MISDADEN F E RD I NA N D VO N SCH I RACH
DE
WAARHEID, NIETS DAN DE
WAARHEID Een geacht en vriendelijk heerschap, huisarts van beroep, slaat na veertig jaar huwelijk zijn vrouw dood met een bijl. Hij verdeelt haar in stukken voor hij uiteindelijk de politie op de hoogte stelt. Zijn getuigenis is even uitzonderlijk als zijn straf. Een man berooft een bank, en hoe vreemd het ook klinkt: hij heeft goede redenen. Tegen alle verwachtingen in wordt hij door justitie gered. Een jonge vrouw doodt haar broer. Uit liefde. Ferdinand von Schirach is strafadvocaat. Het ongehoorde is voor hem dagelijkse kost. Hij vertegenwoordigt onschuldige mensen die met de wet in conflict raken, maar ook de zwaarste criminelen. Hun verhalen vertelt hij, laconiek als Raymond Carver, en juist daarom komen ze des te harder aan.
Ferdinand von Schirach (München,1964) werkt sinds 1994 als strafadvocaat in Berlijn. Tot zijn cliënten behoren vele prominenten, industriëlen en leden van de onderwereld. Misdaden is zijn literaire debuut. Foto: Michael Mann
Promotie • Advertenties in de Volkskrant, nrc.next, NRC Handelsblad, Trouw en Het Parool • Voorproefje voor boekhandel en pers • Auteursbezoek i.s.m. Goethe-Institut en Genootschap Nederland-Duitsland • Interviews • Persmap met recensies • Blow-ups voor de boekhandel
Manólis tikte de code in op de toetsen van het slot. De deur ging met een klik open. De alarminstallatie bevond zich in de entree. Nadat Manólis daar ook een getallencombinatie had ingevoerd, veranderde de kleur van de lampjes van rood in groen. Özcan moest lachen. ‘Özcans Eleven,’ zei hij hardop, hij was verzot op bioscoopfilms. De spanning was geweken. Zo makkelijk was het nog nooit gegaan. De entreedeur viel in het slot, ze stonden in het donker. Ze konden de lichtschakelaar niet vinden. Samir struikelde over een afstapje en haalde zijn linkerwenkbrauw open aan een kapstok. Özcan struikelde over Samirs voeten en zocht toen hij viel steun op Samirs rug. Samir kreunde onder zijn gewicht. Manólis stond nog, hij was de zaklampen vergeten. Hun ogen raakten gewend aan de duisternis. Samir veegde het bloed van zijn gezicht. Eindelijk vond Manólis de lichtschakelaar. Het huis was Japans ingericht – Samir en Özcan waren ervan overtuigd dat niemand zo zou kunnen wonen. Ze hadden maar een paar minuten nodig om de kluis te vinden, de beschrijving klopte. Ze wrikten hem met breekijzers uit de muur los en sleepten hem naar de auto. Manólis wilde nog een keer naar het huis terug, hij had de keuken ontdekt en hij had honger. Ze discussieerden een hele tijd totdat Samir besloot dat het te gevaarlijk was, ze konden ook onderweg bij een snackbar stoppen. Manólis mopperde. In een kelder in Neukölln probeerden ze de kluis te kraken. Ze hadden ervaring met kluizen, maar deze kregen ze niet open. Özcan moest de zware boor van zijn zwager lenen. Toen de kluis vier uur later open was, wisten ze dat het de moeite waard was geweest. Ze vonden 120.000 euro in contanten en zes horloges in een juwelenkistje. En verder nog een klein, zwart gelakt houten kistje. Samir maakte het
• Ongelooflijke verhalen, en allemaal waar. • Enorme bestseller in Duitsland. Meer dan 120.000 exemplaren reeds verkocht, vertaalrechten verkocht aan 23 landen. • Fimrechten verkocht aan Constantin Film (makers van o.a. The Baader Meinhof Complex).
open. Het was met rode zijde bekleed, in het kistje zat een oud kopje. Özcan vond het lelijk en wilde het weggooien, Samir wilde het aan zijn zuster geven, en Manólis kon het allemaal niet schelen, hij had nog steeds honger. Uiteindelijk werden ze het erover eens dat ze het kopje aan Mike zouden verkopen. Mike had een klein winkeltje met een groot uithangbord, hij noemde zich antiekhandelaar, maar hij bezat eigenlijk alleen maar een busje en hield zich met ontruimingen van huizen en oude rommel bezig. Hij betaalde hun dertig euro voor het kopje. Toen ze de kelder verlieten sloeg Samir Özcan op zijn schouder, herhaalde: ‘Özcans Eleven’, en iedereen lachte. Manólis’ zus zou voor haar vriendin 3000 euro krijgen. Ze hadden alle drie bijna 40.000 euro in hun zak, Samir zou de horloges aan een heler verkopen. Het was een makkelijke en geslaagde inbraak geweest, het zou geen problemen opleveren. Ze vergisten zich. *** Hiroshi Tanata stond in zijn slaapkamer en keek naar het gat in de muur. Hij was 76 jaar, Japan drukte al eeuwenlang een stempel op zijn familie en die zat in verzekeringen, banken en zware industrie. Tanata schreeuwde niet, hij gesticuleerde niet, hij staarde alleen naar het gat. Maar zijn secretaris, die al dertig jaar bij hem in dienst was, zei ’s avonds tegen zijn vrouw dat hij Tanata nog nooit zo woedend had gezien.
