Ernst Bergboer Het prullarium
Het_prullarium_BERGBOER_druk1_binnenwerk_drukklaar_23-5-2012_NS.indd 3
23-05-12 16:41
© Uitgeverij Kok – Utrecht, 2012 Postbus 13288, 3507 LG Utrecht www.kok.nl Foto auteur Jan Buitinga Omslagbeeld Shutterstock Images Omslagontwerp Geert de Koning ISBN 978 90 435 1624 2 ISBN e-book 978 90 435 1630 3 NUR 301 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Het_prullarium_BERGBOER_druk1_binnenwerk_drukklaar_23-5-2012_NS.indd 4
23-05-12 16:41
Voor niemand in het algemeen en iedereen in het bijzonder omdat ’s lands wijs haar eer ook is is ’t soms d’r op of d’r onder
Het_prullarium_BERGBOER_druk1_binnenwerk_drukklaar_23-5-2012_NS.indd 5
23-05-12 16:41
Het_prullarium_BERGBOER_druk1_binnenwerk_drukklaar_23-5-2012_NS.indd 6
23-05-12 16:41
Tjalk Zwerk
Tjalk Zwerk hield van spulletjes. Heel veel, en al heel lang. Niemand wist precies hoeveel en hoe lang, net zo min als hoe oud Tjalk was. Hijzelf wist het ook niet, maar hij had zijn hele leven lang al – hoe lang dat dan ook was – verzameld en gebietst en gepikt soms wat hij kon. Niets van veel waarde, maar gewoon, spulletjes. Kleine spulletjes, geen grote. Hij wilde ze in één hand kunnen vastpakken, om en om draaien, tegen het licht houden, bewasemen met zijn adem en oppoetsen en bewonderen. Het was leuk als hij er iets mee doen kon, maar nodig was dat niet. Neerzetten of ophangen vond Tjalk ook geschikt. Ooit had iemand die spulletjes een naam gegeven. ‘Prullaria, Tjalk, prullaria,’ had hij gezegd, omhoogkijkend naar de grote kast vol van dit en van dat. Tjalk had het wel tien keer herhaald, zacht voor zich uit, een prachtig woord vond hij het, een eretitel: ‘Prullaria, prullaria...’ Het rolde in zijn keel, over zijn tong, als een liedje uit zijn mond. Tjalk zei het daarna vaak, wel elke dag en vaker nog. Hij hield van het woord. En het kan best zijn dat hij daarom nog enthousiaster begon te verzamelen. 7
Het_prullarium_BERGBOER_druk1_binnenwerk_drukklaar_23-5-2012_NS.indd 7
23-05-12 16:41
Tjalk Zwerk was een kleine, wat stille man. Vriendelijk, maar wel erg op zichzelf. Als je hem tegenkwam knikte hij voorzichtig alsof hij bang was dat zijn hoofd eraf zou vallen, glimlachte en stapte dan met kleine pasjes en een tikje voorovergebogen verder, zijn handen diep in zijn broekzakken gestoken. Een hoed droeg hij nooit, alleen een wollen jas en een sjaal als het heel erg koud was. Of hij werkte en waar dan, dat wist niemand. Waarschijnlijk wel, want hij had geld genoeg om prullaria te kopen. Maar misschien ook niet want altijd was er wel iemand die hem overal en ergens tegenkwam. Bij de inbrenghal aan de gracht, in het pandjeshuis bij de oude haven, op een rommelmarkt van toneelvereniging Ons Nut; ’s morgens, ’s middags, ’s avonds, altijd was Tjalk Zwerk. Ineens dook hij op, scharrelde tussen rommeltjes, hield niet te grote dingetjes omhoog en mompelde: ‘Prullarium, ja! Prullarium...’ of woorden van gelijke strekking. Tjalk bezat een groot oud huis midden in de stad dat hij geërfd had van een vrekkige oom van vaders zijde die van niets hield, zeker niet van spulletjes. De man was van chagrijn gestorven en had zijn neef een hol huis nagelaten; rondom vol verfloze kozijnen en binnenin was alles kaal. Welbeschouwd woonde Tjalk niet in het grote huis, maar in een tot woonboot afgetuigd zeilscheepje dat afgemeerd lag aan de wallenkant van de gracht ervoor en dat hijzelf Lieve Bertha had gedoopt. Inmiddels was het huis tot de nok toe vol. Niet zo vol dat Tjalk er zijn kont niet keren kon, dat zou wat al te gek zijn, want hij wilde ruimte houden voor nog 8
