Adriaen van de Venne
ZEEUWS MUSEUM MIDDELBURG
WAANDERS UITGEVERS ZWOLLE
voorwoord
1 Inleiding
Veelzijdigheid
Biografie
2 De beginjaren in Middelburg: 1614-1624
Kleurrijke taferelen
Feestelijk afscheid
Valkenburgs volksfeest
Elegante picknick
De Schildery-winckel
Politiek in prent
Oranje ruiterstoet
Waarnemingen
Zeeusche Nachtegael
De man en zijn schaduw
Leren door te observeren
Van de Venne en Cats: veertig jaar samenwerken
Houwelick
3 Voortzetting van carrière in Den Haag: 1625-1662
Het eerste jaar in Den Haag
Vorstelijk
Specialisme
Schildertechniek
Sinne-cunst
Wat
In 2023 is het 400 jaar geleden dat de Zeevsche Nachtegael verscheen. Deze ambitieuze dichtbundel bevat werk van voornamelijk in Zeeland woonachtige dichters. Adriaen van de Venne leverde, zowel in woord als in beeld, een belangrijke bijdrage aan deze uitgave. Dit jubileum is voor ons de aanleiding voor een tentoonstelling met bijbehorende publicatie.
Met De omgekeerde wereld van Adriaen van de Venne willen gastconservator Edwin Buijsen en conservator Caroline van Santen de schoonheid van het werk van Adriaen van de Venne en de veelzijdigheid van deze kunstenaar onder de aandacht brengen. Zijn werk is niet alleen artistiek van grote waarde, ook zijn thematiek is voor onze huidige samenleving nog steeds, of juist weer, relevant. Van de Vennes tijd is die van de jonge Republiek der Nederlanden, een tijd van onrust, oorlog en vernieuwing. Ook nu nog roept hij ons op om, met schoonheid en humor als zijn stijlmiddelen, na te denken over hoe we leven.
Graag wil het Zeeuws Museum het Rijksmuseum en het RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis bedanken voor de bereidwillige samenwerking. Ook gaat onze dank uit naar de vele bruikleengevers die kunstwerken voor deze presentatie beschikbaar hebben gesteld. Tentoonstelling en publicatie zijn mede mogelijk gemaakt door de VriendenLoterij, Mondriaan Fonds en het Prins Bernhard Cultuurfonds.
Laten we ook vandaag de dag Adriaen van de Vennes voorbeeld volgen en onszelf en elkaar met humor en milde (zelf)spot bekijken en met schoonheid inspireren.
Marjan Ruiter Directeur Zeeuws MuseumDaniel van den Bremden naar Adriaen van de Venne, Portret van Adriaen van de Venne, 1634, gravure, 11 x 7,7 cm
Illustratie in: Adriaen van de Venne, Sinne-Vonck op den Hollandtschen Turf […], Den Haag 1634 Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, KW 174 E 13
1 Inleiding
VEELZIJDIGHEID
Hoewel zijn naam bij het grote publiek nog relatief onbekend is, kan Adriaen Pietersz. van de Venne (1590-1662) worden beschouwd als één van de markantste kunstenaarspersoonlijkheden uit de Nederlandse zeventiende eeuw. Hij was actief als schilder, tekenaar, ontwerper van (politieke) prenten en boekillustrator. Daarnaast schreef hij gedichten en hield hij zich enige tijd bezig met het uitgeven en verkopen van boeken. Al deze uiteenlopende activiteiten waren nauw met elkaar verbonden. Zo komen regelmatig dezelfde thema’s voor in zijn schilderijen en gedichten. Ook combineerde hij woord en beeld door zijn schilderijen te voorzien van spreuken, die vaak weer terugkeren in zijn gedichten. Hij ontwikkelde een geheel eigen beeldtaal met als kenmerken een grote originaliteit, scherpzinnigheid en veel humor. Daarmee neemt hij een unieke positie in onder de kunstenaars van de zeventiende eeuw. Tegelijkertijd was hij een kind van zijn tijd, omdat hij met zijn werk denkbeelden uitdroeg die toen algemeen geaccepteerd waren.