Verhalen Oorspronkelijke titel Verbrechen Vertaling Hans Driessen en Marion Hardoar Omslag Nico Richter Formaat 12,5 x 20 cm Omvang 176 blz. Prijs gebonden € 18,95 Verschijnt augustus NUR 302 ISBN 9789029573115
• Schirach schrijft zo soeverein, helder en eenvoudig dat het lijkt of hij nooit iets anders gedaan heeft […] hij is een groot verteller. – Der Spiegel • Een fantastisch debuut, pakkend vanaf de eerste bladzijde en zonder enige valse toon. – Frankfurter Allgemeine Sonntagszeitung • Het gaat hem om de gelaagdheid van een misdaad. Hij beschrijft deze nuchter, met weinig woorden, en steeds zo dat de lezer aan het eind begrip, of zelfs medelijden kan opbrengen voor de dader. – Literarische Welt • Misdaden is het gemeenste, geniepigste en geweldigste boek dat ik sinds lange tijd gelezen heb. Het komt naar je toe geslopen… en vervolgens slaat elk afzonderlijk hoofdstuk je van je sokken. – WDR 2
SCHULD EN BOETE Iedereen kan een misdadiger worden als hij op zijn gevoeligste plek getroffen wordt, zegt Ferdinand von Schirach. Hij beschrijft de rechtscultuur als een dunne laag die ons van de chaos scheidt. Een gesprek met de advocaat en auteur. Door Regine Sylvester (fragmenten van een interview in de Berliner Zeitung, 19 oktober 2009).
[…] Welke karaktereigenschappen moet iemand bezitten om mensen te verdedigen die een misdrijf hebben begaan? Hij moet weten wat goed en fout is. Al het andere komt daarna: interesse voor mensen. Alles in twijfel trekken. Niets voor lief nemen wat vast lijkt te staan. Vrij kunnen spreken voor de rechtbank, mensen overtuigen. En je moet goed vragen kunnen stellen, dat is misschien het belangrijkste. Uw grootvader was gouwleider van Wenen en daar verantwoordelijk voor Jodendeportaties. Heeft het feit dat Baldur von Schirach in 1946 in Neurenberg wegens misdaden tegen de menselijkheid tot 20 jaar gevangenis veroordeeld werd, iets te maken met de keuze van uw beroep? Dat zou betekenen dat de schuld van mijn grootvader voor mij aanleiding was me beroepshalve met schuld bezig te houden. Baldur von Schirach werd volgens de wet veroordeeld, maar de schuld die hij op zich geladen heeft, is zijn persoonlijke schuld – zoals iedere strafrechtelijke schuld alleen een persoonlijke schuld en een persoonlijke beschuldiging kan zijn. […] Verdedigt u ook mensen die u persoonlijk goed kent? Dat heb ik vroeger gedaan, nu niet meer. Omdat je mensen die je na staan na een proces verliest. Je treft vrienden of familieleden in een extreme situ-
atie aan, je kunt ze misschien helpen, maar dan willen ze je niet meer zien, omdat ze anders aan die situatie herinnerd worden. Ongeveer zoals bij de mensen die geld leenden in de Middeleeuwen. Hoe vindt u de balans tussen objectiviteit en partijdigheid? Dat is niet zo moeilijk. Advocaten en strafpleiters zijn er voor hun cliënten. Officieren van justitie en rechters zijn onbevooroordeeld, of zouden het moeten zijn. Voor ons advocaten geldt dat niet. Wij zijn partijdig. Zijn er gewetensconflicten? Bijvoorbeeld: de cliënt bezweert dat hij onschuldig is, u bent echter van zijn schuld overtuigd. De enige vraag die ik me altijd stel is: is er voldoende bewijs? Morele schuld speelt geen rol als het om de vraag gaat of de verdachte het werkelijk gedaan heeft. In ieder geval niet in deze fase van de verdediging. Dat is moeilijk te begrijpen. Ja, dat is moeilijk. Dat is ook wat door de eeuwen heen justitie van het volk heeft gescheiden. In feite gaat het om een verschillende opvatting van de waarheid. De rechter veroordeelt als hij bewijzen kan dat de verdachte schuldig is. Dat beslist hij op grond van de bewijzen die voor hem liggen. Als deze bewijzen niet voldoende zijn, spreekt hij vrij. Misschien denkt de rechter wel dat de verdachte het toch gedaan heeft. Misschien wéét de rechter
