Leesfragment Roberts legendarische veldheren 3 9789059776029

Page 1

- Uitmuntende geschiedschrijving, goede analyses, overtuigende conclusies en geslaagde anekdotes - Laatste, zelfstandig te lezen deel van de driedelige serie Legendarische veldheren Helmuth von Moltke John Lee

Bernard Montgomery Alistair Horne

Hertog van Wellington Andrew Roberts

Erich Ludendorff John Lee

Georgi Zhukov Simon Sebag Montefiore

Louis Nicolas Davout Andrew Uffindell

Ferdinand Foch Peter Hart

Ivan Konev Richard Overy

Michail Koetoezov Alan Palmer

Philippe Pétain Charles Williams

Dwight D. Eisenhower Carlo D’Este

Carl von Clausewitz Andrew Roberts

Edmund Allenby Jeremy Black

George S. Patton Trevor Royle

Simón Bolívar Malcolm Deas

John Pershing Carlo D’Este

Tomoyuki Yamashita Alan Warren

Shaka Zoeloe Saul David

Kemal Atatürk Ian Beckett

Douglas MacArthur Carlo D’Este

Garibaldi Lucy Riall

Carl Gustaf Mannerheim Allan Mallinson

Moshe Dayan Martin van Creveld

Robert E. Lee John A. Barnes

Gerd von Rundstedt Michael Burleigh

Vo Nguyen Giap Geoffrey Perret

‘Stonewall’ Jackson Richard J. Sommers

Erich von Manstein Michael Burleigh

Ulysses S. Grant John A. Barnes

Heinz Guderian Michael Burleigh

William T. Sherman Richard J. Sommers

Erwin Rommel Michael Burleigh

ISBN 978 90 5977 602 9 • NUR 681

9 789059 776029 www.uitgeverijomniboek.nl

VELDHEREN III De onoverwinnelijke generaals vanaf Napoleon

Legendarische VELDHEREN III

Napoleon Bonaparte Philip Dwyer

Legendarische ANDREW ROBERTS

Vooraanstaande historici als Martin van Creveld, John Julius Norwich, Richard Overy en vele anderen schrijven in 33 hoofdstukken over de geniaalste veldheren uit de negentiende en twintigste eeuw.

ANDREW ROBERTS (red.)


LEGENDARISCHE VELDHEREN iii Andrew Roberts (red.)

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 3

9/24/12 11:22 AM


Š 2012 Uitgeverij Omniboek - Utrecht Postbus 13288, 3507 LG Utrecht www.omniboek.nl Compilation copyright c 2008, 2009 Quercus Publishing Plc, originally published in two volumes entitled The Art of War: Great Commanders of the Ancient and Medieval World 1500BC to AD 1600, and The Art of War: Great Commanders of the Modern World 17th -20th Centuries. First published in the UK by Quercus Publishing Plc Vertaling: Arnout van Cruyningen Omslagontwerp: Van Soelen Communicatie, Zwaag Opmaak binnenwerk www.garage-bno.nl ISBN: 978 90 5977 602 9 NUR: 681 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieen, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 4

9/24/12 11:22 AM


INHOUDSOPGAVE

inleiding

‘stonewall’ jackson

7

127

Richard J. Sommers

de auteurs

9

ulysses s. grant

139

John A. Barnes

napoleon bonaparte

william t. sherman

17

Philip Dwyer

hertog van wellington

29

Andrew Roberts

helmuth von moltke

165

John Lee

louis nicolas davout

erich ludendorff

41

Andrew Uffindell

177

John Lee

michail koetoezov

ferdinand foch

53

Alan Palmer

189

Peter Hart

carl von clausewitz

philippe pétain

65

Andrew Roberts

201

Charles Williams

simón bolívar

edmund allenby

75

Malcolm Deas

213

Jeremy Black

shaka zoeloe

john pershing

89

Saul David

garibaldi

153

Richard J. Sommers

225

Carlo D’Este

kemal atatürk

101

Lucy Riall

robert e. lee

237

Ian Beckett

carl gustaf mannerheim

115

John A. Barnes

249

Allan Mallinson

5

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 5

9/24/12 11:22 AM


gerd von rundstedt

263

Michael Burleigh

erich von manstein

275

Michael Burleigh

heinz guderian

287

Michael Burleigh

erwin rommel

299

Michael Burleigh

bernard montgomery

311

Alistair Horne

georgi zhukov

323

Simon Sebag Montefiore

ivan konev

337

Richard Overy

dwight d. eisenhower

349

Carlo D’Este

george s. patton

361

Trevor Royle

tomoyuki yamashita

371

Alan Warren

douglas macarthur

383

Carlo D’Este

moshe dayan

395

Martin van Creveld

vo nguyen giap

407

Geoffrey Perret

6

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 6

9/24/12 11:22 AM


inleiding Dit is het laatste boek van een serie van drie waarin wordt nagegaan wat de grootste veldheren uit de wereldgeschiedenis ons over de kunst van het oorlogvoeren kunnen leren, vanaf de vroegste geschiedenis tot heden. Door hen krijgskundig te bestuderen, kunnen we veel te weten komen over wat er nodig was om mannen in het wreedste en meest veeleisende aspect van het menselijk bestaan te leiden: de strijd op leven en dood. Andrew Roberts stelde de Engelse uitgave samen in twee delen, waarin het tijdperk van het buskruit de natuurlijke grens vormde. In de Nederlandse uitgave is gekozen de knip te maken bij het eerste millennium, deel twee tot Napoleon, en dit deel de negentiende en twintigste eeuw. Sommige militaire leiders komen in dit slotdeel niet aan de orde, en anderen wel. Was maarschalk Ney niet een betere maarschalk dan Davout? Waarom ontbreken de generaals uit de jongste geschiedenis, zoals Norman Schwarzkopf en David Petreaus? De samensteller heeft de antwoorden paraat. ‘De redactie heeft maar op één grond gekozen en dat is genialiteit. Uiteraard subjectief, geen twee historici zullen namelijk een identieke lijst opstellen. Het voornaamste criterium voor opname was niet de omvang van de troepenmacht onder de bevelvoerder, het aantal onderworpen volkeren of veroverde gebieden, of zelfs maar het aantal gewonnen veldslagen. Waar het om ging, was of zij al of niet dat bijzondere talent bezaten dat in de muziek een Mozart kenmerkte, in de natuurkunde een Newton of in de kosmologie een Hawking. Net als met een olifant is het moeilijk om een grote militaire leider op grond van omschrijvingen vooraf te definiëren, maar als je er een ziet, herken je hem onmiddellijk.’ Dat, en niet of de bevelhebber een goed of fout regime vertegenwoordigde, Europees of Aziatisch was, of anderszins, bepaalde de selectie. Van Napoleon tot Garibaldi, van Foch tot Atatürk, van Rommel tot Moshe Dayan, zij toonden dat buitengewone inzicht dat opname in een boek als dit rechtvaardigt. De uitgever Noot van de vertaler In de hoofdstukken over enkele Duitse generaals en over de Finse veldheer baron Mannerheim is er kortheidshalve (en in navolging van wat in hun eigen land zeer gebruikelijk is) voor gekozen het adelspredicaat ‘von’ (na een eerste vermelding) weg te te laten.

Inleiding 7

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 7

9/24/12 11:22 AM


DE AUTEURS John A. Barnes De in New York geboren John Barnes behaalde in 1982 de graad van bachelor in de Journalistiek aan de Universiteit van New York, voordat hij begon aan een zeventienjarige carrière als verslaggever en redactiemedewerker voor de columnisten Rowland Evans en Robert Novak, het Detroit News en de New York Post. In 1999 ging hij bij de interne publicatiedienst van Pfizer Inc. werken. Hij is de auteur van een drietal boeken: Irish American Landmarks: A Traveler’s Guide (1995); Ulysses S. Grant on Leadership: Executive Lessons from the Front Lines (2001); en John F. Kennedy over leiderschap: lessen van een president (Thema, 2005). Hij woont in Manhattan met zijn vrouw Mary en hun twee kinderen. Ian Beckett Ian Beckett is hoogleraar Geschiedenis aan de Universiteit van Northampton. Hij werd opgeleid aan Aylesbury Grammar School en de universiteiten van Lancaster en Londen, heeft de Major General Matthew C. Horner leerstoel in Militaire Theorie aan de US Marine Corps University bekleed en was hoogleraar Geschiedenis aan de Universiteit van Luton en gasthoogleraar Strategie aan het US Naval War College, alsmede wetenschappelijk hoofdmedewerker Oorlogsstudies aan de Royal Military Academy in Sandhurst. Als Fellow van de Royal Historical Society is hij voorzitter van de Army Records Society en secretaris van het curatorium van het Buckinghamshire Military Museum. Tot zijn talrijke publicaties over militaire geschiedenis en de Eerste Wereldoorlog behoren The Amateur Military Tradition 1558-1945 (1991); The Victorians at War (2003); Ypres: The First Battle, 1914 (2004); The Great War 1914-1918 (2007); en Counter-insurgencies (2011). Jeremy Black Jeremy Black studeerde met onderscheiding af aan Queen’s College in Cambridge en studeerde vervolgens aan St John’s College en Merton College, Oxford, alvorens les te geven aan de universiteiten van Durham en Exeter. Hij is Fellow van de Royal Society for the Arts en voormalig bestuurslid van de Royal Historical Society. Hij publiceerde onder andere War and the Word 1450-2000 (2000); World War Two: A Military History (2003); The British Seaborne Empire (2004); A brief history of Slavery (2011) en War and the cultural turn (2012).

