Linda Bruins Slot, Connie van de Velde, Femmie van Santen e.a.
KIND DER WRAKE & andere spannende verhalen
Kind der wrake nw.indd 3
05-09-12 17:11
© Uitgeverij Kok – Utrecht, 2012 Postbus 13288, 3507 LG Utrecht www.kok.nl Omslagontwerp Mark Hesseling Binnenwerk Stampwerk, Nijkerkerveen ISBN 978 90 435 2044 7 ISBN e-book 978 90 435 2045 4 NUR 305 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Kind der wrake nw.indd 4
05-09-12 17:11
Inhoud
Boven water Connie van de Velde
7
Blind date Femmie van Santen
13
PassĂŠ Femmie van Santen
21
Kind der wrake Linda Bruins Slot
37
Waanzin Linda Bruins Slot
59
Love the moment Pauline Schonewille
86
Zomaar een middag in mei Ella Marjon
100
Vrouw vermist Ella Marjon
109
Een nieuw begin Jenneke Burgers-van Doorn
115
De gracht Jenneke Burgers-van Doorn
121
5
Kind der wrake nw.indd 5
05-09-12 17:11
Connie van de Velde
Boven water
Ik val. Alles is zwart. Zwart en zwaar. Een dof gedreun drukt mijn oren dicht. Ik krijg geen lucht! Ik trap met mijn benen, maai met mijn armen. Daar! De auto! Josje op de achterbank. Zijn haartjes wiegend in het water, zijn mondje wijd open. Stil maar, Josje, ik kom eraan! Pijn, snerpende pijn. Een hand trekt aan mijn haar. Ga weg! Ik wil de hand wegslaan, maar mijn armen zijn te kort. De hand trekt en trekt. Ik ga omhoog. Snakkend naar adem kom ik boven. Water gulpt in mijn wijd opengesperde mond. Water en drab. Ik proest, spuug, stik bijna. Niet boos zijn, papa… Hijgend word ik wakker, nat van het zweet; er glijdt een druppel van mijn neus op mijn lip. Ik wil hem wegvegen, maar kan me niet bewegen. Mijn armen zitten vast. Een felle schrik slaat door me heen. Ik moet wakker blijven, anders begint het allemaal weer van voor af aan. Dat weet ik. Ik val. Dieper en dieper. Nee! Ik wil omhoog, naar het licht. Daar! Lichtflitsen! ‘Mevrouw Verbeek, kunt u uw ogen opendoen?’ Ik doe mijn ogen open en knijp ze meteen weer dicht. Te fel. Voorzichtig tuur ik langs mijn wimpers omlaag. Ik lig onder een gouden deken. Ben ik in de hemel? Alles golft en hobbelt, ik word er misselijk van. ‘Mevrouw Verbeek, kunt u mij horen?’ Ik doe mijn ogen half open en knik. Althans, dat wil ik, maar mijn hoofd zit in een soort bankschroef. ‘Waa..’ ‘Mooi zo. Kunt u het lampje even volgen met uw ogen?’ Mijn ogen gaan heen en weer. Geen goede combinatie met het gehobbel onder me. Ik knijp mijn ogen weer dicht. Een boot, 7
Kind der wrake nw.indd 7
05-09-12 17:11
dat moet het zijn. Een boot op het water. Water. Mijn ogen schieten weer open. ‘Wadizz..’ ‘We hebben u uit het water gehaald. U ligt in de ambulance, we brengen u zo snel mogelijk naar het ziekenhuis.’ De woorden deinen op de golven mee. Blauw licht schittert op de gouden deken. Trompetgeschal. Ik val. Dieper en dieper. Alles is zwart. Zwart en zwaar. Schuld. Zwart. Zwaar. Ik heb iets vreselijks gedaan. Als ik weer wakker word, lig ik in een kamer. Overal om me heen staan mensen met witte jassen. Ze praten over mijn hoofd heen met elkaar. Iemand drukt iets kouds op mijn borst. ‘Ha, daar bent u. Kunt u het lampje nog even volgen?’ Links, rechts, omhoog, omlaag. Het hoofd boven mij knikt tevreden. Ik doe mijn ogen weer dicht. Als ik ze opendoe, zijn de witte jassen weg. Ze hebben plaatsgemaakt voor witte hesjes. ‘We gaan u uw natte kleren uittrekken en zorgen dat u snel weer warm wordt. Zo te zien bent u er goed vanaf gekomen.’ De hesjeshanden werken snel; hun gebabbel kabbelt over me heen. ‘U hebt geluk gehad, hoor. Als die automobilist het niet had zien gebeuren, was u allebei verdronken.’ Allebei? Ik probeer mijn hersens om het woord heen te vouwen, maar ze lijken wel van rubber. ‘Nu hebt u alleen een hersenschudding; u bent met uw hoofd op die rolstoel terechtgekomen.’ De twee verpleegsters – zover ben ik inmiddels – tillen mij vakkundig van de brancard over in een bed en dekken me warm toe. ‘We brengen u naar de afdeling en houden u een nachtje ter observatie.’ Het rubber in mijn hoofd buigt zich over de woorden ‘rolstoel’ en ‘allebei’. Telkens als ik denk dat ik ze kan combineren, veert het met een zwiep terug. Ik geef me weer over aan het deinen als de verpleegsters het bed door de gangen rollen. Ik duw een rolstoel tegen een steile helling op. Mijn armen branden, het zweet staat op mijn voorhoofd. Volhouden, ik ben er bijna. De man in de 8
Kind der wrake nw.indd 8
05-09-12 17:11
rolstoel zegt: ‘Komt er nog wat van?’ Centimeter voor centimeter duw ik verder. De top is in zicht. Plotseling kantelt het hele landschap. De rolstoel sjeest met een noodvaart naar beneden, recht op het water af. Ik kan hem niet houden. Ik sla mijn handen voor mijn mond en gil. ‘Papa!’ Ik schiet overeind. Mijn hart gaat als een razende tekeer en mijn hoofd bonkt. ‘Mevrouw? Gaat het wel?’ Een vrouw met grijze krulletjes en een rode kamerjas buigt zich bezorgd over me heen. ‘Ik denk dat u gedroomd hebt. U riep om uw vader.’ De vrouw pakt een tissue en veegt ermee over mijn voorhoofd. ‘Wilt u een slokje water? Zal ik de zuster roepen?’ Rolstoel. Allebei. Papa. ‘Het was maar een droom,’ zegt de oude vrouw sussend, zoals oma me ’s nachts op schoot kon nemen als ik naar gedroomd had. Het was maar een droom, Sofie. Zie je wel? Hier is je bed, je beer. Ik knik mijn kamergenote toe en zeg schor: ‘Het gaat alweer, dank u.’ Maar mijn hoofd heeft het optelsommetje gemaakt. Ik heb iets vreselijks gedaan. ‘Zullen we even naar de steiger lopen, pap? Het is zulk prachtig weer.’ Ik hoor het mezelf weer zeggen. Het wás ook prachtig weer, een strakblauwe lucht, niet te warm, niet te koud. Ik had verwacht dat het druk zou zijn, deze dag na Hemelvaart. Voor de meeste mensen een verplichte vrije dag, behalve voor mij. Van mijn vader heb ik nooit vrij. ‘Zet me eens wat dichter bij de rand, Sofie. Ik wil het water zien.’ Mijn handen trillen. Mijn vader weet dat ik bang ben voor w ater. Ik was vijf jaar. We gingen op bezoek bij opa en oma, maar onderweg verloor mijn vader de macht over het stuur op de lange weg langs het kanaal en reed het water in. Ik werd de auto uit geslingerd en door omstanders gered. Mijn vader probeerde mijn moeder en kleine broertje uit de auto te bevrijden, maar slaagde daar niet in. Hij werd meer dood dan levend in het ziekenhuis 9
Kind der wrake nw.indd 9
05-09-12 17:11
opgenomen. Mijn moeder en broertje overleefden het ongeluk niet. Dat is het verhaal dat mij verteld is. Zelf heb ik er geen enkele herinnering aan, op wat flarden na. Mama in haar gele zomerjurk. Josje in het kinderzitje, klappend in zijn handjes. Papa vrolijk zingend achter het stuur, van Sofietje, en ranja met een rietje. Maar in mijn dromen is papa boos. Op mij. Waarom weet ik niet. Het was een ongeluk; niemand weet hoe het heeft kunnen gebeuren. Toch vind ik het moeilijk om hem recht aan te kijken. Na het ongeluk lag mijn vader drie weken in coma. Toen hij bijkwam, kon hij niets meer. Hij moest opnieuw leren lopen, praten en eten. Eten en praten lukten op den duur, maar lopen niet meer. Hij veranderde van een vrolijke, sterke kerel in een stille, norse man zonder levenslust. Mijn oma en opa namen