Van Sonsbeeck - Een patriciërsfamilie schrijft geschiedenis

Page 1

Van Sonsbeeck

Een patriciërsfamilie schrijft geschiedenis

Van Sonsbeeck

Een patriciërsfamilie schrijft geschiedenis

Sander van Sonsbeeck

Joost van Sonsbeeck

Geert van Sonsbeeck

Diederik van Sonsbeeck

met een bijdrage van

Jan J.B. Kuipers

Waanders Uitgevers, Zwolle

Inhoud

Voorwoord 9

Inleiding 11

DEEL I

1 Vijf Geert Gusens 17

1.1 De vroegst bekende voorvader Geert Gusen (I), Zwols burger in 1364 17

1.2 De jong overleden Geert Gusen, ca. 1350-ca. 1385 (II) 22

1.3 De vetweider Geert Gusen, ca. 1380-ca. 1440 (III) 26

1.4 Jonge Geert Gusen (IV) en zijn broer Gosen Geerts ‘den olde’, ca. 1400-ca. 1476 (IV) 28

1.5 De drapenier Gosen Geerts ‘de jonge’ (V) in de Wolweverstraat 32

1.6 De bontwerker en meenteman Geert Gusen (V) aan de Ossenmarkt 33

1.7 De drapenier Johan ‘den olde’, ca. 1440-1527 (V) 37

2 Over de herkomst van de familienaam 41

3 De opmerkelijke Johan ‘den olde’, ca. 1463-1569 (VI) in de Gouden Hoorn 45

3.1 De twee zonen uit zijn eerste huwelijk met Marieke 51

3.2 Johans tweede huwelijk met Aleid en hun drie Deventer kinderen 52

3.3 De twee studenten in Leuven 56

3.4 De vier kinderen in Zwolle 62

3.5 De Zwolse familie aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog 68

4
Het begin: een familie in opkomst (1364-1580) 15

DEEL II

Van Reformatie tot Revolutie (1580-1800)