De auteurs 9

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 9

9/24/12 11:22 AM


Michael Burleigh Sinds 2001 werkt Michael Burleigh als zelfstandig historicus en auteur, na achttien jaar in het hoger onderwijs: in Groot-Brittannië aan het New College, Oxford en de Universiteit van Cardiff, en in de Verenigde Staten aan Rutgers University in New Jersey, Washington & Lee University in Virginia en aan de Universiteit van Stanford in Californië. Tot zijn recente publicaties behoren The Racial State: Germany 1933-1945 (1991); Death and Deliverance: Euthanasia in Germany 1900-1945 (2001), dat werd bekroond met de Samuel Johnson Prize for Non-Fiction; Aardse machten (Bezige Bij, 2006) en Heilige doelen (Bezige Bij, 2007), een studie in twee delen over politiek en religie in Europa van de Verlichting tot Al-Qaeda (2005-6); en Het derde rijk (Bezige Bij, 2008). Hij treedt met regelmaat op als commentator met betrekking tot internationale aangelegenheden in The Times, Sunday Times en Daily Telegraph, en heeft drie bekroonde televisiedocumentaires gemaakt. Hij is getrouwd en woont in Londen. Martin van Creveld Martin van Creveld werkte aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem en is een van de meest vooraanstaande experts op het gebied van militaire geschiedenis en strategie, met een speciale interesse voor de toekomst van de oorlog. Hij schreef meer dan twintig boeken, waaronder: Oorlogscultuur (Spectrum, 2009), De evolutie van de oorlog: van de Marne tot Irak (Spectrum, 2007), The Transformation of War (1991), Command in War (1985); en Supplying War (1978). Tezamen werden zijn boeken in zeventien talen vertaald. In verschillende landen trad Van Creveld op als adviseur voor militaire verdediging en hij heeft aan praktisch elk instituut voor strategische studies gedoceerd, van Canada tot Nieuw-Zeeland en van Noorwegen tot Zuid-Afrika. Hij werkte mee aan tal van televisie- en radioprogramma’s, schreef honderden artikelen voor kranten en tijdschriften over de hele wereld en wordt met regelmaat geïnterviewd. Hij is getrouwd met Dvora Lewy, een schilderes, en woont in Mevasseret Zion, dicht bij Jeruzalem. Saul David Saul David is gasthoogleraar Militaire Geschiedenis aan de Universiteit van Hull en wetenschappelijk onderzoeker aan het Humanities Research Centre van de Universiteit van Buckingham. Hij schreef een groot aantal boeken, waaronder The Indian Mutiny: 1857 (2002), dat op de nominatie stond voor de Westminster Medal for Military Literature; Zulu: the Heroism and Tragedy of the Zulu War of 1879 (2004); en The encyclopedia of war (2012). Hij heeft televisieprogramma’s gepresenteerd voor de grote zenders, werkte als deskundige mee aan de BBC2-reeks Time Commanders, en was historisch adviseur voor de BBC Timewatch documentaire Zulu: The True Story. De auteurs 10

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 10

9/24/12 11:22 AM


Malcolm Deas Malcolm Deas is sinds 1966 Fellow van St. Antony’s College, Oxford, als een van de stichters en vervolgens als directeur van het Latijns Amerika Centrum van de universiteit. Hij heeft veel gepubliceerd over de geschiedenis en politiek van Colombia en de naburige republieken. Na de Falkland Oorlog schreef hij vijf jaar lang columns over Latijns-Amerikaanse zaken voor The Times, en hij heeft ook artikelen en recensies geschreven voor de TLS, de Spectator en de London Review of Books. Hij heeft daarnaast gewerkt als adviseur van de Colombiaanse regering. Philip Dwyer Philip Dwyer is wetenschappelijk hoofdmedewerker Moderne Europese Geschiedenis aan de Universiteit van Newcastle, Australië. Zijn voornaamste studieobject is de achttiende-eeuwse Europese geschiedenis, met bijzondere nadruk op het napoleontische rijk. Tot zijn recentste publicaties behoren Napoleon and Europe (2001); The French Revolution and Napoleon. A Sourcebook (met Peter McPhee) (2002); Talleyrand (Profiles in Power) (2002); Napoleon and His Empire: Europe, 1804-1814 (met Allan Forrest) (2007); en Napoleon, 1769-1799: The Path to Power (2007). Hij werkt aan het vervolg van zijn biografie van Napoleon. Carlo D’Este Carlo D’Este diende in het Amerikaanse leger in Vietnam, Duitsland en GrootBrittannië, voordat hij in 1978 met pensioen ging als luitenant-kolonel. Hij slaagde voor het doctoraalexamen aan de Universiteit van Richmond en heeft inmiddels een aantal boeken gepubliceerd die aan beide zijden van de oceaan zeer gunstig zijn ontvangen: Bitter Victory: The Battle for Sicily, 1943 (1989); World War II in the Mediterranean 1942-1945 (1990); Fatal Decision: Anzio and the Battle for Rome (1991); Patton: A Genius for War (1995); Decision in Normandy: The Real Story of Montgomery and the Allied Campaign (2000); Eisenhower: Allied Supreme Commander (2003). Hij is een van de belangrijkste hedendaagse militaire biografen, die lof heeft ontvangen van auteurs als Antony Beevor, John Keegan, en Alan Clark. Peter Hart Peter Hart werd geboren in 1955. Hij bezocht de Universiteit van Liverpool voordat hij in 1981 ging werken bij het Geluidsarchief van het Imperial War Museum in Londen. Hij schreef vele boeken, waaronder Jutland, 1916 (2003); Somme, 1916 (2005); Bloody April (2005); Aces Falling: War above the Trenches, 1918 (2007); en The royal flying corps and the battle of the Somme, 1916 (2012). Hij is thans medewerker van de afdeling Oral History bij het archief van het Imperial War Museum.

De auteurs 11

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 11

9/24/12 11:22 AM


Alistair Horne Alistair Horne werd opgeleid op Le Rosey in Zwitserland en Jesus College, Cambridge. Hij beëindigde zijn dienst in de oorlog als kapitein bij de Coldstream Guards, die was ingedeeld bij MI5 in het Midden-Oosten. Van 1952 tot 1955 werkte hij als buitenlands correspondent voor de Daily Telegraph. In 1969 stichtte hij de Alistair Horne beurs voor moderne geschiedenis aan St. Antony’s College, Oxford. Zijn talrijke boeken over geschiedenis en politiek zijn vertaald in meer dan tien talen. In 1962 won hij de Hawthornden Prize (voor The Price of Glory) en in 1977 de Wolfson Prize (voor A Savage War of Peace). In 1992 werd hem de onderscheiding Commander of the British Empire verleend; in 1993 ontving hij het Franse Légion d’Honneur voor zijn publicaties over de Franse geschiedenis en een doctoraat in de Letteren aan de Universiteit van Cambridge. In 2003 werd hij geridderd voor zijn verdiensten voor de Frans-Britse betrekkingen. John Lee John Lee is afgestudeerd in Oorlogsstudies en Sociale en Economische Geschiedenis. Hij is een Honorary Research Fellow van het Centrum voor de Studie van de Eerste Wereldoorlog aan de Universiteit van Birmingham en lid van de Britse Commissie voor Militaire Geschiedenis, de Western Front Association, de Gallipoli Association, de Army Records Society en de International Churchill Society. Hij is de auteur van A Soldier’s Life: General Sir Ian Hamilton 1853-1947 (2001); The Warlords: Hindenburg and Ludendorff (2005); en, samen met zijn echtgenote Celia Lee, Winston and Jack: The Churchill brothers (2007), alsmede van rond de vijftien hoofdstukken in bundels over de Eerste Wereldoorlog. Gepensioneerd na een leven in de boekhandel en uitgeverij, is hij gids bij Holt’s Tours, verzorgt hij lezingen en schrijft hij over militaire zaken. Allan Mallinson Allan Mallinson was meer dan vijfendertig jaar beroepsmilitair, eerst in de infanterie en daarna bij de cavalerie. Hij voerde het bevel over 13th/18th Royal Hussars; na hun samenvoeging met de 15th/19th King’s Royal Hussars in 1992 tekende hij hun geschiedenis op in het boek Light Dragoons, dat onlangs is herdrukt met een toegevoegd hoofdstuk over de jaren sinds het samengaan. Hij is de auteur van de reeks romans over Matthew Hervey, die zich afspelen in de cavalerie van de hertog van Wellington. In 2009 publiceerde hij een geschiedenis van het Britse leger: The Making of the British Army. Allan Mallinson schrijft geregeld recensies voor The Times, de Sunday Telegraph en de Spectator, en is defensiecolumnist van de Daily Telegraph. Hij woont in Salisbury Plain.

De auteurs 12

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 12

9/24/12 11:22 AM


Simon Sebag Montefiore Simon Sebag Montefiore werd geboren in 1965 en studeerde Geschiedenis aan Gonville & Caius College, Cambridge. Zijn boek Catherine the Great and Potemkin (2000) werd genomineerd voor diverse biografieprijzen. Met Stalin: aan het hof van de rode tsaar won hij in 2004 de History Book of the Year Prize; het daaraan voorafgaande deel, Stalins jeugdjaren (Nieuw Amsterdam, 2009), werd in 2007 verschillende malen bekroond. Montefiores boeken zijn wereldwijde bestsellers die in vierendertig talen zijn gepubliceerd. Montefiore, een Fellow van de Royal Society of Literature, woont in Londen met zijn vrouw, de schrijfster Santa Montefiore, en hun twee kinderen. In 2011 publiceerde hij Jerusalem: the Biography, a Fresh History of the Middle East (2011), vertaald als Jeruzalem, de biografie (Nieuw Amsterdam, 2011). Richard Overy Richard Overy is een historicus die diverse bestsellers heeft geschreven. Hij is gespecialiseerd in de dictaturen van Hitler en Stalin, de Tweede Wereldoorlog, de luchtmacht in de twintigste eeuw en Duitse geschiedenis sinds 1900. Hij is de auteur van Russia’s War (1997); Interrogations: Inside the Mind of the Nazi Elite (2002); The Dictators: Hitler’s Germany and Stalin’s Russia (2004); en Kroniek van het Derde Rijk (Bezige Bij, 2011). Richard Overy is hoogleraar Geschiedenis aan de Universiteit van Exeter. Alan Palmer Alan Palmer was achttien jaar lang hoofd van de sectie Geschiedenis aan Highgate School in Londen, alvorens hij vroeg met pensioen ging om zich te concentreren op geschiedkundige publicaties en onderzoek. Als auteur van vele geschriften werd hij in 1980 verkozen tot Fellow van de Royal Society of Literature. Hij schreef biografieën van onder anderen tsaar Alexander I, maarschalk Bernadotte, Metternich, Bismarck, keizer Wilhelm II, keizer Franz Joseph, Frederik de Grote, koning George IV en Kemal Atatürk. Daarnaast publiceerde hij onder meer Napoleon in Russia (1967); Russia in War and Peace (1973); The Decline and Fall of the Ottoman Empire (1993); en Northern Shores, A History of the Baltic Sea and its Peoples (2005). In 2007 verscheen The Salient, Ypres 1914-1918. Geoffrey Perret Geoffrey Perret studeerde aan Harvard en aan de Universiteit van Californië in Berkeley, en diende drie jaar in het Amerikaanse leger. Hij is de bekroonde schrijver van dertien boeken, waaronder Old Soldiers Never Die: The Life of Douglas MacArthur (1996); Eisenhower (2000); Ulysses S. Grant: Soldier and President (1997); en Jack Kennedy, een leven als geen ander (Balans, 2002). Bijdragen van zijn hand De auteurs 13

