste noordoosten is op lange termijn een verlenging nodig. In het centrum wordt het tramnetwerk met een bypass uitgebreid zodat de capaciteit van het tramsysteem verdubbeld kan worden en het systeem minder gevoelig is voor storingen. Met de integrale stadsontwikkelingsstrategie wordt het bestaande wegennet veel beter benut. Er is geen enkele nieuwe brug, viaduct of hoofdweg nodig. De duurzame en betaalbare ontwikkelingsstrategie van Vinnitsa en de combinatie met eenvoudige, pragmatische oplossingen deden als snel de ronde in de Oekraïne, onder andere omdat de burgemeester inmiddels minister-president is. Hij ziet het concept als voorbeeld om de regionale economische dynamiek met beperkte overheidsuitgaven te versterken en zodoende het land uit het slop te halen. Met het coöperatieve karakter van het project zijn bovendien lokale instanties en belanghebbenden betrokken bij de ontwikkeling van hun stad. Het is een aanpak waarvan valt te hopen dat het een voorbeeld wordt voor andere veranderingsprocessen in Oekraïne. Han van de Wetering is partner bij Van de Wetering Atelier für Städtebau in Zürich (Zwitserland)


POSTBUS BK In het juninummer schreef Marc Nolden een plankritiek over de heringerichte Stadswalzone in de binnenstad van Den Bosch. Landschapsarchitect Jacqueline Verhees voorziet de analyse van een aantal kanttekeningen.

Bossche Stadswalzone / Iconisch project van lange adem

Foto Peter de Ruig

De projectbeschrijving ‘Grote opknapbeurt voor Bossche Stadswalzone’ prikkelt me om opnieuw te gaan kijken. Vooral omdat Marc Nolden een gebrek aan samenhang constateert tussen de verschillende onderdelen. En vanwege de schitterende foto’s die een spectaculair project beloven. En omdat beide zo met elkaar in tegenstelling lijken. Nolden wekt de indruk dat het plan vanaf 2008 in een paar slagen voor elkaar gekomen is, met ontwikkelingen die ‘op de stad afkwamen’. Aan het eind lezen we dat de Stadswalzone deel uitmaakt van een omvangrijker project van restauratie van de gehele zes kilometer aan vestingwerken rondom de binnenstad. Maar dat is slechts een deel van het verhaal. Het Bossche vestinggordelproject paart stadsontwikkeling aan zorg voor erfgoed en is voorbeeldig in zijn combinatie van integraliteit en lange adem – toch wezenskenmerken van duurzame stedenbouw. De vernieuwing van de Bossche Stadswalzone telt immers bijna 20 jaar inzet van de stad en een scala

aan adviseurs, met als kern een vast planteam dat voor samenhang en continuïteit zorgde. De stad heeft met zijn aanpak niets ‘op zich af laten komen’, maar bewust ontwikkelingen naar zich toegetrokken en naar zijn hand gezet. Chapeau! Zelfs al zou het artikel enkel een planbespreking van een knap ontwerp van een uitgelezen ontwerpteam zijn, ook dan hoort deze context erbij. Bijvoorbeeld de herinrichting van de Parade, aan de voet van de Sint Jan, in 2010. De schitterende onderwaterparkeergarage, aan de stadswal heeft alles van doen met het autovrij maken van dit voormalig exercitieveld. Al in de aangenaam lichte garage begint de spectaculaire wandeling naar de Sint Jan. De auteur constateert dat de route een rare knik heeft. Ik denk: waar heb je het over!! Ik vind het buitengewoon hoe de ontwerpers de historische gelaagdheid van dit gebied hebben benut: de waterstructuur van stadsuitleg De Pettelaer (twintigste-eeuws), de Hekellaan als pittoreske randboulevard; de vestingwal en stadsgracht (uit de veertiende tot en met zeventiende eeuw), de negentiende-eeuwse vestingparkwandeling en Casinotuin. Die sluit aan op het bruggetje over de Dieze en het ontroerend korte Cavaleriestraatje met zijn prachtig gedetailleerde baksteenarchitectuur (1934). En dan de middeleeuwse binnenstad met Parade en Sint Janskathedraal. Dit ensemble vormt een tegelijkertijd vanzelfsprekend, spectaculair én intrigerend decor voor een comfortabele nieuwe route. De geschiedenislagen buitelen over elkaar heen. Waarom zou hier stedenbouwkundig een rechte lijn gerechtvaardigd zijn? ‘De diagonaal’ is een nieuwe doorsnijding van de Casinotuin. De zo ‘mooie ronde grashellingen’ zijn niet zomaar zo mooi, maar zorgen ervoor dat de ruimte van de tuin op zijn negentiende-eeuws één geheel blijft. Het artikel gaat voorbij aan de consequente materialisatie van de tot nu toe gerealiseerde onderdelen van het vestingrestauratieproject (bastions Sint Anthonie, Oranje, Maria, de Kruisbroedershekel, fort Anthonie, Sint Jansbolwerk, de sortiebrug, de Halve Maan bij het Hinthammereinde en de restauratie van de vestingmuren

14 / BLAUWE KAMER 3 2016

aan de zuid- en westzijde van de stad). In het planteam Vestingwerken hebben de architecten Marc van Roosmalen en Marlène van Gessel samen met landschapsarchitect Martien van Osch, vanaf 1998 gewerkt aan revitalisering van de vesting. Of ga kijken bij de vestingmuur aan de Parklaan met de zwevende borstwering-op-pootjes. Je kunt discussiëren over materialisatie en vormgeving, en de toepassing van cortenstaal overdadig vinden, maar hier krijgt toch echt een nieuwe tijdlaag een uiterst consequent uitgewerkte vorm en materialisatie. Of neem de driehoekige doorbraak in de stadsmuur (‘je moet het maar durven’). Duizenden toeristen hebben sinds 2002 de boottocht gemaakt over de Binnendieze met zijn spectaculaire doorbraak tussen de Dieze en het Bossche Broek, naast Bastion Oranje. De passage van de veellagige stadsmuur is het hoogtepunt. Hoort ook bij de tijdlaag, dus. En dan nog de eindconclusie dat er ondanks alle vorminspanning en materiaalgeweld geen samenhang tussen de delen ontstaat. Ik heb de indruk dat in de fragmentatie van deze route zijn essentie schuilt. In de uitgraving aan de binnenkant van de vestingmuur manifesteert zich een wat ongemakkelijke ruimte, er is afstand tussen de onderdelen. Daar sta je dan, onderaan die door de tijd getekende binnenkant van de vestingmuur (een soort stadsmorfo-archeologisch unicum). Een kaarsrechte diagonaal zou hier te snel aan voorbijgaan. Bij mij kwam bij eerdere bezoeken maar één punt van kritiek op. Ik vind het jammer dat het monument voor de gevallenen 1940-1945 (Peter Roovers, 1953) in de Casinotuin is beland. Het torende altijd op de stadswal, hoog boven het verkeersgewoel, op de aansluiting met De Pettelaer (inmiddels icoon van wederopbouw). Het beeld hoort voor mij bij de grens tussen ‘Zuid’ en de oude stad; in het majestueuze licht dat over het Bossche Broek op de stad aanrolt. Het heeft lucht boven zich nodig, niet het negentiende-eeuwse lover van de Casinotuin. Maar dit terzijde; ga kijken! Jacqueline Verhees werkt als zelfstandig landschapsarchitect onder de bureaunaam Verhees voor Landschap



Eerst het gebouw, dan het plein

Impressie van het winnende voorstel door team Synchroon (met onder andere ontwikkelaar Amvest, architectenbureau Powerhouse

Company en Delva Landscape Architecture). Twee torens op de uiterste hoeken van de L-vormige kavel – boven op een langgerekt

16 / BLAUWE KAMER 3 2016

gebouw van zeven verdiepingen – markeren de nieuwe pleinruimte.


Den Haag kiest winnend ontwerp voor herinrichting stationsplein

Het Koningin Julianaplein voor Den Haag Centraal is al decennialang een hoofdpijndossier. Nu ligt er een ambitieus plan dat definitief een einde moet maken aan de troosteloosheid van het plein. Maar zeker is dat niet. Het nieuwe gebouw zal er wel komen, maar de inrichting van het plein zelf is op de lange baan geschoven. Tim de Boer legt de drie inzendingen voor de ontwerpcompetitie naast elkaar.

Tekst Tim de Boer

>>

Het is veelzeggend dat het Koningin Julianaplein in Den Haag vooral bekend is vanwege de iconische zebraklok, de vele geparkeerde fietsen en de taxi’s. Het plein is door de jaren heen al verschillende keren heringericht. Het mocht allemaal niet baten. Het plein ligt er eigenlijk al sinds zijn ontstaan in 1970 als verloren bij. Met de vernieuwing van station Den Haag Centraal – dit jaar afgerond – is de oriëntatie van het station een kwartslag gedraaid, waardoor het nu beter aansluit op de looproute van het centrum via de Turfmarkt en het station naar het Anna van Buerenplein. Hierdoor is het gebruik van het plein nog verder afgenomen. In het masterplan ‘Den Haag Nieuw Centraal’ voor het stationsgebied was daarom al opgenomen dat het plein deels zou worden bebouwd en een nieuwe vorm zou krijgen. De eerste poging daartoe, het ambitieuze plan van OMA en Eurocommerce – in de volksmond ‘de M van Marnix’ genoemd, naar toenmalig wethouder Marnix Norder – werd in 2010 geveld door de crisis.

Puntentelling Na deze tegenvaller koos de gemeente ervoor om een nieuw gebouw voor deze plek te selecteren via een besloten competitie met drie ontwikkelaars. In mei dit jaar volgde de uitslag: de inzending van ontwikkelaars Synchroon en Amvest – met architectenbureau Powerhouse Company en Delva Landscape

17 / ACTUEEL

Architecture als voornaamste ontwerpers – werd als winnaar aangewezen. Het bedrijf bood niet eens het hoogste bedrag voor de grond. Het ontwerp voor het gebouw, het plein en de beloofde vijftig sociale huurwoningen gaven in de puntentelling de doorslag. Maar is het ook het beste ontwerp? En viel er überhaupt iets te kiezen? De randvoorwaarden voor de bebouwing van het Koningin Julianaplein zijn in de afgelopen vijftien jaar steeds verder aangescherpt. Won OMA in 2002 nog met slechts twee opties en een beperkt aantal schetsen, in 2016 liggen er enorme pdf-bestanden ter onderbouwing van de ontwerpkeuzes. Kenmerkend voor de recente planvorming is de behoefte van de gemeente aan een kleiner, beter omkaderd plein. Dit ziet zij als oplossing voor de gure, lege ruimte met een wirwar van loop- en fietsroutes die het plein nu ontsiert. Het moet een verblijfsplek worden met de allure van een belangrijke stadsentree.

Niet uitgevoerd Het is opmerkelijk dat het ontwerpen aan dit plein wel onderdeel was van de competitie en de beoordeling, maar niet wordt uitgevoerd. De gemeente is alleen gebonden aan de verkoop van de bouwgrond. De inrichting van het plein moet dan later volgen. De competitie – en vooral het winnende plan van Synchroon – maakt duidelijk dat dit een gemiste kans is. In dat voorstel versterken gebouw en plein elkaar.


In het plan van Synchroon en Amvest loopt het stationsplein onder het nieuwe gebouw door. Het

golvende houten plafond sluit aan op de inrichting van het plein.

In eerste instantie had de gemeente een U-vormige kavel in gedachten die aan drie zijden het plein zou omarmen. Na veel overleg is een L-vormige strook op vijftien meter van de gevel van Stichthage en langs de Rijnstraat gereserveerd voor bebouwing die samen met New Babylon het plein omsluit. Eenlaagse bebouwing op het plein is alleen toegestaan als dit een positieve bijdrage levert aan het leefklimaat van het plein. Door de gewijzigde marktomstandigheden en bezwaren van omwonenden is het programma sinds 2002 gekrompen en veranderde het van kantoren in grotendeels woningen. Alles stond in het teken van haalbaarheid en snelheid. De bouw van de ondergrondse fietsenstalling onder het plein voor 8500 fietsen gaat daarom binnenkort al van start. Voor de deelnemende ontwikkelaars was het ontwerp van de stalling een

Schematische weergave van de opbouw van het gebouw op de L-vormige kavel voor het stations-

gegeven om vertraging in de bouw van de stalling te voorkomen. Hun ontwerp moest maar aansluiten op de constructie en gekozen ontsluiting van de fietsenstalling.

Binnen de lijntjes Dit onderscheidt ook de voorstellen van 2016 van de door OMA gewonnen competitie van 2002. De drie voorstellen toen – naast OMA ontwerpen van David Chipperfield en Emilio Ambasz – waren radicaal en stelden de vragen en uitgangspunten van de gemeente ter discussie. De deelnemers aan de huidige competitie kleuren echter netjes binnen de door de gemeente getrokken lijntjes. Binnen die voorwaarden is het woongebouw van verliezend projectontwikkelaar Provast – met in het team MVRDV en Lola landscape architects – het opvallendste van de drie. MVRDV ont-

gebouw, en van de relatie met de buitenruimte.

18 / BLAUWE KAMER 3 2016

Voor op het plein bedacht landschapsarchitect Steven Delva een paviljoen met golvend dak.

wierp een platte, bijna vierkante schijf, zo dicht mogelijk tegen het kantoorgebouw Stichthage aan. Deze schijf torent hoog boven Stichthage uit. Op het dak, de 29ste verdieping, bevinden zich een daktuin en een restaurant. Voor een dramatisch effect is er in het midden van de schijf een gat gemaakt. Dit gat begint net boven de plint en eindigt ter hoogte van het dak van Stichthage. Aan het binnenkant liggen balkons van de aangrenzende woningen. De korte kant van de L-vorm van de kavel laat Provast bijna leeg. Op het uiterste puntje van de L komt een paviljoen van twee verdiepingen met winkels en horeca. Hiermee markeert het de ingang van de nieuwe ondergrondse fietsenstalling. In het voorstel van Provast komen de twee bestaande uitgangen van het station weer samen in een nieuwe voorhal precies onder het sculpturale gat. Deze hal heeft een wat gekke verspringende vorm, waardoor er uiteindelijk één uitgang aan het plein overblijft. Het tweede verliezende plan, dat van VolkerWessels – met in het team West8 en Queeste Architecten – voorziet in een doorlopende plint waarop drie torens staan, alle in een traditioneel ogende stijl die aansluit bij kantoorgebouw de Resident en de pas gerenoveerde ministeries aan de Wijnhaven. Twee torens staan voor Stichthage, de derde staat net als in het plan van Provast boven op de ingang van de ondergrondse fietsenstalling. In de oksel van de L voegt VolkerWessels in de plint de ‘Haagse Hal’ toe, een als apart gebouw vormgegeven verlengstuk van de stationshal. Een overdekte passage verbindt de oude plint met de nieuwbouw en sluit aan op deze nieuwe hal. Via de Haagse Hal kunnen reizigers zowel naar het nieuwe plein als naar de stad lopen.


Het pleinontwerp van team Synchroon. De glooiende eilanden met bomen en siergrassen zijn verblijfsplekken en vormen de overgang tussen het station en de noordelijk gelegen Koekamp. Op de tekening is te zien hoe het plein onder de nieuwbouw doorloopt. Het besluit om gebouw en plein uit elkaar te halen kan het pleinontwerp ondermijnen.

De tweede ingang van het station is op de oorspronkelijke plek doorgetrokken richting het plein.

Houten plafond Het winnende voorstel van Synchroon bestaat uit twee slanke torens van 90 meter hoog op de uiterste hoeken van de L-vormige kavel. De torens verbreden naar beneden toe zodat er veel buitenruimte is voor de woningen. Uiteindelijk gaan de torens vloeiend over in een langgerekt gebouw van zeven verdiepingen op de rest van de kavel. Bovenop is een gemeenschappelijke tuin. In architectuur sluit het gebouw aan op de naastgelegen Hoftoren. Het meest in het oog springende element is het dramatisch golvende houten pla-

19 / ACTUEEL

fond van de plint. Alleen de kernen van de verschillende gebouwdelen prikken hier doorheen. Deze vloeiende ruimte sluit naadloos aan op de bestaande toegangen van het station en volgt de bestaande looplijnen zodat deze zo kort mogelijk blijven. De ruimte staat in open verbinding met de weersinvloeden en het plein. Met het Nederlandse klimaat in het achterhoofd is het wel de vraag of deze overdekte ruimte in de winter een prettige plek zal zijn. Het plan van Synchroon maakt duidelijk dat gebouw en plein vloeiend in elkaar kunnen overgaan. Het golvende plafond in de plint sluit zelfs beter aan op het plein dan op de architectuur van het gebouw erboven. Landschapsarchitect Steven Delva


In de zogenoemde KJ-tuin is maar mondjesmaat ruimte voor bomen en gras.

Het opvallende ontwerp van team Provast (met MVRDV en Lola) een

Het pleinontwerp in het voorstel van Provast is vooral stenig. Onder: De sequentie van tuinen in het plan van Provast: vanaf het Malieveld via het plein (KJ-tuin) naar de daktuinen.

20 / BLAUWE KAMER 3 2016

plat, bijna vierkant gebouw met een gat, gezien vanuit de stad.


Het nieuwe plein volgens het team van VolkerWessels (met West8 en Queeste Architecten). In het midden

zette deze vloeiende vormen door in het landschapsontwerp. Er ontstaan zo glooiende eilanden (met bomen en siergrassen beplant) tussen de looplijnen in. Aan de randen van deze eilanden zijn bankjes geïntegreerd. Ter hoogte van New Babylon is – net als bij het plan van VolkerWessels – een paviljoen bedacht waarvan ook de vormen van dit dak aansluiten op het golvende plafond. Daarmee ontstaat het zo vurig door de gemeente gewenste kleine plein, ingeklemd door alleen maar nieuwbouw. De weinig menselijke en saaie gevel van New Babylon is dan nog slechts een klein deel van de pleinwand. De eilanden op het plein creëren op subtiele wijze gebiedjes die verschillende typen bezoekers zullen aanspreken.

Klassiek van opzet De drie ontwerpen houden niet op bij de grenzen van het vroegere plein. Alle partijen hebben gezocht naar mogelijkheden om de aansluiting op de stad te verbeteren.

een ovaal verhoogd grasveld, aan de randen bomen en borders. Dit klassieke plan beoogt een relatie

Het plan van VolkerWessels is daarin het meest terughoudend, al legt het net als de twee andere voorstellen een nieuwe verbinding naar de Koekamp en vergroent het bovendien het profiel van de Bezuidenhoutseweg. Het eigenlijke pleinontwerp is klassiek van opzet. Tussen de nieuwe gebouwen en New Babylon omzoomt het plan een rechthoekige plein met bomen en verhoogde borders. Tussen deze bomen ligt aan de zijde van New Babylon een paviljoen. In het midden tussen de borders met zitranden ligt een ovaal verhoogd grasveld. Het is een weinig aansprekend ontwerp en laat veel restruimte rondom dit plein. Deze plekken blijven onbenut. Provast daarentegen wil de verschillende groene gebieden verbinden en nieuwe toevoegen. De ontwikkelaar onderscheidt daarbij het Malieveld, het Hertenkamp, een nieuwe ‘landschapstuin’ (op de plek van de Koekamp), een KJ-tuin (op het plein), een hangende tuin (in het gat) en een daktuin. De uitwerking in het plan laat echter veel

21 / ACTUEEL

te leggen met de Koekamp, maar levert ook veel onbenutte restruimte op.

vragen open. Verbindingen worden wel benoemd, maar zijn in het ontwerp slecht terug te vinden. Het plein zelf – de KJ-tuin – is vooral een stenig vlak. Op het plein zijn meerdere groepjes bomen voorzien en er is een klein beetje ruimte voor gras. In het verlengde van de enige uitgang van het station ligt een extra breed zebrapad richting de brug naar de Koekamp. Door het hertenkamp te verkleinen komt hier ruimte vrij voor een nieuwe parkachtige inrichting.

Landhoofd Het meest radicale ontwerp voor plein en omgeving is van winnaar Synchroon. Het lijkt net alsof het plein druppelsgewijs in de richting van de Koekamp vloeit. Dit wordt versterkt door de nieuwe waterverbinding die Delva om dit landhoofd aan het plein legt. Daarmee wil de ontwerper het watersysteem op stadsniveau verbeteren. Een knip in het verkeer op de Bezuidenhoutseweg zorgt ervoor dat het autoverkeer het langzaam verkeer niet hindert bij het


GEBOUW KOMT ER, PLEINONTWERP IN DE IJSKAST

Schets van het toekomstige stationsplein volgens team VolkerWessels, met links een nieuw paviljoen.

oversteken richting de Koekamp en de stad. De glooiende druppels spreiden zich verder over het hele gebied uit. Het idee daarachter is dat zij plaatselijk voor hoogwaardige aankleding van de openbare ruimte zorgen. Of de knip in de Bezuidenhoutseweg haalbaar is moet nog onderzocht worden. De ingreep heeft vergaande gevolgen voor de bestaande routes voor het autoverkeer. De gemeente is nog lang niet overtuigd. Ook van andere elementen in het ontwerp is het afwachten of de gemeente daarin meegaat. Den Haag heeft zich vooraf tot niets verplicht. Maar het feit dat ze deze uitvraag heeft gedaan schept wel verwachtingen. Niet alleen bij de ontwerpers, maar ook bij het publiek.

De gemeente heeft inmiddels aangegeven dat het plan van Delva ‘als inspiratie’ zal dienen voor de herinrichting (zie kader). Wat dat precies betekent is nog niet helemaal duidelijk, maar in ieder geval wordt het niet gelijktijdig met de aanleg van het gebouw heringericht. Als de gemeente daadwerkelijk op zoek is naar een uniek plein dat zich in allure kan meten met andere stationspleinen, moet zij zich zeker hard maken voor het – complete – plan dat Delva en Powerhouse daarvoor hebben bedacht, en dat verdedigen tijdens de noodzakelijke inspraakrondes. En niet alleen de stukjes eruit selecteren die passen binnen het budget. >>

De ‘Haagse Hal’, een verlengstuk van de stationshal waardoor reizigers naar het plein en de stad kunnen lopen.

22 / BLAUWE KAMER 3 2016

Het gebouwontwerp wordt op dit moment door de architecten van Powerhouse Company verder uitgewerkt. Ontwikkelaar Synchroon wil eind dit jaar een bouwvergunning aanvragen. De gebiedsvisie en het pleinontwerp staan – zoals aangekondigd – in de ijskast. Toch is Steven Delva, landschapsarchitect in het winnende team, teleurgesteld. ‘Het blijft een vreemd besluit, zeker omdat de gebiedsvisie en het pleinontwerp in de beoordeling gelijkwaardig waren aan het gebouwontwerp. Het is niet verstandig om gebouw en plein uit elkaar te halen. In ons voorstel loopt het plein onder het gebouw door. Nu wordt het plein in tweeën geknipt: een deel ligt bij de ontwikkelaar, de rest bij de gemeente. Dat is vragen om moeilijkheden.’ Volgens Delva staat hij niet alleen in zijn kritiek. Onder druk van omwonenden en raadsleden moest wethouder Revis beloven dat hij ‘iets’ met Delva’s plan zou doen. Projectleider Onno de Bever bevestigt dat de visie van Delva als uitgangspunt wordt genomen. ‘Als gemeente staan we achter de ideeën, niets voor niets hebben we dit team als winnaar gekozen. Maar het betreft de openbare ruimte, en niet een private kavel. Daarom geven we anderen de kans om op het plan te reageren, om suggesties te doen en aanpassingen voor te stellen.’ De Bever snapt de zorgen van de landschapsarchitect, maar vindt het geen vreemde gang van zaken. ‘Prijsvraaginzendingen worden vaker voorgelegd voor inspraak waarna pas een definitief ontwerp op tafel komt.’ Vlak voor dit nummer ter perse ging werd bekend dat Steven Delva vanwege aanbestedingsregels niet in aanmerking komt om de gebiedsvisie en het pleinontwerp verder uit te werken. Wel heeft de gemeente hem gevraagd om als supervisor op te treden voor alle projecten rondom Den Haag Centraal.