Van de Venne was niet alleen veelzijdig, maar ook bijzonder productief. Er zijn van hem ongeveer 400 schilderijen, meer dan 50 door hem ontworpen prenten en honderden boekillustraties bekend. Daarnaast schreef hij vier dichtbundels en diverse losse gedichten. Hij moet dan ook een echte workaholic zijn geweest. Zo schrijft hij in het voorwoord van zijn dichtbundel Tafereel van de Belacchende Werelt uit 1635 dat ‘de Schilder-Konste somtijdts wat heeft moeten verposen [= rusten] om de Schat-Woorden spreuckelijeken te baren uyt de swanghere Herssen [= hersenen].’ In dezelfde regel meldt hij dat hij tegelijkertijd bezig is met het ontwerpen van illustraties voor boeken van Jacob Cats (1577-1660).
In het zelfportret dat hij ontwierp voor zijn dichtbundel Sinne-Vonck op den Hollandtschen Turf uit 1634 presenteert Van de Venne zich trots met de attributen van zijn veelzijdige kunstenaarschap (afb. 1). Op een stukje papier dat uit een boek steekt, lezen we: ick soeck en vind. Dit was Van de Vennes lijfspreuk. De algemene strekking daarvan is dat wie zoekt altijd iets zal vinden. Dit geldt zeker voor zijn schilderijen en gedichten, waar meer
achter zit dan op het eerste gezicht lijkt. Hij wilde de lezer/kijker vooral aan het denken zetten. In Tafereel van de Belacchende Werelt wordt dat omschreven als: ‘Poeeten maken gedachten. / Schilders voeden ghepeynsen [overdenkingen].’ Eerst zie je alleen wat letterlijk in woord of beeld is voorgesteld (‘Buyte-Beelden’), maar al snel krijg je door dat er een diepere betekenis achter schuilgaat (‘Binne-beelden’). Vaak beeldde hij de verkeerde oftewel omgekeerde wereld uit, waarin niets is zoals het zou moeten zijn.
2
Adriaen van de Venne, Elck sijn gading, 1638, pen in zwart en grijs, penseel in grijs, op perkament, 30,5 x 46,5 cm Amsterdam, Rijksmuseum, inv.nr. RP-T-1885-A-466
3
De loopbaan van Van de Venne kan worden beschouwd als een voortdurende zoektocht naar vernieuwing, waarbij hij zijn werkwijze en themakeuze aanpaste aan de markt waarop hij zich richtte. Want naast artistieke motieven speelden ook commerciële belangen een belangrijke rol bij zijn keuzes. Van de Venne was zich ervan bewust dat er brood op de plank moest komen. In een fraaie pentekening op perkament uit 1638 (afb. 2) heeft hij dit op pakkende wijze verbeeld. De liefdesgod Cupido schudt vanaf
een sokkel een grote geldzak uit en van alle kanten komen mensen toegesneld om de muntstukken op te vangen; sommigen lopen elkaar daarbij onder de voet. Op de sokkel prijkt het opschrift ‘Elck sijn gading’. De boodschap is duidelijk: iedereen is uit op geld. Direct links van de sokkel staat Van de Venne zelf. Met de blik op de kijker gericht wijst hij nadrukkelijk op de geldzak, terwijl hij zijn palet en penselen boven een geldbeurs houdt (afb. 3). Door zichzelf te midden van de geldbeluste menigte te plaatsen, geeft hij aan net als de rest van de wereld te zijn.
Juist door zijn veelzijdigheid valt Van de Venne moeilijk in een hokje te plaatsen. Mogelijk heeft hij daarom tot nu toe relatief weinig aandacht gekregen. Zijn werk is bovendien minder toegankelijk, doordat de meeste opvattingen die ermee worden uitgedragen tegenwoordig zijn achterhaald, zoals de ondergeschikte positie van de vrouw en het wegzetten van boeren en bedelaars als randfiguren. Maar wie daar overheen stapt en op zoek gaat in de omgekeerde wereld van Van de Venne, zal zeker iets van zijn gading vinden.