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 13

9/24/12 11:22 AM


zijn verschenen in de New York Times, de Washington Post, American Heritage, Military History Quarterly, Civil War Book Review en GQ. Hij werkt thans aan een boek over de Vietnamoorlog, met bijzondere aandacht voor William C. Westmoreland, Nguyen Cao Ky en Vo Nguyen Giap. Lucy Riall Lucy Riall is hoogleraar Geschiedenis aan Birkbeck College, Universiteit van Londen, en redactrice van European History Quarterly. Zij studeerde aan de London School of Economics en de Universiteit van Cambridge. Zij vervulde verschillende academische functies in Cambridge en Essex en was gasthoogleraar aan de Ecole Normale Supérieure in Parijs en de Freie Universität in Berlijn. Tot haar publicaties behoren Risorgimento: The History of Italy from Napoleon to Nation-state (2008); Garibaldi: Invention of a Hero (2007); Sicily and the Unification of Italy: Liberal Policy and Local Power, 1859-1866 (1998); en het door haar met David Laven geredigeerde werk Napoleon’s Legacy: Problems of Government in Restoration Europe (2000). Andrew Roberts Andrew Roberts slaagde summa cum laude voor Moderne Geschiedenis aan Gonville & Caius College, Cambridge, waar hij ereonderzoeker is. Zijn biografie van Winston Churchills minister van Buitenlandse Zaken, Lord Halifax, getiteld: The Holy Fox, werd in 1991 bij Weidenfeld & Nicolson gepubliceerd, gevolgd door Eminent Churchillians (1994); Salisbury: Victorian Titan, waarmee hij de Wolfson Prize en de James Stern Silver Pen Award won (1999); Napoleon and Wellington (2002); Hitler and Churchill: Secrets of Leadership (2003); en Waterloo: Napoleon’s Last Gamble (2005). In Nederland verscheen bij Bert Bakker zijn boek Wereld in vlammen (2011). Hij stelde ook een verzameling van twaalf speculatieve essays van historici samen, onder de titel What Might Have Been (2004). Roberts verzamelde The Correspondence of Benjamin Disraeli and Mrs Sarah Brydges Willyams (2006). Zijn A History of the English‑Speaking Peoples Since 1900 (2006) kreeg in 2007 de US Intercollegiate Studies Institute Book Award. Roberts is Fellow van de Royal Society of Literature, eredoctor in de Letteren, en recenseert geschiedenisboeken voor meer dan een dozijn kranten en tijdschriften. Zijn webadres is www.andrew‑roberts.net. Trevor Royle Trevor Royle is een schrijver en journalist die zich heeft gespecialiseerd in de geschiedenis van oorlogvoering en van het Britse Rijk. Zijn jongste publicaties zijn A time of Tyrants; Scotland and the Second World War (2011); Civil War: The Wars of the Three Kingdoms, England, Ireland and Scotland, 1638-1660 (2004); en een studie van generaal George S. Patton als militair bevelhebber. Als journalist is hij De auteurs 14

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 14

9/24/12 11:22 AM


redacteur van de Sunday Herald en becommentarieert hij defensieaangelegenheden en internationale kwesties voor de BBC. Hij is Fellow van de Royal Society of Edinburgh. Richard J. Sommers Richard J. Sommers werd geboren in Hammond, Indiana, en groeide op in Chicago. Hij studeerde aan Carlton College en Rice University. Een van zijn talrijke publicaties over de Amerikaanse Burgeroorlog is het bekroonde Richmond Redeemed: The Siege at Petersburg (1980). Sinds 1970 is hij werkzaam als archivaris en historicus van het leger van de Verenigde Staten en verbonden aan het US Army Military History Institute. Hij is bestuurslid geweest van de Society of Civil War Historians, de Jefferson Davis Association, de Richmond Battlefield Association en de Harrisburg Civil War Round Table. Sommers woont in Carlisle, Pennsylvania. Andrew Uffindell Andrew Uffindell heeft veel gepubliceerd over de napoleontische tijd. Hij schreef onder andere Napoleon 1814 (2009); Waterloo Commanders (2007); Great Generals of the Napoleonic Wars (2007); en The Eagle’s Last Triumph: Napoleon’s Victory at Ligny (1994). Hij voerde de redactie van een verzameling opstellen van wijlen Jac Weller, On Wellington (1998); en schreef tevens The National Army Museum Book of Wellington’s Armies (2003). Daarnaast publiceerde hij een groot aantal artikelen, onder meer over de Frans-Oostenrijkse Oorlog van 1859. Alan Warren Alan Warren is de auteur van Waziristan: the Faqir of Ipi and the Indian Army (2000); Singapore 1942: Britain’s Greatest Defeat (2001); en Burma 1942 (2011). Hij is Fellow van de Staatsbibliotheek van Victoria en heeft gedoceerd aan Monash University, Melbourne, Australië. Charles Williams Charles Williams, Lord Williams of Elvel CBE, is een politiek biograaf en lid van het Britse Hogerhuis voor de Labour Partij. Hij studeerde aan Westminster en Christ Church, Oxford, vervulde zijn dienstplicht in het King’s Royal Rifle Corps en was bankier voordat hij in 1977 voorzitter werd van de Commissie-Price. In 1985 werd hij in de (niet-erfelijke) adelstand verheven. Williams schreef politieke biografieën van onder anderen De Gaulle, Adenauer, Pétain en Harold Macmillan. Als voormalig cricketspeler achtte hij zichzelf bij uitstek geschikt het leven van de beroemde Australische cricketspeler Sir Donald Bradman te beschrijven, iets waar de gebiografeerde het mee eens bleek te zijn. Zijn echtgenote Jane was een van Winston Churchills toegewijde secretaresses. Zij wonen in Londen en Wales. De auteurs 15

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 15

9/24/12 11:22 AM


Philip Dwyer

napoleon bonaparte 1769-1821

Napoleon is de geschiedenis ingegaan als een van de succesvolste generaals aller tijden, en zo op het oog is die reputatie terecht. In de periode van twintig jaar waarin hij de Franse revolutionaire legers en vervolgens de keizerlijke Grande ArmĂŠe aanvoerde, vocht hij in elf veldtochten, gaf hij persoonlijk leiding aan meer dan zestig veldslagen (waarvan hij het merendeel won) en versloeg hij alle Europese grootmachten behalve Groot-BrittanniĂŤ. Op het hoogtepunt van zijn macht in 1807 heerste hij als achtendertigjarige over een gebied dat vergelijkbaar was met het rijk van Karel de Grote, oftewel over bijna geheel West-Europa. Napoleon was echter veel meer dan alleen een legeraanvoerder. Hij was ook een van de succesvolste staatsmannen aller tijden, die behendig gebruikmaakte van propaganda en deze met hervormingen combineerde om een erfenis op te bouwen die tot op de dag van vandaag voelbaar is.

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 17

9/24/12 11:22 AM


‘Hij vermorzelde zijn vijanden of schoof hen opzij, zonder op iets anders te letten dan de noodzaak of het belang zich van hen te ontdoen.’ Vorst Metternich Napoleone di Bonaparte, geboren op Corsica op 15 augustus 1769, een jaar sinds de Franse bezetting van het eiland, was het tweede levensvatbare kind van Carlo en Letizia (geboren Ramolino). Hij bracht zijn jeugd op het eiland door, totdat hij op zijn negende naar Brienne in Noord-Frankrijk werd gestuurd om een Franse militaire opleiding te krijgen. In 1784 werd hij op vijftienjarige leeftijd naar de Ecole Militaire in Parijs gezonden, waar hij een jaar later afzwaaide als tweede luitenant in de Koninklijke Artillerie. Aanvang van een militaire carrière De eerste post waarop Napoleon werd benoemd was het Regiment La Fère in Valence, dat destijds als een van de beste, zo niet het beste artillerieregiment werd beschouwd. In de jaren daarna bewoog Napoleon zich tussen Corsica en Frankrijk, verscheurd tussen loyaliteit aan zijn eiland en een carrière in het Franse leger. Met de komst van de Franse Revolutie in 1789 raakte Napoleon nauw betrokken bij de Corsicaanse politiek. Zijn broers en hij probeerden in de gunst te komen bij de leidende Corsicaanse staatsman van die tijd, Pasquale Paoli, Napoleons jeugdheld. De Bonapartes verbonden zich ook aan de radicale jakobijnse factie in Frankrijk. Het was voor een deel hieraan te wijten en daarnaast voor een deel aan de op clans gebaseerde aard van de Corsicaanse politiek, dat de Bonapartes uiteindelijk in conflict raakten met de Paolistische partij op het eiland. De verhoudingen werden zo slecht dat de familie in 1793 moest vluchten om het vege lijf te redden. In juni 1793 kwamen de Bonapartes als politieke vluchtelingen in ZuidFrankrijk. Voortaan zou het lot van Napoleon verbonden zijn met dat van Frankrijk en de Revolutie. Zijn eerste grote kans deed zich enkele maanden later voor toen hij deelnam aan de belegering van Toulon, een havenstad die was ingenomen door de Britten en andere bondgenoten. Daar werd Napoleon voor het eerst opgemerkt door enkele machtige mannen, onder wie Augustin Robespierre, de broer van Maximilien Robespierre, hoofd van het Comité du Salut Public (Comité voor Nationale Veiligheid), en Paul Barras, een afgevaardigde bij de Conventie (Nationale Vergadering), die een van de belangrijkste staatslieden in Frankrijk zou worden onder het Directoraat. Het was aan zijn optreden in Toulon te danken dat Napoleon tot brigadegeneraal werd bevorderd. In de onzekere wereld van de Franse revolutionaire politiek konden politieke leiders en onbekwame generaals zich echter in een oogwenk geconfronteerd zien Napoleon Bonaparte 18