Verborgen veerkracht van een modeldorp van weleer

Wat moeten we nou met Nagele? Tekst Marieke Berkers Foto’s Theo Baart

23 / REPORTAGE


Zestig jaar geleden gesticht als modeldorp in de maagdelijke Noordoostpolder, werd Nagele een hardnekkig hoofdpijndossier. Vergrijzing, verloedering, lege etalages en treurige openbare ruimte. Maar de Nagelaars zelf zitten niet bij de pakken neer. Terugkerende jongeren en Poolse arbeiders geven het dorp een nieuwe impuls.

>>

Een zomerdag in Nagele, het roemruchte dorp in de Noordoostpolder dat 60 jaar bestaat. Samen met fotograaf Theo Baart rijd ik door de verschillende hofjes van het dorp. Uitstappen – foto schieten – rondje lopen – naar het volgende hof. Ondertussen bespreken we de stand van zaken. Baart fotografeert Nagele al sinds midden jaren tachtig met enige regelmaat. Dat leverde twee boeken op waarin hij het dorp vastgelegde in de tijd. Wie de foto’s naast elkaar legt ziet grote verschillen. Hoofdconclusie na ons rondje: nog nooit lag het polderdorp er zo slecht bij als nu. Maar vertelt wat we zien het werkelijke verhaal? Nagele kampt zichtbaar met een flink aantal problemen. Hét symbool van de wederopbouw en product van de maakbare samenleving loopt al een tijdje tegen de brute werkelijkheid op, namelijk dat de samenleving niet maakbaar blijkt. Volgens Baart ontwierpen de ontwerpers van De 8 en Opbouw eigenlijk van meet af aan voor een ideale samenleving die bij oplevering al gedateerd was. Het dorp was bestemd als woonkern voor de landarbeiders die bij de boeren in het polderlandschap werkten. Maar naar landarbeiders was al snel bijna geen vraag meer. Als we een rondje door het buitengebied rijden zien we aan de grote nieuwe schuren op de erven dat de schaalvergroting van de laatste decennia alleen maar heeft doorgezet. De meeste arbeiders zijn vervangen door machines.

Sleetse groenstructuur Een ander probleem is dat de huidige wooneisen niet meer corresponderen met het woonaanbod. We houden stil voor het rijtje twee-onder-een-dakwoningen naar ontwerp van Lotte Stam-Beese en Ernest Groosman. Veel huizen staat leeg. Niet verrassend, want ze zijn klein en bovendien duidelijk aan onderhoud toe. De sleets uitziende groenstructuur van het Karwijhof waar de woningen staan, is ontworpen door Mien Ruys en Wim Boer. De hoofdstructuur van een groen middenterrein met op welgekozen plekken bomen en groenstroken voor heesters is nog te onderscheiden, maar veel van de beplanting is verdwenen. ‘Het is maar goed dat er nog gemaaid wordt’, constateert Baart terwijl een tractor met maaimachine het veld kortwiekt. ‘Daardoor lijkt het geheel nog een beetje op orde.’ Opvallend tussen al die gladde groene velden is één bontgekleurde plantenborder. ‘Vast een bewonersinitiatief...’ Het cluster Zuiderwinkels, ontworpen door J.B. Bakema en R. de Vries – ‘de Lijnbaan van Nagele’ – staat bijna helemaal

24 / BLAUWE KAMER 3 2016

leeg. We turen in de lege etalages. ‘Hier zaten onder meer een melkboer en een winkel met meubels en interieurartikelen’, weet Baars. De supermarkt om de hoek fungeert nog wel als ontmoetingsplek. Maar een uitsmijter eten bij restaurant Schokkerserf kan niet meer. Dat blokje is gesloopt. Voor steeds meer dagelijkse boodschappen, vertier en verzorging moet je in Emmeloord of Urk wezen. Dus is het stil op straat. ‘Kijk een levend mens’, grapt Baart als we in de verte een dorpsbewoner spotten. Maar wat nu te doen? Aan de ene kant moet je Nagele als erfgoed bewaren, aan de andere kant wil je voorkomen dat alle leven uit het polderdorp wegsijpelt. Volgens Baart kan er best wel wat gesloopt worden. Het aanbod voldoet slecht aan de vraag die in dit soort provinciedorpen leeft. ‘Eigenlijk zijn we hier in een puntdakengebied,’ aldus Baart terwijl hij het puntdakloze Nagele op de foto schiet. Bewoners van dit soort dorpen zien het puntdak vaak als een wenselijk onderdeel van een woning.’ Zou het dorp met dat soort innovaties beter kunnen aansluiten bij de woonwensen van nu?

Allerminst moedeloos In het museum – gevestigd in de voormalige rooms-katholieke kerk – krijgen we antwoord op onze vragen. Daar treffen we een vrolijke drukte aan. Een van de dorpelingen, Anjo Geluk, heeft een handvol mensen opgetrommeld om ons te woord te staan. Die zien er allerminst moedeloos uit. ‘Er staan allerhande projecten op stapel’, vertelt Geluk. ‘Die leegstand in het Karwijhof is gepland!’ Het hofje is opgekocht door Hendrick de Keyser, een stichting die zich inzet voor het behoud van historisch belangrijke gebouwen. De stichting gaat binnenkort aan de slag met het opknappen van de huizen. ‘De twee-onder-een-dakwoningen worden voor anderhalf gedeelte samengetrokken. De halve woning die overblijft is bestemd voor senioren.’ Geluk zucht. ‘Het duurt alleen zo lang voordat plannen realiteit worden. Bewoners willen het liefst morgen meteen aan de slag.’ Geluk vertelt dat het keerpunt van de neergang is ingezet door Liesbeth van der Pol. Als rijksbouwmeester startte zij hier een onderzoekslab om jonge architecten in de crisistijd aan werkervaring te helpen – maar het lab heeft ook Nagele een stap verder geholpen. Het rijk wees het dorp vervolgens aan als een van de dertig wederopbouwgebieden van nationaal belang. Zo kreeg buro Mien Ruys opdracht om de groene onderlegger te vernieuwen waar het bureau destijds zelf mede aan tekende. Bovendien moest het bureau een plan bedenken om tien procent


De Brink van Nagele in 2016. De groene ruimte is sleets en Buro Mien Ruys kreeg de opdracht om

de groenstructuur in oude staat te herstellen.

Licht, lucht en ruimte kregen veel nadruk in het stedenbouwkundig plan van Nagele.

25 / REPORTAGE

Op de vorige pagina: De door Mien Ruys Brink ontworpen Brink in 1986. Hier kreeg elk geloof een

eigen kerk. Op de foto de gereformeerde kerk van architectenbureau Van den Broek & Bakema.


Het Gerstehof uit 1967, is een van de vele hofjes in het dorp.

‘Flink wat kinderen die hier zijn opgegroeid en in hun studietijd het dorp verlieten keren terug als ze zelf een gezin gaan stichten’

Het winkelgebied van Nagele bestond uit drie locaties. De opzet van de Zuiderwinkels zijn door Van den Broek & Bakema ontworpen naar

voorbeeld van de door het bureau eerder ontworpen Rotterdamse Lijnbaan.

26 / BLAUWE KAMER 3 2016

Bijna alle winkels zijn verdwenen uit Nagele, ook de Noorderwinkels. De inwoners gaan tegenwoordig voor hun

boodschappen naar Emmeloord of Urk.


De gedateerde woningen aan de Karwijhof (1958) van de hand van Lotte Stam-Beese en Ernest Groosman zijn opgekocht door een stichting die ze wil moderniseren.

te bezuinigen op de onderhoudkosten. Voorstel: rooi diverse heesterranden en laat oorspronkelijke bosschages staan. Als bewoners beloven voor een periode van vijf zelf jaar het beheer te organiseren worden velden met bloemen beplant. Dat was dus die rijke plantenborder die we zagen in het Karwijhof!

Hypotheek Hoopgevend is intussen de veranderende bevolkingssamenstelling. ‘Flink wat kinderen die hier zijn opgegroeid en in hun studietijd het dorp verlieten keren terug als ze zelf een gezin gaan stichten. Het dorp heeft veel starterswoningen. Voor die groep was het in de crisisjaren lastig een hypotheek te krijgen. De laatste tijd gaat dat steeds beter’, verklaart Geluk. Ook vestigden zich Polen in het dorp. Polen die bij de boeren in de omgeving werken en aangetrokken door de lage huren in het dorp neerstrijken. Soms bewonen ze met meerderen een huis. ‘Die zijn van weinig toegevoegde waarde voor het dorp. Maar de Poolse gezinnen met kinderen doen prima mee.’ ‘Over vijf jaar ligt het dorp er beter bij’, verzekeren de dorpsbewoners ons. Voor het braakliggende terrein waar voorheen het restaurant huisde zijn nieuwe plannen in de maak. Een van de bewoners heeft haar bungalow te koop staan. ‘Iets voor jou, Theo?’, vraagt ze aan de fotograaf. Geen schijn van kans. Voor Baart is Nagele onderzoeksgebied. Liever houdt hij een zekere distantie. Rondom Nagele tonen nieuwe schuren dat de schaalvergroting in volle gang is.

27 / REPORTAGE

>>


28 / BLAUWE KAMER 3 2016


Gijs van den Boomen over honderd jaar KuiperCompagnons

‘Bij verstedelijking hoort ook bouwen in de wei’ Honderd jaar bestaat het stedenbouwkundig bureau KuiperCompagnons. Directeur Gijs van den Boomen is er trots op dat hij in de voetsporen is getreden van illustere ontwerpers als Pieter Verhagen en Ashok Bhalotra. Het bureau is inmiddels over de hele wereld actief. In Nederland constateert Van den Boomen een gebrek aan toekomstdenken: ‘Er heerst een aversie tegen visies over de positionering van ons land: wie zijn we, waar gaan we heen?’

29 / INTERVIEW


WIE IS GIJS VAN DEN BOOMEN? Gijs van den Boomen (1964) studeerde landschapsarchitectuur aan Wageningen Universiteit. Na zijn studie werkte hij bij verschillende stedenbouwkundige bureaus in Nederland, Schotland en de Verenigde Staten. Bij Wissing Stedenbouw – waar hij vanaf 1991 werkte – werd Van den Boomen hoofdontwerper en supervisor van projecten als Nieuwland in Amersfoort, Carnisselande aan de zuidzijde van Rotterdam en de reconstructie van de Eemskanaalzone in Groningen. Gijs van den Boomen maakte in 2008 de overstap naar KuiperCompagnons waar hij samen met Gert Dral de directie vormt. Hij is betrokken bij spraakmakende projecten in Azië, zoals de kustverdediging van Jakarta en diverse plannen in China. In Nederland werkt hij aan RijswijkBuiten, de eerste Nederlandse wijk waar alle woningen energieneutraal zijn. In 2015 won hij de publieksversie van de Prins Friso Ingenieursprijs.

Tekst Marieke Berkers en Mark Hendriks Foto’s Christiaan Krouwels

>>

Na ruim tweeënhalf uur praten vraagt Gijs van den Boomen, landschapsarchitect en directeur van het Rotterdamse bureau KuiperCompagnons, of we nog tijd hebben voor een film. Hij loopt naar het brede televisiescherm in zijn ruime werkkamer in de Van Nellefabriek. Op tafel ligt een stapel boeken, in de hoek staan Aziatische sculpturen. Van den Boomen is opgetogen. ‘Vers van de pers, deze film over ons ontwerp voor Pearl Island, een splinternieuw resort voor de kust van het Chinese eiland Hainan. We doen mee aan een prestigieuze ontwerpcompetitie – onze concurrenten zijn onder andere Norman Foster, UNStudio en Morphosis. Vorige week, na enkele nachten doorhalen, hebben we ons voorstel ingeleverd (inmiddels is bekend dat het plan niet tot de winnaars behoort, red.).’ De video start en een voice-over neemt ons mee naar een nieuw aangelegd eiland, met stijlvolle vakantiewoningen in groene valleien. Langs het water lopen vrolijke mensen over een boulevard richting een aanlegplaats voor cruiseschepen, op de uiterste punt van een landtong staat een spectaculaire woontoren. Het ontwerp is, zo vertelt de stem, gebaseerd op een eeuwenoud sprookje – over een feniks en een draak die samen een eiland bezoeken en daar een parel vinden, een parel die het eiland zijn schoonheid geeft. Een animatie toont hoe de draak en de feniks in elkaar grijpen en zo een stedenbouwkundig patroon van vier parkzones vormen, met in het centrum en aan de baai het glinsterende, gebolde dak van de cruiseterminal, de ‘parel’ van Pearl Island.

Presentatietechnieken Tijdens de film draait Van den Boomen zich een paar keer om. Hij is benieuwd naar onze reactie. Wat vinden die vakjournalisten van zo’n gelikte promotiefilm? ‘Ik heb getwijfeld of ik dit moest laten zien’, bekent hij tijdens de aftiteling. ‘In het calvinistische Nederland wordt vaak neergekeken op dit soort presentatietechnieken, en op dit type ontwerpmotieven. Maar in

30 / BLAUWE KAMER 3 2016

China, met een luchtvaartmaatschappij als opdrachtgever (Hainan Airlines is de initiatiefnemer van het resort, red.) moet het soms over the top zijn. In Azië zorg je met verhalen en legendes juist voor draagvlak.’ Hij staat op en zet de televisie uit. ‘Maar dat betekent niet dat het plan diepgang mist of onoprecht is, dat het slechts een commercieel resort voor de superrijken is. Er komen hotels en vakantiewoningen in verschillende prijsklassen. We anticiperen op het tropische klimaat, het resort wordt volledig emissievrij en we stellen een opvangprogramma voor bedreigde diersoorten voor.’

Extreme bodemdaling Vergelijkbare kritiek kreeg u na de presentatie van het ‘garudaplan’ voor Jakarta – dat zou een plat ontwikkelaarsplan zijn. Van den Boomen glimlacht: ‘Ik wist dat jullie daar naar zou vragen.’ KuiperCompagnons participeerde in 2015 in een consortium dat in opdracht van de Nederlandse en Indonesische regeringen een plan maakte om Jakarta te beschermen tegen overstromingen. De miljoenenstad kampt met extreme bodemdaling en zonder ingrijpen wordt de hoofdstad op termijn door de zee verzwolgen. Het consortium ontwierp een zeewering die tevens ruimte biedt aan stedelijke ontwikkeling. Dit nieuwe schiereiland kreeg de vorm van het nationale symbool, de garuda – een mythisch wezen van half mens en half adelaar. ‘De Indonesiërs zijn laaiend enthousiast, maar de vakwereld ziet alleen de vorm. Die is echter wel gebaseerd op zeestromingen en dieptelijnen, op infrastructuur en verbindingen met het achterland. En waar iedereen aan voorbij gaat: het plan is essentieel voor het voorbestaan van Jakarta, het zorgt dat ook de miljoenen mensen in de sloppenwijken, die je niet snel met dit project associeert, hun huizen kunnen behouden.’ Stoort het dat de buitenwacht dit verhaal niet altijd ziet? ‘Nou ja, ik snap dat het niet makkelijk is om dit gecompliceerde plan snel te doorgronden – mensen moeten echt moeite doen om het te begrijpen. Had ik de wolkenkrabbers uit de renderings moeten laten? Dan zou de opdrachtgever vragen waar we het geld voor deze miljoeneningreep vandaan halen.’


Vogelvlucht van het plan ‘Garuda’ voor de kust van Jakarta, bedoeld om de Indonesische hoofdstad te beschermen tegen overstromingen.

Eerste poging om een visie op het Nederlandse deltalandschap te verbeelden. Hier: initiatieven op het gebied van duurzame energiewinning, circulaire economie en voedselproductie in het kust- en polderlandschap van de Randstad.

Impressie van de inzending voor de ontwerpprijsvraag voor Pearl Island, een nieuw te bouwen resort voor de kust van het Chinese eiland Hainan.

Rechts Aquareltekening van een toekomst­ perspectief voor de gemeente Rijswijk.

31 / INTERVIEW


‘Het landschap dat we aantreffen als we ergens aan de slag gaan – dat is altijd onze leidraad geweest’

Roemrucht bureau We zijn niet zomaar op bezoek bij Gijs van den Boomen. KuiperCompagnons waar hij sinds 2010 directeur is, viert dit jaar zijn honderdste verjaardag. Voortgekomen uit het roemruchte bureau van Pieter Verhagen en Marinus Jan Granpré Moliere heeft het Rotterdamse bedrijf de afgelopen eeuw zijn stempel gedrukt op de inrichting van Nederland. Uitbreidingswijken, regionale landschapsplannen, structuurvisies en buitenruimteontwerpen kwamen uit de koker van de ontwerpers en planologen die door de jaren heen bij KuiperCompagnons werkten. Honderd jaar, kun je dan spreken van een ontwerptraditie? Er klinkt een volmondig ja. ‘Al die tijd geven we de ruimte vorm op basis van wat de maatschappij nodig heeft, met daarin een sterke affectie voor het landschap.’ Dat zeggen veel bureaus. Hoe zit dat precies bij KuiperCompagnons? ‘Toen ik aantrad kreeg ik van toenmalig directeur Ashok Bhalotra het boek van Marinke Steenhuis over het leven en werk van Pieter Verhagen. Ik las de proloog en dacht: dit gaat over mij.’

32 / BLAUWE KAMER 3 2016

Van den Boomen pakt het vuistdikke boek en begint te bladeren. ‘Hier staat het: “Op het eerste gezicht lijkt het merkwaardig dat een man die zo verknocht was aan tuin en landschap er zijn werk van maakte om dit landschap te verstedelijken. Deze tegenstrijdigheid vormt een essentieel thema in Verhagens loopbaan. Zijn ontwerpen zijn ruimtelijke composities waarin het bestaande landschap het vertrekpunt was voor de nieuwe toevoeging.”’ Hij slaat het boek dicht: ‘Ik spreek niet van een rode draad in honderd jaar KuiperCompagnons, maar van een groene: het bestaande landschap, het landschap dat we aantreffen als we ergens aan de slag gaan – dat is altijd onze leidraad geweest.’ Verhagen geldt als de grondlegger van de landschappelijke stedenbouw, maar tegenwoordig krijgen jullie steeds vaker de kritiek dat de uitbreidingswijken van vormgedreven composities zijn die nauwelijks een relatie hebben met het landschap of de omgeving. Zit tussen Verhagen en van Bhalotra een gat? ‘Onzin. Neem Kattenbroek in Amersfoort, Ashoks beroemdste wijk. Iedereen richt zich altijd op de metaforen en de verhalen, maar het stedenbouwkundig plan is wel degelijk gebaseerd op het landschap. Park Schothorst ligt op een oude enk, sommige buurten volgen het verkavelingspatroon van oude landbouwgronden. Bhalotra’s plan voor Skoatterwâld in Heerenveen is misschien wel het meest landschappelijke verstedelijkingsplan dat ik ken.’ Een moment later: ‘Het is het risico van hoe Ashok te werk gaat. Hij betoverde volle zalen met verhalen, metaforen, poëzie. Andere aspecten, zoals de inbedding in het landschap, waren minder zichtbaar.’

Voor het voetlicht Een paar keer laat Van den Boomen – gebruind gezicht, jongensachtig voorkomen –merken dat hij het interview belangrijk vindt. Niet alleen om de bureaufilosofie voor het voetlicht te brengen, maar ook om zijn eigen kijk op het vak te geven. Want hij maakt zich zorgen, over de inrichting van de publieke ruimte en de zwakke positie van het ontwerp. De nieuwe Omgevingswet – en de verplichting aan gemeentes om omgevingsvisies te maken – stemt hem hoopvol. ‘In omgevingsvisies moeten gemeentes opschrijven wie ze zijn, waar


Bouwen in de wei Van den Boomen loopt naar de muur waar drie schetsen hangen, aanzetten om tot een visie voor Nederland te komen. ‘De eerste vraag is: wie zijn we, wat bindt ons? Het antwoord ligt zo voor de hand: het deltalandschap, dat is de basis voor een toekomstperspectief.’ Hij wijst naar de rechtse kaart: het Groene Hart is duidelijk zichtbaar, grove penstreken verbeel-

den de belangrijkste deltastructuren, zoals de Zeeuwse eilanden, de rivieren, de Afsluitdijk, het IJsselmeer. Op de kaart ernaast is deze landschappelijke onderlegger ingekleurd met verstedelijking. Van den Boomen draait zich om: ‘Nu ga ik waarschijnlijk iets discutabels zeggen, maar bij die verstedelijkingsvraag hoort ook nieuwbouw – en dan bedoel ik bouwen in de wei, zoals we dat oneerbiedig zeggen.’ Hij gaat weer zitten: ‘Kijk naar de cijfers van het Centraal Planbureau: er komen tot 2035 een miljoen huishoudens bij, vooral in de Randstad – die moeten ergens wonen en dat lossen we niet op met alleen binnenstedelijke transformatie en organische bottom-upprojecten. We moeten de heilige huisjes van de afgelopen tijd los durven laten. Waarom is Adri Duijvestein boos als zijn opvolger in Almere ontwikkelaars toelaat in een zelfbouwwijk? Waarom schieten we in de kramp als we praten over nieuwbouwwijken?’ Omdat we klaar zijn met zielloze woonwijken? Omdat we het landschap willen sparen? Omdat we bang zijn voor speculatie? ‘Ja, en daarom moet het ook anders, al is het maar omdat de bewoners van die nieuwe wijken niet alleen gezinnen zijn, maar ook alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens. Die willen stedelijk wonen, met een goed vervoerssysteem, waarin autobezit niet langer het uitgangspunt is. En het landschap moet het vertrekpunt zijn, juist om die woonomgevingen aantrekkelijk te maken, herkenbaar. Dat is een levensvoorwaarde.’

Circulaire economie Is het niet eigenbelang dat u pleit voor nieuwbouw? KuiperCompagnons werd groot door het ontwerp van uitbreidingswijken, maar zag de afgelopen jaren dit soort opdrachten verdwijnen. ‘Dat zal gezegd worden, ja.’ Dan: ‘Maar ik meen het wel. Zie de huizenmarkt, bestudeer de cijfers. Het is mooi om vanuit idealistische overwegingen de nieuwbouwwijk af te zweren, maar vergeet dan niet te checken of de maatschappij er ook zo over denkt. Mensen klagen dat hun kinderen in het dorp geen huis kunnen vinden omdat uitbreiding verboden is en bouwlocaties geschrapt zijn. Voor nieuwbouwwoningen die wel af komen staan de kopers in de rij.’

33 / INTERVIEW

Van den Boomen draait zich om naar de tekeningen aan de muur en vervolgt zijn betoog. Allerlei organisaties zijn volgens hem bezig met visies en toekomstperspectieven: de topsector water en Blue21 (een ‘social enterprise’ in de watersector) denken na over een circulaire economie, Peter Savelberg van netwerkorganisatie Tristate City zet Nederland neer als een groene wereldstad, het Wereldnatuurfonds wil een ‘deltaplan’ voor biodiversiteit, Dirk Sijmons gaat met een windplan op bezoek bij Shell en minister Kamp. Deze initiatieven wil Van den Boomen samenbrengen in een toekomstvisie voor het Nederlandse deltalandschap. Een lovenswaardig initiatief, maar het is nu nog vooral iets van u alleen? ‘Het groeit. Het begon met de Stichting Nieuw Holland, die werkt aan een visie voor de kust tussen Scheveningen en Hoek van Holland. Ik voer gesprekken, bezoek debatten, houd presentaties. Wat mij betreft wordt dit een exercitie zoals Nederland Nu Als Ontwerp (een tentoonstelling uit 1987 over Nederland in 2050, red.) en dan uitgedragen door een platform waarin allerlei maatschappelijke organisaties participeren.’ Hij besluit: ‘Er is zelfs al een naam: Studio Vergezicht NL.’