1 Een familie in woelige tijden 73

2 Het ontstaan van de gereformeerde Roelof-tak 81

2.1 Meenteman en vetweider Roelof ‘den olde’, ca. 1544-1611 (VIII) 81

2.2 De Romereiziger en brouwer Roelof ‘de jonge’, 1576-1622 (IX) 87

2.3 Schout Pieter, 1605-1656 (X) in Wijhe 97

2.4 De muntmeester Roelof, 1628-1669 (XI) 101

2.5 De steenhandelaar en latere burgemeester Albert, 1613-1673 (X) 103

2.6 De katholieke Hendrik, 1584-1660 (IX) in de Roelof-tak 112

3 De katholiek gebleven tak van Hans (VII) 119

3.1 Drie generaties (VIII–X) in de brouwerij Het Zwarte Schaap 119

3.2 De kinderen van Gerrit (X) 128

3.3 Apotheker Herman, ca. 1662-1727 (XI) aan de Roggenstraat 134

3.4 De medicinae doctor Gerhard, 1698-1769 (XII) 135

71

4 Het vervolg van de Roelof-tak 147

4.1 De apother en bestuurder Roelof, 1641-1714 (XI) 147

4.2 De koopman, hopman en ouderling Lodewijk, 1668-1745 (XII) 151

4.3 Postmeester en burgemeester Rudolf, 1694-1759 (XIII) 156

4.4 De koopman en hopman Abraham, 1699-1771 (XIII) 159

4.5 Stadsmedicus en burgemeester Rudolf, 1726-1795 (XIV) 162

4.6 De onfortuinlijke Frederik Lodewijk, 1723-1767 (XIV) 165

4.7 Koopman, hopman en burgemeester Abraham, 1755-1811 (XV) 167

5 Vervolg bij de katholieken, Alexander, 1729-1799 (XIII) 177

5

DEEL III

De Zeeuwse tak (1600-1875) 183

1 De eerste generaties 185

1.1 Vlissingen in turbulente tijden 185

1.2 Stamvader Willem Arendsz, 1600-na 1656 (X) 189

1.3 Reder Leendert, 1634-1709 (XI) 190

1.4 Jan, heer van Wissekerke, 1684-1711 (XII) 192

2 Staatsraad Willem, 1681-1737 (XII) en zijn drie zonen 195

2.1 Pensionaris en rekenmeester Johan Willem, 1710-1780 (XIII) 199

2.2 Twee cavaleristen, Leonard Robbert en Willem Hendrik (XIII) 201

3 Leonard Constantijn, 1739-1812 (XIV), Zeeland en Den Haag 205

3.1 De jonge dichter en politicus Jan Willem, 1774-1797 (XV) 211

3.2 Leonard Cornelis, 1781-1831 (XV), burgemeester van Middelburg 213

3.3 De drie zonen van Leonard Cornelis 218

4 De afstamming van de Zeeuwse tak 223

6

DEEL IV

Van Revolutie tot Tweede Wereldoorlog (1800-1945) 227

1 De Zwolse familie aan het begin van de moderne tijd 229

1.1 Advocaat en provinciaal bestuurder Gerard, 1770-1809 (XIV) 233

1.2 Ondernemer en bestuurder Bernard, 1772-1858 (XIV) 243

1.3 Cornelia, 1774-1846 (XIV), de zuster van Gerard en Bernard 252

2 Gerards zoon, Alexander, 1795-1861 (XV) en de nazaten uit zijn huwelijk met Cato Akerma 255

2.1 Alexanders zuster, Anna Cornelia Johanna, 1801-1873 (XV) 258

2.2 Alexanders dochter, Wilhelmina, moeder Stanislaus, 1818-1904 (XVI) 259

2.3 Alexanders zoon, de houthandelaar Gerard, 1820-1899 (XVI) 263

2.4 Alexanders dochter, Anna, 1826-1911 (XVI) 265

2.5 Gerards zoon, Jan, 1866-1948 (XVII) 266

2.6 Burgemeester van Beek (L), Joop, 1906-1946 (XVIII) 268

2.7 Joops zuster, Nanda, 1907-1990 (XVIII) 270

3 Alexander, 1795-1861 (XV) en de nazaten uit zijn huwelijk met Anna Cremers, de tak De Gunne 273

3.1 Advocaat en directeur van De Overijsselsche, Eppo, 1838-1890 (XVI) 273

3.2 Henri, burgemeester van Heino, 1841-1913 (XVI) 275

3.3 Henri’s oudste zoon, Jan ‘Canada’, 1874-1943 (XVII) 276

3.4 Gérard, pastoor in Stokkum, 1878-1930 (XVII) 279

3.5 Henri’s opvolger als burgemeester van Heino, Alexander, 1882-1951 (XVII) 281

4 De nazaten van Bernard, 1772-1858 (XIV), de tak Den Alerdinck 285

4.1 Herman, raadsheer, staatsraad en minister, 1796-1865 (XV) 285

4.2 Bernard, gedeputeerde en directeur van De Overijsselsche, 1824-1875 (XVI) 293

4.3 Paul, advocaat in Amsterdam, 1825-1884 (XVI) 296

4.4 Officier van justitie Herman, 1859-1914 (XVII) 298

4.5 Johan, secretaris Vereeniging voor den Effectenhandel, 1871-1939 (XVII) 300

4.6 Willem, burgemeester en gouverneur, 1877-1969 (XVII) 302

Bijlage 1 Lid van de Meente en burgemeester 316

Bijlage 2 Bewijzen en aanwijzingen voor de vader-zoon relatie bij de generaties I – V 317

Bijlage 3 Het schilderij van Johan ‘den olde’ (VI) en zijn gezin 318

Bijlage 4 Contacten en mogelijke contacten tussen de Zeeuwse en de Zwolse tak 319

Bijlage 5 Hypotheses afstamming Zeeuwse tak 320

Bijlage 6 Het familiewapen 321

Noten 332

Literatuurlijst 340

Personenregister 345

7 INHOUD
Het wapen van de familie Van Sonsbeeck.

Een patriciërsfamilie schrijft geschiedenis

De schrijfwijze van de naam Van Sonsbeeck doet een lange historie vermoeden. Dit prachtige boek, dat voor u ligt, bevestigt dat. Vier afstammelingen van de Overijsselse tak van Van Sonsbeeck maakten de afgelopen jaren een reis door hun rijke familiegeschiedenis. Met hulp van voormalige stadsarchivarissen en medewerkers van Collectie Overijssel (voorheen Historisch Centrum Overijssel) hebben Sander, Joost, Geert en Diederik van Sonsbeeck een beeld geschetst van hun vroegste voorouder Johan ‘den olde’ in Zwolle tot de huidige generatie nazaten. Helaas heeft Sander de publicatie van het boek niet meer mee kunnen maken.