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 18

9/24/12 11:22 AM


Generaal Napoleon Bonaparte als romantische held, die op 17 november 1796 de Franse driekleur op de brug van Arcola plant, zoals afgebeeld door Antoine-Jean Gros. Als zevenentwintigjarige aanvoerder van het Leger van Italië in 1796 begon Bonaparte zijn militaire reputatie te vestigen.

met een mandje voor hun hoofd, in afwachting van de valbijl. Zo kwam Napoleon na de arrestatie en executie van Robespierre in juli 1794 voor korte tijd in de gevangenis terecht wegens zijn politieke connecties met de jakobijnen. Hij werd vrijgelaten maar ‘weggezuiverd’ uit de artillerie en kreeg het bevel om naar het westen van Frankrijk te gaan om de opstanden daar te helpen neerslaan. Napoleon stribbelde tegen en bleef in Parijs, in de hoop dat zich iets beters zou voorNapoleon Bonaparte 19

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 19

9/24/12 11:22 AM


doen. Dat gebeurde inderdaad, in de vorm van een opstand van koningsgezinden in Parijs die bekendstaat als de Staatsgreep van 13 Vendémiaire (5 oktober 1795), naar de revolutionaire naam van de maand waarin die plaatsvond. Barras herinnerde zich Napoleon van Toulon en gebruikte hem om de Conventie te beschermen en de artillerie te organiseren. De opstand vormde het toneel van het beroemde ‘hagelvuur’-verhaal, waarin Napoleon met kanonnen liet vuren op de menigte, maar er is geen bewijs dat hij ooit het bevel gaf of zelfs maar aanwezig was – zo het incident al ooit heeft plaatsgevonden. De machtsovername Desalniettemin werd Napoleon als beloning voor zijn rol bij het verijdelen van de staatsgreep bevorderd tot divisiegeneraal en benoemd tot opperbevelhebber van het binnenlandse leger, waarschijnlijk de meest invloedrijke militaire functie in het land. Rond deze tijd, in oktober 1795, ontmoette Napoleon Rose de Beauharnais, die in de geschiedenis beter bekend is als Joséphine, en begon hij haar het hof te maken. Zij trouwden op 9 maart 1796. Hij was 27, zij was 33. Twee dagen later vertrok Napoleon om de leiding op zich te nemen van de strijdmacht in Italië. Hij had bij zijn politieke meesters al geruime tijd gezeurd om een commando en zij hadden eindelijk toegegeven. Napoleons militaire ervaring was tot dan toe beperkt geweest. Hij had geholpen enkele rellen neer te slaan, deelgenomen aan een rampzalige veldtocht om

De Slag op de Nijl door Thomas Luny (1759-1837). Nelsons overwinning op de Franse vloot op 2 augustus 1798 (in een zeeslag die soms de Slag in de Baai van Aboukir wordt genoemd), vormde het begin van het einde van Napoleons Egyptische Veldtocht. De Fransen verloren twaalf linieschepen, die in brand werden geschoten of buitgemaakt.

Napoleon Bonaparte 20

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 20

9/24/12 11:22 AM


Sardinië in te nemen, meegedaan aan de belegering van Toulon en in 1794 het revolutionaire leger vergezeld naar Noord-Italië, maar dat was dan ook alles. Het merendeel van zijn militaire ideeën was afkomstig uit boeken en niet te danken aan ervaringen op het slagveld, en een goed tacticus blijkt vervolgens niet altijd een goed generaal. In Italië ontdekte Napoleon iets wat hem misschien ook zelf verraste: hij was een briljant strateeg. In een reeks veldslagen die gedurende het jaar 1796 tot in 1797 werden geleverd – Montenotte, Millesimo, Mondovi, Cherasco, Lodi, Castiglione, Arcola en Rivoli – versloeg Napoleon eerst de krijgsmacht van Piemonte en daarna een aantal Oostenrijkse legers. Hier bracht Napoleon zijn ideeën in praktijk, waarbij hij strategische denkbeelden en krijgstechnieken die hij grotendeels van anderen had geërfd perfectioneerde. In deze tijd leerde hij ook hoe hij overwonnen volkeren moest besturen. Hij riep een aantal in naam onafhankelijke zusterrepublieken in het leven, die in feite onderhorig waren aan Frankrijk. Ten slotte leerde hij ook hoe hij de media van zijn dagen in zijn voordeel kon manipuleren. De militaire onderneming was ook een politieke campagne, die in oktober 1797 eindigde met het Verdrag van Campo Formio. Groot-Brittannië was sindsdien de enige grootmacht die in oorlog bleef met revolutionair Frankrijk. Toen Napoleon in december 1797 naar Frankrijk terugkeerde, overwoog hij korte tijd een invasie van Engeland, maar hij liet het idee snel varen. In plaats hiervan haalden Napoleon en de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Charles Maurice de Talleyrand, de Franse revolutionaire regering het Directoraat over om in te stemmen met het zenden van een expeditieleger naar Egypte. Dit werd gerechtvaardigd als een indirecte manier om de Britten aan te vallen (mogelijkerwijs via India) en als een wetenschappelijke expeditie die het de glans van een ‘beschavingsmissie’ verschafte. Napoleon wist de Britse vloot onder Nelson in de Middellandse Zee te ontwijken en landde begin juli 1798 in Egypte. Na een pijnlijke tocht door de woestijn maakten de Fransen korte metten met het Mamelukse leger in de Slag bij de Piramiden en trokken Caïro binnen. Nelsons overwinning op de Franse vloot in de Slag op de Nijl (2 augustus) zorgde ervoor dat Napoleon maar weinig opties overbleven. Eén daarvan was het vooruitlopen op een Turkse tegenaanval op Egypte door begin 1799 Syrië binnen te trekken. De opmerkelijkste episode in de veldtocht vormde het bloedbad van Jaffa, waarbij niet alleen de inwoners van de stad maar ook duizenden gevangenen omkwamen. De Franse opmars werd gestuit bij St Jean d’Acre; een gebrek aan belegeringsartillerie en de aanwezigheid van de pest hielpen niet, net zomin als het optreden van Sir Sidney Smith die de verdediging hielp organiseren, om niet te zeggen verzwaren. Napoleon besloot naar Egypte terug te keren in een aftocht die in veel opzichten leek op de lange mars uit Moskou, twaalf jaar later. Hij was op tijd terug om een Turks leger te verslaan dat was geland in de Baai van AbouNapoleon Bonaparte 21

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 21

9/24/12 11:22 AM


kir op 25 juli, bijna precies een jaar nadat hij Caïro was binnengetrokken. Kort daarna nam Napoleon het besluit zijn leger in Egypte achter (of in de steek) te laten en naar Frankrijk terug te keren. Zijn aankomst in het zuiden van Frankrijk zorgde voor beroering, aangezien de landing samenviel met het bericht van de overwinning bij Aboukir. Hij werd al snel benaderd door een aantal samenzweerders, ontevreden politici die het corrupte bewind omver wilden werpen en een nieuwe grondwet wilden introduceren. Zij hadden behoefte aan een ‘zwaard’ dat militaire steun zou verlenen aan de staatsgreep die zij wilden plegen. Maar Napoleon kaapte het hele proces en drong zich op aan de samenzweerders. Op 9 november 1799 kwam Napoleon door wat bekend zou worden als de staatsgreep van 18 Brumaire aan de macht, formeel met nog twee andere consuls, maar het was van meet af aan duidelijk dat slechts één consul er werkelijk toe deed. De verovering van Europa Napoleon verstevigde zijn positie binnen en buiten Frankrijk snel, ten eerste door de invoering van een reeks hervormingen die de verworvenheden van de Revolutie consolideerden en die culmineerden in een concordaat met de RoomsKatholieke Kerk en de invoering van de Code Civil (algemeen bekend als de Code Napoleon), en ten tweede door snel een einde te maken aan de Oorlog van de Tweede Coalitie. Napoleons tweede Italiaanse veldtocht werd bepaald door de nipte overwinning in de Slag bij Marengo (14 juni 1800), waardoor het Oostenrijkse leger zich wederom uit Italië terugtrok. Het Verdrag van Lunéville met Oostenrijk (1801) en de Vrede van Amiens met Groot-Brittannië (1802) verstevigden Napoleons reputatie als vredestichter. Voor het eerst sinds het uitbreken van de oorlog in 1792 kende Frankrijk vrede. Het stelde Napoleon in staat een plebisciet te organiseren waardoor hij in 1802 tot consul voor het leven werd benoemd, een belangrijke stap op weg naar de stichting van een nieuwe dynastie en een keizerrijk. In mei 1804 werd het Keizerrijk inderdaad uitgeroepen en in december van dat jaar plaatste Napoleon de keizerlijke kroon op zijn eigen hoofd in de Notre Dame in Parijs. De Vrede van Amiens was echter van korte duur. Binnen achttien maanden was een derde coalitie tegen Napoleon gevormd, ten dele wegens Napoleons expansionistische gedrag, en voor een ander deel omdat noch Groot-Brittannië noch Rusland Franse hegemonie op het continent kon tolereren. Voordat de vijandelijkheden in 1803 opnieuw uitbraken en in 1805 de operaties te land daadwerkelijk werden hervat, sloegen Napoleon en het grootste deel van het keizerlijke Franse leger hun tenten op in de omgeving van Boulogne aan de Franse kust, gereed om Groot-Brittannië binnen te vallen. Pas nadat hij vernomen had dat Alexander I van Rusland en Frans I van Oostenrijk een coalitie tegen hem Napoleon Bonaparte 22

