Noord-Drenthe
Een groot deel van het noorden van Drenthe is gericht op de stad Groningen. Veel mensen die in die stad werken, wonen in Noord-Drentse dorpen, en veel mensen die in Groningen wonen, gebruiken Noord-Drenthe als plek om er even uit te zijn. Ten zuiden en zuidwesten van de Stad, zoals Groningen ook hier kortweg wordt genoemd, zijn de dorpen Ro den, Peize en EeldePaterswolde uitgegroeid tot grote forensencentra en verder naar het oosten wordt er ook in en om Zuidlaren veel gewoond door werkers in Groningen. De plekken waar door Groningers gerecreëerd wordt, bevinden zich rond het Leekstermeer, het Paterswoldsemeer, het Zuidlaardermeer en de gebieden bij Tynaarlo en Zeegse. Maar ook verder Drenthe in, in en om Norg, vindt men veel Groningse dagjesmensen en vakantiegangers. Een groot deel van dit over het algemeen drukke gebied moet maar gewoon aan de Groningers en aan nog wat Drenten uit Assen en omgeving worden gelaten, voor reizigers van elders zijn de streken rondom Norg en vooral het op de grens van Drenthe en Friesland gelegen Fochteloërveen het interessantst. De ‘Groninger gebieden’ worden hier kort behandeld. Een deel van het oostelijke deel van Noord-Drenthe ligt nog in het stroomdal van de Drentsche A, waarover uitgebreid te lezen is in het hoofdstuk ‘Oost-Drenthe’. Zeegse en Schip borg liggen aan weerskanten van die beek ongeveer op de grens van dit prachtige gebied. Er zijn ook hier, net als in het zuidelijker beekdal, mooie wandelingen te maken, maar we hebben dan meestal gezelschap van de vele dagjesmensen, kampeerders en zomerhuisjesbewoners die deze buurt vaak bevolken. Aan de overkant van de n34 bevindt zich in het Drentse veengebied het grootste dorp van deze streken, Zuidlaren. Behalve een forensen- en toeristendorp is Zuidlaren met de Prins Bernhardhoeve ook een belangrijk centrum voor allerlei jaarbeurzen en biedt het in sanatorium Dennenoord onderdak aan psychiatrische patiënten uit Groningen en Drenthe. Dennenoord is een gigantisch complex, dat zich aan de Stationsweg bevindt en waarvan het hoofdgebouw, dat tegenwoordig niet meer bij het ziekenhuis hoort, in 1935 gebouwd is naar een ontwerp van Egbert Reitsma (1892-1976). Het is een prachtig bouwwerk, waarin elementen van de Amsterdamse School vermengd zijn met stevige invloeden van Dudok. De ook door Reitsma ontwerpen directeurswoning is zelfs bijna een Dudokcitaat.
419
Vries, gemeentehuis van bureau Claus en Kaan
420
Zuidlaren behoort sinds 1998 met onder meer Eelde, Paterswolde en Vries tot de gemeente Tynaarlo. Aan het Kornoeljeplein in Vries staat het nieuwe gemeentehuis, dat architectonisch gezien zijn tong lijkt uit te steken naar een aantal recent gebouwde gemeentehuizen in de rest van Drenthe. Waar de gemeente Borger-Odoorn het in Exloo doet met een gemakzuchtig gebouw van Alberts en Van Huut en we in Gieten (gemeente Aa en Hunze) een wel heel voorzichtig gebouw zien van de architect Jos Willems, liet Tynaarlo een supermodernistisch gebouw neerzetten door het bureau Claus en Kaan. Het is een spierwit, langgerekt bouwwerk zonder poespas, dat hier als een waar statement in het Drentse land ligt. Op de brink van Vries staat een kerk met een prachtige romaanse toren, die uit de twaalfde eeuw stamt. Vooral de vele boogvensters met de pilaartjes in het midden zijn opvallend.
Norg en omstreken Op weg naar Norg, bijvoorbeeld vanuit Vries via Donderen, valt op dat er, zoals vaak in Drenthe, weinig bewoning is tussen de dorpen. Dat biedt de reiziger veel mooie, niet door huizen verstoorde uitzichten. Tussen Donderen, waar mooie Saksische boerderijen staan, en Norg kijken we bijvoorbeeld uit over een aantrekkelijk coulissenlandschap. De bewoning die er is, is over het algemeen redelijk smaakvol. Ook dat is in grote delen van Drenthe het geval. Heel erg lelijke huizen treffen we er opmerkelijk weinig aan. Wel zijn ze vaak zo perfect gerestaureerd, opgeknapt of opgepoetst dat het patina eraf is. Niet ver voor Norg geraken we in bossen die deel uitmaken van een groot bosgebied ten noorden van het dorp, dat vanouds zeer populair is als locatie voor zomerhuisjes. Het dorp zelf ligt op een kruispunt van wegen. Het is er druk, niet meer zo mooi als het voor de aanleg van al die wegen is geweest, maar wel gezellig. Op de brink staat een aardige romaanse kerk en ertegenover is een heel groot kantoor van de vvv gevestigd. Want Norg is niet alleen de plek waar al het verkeer
ASSEN W
E
S
T
E
R -
aal ZUIDHORN
Harkstede
Niekerk
Slochteren
GRONINGEN
W A
R T
Doezum
I
E
R
A7
K
Tolbert Leek
Haren
Le e k s te rmeer
Midwolde
Nuis
N3
72
Peize
Roden
KielWindeweer
Eelde A28 Paterswolde
N3
Borgercompagnie Veendam
tsc
Donderen
en
A7
86
421
Hoogezand-Sappemeer
Dr
Marum
Noordbroek
Zuidbroek
A7
en
N355
an ghk
N372
Va n
rk Sta
bor
Schildwolde
ADUARD
Grijpskerk
he
Tynaarloo
A
Vries
Schipborg 3
NORG
N3
Westervelde Taarlo VEENHUIZEN
Duurswouder Heide
Balloërveld
F o c h t e l o ë r v e e n
Balloo
ASSEN N33
Rolde
Oosterwolde Makkinga
BORGER
Amen Appelscha N37
1
A28
Smilde Hooghalen
Westerbork Boswachterij Hooghalen
Hoogersmilde Westerbork 0
Noordwolde
N3
81
Orvelte
Schoonoord 10 km
Diever Vledder
Er is ook goed te wandelen Frederiksoord vanuit Norg. Zo heeft de Vereniging Natuurmonumenten een mooie route uitgezet die in ruim tien kilometer rond het dorp Westervelde gaat en onder meer door een bos, door een beekdal en langs weitjes met houtwallen voert. Hij heet ‘Wandelroute Norger Esdorpenlandschap’.