Als wethouder Cultuur en Erfgoed ben ik trots op onze Zwolse archieven en ken ik de waarde van een goed ontsloten archief. Er zijn veel particulieren die op zoek zijn naar de geschiedenis van hun familienaam en dankbaar gebruik maken van de archieven. Zonder hulp van deskundige medewerkers en archivarissen is het bijna ondoenlijk om daaruit de juiste informatie en verborgen verhalen te destilleren. De teksten zijn vaak in oud-Nederlands en dikwijls in lastig leesbare handschriften vervat. Er zijn slechts weinigen die de moeite nemen om daar zo diep in te duiken en de gedetailleerde verhalen naar boven weten te halen van hun voorouders. Als je het geduld hebt dat wel te doen, al dan niet geholpen door een bevlogen archivaris, dan blijkt er een schat aan

informatie schuil te gaan in die vele documenten die we als stad bewaren. Al die brokjes informatie maken samen een prachtig verhaal over de vele generaties van de familie Van Sonsbeeck. Een verhaal over een patriciërsfamilie, of zoals we vandaag zouden zeggen, een vooraanstaande familie, van wie de nazaten door de eeuwen heen tal van prominente en bestuurlijke functies hebben bekleed. In elk geval de mannelijke afstammelingen ervan. Persoonlijk hoop ik op een vervolg van het onderzoek naar de vrouwelijke nakomelingen van het geslacht Van Sonsbeeck.

Het kennen van het verhaal van je familiegeschiedenis draagt bij aan het begrijpen en nog beter leren kennen van je identiteit: wie ben ik, waar kom ik vandaan, wat deden mijn voorouders? Het geeft ook een inkijk in de wijze waarop de mensen in onze stad in vroeger eeuwen leefden en werkten en waarop de stad bestuurd werd; en hoe leden van de ene familie zich verbonden met die van andere families. In dit boek vindt u het rijke verhaal van de familie Van Sonsbeeck, op prachtige wijze geïllustreerd. Het nodigt uit om tijdens het lezen af en toe even stil te staan bij je eigen geschiedenis en die van de stad waarin je leeft.

9

Inleiding

De directe aanleiding van dit boek is een stadswandeling in 2006 van zo’n twintig Van Sonsbeecken door Zwolle. De stad waar onze voorouders van de 14de tot de 20ste eeuw leefden en merendeels ook begraven zijn. Over hun levens hoorden wij van dhr. Albert Mensema en jhr. Arnold Gevers, beiden destijds archivaris bij het Historisch Centrum Overijssel. Het werd een middag die ons afstammelingen niet alleen bij elkaar bracht, maar ook bij onze voorouders en bij de stad die een stempel drukte op onze familie. Daaraan terugdenkend: een unieke ervaring, een gevoel van verwantschap, van trots en van nieuwsgierigheid …

Wij geven het boek de ondertitel ‘Een patriciërsfamilie schrijft geschiedenis’. Het gaat over een familie, over de afstammelingen van één gemeenschappelijke stamvader. De meest opvallende stamvader is Johan ‘den olde’, die leefde van ca. 1463 tot 1569 en die dus meer dan honderd jaar werd. Hij trouwde tweemaal en kreeg dertien zoons, die op hun beurt weer stamvader werden van takken in Deventer en Zeeland, en in Zwolle zelf van een katholieke tak en van meerdere gereformeerd geworden takken. Afstammelingen klinkt mooi, maar daarin is dit boek natuurlijk niet compleet. Het gaat over afstammelingen in de mannelijke lijn. Want er waren door de

11 INLEIDING
Sander van Sonsbeeck en Albert Mensema bij de stadswandeling, waarschijnlijk al pratend over een mogelijk boek.

Geert Gusen

Johan ‘den olde’

Zwolse stam 1364-1569

Arend Roelof en Herman Hans Johan en Winolt

Zeeuwse tak Tot 1875

Zwolse gereformeerde takken Voortgezet in Groningen Tot 1933

eeuwen heen ook vele vrouwen Van Sonsbeeck, wier kinderen een andere familienaam kregen, en die geen plek krijgen in dit boek.

Een patriciërsfamilie is een familie die vanaf de late middeleeuwen met haar verstedelijking en afbrokkeling van het feodale systeem, bestuurlijk in de steden op de voorgrond treedt. Zo leverde onze familie in Zwolle tot 1800 zeventien meenteleden, waarvan vier burgemeesters. Zij is een van de vijf Zwolse families die haar bestuurlijke stamboom tot in de middeleeuwen kan terugvoeren, zoals ook de families Knoppert, Wicherlinck, Van Haersolte en Van Ittersum. De Zeeuwse tak telde twee schepenen, twee burgemeesters en een lid van de Raad van State. De katholieke tak leverde in het Koninkrijk vijf burgemeesters, een minister en een commissaris van de Koningin.