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 22

9/24/12 11:22 AM


smeedden, in samenspraak met Groot-Brittannië, besloot Napoleon tot actie over te gaan. Liever dan te wachten totdat de oostelijke mogendheden toesloegen, was Napoleon hun voor door van de kust van Frankrijk oostwaarts te trekken naar Zuid-Duitsland. Dit leidde tot de veldslagen bij Ulm (20 oktober 1805) en Austerlitz (2 december) en de nederlaag van de Oostenrijks-Russische legers. Het Verdrag van Pressburg (het huidige Bratislava) werd Oostenrijk opgelegd, terwijl het aangeslagen Rusland zich terugtrok achter de eigen grenzen. Hierdoor bleef Napoleon achter als heer en meester van Centraal-Europa, dat hij begon te reorganiseren door een eind te maken aan het Heilige Roomse Rijk en door met een sterk gereduceerd aantal staten de Rijnbond te vormen. Pruisen, dat sinds 1795 neutraal was, aarzelde om zich in 1805 aan te sluiten bij de coalitie tegen Frankrijk en trok zich op het laatste moment terug. Met de nederlaag van zijn bondgenoten zag het zich ook gedwongen zich te onderwerpen aan een vernederend verdrag dat Pruisen verplichtte Hannover (waarvan

‘Krijgskunde is een eenvoudige kunst. Er is niets vaags aan, alles heeft te maken met gezond verstand; ideologie komt er niet aan te pas.’ Napoleon George III van het Verenigd Koninkrijk de keurvorst was) te bezetten en een blokkade tegen de Britse scheepvaart in te stellen. Het jaar daarna stelde Pruisen, terwijl geruchten de ronde deden over een overeenkomst tussen Frankrijk en Groot-Brittannië met betrekking tot Hannover, de Fransen echter een ultimatum om zich terug te trekken achter de Rijn. In plaats van de aankomst van de Russische troepen af te wachten, handelden de Pruisen overhaast en gingen ze de confrontatie met de Fransen aan bij Jena en Auerstädt (14 oktober 1806). Het Pruisische leger was niet wat het geweest was onder Frederik de Grote; het stortte ineen, en binnen enkele weken hadden Franse troepen het grootste deel van het koninkrijk bezet. Napoleon trok de Pruisische hoofdstad binnen en van daaruit vaardigde hij de Berlijnse Besluiten uit (21 november), waarmee hij alle handel tussen Groot-Brittannië en het vasteland verbood. De koning van Pruisen, Frederik Willem III, was aangeslagen maar niet volledig uitgeschakeld. Zijn ‘vriend’ en bondgenoot Alexander I van Rusland verleende ondersteuning, en Pruisische maar voornamelijk Russische troepen leverden nog twee veldslagen, bij Eylau (7-8 februari 1807) en Friedland (14 juni 1807). Na deze twee nederlagen vroeg Rusland (evenals Pruisen) om vrede. Het daaruit voortvloeiende Verdrag van Tilsit (7 juli 1807), dat door tsaar Alexander en keizer Napoleon op een vlot midden in de Niemen werd ondertekend (terwijl de beNapoleon Bonaparte 23

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 23

9/24/12 11:22 AM


De Slag bij Austerlitz Austerlitz wordt beschouwd als de ultieme napoleontische veldslag, maar mythevorming en propaganda spelen een even grote rol als de eigenlijke slag bij het vestigen van Napoleons reputatie als een van de grootste legeraanvoerders aller tijden. Een groot deel van de veldtocht die aan de slag voorafging werd geïmproviseerd en daarin was Napoleon briljant. De veldslag, die soms de Slag der Drie Keizers wordt genoemd door de aanwezigheid van tsaar Alexander I, Frans I van Oostenrijk en Napoleon zelf, vond plaats op de hoogvlakte van Pratzen, ongeveer vierentwintig kilometer ten oosten van Brünn (het huidige Brno in de Tsjechische Republiek), op 2 december 1805, de eerste verjaardag van Napoleons kroning. Ten zuiden van de hoogvlakte bevonden zich twee ondiepe meren. Vóór de slag verliet Napoleon de hoogvlakte, waarmee hij de indruk gaf dat hij een vergissing had begaan. Hij verzuimde niet alleen de hoog-

vlakte in te nemen, maar was ook duidelijk in de minderheid – ongeveer zesenzestigduizend Franse troepen en honderdnegendertig kanonnen in vergelijking met negenentachtigduizend geallieerde troepen en tweehonderdachtenzeventig kanonnen – maar een legerkorps van zo’n zesduizend man onder Davout was onderweg. Het plan was dat de Franse rechtervleugel net zou doen alsof ze zich terugtrok en daardoor het grootste deel van het geallieerde leger zou bezighouden. Dat zou de hoogvlakte afdalen om aan te vallen en daarmee zijn sterke positie verlaten. Het grootste deel van de Franse cavalerie, Oudinots grenadiers, de Keizerlijke Garde en het legerkorps van Bernadotte werden verborgen op de Franse linkervleugel. Op het juiste moment zou Napoleon de linkervleugel bevel geven aan te vallen en de vlakte in te nemen. De veldslag verliep volgens plan. Om ongeveer zeven uur ’s morgens viel het

Napoleon bij Austerlitz, 2 december 1805, op een afbeelding door Gérard François Pascal Simon (1770-1837).

Napoleon Bonaparte 24

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 24

9/24/12 11:22 AM


grootste deel van het geallieerde leger inderdaad de Franse rechterflank aan en werd afgeweerd, zij het met moeite, mede dankzij de aankomst van Davout. Tegen negen uur ’s morgens beval Napoleon, die terecht meende dat alle geallieerde troepen de vlakte verlaten hadden, zijn centrale en linkervleugel om aan te vallen. Tegen halfvier ’s middags hadden de Fransen de vlakte bezet en beschoten ze de vijand beneden die nu ingeklemd zat tussen twee Franse strijdmachten. Een poging de geallieerde troepen uit de situatie te verlossen liep uit op een drama. Sommige troepen probeerden weg te komen over een bevroren meer, maar het ijs brak onder Franse beschietingen. Niet minder dan tweeduizend militairen kwamen op die manier om. Napoleons strategie bij Austerlitz was een bewust risico, dat net zo goed verkeerd kon hebben uitgepakt. Als de slag een dag eerder was uitgevochten, zouden Davout en Bernadotte nog niet zijn gearriveerd,

en zou de Grande Armée tegenover een nog grotere overmacht hebben gestaan. Nauwkeurige bestudering van Austerlitz maakt duidelijk dat dit – al was het een indrukwekkende overwinning voor Napoleon – een veel lastiger veldslag was dan normaliter in de geschiedenisboeken te lezen valt. De geallieerde verliezen waren groot, zo’n vijftien- tot zestienduizend gesneuvelden en gewonden en nog eens elf- tot twaalfduizend soldaten die in krijgsgevangenschap geraakten, oftewel een derde van de geallieerde strijdkrachten. De Franse verliezen waren aanzienlijk geringer, met ongeveer achtenzeventighonderd gesneuvelden of gewonden en nog eens vijfhonderd vermisten. De dag daarna deed Frans I een vredesvoorstel en binnen een maand werd het Verdrag van Pressburg ondertekend. De Russische troepen trokken zich terug op hun eigen grondgebied, waarmee Groot-Brittannië als enige grootmacht nog in oorlog bleef met de Fransen.

klagenswaardige Frederik Willem III aan de oever van de rivier bericht over het lot van zijn koninkrijk afwachtte), leidde tot een herschikking van de landkaart van Europa: Pruisen werd tot de helft teruggebracht; een deel van het Pruisische grondgebied werd ondergebracht in een nieuw koninkrijk Westfalen (geregeerd door Napoleons broer Jérome), en een ander deel werd het hertogdom Warschau. Voorts stemde Rusland ermee in om evenals Frankrijk de oorlog te verklaren aan Groot-Brittannië en export naar dat land vanaf het vasteland van Europa te verhinderen (een blokkade die bekend is als het Continentaal Stelsel). Val en ballingschap Tilsit wordt beschouwd als het toppunt van Napoleons macht. Hij regeerde nu over een gebied dat zich uitstrekte van de rivier de Oder in het oosten tot de Napoleon Bonaparte 25

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 25

9/24/12 11:22 AM


Atlantische Oceaan in het westen, en van de Baltische Zee in het noorden tot Sicilië in het zuiden. Een reeks vergissingen, die begon met het Continentaal Stelsel – die volgens de overlevering leidde tot Napoleons interventie op het Iberisch Schiereiland vanaf 1807, de invasie van de Kerkelijke Staat in 1808 en zelfs de inval in Rusland in 1812 – voerde uiteindelijk tot zijn val. In Spanje bracht Napoleon de Spaanse tak van het huis Bourbon ten val en plaatste hij zijn broer Joseph op de troon, maar hij kreeg al snel te maken met een algehele opstand. De combinatie van guerrillastrijders en de landing van een Brits leger om de Spaanse reguliere troepen bij te staan, zouden tussen de tweehonderd- en vierhonderdduizend manschappen bezighouden en bijna een kwart miljoen slachtoffers eisen. Napoleon kwam nog even persoonlijk tussenbeide in Spanje, maar werd afgeleid toen in 1809 een recalcitrant Oostenrijk, gefinancierd met Brits geld (wat nu doorgaans het geval was), opnieuw de strijd aanbond met Frankrijk. In de daaropvolgende veldtocht leed Napoleon zijn eerste echte nederlaag tegen aartshertog Karel, in de Slag bij Aspern-Essling (mei 1809). Karel maakte echter de fout dat hij niet snel genoeg profiteerde van zijn voordelige positie en werd de maand daarop verslagen bij Wagram. In 1810 bezegelde Napoleon een verbond met Oostenrijk door te trouwen met de zestienjarige aartshertogin Marie-Louise, nadat hij eerder dat jaar was gescheiden van de kinderloze Joséphine. De betrekkingen tussen Frankrijk en Oostenrijk waren hersteld, maar de betrekkingen met Rusland veranderden van goed, na Tilsit, via slecht (in Erfurt waar de twee keizers elkaar in 1808 ontmoetten), naar erg slecht. Dit was voor een belangrijk deel aan Napoleon te wijten. Tegen het jaar 1810 bereidden de twee partijen zich voor op oorlog. Het duurde echter nog twee jaar voordat Napoleon in juni 1812 de Oder overstak met een van de grootste landlegers die Europa ooit had gezien. De veldtocht die volgde was van begin tot eind een ware ramp. In strijd met wat algemeen wordt geloofd, verloor Napoleon de meeste manschappen aan desertie, ziekte, strijd (Smolensk, Borodino) en de Russische hitte, lang voor de Grande Armée Moskou bereikte. Er valt over te twisten of de Russen Napoleon met opzet steeds dieper in hun kernland lokten, en daarmee de bevoorradingslijnen uitrekten, maar of het wijs van de Fransen was via dezelfde route waarlangs ze gekomen waren van Moskou terug te trekken is hoogst twijfelachtig. De aantallen variëren nogal, maar waarschijnlijk verloor Napoleon zo’n vierhonderdduizend manschappen, waarvan minder dan een kwart op het slagveld viel. Niet meer dan twintigduizend soldaten overleefden deze beproeving. De nederlaag liet zien hoe kwetsbaar Napoleons rijk was. Hij was nu gedwongen heel 1813 een achterhoedegevecht te leveren om Centraal-Europa in zijn greep te houden, een taak die bemoeilijkt werd door een nijpend gebrek aan cavalerie na het Russische fiasco. Hoewel Napoleon erin slaagde de samengestelde Russisch-Pruisische legers af te weren door een aantal overwinningen – bij LütNapoleon Bonaparte 26