BIOGRAFIE
Een belangrijke bron voor Adriaen van de Vennes levensgeschiedenis is de biografie die Cornelis de Bie nog tijdens het leven van de kunstenaar opnam in Het gulden cabinet van de edel vry schilderconst uit 1661-1662 (afb. 4). Eind negentiende en begin twintigste eeuw kon dit worden aangevuld met archiefvondsten uit Middelburgse en Haagse archieven. Door de recente digitale ontsluiting van archieven in onder meer Delft, Leiden, Rotterdam en Middelburg zijn tal van nieuwe gegevens beschikbaar gekomen.
Adriaen van de Venne werd op 22 april 1590 gedoopt in de kerk van de Hervormde Gemeente in ’t Woudt, een dorpje in de buurt van Delft. Zijn ouders waren de kousenmaker Pieter van de Venne, die ten tijde van de doop al was overleden, en Jannetgen Beuvincx. Enkele jaren eerder waren zij met Adriaens oudere broer Jan vanwege hun protestantse geloof gevlucht uit Lier (bij Antwerpen). Op enig moment vestigde Jan zich als prentverkoper in Leiden, waar hij in 1607 in het huwelijk trad. Daar regelde hij voor Adriaen, op wie hij waarschijnlijk een grote invloed had, een plek als leerling bij de bevriende edelsmid Simon de Valck. Daarna leerde Adriaen de fijne kneepjes van het schildersvak bij Jeronimus van Diest, over wie verder niets bekend is. Na voltooiing van zijn leertijd trok hij naar Middelburg, waar zijn broer al vanaf 1608 was gevestigd. In 1614 wordt Adriaen daar voor het eerst vermeld. Uit dat jaar dateren ook zijn vroegst bekende schilderijen, waaronder De zielenvisserij (afb. 5), meteen een van zijn grootste en meest ambitieuze werken. De voorstelling verbeeldt de strijd tussen protestanten en katholieken letterlijk als het vissen naar zieltjes: terwijl protestanten het woord van God prediken, lokken katholieken de gelovigen met uiterlijk vertoon. Adriaen beeldde zichzelf af op de eerste rij (derde van links) aan protestantse zijde (afb. 6). Daarnaast staat zijn broer Jan, herkenbaar aan het rossige baardje, die hem vaderlijk bij de schouder pakt.
Wenzel Hollar naar Adriaen van de Venne, Adriaen van de Venne, ets
Illustratie in: C. de Bie, Het gulden cabinet van de edel vry schilderconst inhoudende den lof vande vermarste schilders, architecte[n], beldtho[u]wers ende plaetsnyders van dese eeuw, Antwerpen 1661-1662
Den Haag, RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, inv.nr. PREC/22C31
Op 19 november 1614 trouwde Adriaen in Middelburg met Elisabeth de Pours. Door dit huwelijk raakte hij gelieerd aan een respectabele Zeeuwse familie. Het echtpaar kreeg zeven kinderen, van wie Pieter (1624-1657) en Huybrecht (1634/35-in of na 1682) eveneens schilder zouden worden. Waarschijnlijk kort na zijn huwelijk schilderde Van de Venne een klein en verfijnd zelfportret (afb. 7). Vanonder een hoge hoed kijkt hij ons zelfverzekerd aan. Schilderattributen ontbreken en hij gaat gekleed volgens de laatste mode. Mogelijk was dit ongesigneerde portretje bestemd voor de eigen familiekring. Het is zelfs denkbaar dat het een pendantenpaar vormde met een (verloren gegaan) portret van zijn echtgenote Elisabeth.