Het boek gaat over haar geschiedenis, over bekende feiten, met als eerste feit de inschrijving van Geert Gusen in het Zwolse Burgerboek uit 1364. Binnen de familie is onze geschiedenis steeds een punt van nieuwsgierigheid en aandacht geweest, en werden relevante papieren verzameld. Het vroegst bekende geslachtsregister is van 1640. In de laatste drie eeuwen onderzochten meerdere familieleden in Zwolle en Zeeland onze geschiedenis, of gaven daar zelfs een opdracht toe. Dat leidde ook tot opname van de genealogie in de eerste uitgave van het Nederland’s Patriciaat (het Blauwe Boekje) in 1910 en 1911, geactualiseerd in 1957. Maar een doorbraak bracht de hierboven al genoemde Albert Mensema – overigens ook een ver familielid – toen hij het Stadsarchief van Zwolle inventariseerde en ‘en passant’ van

Zwolse katholieke tak Tot vandaag voortgezet in diverse plaatsen, waaronder Heino

alles waarin hij onze familienaam tegenkwam, een aantekening maakte. Bijvoorbeeld de oudste stadsrekeningen. Met die aantekeningen werden tientallen afstammelingen uit het Blauwe Boekje opnieuw tot leven gewekt.

Impliciet zoeken wij met dit boek naar onze eigen identiteit; een wens die aan vele familiegeschiedenissen ten grondslag ligt. Het boek gaat zo óók over de vragen: wie ben ik en waar kom ik vandaan? Hoe sta ik in de wereld, wat verbindt mij ermee, hoe sta ik in de tijd, wie waren die ouders, grootouders, voorouders, die mij het leven hebben geschonken? Wij krijgen de antwoorden op deze vragen van de wolwevers, vetweiders, brouwers, artsen, handelaren, apothekers, en ook van de reders en bestuurders, die de mannelijke lijn telt. Jammer, dat in een boek met een dergelijke opzet de vrouwelijke lijn minder aandacht kan krijgen.

Rest de vraag: waarom over onze geschiedenis een boek publiceren? Een mogelijk antwoord is: trots, ermee gezien willen worden. Ja het is menselijk dit een rol te laten spelen. In die zin is het een activiteit vanuit het public relations gezegde ‘be good, and tell it’, net zoals de opname in het Blauwe Boekje dat is. Maar wij willen u ook inspireren met zes eeuwen geschiedenis langs de lijn van een familie. Een aanpak die u wellicht aan het denken zet over uw familie nu en vroeger.

Het boek is chronologisch opgebouwd in vier delen, met als periodes de vroege middeleeuwen vanaf 1364 tot de reformatie in 1580, de eeuwen daarna tot de Franse Revolutie van 1795, en tenslotte de jaren tot

Deventer tak Mogelijk voortgezet in Utrecht

12 VAN
SONSBEECK. EEN PATRICIËRSFAMILIE SCHRIJFT GESCHIEDENIS
De stamvader Johan ‘den olde’ en de takken die hij voortbracht.

en met de Tweede Wereldoorlog. Het tussengelegen deel III gaat over de Zeeuwse tak. De tekst van ons boek is gebaseerd op feiten en bronnen, waar in noten naar wordt verwezen. Interpretaties en speculaties worden expliciet aangegeven. Wanneer over een onderwerp in de familie verhalen de ronde doen, zijn deze als zodanig vermeld. De tekst is aangevuld met afbeeldingen en kaders, zoals bijvoorbeeld over het stadsbestuur, de postkoets of een buitenplaats. Voor het overzicht zijn aan familieleden generatienummers in Romeinse cijfers toegevoegd.

De feitelijke totstandkoming van het boek verliep in fases. Albert Mensema en Arnold Gevers maakten in eerste instantie hun overzicht van ruim honderd pagina’s met de vermeldingen van onze familie in met name de Zwolse archieven. Vervolgens hebben zij deze aantekeningen omgezet in eerste biografieën. Ook schreven zij bijdragen over de familienaam en het familiewapen. In de derde fase hebben wij de Zwolse historicus drs. Jan ten Hove gevraagd om dit materiaal om te zetten in verhalende teksten, onder toevoeging van de historische stadscontext. In een aantal gevallen heeft hij ook aanvullend onderzoek verricht. Hij leverde de tekstbijdragen voor ruim zestig procent van het boek. Bijdragen over personen na ca. 1820 en over de Zeeuwse tak leverden de geschiedschrijvers Jan van de Wetering en Jan J.B. Kuipers, en wij zelf. Tijdens het gehele traject kregen wij de steun van het Historisch Centrum Overijssel, inmiddels Collectie Overijssel geheten. De eindteksten zijn door ons gezamenlijk, namens de familie redactioneel beoordeeld.