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 26

9/24/12 11:22 AM


zen (2 mei 1813) en Bautzen (20-21 mei) – waren dat pyrrusoverwinningen die de Fransen twee keer zoveel manschappen kostten als hun tegenstander. De entree van Oostenrijk in de oorlog in juli 1813 deed het evenwicht overslaan ten gunste van de geallieerden. Om de historicus Peter Paret te parafraseren, was Napoleon daarmee plotseling gereduceerd tot een competente generaal als alle andere. De beslissende veldslag deed zich voor in Leipzig (soms de Volkerenslag genoemd). In de grootste veldslag ooit, die vier dagen voortraasde, streden honderdzevenenzeventig- tot honderdvijfennegentigduizend Franse troepen tegen driehonderdtwintig- tot driehonderdvijfenzestigduizend geallieerde troepen. Uiteindelijk kon Napoleon geen stand houden tegen een zodanig grote overmacht en was hij gedwongen Centraal-Europa op te geven. Leipzig was daarmee een keerpunt op bijna dezelfde manier als waarop Blenheim dat was voor Lodewijk XIV, of Stalingrad voor Hitler. De eerste maanden van 1814 was Napoleon wanhopig bezig een nederlaag af te wenden tegen een geallieerde strijdmacht waarin voor het eerst in de geschiedenis van de oorlogen tegen Frankrijk alle grote mogendheden waren samengebracht. Ondanks enkele briljante tactische successen, kon Napoleon niet verhinderen dat de geallieerden Parijs binnentrokken. Wat volgde is een voetnoot in

Napoleon en zijn staf (de maarschalken Ney en Berthier en generaals Drouot, Bourgaud en Flahault) op de terugtocht wanneer de geallieerde legers Frankrijk begin 1814 binnentrekken, op een schilderij van Ernest Meissonier (1864). Napoleons eerste troonsafstand – en verbanning naar Elba – volgde in april.

Napoleon Bonaparte 27

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 27

9/24/12 11:22 AM


de geschiedenis: een eerste abdicatie in april 1814 die leidde tot zijn verbanning naar Elba; zijn terugkeer nog geen jaar later; de Honderd Dagen die eindigden in Waterloo op 18 juni 1815 (een veldslag die Wellington omschreef als ‘een dubbeltje op zijn kant’); de tweede troonsafstand later die maand. Napoleon bracht de laatste jaren van zijn leven in ballingschap door op St. Helena, een afgelegen eiland in de Atlantische Oceaan, waar hij op 5 mei 1821 overleed aan maagkanker.

Napoleon Bonaparte 28

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 28

9/24/12 11:22 AM


Andrew Roberts

hertog van wellington 1769-1852

Arthur Wellesley, eerste hertog van Wellington, was – naast Marlborough – de grootste Britse veldheer. Hij was ook een van de slechtste premiers van dat land. Zijn premierschap was gelukkig van korte duur en werd meer dan verguld door de glans van een militaire carrière waarin hij tweeënzestig veldslagen leverde en er nooit één verloor, in een tijd vol gevaren toen zijn land wanhopig behoefte had aan overwinningen.

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 29

9/24/12 11:22 AM


‘Ik heb nog nooit zo veel moeite gehad met een veldslag en ben nooit zo dicht bij een nederlaag geweest.’ Wellington over de Slag bij Waterloo Geboren in Dublin als vierde zoon van de eerste graaf van Mornington, stamde Wellesley uit de Anglo-Ierse aristocratische ‘Protestantse Elite’ die Ierland bestuurde vanaf het tijdperk van Elizabeth I tot de verdeling van het eiland in 1922. Hij werd eerst opgeleid in Eton, waar hij weinig leerde met uitzondering wellicht van het gebruik van zijn vuisten, en vervolgens – waarschijnlijk door een gebrek aan financiën wegens de vroege dood van zijn vader – trad Wellesley in 1787 te Brussel toe tot de Angers Militaire Academie. Hoewel zijn moeder helemaal niets zag in een militaire loopbaan voor hem en dacht dat hij geen aanleg voor het soldatendom had, werd hij in 1787 aangesteld als luitenant in een infanterieregiment en werd hij vijf jaar later kapitein der dragonders. Intussen werd hij verkozen in het Ierse parlement, maar hij toonde net zo weinig belangstelling voor de politiek als hij aanvankelijk voor militaire zaken liet zien. Hij gaf de voorkeur aan een gemakkelijk leventje van sociale contacten en vioolspelen. Hij zou zijn leven best eens kunnen hebben doorgebracht als passieve deelnemer aan de picknicks van de Ierse gouverneur, in de hoedanigheid van adjudant, als de Fransen niet hun koning in 1793 zouden hebben omgebracht. Die daad bewoog Wellesley ertoe zijn leven en carrière plotseling serieus te nemen. Hij gooide zijn viool in de haard en werd kolonel van het 33e Foot Regiment. In die hoedanigheid kwam hij in 1794 in actie tegen de Fransen bij Boxtel in de Nederlandse veldtocht en het jaar daarop opnieuw bij Geldermalsen. De veldtocht die had moeten uitmonden in een invasie van Frankrijk duurde kort en verliep rampzalig, maar Wellington, die goed had gepresteerd, trof geen blaam, en de incompetentie van de Britse officieren bewoog hem tot nadere studie van de krijgskunde. Toen zijn oudere broer Richard in 1797 gouverneur-generaal van India werd, voerde Wellesley het 33e Foot Regiment daarheen en verwierf de reputatie van een briljant maar ook nauwgezet legeraanvoerder. Zijn overwinningen in Mysore en Seringapatam op de sultan van Mysore en de huurlingenkoning Dhoondiah Waugh leverden hem een bevordering tot generaal-majoor op. Toen hij daarna tegen de Marathas streed, behaalde Wellesley in september 1803 de befaamde overwinning van Assaye in zuidelijk Midden-India, wat hij zelf zijn in strategisch opzicht mooiste veldslag achtte. Het jaar daarop werd hij geridderd en in 1805 keerde hij naar thuis terug, waarbij hij een tussenstop maakte op het De hertog van Wellington als zegevierende held, gezeten op zijn geliefde paard Copenhagen, geschilderd door Sir Thomas Lawrence (1769-1830). Na Waterloo schreef hij: ‘Ik hoop bij God dat ik mijn laatste slag heb geleverd.’ Toen hoge politieke ambten wenkten, begon een minder verdienstelijke carrière.

Hertog van Wellington 30

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 30

9/24/12 11:22 AM


Hertog van Wellington 31

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 31

9/24/12 11:22 AM


De bestorming van het fort Seringapatam op 4 mei 1799, zoals afgebeeld op een gravure van Thomas Sutherland. Tipu Sultan, heerser van Mysore, werd gedood in de strijd om het fort. De Britse overwinning had de benoeming tot gevolg van Wellesley tot gouverneur van de stad, een functie die hij bekleedde tot 1802, toen hij het bevel kreeg over het leger in de Tweede Maratha Oorlog.

afgelegen eiland St. Helena in de Atlantische Oceaan. Na duizenden soldaten te hebben aangevoerd en hele landen te hebben onderworpen, kreeg hij in 1806 het bevel over een eenvoudig bataljon in Hastings, en datzelfde jaar werd hij verkozen tot parlementslid voor de stad Sussex. Deze keer nam Wellesley de politiek wel serieus; in 1807 werd hij minister voor Ierse Zaken, voor een belangrijk deel dankzij de tussenkomst van zijn ambitieuze en invloedrijke familieleden, die vooraanstaande conservatieve politici waren. Hij vond dat jaar ook de tijd om deel te nemen aan de korte veldtocht rond Kopenhagen, die minder rampzalig verliep dan eerdere Britse ingrepen op Napoleons Europese vasteland. De Oorlog op het Iberisch Schiereiland, 1808-1814 In 1808 werd Wellesley, inmiddels luitenant-generaal, eindelijk de gelegenheid geboden ware roem te vergaren, toen hij – zij het erg kort – het bevel kreeg over het Britse expeditieleger dat naar Portugal zou trekken. Hij vertelde een vriend dat hij zich niet van het continent zou laten verjagen zoals vele vergelijkbare strijdkrachten was overkomen, omdat hij de Franse tactiek had bestudeerd en op geen enkele wijze psychologisch in het nadeel zou zijn. ‘Ze kunnen me overHertog van Wellington 32

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 32

9/24/12 11:22 AM


weldigen maar ik denk niet dat ze me te slim af kunnen zijn’, zei hij. ‘Ten eerste, omdat ik niet bang voor hen ben, in tegenstelling tot ieder ander, zo lijkt het, en ten tweede omdat als wat ik verneem over hun manier van manoeuvreren klopt, ik denk dat die de verkeerde is tegenover staande troepen. Ik vermoed dat alle Europese legers al zeker half verslagen waren voordat er slag werd geleverd. Ik zal in ieder geval niet bij voorbaat geïntimideerd zijn.’ Het was een boude uitspraak, die evenwel door de daaropvolgende gebeurtenissen gerechtvaardigd werd. De veldtocht op het Iberisch Schiereiland begon voorspoedig met overwinningen bij Roliça en Vimeiro in augustus, maar kort daarna werd Wellesley overvleugeld door twee generaals, Sir Harry Burrard en Sir Hew Dalrymple, die de Conventie van Cintra (30 augustus) tekenden, een wapenstilstand met de Fransen die de verslagen vijand een veilige terugtocht toestond naar Frankrijk, met al zijn wapens, bagage en buit, en zelfs transport in vaartuigen van de Royal Navy. Thuis in Groot-Brittannië was de verontwaardiging over de voorwaarden van de Conventie groot en in de grote zaal van het Royal Hospital in Chelsea werd een ‘onderzoek’ (dat in feite een krijgsraad was) gehouden. Wellesley, Burrard en Dalrymple werden allen opgeroepen, maar na enkele weken werd Wellesley uiteindelijk vrijgesproken.