ons in huis, maar toen ik een jaar of twintig was, gaven ze voorzichtig aan dat het hen te zwaar begon te worden. Ze raadden me aan iets voor mijn vader te regelen en zelf een eigen plekje te zoeken. Maar dat wilde ik niet. Ik brak mijn studie af, zocht een baantje voor halve dagen en bleef met mijn vader in het huis van mijn grootouders wonen. Dat was vijf jaar geleden. Al vijf jaar lang probeer ik het hem iedere dag naar de zin te maken. Ik neem hem mee naar buiten, kook lekkere dingen, maar niets is goed. Hij zwijgt, of hij snauwt. Het is alsof ik iedere ochtend een grote, zware steen tegen een berg op moet duwen, een steen die niet wil. Laat hem toch! zeggen mijn vrienden, het is verspilde moeite; kies voor jezelf. Maar dat kan ik niet. Diep in mij leeft de hoop dat hij ooit aan de andere kant van die berg zal komen, dat hij ooit weer gelukkig zal zijn, ooit weer zal zingen. Maar een langgerekt hopen maakt het hart ziek. ‘Komt er nog wat van?’ grauwt mijn vader. ‘Of durf je niet?’ Hij speelt een wreed spel met mijn angst. ‘Twintig jaar geleden had je er anders geen enkele moeite mee. Je was de auto uit voor ik je kon tegenhouden.’ 10
Kind der wrake nw.indd 10
05-09-12 17:11
Dat kan ik niet goed hebben verstaan. Zo gemeen kan hij niet zijn. Ik werd de auto uit geslingerd. Had hij dan liever gehad dat ik was verdronken? Er knapt iets in me. In mijn hoofd kolkt een witheet mengsel van angst en pijn en woede, waaruit zich één gedachte distilleert: ik kan hem zo over de rand duwen. Eén duwtje en het is voorbij. Mijn handen klemmen zich om de handvatten. Centimeter voor centimeter duw ik de rolstoel naar het water… Met mijn ogen dicht blijf ik liggen, verpletterd onder het gewicht van wat er zojuist tot me is doorgedrongen: ik heb mijn vader vermoord. En iemand heeft het zien gebeuren, dus als ik uit het ziekenhuis kom, kan ik rechtstreeks door naar de gevangenis. Vreemd genoeg vervult me dat met opluchting. Eindelijk krijg ik straf voor mijn schuld. Straf omdat ik niet verdronken ben. Ik zak weer in slaap. Het is feest. We zitten in de auto en zingen liedjes. Mama heeft een mooie, gele jurk aan. Papa zingt van Sofietje. Ik zing ‘klap eens in je handjes’ voor Josje en hij doet mee. Ik kijk naar buiten. We zijn er bijna, bij het brugwachtershuisje. Daar mag ik eruit, want opa is daar. Ik mag opa helpen om de brug open en dicht te doen. Maar papa rijdt door. Stoppen, papa, ik moet eruit! Nee, Sofie, vandaag niet, oma is jarig. We gaan met zijn allen naar oma. Ik word boos, heel boos. Ik wil niet naar oma! Oma is stom! Ik wil naar opa, laat me eruit! Ik maak mijn gordel los en reik naar het portier… Met een schreeuw word ik wakker. Je was de auto uit voor ik je kon tegenhouden. Mijn hand die het portier opendeed, papa’s arm die me vast wilde grijpen, de slingerende auto, het water… Mijn vader zit naast mijn bed, in een rolstoel van het ziekenhuis. 11
Kind der wrake nw.indd 11
05-09-12 17:11
Hij kijkt me aan. Hij weet dat ik het weet. Ik sla mijn ogen neer, de tranen rollen over mijn wangen. ‘Het spijt me zo.’ Hij strekt zijn arm uit. Onwillekeurig deins ik terug. Zijn hand blijft halverwege de rolstoel en het bed in de lucht hangen en valt weer op zijn schoot. ‘Het was niet jouw schuld. Je durfde me niet verder te duwen. Uit nijd trok ik de handrem los en rolde zelf naar voren, maar de rand kwam eerder dan ik had gedacht.’ Hij zucht. ‘Ik gedroeg me als een kind van vijf. Als jij me niet was nagesprongen, was ik verdronken.’ ‘Maar…’ ‘Het was een ongeluk, Sofie. Een ongeluk.’