Nu, met het boek in handen, danken wij al diegenen die er een bijdrage aan leverden. Op de eerste plaats de in 2020 overleden Albert Mensema en zijn collega jhr. Arnold Gevers. Zij opperden het idee voor dit boek, brachten hun enorme kennis van de Zwolse archieven in, deden nader archiefonderzoek, schreven de vroegste biografieën en confronteerden ons met genealogische raadsels uit het prille begin en met betrekking tot de Zeeuwse tak. Vanuit de Collectie Overijssel hielpen Johan Seekles en wijlen Jan Wigger ons op diverse manieren met de planning, aanvullend archiefonderzoek en de redactie. Niet in het minst danken wij ook alle anderen die aan dit boek schreven en het redigeerden. Uit hun midden noemen we Mariska Vonk die de teksten met vaste

hand redigeerde, Charlotte Klopper-van Sonsbeeck en Marloes van Sonsbeeck-Tijscholte die deelnamen aan de leescommissie, Frank de Wit die het boek vorm gaf en Winnie Urban die de gehele uitgave met veel deskundigheid en tact begeleidde.

Tot slot: een klein jaar voor het verschijnen van dit boek overleed onze oudste broer en oom Sander van Sonsbeeck. Hij nam vanuit onze familie het eerste initiatief tot de uitgave van dit boek. Voor zijn inhoudelijke bijdrage en zijn generositeit is onze familie hem zeer dankbaar.

Joost, Geert en Diederik van Sonsbeeck

13 INLEIDING

Het begin: een familie in opkomst

I
(1364-1580) DEEL

Dit aanzien van de stad vanuit het westen ontstond in de tijd van de vijf Geert Gusens. De Kamperpoort rechts is in 1364 gebouwd en de Rode Toren, die toegang gaf tot het Rode Toren plein links met molen en stadskraan, in 1351. In 1380 was de hele stadsmuur voltooid, inclusief de Waterpoort. Aan de Michaëlskerk in het midden en de Onze Lieve Vrouwekerk rechts daarvan werd circa 60 jaar gebouwd. Zij werden in 1466, respectievelijk 1484 opgeleverd. Universiteitsbibliotheek Leiden, Collectie Bodel Nijenhuis.

Vijf Geert Gusens 1

1.1 De vroegst bekende voorvader Geert Gusen (I), Zwols burger in 1364

De herkomst van het geslacht Van Sonsbeeck is in nevelen gehuld. Traditioneel geldt als stamvader degene, die in 1364 als Gherardus Ghoswini het burgerrecht van Zwolle verwierf. Deze aantekening staat in het zogenoemde ‘oudste stadsboek’, het vroegste register in het perkamenten en papieren archief van de stad. De namen van nieuwe burgers werden toentertijd in het Latijn opgetekend.1

Detail

In het dagelijks leven zal Gherardus gewoon Geert hebben geheten. Vaste achternamen werden in de middeleeuwse Zwolse gemeenschap niet of nauwelijks gebruikt. Personen met dezelfde voornaam werden van elkaar onderscheiden door de toevoeging van een patroniem of vadersnaam, bijvoorbeeld Hendriks(zoon) of Jans(zoon). In het geval van Geert luidde de Latijnse voornaam van zijn vader Ghoswinus, wat in de spreektaal neerkwam op Gusen of varianten daarvan als Goessen of Gosen. In dit boek noemen we

hem Geert Gusen en waar nodig Geert Gusen (I), om hem te onderscheiden van latere naamgenoten. De inschrijving als burger in het oudste stadsboek is het enige dat bekend is over Geert Gusen. Over zijn vader Gusen, Goessen of Gosen, is niets bekend. Ook over de na hem komende generaties zijn aanvankelijk slechts mondjesmaat gegevens voorhanden. Dit is vooral te wijten aan een gebrek aan bronnen. De administratie van de stad Zwolle was in de 14de eeuw nog in volle ontwikkeling en er werd maar weinig schriftelijk vastgelegd. In deze kleine samenleving van enkele duizenden mensen was de mondelinge getuigenis van enkele geloofwaardige personen toereikend om belangrijke zaken voor bestuur en inwoners bindend te maken. Pas na verloop van tijd maakten de aanwas van de bevolking en de groeiende complexiteit van de maatschappij het noodzakelijk om besluiten, overeenkomsten en afspraken beter te boekstaven en nam de bestuurlijke verschriftelijking toe.2 Persoonlijke documenten zijn in de middeleeuwen al helemaal schaars.