De Slag bij Vittoria, 21 juni 1813, op een aquatint naar een schilderij van William Heath. Na deze grote eindoverwinning van Wellington in de Oorlog op het Iberisch Schiereiland trok Joseph I zich terug naar Frankrijk, met achterlating van zijn geschut, munitie, bepakking en een grote som geld. De plundering van die schat door het Britse leger deed Wellington opmerken: ‘Wij hebben het schuim der aarde als gewone soldaten in dienst.’

Hertog van Wellington 33

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 33

9/24/12 11:22 AM


15 - Wellington

Naar Leuven

Naar Brussel

N

Terugtrekken Pruisen 16–17 juni

Terugtrekken Anglogeallieerden 17 juni

Perwez

Walhain

Genappe

Naar Luik

au me Or

Nijvel

Quatre Bras

3 miles

Dy le

Plancenoit

NaarBrainele-Comte

3 km

0

Mont St-Jean

La Belle Alliance

0

Waver

Waterloo Anglo–geallieerde stellingen 17 juni

Optrekken Napoleon 17 juni

Mellery Gembloers Optrekken Grouchy 17 juni

Marbais

Sombreffe

Ligny

Lig n y

Naar Luik en Namen

Fleurus Gosselies Optrekken Grouchy

Pruisische stellingen am

S

Optrekken Ney

Anglo–geallieerde stellingen

bre

Franse stellingen

Charleroi

De Waterloo-veldtocht, juni 1815.

In 1809 nam Wellesley het bevel in Portugal weer op zich en wijdde zich – steeds met grootscheepse steun van het Portugese leger en de Spaanse guerrilla’s – de volgende vijf jaren aan het verdrijven van de Fransen van het Iberisch Schiereiland. Hij nam geen enkele dag verlof tijdens zijn tochten heen en weer door Portugal en Spanje, waarbij hij soms gedwongen werd de aftocht te blazen door het getalsmatige overwicht waarmee hij werd geconfronteerd, maar hij verloor geen enkele veldslag en zelfs geen enkel stuk geschut. Hij was vrijwel altijd zwaar in de minderheid tegenover de enorme Franse troepenmacht die Spanje bezette namens Napoleons broer, koning Joseph. Het leiderschap dat Wellesley Hertog van Wellington 34

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 34

9/24/12 11:22 AM


tijdens de campagne tentoonspreidde was voorbeeldig; hij verwierf een reputatie als iemand die steeds het beste van zijn ondergeschikten verwachtte en hen zeer streng strafte wanneer hij dat niet kreeg. Maar zijn troepen wisten ook dat hij hun leven nooit nodeloos op het spel zette. Waterloo en daarna Wellesley – die in 1814 was verheven tot hertog van Wellington – was de Pyreneeën overgestoken naar Frankrijk, net voor de abdicatie van Napoleon, waarna hij ambassadeur in Parijs werd. Vervolgens werd hij benoemd tot Brits gevolmachtigde bij het Congres van Wenen. Daar bevond hij zich toen in maart 1815 het bericht kwam dat de ex-keizer was ontsnapt uit zijn ballingsoord Elba. Hij nam alleen nog even de tijd om Napoleon vogelvrij te verklaren; daarna spoedde Wellington zich naar Brussel om het bevel te aanvaarden over de troepenmacht van Britten en geallieerden. Hij versloeg Napoleon in de enige veldslag die de twee mannen met elkaar voerden – Waterloo – en een maand later deed de keizer troonsafstand en gaf hij zich over aan de Britten, die hem vervolgens verbanden naar het afgelegen eiland St. Helena in de Atlantische Oceaan. Wellington werd bedolven onder onderscheidingen uit Groot-Brittannië en van alle Europese mogendheden, maar in plaats van op zijn lauweren te rusten trad hij in 1818 toe tot het Britse kabinet en bekleedde tot 1827 de post van Master-General of Ordinance. Het jaar daarop werd hij eerste minister en ondanks het feit dat hij een reactionaire Tory was, voerde hij in 1829 de wet op de roomskatholieke emancipatie in met de hulp van Sir Robert Peel, al druiste het in tegen zijn eigen opvattingen. In 1830 trad hij af toen duidelijk werd dat hij een parlementaire hervorming niet zou kunnen tegenhouden. Als opperbevelhebber van het Britse leger van 1827 tot 1828 en van 1842 tot 1852 was Wellington een bastion van behoudzucht, en er is wel beweerd dat het gebrek aan hervormingen in deze tijd ertoe leidde dat Groot-Brittannië zo slecht voorbereid was op de Krimoorlog. Maar ook al waren zijn politieke en bestuurlijke carrières veel minder indrukwekkend dan zijn militaire en diplomatieke successen, kan niets afbreuk doen aan zijn onuitwisbare glorie als overwinnaar van Napoleon, en – naast Marlborough – als een van de twee beste legeraanvoerders die Groot-Brittannië ooit heeft voortgebracht.

‘Afgaande op Wellingtons daden, zijn verslagen en bovenal zijn optreden tegenover Ney, acht ik hem een man die kleingeestig is, die grootmoedigheid en grootsheid van de ziel ontbeert.’ Napoleon Bonaparte, 1817

Hertog van Wellington 35

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 35

9/24/12 11:22 AM


De Slag bij Waterloo Als genialiteit voor een deel het vermogen is om oneindig veel zorg te besteden aan details, spreidde Wellington op zondag 18 juni 1815 genialiteit tentoon bij Waterloo. Meesterlijk bedreven in de topografie, placeerde hij persoonlijk elk bataljon in zijn grote polyglotte strijdmacht van achtenzestigduizend man, een onwaarschijnlijk mengsel van verschillende Britse, Nederlandse en Duitse formaties, waarvan een aanzienlijke hoeveelheid uit verse rekruten bestond. Het verschilde hemelsbreed van het ervaren leger dat Wellington tot een efficiënte strijdmacht had omgevormd in de Oorlog op het Iberisch Schiereiland. Op 12 juni was Napoleon plotseling uit Parijs vertrokken en naar het noorden gemarcheerd, het huidige België in, op weg naar Brussel. De snelheid waarmee hij zijn strijdmacht van honderdtwintigduizend man sterk had verzameld, de rivieren Samber en Maas was overgestoken en op 16 juni tegelijkertijd het Anglo-geallieerde leger bij Quatre Bras en het Pruisische leger onder veldmaarschalk Von Blücher bij Ligny had aangevallen, wekte de indruk dat hij net zo in vorm was als tijdens de briljante veldtochten in de lente van 1814. Hij versloeg de Pruisen bij Ligny en alleen het zwakke optreden van zijn chef-

staf maarschalk Soult voorkwam dat hij hen volledig in de pan hakte. Wellington was gedwongen zich op 17 juni terug te trekken op de te verdedigen hellingen van Mont St.-Jean, vijf kilometer ten zuiden van zijn hoofdkwartier in het dorp Waterloo. Slechts vijfenhalve kilometer breed, werd het slagveld aan beide zijden beschermd door bossen en dorpen en twee goed verdedigde boerderijen – Hougoumont en La Haie Sainte – in het midden. Net als in zo veel succesvolle veldslagen in de Oorlog op het Iberisch Schiereiland, had Wellington het terrein met veel deskundigheid uitgekozen. Napoleon maakte ondertussen een kardinale fout toen hij een groot deel van zijn troepen onder maarschalk Grouchy afsplitste, met de opdracht te verhinderen dat de Pruisen zich zouden aansluiten bij Wellingtons geallieerde strijdmacht. Hevige regenval op 17 juni betekende dat Napoleon tot ongeveer halftwaalf de volgende dag moest wachten voordat de modderige bodem weer stevig genoeg was om er zijn grote batterij van vierentachtig stukken geschut op te plaatsen en daarmee Wellingtons linie te gaan beschieten. Dit tijdverlies bleek van cruciaal belang omdat het Pruisische leger buiten zijn weten Grouchy had ontweken en met volle kracht afmarcheerde op zijn rechterflank. Wellington beval ondertussen enkele regimenten die zich direct in de vuurlinie van het Franse geschut bevonden om achter

De zegevierende generaals van Waterloo, Wellington en Blücher, vereeuwigd op een snuifdoos.

Hertog van Wellington 36

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 36

9/24/12 11:22 AM


de richel te gaan liggen, waarmee het aantal slachtoffers tot een minimum werd beperkt. Hij placht te zeggen dat oorlogvoering vooral neerkwam op raden wat zich ‘aan de andere kant van de heuvel’ bevond, en de ervaren wijze waarop hij het ongebruikelijke terrein van Waterloo – met zijn putten, hoeken en kleine hellingen – aanvoelde, bleek van grote waarde. Wellington had Hougoumont voorzien van enkele van zijn beste troepen – waaronder de lichte compagnies van de Foot Guards – omdat hij besefte dat het verlies van dat strategische punt Napoleon zou toestaan een van de buitenissige manoeuvres aan de flanken uit te voeren waarin hij zo bedreven was. De strijd om de boerenhoeve werd een veldslagje op zich, dat de hele dag duurde en zo’n negenduizend Franse soldaten opslokte, maar hoewel een gering aantal van hen op enig moment de binnenplaats bereikte, en op een ander moment het dak vlam vatte, hielden de drieduizend verdedigers desondanks stand. De volgende grote aanslag op Wellingtons stellingen kwam om halftwee ’s middags, toen generaal D’Erlons enorme legerkorps van zestienduizend man opmarcheerde tegen centrum en linkerflank van Wellington, in een poging door Wellingtons strijdmacht heen te breken, deze in tweeën te breken, en beide zijden vervolgens afzonderlijk te ontmantelen. Eerst werden ze tegengehouden door de accurate beschieting door de Anglo-geallieerde regimenten tegenover hen, en daarna op de vlucht gejaagd door een charge met de bajonet onder aanvoering van luitenant-generaal Sir Thomas Picton, die kort na het begin ervan sneuvelde.