Vanaf 1618 bundelden de gebroeders Van de Venne hun talenten om een uitgeverij en drukkerij annex kunsthandel op te zetten, die bekend stond onder de naam Schildery-winckel. In deze gezamenlijke onderneming zorgde Adriaen voor de artistieke inbreng. Zo ontwierp hij diverse prenten met een politieke strekking, vaak voorzien van verklarende teksten die
Adriaen van de Venne, De zielenvisserij, 1614, olieverf op paneel, 98,5 x 187,8 cm
Amsterdam, Rijksmuseum, inv.nr. SK-A-447
6*
Detail uit De zielenvisserij (afb. 5) met het zelfportret van Adriaen van de Venne (derde van links)
7 →
Adriaen van de Venne, Zelfportret, ca. 1615-1618, olieverf op paneel, 18,2 x 13,3 cm
Den Haag, Koninklijk Kabinet van Schilderijen Mauritshuis, inv.nr. 1227, verworven met steun van de VriendenLoterij, de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Themafonds 17de-eeuwse schilderkunst) en de heer H.B. van der Ven, 2021
blijk geven van een grote loyaliteit aan het Huis van Oranje-Nassau. Naast losse prenten op groot formaat ontwierp hij talloze boekillustraties, onder andere voor Jacob Cats van wie hij de vaste illustrator was. In 1623 debuteerde hij als dichter. Hij leverde een bijdrage aan de verzamelbundel Zeeusche
Nachtegael – de meest prestigieuze uitgave van het familiebedrijf – die dat jaar van de drukpers kwam. Tegelijkertijd verscheen zijn eigen dichtbundel
Tafereel van Sinne-mal.
Eind 1624 of begin 1625 verhuisde Adriaen naar Den Haag. Korte tijd later overleed Jan, waarna het familiebedrijf in Middelburg ophield te bestaan. In de hofstad zette Adriaen met succes al zijn artistieke activiteiten voort, maar schilderen bleef zijn voornaamste bezigheid. Dat hij onder zijn Haagse vakgenoten aanzien genoot, blijkt uit de verschillende bestuursfuncties die hij binnen het plaatselijke Sint-Lucasgilde vervulde. Zijn financiële positie moet in zijn laatste jaren echter zijn verslechterd, want bij zijn dood in 1662 liet hij vele schulden na.
2 De beginjaren in Middelburg
1614-1624
Vanwege de hechte relaties met Vlaamse steden was Zeeland aan het begin van de zestiende eeuw al een welvarende regio. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) zorgden deze connecties ervoor dat veel Vlaamse koopmannen, ambachtslieden en kunstenaars na de val van Antwerpen in 1585 naar Zeeland vluchtten, met name naar de Zeeuwse hoofdstad. De grote toestroom van ondernemers en kapitaal bracht een aanzienlijke economische, culturele en wetenschappelijke bloei met zich mee. Middelburg vormde het culturele centrum. Kunstenaars als de stillevenschilder Ambrosius Bosschaert I en de portrettist Salomon Mesdach waren hier werkzaam, evenals een groep landschapschilders, onder wie Christoffel van den Berghe en Mattheus Molanus, die waren beïnvloed door de Antwerpse kunstenaar Jan Brueghel I. Tot deze zogenoemde ‘Middelburgse Brueghelgroep’ wordt ook Adriaen van de Venne gerekend.
KLEURRIJKE TAFERELEN
Adriaen van de Venne begon zijn carrière als schilder. Zijn vroegst bekende gedateerde werken stammen uit 1614 (afb. 5 en 8). Ze getuigen van veel vakmanschap en zullen zeker niet zijn eerste schilderijen zijn geweest. De werken uit zijn Middelburgse periode zijn kleurige, veelomvattende voorstellingen met actuele of zinnebeeldige gebeurtenissen. Daarnaast schilderde hij kleinere landschappen met de seizoenen en enkele zelfstandige portretten van klein formaat, waaronder een zelfportret (afb. 7).
Kenmerkend zijn de humoristische details, de zorgvuldige afwerking en de nauwgezette weergave van vele kleurrijke figuren, zowel herkenbare personen als types. Zijn schilderijen waren exclusieve producten, waarmee hij zich ongetwijfeld op een kapitaalkrachtige klantenkring richtte.