17
uit het ‘oudste stadsboek’ met onderaan de inschrijving van Gherardus Ghoswini in 1364, Collectie Overijssel.
VIJF GEERT GUSENS

Het spaarzame archiefmateriaal maakt het voor onderzoekers erg moeilijk om zicht te krijgen op de vervlogen wereld van verre voorouders. Voor het schetsen van een beeld van dat schemerige verleden staan slechts enkele stukjes van de complete legpuzzel ter beschikking. Dat maakt ook het ontsluieren van de wordingsgeschiedenis van de familie Van Sonsbeeck tot een hachelijke onderneming. Het ontbreken van een omvangrijke schriftelijke nalatenschap uit de vroegste generaties brengt met zich mee dat men bij de reconstructie van de lotgevallen van de oudste bekende familieleden vaak genoegen moet nemen met aannemelijke veronderstellingen en hypothesen. De eerste in de familiepapieren aanwezige stambomen en overzichten uit circa 1640 beginnen met de in 1463 geboren Johan van Sonsbeeck ’den olde’ (VI), die meer dan honderd jaar oud werd.3 Latere genealogen zijn aan de hand van brondocumenten tot de conclusie gekomen dat de stamreeks Van Sonsbeeck nog een aantal generaties met leden van de familie ‘Gusen’ kon worden opgevoerd.4

Burgerrecht

Voor Geert Gusen zal het verwerven van het burgerschap van Zwolle een belangrijke gebeurtenis zijn geweest, want vanaf dat moment gold hij als een volwaardig lid van de stedelijke samenleving. Geert werd net als veel andere nieuwkomers door het stadsbestuur begiftigd met dit recht. Dat wil zeggen dat hij niet door geboorte, maar door koop het voorrecht verkreeg om zich civis Swollensis oftewel Zwols burger te kunnen noemen. De magistraat was bijna dertig jaar eerder, in 1336, begonnen met het registreren van nieuw ingezworen burgers. Het aanleggen van een burgerboek geeft aan dat men voortaan onderscheid maakte tussen ‘gewone’ ingezetenen en inwoners met een aparte status. Wellicht als reactie op een omvangrijke toestroom van migranten begonnen de autochtone stedelingen hun voorrechten tegen allochtonen af te schermen. Voortaan konden uitheemse personen het formele lidmaatschap van de stadsgemeenschap slechts tegen betaling van een entreegeld en het stellen van borgen verwerven. Behalve het vereiste voor burgers om domicilie te kiezen binnen het stedelijk grondgebied, waren er verder geen toelatingseisen. Een aankomend burger moest zweren ‘dat hij der stat vriheit sal helpen

holden voer alle die gene die sij breken willen’. Pas na het afleggen van deze eed deelde men ten volle in alle lusten en lasten die uit de officiële verbintenis tussen burger en stad voortvloeiden. Aan de ene kant trad men door burger te worden toe tot een gemeenschap met bijzondere, gelijke rechten, aan de andere kant werd persoonlijke betrokkenheid verwacht bij de veiligheid en het welzijn van het collectief.5

Het bezit van het burgerrecht werd hooggeschat en was van grote waarde. Een burger profiteerde immers van de politieke, juridische, economische en sociale privileges die zijn woonplaats in het verleden door het verkrijgen van stadsrecht had binnengehaald. Daaronder vielen het recht deel te nemen aan het lokale bestuur en bepaalde ambten te bekleden, vrijstelling van tolgelden, de toetreding tot een ambachtsgilde en het laten grazen van vee op de gemeenschappelijke stadsweide. Het burgerschap bood persoonlijke vrijheid en een burger werd bijvoorbeeld eerder op zijn woord geloofd. Tegenover deze voorrechten stonden bepaalde burgerplichten. Een van de belangrijkste was het vervullen van militaire diensten. Per slot van rekening moest een stad in tijden van nood op haar burgers kunnen rekenen. Bij een vijandelijke aanval waren alle burgers dan ook verplicht om hun woonplaats te verdedigen. Ze waren eveneens gehouden om elkaar bij te staan. Wanneer een stedeling ruzie kreeg met een vreemdeling dienden zijn medeburgers hem onmiddellijk te hulp te schieten.

Een nederzetting op een zandrug

De stad waarvan Geert Gusen burger werd is rond het jaar 800, de tijd van keizer Karel de Grote, op een dekzandrug in een drassige omgeving ontstaan. Aan deze zandhoogte dankt Zwolle ook zijn naam, die is ontleend aan het Germaanse woord suelli, wat zwelling of verhoging in het landschap betekent. Langs deze dekzandrug, die bij de huidige Voorstraat en Sassenstraat zijn hoogste punt bereikte, stroomde een kleine rivier. De loop van deze later gedempte

Grote Aa is vandaag de dag nog zichtbaar in het bochtige stratenpatroon van de huidige Ter Pelkwijkstraat, het Gasthuisplein, de Oude Vismarkt, de Grote Markt en de Melkmarkt. De gunstige ligging en vruchtbare bodem van de zandrug bood landbouwers en handelaren de mogelijkheid hier een welvarend bestaan op te bouwen.