>>

ze heen willen. Dat gaat over karakter, over identiteit, over landschap, over een gemeenschappelijk verhaal.’ Wie weleens een structuurvisie leest ziet dat gemeentes moeilijk keuzes maken. Het zijn vaak weinigzeggende verhalen. Wat kunnen ontwerpers doen om te zorgen dat omgevingsvisies dit ontstijgen? Van den Boomen pakt een ingelijste aquareltekening. ‘Kijk, met deze snelle schets ben ik naar het gemeentebestuur van Rijswijk gestapt. Ik zei: “Dit is Rijswijk, een stad in een bocht van de Randstad – niet alleen door de kromming van de A4, maar ook door de draai in de oude Vliet, daarbinnen een stelsel van parken. Die landschappelijke opbouw is jullie raamwerk voor toekomstige ontwikkelingen.”’ Zijn vinger wijst naar het midden van de tekening. ‘Wellicht met een overkluizing van de A4. Politiek een enorm gevoelig onderwerp, maar omdat deze tekening zo argeloos is hebben ze het omarmd – het is niet definitief, het is een droom.’ Dat is toch een probleem? Dat ontwerpers niets mogen tekenen of schrijven dat definitief is, waardoor visies en masterplannen vrijblijvend zijn? ‘Ja, een enorm probleem. Er heerst een aversie tegen visies, we zijn bang voor langetermijnperspectieven. Dat begint al bij het kabinet. Minister-president Rutte peinst er niet over om een visie te schrijven over de positionering van ons land: wie zijn we, waar gaan we heen?’ Als dat wel gebeurt worden ontwerpers niet gebeld. ‘Stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten zeker niet. De meeste vraagstukken spelen op het schaalniveau van de landschapsarchitectuur, gaan over de spanning tussen mens en natuur. Ik bedoel, steeds meer mensen wonen in laaggelegen deltagebieden. Maar als op televisie gesproken wordt over overstromingsgevaar komt iemand van de Bond Nederlandse Architecten aan het woord.’


1/

1/

GROTE OUDE MANNEN – OLMSTED EN VERHAGEN Werkend vanuit de overtuiging dat natuur belangrijk is, als waarde in het menselijke bestaan. Denken en handelen door de schalen heen, agenderend en activistisch. Frederick Law Olmsted ontwierp aan Central Park, de groene heilige kamer van Manhattan. Hij zette zich in voor het agenderen van het beschermen van natuur, en hielp het National Parks-systeem realiseren. Pieter Verhagen ontwierp aan Vreewijk in Arnhem-Noord en ook aan de Zuidrand van Den Bosch, tot de dag van vandaag zeer geliefde composities van stad en natuur, en, samen met Jac.P. Thijsse, agendeerde hij het belang van het Nederlandse Landschap.

2 / DE GEBOGEN LIJN Om de rijke schoonheid en kwetsbaarheid van de curve kan – en wil – je niet heen. En zelfs het grid wordt pas echt spectaculair als het een – letterlijk – extra dimensie krijgt, zoals het gebolde grid van Manhattan, en het holle, zoals dat van Marquis de Pombal voor Lissabon.

2/

34 / BLAUWE KAMER 3 2016

3/


INSPIRATIE GIJS VAN DEN BOOMEN

3 / VROUWEN – JANE JACOBS, MARLI HUIJER Met haar nuchtere logica legde Jacobs het falen van het macher-ingenieursschap van de jaren vijftig bloot. Haar gevecht met Robert Moses is legendarisch, en maakte de sociale relevantie van ons vak plotseling weer duidelijk. Haar Boek ‘Life and Death of Great American Cities’ was profetisch en liet zien dat het ook anders kan. Het ‘tussendenken’ van Marli Huijer, de nieuwe Denker des Vaderlands, is een pleidooi voor het elkaar tegemoetkomen in de maatschappelijke openbare ruimte. Dit sluit naadloos aan op Jacobs betoog.

4/

4/

VERTELLERS – ASHOK BHALOTRA, BJARKE INGELS Als kind van de jaren zestig kwam Ashok Bhalotra naar de polder en vertelde verhalen die in de zo serieuze ruimtelijke ordening nog nooit waren verteld. Hij opende vergezichten, waarvan sommigen dachten dat het fata morgana’s waren. Hij maakte daarmee een rijkdom aan verbeeldingskracht in ons vak los, waar de saaie

5/

35 / INTERVIEW

en serieuze polderaars niet altijd raad mee wisten. Rijk, meeslepend, betoverend, maar steeds zo dat realisatie binnen handbereik was. Bjarke Ingels toont de toekomst van ruimtelijk ontwerpen. Consciëntieus, idealistisch, maar met een lichtvoetig, aanstekelijk optimisme. Met passie agenderend voor de toekomst. Met een elegante en vaak humorvolle eenvoud en een verhalende logica die een verademing zijn. De ontwerpen van Big-Bjarke Ingels Group zijn zo toegankelijk en lijken daardoor gemakkelijk. Maar Bjarke blijft met aanstekelijke passie en optimisme pleiten voor een betere toekomst.

5 / WATERMANNEN – STEVIN, LEEGHWATER, LELY, VAN DER VEEN (TOEN), SWACEK, WATERMAN, STIVE, SIJMONS CS (NU) Het Nederlandse landschap is – zeker door buitenlandse ogen gezien – dik water. De Watermannen hebben een enorm stempel op ons land gedrukt, waarbij ze getuigden van voorspellende visie, langetermijndenken, politieke handigheid en enorme volharding. Bouwen met de natuur, Ruimte voor de Rivier zijn baanbrekende ontwikkelingen die het nationale landschap veranderen. Het wordt tijd om Plan Ooievaar en zijn bedenkers, maar ook de bouwen-met-denatuur-ingenieurs Swacek, Stive en Waterman in de rij van illustere ‘watermannen’ op te nemen.


6/

UITVINDERS – BOJAN SLAT (OCEAN CLEANUP), ALEC MOMONT (AMBULANCE DRONE) Steve Jobs zei: ‘The People who are crazy enough to think they can change the world are the ones who do.’ Onze samenleving is afhankelijk van technologische voorsprong en creatieve innovatie. Van mensen die iets nieuws bedenken dat echt een verschil kan maken – creativiteit in onverdunde, pure vorm.

6/

7/

POËTEN – FRIEDRICH, ELIASSON, SNØHETTA, KESSLER Het architectenbureau Snøhetta baseerde het ontwerp voor de Noorse Opera in Oslo op een iconisch werk van de schilder Caspar David Friedrich, namelijk de IJszee. Matthias Kessler stopte dit epische landschap in het vriesvakje van de bierijskast van z’n Stammtisch. Olafur Eliasson brengt als een hightechromanticus het landschapsdrama van Friedrich naar het nu, naar het Tate Modern, de kathedraal van de moderne kunst, en vervlecht op verbluffende wijze techniek en natuur tot epische beeldpoëzie in ‘the Weather Project’. De romantiek van het landschap blijft fascineren.

7/

36 / BLAUWE KAMER 3 2016


Zorg voor de wijk DOSSIER

Met als gasthoofdredacteur rijksbouwmeester Floris Alkemade

Dit dossier is samengesteld door gasthoofdredacteur Floris Alkemade. De rijksbouwmeester vraagt hierin aandacht voor de relatie tussen gezondheidskwesties, de transformatie van naoorlogse woonwijken en het ruimtelijk ontwerp. Architectuurhistoricus Wouter Vanstiphout schreef op verzoek van Alkemade een essay waarin hij stelt dat ‘gezonde wijken’ niet simpelweg ontstaan door de aanleg van groen en fietspaden. De mate van ongelijkheid, de beschikbaarheid van werk, scholing en inkomen voor alle inwoners – dat bepaalt hoe gezond steden zijn. Floris Alkemade stuurde journalist Kris Oosting naar de Vinex-wijk Ypenburg en de Emmense woonerfbuurt Bargeres. Oosting constateert dat we de verwachtingen over de maakbaarheid van gezondheid via fysieke ingrepen maar beter kunnen temperen, al betekent dat niet dat ontwerpers geen rol hebben. ‘Zij kunnen middels ontwerp de essentie van vraagstukken ontrafelen en daarbij als schakel fungeren tussen bewoners en instanties, die steeds verder uit elkaar lijken te drijven.’

37 / ZORG VOOR DE WIJK

Uit het gesprek dat Floris Alkemade had met ontwerper Boudewien van den Berg komt naar voren dat in de ouderenhuisvesting ‘het wonen’ weer de boventoon moet voeren. Hij sprak ook met Carolien Vermaas, directeur bij zorginstelling Laurens. Zij meent dat ontwerpers meer rekening moeten houden met de sociale gevolgen van veranderingen in een ruimtelijke structuur. Dat sociale netwerk speelt – zeker nu de overheid steeds meer zorgtaken bij anderen legt – een sleutelrol. Dat blijkt wel uit de rondgang die fotograaf Rubén Dario Kleimeer maakte langs enkele buurtinitiatieven in Utrecht. Floris Alkemade presenteert in dit dossier zes goede voorbeelden, waaronder een voorstel om integratie te bevorderen, een plan om eenzaamheid aan te pakken, een Amerikaans programma om obesitas tegen te gaan en de transformatie van Het Dorp in Arnhem. Tot slot vroeg hij vier experts, waaronder Herman Hertzberger, om in korte columns hun kijk op een specifiek gezondheidsaspect te geven.


Kunstenaar Eline Janssens ontwierp in Utrecht-Oost een tijdelijk zwembad om buurtkinderen uit te dagen meer te bewegen.

38 / BLAUWE BLAUWE KAMER KAMER 33 2016 2016


De vele monofunctionele woonwijken die gebouwd zijn in de vier decennia na de Tweede Wereldoorlog kampen in toenemende mate met vergrijzing, eenzaamheid en individualisering. Een grondige stedenbouwkundige transformatie is nodig om van deze wijken gezonde leefomgevingen voor iedereen te maken. De veranderende zorgvraag kan daar een belangrijke motor voor zijn.

Tekst Floris Alkemade

>>

In Rijssen ontwierp 2by4 architects een woonzorggebied waar ouderen langer dan elders zelfstandig kunnen wonen. Het gebied bestaat uit losse woongebouwen rondom een groene openbare ruimte. In het gebied zijn onder meer een verpleeghuis en een zorgservicecentrum gevestigd.

Het optimistische geloof van de maakbare samenleving in de tweede helft van de vorige eeuw heeft in Nederland veel goeds opgeleverd – een welvaartsstaat, fatsoenlijke huisvesting, veiligheid, werk. Veel van wat toen is ontwikkeld is nu echter verouderd. Het primaat van de auto in de stad is achterhaald door luchtvervuiling en congestie, de geboortegolf heeft plaatsgemaakt voor vergrijzing, de vraag naar huisvesting voor grote gezinnen is afgenomen door individualisering en verdunning van huishoudens. Geïnstitutionaliseerde ouderenzorg is onbetaalbaar verklaard waardoor ouderen langer thuis moeten blijven wonen. Optimistisch vooruitgangsgeloof is stap voor stap vervangen door marktdenken.

Slecht ter been Op ruimtelijk niveau begint deze transitie steeds meer te wringen. De monofunctionele stempelwijken maar ook de later gebouwde bloemkool- en Vinexwijken staan dan ook zo langzamerhand voor een ingrijpende verbouwing. Hun vorm en gebruik beantwoorden steeds minder aan de maatschappelijke woonbehoefte. Voorzieningen die misschien eenzaamheid kunnen verminderen zoals een aantrekkelijke buitenruimte waar je elkaar kunt ontmoeten, hebben nooit als opgave op de tekentafels gelegen. Waar in de buurt kun je boodschappen doen als je

39 / ZORG VOOR DE WIJK

slecht ter been bent? Zit er nog wel een huisarts op loopafstand? Het heeft niet zo veel zin om terug te grijpen naar verloren idealen en middelen. Het is relevanter om te onderzoeken of binnen het marktdenken ruimte is om sociaal-maatschappelijke thema’s – die veelal raken aan de zorg, welzijn en gezondheid – aan te pakken. Door vergrijzing, de toename van eenpersoonshuishoudens en het wegvallen van voorzieningen en sociale netwerken – buren, kerk, verenigingen, zorginstanties – neemt het aantal mensen in een sociaal isolement hand over hand toe. Vereenzaming is een levensgroot en groeiend probleem dat zich niet tot ouderen beperkt. Daarnaast stagneert de doorstroming op de woningmarkt door de verzwaarde woonlasten, waardoor een grote groep woningzoekenden met minder budget buiten de boot dreigt te vallen. De sociale netwerken van verschillende bevolkingsgroepen vertonen steeds minder overlap en de toenemende sociale segregatie leidt tot een tweedeling in de maatschappij – waarbij opleidingsniveau, kansen op de arbeidsmarkt en inkomen steeds verder uiteen lopen. Dan hebben het nog niet over de toename van obesitas onder kinderen en de moeizame integratie van asielzoekers. Daarbij komt dat steeds meer zorgtaken in wijken terechtkomen. De politiek wil dat ook: zorg moet lokaal en door anderen – mantelzorg, eigen


De gemeenteraad van Houten beslist binnenkort over een bewonersinitiatief om een leegstaande school te transformeren tot een gemeenschappelijke woonlocatie, met name voor ouderen uit de buurt.

initiatieven – georganiseerd worden. Stuk voor stuk dus fenomenen op het gebied van gezondheid, zorg en welzijn met verstrekkende gevolgen: de gemiddelde levensverwachting is in de ene wijk soms meer dan tien jaar lager dan in een wijk even verderop. Het is opmerkelijk hoeveel van deze gezondheidsfactoren een ruimtelijke component hebben. Overheden, beleggers, corporaties, zorginstellingen en ontwerpers vinden dat het fundamenteel anders moet, zonder dat er consensus bestaat over hoe dat dan moet.

krijgen wijken vernieuwingsmogelijkheden op het gebied van gezondheid en welzijn, bijvoorbeeld door de bouw van aantrekkelijke, levensloopbestendige woningen. Veel wijken kennen een ruimtelijke overmaat die zeker vanuit gezondheidsoptiek weinig kwaliteit heeft. Denk aan een excessief opgezette auto-infrastructuur en wezenloze tussenruimtes die afstand en vervreemding scheppen. Van binnensteden kunnen we leren dat een betekenisvolle openbare ruimte vaak een verassend kleine maat heeft.

Extra woningen

Zo lang mogelijk thuis

Een deel van die transformatie moet in de vorm van nieuwbouw. Over de toekomstige woonbehoefte lopen de ramingen nogal uiteen: tussen de 300.000 en de 1.500.000 extra woningen zouden er tot 2050 nodig zijn. In verreweg de meeste regio’s kan deze binnenstedelijke beschikbare ruimte voor woningbouw gevonden worden op onderbenutte bedrijventerreinen en in mindere mate in leegstaande kantooren winkelpanden. Verder concludeert het planbureau dat het mogelijk is nog meer woningen in de bestaande stad op te nemen als ook bestaande woongebieden worden verdicht. Door het toevoegen van nieuwbouw

Een belangrijke impuls voor vernieuwing ligt in de opgaven die samenhangen met de veranderende zorg, vergrijzing en vereenzaming. Het beleid dat er nu op gericht is de sterk groeiende groep ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen, zal verstrekkende gevolgen hebben. In 2040 is een kwart van de bevolking ouder dan 65. Woonwijken moeten hierop voorbereid worden op een manier die veel verder gaat dan het aanbrengen van trapliften. Het is nadrukkelijk ook een stedenbouwkundige transformatieopgave. De woonomgeving moet niet alleen ingericht worden met oog voor veiligheid en gebruiksgemak, maar ook met aandacht

40 / BLAUWE KAMER 3 2016

In 2040 is een kwart van de bevolking ouder dan 65. Om woonwijken hierop voor te bereiden is meer nodig dan alleen trapliften


ook ingezet worden op andere domeinen. Nieuwe combinaties van wonen en werken komen zo in het verschiet, maar ook de herintroductie van oude vormen van samenwonen zoals die bestonden in de middeleeuwse hofjes – nog steeds een aantrekkelijk model met zijn gemeenschappelijke tuin. De gedecentraliseerde zorg wordt daarmee een krachtige motor voor stedelijke vernieuwing. Met als uitgangspunt dat een goede stad voor ouderen en zorgbehoevende, een stad is met een gemengd samengestelde bevolking en dus een goede stad voor iedereen.

Voor Den Haag-Zuidwest, een wijk met vergrijzing, een etnisch gemêleerde samenstelling en oude sociale woningbouw, stelt bureau Blossity een revitalisatie van de wijkgedachte voor. Een van de ideeën is de herinrichting van het Westhovenplein als een wijkkruispunt met voorzieningen. Zoals een ‘WMO-showroom’ waar gemeente, zorgaanbieders, verzekeringsmaatschappijen en corporaties laten zien welke zorg ze aanbieden. Het is tevens een levend laboratorium waar zorgvragers oplossingen bekijken en uitproberen.

41 / ZORG VOOR DE WIJK

>>

voor diversiteit en de mogelijkheid om op een respectabele en zelfstandige manier in je eigen omgeving oud te worden. Hier is een wereld te winnen. Op een of andere manier lijkt alles wat zich op de ouderenmarkt richt uitzonderlijk lelijk en liefdeloos ontworpen. Het onbarmhartige proces dat veroudering is, wordt erdoor verzwaard en het behoud van waardigheid wordt er moeizamer door. Bij de productontwikkeling is een voorzichtige kentering te zien, maar de hele vormgeving, het nadenken over veroudering en de bijbehorende manier van leven vraagt een volkomen andere, meer integrale benadering. Technische ontwikkelingen bieden ongekende mogelijkheden voor meer zelfstandigheid. Die ontwikkelingen kunnen de aanzet vormen voor een radicaal andere benadering van het ontwerpen van de hele keten van producten, diensten, huisvesting en stedelijke inrichting. Dit bredere perspectief biedt zicht op flexibele woonvormen, veel rijker van typologie dan het hedendaagse aanbod. Diezelfde flexibiliteit kan

Ontwerpprijsvraag over zorg in de wijk Rijksbouwmeester Floris Alkemade organiseert in samenwerking met het ministerie van VWS, de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving en de gemeentes Rotterdam, Almere en Groningen een ontwerpprijsvraag over zorg en naoorlogse wijken. De gemeentes dragen wijken voor die in aanmerking komen voor transformatie om in te spelen op de ingrijpende structuurverandering in de zorg. De prijsvraag start in het najaar, het platform Nederlandwordtanders neemt de uitvoering voor zijn rekening. Alkemade is blij met het brede draagvlak. ‘Nu we steeds ouder worden en langer gezond blijven krijgt de levensfase na de pensionering steeds meer betekenis. De grote wijzigingen in onze zorgstructuur vragen om een ruimtelijke vertaling. Met deze prijsvraag kunnen we samenwerken aan nieuw inzichten en oplossingen.’


‘Ontwerpers kunnen ondenkbare oplossingen op tafel brengen en opdrachtgevers, politici en investeerders daarvan overtuigen’ – Carolien Vermaas, Laurens Wonen

42 / BLAUWE KAMER 3 2016


Speeltoestellenfabrikant Yalp uit Goor ontwerpt en realiseert speelen beweegtuinen voor zorginstellingen. De achterliggende filosofie: een investering van ĂŠĂŠn euro in

43 /

beweging resulteert in tien euro besparing op zorgkosten. Op de foto een tuin in Finland waar ouderen worden gestimuleerd om actief te worden.


Hoe kunnen ontwerpers bijdragen aan de gezondheid en het welbevinden van de stedeling? Of kan hun bijdrage in de steeds complexere samenleving niet anders dan bescheiden zijn? Kris Oosting speurde in Emmen en Den Haag naar de relatie tussen wijkontwerp en het welzijn van de bewoners.

Wezenloze ruimte 44 / BLAUWE BLAUWE KAMER KAMER 33 2016 2016


De invloed op het welbevinden van woonerf en Vinex-wijk

Tekst Kris Oosting

>>

De Emmense bloemkoolwijk Bargeres werd in de jaren zeventig en tachtig gebouwd volgens de principes van het woonerf, een concept dat in de jaren zestig door stedenbouwkundige Niek de Boer in Emmen geïntroduceerd was. De ambitie was helder: de in het groen gelegen erven boden de geborgenheid van een dorp, de autoluwe straten werden het domein van kinderen – het welzijn van de bewoners stond voorop. Niet voor niets dus dat ik mijn zoektocht naar de gezonde stad in Emmen aanvang. Ik verken Bargeres op de fiets. Daar aangekomen vallen als eerste de hoogteverschillen op, restanten van de esgronden waarop de verschillende brinken van de wijk gebouwd die zich in grillige patronen rond de Brinkenweg vouwen. ‘Ruim twintig brinken die als lassolussen, de mens wil vangen in zijn armen, kussen’ schreef Klaas van der Meulen, voormalig gemeentedichter van Emmen over de wijk. Het tweede dat opvalt is het bordje ‘Uit’ dat met een pijl de weg uit het doolhof van de bloemkool wijst.

Groene zone Het groen dooradert de wijk, zoals het dat overal in Emmen doet. Het winkelcentrum lijkt niet in het hart van een stadswijk, maar te midden van een woud te liggen. Het Oranjekanaal, dat het winkelcentrum in tweeën splijt, vormt een van de twee groene assen die de wijk doorkruisen. Langs de met bomenrijen begroeide oevers wandelen en fietsen ook op deze regenachtige doordeweekse dag volop mensen. De andere as is de groene zone met zijn sportvelden en speelvoorzieningen. Hier liggen

ook de basisscholen – precies zoals het een goede bloemkoolwijk betaamt. Het kleinschalige groen binnen de wijk is verbonden met het bovenstedelijke groen van het Noordbargerbos. De rand van de stad is in Emmen nooit ver weg. De rijke groenstructuren, de geborgenheid van de stenige brinken en de centrale ontmoetingsplekken lijken op het oog gezond gedrag uit te moeten lokken bij de bewoners van de wijk. Niettemin steekt Bargeres – net als Emmen als geheel – negatief af bij het provinciegemiddelde op indicatoren als overgewicht, bewegen en stapeling van chronische ziekten. Welke verwachtingen mogen we hebben van een leefomgeving die decennia geleden met specifieke welzijnsdoelen ontworpen is?