12
Kind der wrake nw.indd 12
05-09-12 17:11
Femmie van Santen
Blind date
‘Groene ogen en rode krullen; geweldig, het klopt precies.’ De woorden komen van de man voor wie ik zojuist de deur geopend heb. Een zeker niet onaantrekkelijke man, met ravenzwart haar. Meer neem ik eigenlijk nog niet waar, behalve zijn stem. Die heeft dat geruststellende timbre, dat je wel eens bij natuurdocumentaires hoort. Een met bloed besmeurde leeuw rukt een onschuldig bokje zijn ingewanden uit, en de commentator zegt dan zoiets als: ‘De jongen kijken nieuwsgierig toe.’ Waarna je vertederd denkt: Ach, wat zorgt die vader goed voor ze. Gek, dat schiet allemaal door me heen terwijl ik in zijn donkere ogen kijk. ‘Daniël, kom verder.’ Met een uitnodigend gebaar duw ik de deur verder open. Uit het zijvak van een strak leren aktetas die hij op de eettafel in de kamer zet, diept hij een pakje op. ‘Alsjeblieft. Bloemen zijn te afgezaagd. Ik dacht dat dit meer bij je passen zou.’ Uit het roodglanzende papier komt een boekje met de titel: Gedichten uit twee eeuwen. Diezelfde bundel heb ik laatst nog in mijn handen gehad toen ik bij de Bruna schuilde voor de regen. Er stonden prachtige gedichten in. ‘Niet goed gegokt?’ vraagt hij als ik blijf zwijgen. ‘Sorry. Nee, ik bedoel: ja, geweldig, ik hou van poëzie. Bedankt!’ Trut! scheld ik in mezelf, wat sta je nu weer te stuntelen. Kom op Veerle, wees de goede gastvrouw die je wilde zijn. 13
Kind der wrake nw.indd 13
05-09-12 17:11
Het wordt een heerlijke avond. Onze gesprekken zijn gewoon een voortzetting van de elektronische variant, ontspannen en met een vanzelfsprekendheid die eigenlijk verbazingwekkend is voor twee mensen die elkaar in feite voor het eerst ontmoeten. Genietend van de hapjes en de wijn zitten we op de bank in het fotoalbum van mijn jeugd te bladeren. Daniël is oprecht geïnteresseerd in mijn verleden en lacht om mijn rode vlechtjes en afgezakte kniekousen. Zijn arm ligt nonchalant over mijn schouder en af en toe strelen zijn vingers in een teder gebaar mijn hals of mijn wang. Terwijl het langzaam gaat schemeren, voert een zachte bries door de openstaande balkondeuren het geluid van zingende merels met zich mee. Met een onhoorbare zucht leg ik mijn hoofd op zijn schouder en kijk naar hem omhoog. Dan komt DE KUS. De eerste. De verrukkelijkste. De zaligste ooit. Het is alsof ik uit mijzelf treed van puur geluk. In Daniëls sterke armen laat ik me meevoeren op de golven van zijn passie, die dwingend is, maar toch beheerst. Precies zoals ik het hebben wil. ‘En, hoe was-ie!?’ roept Sandra, een van mijn vriendinnen, in mijn oor als ik slaapdronken mijn telefoon van het nachtkastje heb gegrist. ‘Zeg, kan het nog vroeger?’ Half zeven, zie ik op de wekker. ‘Of ligt-ie soms naast je?’ vraagt ze, veel zachter nu. ‘Nee troela.’ Ik ga rechtop zitten. ‘Zo zit ik niet in elkaar, je kent me toch?’ ‘Nou ja, je weet nooit. Maar vertel!’ ‘Je zult het niet geloven,’ begin ik, ‘maar hij is gewoon hartstikke leuk. Wat zeg ik: hij is helemaal het einde! De leukste en liefste man die ik ooit ontmoet heb.’ Ik begin met een beschrijving van zijn uiterlijk en vervolg met een uitgebreid verslag van de avond, af en toe onderbroken door een ‘Nee!’ of ‘Ga weg!’ 14
Kind der wrake nw.indd 14
05-09-12 17:11