Gezicht vanuit het zuidwesten op de vestinggordel van Zwolle omstreeks 1550. Links het Rodetorenplein, rechts de Sassenpoort. De drie hoogste torens zijn de Onze-LieveVrouwetoren, de Michaëlstoren en de raadhuistoren, Collectie Overijssel.

18
HET BEGIN: EEN FAMILIE IN OPKOMST (1364-1580)

In spiegelbeeld het oudste stadsstempel van Zwolle uit begin 14de eeuw ter verzegeling van documenten. De aartsengel Michaël, beschermheilige van de stad, is afgebeeld in gevecht met de draak. De tekst luidt: ‘SIGILLVM. BURGENSIUM.DE.SWOLLIS’ (Zegel van de burgers van Zwolle), Collectie Overijssel.

Zwolle viel in de middeleeuwen onder het wereldlijk bestuur van de bisschop van Utrecht. De kerkvorst was naast geestelijk leidsman ook landsheer van het Sticht, zoals zijn machtsgebied in de Nederlanden werd genoemd. Het Sticht bestond uit het Nedersticht (ruwweg de provincie Utrecht) en het Oversticht (Overijssel, Drenthe en een deel van Groningen). Op 31 augustus 1230 verleende bisschop Wilbrand van Oldenburg de inwoners van Zwolle stadsrecht als dank voor hun hulp tegen de opstandige Drenten.

Dit belangrijke privilege garandeerde de Zwollenaren een grote mate van onafhankelijkheid en zou eeuwenlang een voorname basis voor de stedelijke identiteit en trots vormen. De voormalige dorpelin-

gen kregen ten aanzien van bestuur, wetgeving en rechtspraak een aparte positie binnen het domein van de bisschop. Feitelijk waren ze voortaan baas in eigen huis. De stadsregering of magistraat, die bestond uit schepenen en raden, had de touwtjes stevig in handen. Binnen de grenzen van de vrijheid van de stad konden de plaatselijke bestuurders hun eigen regels invoeren en hun woonplaats naar eigen inzicht bestieren. Bovendien mochten de Zwollenaren zichzelf tegen de boze buitenwereld beschermen door hun nederzetting te omringen met een omwalling, die in de loop der tijd uitgroeide tot een imponerend samenstel van muren, poorten en torens. De indrukwekkende vestinggordel maakte bezoekers al van verre duidelijk dat achter deze stenen mantel een samenleving huisde, die zich sterk van het omliggende platteland onderscheidde. Zwolle maakte na het verkrijgen van het stadsrecht een voorspoedige ontwikkeling door. De stad zou samen met zijn twee nabijgelegen bondgenoten én rivalen, Deventer en Kampen, uitgroeien tot de belangrijkste steunpilaar van de landsheer in het Oversticht.6

Mensen ‘van buiten’

Geert Gusen was in het derde kwart van de 14de eeuw een van de vele nieuwe Zwolse burgers. De stad oefende een grote aantrekkingskracht op immigranten uit, wat erop wijst dat landbouw, handel en nijverheid floreerden. De bewoners hadden zich kennelijk snel hersteld van een uit Centraal-Azië

19 VIJF GEERT GUSENS

afkomstige pestepidemie, die zich omstreeks 1350 in heel Europa razendsnel verspreidde en ook in de Nederlanden zwaar huishield. De Zwarte Dood dankte zijn naam aan de kleur van de vlekken die de lijders op de derde en meestal fatale dag van de ziekte kregen. Wanneer de builenpest een stad had bereikt, kostte dat doorgaans één op de drie of vier bewoners het leven. Ook in Zwolle zullen de doodsklokken angstaanjagend vaak hebben geluid. De ongewoon hoge sterfte werd in de jaren 1352-1354 gecompenseerd door de registratie van maar liefst tweehonderd nieuwe burgers. Dat waren er tweemaal zoveel als in Deventer. Deze sterke groei zette zich in de jaren die volgden in een iets langzamer tempo voort. Tussen 1351 en 1380 werden in het Zwolse burgerregister jaarlijks gemiddeld bijna vijftig namen genoteerd. Dat wil zeggen dat de stad er in deze dertig jaar een kleine vijftienhonderd burgers bijkreeg! Dat was een enorme toename, ook gezien het totale aantal inwoners. Volgens een ruwe schatting telde Zwolle aan het einde van de 14de eeuw in zijn hele rechtsgebied, dat ook de onder de stadsvrijheid vallende buurschappen Dieze en Assendorp omvatte, ongeveer drie- à vierduizend mensen. Ter vergelijking: de bloeiende havenstad Kampen had destijds ongeveer achtduizend ingezetenen, terwijl Deventer, de oudste en voornaamste stad in het Oversticht, tussen de vijf- en zesduizend personen herbergde.