Gelijkwaardig deelnemen Je moet oppassen een direct verband tussen gezondheidscijfers en de fysieke omgeving te leggen, waarschuwt Piet de Ruiter, adviseur gezondheidsbevordering bij de GGD Drenthe. Het meest bepalend voor gezondheid is volgens hem simpelweg de sociaaleconomische status. Eerst moeten de basisbehoeften op orde zijn en moeten mensen gelijkwaardig kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. De gemiddeld zwakke sociaaleconomische positie van de inwoners van Emmen – en van het veengebied als geheel – gaat hand in hand gaat met een grotere gezondheidsproblematiek. De gezondheidsverschillen tussen regio’s nemen eerder toe dan af. Om die ongelijkheid te verkleinen participeert de GGD daarom in het programma Kans voor de Veenkoloniën, waarin dertien Drentse en Groningse gemeen-

45 / ZORG VOOR DE WIJK

ten, waaronder Emmen, acht jaar lang samenwerken om de gezondheid van inwoners te bevorderen. Het programma is vanuit gezondheid inmiddels uitgewaaierd naar een brede sociaaleconomische aanpak, maar ook de relatie met de fysieke leefomgeving wordt meegenomen. Hans Dekker van bureau DN Urbland is bij Kans voor de Veenkoloniën betrokken als kwartiermaker ruimte en gezondheid. Hoewel hij denkt dat we verwachtingen over de maakbaarheid van gezondheid via puur fysieke ingrepen moeten temperen, ziet hij als landschapsarchitect wel degelijk een belangrijke rol voor ontwerpers. Zij kunnen middels ontwerp de essentie van vraagstukken ontrafelen en daarbij als schakel fungeren tussen bewoners en instanties, die steeds verder uit elkaar lijken te drijven. Ze kunnen tussen de schalen bewegen en ze beschikken met ontwerp over een instrument dat begrijpbaar en communiceerbaar is. Het ontwerpproces stelt hen in staat om de echte vraag van mensen te bestuderen en op basis daarvan te komen tot een nieuw programma van eisen en wensen voor de leefomgeving. Een waarbij overheden echte samenwerking aangaan met burgers en burgers verantwoordelijkheid nemen voor een gezonde leefomgeving. Dekker hoopt dat het gezondheidsvraagstuk een steen in de vijver kan zijn van de ontwerpwereld. Om in een steeds complexer wordende tijd nieuwe antwoorden te vinden op de vraag: wat vermag dit vak?

Lappendeken Ik vervolg mijn zoektocht naar de gezonde stad in Den Haag. Als Emmen de bakermat van het woonerf is, dan is


Wezenloze ruimte is een spook dat door vele naoorlogse wijken waart – net als het spook van de monofunctionaliteit Het Oranjekanaal is een van de twee groene assen door Bargeres. Langs de oevers wordt veel gewandeld en gefietst.

De ruime groenstructuren lijken op het oog gezond gedrag uit te lokken, maar toch steekt de gezondheid van de bewoners van Bargeres bleek af bij het provinciegemiddelde op indicatoren als overgewicht, beweging en chronische ziekten.

46 / BLAUWE BLAUWE KAMER KAMER 33 2016 2016


Den Haag de ambtelijke kraamkamer van de Vinex. Ik bezoek de Haagse Vinex-wijk Ypenburg op een zonnige vrijdagmiddag. Terwijl Bargeres duidelijk leunt op een eenduidige ontwerpfilosofie, is die in Ypenburg moeilijker te ontwaren. De wijk is met zijn meer dan 25.000 bewoners en 10.000 woningen een van de grotere Vinex-wijken. De wijk, gebouwd op het terrein van een voormalige militaire luchthaven, is een lappendeken aan woonsferen en typologieën, die bij elkaar worden gehouden door grote ruimtelijke gebaren, zoals de duidelijk zichtbare torens van het centrale winkelcentrum en de meer dan twee kilometer lange Landingslaan, die een groene corridor vormt door de wijk. Waar op het grote schaalniveau een consequent idee over een gezonde leefomgeving afwezig lijkt – om nog maar te zwijgen over de snelwegen die Ypenburg omsluiten en afsnijden van de stad – zijn hierover op kleinere schaal wel degelijk ideeën te ontdekken. Zo zijn er experimenten met hedendaagse hofjes en gaven Claus en Kaan Architecten in de Waterbuurt draai aan het woonerf-

idee door voortuinen van woningen aan de overzijde van de straat te situeren, waardoor de tuinen in plaats van een tegen de gevel geplakt stukje privégrond onderdeel worden van een collectieve ruimte waarin ontmoeting plaats kan vinden.

Terugtrekken In Bargeres viel vooral het bordje richting de uitgang op, in Ypenburg valt op hoeveel bordjes met gedragsregels overal hangen. Alsof de bewoners elkaar niet aanspreken en leefbaarheid vooral iets is dat door instanties moet worden afgedwongen. Het lijkt te passen in het populaire beeld van Vinex-wijken dat mensen zich terugtrekken achter de voordeur in een wereld van verborgen sociale problemen en schrijnende eenzaamheid. Dat dit zich in heviger mate zou voordoen in Vinex-wijken dan elders in Nederland wordt echter niet door cijfers gestaafd. Op het pleintje aan de Vuursteen, in de luwte van winkelcentrum Ypenburg, is vandaag een kleine markt. Een handvol kramen slechts, waaronder de bloemen-

47 / ZORG VOOR DE WIJK

kraam waar verkoopster Patty voor een paar uur de spil is in het sociale leven van de wijk. Ze kent bijna al haar klanten en praat met ze bij over vakanties, kinderen, ziektes. Ik zit op een bankje tegenover de kraam, naast een oudere man die maar heeft plaatsgenomen terwijl zijn vrouw blijft hangen bij Patty. Hij herkent zich niet in het beeld dat dit een wijk is waar mensen elkaar niet kennen, zegt hij als inwoner van het eerste uur. Zijn vrouw en hij wonen dicht bij het winkelcentrum aan een van de hofjes waar iedereen naar elkaar omkijkt. Nee, in de rest van de wijk kennen ze niet veel mensen, maar die behoefte heeft hij ook niet. Hiervoor woonden ze op een flatje, zegt hij. Ze willen voor geen goud terug.

Zonder bedoeling Met Jorick Beijer, ontwerper bij Blossity, een bureau voor stedelijke vitaliteit dat hij samen met een gezondheidswetenschapper opzette, wandel ik door de wijk. Ypenburg kent een hoop openbare ruimte zonder duidelijke functie. De Landingslaan voelt leeg aan en tus-


sen woonblokken liggen versteende vlaktes ogenschijnlijk zonder bedoeling. Daarin staat Ypenburg niet alleen, wezenloze ruimte is een spook dat door vele naoorlogse wijken waart – ook door Bargeres. Evenzo waart het spook van de monofunctionaliteit door vele wijken. Hoe toekomstbestendig zijn dit soort wijken eigenlijk met het oog op de toenemende vergrijzing en de toenemende zorgvraag in Nederland? Wil je verandering brengen in de monofunctionele woonwijk met zijn overmaat aan openbare ruimte, dan helpen kleine gebaren niet. Dan zul je de woningbehoefte die er in de grote steden is moeten gebruiken om wijken te intensiveren, betoogt Beijer. Net als Hans Dekker plaatst hij vraagtekens bij de invloed van ontwerp van de openbare ruimte op gezondheid. We moeten daar niet te hoge verwachtingen van hebben. Belangrijker is het om in wijken coalities te smeden waarmee specifieke vraagstukken kunnen worden aangepakt, zodat in de eerste plaats aan de basisbehoeften van mensen kan worden voldaan. Gezondheidsinterventies zijn volgens Beijer vooral zinvol wanneer ze zijn gericht op doelgroepen – dat staat, zo stelt hij, misschien wel haaks op stedenbouw die uitgaat van de gemiddelde mens.

drachtgevers te overtuigen dat er meer doelstellingen te bereiken zijn dan die in het bouwbesluit zijn vastgelegd of gedicteerd worden door grondexploitaties. Bijvoorbeeld door kleinschalige ‘onrendabele’ ontmoetingsplekken te realiseren – plekken die ogenschijnlijk niet veel om het lijf hebben maar waar mensen die verminderd toegang hebben tot het maatschappelijk verkeer elkaar kunnen ontmoeten. Dat vereist echter ook dat we de stad als duurzame belegging gaan zien in plaats van het gebouw als snelle winst. De bloemenkraam van Patty speelt ondertussen nog steeds de rol van tijdelijke ontmoetingsplek. Patty groeide zelf ook deels op in Ypenburg. Ze heeft er jarenlang met veel plezier gewoond, zegt ze, maar is toch uit de wijk verhuisd toen ze het ouderlijk huis verliet. Op de vraag waarom zegt ze resoluut: ‘Ik zou er nog niet gratis willen wonen, in die lelijke huizen.’ Is esthetiek eigenlijk ook gezondheid?

‘Verdichten is gezond’ Hoe meer mensen ik spreek over de gezonde stad, hoe meer de gezonde stad omvat. ‘Gezonde stad’ dreigt zo een containerbegrip te worden voor zo’n breed scala aan vraagstukken dat het zichzelf uitholt. Stedenbouwkundige Wouter Veldhuis deed met zijn bureau MUST en de partners Architecture Workroom Brussels en De Smet Vermeulen architecten, in het kader van de IABR onderzoek in Utrecht naar de gezonde stad en lanceerde daarbij en passant het adagium ‘verdichten is gezond’. Hij ziet wel degelijk een aantal specifieke gezondheidsvraagstukken in de ruimte – zoals eenzaamheid onder ouderen – maar vindt de focus op gezondheid tegelijkertijd te eendimensionaal. Uiteindelijk gaat het over de vraag: wat is een goede leefomgeving? En misschien zijn de achterliggende vragen nog wel belangrijker: wat is het mechanisme dat de stad bestuurt, en wie bepaalt het programma van eisen? Daarover moeten we fundamentele discussies voeren. Ontwerpers, zo stelt Veldhuis, hebben de plicht om op-

48 / BLAUWE BLAUWE KAMER KAMER 33 2016 2016

>>


Een experiment met een hedendaags hof in het Wulpplantsoen in Ypenburg. Foto’s Gerald Hopster

In de Waterbuurt in Ypenburg zijn voortuinen aan de overkant van de straat gesitueerd. Zo worden ze onderdeel van de collectieve ruimte waar ze ontmoeting en gemeenschapsvorming zouden bevorderen.

49 / ZORG VOOR DE WIJK


De tot leefstraat omgetoverde Duifstraat is twee maanden lang een plek voor gezelligheid, buurtbarbecues, spel en vertier.

50 / BLAUWE KAMER 3 2016


De buurt aan zet / Fotoreportage door Rubén Dario Kleimeer

De Duifstraat in de Utrechtse Vogelenbuurt droeg deze zomer het predikaat ‘leefstraat’. Met gemeentelijk geld gaven de bewoners hun straat een make-over. Over de bruine klinkers werd een grasmat uitgerold, de mensen zetten picknickbanken neer, de kinderen kregen een wigwam en ’s avonds was er een buurtbarbecue. De straat was twee maanden lang het verlengstuk van de huiskamer – zonder auto’s want die waren al die tijd verbannen uit de Duifstraat. Volgens de Belgische architect Joachim Declerck zijn dit soort buurtinitiatieven van grote waarde voor het ‘gezond maken’ van wijken en steden. In een ontwerponderzoek voor de gemeente Utrecht – dat hij in het kader van de IABR dit voorjaar afrondde, zie ook een artikel in het maartnummer van Blauwe Kamer – stelt hij dat zo’n leefstraatproject net als buurtrestaurants, collectieve tuinen en zelfgeïnitieerde evenementen gemeenschapsvorming in de hand werken. Op die manier wordt, aldus Declerck vereenzaming tegengegaan en kwetsbare buurtbewoners een hart onder de riem gestoken. En dat is hard nodig. Aan

51 / ZORG VOOR DE WIJK

de ene kant vragen we van ouderen en zorgbehoevende bewoners dat ze een beroep doen op het sociale netwerk in de buurt. Maar aan de andere kant wordt dat sociale netwerk door bezuinigingen steeds verder uitgekleed. Het buurthuis verdwijnt, zorgvoorzieningen worden samengevoegd en de veelal tijdelijke buurtprojecten kampen met geldgebrek. Voor dit laatste heeft Joachim Declerck overigens een oplossing. Hij vindt dat zorgverzekeraars moeten investeren in buurtinitiatieven in plaats van in commercieel vastgoed. Met dit in het achterhoofd bezocht fotograaf Rubén Dario Kleimeer zes buurtinitiatieven in Utrecht. Hij begon in de leefstraat, maar voor ie het wist kreeg hij een rondleiding door de gemeenschappelijke tuin aan het Spinozaplantsoen en at hij mee met een buurtdiner aan de Kanaalstraat. Mark Hendriks


>>

52 / BLAUWE BLAUWE KAMER KAMER 31 2016


53 /


De bewoners van het Spinozaplantsoen richten de grasstroken in hun buurt in als gemeenschappelijke collectieve ‘eettuinen’. Omwonenden tuinieren samen of komen langs voor een praatje.

De collectieve tuin van woongroep Klopvaart in de bloemkoolwijk Lunetten.

In Kanaleneiland ligt de moestuin Food for good. Bewoners van de flatwijk verbouwen er voedsel voor zichzelf en voor anderen, zoals voor restaurant Van Harte.

54 / BLAUWE KAMER 3 2016


Eten met de buurt aan de Kanaalstraat in de wijk Lombok.

55 / ZORG VOOR DE WIJK


Floris Alkemade in gesprek met Carolien Vermaas, directeur van Laurens Wonen en met ontwerper Boudewien van den Berg Tekst Mark Hendriks Foto’s Christiaan Krouwels

‘Ouderen zijn nooit naar hun woonwensen gevraagd’ >> Bij binnenkomst op het atelier

van de rijksbouwmeester houdt Carolien Vermaas stil bij een uitgestalde maquette van het RIVM- terrein in Bilthoven. ‘Het zijn prachtige bouwwerkjes, maar het is raar dat we er altijd van bovenaf naar kijken.’ Ze bukt en kijkt door een van de miniatuurstraatjes. ‘Eigenlijk moeten we er op deze manier naar kijken. Dan kun je bepalen hoe een ontwerp beleefd wordt – op ooghoogte, vanaf de grond.’ Vermaas, opgeleid aan de TU in Delft en vastgoed- en corporatiedirecteur bij de Rotterdamse zorginstelling Laurens, is door Floris Alkemade uitgenodigd om van gedachten wisselen over hoe in naoorlogse woonwijken kan worden ingespeeld op actuele zorg- en gezondheidskwesties, met name op het gebied van ouderenzorg, langer thuis wonen en het afbrokkelende voorzieningenniveau. Maar eerst reageert Vermaas – bij Laurens verantwoordelijk voor een corporatie met 1800 huurders (alleen 55-plussers) en het zorgvastgoed (zoals verzorgings- en verpleeghuizen) – op de recente problemen bij haar werkgever. In juli stapte de bestuursvoorzitter op en kwam de instelling onder verscherpt toezicht te staan. Laurens heeft de snelle veranderingen in de zorg, samen met de verzwaring in de zorg en de vergrijzing onvoldoende kunnen bijbenen. ‘Dat doet een appèl op de

hele organisatie en iedere collega: zorg, management én ondersteuning, om ons heel snel aan te passen aan de nieuwe werkelijkheid van meer doen met veel minder middelen.’

Gasbaten Floris Alkemade neemt het woord. Hij is benieuwd naar de rol die Vermaas kan spelen. ‘Het komt op mij over dat je in jouw functie voldoende grip hebt op de typen woonomgevingen die je wil creëren.’ De vastgoeddirecteur schudt haar hoofd: ‘Dat valt tegen. Ik moet het doen

56 / BLAUWE KAMER 3 2016

met onze bestaande voorraad en die stamt uit een tijd waarin efficiency en kostenbesparing de boventoon voerden. Verzorgingshuizen zijn een Nederlandse uitvinding – toen de gasbaten beschikbaar kwamen besloten we ouderen uit hun huizen te halen en onder te brengen in luxe verzorgingscomplexen. Het probleem is dat al die panden vervolgens niet zijn gebouwd op basis van de behoeften en wensen van de toekomstige bewoners.’ Alkemade: ‘Wat zijn eigenlijk de woonwensen van ouderen?’ Vermaas: ‘Daar is nooit naar gevraagd


en het is ook moeilijk te zeggen. Vraag maar eens aan iemand die veertig jaar in een eengezinswoning met een tuin heeft gewoond wat hij of zij verwacht van verzorgingshuis. Uiteindelijk komen ze meestal terecht in één kamer met een bed.’

Erkenning van mantelzorger Het bestaan van het verzorgingstehuis staat onder druk sinds een wetswijziging uit 2013 die voorzag in de scheiding van wonen en zorg. Daarmee wil de overheid ouderen stimuleren om zo lang mogelijk thuis te blijven wonen. Het besluit moet een einde maken aan de dure verzorgingshuizen waar veel ouderen toch al niet hun dagen willen slijten. Pas als ze echt niet meer zelfstandig kunnen wonen gaan ze, zo is het idee, vanuit huis direct naar een verpleeghuis – de behandel-periode daar is relatief kort en dus goedkoper. Carolien Vermaas juicht langer thuis wonen toe, maar maakt zich ook zorgen. ‘Ik ben bang dat we niet in staat zijn

Carolien Vermaas tegen Floris Alkemade: ‘Over een paar jaar mag mijn functie niet meer bestaan.’

om de grote groep ouderen geschikte woonruimte te bieden. Zijn woningen en woonomgevingen straks wel toegerust op de kwalen waar ouderen steeds vaker mee kampen, zoals dementie en eenzaamheid? Zijn de randzaken goed geregeld, zoals een inkomensonafhankelijk zorgstelsel met uitgebreide basispakketten waardoor mensen daadwerkelijk thuis kunnen revalideren en krijgen we net als in Scandinavië officiële ondersteuning van de mantelzorger?’ ‘Je bent directeur bij een zorginstelling. Dan kun je daar toch op inspelen?’, vraagt Alkemade. Vermaas: ‘Was dat maar zo. De huisvesting van ouderen is grotendeels een nieuwbouwopgave, maar ik heb geen enkele financiële ruimte om woningen bij te bouwen. Bovendien mogen wij alleen ouderen huisvesten met een bruto-inkomen onder de 20.000 euro (het betreft hier een- of tweepersoonshuishoudens, red). Welgestelde ouderen redden zich wel, maar wat gebeurt er met de middengroep? Wie bouwt er voor hen goede en betaalbare huur- of koopwoningen? Ik vind dat de verantwoordelijkheid voor ouderenhuisvesting terug moet naar waar die hoort: bij de woningcorporaties, de beleggers en de projectontwikkelaars. Zij zijn op deze wereld om te investeren in woningen voor elke doelgroep.’ Alkemade: ‘Je heft je eigen functie op.’ Vermaas, laconiek: ‘Klopt, over een paar jaar mag mijn functie niet meer bestaan. Voorwaarde is wel dat corporaties en vastgoedbeleggers de doelgroep begrijpen en serieus nemen.’ Alkemade vevolgt: ‘Beleggers kijken wel uit om te investeren in zorgvastgoed of ouderenhuisvesting. Het levert hun te weinig op.’ Vermaas: ‘We moeten af van die labels. Maak woonlocaties voor leefstijlen in plaats van specifieke leeftijdsgroepen. Een mix zorgt voor een levendige en aantrekkelijke buurt die op termijn in trek raakt. Geloof me, dan raken beleggers vanzelf geïnteresseerd.’

Voorkomen van haakse hoeken In de woonomgeving van de toekomst moet volgens Carolien Vermaas ruim aandacht zijn voor bewoners met de-

57 / ZORG VOOR DE WIJK


mentie, een aandoening die de komende jaren steeds meer mensen zal treffen. In een ‘dementievriendelijke wijk’ kunnen mensen, aldus Vermaas, de weg gemakkelijk vinden, bijvoorbeeld door olifantenpaadjes of het voorkomen van haakse hoeken. Zogenoemde ‘pantoffelafstanden’ – korte wandelingetjes naar een winkel of plantsoen – zijn bepalend voor de inrichting. ‘Dat is in de meeste wijken een probleem’, meent Vermaas. ‘Het stedenbouwkundig grid van veel naoorlogse wijken is gewoonweg te groot. Dat vind ik ook een tekortkoming van Vinex-wijken: daar staat de openbare ruimte ontmoeting en contact in de weg.’ ‘Dat vraagt een enorme transformatie op buurtniveau’, reageert Floris Alkemade. ‘Wie moet dat doen, wie gaat dat betalen?’ Vermaas: ‘In eerste instantie de gemeente, zeker als het gaat om ingrepen op wijkniveau en in de openbare ruimte – denk aan het vergroten van de toegankelijkheid, het creëren van zitplekken op korte afstand van woningen, het voorzieningenniveau. Ik heb overigens het gevoel dat deze thematiek bij gemeentes op de agenda staat, zeker na het besluit om zorg en wonen te scheiden.’ Alkemade: ‘Je klinkt positief, terwijl je net ook je zorgen hebt geuit.’ Vermaas: ‘Natuurlijk zijn er in naoorlogse wijken genoeg problemen die we niet zomaar oplossen – en dan heb ik het niet alleen over ouderen, zorg en gezondheid. Maar de partijen die het kunnen oplossen bestaan. Als de corporaties weer het vertrouwen krijgen en minder aan de leiband van minister Blok lopen, kunnen zij hun publieke taak oppakken en zorgen dat de bouw van nieuwe woonvormen en voorzieningen op gang komt. Wat beleggers betreft: bij pensioenfondsen zit veel geld, dus daar ligt het probleem ook niet. En dan heb ik het nog niets eens over de zorgverzekeraars.’

‘Wederkerigheidcontracten’ Dan vraagt Floris Alkemade wat corporatie Laurens zelf kan doen. Het liefst experimenteert Vermaas met mengvormen. ‘Officieel mag ik alleen 55-plussers huisvesten die ook nog eens onder een inkomensgrens zitten. Maar waarom eigenlijk? Dit zogenaamde ‘passend toewijzen’ werkt sociale segregatie in de hand. En dat is pas echt een groot gevaar voor de algehele

‘Maak woonlocaties voor leefstijlen in plaats van specifieke leeftijdsgroepen’

dit ook, bijvoorbeeld via speciale apps.’ Vermaas: ‘Precies, maar dit vergt in veel gevallen enorm veel energie van slechts een handjevol buurtbewoners. Eigenlijk wordt de buurtfunctie van zorggebouwen onderschat. Ze doen dienst als plek voor muziekvoorstellingen, stemlokaal en restaurant. Moet je nagaan wat de impact is als zo’n gebouw gesloten wordt.’ Ze vervolgt: ‘Als het gaat om ontmoeting en erbij horen: we denken erover om een aloude woonvorm, namelijk het hof, te herintroduceren – niet zo’n afgesloten buurt, maar juist toegankelijk voor de rest van de wijk.’

Ondenkbare oplossingen

gezondheid in woonwijken.’ Alkemade: ‘Heeft u dit tegen de minister gezegd?’ Vermaas, fel: ‘Ik heb Blok hierover aangesproken, ja. Ik hield hem voor hoe mooi het is als in één gebouw verschillende groepen mensen wonen. In een van onze complexen werken we met huur- en wederkerigheidcontracten. In ruil voor een schappelijke huurprijs zijn bewoners verplicht om tien uur per maand andere bewoners te helpen. Het gaat om klusjes doen of boodschappen halen, maar ook om oudere bewoners die hun jongere buren iets leren. Het werkt gemeenschapsvorming in de hand en voorkomt dat met name ouderen in een sociaal isolement terechtkomen.’ Alkemade: ‘Op buurtniveau gebeurt

58 / BLAUWE KAMER 3 2016

Tot besluit stelt gastheer Alkemade vast dat het klaarstomen van woonwijken voor de zorgvragen van morgen hoe dan ook een ontwerpopgave is. Aan Vermaas: ‘Welke rol dicht je het ontwerp toe?’ Vermaas: ‘Het is een cliché, maar ontwerpers kunnen ondenkbare oplossingen op tafel brengen. Ze kunnen die ideeën ook nog eens op overtuigende wijze verbeelden voor opdrachtgevers, politici en investeerders.’ Ze besluit: ‘Ik vind wel dat ontwerpers meer oog moeten hebben voor het sociale netwerk in een buurt. Benut dit netwerk, versterk het, juist nu door digitalisering en automatisering mensen weliswaar zelfredzaam blijven, maar ook het gevaar lopen om geïsoleerd te raken. Betrek omwonenden in de planvorming, maar ook bij het beheer van de omgeving.’

>>


Boudewien van den Berg: ‘Het wonen moet voorop komen te staan.’