Het_prullarium_BERGBOER_druk1_binnenwerk_drukklaar_23-5-2012_NS.indd 8
23-05-12 16:41
meer prullaria. Tjalk had al zo’n jaar of wat geleefd en kende zichzelf inmiddels goed genoeg om te weten dat hij die, bij leven en welzijn, nog heel lang verzamelen zou. Zes jaar, drie maanden en drieëntwintig weken geleden was hem gevraagd of hij onderhand niet genoeg verzameld had, waarop Tjalk droef omhoogkeek en heftig van nee schudde. De heer, want dat was het, jonker Lambertus van Soet in ’t Dael om precies te zijn, vroeg aan Tjalk wat hij dan toch zocht. Tjalk was even stil geweest, had de jonker toen met tot spleetjes geknepen ogen aangekeken, een wijsvinger in de lucht heen en weer gezwaaid, en met omfloerste stem gezegd: ‘Hét Prullarium!’, met de klemtoon op ‘het’ en ook een beetje op ‘prullarium’. En Tjalk had er nog iets krommer uitgezien dan anders. De jonker schrok er een beetje van, knikte maar dat hij het begreep en was, een tikkeltje in de war, weer weggelopen. Hét Prullarium. Wat zou dat zijn? Kon hij het maar vinden, dacht Lambertus, die van de ontmoeting erge meelij met Tjalk gekregen had, want de jonker had een groot en goed hart. Zo kwam het dat Lambertus Tjalk te hulp geschoten was en van lieverlee ook zelf veel van spulletjes was gaan houden. Wanneer hij prullaria zag, kocht of pikte hij wat hij kon; soms ruilde hij ze voor een horloge, een ring, een gouden kroon of een zilveren aansteker, omdat hij vurig hoopte dat het Prullarium ertussen zitten zou. Maar telkens als Tjalk dan alles één voor één vastpakte en om en om draaide, omhoogstak en tegen het 9
Het_prullarium_BERGBOER_druk1_binnenwerk_drukklaar_23-5-2012_NS.indd 9
23-05-12 16:41
licht hield, leek niets van wat Lambertus meegenomen had op hét Prullarium. Hooguit op een prullarium, en meestal dat niet eens. Nu, zes jaar, drie maanden en drieëntwintig weken later, waren Lambertus en Tjalk dikke vrienden geworden. En dat was iets bijzonders, want geen van beiden had ooit echt een vriend gehad. Tjalk was iemand tegen het lijf gelopen die hem min of meer leek te begrijpen en niet ingewikkeld deed over wat hij niet begreep; Lambertus had een plek gevonden waar hij zijn kon wie hij was, weg van koffiekopjes van doorzichtig porselein, tingelende kroonluchters, butlers met gesteven boorden, naar boenwas riekende dienstmeiden en ander chic gedoe. Hij had zijn leven gesleten in een landhuis dat twee verdiepingen, drie vleugels en vierentwintig kamers telde en midden in het grootste park van de stad stond en iedereen wist wie hij was maar niemand kende hem. Rond het park stond een manshoog gietijzeren hek met fraaie krullen, scherpe punten en een brede toegangspoort die altijd gesloten was. Voor de kajuitdeur van de Lieve Bertha lag een ruige mat waarop in zwarte letters Welkom! prijkte; hij had er, de eerste keer dat hij het zag, tranen van in zijn ogen gekregen. Bij Tjalk was het anders: uit niets bleek dat de kleine pandjesman wist wie hij was, en dat was buitengewoon plezierig. Tjalk had altijd in de stad gewoond. Hij kende er iedere steeg, elke gevel, elke straatsteen – dat laatste bij wijze van spreken, dan. De stad paste hem als een jas. Hij was er thuis en voelde zich er zo geborgen dat zelfs 10
Het_prullarium_BERGBOER_druk1_binnenwerk_drukklaar_23-5-2012_NS.indd 10
23-05-12 16:41
de gedachte aan iets onveiligs nooit bij hem opgekomen was en als een kind slorpte hij gulzig van alles wat de stad hem bood, mateloos en zonder zich druk te maken om iets anders dan de zoektocht naar het Prullarium.
11
Het_prullarium_BERGBOER_druk1_binnenwerk_drukklaar_23-5-2012_NS.indd 11
23-05-12 16:41