Naarmate de Middelburgse jaren vorderden, kreeg Van de Venne het gebruik van perspectief en verhoudingen in een voorstelling steeds beter
Adriaen van de Venne, De Winter, 1614, olieverf op paneel, 42 x 68 cm
Berlijn, Gemäldegalerie (Staatliche Museen zu Berlin), inv.nr. 741b
onder de knie. Waar in het Het vertrek van een hoogwaardigheidsbekleder uit Middelburg (afb. 9) uit 1615 de schepen verhoudingsgewijs te klein ten opzichte van de mensen en dieren zijn en de verschillende elementen nog relatief los van elkaar staan, heeft hij drie jaar later in De prinsen Maurits en Frederik Hendrik op de paardenmarkt te Valkenburg (afb. 12) de verschillende beeldelementen veel beter met elkaar verbonden. Ook wordt de kijker door het lagere perspectief meer de voorstelling ingetrokken.
Feestelijk afscheid
In het indrukwekkende schilderij Het vertrek van een hoogwaardigheidsbekleder uit Middelburg geeft Adriaen van de Venne schepen weer op het kanaal dat de haven van Middelburg met het open water verbond (afb. 9). Vanwege tegenwind wordt het Zeeuwse admiraliteitsschip De Zeehondt vanaf het jaagpad door werkpaarden voortgetrokken. De sleepkabel doorkruist middenvoor nog wat onhandig het groepje ruiters te paard. Aan de horizon is de ommuurde stad op minutieuze wijze afgebeeld, net als de dichterbij gelegen landelijke onderkomens. De uitgelopen bevolking – arm en rijk naast elkaar – aan beide zijden van het kanaal en de rijk geklede, jolige burgers op het plezierjacht met de Antwerpse vlag suggereren dat het om een bijzondere gebeurtenis gaat.
Vermoedelijk is hier het vertrek van de graaf van Nottingham, Charles Howard (1536-1624), verbeeld. Hij was de aanvoerder van de Engelse vloot die de pasgetrouwde keurvorst Frederik V van de Palts en prinses Elizabeth Stuart in mei 1613 naar Walcheren had begeleid. Howard is de in het zwart geklede heer met grijze baard te paard op het jaagpad (afb. 10), identificeerbaar door de gelijkenis met van hem bekende portretten. Nadat de keurvorst en zijn echtgenote met hun gevolg via Veere naar Holland waren doorgereisd, keerde Howard vanuit Middelburg terug naar Engeland. Deze veteraan was opperbevelhebber van de Engelse vloot tijdens de strijd tegen de Spaanse Armada (1588), een militair treffen waarbij ook de Zeeuws-Hollandse vloot was betrokken.
Het schilderij is waarschijnlijk ook een zinnebeeldige voorstelling op de Zeeuwse admiraliteit en de strijd op zee, tegen de achtergrond van het recente afscheid van Howard. Dit zou verklaren waarom Van de Venne achter het Zeeuwse admiraliteitsschip ook het voor Rammekens liggende Engelse schip Red Lion – dat voor zijn verbouwing als Golden Lion tegen de Spaanse Armada had gevochten – heeft gesitueerd. Ook het saluerende prinsenjacht (geheel links) was tijdens Howards vertrek elders.
De twee ruiters in kleurrijke kleding die Howard vergezellen, zijn vermoedelijk Jacques de Malderé, de vertegenwoordiger van prins Maurits in Zeeland, en zijn stiefzoon Willem de Zoete de Lake, heer van Haultain en luitenant-admiraal van Zeeland. Eén van hen gaf Van de Venne waarschijnlijk de opdracht voor het maken van dit schilderij. De kunstenaar heeft zichzelf (als tweede van rechts) afgebeeld in het groepje ruiters middenvoor (afb. 11).
Adriaen van de Venne, Het vertrek van een hoogwaardigheidsbekleder uit Middelburg, 1615, olieverf op paneel, 63,2 x 131,6 cm Amsterdam, Rijksmuseum. Legaat van de heer D. Franken, Le Vésinet, inv.nr.
SK-A-1775