‘Robots kunnen de behoefte aan wezenlijk contact nooit vervangen’ >> Floris Alkemade bladert door de

dikke pil die Boudewien van den Berg op tafel heeft gelegd. Het lijvige boekwerk is het resultaat van haar onderzoek naar de leefomstandigheden van ouderen in verzorgingstehuizen door heel Nederland. Samen met Anne Feikje Weidema fotografeerde ze talloze plekken, van garderobes tot badkamers, van recepties tot trappenhuizen, van huiskamers tot zithoeken. De pagina’s bevatten foto’s van zieltogende gangen, kamers en kantines. Af en toe geeft Alkemade commentaar. ‘Als ik hier naar kijk kan ik niet anders concluderen dan dat ouder worden

59 / ZORG VOOR DE WIJK

op dit soort plaatsen samengaat met lelijkheid. Het lijkt of de beeldtaal, de vormgeving er niet toe doet.’ ‘Dat deed het ook niet’, reageert Van den Berg, werkzaam als zelfstandig ontwerper en onderzoeker. ‘Hoewel in die complexen ouderen wonen, speelde dat in het ontwerpproces nauwelijks een rol. Verzorgingstehuizen zijn ook werkomgevingen – efficiency en beleid waren leidend. Hoe kan het verzorgend personeel makkelijk een ronde langs de kamers maken? Dat stond centraal.’ Alkemade knikt: ‘Ik zie het bij mezelf thuis. Ik woon met mijn vrouw, kinderen en moeder in een driegeneratiehuis. Toen mijn vader aan Alzheimer leed, verpleegde mijn moeder hem thuis. Dat betekende dat allerlei zorgmaterieel je


Fotoreeks uit het onderzoek van Boudewien van den Berg en Anne Feikje Weidema naar ouderenhuisvesting. Ze brachten het uitzicht vanuit verzorgingstehuizen in heel Nederland in beeld.

huis in komt. Het ziet er allemaal even treurig uit – ons huis leek wel een half hospitaal.’ ‘Precies’, antwoordt Van den Berg. ‘Je huis is je huis niet meer.’

Losliggende bestrating De gebrekkige aandacht voor architectuur en vormgeving – in haar onderzoek concludeert Van den Berg dat het mes aan twee kanten snijdt. ‘Wij hebben het

nu over esthetiek. Maar uit gesprekken met bewoners blijkt dat voor hen de praktische kant van vormgeving voorop staat. Op een locatie vertelden personeelsleden dat er weinig aandacht is voor de inrichting van de tuin omdat bewoners er toch geen gebruik van maken. Maar diezelfde bewoners vertelden dat ze de tuin vanwege drempels en losliggende bestrating niet in durven. Daar moet volgens hen iets aan gedaan

‘Mogen bewoners van een verzorgingshuis een bloempot voor hun deur zetten? Zijn persoonlijke uitingen er toegestaan?’ 60 / BLAUWE KAMER 3 2016

worden, hoe het er verder uitziet vinden ze minder belangrijk.’ Ze vervolgt: ‘Bewegingsvrijheid, autonomie, zelf keuzes kunnen maken – dat is heel belangrijk. Het is aan ontwerpers om hiervoor omstandigheden te creëren.’ ‘Zijn daar richtlijnen voor op te stellen?’, wil Alkemade weten. ‘Dat denk ik wel. Het begint ermee dat het wonen voorop komt te staan. Neem de kamerdeur – in veel verzorgingstehuizen worden die te pas en te onpas geopend. Terwijl het wel om iemands woning gaat, om iemands privédomein. Door die deuren als voordeuren vorm te geven, wordt het minder vanzelfsprekend om zomaar binnen te vallen.’ Ze bladert in het boek naar een foto van een briefje dat ze op een kamerdeur aantrof. Ze leest voor: ‘Wilt u niet in mijn kamer komen wanneer ik er niet ben, ben ik er wel wacht dan op antwoord voordat u binnenkomt.’ Een paar regels verder: ‘Ik kom ook niet in uw huis. Regelmatig wordt mijn privacy geschonden. Dat geeft een onzeker gevoel. Blijf uit mijn huis.’ Het zit ’m volgens Van den Berg in kleine dingen. Kunnen bewoners ook na het geplande breiuurtje breien? Mogen ze op de gang een bloempot naast hun deur zetten? Zijn persoonlijke uitingen toegestaan?

Meer dan een korte groet De vraag rijst wat deze analyse betekent voor de openbare ruimte en de stedenbouwkundige opbouw van een buurt. Hoe zorgen we dat woonwijken niet wegkwijnen omdat de bevolking vergrijst, voorzieningen verdwijnen en mensen elkaar niet meer ontmoeten? Boudewien van den Berg pakt een tweede boek uit haar tas, met de titel ‘Wonen zonder zorgen’ dat ze samen met architect Jef van den Putte en on-


derzoeker Pieter Graaff schreef. In het boek worden aanbevelingen gedaan over voorzieningenniveau, sociale interactie en mobiliteit. Zo zijn plekken nodig voor ontmoetingen die verder gaan dan een korte groet. Routes in de wijk moeten niet alleen toegankelijk zijn, maar ook aantrekkelijk met voldoende rustpunten – zo neemt de kans dat ouderen daadwerkelijk naar buiten gaan aanzienlijk toe. Niet bepaald wereldschokkend, deze adviezen – maar ook geen vanzelfsprekendheden, vindt Van den Berg Volgens de ontwerper spelen verzorgingstehuizen zelf ook een rol. ‘De uitstraling is essentieel, en die is meestal niet best. Vaak zijn het muffe gebouwen en dat straalt af op de bewoners. Hoe kan zo’n gebouw betekenis krijgen voor de wijk? Dat gaat verder dan architectuur. Is het restaurant bijvoorbeeld interessant voor omwonenden?’ Alkemade: ‘Bij scholenbouw zie je een continue zoektocht naar de ideale relatie tussen architectuur, omgeving en onderwijs. Bij zorggebouwen gebeurt dat amper.’ Hij vertelt over een nieuw verzorgingstehuis in zijn woonplaats. ‘Het complex ligt tussen het dorpsplein en een natuurgebied, een fantastische plek. De route naar het plein is vormgegeven als binnenstraat met onder andere een apotheek en de bibliotheek. Die straat is niet alleen voor bewoners bedoeld, maar ook voor de mensen uit de buurt.’

Snoezelruimte Van den Berg en Alkemade concluderen dat ruimte bieden voor ontmoeting een kerntaak is van de ontwerper. Dat hoeft niet per se in de fysieke ruimte plaats te vinden. Eerder in het gesprek ging het over de mogelijkheden van robots en virtuele realiteit. ‘Ik snap dat het niet zaligmakend is, maar wat is er mis met

een robot die ’s ochtends goedemorgen zegt en ’s middags vraagt of iemand zijn medicijnen heeft genomen?’ vraagt Van den Berg. ‘Nu wachten sommige ouderen twee weken op bezoek of mogen ze een uur per dag in de snoezelruimte. Dan is een robot die elke dag iets tegen je zegt voor nu het beste alternatief.’ Dan: ‘We trakteren onszelf via onze telefoons continu op ervaringen die niet echt zijn, waarom zouden we dat ouderen ontzeggen, zeker diegenen die aan het bed gekluisterd zijn. Laat iemand via een bril van een fantastische nepwereld genieten – en helemaal als de echte wereld om hem heen zo lelijk is.’ Alkemade reageert: ‘Ik snap je punt, maar toch ben ik ervan overtuigd dat de werkelijke ontmoeting kwaliteiten heeft die robots of virtuele realiteit ontberen. Een oud-collega die vanuit Dubai zijn kind alleen via Skype zag, vertelde dat zijn kind daarvan in de war raakte. Kun je papa uitzetten?’ Van den Berg is het daar hartgrondig mee eens. ‘Virtuele realiteit en robots helpen bij de bestrijding van de symptomen van verveling of vereenzaming, maar het wezenlijke contact, het aangaan van emotionele banden kunnen ze nooit vervangen. Dan heb ik het nog niet over aanraking en tast – juist dat zintuig wordt belangrijker naarmate zicht en gehoor afnemen.’ Ze besluit: ‘Zolang ouderen goed uit de voeten kunnen, maken ze hun eigen afwegingen. Dat betekent heus niet dat ze, omdat de techniek voorhanden is, alleen maar online boodschappen bestellen – veel ouderen zullen zolang ze kunnen, hun wandeling naar de winkel blijven maken.’

61 / ZORG VOOR DE WIJK

>>


VIER MENINGEN OVER GEZONDE STEDEN Wat heeft de stad nodig om een plek te zijn waar je gezond kunt blijven en aangenaam ouder kan worden? En wat moeten we juist vermijden? HITTE-EILAND / Hoogleraar Andy van den Dobbelsteen ‘In steden ligt de temperatuur soms wel negen graden hoger dan in het omringende gebied – het zogeheten hitteeilandeffect. Het zijn vooral fysiek zwakkere mensen, zoals ouderen voor wie dit gevaarlijk is. In deze groep leiden hogere temperaturen tot hogere sterftecijfers. Opmerkelijk genoeg is dit hittevraagstuk veel ontwerpers vreemd. Voor stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten valt er nog een wereld te winnen. Want juist het schaalniveau van de stad is geschikt om deze opgave aan te pakken. Naast materialisering zijn groen, water en wind belangrijke ontwerpinstrumenten. Laat regenwater door de straten lopen, denk na hoe luchtstromen verkoeling brengen en maak straten groener. Hiervoor is gedegen klimaatkennis nodig. Zo blijkt uit onderzoek dat parken maar weinig verkoeling bieden voor de straten eromheen. Het is veel effectiever om een goed

ontworpen groene infrastructuur te hebben die de stad dooradert. Kennis van het lokale klimaat en het effect van ontwerpingrepen hierop moet bekend zijn bij ontwerpers, maar dat is meestal niet het geval. Het is verrassend hoe weinig ontwerpers weten over de gemiddelde tempera-

tuur in Nederland, de meest voorkomende windrichtingen of de gemiddelde hoeveelheid neerslag. In Duitsland zijn ze hier verder mee. In Freiburg stroomt het koude smeltwater uit de bergen door de straten. Deze watergoten zijn de verkoelende aderen van de stad.’ (A.S.)

Smeltwater uit de bergen brengt verkoeling naar Freiburg.

GROENTESOEP / Architect Herman Hertzberger ‘De enorme waardering voor het groen in onze woonwijken vind ik schromelijk overdreven. Al dat wijkgroen zou grote invloed hebben op het welbevinden van de mens, maar het tegenovergestelde is waar. Al die ruimbemeten onbestemde parkzones en de ontelbare plantsoenen en groenstroken zorgen juist voor afstand en vervreemding, ze staan ontmoeting en gemeenschapsvorming in de weg. Begrijp me niet verkeerd, ik ben geen tegenstander van groen. Ik hou van tuinen en ik waardeer het Sarphatipark bij mij om de hoek in Amsterdam.

Dat park is precies waar ik voor pleit: een geconcentreerd stuk groen in een dichtbebouwde wijk. Het Sarphatipark heeft een duidelijke functie en is razend populair – daar ontmoeten mensen elkaar, daar komen ze naartoe om te ontspannen en te bewegen. En dat geldt niet voor de eindeloze groentesoep in veel naoorlogse wijken zoals de Bijlmermeer. Mensen voelen zich in zulke grote ruimtes niet op hun gemak. Steek maar eens een uitgestrekt grasveld over met slechts hier en daar een boom en waar verder niets te doen is.

62 / BLAUWE KAMER 3 2016

Straten zijn veel geschikter om ontmoeting en buurtgevoel in de hand te werken. Kijk maar naar de negentiende-eeuwse wijken. Daar is het op straat, vergeef me de woordkeuze, gezellig en levendig. Die straten voelen als ‘binnen”, mensen voelen er zich thuis. We moeten naar een andere verhouding tussen bebouwing en groen. Concentreer het groen op een paar strategische plekken in een wijk en geef ze duidelijke functies die uitnodigen tot gebruik. Ik zie ze als “haltes” in dichtbebouwde woonwijken. Een bijkomend voordeel van

compacte woonwijken is dat het omliggende landschap open blijft, waar mensen kunnen wandelen en fietsen, waar de natuur de ruimte heeft. Dat is pas goed voor onze gezondheid.’ (M.H.)


ZORGROBOT / Blauwe Kamer-redacteur Rob van der Bijl ‘De verwachtingen over de toepassing van robottechnologie in de gezondheidszorg zijn hooggespannen, mede door succesverhalen uit Japan. Maar of robotisering een reëel en bruikbaar toekomstperspectief biedt voor

de gezonde stad is nog maar de vraag. Twee kanttekeningen bij de hoerastemming. Robottechnologie werkt het best in goed af te bakenen en eenduidige, dat wil zeggen “formele” domeinen. De geautomatiseerde schaaktegen-

Knuffelrobot Paro.

stander is daarvan een goed voorbeeld. Maar zorgverlening is geenszins te vergelijken met het schaakspel en andere formele systemen. Zorgrobots zijn over het algemeen klungelig in juist die ambigue dagelijkse praktijk. Nog steeds zijn er geen werkelijk professionele toepassingen buiten het laboratorium of de technobeurs. Uitzondering is het zeehondachtige knuffelrobotje Paro, maar dat is niet meer dan een gezellig brommende interactieve pop op de schoot van demente ouderen. En gerobotiseerde woningen dan? Domotica en de “internet of things” worden regelmatig opgevoerd als onvermijdelijke oplossingen. Zo worden woningen opgenomen in ‘slimme’ netwerken waardoor de energiekosten omlaag kunnen. Woningcorporaties kunnen via het uitlezen van verbruiksmeters en “intelligente kamerthermostaten” persoonlijke gegevens verzamelen. Hetzelfde geldt voor het op afstand verzorgen en monitoren van oudere of zorgbehoevende bewoners.

INBRAAKRISICO / Stadsplanner Paul van Soomeren ‘Veiligheid is de belangrijkste voorwaarde voor een gezonde wijk. Helaas wordt dat niet altijd gezien, zeker niet door ontwerpers – zij vinden dat veiligheid hun pakkie-an niet is. Maar hun plannen en ideeën zijn van grote invloed op het veiligheidsgevoel in een buurt. Is er voldoende zicht? Hoe is de verlichting? Belangrijk is ook territorialiteit, de ruimtelijke afbakening van een domein. Bij een woning is dat bijvoorbeeld de voortuin, op buurtniveau zijn dat herkenbare entrees, zoals een poortgebouw waardoor buitenstaanders minder snel een buurt in gaan. Het is belangrijk om het con-

tainerbegrip veiligheid te specificeren. De genoemde maatregelen gaan vooral over het terugdringen van inbraken en vandalisme. Maar veiligheid gaat ook over het risico op gasontploffingen, zoals laatst in Drachten toen een bewoner met een psychiatrische aandoening in zijn appartement een explosie veroorzaakte. De laatste tijd wordt veel gesproken over de relatie tussen wijkontwerp en radicaliserende jongen. Dat is speculatief. Een wijkontwerp zorgt niet dat iemand crimineel wordt – dat heeft met heel veel zaken te maken, zoals de sociale omge-

63 / ZORG VOOR DE WIJK

ving en sociale uitsluiting. Een stedenbouwkundige structuur kan wel de condities scheppen waardoor crimineel gedrag gestimuleerd wordt. Het is aan de gemeenteraad om plannen te toetsen op veiligheidsaspecten. Dat kan met een veiligheidseffectrapportage of het politiekeurmerk Veilig Wonen. Van tevoren moet bepaald worden of veiligheid in het geding is. Het is zeker niet zo dat dit alleen in slechte wijken het geval is. In een villawijk is het inbraakrisico hoog, in een kinderrijke wijk is meer vandalisme.’ (M.H.)

Dat lijkt een enorme sprong voorwaarts in het op maat snijden van de persoonlijke verzorging en de ziektepreventie. Maar tegelijkertijd blijken er in de praktijk ook keerzijden van deze persoonlijke aanpak. Zoals het verschralen van het sociale contact van ouderen met zorgverleners en mantelzorgers.’


ZES KEER ONTWERP EN GEZONDHEID Kan het ontwerp oplossingen bieden voor integratie, eenzaamheid of obesitas? Gasthoofdredacteur Floris Alkemade selecteerde zes goede voorbeelden.

SIMPEL EN KLEIN Sinds 2013 houdt het in New York gevestigde Center for Active Design zich bezig met het ontwerp van gezonde wijken. Doel is om gezondheid – naast beweging is ook voeding een speerpunt – een vaste plek te geven in het ontwerp van gebouwen, straten, pleinen en wijken, onder meer door onderzoek, het opstellen van richtlijnen en het begeleiden van architecten en stedenbouwkundigen die in de stad aan de slag gaan. Een gezond stadsontwerp heeft heel wat voeten in de aarde, zeker in de autogekke

Amerikaanse suburbs waar de herinrichting van een straat ten faveure van fietsers of voetgangers tot veel weerstand leidt. ‘Je moet simpel en klein beginnen’, zei directeur Joanna Frank in een eerder interview met Blauwe Kamer. ‘Zorg voor voldoende bankjes langs routes zodat mensen met een gerust hart aan een wandeling beginnen. Besteed aandacht aan bushaltes en oversteekplaatsen, zorg voor veilige fietsenstallingen. Op een grijze asfaltvlakte ondernemen kinderen niks, maar schilder een kleurenpatroon en ze gaan spelen.’

OPKNAPBEURT

Schetsen van plein06 voor Het Dorp in Arnhem. De overgangen tussen publieke en private ruimtes worden

gemarkeerd met veranda’s, tuinen, pergola’s en halfopen binnen- en buitenwanden.

64 / BLAUWE KAMER 3 2016

Op wijkniveau kunnen speelmogelijkheden, buurttuinen en een aangenaam microklimaat aanzetten tot gezonder gedrag. Maar fysieke ingrepen alleen zijn niet genoeg. Ruimtes en plekken moeten aantrekkelijk worden gemaakt – door bij een project wijkorganisaties, woningcorporaties, gezondheidsinstellingen en scholen te betrekken, door het gebruik van sociale media of evenementen om lichamelijke beweging en gezonde voeding te stimuleren. (M.H.)


Zitplekken maken autostad New York attractiever voor een wandeling.

Na bijna vijftig jaar is Het Dorp in Arnhem toe aan een opknapbeurt. In het woonzorgproject – beroemd van de televisieactie met Mies Bouwman – stond zelfstandigheid altijd al voorop. Anno 2016 worden bewoners helemaal niet meer als patiënten gezien, maar zijn zij zelfstandige inwoners van een groene en duurzame Arnhemse wijk. Het Rotterdamse bureau Plein06 bracht in opdracht van de rijksbouwmeester een ruimtelijk advies uit over de aanpak van de verblijfs- en ontmoetingsplekken. Het is een aanvulling op het masterplan uit 2011, dat hier te weinig op inspeelt. Plein06 constateerde dat bewoners door de continue

65 / ZORG VOOR DE WIJK

verzorging een gebrek aan privacy ervaren. Ook is de bosachtige omgeving van Het Dorp slecht toegankelijk en zijn semiopenbare ontmoetingsplekken niet sfeervol genoeg. Collectieve ruimtes zoals trainingszalen, restaurants en werkruimten zijn volgens de bewoners verkeerd gedimensioneerd en onlogisch gesitueerd. Plein06 ontwikkelde een set praktische tips. Het uitgangspunt is dat bewoners voortaan zelf kunnen kiezen of ze willen deelnemen aan gemeenschappelijke activiteiten of juist in een beschermde omgeving willen ‘leren en trainen’. Met superveranda’s, halfopen binnen- en buitenwanden en pergola’s kunnen

ruimtes subtiel van elkaar worden gescheiden. Hetzelfde geldt voor open en dichte groenstructuren, hoogteverschillen, maatvoering, sfeer en materialisatie. De benadering van Plein06 resulteerde in een ‘kompas voor zelfredzaamheid’. Het kompas komt tegemoet aan de wensen van de individuele bewoner en koppelt kennis over zorg, behandelfasen en de toepassing van technologie aan de inrichting van ontmoetingsplekken en de omgeving. (M.Ba.)


INTEGRATIE Een van de winnende plannen in de prijsvraag ‘A home away from home’ – een initiatief van het COA en de rijksbouwmeester – is de inzending van het team rondom architectenbureau Onix NL en MD Landschapsarchitecten. Hun plan om vluchtelingen te huisvesten combineert sociale integratie met leegstaand agrarisch erfgoed. Voor het Groningse dorp Bellingwolde, waar al een AZC gevestigd is, ontwierp het team een ‘nieuw erf’, geënt op de manier waarop de gezinnen van boeren en knechten hier vroeger samenleefden. Het plan voorziet in nieuwbouw op het erf van houten woonkubussen die de vluchtelingen zelf bouwen. Het is een meerjarenplan, waarin vervolgens de boerderijen worden gerestaureerd en een moestuin wordt aangelegd en onderhouden. Hoe dit precies gebeurt ligt open. Het kan met een beheerder uit het dorp of het AZC, er kan een groentekas komen op

het dak van de kubussen, er kunnen culturele activiteiten plaatsvinden en maaltijden worden geserveerd. De activiteiten zijn in ieder geval toegankelijk voor iedereen, zodat het plan tevens inspeelt op de problematiek van de krimp in dit gebied, waar de sociale structuur afbrokkelt en steeds minder voorzieningen zijn. Want niet alleen de sociale structuur op het erf, maar ook die van het dorp wordt hechter met deze ‘nieuwe buren’. (M.Ba.)

De ‘nieuwe erven’ in 2017, gebouwd voor en door asielzoekers.

Onder: Samen vormen de nieuwe erven een netwerk van voorzieningen waar bewoners en asielzoekers elkaar ontmoeten.

FRISSE LUCHT Een raampje open zetten voor frisse lucht is in veel steden af te raden vanwege de hoge concentraties fijnstof en roet in de buitenlucht. De architecten van AtelierPro onderzochten in Antwerpen hoe een schoolgebouw de luchtkwaliteit kan verbeteren, zowel binnen als buiten. Het resultaat is een toolbox met ruimtelijke ingrepen die een luchtzuiverende werking hebben. Het schoolgebouw Impressie van het luchtzuiverende schoolgebouw.

66 / BLAUWE KAMER 3 2016

bestaat uit meerdere schillen, met daartussen verschillende luchtkwaliteiten. Deze lucht wordt elektrostatisch gezuiverd en in de ruimtes geblazen. De lucht gaat eerst naar de leslokalen, dan naar de semiopenbare ruimtes, zoals de gangen en overdekte ontmoetingsplekken, en vervolgens naar de openbare ruimte buiten. De getrapte buitengevel genereert extra turbulentie waardoor de ver-


Plattegrond van een van de woningen die volgens het Thuishuis-concept zijn ingericht.

Maquette van het op het kuuroord gebaseerde woonzorggebied in Turnhout.

WANDELSTAD In achttiende- en negentiendeeeuwse kuuroordsteden staat de wandeling centraal. Mensen wandelen er via overdekte gaanderijen van plek naar plek. De Duitse schrijver Hermann Hesse onderging in 1923 een behandeling van drie weken in Baden en beschreef in zijn novelle ‘Kuren’ hoe het wandelen de dag aan elkaar rijgt: van eetzaal naar zwembad naar casino naar bed. Wandelen maakte deel uit van het genezingsproces. Architect Daniëlle Huls paste het kuuroordenidee toe in de Belgische stad Turnhout. De opgave was om een voormalig industriegebied te herontwikkelen tot woon-zorggebied. Huls – destijds werkzaam voor bureau B+B – gebruikte de wandeling als structurerend element. De stad met zijn plei-

SAMENWONEN nen en kleine straatjes nodigde hiertoe uit. Drie gebouwen zijn rondom een binnenplein gesitueerd en met doorsteken naar de omliggende straten. Gaanderijen verbinden privé- en publieke ruimtes. Tegelijkertijd kunnen onder de gaanderijen activiteiten plaatsvinden. Dit nieuwe stuk stad nodigt uit om lopend door het gebied te gaan. (M.Be.)