Soms staat bij de mensen ‘van buiten’, dat wil zeggen van buiten de grenzen waar het stadsrecht gold, opgetekend vanwaar ze afkomstig waren. Tot 1360 kwamen de nieuwe Zwollenaren vooral uit Deventer en uit het nabije oosten, dat wil zeggen uit Twentse plaatsen als Oldenzaal, Goor, Rijssen, Delden en Ootmarsum en uit het Duitse grensgebied. Later vestigden zich ook mensen in de stad uit verderaf gelegen oorden, waaronder steden in Westfalen en het Rijnland als Münster, Lingen, Kalkar, Osnabrück en Keulen. Na 1370 verschijnen er tevens Brabanders en Vlamingen in het burgerboek.7

Bij de inschrijving van ‘Gherardus Ghoswini’ in 1364 staat geen plaats van oorsprong vermeld. Dat kan erop wijzen dat hij vóór hij het burgerschap aanvroeg al geruime tijd als ‘gewone’ ingezetene in de stad verbleef. Dat gold voor verreweg de meeste nieuwe burgers. Het is echter ook goed denkbaar dat hij aanvankelijk op het omringende platteland

woonde, en men het daarom niet nodig achtte om bij zijn registratie in het stadsboek zijn herkomst te vermelden. De mogelijkheid dat Geert en zijn voorgeslacht zich al geruime tijd vóór het midden van de 14de eeuw in deze omgeving gevestigd hadden, wordt versterkt door het gegeven dat de familie vanouds bezittingen had in de omstreken van de stad. Dit buitengebied of kerspel behoorde kerkelijk tot de parochie van Zwolle, waarvan de hoofdkerk aan de heilige Michaël was gewijd (de huidige Grote Kerk). Zwollerkerspel of het schoutambt Zwolle werd grofweg begrensd door de territoria van Dalfsen in het oosten, Wijhe in het zuiden, de rivier de IJssel in het westen en Kampen, Genemuiden en Hasselt in het noorden.

Inpoldering van de Mastenbroek

Een belangrijke ontwikkeling in het kerspel ten tijde van Geert Gusen was de inpoldering van de Mastenbroek. Dit ten noorden van Zwolle gelegen klei-opveen gebied van 8.600 hectare bestond oorspronkelijk uit een mengeling van drassige bos- en graslanden, struikgewas, rietvelden en ruigten. De omwonenden lieten hier in de droge zomermaanden hun vee grazen. De vraag hoe dit omvangrijke terrein tussen Zwartewater, IJssel en Zuiderzee onder de rechthebbenden moest worden verdeeld, zodat het kon worden ontwaterd en omgezet in goede landbouwgrond, zorgde in de 14de eeuw voor veel gesteggel, gekonkel en wapengekletter. Een van de grootste dwarsliggers was de eigengereide heer van Voorst, wiens machtige kasteel aan de rand van de Mastenbroek lag. Hij meende bijzondere rechten op het gebied te kunnen laten gelden. De krijgslustige edelman moest evenwel in de herfst van 1362 het hoofd buigen, toen troepen van de bisschop van Utrecht gesteund door Deventer, Kampen en Zwolle zijn stamslot na een lange belegering innamen en afbraken. De enige getuige van de burcht is de – met zware klinkbouten benagelde – slotpoort, die de bisschop schonk aan het gemeentehuis van Kampen en daar nog steeds in gebruik is. De uitschakeling van de heer van Voorst maakte de weg vrij voor het in cultuur brengen van de uitgestrekte Mastenbroek, het laatste nog onontgonnen broekgebied in de omtrek van Zwolle. Het land werd opgemeten, verkaveld en onder de gerechtigden verdeeld. Daarna kon de ontginning beginnen.

20
De Mastenbroek tussen de steden Kampen, Hasselt en Zwolle uit begin 1400, zoals in 1633 nagetekend, Collectie Overijssel. HET BEGIN: EEN FAMILIE IN OPKOMST (1364-1580)

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.