zelfs dat hij het gedaan heeft, maar kan hij daarvoor geen sluitend bewijs leveren. Voor de rechter is dus alleen waar wat hij bewijzen kan. Dat is in het gewone leven natuurlijk niet zo. Daar zijn dingen voor ons waar, wanneer we ze geloven. Het recht is een systeem, ieder vervult zijn rol. De openbare aanklager klaagt aan, de advocaat verdedigt, de rechter velt het vonnis. Als er één deel uitvalt, functioneert het niet meer. En als het recht niet meer functioneert is de rechtsstaat verloren. […] Iemand uit mijn vriendenkring zei dat hij niet gelooft dat uw verhalen waargebeurd zijn. Ze zijn zo spectaculair dat je daarover in de krant zou hebben gelezen. Dat je dus bij waargebeurde zaken zou weten om wie het gaat. Nee, dat weet je niet. Toen het boek af was heb ik twee collega’s op deze zaken gezet. Ze onderzochten of ze er meer over te weten konden komen, in juridische bibliotheken, op internet, in archieven. Ze hebben niets gevonden. En hoe zat het met de drie boeven die per ongeluk in het vaarwater van de Japanse maffia terecht kwamen en wegens een oud theekopje voor hun leven moesten vrezen? Ook geen zaak voor de krant? Wat u in het boek leest krijgt een journalist niet te weten. De journalist wordt naar een plaats delict geroepen en ziet een man die is doodgeslagen, in een kelder in Neukölln. Of er staat: in Marzahn is een man gevonden die met een houten haring aan de muur werd gespijkerd. Dat lees je. Verder niets. Wat in de krant staat is een verhaal over een gevonden dode. Hoe moet je als lezer weten dat het iets met een theekopje te maken had? Deze zaken zijn later niet te onderzoeken. Mijn interesse voor de weergave van de werkelijke gang van zaken neemt af als de auteur details toevoegt om de feiten te verfraaien en meer effect te geven. Dat heb ik ook. Maar tegelijkertijd zou ik willen zeggen: mijn boek is geen politiebericht. Uiteindelijk is het literatuur. Het zou kunnen zijn dat verschillende cliënten in één verhaal verweven zijn. Dat maakt de zaak niet minder waarachtig. U kent De dood in Venetië van Thomas Mann? Dat heeft een bepaalde sfeer, bijna als muziek. Als je de Visconti-verfilming ziet hoor je dezelfde melodie, je hebt hetzelfde gevoel, hoewel de film anders is dan het boek. Bij mijn boek is het precies zo. Het is in literaire zin helemaal waar.
Welke mensen interesseren u het meest? De geweldige regisseur Jim Jarnush zei dat hij liever een film zou maken over een man die met zijn hond uitgaat dan over de keizer van China. Truman Capote had alleen maar een krantenknipsel uit de New York Times gelezen voor hij In Cold Blood schreef. Twintig regels over een meervoudige moord op het platteland, en daaruit ontstond dit 400 pagina’s dikke boek. Bijna alle zaken die we zorgvuldig bekijken worden interessant. Meestal zijn het de weinig spectaculaire zaken die ons uiteindelijk raken. Hoe ontstond uw boek? Als je voor een diner bent uitgenodigd, vertelt iedereen na een tijdje welk beroep hij heeft. Aan een strafadvocaat worden altijd twee vragen gesteld, ten eerste: hoe kunt u een moordenaar op vrije voeten helpen? En ten tweede, wat voorzichtiger, maar met niet minder belangstelling: wat is de perfecte moord? Je vertelt dan altijd dezelfde verhalen. En daarna denken sommigen er enigszins anders over. Moest u bij het schrijven uw werk anders organiseren, pauzes inlassen? Nee. Ik heb weinig slaap nodig. Ik heb ’s ochtends van drie tot acht geschreven. Bij lamplicht, en het toetsenbord van mijn Mac gaf ook licht. Het was heerlijk, zo rustig. Ik heb het in vier maanden geschreven, het ging heel snel. Hebt u zo weinig slaap nodig? Net als Napoleon? Op de lange duur houd je dat niet vol, en ik moest af en toe ook een middagdutje doen. Hoe kwam u op deze zowel precieze als zinnelijke taal? Ik heb geen andere. Ik geloof dat je alle dingen op een eenvoudige manier kunt zeggen. En als je ze niet op eenvoudige wijze kunt zeggen, dan kloppen ze meestal niet. [...]
Uitgeverij De Arbeiderspers Zomer 2010