De Nationale Eenzaamheidsprijs stond in 2015 in het teken van wonen en zorg. Het concept ‘Thuishuis’ van de Stichting Thuis in Welzijn won. Het plan voorziet in woonplekken in Deurne, Harderwijk en Amstelveen voor alleenstaande 60-plussers die weinig te besteden hebben. Thuishuis is een soort studentenhuis, maar dan voor ouderen. Het bijbehorende programma Thuisbezoek houdt in dat vrijwilligers de ouderen bezoeken en helpen om hun netwerk te vergroten. Ondanks het succes blijft het lastig Thuishuis-projecten van de grond te krijgen. Probleem is de financiering. Geldschieters overtuigen met een beroep op de maatschappelijke baten is niet zo gemakkelijk, omdat eenzaamheid

Samen eten in het Thuishuis.

meestal niet als ziekte wordt gezien. Onderzoeksbureau Rigo maakte een kostenbatenanalyse en keek wat er gebeurde als je samenwonen zou beschouwen als een medicijn tegen eenzaamheid. Dan zou je met Thuishuis zo’n 20 procent welvaartswinst in de vorm van gezondheidswinst halen en 70 procent besparen op zorgkosten. (M.Be.)

vuilde lucht naar boven wordt gezogen. Zo wordt de vuile lucht afgevoerd en verbetert de luchtkwaliteit op maaiveldniveau. Naar aanleiding van dit onderzoek startte Atelier Pro met Kondor Wessels het initiatief ‘Healthy Living Lab’, een laboratorium voor gezond wonen in de transformatieopgave. (A.S.) De getrapte buitengevel genereert turbulentie waardoor vervuilde lucht naar boven wordt weggezogen.

67 / ZORG VOOR DE WIJK


De rol van stedenbouwkundig ontwerp in het maken van een gezonde stad moeten we niet overschatten. Meer dan de aanwezigheid van groen en fietspaden, voorspellen sociaaleconomische ongelijkheid en segmentatie het aantal gezonde levensjaren in wijken. Toch, zo betoogt Wouter Vanstiphout, kunnen ingrepen in de stad om ziekmakende factoren te bestrijden niet zรณnder ontwerp. Pleidooi voor de revival van de klassieke taakopvatting van de stadsontwerper.

Therapie voor de ongezonde stad 68 / BLAUWE KAMER 3 2016


Tekst Wouter Vanstiphout

Hoe kan het ontwerp bijdragen aan het verkleinen van de gezondheidskloof tussen stedelingen?

>>

Stedenbouwkundig en architectonisch ontwerp verheugen zich in een hervonden elan als bezorger van gezondheid. Zo ligt bij het concept van evidence based design de nadruk op het belang van de omgeving waarin de patiënt herstelt. Voorheen was de ruimtelijke en esthetische beleving van het ziekenhuis een sluitpost en werden architecten vooral aangesproken op hun logistieke en technische expertise. Steeds vaker wordt nu ook de atmosferische, culturele dimensie van architectuur ontdekt als helende factor. En daardoor als primair onderdeel van het functioneren van het ziekenhuis. Ook buiten het ziekenhuis, in steden en wijken, worden gezondheidsargumenten aangevoerd om wijken groener te maken, om meer sportvoorzieningen aan te leggen, om ze fiets- en voetgangersvriendelijker te maken. Eerder moesten bewoners en ontwerpers dergelijke investeringen in schoonheid en gebruikskwaliteit veroveren op complexe begrotingen waarin wordt gewoekerd met vierkante meters en financiële middelen, en waarin parkeernormen, verkeersveiligheid, onderhoudsbudgetten en woningdichtheden stelselmatig de overhand hadden. Op dit moment wordt het vergroenen van een wijk of het aanleggen van fiets- en wandelpaden niet onmiddellijk meer gezien als een ‘onrendabele top’, maar als investeringen die op de lange duur een positief effect kunnen hebben op de gezondheid van de inwoners – en dus op de zorgbudgetten van de gemeente. Architectuur en stedenbouw lijken een lang verloren rol te hervinden: de ontwerper als medicus, vergelijkbaar met de rol die ontwerpers hadden in de negentiende en twintigste eeuw, toen ze de van cholera en difterie vergeven volkswijken mochten afbreken en opnieuw opbouwen met woningbouw met stromend water en riolering, langs groene singels en rond parken en speelvelden. Denk aan W.N. Rose die halverwege de negentiende eeuw volgens hygiënistische principes de singels van Rotterdam ontwierp en als architect verantwoordelijk was voor het Coolsingelziekenhuis, opgezet als een installatie voor de aan- en afvoer van schoon en vuil water en lucht.

gingen behoren tot de kern van de nieuwe wijken en buurten die in die periode in Nederland verrezen. Van het grote academische ziekenhuis tot het intieme Groene Kruisgebouwtje: de architectuur onderstreepte het publieke karakter van de verzorgingsstaat.

Later, met de opbouw van de verzorgingsstaat, mochten ontwerpers de ziekenhuizen, gezondheidscentra en verzorgingshuizen bouwen waarmee de medische zorg in steden, wijken en dorpen bereikbaar werd gemaakt voor iedereen, ongeacht afkomst, inkomensniveau of opleiding. Normeringen en standaarden vierden hoogtij in de architectuur en zorggebouwen

De overheid probeert de problemen in de zorg het hoofd te bieden door behalve te decentraliseren naar lagere overheden, ook verantwoordelijkheid naar de burger te schuiven. Dit mobiliseren van de burger en van zijn netwerk, om daarmee een deel van de vanzelfsprekendheid van de verzorgingsstaat terug te schroeven, gebeurt onder de noemer ‘participatiemaat-

69 / ZORG VOOR DE WIJK

In de afgelopen decennia hebben architectuur en stedenbouw net als de sociaaldemocratische politiek veel van hun ideologische veren moeten afschudden. Ze zijn sterker verbonden geraakt met projectontwikkeling, commerciële centra, de woningmarkt, cultureel en recreatief vastgoed – met ruimte als een product, in plaats van als een publieke zaak. Architecten en stedenbouwkundigen wordt gevraagd om nauw omschreven diensten te leveren aan private cliënten, of aan overheden die zich opstellen als private cliënten, een groot verschil met de tweede helft van de vorige eeuw, toen zij veelal in de rust van publiek opdrachtgeverschap konden werken aan een beperkte reeks opgaven. Zij hoefden zich veel minder druk te maken om opvallende of unieke inventies en vormen. Tegenwoordig is ontwerp niet langer een vanzelfsprekende verantwoordelijkheid van publieke instituties. Het is een kers op de taart, een zeer specifiek product, een als cultureel beschouwd fenomeen dat iedere keer weer zijn bestaansrecht moet verdedigen. De zorg is intussen een steeds vanzelfsprekender deel van ons leven gaan uitmaken. Om dit ook in de toekomst zo te houden – zorg wordt steeds ingewikkelder en duurder – zocht het rijk zijn toevlucht in de filosofie van ‘nieuw publiek management’ dat stelt dat publieke diensten het beste kunnen worden geleverd door ze te organiseren als private bedrijven met een winstoogmerk. De vooruitgeschoven rol van ziektekostenverzekeraars, de privatisering van ziekenhuizen en van thuiszorgorganisaties zijn hier voorbeelden van. Ironisch genoeg leidt juist het delegeren aan marktpartijen van een dienst die door burgers als vanzelfsprekend wordt geacht tot méér kopzorgen: de kosten rijzen de pan uit en zorg roept maatschappelijke spanningen op.


schappij’, een mengvorm van een christendemocratisch appèl op de familie en de buurt, een liberaal terugdringen van de rol van de staat en een links-progressieve oproep tot solidariteit. Naast de participatiemaatschappij is de tweede tendens de roep om preventie door gezonde leefstijlen. Sinds de jaren tachtig groeit de kritiek op de verzorgingsstaat als een nanny state die de zorg voor hele generaties zorg- en uitkeringsverslaafden op zijn schouders nam. Als reactie verschoof de focus naar de individuele verantwoordelijkheid van de burger voor zijn eigen gezondheid. De promotie van een gezonde leefstijl werd een speerpunt van het zorgbeleid. Zodoende hebben we niet alleen te maken met een participatiemaatschappij waar de overheid de verantwoordelijkheid voor zorg terugschuift naar de burger, maar ook met een preventiemaatschappij, waar de overheid zich bekommert om de leefstijl van zijn burgers. Dus terwijl de staat de zorg voor de zieke en de kreupele naar andere partijen schuift, intensiveert de overheid haar betrokkenheid bij de manier van leven van de gezonde en actieve mens. Toch is dit juist een nieuwe opgave voor met name stedenbouwkundig ontwerp. In het concept van ‘de gezonde stad’ is een belangrijke rol weggelegd voor de gebouwde omgeving in het beïnvloeden van leefstijlkeuzes. Daarmee is het ontwerpen van een mooie, open en groene stad ineens opnieuw een zaak van nationale volksgezondheid, in plaats van dat het zuiver met economische, culturele of vastgoedargumenten moet worden verdedigd. Er is echter een groot verschil met ontwerpers als Rose in Rotterdam en Haussmann in Parijs, die door de aanleg van waterstromen, de afbraak van sloppen en het verplaatsen van slachterijen de oorzaken van cholera en difterie wegnamen. Ontwerpers van vandaag doen weliswaar eveneens aan preventieve gezondheidszorg, maar zij pakken ongezondheid aan door het gedrag van bewoners te beïnvloeden. Het gaat bovendien niet om de bescherming tegen ziektekiemen, maar om het vermijden van welvaartsziektes als diabetes, obesitas, hart- en longkwalen en depressies. Weliswaar hoort bij ‘de gezonde stad’ ook de bescherming tegen luchtvervuiling, lawaai en gevaar door die zo ver mogelijk van de burger vandaan te houden, nieuw bij deze gezondestadprojecten is het verband dat gelegd wordt tussen fysieke ingrepen en het effect daarvan op het gedrag van bewoners waardoor zij langer gezond en actief kunnen blijven. Er bestaat een neiging om de gezondheidswinst van ingrepen in de omgeving te kwantificeren – in levensjaren of zelfs in euro’s uit te drukken. Daarmee ontstaat een unieke verweving van investeringsstromen die tot nu toe los van elkaar liepen: die van het ruimtelijk beleid en het zorgbeleid – of op gemeentelijk niveau: de budgetten voor ingrepen in de openbare ruimte en die voor zorg. In het rapport ‘Gezond, groen en productief’ – opgesteld door KPMG in opdracht van het ministerie van Economische Zaken – wordt berekend dat de aanleg van extra groen in de Amsterdamse wijk Bos en Lommer op termijn leidt tot een aanzienlijke afname van de zorgkosten (met name voor depressies). Bovendien zou ook het ziekteverzuim afnemen. KPMG staat in deze analyse bepaald niet alleen. In het manifest ‘Groen Loont’ – opgesteld voor onder andere de ANWB, het Groenforum, het productschap Tuinbouw en de Bomenstichting – staat dat het vergroenen van de leefomgeving jaarlijks een besparing op de directe zorgkosten kan betekenen.

70 / BLAUWE BLAUWE KAMER KAMER 33 2016 2016

De ‘participatiemaatschappij’ vermengt een christendemocratisch appèl op mantelzorg, een liberaal terugdringen van de staat en een linksprogressieve oproep tot solidariteit


En socioloog Jolanda Maas berekende dat een groene woonomgeving in een straal van 1000 meter rond de woning leidt tot effecten op 15 van 24 geteste ziektes, en dat één procent meer groen één depressieve patiënt scheelt per 10.000 inwoners. Hoewel deze onderzoeken aantonen dat in groene wijken dikwijls gezondere inwoners leven, lukt het maar niet om een causaal verband vast te stellen. Dat in een groene wijk meer gezonde mensen wonen, die bovendien sterke sociale netwerken hebben en een productief arbeidzaam leven leiden, betekent niet dat het groen daarvan de óórzaak is. Het is ook mogelijk dat mensen die werken en gezond zijn meer keuzevrijheid hebben en daarom een wijk uitkiezen waarin zij graag wonen – en dat zijn dikwijls groene wijken. Het verband tussen woonomgeving en gezondheid is daarentegen onbetwist. De Rotterdamse hoogleraar Determinanten van Volksgezondheid Lex Burdorf stelde in 2014 vast dat de gemiddelde levensverwachting in soms naast elkaar liggende wijken zes of zeven jaar kan verschillen, terwijl het verschil in gezonde levensjaren zelfs 16 tot 19 jaar kan zijn. Burdorf toont aan dat de oorzaak van deze grote verschillen niet is dat een buitenwijk door de groene omgeving of het aantal fietspaden gezonder is dan de dichte volkswijken in de stad, maar dat de bevolking zich uitsorteert naar inkomens- en opleidingsniveau. Het verschil in levensverwachting tussen hoog- en laagopgeleide mensen bedraagt immers ook maar liefst zeven jaar. Een duidelijk causaal verband vindt men wel in de factor werk. Iemand die betaalde arbeid verricht is socialer, gelukkiger en gezonder – het verliezen van werk heeft een sterke negatieve invloed op de gezondheid en werkloosheid en afhankelijkheid concentreren zich evident in bepaalde wijken. Er bestaat met andere woorden een dramatische ruimtelijke ongelijkheid in levensverwachting en kwaliteit van leven, een ongelijkheid die op zichzelf de gezondheid aantast. Die ruimtelijke ongelijkheid moet worden aangepakt om onze steden en wijken gezonder te kunnen maken. In een publicatie in 2014 in het blad Lichtkogel van Rijkswaterstaat over gezonde verstedelijking zegt voormalig burgemeester en hoogleraar Integratie en Openbaar Bestuur Jacques Wallage: ‘Er is maar één remedie tegen ongezonde stedelijke segmentatie en dat is het mengen van bevolkingsgroepen. We hebben een instrument om die sociale segmentatie te bestrijden, namelijk de woningbouwcoöperaties. Die zijn in staat om gemengd te bouwen, dat wil zeggen koopwoningen en sociale woningbouw door elkaar in een wijk.’ Waar Wallage naar verwijst is het zogenaamde gemengdewijkenbeleid waarin woningbouwverenigingen met gemeentes en projectontwikkelaars in armere wijken sociale woningen vervangen door duurdere (koop)woningen met als doel om hoogopgeleiden met meer koopkracht te mengen met bewoners met lage inkomens en opleidingsniveaus. Deze aanpak is niet onomstreden. De Delftse sociaal geograaf Maarten van Ham betoogt dat sloop en nieuwbouw ten koste kan gaan van sociale verbanden en dat sommige bewoners daardoor op achterstand kunnen raken. Hij vond bovendien geen bewijzen dat het in één wijk naast elkaar wonen van rijkere en armere bewoners betekent dat ze daadwerkelijke tot uitwisseling komen. Het maken van mooie en groene wijken, fijnmazig en toegankelijk, waar de publieke ruimte uitnodigt tot actief gebruik en elkaar ontmoeten, zou een vanzelfsprekende ambitie moeten zijn. Dat gezonde inwoners met veel keuzevrijheid zich graag in

71 / ZORG VOOR DE WIJK

dergelijke wijken vestigen, laat zien dat de meeste mensen dat soort wijken willen – maar niet dat ze er onmiddellijk gezonder en vrijer van worden. Het zou dus de ambitie moeten zijn van iedere bestuurder, ontwikkelaar en ontwerper om steden zo te maken dat collectieve goederen als stadsschoon en publieke ruimte zo ruim mogelijk voorhanden zijn en zo eerlijk mogelijk verdeeld. Het is een verdraaiing van de culturele en sociale positie van het stadsontwerp dat door delen van de stad groener te maken de bewoners gezond worden – en dus de gemeenschap minder geld zullen kosten, waaruit het mooier maken betaald kan worden. Het reduceert de publieke betekenis van stedenbouw tot een paar twijfelachtige snelle en makkelijke oplossingen, en verzwakt daarmee uiteindelijk zijn positie. In de Healthy Cities-benadering – zoals de Wereldgezondheidsorganisatie die hanteert – staan structurele problemen als ongelijkheid en participatie centraal bij het realiseren van gezonde steden. Het vergroenen of vriendelijker maken voor voetgangers of fietsers is in hun benadering slechts één van de tactieken, zeker niet dé strategie. De Amerikaanse volksgezondheidsspecialist Jason Corburn beschrijft in zijn artikel ‘City planning as preventive Medicine’ (2014) in het tijdschrift Preventive Medicine welke aspecten van stedelijke gezondheid cruciaal zijn om aan te pakken. Hij wijst ten eerste op omgevingskwaliteit, waarmee hij specifiek doelt op de kwaliteit van bodem, water en lucht. Maar direct daarna komt volgens Corburn gelijkheid als sleutelfactor. Gelijkheid in de toegang tot goed onderwijs, goede betaalbare woningen, kwalitatief hoogstaande openbare ruimte, openbaar vervoer, goede producten en diensten. Verder noemt hij de beschikbaarheid van bevredigende betaalde banen waar een gezin van kan leven, en ten slotte sociale cohesie en politieke emancipatie van de stedelijke bevolking als een geheel. Dus als ontwerpers zich willen bekommeren om de gezondheid van de stad, moeten ze zich in de eerste plaats bekommeren om de stad als collectief belang, waarin de voordelen zo eerlijk mogelijk verdeeld zijn over de inwoners en waarover de inwoners zo veel mogelijk zeggenschap hebben. De onmiskenbare causale verbanden tussen de sociaaleconomische conditie van de stad als geheel en de gezondheidsverschillen tussen zijn inwoners, zou een enorme boost moeten geven aan het ontwerp van de stad als een publiek project. Dat vraagt van opdrachtgevers en ontwerpers dat ontwerp niet wordt gezien als een snelle oplossing op gebouw- of buurtniveau, maar als een opdracht die de gehele stad bestrijkt. Het betekent dat dalen in de gezondheidsgrafiek van een stad niet als lokale hotspots worden gezien – die met fysieke middelen chirurgisch behandeld moeten worden – maar als symptomen van structurele problemen van de stad als geheel. Lokale buurtmengings- en vergroeningsprojecten hebben dan alleen maar zin als ze deel uitmaken van een benadering die de gehele stad betreft. Het afzetten van investeringen in fysieke ingrepen tegen gezondheidseffecten en daarmee zorgkosten op de korte of middellange termijn, moet ook ernstig gerelativeerd worden omdat het kan leiden tot schijnsuccessen. De vraag rijst of het nog wel mogelijk is om vanuit de fysiekruimtelijke structuur te komen tot gezonde steden. Het antwoord is ja. Er zijn wel degelijk fysieke factoren te benoemen die bepalen of mensen wel of niet profiteren van de stad als geheel, of die juist leiden tot isolement en tot het ontstaan van


De gezondheid van de stad vraagt in de eerste plaats om de stad als collectief belang te zien waarin de voordelen eerlijk verdeeld zijn

plaatselijke negatieve spiralen en grote sociale verschillen tussen delen van de stad. De verkeersinfrastructuur van de stad is zo’n factor. De hinder van rijkswegen door de stad heeft geleid tot stringente wetgeving tegen geluidsoverlast en luchtvervuiling, al heeft die niet voorkomen dat er gebieden zijn waar deze overlast toch bestaat. Niet alleen vind je hier concentraties van gezondheidsklachten, bovendien vormen de rijkswegen veelal barrières die slechte woonwijken brandmerken en op afstand zetten, en waar strenge milieuvoorschriften het moeilijk maken er scholen te bouwen, betere woningen, enzovoort. Het autoverkeer, gecombineerd met onze milieuwetgeving, heeft als een autonoom proces de stad gesegmenteerd en verdeeld in goede delen en slechte delen. Maar het tij kan keren. Door de invoering van de elektrische en uitstootvrije auto hoeven deze stadsdelen niet meer als veredelde bedrijventerreinen te worden behandeld. De onmiddellijke omgeving van snelwegen is het startpunt voor een project waarbij we weer de samenhang tussen de delen van de stad zoeken, door hier de goede en slechte wijken fijnmazig en direct met elkaar te verbinden. Dit kan één onderdeel zijn van een veel breder stedelijk project dat inzet op de gezondheid van de stad als geheel en dus ook de economische en sociale cohesie van de stad als geheel. De publieke en laagdrempelige toegankelijkheid van de stedelijke economie en diensten voor iedereen ligt dan binnen handbereik. Een andere veelbelovende fysieke ingreep zou zijn het beschikbaar maken van goede en betaalbare woningen voor stedelingen met een beperkte beurs. In plaats van de ‘voorraad sociaal’ kleiner te maken om de stad op te stuwen in de vaart der volkeren, zoals in veel steden gebeurt, is het een betere strategie om deze juist aan te vullen. Grote hoeveelheden goedkope huur- en koopwoningen kunnen dunbebouwde en vergrijzende wijken tot leven brengen, leeglopende kan-

72 / BLAUWE BLAUWE KAMER KAMER 33 2016 2016

toorwijken verstedelijken en levendige volkswijken dynamisch houden. Dat geeft starters een kans zich te vestigen in de stad, trekt jong talent aan, en neemt sociale spanningen weg die ontstaan als bijvoorbeeld vluchtelingen en autochtone Nederlanders wachten op een sociale huurwoning. Maar vooral wordt daarmee vermeden dat bewoners met een kleinere beurs worden verdrongen uit gentrificerende buurten – met alle gezondheidsklachten en verdere segregatieverschijnselen van dien. Een derde innovatie vraagt investeren in ‘plekken van publieke vertrouwdheid’: scholen, medische centra, bibliotheken, zwembaden, sportgebouwen maar ook de lokale winkelcentra en cultuurgebouwen die massaal gesloten worden vanwege teruglopende klandizie. Zij spelen echter een cruciale rol in de ontmoetingen en de dagelijkse routines van mensen, en kunnen door slimme herprogrammeringen en herontwerp deze rol blijven spelen. Daarmee wordt een van de grootste oorzaken van ongezondheid bestreden: eenzaamheid en isolement. Een van de belangrijkste instituten voor een gezonde stad is de school, een van de belangrijkste factoren voor gelijkheid, en dus van gezondheid: breed toegankelijk en kwalitatief hoogwaardig onderwijs. Het bouwen van een nieuwe generatie scholen vraagt een massieve investering in onderwijs waarmee de hoofdoorzaak van ongelijkheid aangepakt wordt. Een vierde brandpunt in het tegengaan van ruimtelijke ongelijkheid en ongezondheid is het verdwijnen van banen in het lage en middensegment van kantooractiviteiten, juist die banen die mensen de kans bieden om tot de middenklasse toe te treden. Als we willen vermijden dat de arme wijken verder afglijden, hebben we nieuwe banen in de stad nodig. Een kansrijk model is daarvoor het terugbrengen van de maakindustrie in de stad, en het vergroten van de mogelijkheden voor mensen om hun eigen werkplaatsen, winkels en diensten te openen, al dan niet gecombineerd met hun woning. Dit brengt echter op verschillende schaalniveaus ontwerpvraagstukken met zich mee, van de logistiek en de overlast in de wijk tot en met de dubbele toegang tot de woning/werkplaats. Ontwerpers kunnen een belangrijke rol spelen in het plausibel en realiseerbaar maken van deze transitie die onze steden zullen moeten doormaken om mensen aan het werk en daarmee gezond te houden. Als we vaststellen dat ongelijkheid en ruimtelijke segregatie de grootste gevaren vormen voor de volksgezondheid en dat banen, woningen en onderwijs instrumenten zijn voor mensen om zich omhoog te werken, dan staat het buiten kijf dat het ontwerp zijn grootste bijdrage kan leveren aan de volksgezondheid door zich te bezinnen op zijn oertaak: het vormgeven aan een voor iedereen goed functionerende stad. Dit is een verkorte versie van het essay ‘De rol van ontwerp in de preventemaatschappij’ dat Wouter Vanstiphout schreef in opdracht van het College van Rijksadviseurs en de congresorganisatie van ‘Building the Future of Health’. Het gehele essay verschijnt binnenkort op de website buildingthefutureofhealth.eu

<<


DE PROJECTEN

72 /

DE ILLUSIE VAN HET WARE LANDSCHAP IN LAS VEGAS

Valkenburgse gracht in oude glorie / Gebouw voor Wim Pijbes / Hoe een saai station een parel in de stad kan worden / Nieuwe duinen van Vlielands stuifzand / Typisch Nederlands landschap voor typisch Russische stad / Aangenaam wachten op de trein in Ede

83 /

WATERPLEIN TIEL OOK BIJ DROOGTE EEN AANWINST VOOR DE BUURT

73 / DE PROJECTEN


74 / BLAUWE KAMER 3 2016


DE ILLUSIE VAN HET WARE LANDSCHAP IN LAS VEGAS / Las Vegas, gokhoofd­ stad van de wereld, gaat met een nieuwe pleinruimte de illusie voorbij. Met zijn lokale materialen en vegetatie is The Park een eerlijke verwijzing naar het woestijnlandschap

75 / DE PROJECTEN


PROJECT The Park LOCATIE Las Vegas ONTWERPERS !melk landscape architecture & urban design OPDRACHTGEVER MGM Resorts International OPPERVLAKTE 2 ha ONTWERP 2013 UITVOERING 2014 – 2016

Het beplantingsplan regisseert schaduwplekken in de buitenruimte en voorziet elk moment van het jaar in bloeiende planten en bomen. De beplanting bestaat louter uit woestijnvegetatie.