Dwingeloo
Zweeloo
van deze streek samenkomt, het dorp is ook een toeristisch centrum. Vanuit hier zijn vooral mooie fietstochten te maken, waarvoor ze bij de vvv vele suggesties hebben.* Ook de hotels hebben keurige routebeschrijvingen bij de fietsen die ze verhuren. Een redelijk hotel is Karsten, gelegen aan de brink. Het is in de lounge en in het restaurant wel heel bruin en ook een beetje bedompt, maar de kamers zijn goed en niet te duur. Een fietstocht zou bijvoorbeeld naar Veenhuizen en het Fochteloërveen kunnen gaan. Dan komen we via een mooie weg door het Norgerholt op de grote brink van Westervel de, een prachtig dorp met veel boerderijen. Er staat een landhuis, waarin hotel-restaurant De Jufferen Lunsingh gevestigd is. De grootste aantrekkelijkheid van het etablissement is de ligging. Er zijn acht goede, redelijk geprijsde kamers. Het restaurant is niet slecht, maar heeft iets te veel pretenties.
Veenhuizen
422
Tot 1981 was Veenhuizen een gevangenisdorp. Tegenwoordig zijn er nog altijd drie gevangenissen in Veenhuizen en wonen er ook nog cipiers, maar het dorp is vrij toegankelijk. Sterker nog: Veenhuizen heeft graag bezoek, want sinds 2005 is er het Gevangenismuseum gevestigd. Het bevindt zich aan het eind van de Generaal Van den Boschlaan in de gebouwen van het zogenaamde Tweede Gesticht, een aan het begin van de negentiende eeuw gebouwde carré van lage, gelijkvormige huisjes met een gracht eromheen. Het Tweede Gesticht maakte deel uit van een omvangrijk plan dat generaal-majoor Johannes van den Bosch in 1818 introduceerde om een oplossing te bieden voor de gigantische armoede van de postnapoleontische tijd. Van den Bosch, die van mening was dat van werken op het land een opvoedende en heilzame werking uitging op de vele behoeftigen, richtte de Maatschappij van Weldadigheid op, met als doel het stichten van landbouwkoloniën op de nog ongebruikte heidevelden in het noorden van Nederland, vooral in Drenthe. De Maatschappij, die meteen een koninklijke goedkeuring van Willem i kreeg, maakte onderscheid tussen vrijwillige en gedwongen kolonisten. De eerste categorie had geen misdaden of overtredingen begaan, maar leefde van de bedeling, drukte daardoor te sterk op ’s lands economie en kon daarom beter met zachte drang naar de noordelijke koloniën worden gestuurd. Hun geschiedenis komen we elders tegen, in Frederiksoord en omgeving. Gedwongen kolonisten waren mensen die zich schuldig hadden gemaakt aan vergrijpen als bedelarij of landloperij. Zij kwamen, ver van de vrijwillige kolonisten, op wie ze wellicht een slechte invloed zouden kunnen hebben, terecht in Veenhuizen, waar de Maatschappij tussen 1818 en 1824 een groot stuk woeste grond had aangekocht. Daar werden toen drie omgrachte gestichtsgebouwen neergezet, twee voor bedelaars en landlopers, een voor wezen en vondelingen. Onder bewaking werkten de bewoners daar aan het graven van de Kolonievaart en de op de vaart uitkomende kleinere vaarten, die in de veengebieden ‘wijken’ worden genoemd. Daarna werden landerijen ontgonnen, voor een deel bebost en gedeeltelijk ingericht als gras‑ of bouwland. Ook werd er gezorgd voor fabrieksmatige arbeid. Zo werd in Veenhuizen in 1841 een door stoom aangedreven spinnerij geopend. Daarvoor was er, in 1825, al een Nederlands-hervormde kerk gebouwd, de koepelkerk die er nog altijd staat. Maar ondanks de wellicht goede bedoelingen van de Maatschappij, en ondanks de voor die tijd redelijke voeding en redelijke huisvesting, was het voor veel landlopers en bedelaars niet mogelijk zo hard te werken als van ze werd verwacht. Het sterftecijfer onder hen was dan ook hoog. In de eerste vijftig jaar van het bestaan van Veenhuizen stierven ongeveer tienduizend kolonisten. Toen de overheid de kolonie aan het eind van de negentiende eeuw overnam en Veenhuizen werd aangewezen als strafinrichting en rijkswerkinrichting voor wetsovertreders, is er onder leiding van de architect W. C. Metzelaar flink ge-