Op precies het juiste psychologische moment veranderde een cavaleriecharge van de Union en Household Brigades onder leiding van Wellingtons onderbevelhebber, Lord Uxbridge, vervolgens D’Erlons ordelijke terugtrekking in een zware nederlaag. Twee van de vier Franse vaandels die die dag werden veroverd, werden hierbij buitgemaakt. In een van de weinige tactische vergissingen die aan Anglogeallieerde zijde werden begaan, trok het grootste deel van de cavalerie te ver op, en raakte zwaar gehavend door de lansiers van maarschalk Ney. Wellington berispte Uxbridge scherp hiervoor. Tot op de dag van vandaag weet niemand waarom (en zelfs niet of) maarschalk Ney om vier uur ’s middags opdracht gaf tot de enorme cavalerieaanval op het centrum en de rechterzijde van Wellingtons linie, en er zijn zelfs aanwijzingen dat het volstrekt per ongeluk ging. De aanval werd geopend zonder steun van infanterie en rijdende artillerie die het tot een succes had kunnen maken. Wellington beval zijn infanterie zo’n dertien carrés te vormen, waarvan er niet één door de Franse kurassiers werd doorbroken. In plaats daarvan reed de cavalerie er telkens omheen, waardoor ze de toch al modderige grond omwoelden en zichzelf uitputten, maar op geen enkele manier konden doordringen in de defensieve formaties van met glinsterende bajonetten uitgeruste infanteristen. Wellington vond zelf toevlucht in een van de carrés gedurende deze fase van de veldslag. Men schat dat de hertog die dag tweeëndertig kilometer aflegde op zijn paard Copenhagen, en hij gaf steeds met groot

Hertog van Wellington 37

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 37

9/24/12 11:22 AM


persoonlijk risico leiding aan het belangrijkste deel van de slag. Bijna ieder lid van zijn naaste staf werd gedood of verwond tijdens de veldslag, omdat zij zich op sommige momenten zo ver vooraan in de gevechtslinie bevonden. Wellington hield elk aspect van de strijd tegen de vastberaden aanvallen van een beproefd, homogeen Frans leger van tweeënzeventigduizend man krachtig in de hand. Rond halfvijf ’s middags begonnen Pruisische eenheden van het legerkorps van generaal Von Bülow uit een gedekte stelling naar voren te komen, in overeenstemming met een belofte die Blücher eerder die morgen aan Wellington had gedaan. Nadat ze Grouchy met succes hadden omzeild, begonnen ze in steeds grotere aantallen te arriveren; ze hakten op Napoleons rechterflank in en dwongen hem naarmate de veldslag voortduurde steeds meer troepen – waaronder delen van zijn elitaire Keizerlijke Garde – weg te halen van de aanval op Wellington naar de verdediging van zijn eigen blootgestelde stellingen. De vraag of Wellington de slag zou

hebben gewonnen zonder Blücher is niet gerechtvaardigd, omdat hij er niet eens aan zou zijn begonnen als hij zou hebben gedacht dat er geen versterkingen aan kwamen. (In tegenstelling hiermee negeerde Grouchy het kanonnenvuur ten westen en bleef hij de op dat moment dramatisch achterhaalde bevelen van de keizer uitvoeren.) De kritieke toestand begon rond halfzeven toen de boerderij La Haie Sainte na zeer zware gevechten uiteindelijk in handen viel van maarschalk Ney. Het Duitse Legioen dat de boerderij dapper had verdedigd – binnen de omheiningen sneuvelde negentig procent – kwam ten slotte zonder ammunitie te zitten en zag zich dus gedwongen het gebouw aan de Franse belagers over te dragen. Later nam Wellington ruiterlijk de schuld op zich van het feit dat er geen gat achter in de boerderij was gehakt waardoor munitie had kunnen worden aangevoerd. Nu La Haie Sainte – en daarmee de toegang tot de weg van Charleroi naar Brussel – in Franse handen was, werd Wel-

De Slag bij Waterloo, deel van een serie schilderijen over het onderwerp van de militaire kunstenaar Denis Dighton (1792-1827). Wellington kijkt toe hoe Franse huzaren en Poolse lansiers met de Britse infanterie vechten. De boerderij Hougoumont is helemaal rechts op de achtergrond te zien.

Hertog van Wellington 38

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 38

9/24/12 11:22 AM


lingtons gehele centrum bedreigd. Ney bracht bereden artillerie in stelling die de Anglo-geallieerde linie op korte afstand beschoot. Regimenten zoals het 27th Inniskillings die carrés hadden gevormd, leden verschrikkelijke verliezen, maar hielden zich op de een of andere manier staande. ‘Ach,’ verzuchtte Wellington na de slag, ‘zij redden het centrum van mijn linie.’ Ney was niet in staat dit belangrijke maar tijdelijke succes uit te buiten. Na de aanval van D’Erlon en zijn eigen cavaleriedebacle, en aangezien troepen werden weggezogen om de Pruisische dreiging aan de westzijde het hoofd te bieden en Hougoumont nog steeds belegerd werd, had hij slechts zeer weinig troepen ter beschikking. Als Grouchy voor de middag in beweging was gekomen zodra hij de kanonnen hoorde bulderen, zou het er heel anders hebben kunnen uitzien. Ondertussen wierp Wellington reserves in de strijd om gaten in de linie te dichten. Soms plaatste hij Britse cavalerieregimenten achter buitenlandse eenheden die in elkaar dreigden te storten. Hij demonstreerde grote persoonlijke moed toen hij zich aan het hoofd van solide Brunswijkse troepen stelde om een gat tussen twee Britse brigades te dichten. Zoals zijn tijdgenoot, de historicus generaal Sir James Shaw Kennedy optekende: ‘Hij was noodzakelijkerwijs blootgesteld aan vinnige en zeer vernietigende infanteriebeschietingen op korte afstand; op geen enkel ander moment van de dag kwamen zijn grote kwaliteiten als aanvoerder zo schitterend aan het licht.’ De linie hield het. Rond zeven uur ’s avonds was het voor Napoleon tijd geworden om zijn elf eli-

tebataljons van grenadiers en jagers van de Oude en Middel Garde in de strijd te werpen, in een laatste wanhopige poging door Wellingtons linie te breken. Zoals hij later opmerkte, vocht Wellington met het dichte Bos van Soignies achter zich. Daar liep slechts één weg door, dus elke terugtocht zou onvermijdelijk zijn uitgelopen op een monsterlijke nederlaag. In vroegere veldslagen had de Franse Keizerlijke Garde meermalen de genadeslag uitgedeeld; dit was de gelegenheid om Wellingtons schaarste aan reserves uit te buiten, een zwakke plek in de linie te ontdekken en daar doorheen te stromen om de zege weg te kapen. Wellington had ongeveer een kwartier om deze uitdaging het hoofd te bieden en hij maakte daarvan gebruik om zijn verdediging te reorganiseren, waarbij hij wilde beletten dat eenheden op zo’n manier zouden terugvallen dat ze de indruk zouden geven zich terug te trekken aan andere belaagde troepen verderop in de linie. Dertig kanonnen, met dubbele kartetsladingen, werden in stelling gebracht en hij plaatste zijn reservecavaleriebrigades onder generaal-majoor Sir Richard Vivian en generaal-majoor Sir John Vandeleur in de beste tactische positie om iedere doorbraak het hoofd te bieden. Een Brits waarnemer schreef: ‘Een zwarte massa grenadiers van de Keizerlijke Garde kwam met muziekkorps aanrollen vanaf de boerderij La Belle Alliance.’ De Anglo-geallieerde linie hield stand tegen drie afzonderlijke en furieuze stormlopen van de Keizerlijke Garde, die er desalniettemin bijna in slaagde de kruin van de heuvel die Wellingtons linie vormde te

Hertog van Wellington 39

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 39

9/24/12 11:22 AM


bereiken (het is vandaag de dag zichtbaar dankzij de latere bouw van de negenendertig meter hoge Leeuwenheuvel, het herinneringsmonument). ‘De grond was volledig bedekt met die dappere lieden,’ noteerde een Brit over de dode en stervende grenadiers en jagers, ‘die in verscheidene houdingen lagen, verminkt op elke denkbare wijze.’ Met de kreet ‘Up, Guards, ready!’, beval Wellington het 1e Regiment Foot Guards omhoog te komen uit het schouderhoge koren en vrijwel recht op de Franse gelederen een salvo af te vuren. Luitenant Harry Powell tekende later op hoe dat gebeurde: ‘Of het nu kwam door de plotselinge en onverwachte verschijning zo dicht bij hen van een legerkorps, waarvan ze moeten hebben gedacht dat het uit de bodem oprees, of het geweldig zware geweervuur dat we op hen loslieten – La Garde, waarvan nog nooit eerder een

aanval was mislukt, kwam plotseling tot stilstand.’ Zodra de aanval door de verrassing was gesmoord, was het een kwestie van tijd voordat de superieure Anglogeallieerde vuurkracht van infanterie en artillerie zegevierde over de Franse colonnes. Een briljante manoeuvre van Sir John Colbornes 52e Regiment tegen de jagers van de Garde maakte de Franse nederlaag compleet. Wellington klapte zijn telescoop in, reed naar de top van de heuvel en zwaaide vervolgens met zijn steek, het teken voor een algemene opmars over de hele linie, onder de uitroep: ‘Voorwaarts, jongens, en verzeker jullie overwinning!’ De kreten van de Fransen, eerst ‘La Garde recule!’ en daarna ‘Sauve qui peut!’ en ‘Nous sommes trahis!’, gaven aan dat Wellington zijn grootste overwinning had behaald in een lange, verdienstelijke militaire carrière.

Hertog van Wellington 40

kokBWlegendarischeveldherenIII(compleet).indd 40

9/24/12 11:22 AM


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.