>> Tekst Anne Seghers Foto’s Hanns Joosten

De ochtend nadert zijn einde als de wafelbar aan The Park zijn deuren opent. De rij mensen kan eindelijk naar binnen, de koele geairconditioneerde ruimte in. Toeristen drinken hun coffee-to-go, zittend op het rode meubilair dat her en der verspreid is over deze nieuwe openbare ruimte. In de schaduw van een grote stalen sculptuur leest iemand de krant. Een kind klimt op een natuurstenen rand, springt er vervolgens af en rent naar de watermuur om met het water te spetteren. De plek waar voorheen de parkeerplaats van hotel-casino New York-New York te vinden was, is nu het domein van de voetganger. Hoewel The Park pas sinds een paar weken open is, straalt het niet de typische nieuwigheid uit die bij net-opgeleverde projecten hoort. Geen miezerige jonge boompjes,

76 / BLAUWE KAMER 3 2016

maar volgroeide exemplaren die ruime schaduwen werpen. Geen ongemakkelijke aangeharktheid, maar beplantingsvakken met volle woestijnplanten die een nonchalance uitstralen alsof ze er altijd al stonden. The Park is een nieuwe vertakking van de Strip, de belangrijkste openbare ruimte van Las Vegas die tal van grote hotel-casino’s aaneenrijgt. Met The Park geeft het bureau !melk – geleid door de Nederlandse landschapsarchitect Jerry van Eyck – vorm aan een ommezwaai van de Strip – van autofiel naar autofoob. In hun klassieker ‘Learning from Las Vegas’ deden Denise Scott Brown en Robert Venturi verslag van hun onderzoek naar de autostad Las Vegas. ‘De onmiddellijke nabijheid van aanverwante activiteiten, zoals in een hoofdstraat waar je


The Park is een langwerpige pleinruimte die zich tussen hotelcasino’s New York-New York en Monte Carlo heen manoeuvreert.

van de ene winkel naar de andere loopt, is langs de Strip niet noodzakelijk, aangezien de interactie plaatsvindt via de auto en de snelweg. Je rijdt van het ene casino naar het andere, zelfs als ze naast elkaar liggen, vanwege de afstand ertussen en omdat een tussenliggend benzinestation eigenlijk wel goed van pas komt.’ Inmiddels is dat anders. De Strip is steeds verder verdicht met casino’s en hotels. Mensen rijden niet langer van het ene naar het andere casino, maar lopen en verwachten dat de route ook een attractie is. Voor vastgoedinvesteerder MGM, onder andere eigenaar van de hotelcasino’s NewYork-NewYork en Monte Carlo, is dit het belangrijkste argument om te investeren in openbare ruimte op de Strip. Zij zien potentiële omzet in al deze wandelaars – met 42 miljoen bezoekers per jaar is dat geen vreemde gedachte. The Park is voor hen in de eerste plaats het nieuwe businessmodel van de Strip. Inzetten op kwaliteit speelt hierin een belangrijke rol: tussen de replica’s van het Vrijheidsbeeld en de Eiffeltoren is een fraaie buitenruimte met aandacht voor lokale materialen en vegetatie pas echt een topattractie.

Het ontwerp van The Park is opgebouwd uit meerdere lagen, zoals waterpartijen, woestijnbomen en schaduwrijke plekken.

77 / DE PROJECTEN

The Park is een langwerpige pleinruimte die zich een weg baant tussen de hotels New York-New York en Monte Carlo, richting een nieuw muziekstadion. Organische patronen in de bestrating voorkomen dat je ergens op de ruimbemeten strook wordt overvallen door een gevoel van leegte. De ontworpen ruimte regisseert de bewe-


In de buitenruimte staan stalen ‘bloemsculpturen’, geproduceerd door Studio Metalix.

gingen en het gebruik van de bezoeker. Trappen, randen en muurtjes slingeren in vloeiende vormen door de openbare ruimte. Ze orkestreren de looproutes en omkaderen de beplantingsvakken. Hier en daar zijn deze inrichtingselementen gecombineerd met boomgroepen of de schaduwsculpturen, waardoor intieme hoekjes ontstaan waar mensen gaan zitten. Het ontwerp is een ode aan wat Las Vegas in essentie is: een oase in de Mojavewoestijn. De keuze voor de materialen, patronen, kleuren en vegetatie is geïnspireerd op de karakteristieken van deze woestijn. Maar de woestijn is ook een dor, schraal landschap, blootgesteld aan extreme hitte, felle zon en watertekorten. Met het ontwerp voor The Park verzacht !melk deze extreme omstandigheden waar mogelijk. Zoals met grote

stalen sculpturen en woestijnbomen die schaduw brengen, watermuren die de temperatuur lokaal met 15 graden verlagen en woestijnvegetatie die periodes van droogte kan doorstaan. Met The Park neemt !melk afscheid van de Vegas-traditie van het creëren van illusies: alles is echt wat het is, geïnspireerd op de oorspronkelijke omgeving. Zo is enkel gebruikgemaakt van vegetatie die van nature in de Mojavewoestijn voorkomt, zoals de woestijnbomen mesquite en palo verde, maar er staan ook salie, yucca en agave. Voor de opstaande randen en trappen is gebruikgemaakt van het natuursteen metakwartsiet afkomstig uit een lokale groeve. Het is de enige openbare ruimte aan de Strip die daadwerkelijk een bestemming is. De rest is doorgangsruimte: achterkanten

78 / BLAUWE KAMER 3 2016


De stalen sculptuur Bliss Dance van kunstenaar Marco Cochrane stond eerder op het festival Burning Man en siert nu The Park.

Het is een gebied geworden waar de hotelcasino’s zich laten zien aan de voetganger

De waterwanden brengen de temperatuur lokaal 15 graden omlaag.

die per ongeluk voorkant zijn geworden. Dit succes komt mede doordat !melk heeft bedongen dat ook de plint van New York-New York werd aangepast. Voorheen was dit een blinde gevel met daarvoor een parkeerplaats. Nu zijn er kleine eettentjes met terrasjes te vinden en is het een gebied geworden waar de hotel-casino’s hun gezicht tonen aan de nieuwe doelgroep: de voetganger. The Park is de eerste fase van een groter masterplan voor de omvorming van de hele Strip tot een voetgangersvriendelijke buitenruimte. Dit masterplan bestaat uit een aaneenschakeling van open ruimtes langs de Strip, die door een coherente inrichting en materialisatie zorgen dat die kan uitgroeien tot een samenhangend publiek

domein. Het doel is Amerikaans groots: het transformeren van een anti-voetgangersstad in dé voetgangersstad van de VS. Het is voor het eerst dat een partij nadenkt over de Strip als één geheel. Dit is bijzonder, want de ad-hocmanier van plannen, kavel voor kavel, zit van oudsher in het DNA van de Strip. Opdrachtgever MGM is ‘eigenaar van slechts’ 70 procent van de Strip, dus een totaalaanpak is niet gegarandeerd. Maar hun commerciële inzicht zegt hun dat andere eigenaren uiteindelijk zullen aanhaken naarmate de herinrichting vorm krijgt. Opvallend is de fasering van het masterplan. Die ligt niet vast maar haakt aan bij het groot onderhoud van de casino’s. De tweede fase staat inmiddels in de startblokken, iets ten noorden van The Park. The Park is een haast Europese aanvoe-

79 / DE PROJECTEN

lende, heel eigen wereld. De extravagante Strip lijkt hier ver weg. Ditzelfde gevoel zal naar alle waarschijnlijkheid niet ontstaan bij de volgende, kleinere fases van het masterplan. Dat kan ook niet: de Strip kent de hoogste concentratie van grootste hotels ter wereld – een hotel met 5000 kamers is geen uitzondering. Het is dan ook een illusie om te denken dat een nieuwe openbare ruimte deze kolossen gaat domineren. Maar wat wel voorstelbaar is, is dat deze nieuwe openbare ruimte een betere balans brengt. En het is zelfs denkbaar dat het nog een stap verder gaat: dat het masterplan een dusdanig krachtige uitstraling heeft, dat het voor de identiteit van deze nieuwe Strip minder uitmaakt welke capriolen de gebouwen uithalen.

>>


Tussen de plantvakken zijn intieme zithoekjes ingericht.

De blinde zijgevel van hotel-casino New York-New York is veranderd in een plint met kleinschalige eettentjes en winkeltjes.

80 / BLAUWE KAMER 3 2016

De waterwand gezien vanaf de Strip.


De langwerpige pleinruimte gezien vanaf de Strip.

81 / DE PROJECTEN


1/

Het plan van het team van Karres en Brands moet twee stadsdelen in Roskilde verbinden.

PROJECT masterplan Ny Østergade LOCATIE Roskilde, Denemarken ONTWERP EN MASTERPLAN karres+brands; EFFEKT ENGINEERING WTM Engineers; ARUP; Alectia OPDRACHTGEVER gemeente Roskilde OPPERVLAKTE 3,5 ha ONTWERP 2016 (prijsvraag)

HOE EEN SAAI STATION EEN PAREL IN DE STAD KAN WORDEN Het Deense Roskilde wordt in tweeën gesplitst door een spoorlijn tussen het historische noordelijke deel en de moderne stad met bedrijven en hedendaagse gebouwen in het zuiden. Het station presenteert zich in zuidelijke richting als een achterkant en kijkt uit op een braakliggend industrieterrein en parkeerplaats. Eind augustus heeft een internationaal team van karres+brands, Effect, WTM, Arup en Alectia de prijsvraag gewonnen om het stationsgebied Ny Østergade te transformeren tot levendig stadsdeel dat de twee stadsdelen weer met elkaar verbindt. Een van de belangrijkste elementen van het winnende ontwerp is de integratie van het station met de omrin-

gende stad door het station te transformeren tot één doorlopende publieke ruimte. Het ontwerp verandert het station van een losstaand gebouw met alleen een ticketbalie en een wachtruimte in een integraal onderdeel van het stedelijk weefsel. Een passage onder het spoor is de eyecatcher van het plan; een groen en royaal verdiept plein, waar de spoorlijnen boven hangen. Met grote openingen voor daglicht transformeren de sporen zo tot een serie bruggen, die als pergolaachtige constructies het plein overdekken. Beplanting verlevendigt de kruising en verbindt die met het aangrenzende groen. Nieuwe fiets- en voetverbindingen onder het spoor zullen het noordelijke

82 / BLAUWE KAMER 3 2016

en zuidelijke deel van de stad beter met elkaar verbinden. Het masterplan voorziet tevens in een mix van 100.000 vierkante meter hoogstedelijke functies: woningen, retail, een hotel en een warenhuis. De nieuwe bebouwing bestaat uit verschillende typologieën van kleinschalige bouwblokken die refereren naar de historische bouwblokken bij de markt. Aan de randen van het plangebied komt een mix van kantoren, kleine winkels en woningen die aansluiten op de schaal en het karakter van de omringende wijken. Hannah Schubert

Het nieuwe museum Voorlinden in de door Piet Oudolf ontworpen tuin.


3/

2/

PROJECT Duinkarkas LOCATIE Vlieland ONTWERP Jorrit Noordhuizen (NOHNIK architecture and landscapes); Inge Kersten (Scope / H+N+S landschapsarchitecten) FINANCIERING Rijkswaterstaat; Staatsbosbeheer; gemeente Vlieland; ministerie van Defensie; Stimuleringsfonds voor Creatieve Industrie

PROJECT nieuwbouw museum op landgoed LOCATIE Wassenaar ONTWERP Kraaijvanger (gebouw); Piet Oudolf (tuin); Arup (licht) OPDRACHTGEVER Joop van Caldenborgh

Het ‘Duinkarkas’ op Vlieland.

NIEUWE DUINEN VAN VLIELANDS STUIFZAND

GEBOUW VOOR WIM PIJBES Onlangs opende Museum Voorlinden in Wassenaar zijn deuren. Het museum, de nieuwe werkgever van oud-Rijksmuseumdirecteur Wim Pijbes, toont de collectie moderne kunstwerken van ondernemer en verzamelaar Joop van Caldenborgh. Bureau Kraaijvanger ontwierp een gebouw van zes parallelle wanden van

duinzandkleurig natuursteen, met daartussen glazen puien. De tuin is ontworpen door Piet Oudolf. Hij bedacht een kleurrijke bloemenborders, omgeven door graspaden en met gras begroeide verhogingen. (M.H.)

83 / DE PROJECTEN

Wie deze zomer het geluk had over de lege stranden van Vlieland te wandelen, kan het ‘Duinkarkas’ van Jorrit Noordhuizen en Inge Kersten tegen zijn gekomen – een experimenteel object dat stuifzand op kan vangen en zo in theorie de basis vormt van een nieuw duin. De compleet houten structuur, die 50 meter lang is en is opgebouwd uit 400 segmenten, is ontworpen op basis van de vorm van een embryonaal duin. In de opstelling op Vlieland wordt de ‘zandvangcapaciteit’ van het Duinkarkas getest en continu gemonitord om de effectiviteit van de constructie te onderzoeken en deze verder te ontwikkelen. Het project biedt een oplossing voor de hinder die strand- en slaaphuisjes aan zee ondervinden van ophopingen van stuivend zand. Tegelijkertijd

wordt er getracht met natuurlijke duingroei een stevig maar veerkrachtig kustlandschap te creëren. De gekozen plek aan de rand van natuurgebied de Vliehors is een ideale locatie voor het experiment vanwege de sterke natuurlijke dynamiek, het relatief brede strand en de geringe menselijke activiteit. Het Duinkarkas blijft in ieder geval tot en met oktober staan. Mocht het tegen die tijd compleet onder het zand verdwenen zijn, is de kans groot dat het blijft liggen – en er een nieuw duin is ontstaan. (H.S.)


4/ PROJECT prijsvraag voor woonwerkgebied in Kazan LOCATIE Malye Kabany Kazan, Rusland PROGRAMMA masterplan en architectuurconcept voor 180 ha met wonen, culturele en commerciële functies; uitwerking woningtypologieën en publieke gebouwen; inrichting openbare ruimte en

landschapsontwerp; technische infrastructuur OPDRACHTGEVER Unistroy STEDENBOUWKUNDIG ONTWERP LEVS architecten LANDSCHAPSONTWERP VLUGP ONTWERP 2016

Stedenbouwkundig plan voor een nieuw woonlandschap ten zuiden van de Russische stad Kazan.

TYPISCH NEDERLANDS LANDSCHAP VOOR TYPISCH RUSSISCHE STAD Ten zuiden van de Russische stad Kazan, gelegen aan de Wolga, wordt de komende twintig jaar een 180 hectare groot woon- en werkgebied ontwikkeld. Het open landschap rond deze plek wordt getransformeerd tot stedelijk gebied voor ruim 17.000 bewoners. De realisatie van verschillende woonwijken en zakendistricten, en een nieuwe infrastructuur die het nieuwe district met Kazan en de luchthaven verbindt, bedreigen echter het historisch waardevolle landschap met zijn talrijke meren en oeroude groenstructuur. De prijsvraag

voor een masterplan voor het project werd gewonnen door LEVS architecten en VLUGP. Onder de titel Machaon Valley gaan zij uit van het bestaande landschap en maken van het golvende terrein en de droge rivierbedding – de archetypische restanten van het oude landschap – de drager van het nieuwe stedelijk landschap. LEVS en VLUGP wonnen met hun ‘Dutch Approach’, gebaseerd op de standaardisatie van onderdelen die flexibel kunnen worden samengevoegd, waardoor een grote variatie in woningtypologieën en gevelbeelden mogelijk is.

84 / BLAUWE KAMER 3 2016

Dit resulteerde in een plan dat op het eerste oog Europees is, maar naar Russische maatstaven een geloofwaardig alternatief biedt voor de huidige gestandaardiseerde woningbouw in stempelblokken. Met het ontwerp laat LEVS zien dat ook met laagbouw – vanwege het dichtbij gelegen vliegveld mag er niet hoger dan vijf lagen worden gebouwd – een zeer hoge dichtheid bereikt kan worden. Het ontwerp voor het compacte district is kleinstedelijk van schaal. Zo bestaat de woonbebouwing uit gesloten of halfopen blokken van drie tot vijf lagen,

gegroepeerd rondom groene hoven. Naast woningbouw is een groot aantal voorzieningen gepland, zoals scholen en crèches, winkels en een gemeenschapscentrum met een bibliotheek, lesruimten en een klein theater. De oude rivierbedding met meren wordt in het plan een park dat de nieuwe wijk omarmt en met het weidse natuurgebied ten noordoosten van de hoofdweg verbindt. Een stedelijk park verbindt deze groene corridor met het oude dorp en verdeelt de nieuwe wijk in twee buurten. (H.S.)


5/ PROJECT herinrichting park LOCATIE Valkenburg aan de Geul ONTWERP Plangroep Heggen OPDRACHTGEVER gemeente Valkenburg aan de Geul

Impressie van het nieuwe station Ede-Wageningen.

6/ PROJECT Station Ede-Wageningen LOCATIE Ede PROJECTTEAM Spoorzone gemeente Ede; NS Stations; Prorail ONTWERP Mecanoo / Movares START ONTWERP 2014 De stadsgracht van Valkenburg by night. Foto Studio DL

GRACHT IN OUDE GLORIE In het Halderpark, een groenstrook langs de vestingmuren van Valkenburg aan de Geul, is de oude stadsgracht in oude luister hersteld. De gracht wordt gevoed met water dat vanaf de Cauberg stroomt. Een brede trap verbindt het park met de straat, via een lage brug en stapstenen kunnen wandelaars de gracht oversteken. (M.H.)

85 / DE PROJECTEN

AANGENAAM WACHTEN OP DE TREIN IN EDE In de aanloop naar 2021 zullen de reizigers die station EdeWageningen aandoen verrast worden door de bouw van een immense houten overkapping, de blikvanger van het nieuwe station. Het oude station, uit 1984, is aan verbetering toe. Onoverzichtelijke routes bemoeilijken de doorstroming, en de voorzieningen zijn verouderd, terwijl het aantal reizigers groeit en de bedrijvigheid toeneemt. De vernieuwing van het station maakt deel uit van het initiatief Veluwse Poort, waarbij het naast gelegen kazerneterrein wordt getransformeerd tot een woonwijk. In 2014 won de combinatie Mecanoo/Movares de competitie voor de vernieuwing van het station met een ontwerp dat geïnspireerd is op het Veluwse landschap. De grote houten overkapping, de topografie in het maaiveld en de toegepaste beplanting maken van het station een schakelpunt tussen de Veluwe en de Gelderse Vallei. De open dakconstructie

verwelkomt de bezoeker met een riante overkapping bij de entree en begeleidt hem door het station heen. De triangelvormige dakdelen zorgen voor een prettige daglichttoetreding, alsof het licht door een bladerdak wordt gefilterd. Onderdeel van de dakconstructie is een markante houten toren met klok, die van veraf een herkenningspunt vormt. Door de verschillende functies slim te koppelen, in combinatie met nieuwe zichtlijnen en een logische routing, wordt de oriëntatie in het station sterk verbeterd en sluiten alle soorten vervoer naadloos op elkaar aan. Een P+R met ruim 500 parkeerplaatsen, een fietsenstalling met 1800 plaatsen en een bewaakte stalling voor 6000 fietsen zijn opgenomen in het ontwerp. Een nieuwe fiets- en voetgangerstunnel creëert een veilige noordzuidverbinding voor langzaam verkeer en een extra perron verhoogt de capaciteit. (H.S.)


WATERPLEIN TIEL OOK BIJ DROOGTE EEN AANWINST VOOR DE BUURT / In Tiel-Oost moet een waterplein een eind maken aan de wateroverlast die de laaggelegen wijk al jaren teistert. De Urbanisten ontwierpen een technische oplossing die ook uitnodigt tot spelen en verpozen.

Een bakstenen ‘slang’ krult om het plein en nodigt uit tot spelen. Foto Jan Bouwhuis

86 / BLAUWE KAMER 3 2016


87 / DE PROJECTEN


PROJECT Waterplein LOCATIE Meeslaan-Kievitstraat, Tiel ONTWERPERS De Urbanisten ADVISEURS Lagado Architecten (skatepark) Interdelta Nederland (waterplan) ENGINEERING Ingenieursbureau Rotterdam OPDRACHTGEVERS gemeente Tiel; waterschap Rivierenland

Doorsnedes van het plein.

UITVOERING ACW ONTWERP 2014 – 2015 UITVOERING 2015 – juni 2016

Het principe van het waterplein: eerst lopen de natuurlijke bassins aan de randen vol, daarna de grote bassins op het plein.

Tekst Hannah Schubert Foto’s Milad Pallesh

>>

Tiel-Oost ligt ingeklemd tussen een voormalige oeverzone van de Waal en het Amsterdam-Rijnkanaal. De bewoners kampen hier al jarenlang met wateroverlast. Het grondwaterpeil in de wijk volgt de waterstand in de rivier en het kanaal, met overlast door opkomend grondwater in kelders en diepe delen van de wijk als gevolg. Bovendien ontbreekt het aan voldoende waterberging, zoals vijvers en sloten die hevige regenbuien kunnen opvangen. Door de vele verharding kan regenwater nauwelijks wegzakken in de grond en raakt het riool bij piekbuien overbelast.

Waterproof maken Ontwerpbureau De Urbanisten, dat bekendheid verwierf met zijn ontwerp voor het waterplein op het Rotterdamse Benthemplein, werd in 2010 gevraagd om het centrum van de Vogelwijk in Tiel-Oost ‘waterproof’ te maken. Het bureau verkende in een stedenbouwkundige studie de mogelijkheden van een nieuw watersys-

88 / BLAUWE KAMER 3 2016

teem – met als prominent onderdeel een waterplein. In de afgelopen jaren is een gescheiden rioolstelsel aangelegd, zijn alle daken afgekoppeld van het vuilwaterriool en zijn waterdoorlatende bestrating en drainage aangelegd. Het oplossen van de wateroverlast is gecombineerd met een grondige herstructurering van de woningvoorraad, die reeds in 2007 startte. Een deel van de gedateerde sociale huurwoningen is gesloopt, er is groot onderhoud gepleegd en door middel van nieuwbouw is de woningvoorraad verrijkt, onder andere aan de rand van het plein. Het waterplein, dat deze zomer is opgeleverd, is het sluitstuk van de herstructurering en vormt het nieuwe centrum van de Vogelwijk. Het plein, dat ruimte biedt voor de tijdelijke opvang van regenwater uit de omgeving, is gesitueerd waar vroeger een kerk en de basisschool stonden. Zes jaar geleden was het plein niet meer dan een ongure stedelijke ruimte vol achterkanten, verkommerde randen en nauwelijks


Ontwerp.

groen. Met de sloop van het schoolgebouw en de kerk ontstond de ruimte om hier een plein te maken dat de waterbergende functie combineert met ruimte voor spel en sport.

Participatietraject

De ligging van het plein in de Tielse Vogelwijk.

Het plein bestaat uit vier bassins die met elkaar in verbinding staan en ieder op verschillende piekmomenten als wateropvang kunnen dienen. Net als op het Benthemplein in Rotterdam zijn deze bassins vormgegeven als sport- en speelruimte. Het grote bassin, dat alleen bij hevige regenval volloopt, is een riant basketbal- en voetbalveld, en het schuin oplopende bassin een skateplek. Alle randen zijn tribunes en zitranden, wat een het plein aan alle kanten levendig maakt. De schildering van het sportveld in heldere blauwtinten, is het resultaat van een participatietraject met schoolkinderen. Het is een goede keuze van de ontwerpers geweest om de ‘bespeelbaarheid’ van het

89 / DE PROJECTEN

plein niet vorm te geven met speeltoestellen, maar juist door het landschap en zijn topografie bespeelbaar te maken. Een ‘slang’ van rode baksteen krult om het plein heen. Zijn ‘kop’ vormt het hoogste punt en heeft beklimbare randen, en hellingen waar je vanaf kunt glijden. Zo ontstaat een avontuurlijke route rondom het verdiepte sportbassin van waaruit de buurtkinderen kunnen uitkijken over het plein. Aan de flanken van het plein liggen twee natuurlijke bassins, die bij een regenbui als eerste vol komen te staan en waar stapstenen spel uitlokken. Ook hier hadden de kinderen een belangrijke stem in het ontwerp.

Voor de hele buurt Het plein, met een opvangcapaciteit van 500 kubieke meter, ontvangt al bij een normale bui regenwater van de aangrenzende school. Dit water kan infiltreren in de twee groene bassins. Bij extreme neerslag vult


Het grootste bassin is vormgegeven als een sportplein.

De randen dienen ook als tribunes en zitranden.

het diepere deel zich vanuit het hemelwaterafvoersysteem, en het plein loopt leeg als daar weer ruimte in is – daar is geen pomp voor nodig. Het waterplein in Tiel is onmiskenbaar een zusje van het Rotterdamse prototype, zowel qua systeem als qua vormgeving, met zijn witbetonnen randen en coating in blauwtinten. Het ‘grootstedelijk karakter’ lijkt in Tiel echter wat uit zijn context. Ondanks de herstructurering is de omgeving toch vooral kleinstedelijk. Daar staat tegenover dat het Waterplein Tiel als onmiskenbare blikvanger in de wijk ligt, en als ontmoetingsplek voor de hele buurt dient. Het plan van voor het waterplein liep niet geheel in de pas met andere ontwikkelingen. Op de plek van het oude schoolgebouw is een nieuwe school gebouwd voordat het ontwerp van het waterplein definitief was. In het oorspronkelijke plan was de ruimtelijke en functionele aansluiting tussen waterplein en school

90 / BLAUWE KAMER 3 2016

veel sterker. De school met omgeving – gelegen op privéterrein en niet ontworpen door De Urbanisten – watert weliswaar af op het waterplein maar wordt ruimtelijk gescheiden door een standaard hekje en een stukje groen. Bovendien belichaamt het vrijwel geheel betegelde schoolplein alles wat nu juist niet bijdraagt aan een oplossing voor de lokale waterproblematiek. Dat is jammer, het zijn nu twee eigen entiteiten die naast elkaar liggen, terwijl het van grote meerwaarde was geweest het schoolplein en het waterplein écht aan elkaar te koppelen.

Tegenhanger Het beplantingsplan met waterminnende planten en grassen is niet volgens plan uitgevoerd, en ligt er in de huidige situatie wat verkommerd bij. De waarde van deze groene randen, als tegenhanger voor de stenige bassins in het hart van het plein komt hierdoor niet goed uit de verf. De schoonheidsfoutjes zitten in de


Het waterplein in Tiel is onmiskenbaar een zusje van het Rotterdamse prototype, zowel qua systeem als qua vormgeving

De natuurlijke bassins lopen vol bij een regenbui.

keuze van het straatmeubilair en de wat teleurstellende lichtmast die in plaats van de oorspronkelijke kerktoren – die De Urbanisten hadden willen behouden – het nieuwe markeringspunt op het plein moest worden. De regie bij de uitvoering was niet in handen van de Urbanisten. De verwachtingen van het waterplein zijn desalniettemin hooggespannen. Dit najaar, als het grondwater hoog staat en het vaker regent, moet het plein zijn vuurproef doorstaan. Voor Tiel-Oost is het waterplein een grote aanwinst voor de wijk – ook in droge periodes. >>

Een kind beklimt de kop van de ‘slang’. Foto De Urbanisten Boven De kinderen van de basisschool mochten meebeslissen over de kleuren van het plein.

91 / DE PROJECTEN


VAN DE BNSP /

Architect en stedenbouwkundige Jan Gehl /

‘Verbreed een weg, en er zullen meer auto’s over rijden’

adviseren om de Rotterdamse openbare ruimte een meer menselijke dimensie te geven. De voornaamste voorbeelden hiervan zijn de Meent, Leuvehoofd, het Stationsplein en het Kruisplein.

Concept leefbare stad / Gebruik-

De Deense architect en stedenbouwkundige Jan Gehl onderzoekt al meer dan 40 jaar steden over de hele wereld. De focus in zijn werk ligt op het creëren van stedelijke kwaliteit voor de bewoners. Gehl was onlangs in Nederland voor de lancering van ‘Steden voor mensen’, de vertaling van zijn boek ‘Cities for people’ uit 2010.

Jan Gehl in Kriterion.

In zijn standaardwerk beschrijft Gehl hoe hij te werk gaat om stedelijk gebied op menselijke maat te ontwerpen. Op uitnodiging van de BNSP, uitgeverij Blauwdruk en gemeente Rotterdam gaf hij op 7 september een lezing voor een volle zaal in de oude Kriterion Bioscoop in Rotterdam. Gehl is geen onbekende in Rotterdam. Hoofd landschapsarchitectuur bij de gemeente Annemieke Fontein vertelde hoe de gemeente zich door Gehl liet

Ruimtelijke kwaliteit heeft vooral te maken met sociale veiligheid en beschutting 92 / BLAUWE KAMER 3 2016

makend van de aansprekende presentatietechniek ‘before and after’ gelardeerd met persoonlijke ervaringen toonde Gehl aan dat het concept leefbare stad berust op vanzelfsprekende principes als het beperken van de ruimte voor auto’s ten gunste van voetgangers en fietsers. Aan de hand van vele voorbeelden van over de hele wereld liet hij zien dat dit principe onbetwistbaar resultaat heeft. Toch liet Gehl zich niet verleiden tot een pleidooi voor een volledig autoloze stad. Ook gaf hij grif toe dat voor dergelijke ingrepen politieke durf nodig is. Of, in Gehls licht-ironische bewoording, ‘prettige democratieën’. Op de vraag waar precies de scheidslijn ligt tussen de politicus en de stedenbouwkundige, liet Gehl zich echter niet uit.

Ooghoogte / De kern van Gehls

benadering ligt in de stelling dat de interactie tussen mens en omgeving in de naoorlogse stedenbouw onderbelicht is gebleven, ondanks de verbeteringen die het modernisme heeft teweeggebracht in de vormgeving en hygiëne van de gebouwde omgeving. Volgens Gehl bestaan mensvriendelijke steden niet uit restruimtes tussen architectonische


VOLGEND NUMMER IN HET NOVEMBERNUMMER

hoogstandjes in wat hij noemt bird shit cities – alleen mooi vanuit de lucht –, een goede stad functioneert op ooghoogte. Het sociologische en psychologische aspect staan in die benadering centraal: ‘Hoe meer de openbare ruimte op menselijke interactie ingericht is, des te meer mensen zullen er daadwerkelijk gebruik van maken.’ Op zijn typerende humoristische wijze lichtte Gehl toe hoe hij te werk gaat om de stad menselijke proporties te geven, gebaseerd op de principes levendig, veilig, duurzaam en gezond. Voor de kenners was dat gesneden koek. Voor nieuwe inzichten moest je dan ook niet bij deze lezing zijn, wel voor het opdoen van inspiratie bij de enthousiasmerende voordracht van deze vakgenoot met wereldfaam.

JAARBOEK LANDSCHAPS-­ ARCHITECTUUR EN STEDENBOUW 2016

Een van de geselecteerde projecten. Een nieuwe kaap voor de Albanese badplaats Durrës door Boom Landscapes.

EN • De 17 geselecteerde projecten: wat zijn de belangrijkste trends en ontwikkelingen in de ruimtelijke inrichting?

E-ZINE

Extra bankjes / De missie van Gehl

is om te laten zien hoe de kwalitatieve meerwaarde van ruimtelijke ingrepen kwantitatief is aan te tonen. ‘Verbreed een weg, en er zullen meer auto’s over rijden. Zet extra bankjes neer in de openbare ruimte, en er zullen meer mensen gebruik van maken’, zo betoogde hij. Handig gebruikmakend van zijn jarenlange ervaring als onderzoeker en publicist, maakte Gehl aan de hand van een twaalfpuntenlijstje duidelijk dat ruimtelijke kwaliteit niet zozeer met esthetische ingrepen te maken heeft, zoals vaak wordt aangenomen, maar in de eerste plaats met sociale veiligheid en beschutting. Het goede nieuws is dat iedereen aan de hand van deze principes ‘steden voor mensen’ kan ontwerpen. Hoewel velen zullen zeggen door Gehl geïnspireerd te zijn, is het natuurlijk wel de vraag of het altijd lukt om zijn methode consequent toe te passen. Het risico om de menselijke maat uit het oog te verliezen ligt altijd op de loer. Zijn lezing was mede daarom inspirerend en verfrissend.

MET • Verslag van de bevindingen en keuzes van de selectiecommissie • Interview met Berno Strootman en Daan Zandbelt, de nieuwe rijksadviseurs voor de Fysieke leefomgeving • Een stadsportret van Eindhoven door Peter Paul Witsen • Foto-essay: Waarom worden wij zo geraakt door het kustlandschap?

Het e-zine van Blauwe Kamer! Met recente binnen- en buitenlandse projecten, nieuws, tips, columns en blogs. Met beeldreportages en video. blauwekamerezine.nl

BOEKEN De vertaalde uitgave van Cities for People van Jan Gehl is nu in Nederland verkrijgbaar bij Blauwdruk en te bestellen via onze nieuwe webwinkel. Steden voor mensen. Jan Gehl, met een voorwoord van Kristiaan Borret. Uitgave in samenwerking met uitgeverij Vanden Broele. ISBN 978-90-75271-997, 268 pg’s, € 49,90.

Marieke Steenbergen

93 / BNSP


VAN DE NVTL /

Illustratie van het vakgebied voor en na de crisis.

Opkomst van de zelfstandig professional / Open vizier voor de zzp’er

om zo veel mogelijk leden te mobiliseren om zich in te zetten voor hun gemeenschappelijk belang. De eerste stap zal worden gezet tijdens de bureaumiddag op 29 september.

Behoefte aan een basis / De In de staart van de recessie is de arbeidsmarkt voor landschapsarchitecten en groenvormgevers sterk veranderd. Dat merkt de NVTL ook: haar bureauleden komen niet langer van gevestigde bureaus maar bestaan voor bijna 75 procent uit zzp’ers. Binnen de vereniging is een groep opgestaan die zich ervoor inzet om deze zelfstandig werkende leden beter te ondersteunen.

Hoewel de titel zzp’er alom een begrip is, heeft de zzp’er geen wettelijke status. En de naam (zelfstandige zonder personeel) klinkt alsof er iets mist: personeel. Maar in de meeste gevallen kiezen zelfstandigen hier bewust voor en is er van gemis geen sprake. Ook eenmanszaak of klein bureau dekt de lading niet goed. Vanaf nu hebben we het daarom over zp’er: zelfstandige professional. Met name onder tuinontwerpers en -architecten is het aandeel zp’ers groot. Er is weinig voor nodig om jezelf tuinontwerper te noemen: het is geen beschermde titel en een eerste ontwerpopdracht via vrienden of familie is makkelijk te regelen. Daarnaast is het een vak dat goed zelfstandig kan worden uitgeoefend, dus is doorgroeien niet noodzakelijk. Het levert een wild speelveld op, waarin het belangrijk is om jezelf te onderscheiden: in kwa-

liteit, in expertise, door je netwerk. Intussen is de instroom van tuinontwerpers in de vereniging aanzienlijk.

Extra capaciteit / Ook steeds meer

landschapsarchitecten opereren zelfstandig. Ze maken doorgaans onderdeel uit van een netwerk van professionals en organiseren voor elke specifieke opdracht een samenwerking op maat. Ook de grotere bureaus maken gebruik van dit netwerk, als ze een specifieke expertise of simpelweg extra capaciteit in drukke tijden nodig hebben. Goede ondersteuning van de zp’er begint bij vertegenwoordiging in de vereniging. De NVTL ís haar leden. Om de zp’er beter te bedienen zullen meer zp’ers zich in moeten zetten om dit voor elkaar te krijgen. Binnen de vereniging is een groep opgestaan die zich hard wil maken voor de belangen van de zp’er. De ambitie van deze groep is

94 / BLAUWE KAMER 3 2016

speerpunten die de NVTL benoemt voor de vereniging – vakinhoudelijke ontwikkeling, ondersteuning bij het ondernemen, mogelijkheden voor ontmoeting, promotie van de branche, informatie over marktontwikkeling – sluiten op zich goed aan bij de behoefte van de zp’er. De invulling van de thema’s kan alleen scherper worden toegesneden op de zp’er. Zo zijn er goede voorbeelden van onlineondersteuning van zelfstandigen die ook zichtbaar kan worden gemaakt voor elkaar en voor opdrachtgevers. Verder is de behoefte aan een ‘basis’ onder ontwerpers zonder bureau groter. Er zijn ook meer omstreden onderwerpen: is het nodig om een keurmerk in te stellen voor tuinontwerpers waarmee de professionals van de amateurs worden onderscheiden, of is het juist beter om een open vizier te houden? Aviva Joosting-Schulze en Peter Veenstra

Op 29 september houdt de NVTL tijdens de Dag van de openbare ruimte een bureaumiddag over hoe de vereniging de zp’ers en hun nieuwe werkvormen kan ondersteunen. Jaarbeurs, Utrecht, 14.00-16.00 uur. Meer informatie en het programma via nvtl.nl


95 / NVTL


PLATTEGROND Schrijver Eric de Kuyper schreef over de Belgische kust: ‘Het zeelandschap geeft zich niet meteen bloot, en wanneer het de indruk wekt dat te doen, trekt het zich in een bevroren aanblik terug.’ Dat de zee niet alleen poëtische gevoelens losmaakt maar ook hele andere aanblikken heeft, toont deze technische kaart.

96 / BLAUWE KAMER 3 2016


Technisch zeelandschap langs België Rob van der Bijl De Belgische kust begrenst de Noordzee aan de onderzijde van de plattegrond, die is samengesteld uit een door ons enigszins gekanteld fragment van een nautische kaart. Het is de kust van de zuidelijke lage landen, ingeklemd tussen Vlissingen en Calais in Frankrijk. Een strook met een lengte van ruim 100 kilometer, en heel veel zee daarvoor – hier afgebeeld als een technisch landschap van ruim 80 kilometer diep. De legenda voor het land is simpel, namelijk donkergrijs voor stedelijk gebied en lichtbruin voor de open ruimte daartussen. Havens, kanalen en rivieren zijn blauw ingekleurd, de overgangen van land naar water (stranden, buitendijkse gebieden, enzovoort) groen. Met stippellijnen worden de twee landsgrenzen grenzen aangeduid. De legenda van het zeelandschap blijkt voor onverwachte technische complexiteit te staan. Op veel kaarten mag de Noordzee grijs, leeg of bevroren lijken, deze kaart geeft een ander beeld. Tal van details over veiligheid, navigatie en diepte moeten de zeevaarder helpen zijn weg te vinden. Allerlei soorten boeien zijn afgebeeld, vaak met informatie over hun in paars weergegeven lichtbundel. Het meest in het oog springend zijn de kleurschakeringen. Corresponderend met de toenemende diepte verandert het blauw (voor ondiep water) in steeds lichter blauw tot uiteindelijk in wit voor dieptes in de orde van twintig meter en meer. Paars weergegeven gebieden domineren het kaartbeeld, zoals de langgerekte zone midden in de plattegrond. Dit is de North Hinder SouthTraffic Separation Scheme, onderdeel van het Noordhinderverkeerscheidingsstelsel dat voorziet in internationaal vastgestelde scheepvaartroutes met gescheiden vaarrichtingen (clearways) voor schepen op de Noordzee. De Noordhinder-Zuid sluit voor de Belgische kust aan op het verkeersscheidingsstelsel van de Straat van Dover. De grotere en diepliggende schepen zijn strikt gebonden aan vaargeulen, die ook de toegangsweg vormen naar de havens van Vlissingen en Zeebrugge. En dan is er nog die dikke paarse lijn die van rechtsonder tot linksboven het kaartbeeld doorkruist. Dat is een grens, die nader beschouwd niet ver vanaf Knokke ter hoogte van de slufter Het Zwin precies aansluit op de landsgrens België-Nederland. Het gaat om een grens van een PSSA, een Particulary Sensitive Sea Area. Verderop buiten de kaart is de Waddenzee ook zo’n PSSA, een gebied dat onder speciale bescherming staat van het IMO, de internationale maritieme organisatie. De grens op de plattegrond behoort bij de PSSA Western European Waters, een zeegebied langs de kusten van Portugal, Spanje, Frankrijk, Ierland, Engeland, Wales, Schotland en ten slotte België. Waar trams van de kustlijn op veel plaatsen uitzicht geven op de Noordzee daar leveren schepen dichtbij vanuit de Noordzee ongetwijfeld een mooi uitzicht op een kust die grotendeels wordt gedomineerd door een muur van bebouwing, die schrijver Leo Cuypers treffend heeft aangeduid als ‘foeilelijke flatgebouwen die “residenties” heten’. Op deze nautische plattegrond vallen ze weg in donkergrijs en lichtbruin.

Het kaartfragment is ontleend aan Admiralty Chart 1406 Dover and Calais to Orford Ness and Scheveningen

97 / PLATTEGROND


COLUMN

Fort Europa: niet alleen een metafoor

Christiaan Weijts

De muren komen terug. Op de Westelijke Jordaanoever is een muur gebouwd. Tunesië wil een muur met de grens van Libië. Turkije bouwt een muur aan de Syrische grens. Er staat een muur tussen Spanje en Marokko. Tussen Mexico en de VS is een muur in aanbouw, die volgens Donald Trump nog groter en ondoordringbaarder moet worden. En bij Calais bouwt Frankrijk nu samen met Groot-Brittannië een muur van vier meter hoog langs de toegangswegen naar de veerboten. Vanaf een afstandje bezien is na het smelten vanaf eind jaren tachtig – de Berlijnse Muur, het IJzeren Gordijn, de Europese eenwording – nu een stollingsproces op gang gekomen, dat zich ogenschijnlijk als iets onvermijdelijks voltrekt. Eerst zijn er prikkeldraadversperringen, dan geïmproviseerde hekken, die transformeren tot betonnen muren. Misschien zullen die geen fysieke wachttorens hebben, camera’s en andere beveiliging zal er zeker komen. De gated community manifesteert zich op mondiaal niveau. Muren markeren een grens tussen een geprivilegieerde binnenwereld en een buiten-maatschappelijke enclave waar het recht van de sterkste geldt. Het is de jungle van Calais versus de pittoreske Opaalkust. ‘Fort Europa’ begint van een metafoor langzaamaan een architectonische realiteit te worden. Zoals de meesten die opgroeiden met de val van de Berlijnse Muur, Pink Floyd en de sloop van het IJzeren Gordijn is mijn eerste reflex om die ontwikkeling als negatief te interpreteren. Maar een muur hoeft niet altijd een inherent kwaad te zijn. Muren zijn vrijwel altijd een scheiding tussen wie binnen mag zijn en wie is buitengesloten. Dat kun je oneerlijk vinden, en dat is het vanuit een bepaalde humanistisch-christelijke visie ook, maar ik kan me ook verplaatsen in de vrachtwagenchauffeur die dagelijks belaagd wordt op zijn weg naar de tunnel of veerdienst. Mijn voordeur heeft ook een stevig slot. Die deur is zelfs bijna honderd jaar oud, heeft mooie panelen en een fraai klapraampje. Toch ben ik blij dat onze Europese steden 98 / BLAUWE KAMER 3 2016

stadsmuren en grachten hadden. Zonder die ruimtelijke barrières was er weinig van onze cultuur terecht gekomen. De ironie wil dat die muren en grachten nu deel zijn gaan uitmaken van de stadscentra die als kerntaak hebben: historie simuleren om toeristen te verleiden tot consumptie. We zullen op steeds meer plekken de tweedeling krijgen tussen de stad en het kamp, dat een steeds minder tijdelijk uiterlijk zal krijgen. De ‘jungle van Calais’ zal stollen tot een ‘kamp’, en vervolgens tot een ‘barakkendorp’ of misschien zelfs complete wijken achter de muur. Dat kristallisatieproces kun je beter niet aan de wildgroei van de jungle overlaten, en ook niet aan de rechtlijnig ingestelde bestuurders. Nee, er moet een Berlageplan komen voor vluchtelingenkampen. Nu de oude burchten, vestingen en forten terugkeren op een globale schaal, is het aan de architectuur om hier een werkbare structuur voor te ontwikkelen, en ook een betere vorm voor die muren te maken dan het kille betonblok dat alleen bij een roede graffitikunstenaars enthousiasme kan opwekken. Schoei die muren, versperringen en grensposten die nu overal oprijzen niet op Auschwitz- of Atlantikwallachtige leest, zoals nu nog het streven lijkt, maar probeer een eigentijds equivalent te vinden voor kantelen en weergangen, voor spaarbogen, donjons en mezenkooien. Misschien kan Daan Roosegaarde iets leuks verzinnen met lichtjes op die muur bij Calais?



VISIE LANDSIDE LELYSTAD AIRPORT I.O.V. DURA VERMEER

16

VISIE LANDSIDE LELYSTAD AIRPORT I.O.V. DURA VERMEER

16

VISIE LANDSIDE LELYSTAD AIRPORT I.O.V. DURA VERMEER

16

VISIE LANDSIDE LELYSTAD AIRPORT I.O.V. DURA VERMEER

16

MTD Landschapsarchitecten | Zuid-Willemsvaart 142 | postbus 5225 | 5201 GE ‘s-Hertogenbosch T +31 (0)73-6125033 | F +31 (0)73-6136665 | E mtd@mtdls.nl | I www.mtdls.nl

100 / BLAUWE KAMER 3 2016


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.