‘Maar nu de vraag die je ouders zouden stellen, en trouwens niet geheel onterecht,’ zegt mijn vriendin. ‘Wat doet hij voor de kost?’ Zodra ik via de datingsite 2shallbe1 contact met Daniël kreeg was ik gaan snuffelen in de social media, maar zonder resultaat. ‘Tja…’ Ik schraap even mijn keel. ‘Ik weet het nog steeds niet. Stom hè. Het is gewoon niet ter sprake gekomen. Maar hij heeft wel op Nyenrode gestudeerd, dus dat zit vast wel goed. Nou ja,’ besluit ik het relaas, ‘jammer genoeg moet hij op zakenreis naar ’t buitenland en kunnen we pas weer afspreken over anderhalve week, maar we blijven mailen natuurlijk.’ Ik hoor een zucht aan de andere kant. ‘Geweldig, Veer. Ik ben zo blij voor je. Misschien heb je nu echt de ware gevonden.’ Dat zou best wel eens kunnen, denk ik wat later, als ik zie dat ik vijf nieuwe berichten van Daniël heb. Het zijn vijf variaties op hetzelfde thema: wat hadden we een geweldig fijne avond. Hij heeft een originele en humoristische schrijfstijl, dat vind ik ook zo leuk aan hem. Ik schrijf hem een minder originele maar zeker zo liefdevolle mail terug, klik op verzenden en loop neuriënd de badkamer in. ‘Laat zien!’ We hebben onze wekelijkse vriendinnenavond. Altijd in dezelfde kroeg en aan dezelfde tafel. Tussen de bitterballen en de pinda’s ligt mijn mobieltje, waarop een afbeelding van een manspersoon is te zien, zittend op mijn bank. Weliswaar tamelijk veraf, maar toch duidelijk. Ik kan de foto zelfs nog iets vergroten. ‘Dat is ’m,’ zeg ik, ‘dat is nou Daniël.’ Op zijn profielafbeelding was weinig meer te zien dan een vaag silhouet. Ik had mijn vriendinnen moeten beloven in ieder geval te proberen een foto te maken. Dat had ik natuurlijk geweigerd – ‘Hé, we zijn toch geen pubers meer’ – maar toen ik die avond in de keuken stond had ik zo’n goed zicht op hem, dat ik in een impuls m’n telefoontje van het aanrecht pakte en klikte. 15
Kind der wrake nw.indd 15
05-09-12 17:11
‘Mooie man,’ knikken ze eensgezind. ‘Leuk kapsel, goed gekleed. Goedgekeurd.’ We kletsen zoals altijd honderduit, maar ik betrap mezelf erop dat mijn gedachten steeds dreigen af te dwalen. Steeds zie ik weer zijn mannelijke handen, beleef opnieuw zijn kus. ‘Laat haar maar,’ hoor ik iemand zeggen, als ik voor de zoveelste keer wazig voor me uit staar. ‘Zij vertoeft tegenwoordig in hogere sferen.’ Is dat zo? denk ik als ik ’s avonds over de balkonrand leun en in de donkere verte kijk. Het is eigenlijk niets voor mij om me zo te laten meeslepen door m’n gevoel. Ik heb het inderdaad flink te pakken. Daarom voel ik me nu helemaal ontdaan omdat er vandaag geen bericht van Daniël was. Het was nota bene onze vaste maildag. Voor ik naar bed ga, kijk ik opnieuw naar m’n mailbox. Geen berichten. Ik slaap die nacht onrustig en ontwaak uit een idiote droom waarin Daniël zijn hoofd uit het beeldscherm van de computer steekt en heel kinderlijk een lange neus naar mij maakt, met op de achtergrond het geschater van mijn vriendinnen. Op de wekker zie ik dat het bijna half zes is. Slapen zit er niet meer in. Op weg naar de douche negeer ik met veel moeite de computer. Nee Veerle, na het ontbijt, eerder niet. Als het moet, kan ik heel gedisciplineerd zijn. Maar om zeven uur houd ik het niet langer uit, en schuif aan m’n bureau. Een hele rij nieuwe mails, maar weer niets van Daniël. Ongeduldig open ik een nieuw bericht en schrijf: Hallo, is daar iemand?! Ik zet er nog snel een smiley achter; het moet ook weer niet te krampachtig overkomen natuurlijk. Radiostilte. Al zes dagen nu. Hoeveel redelijke verklaringen ik ook bedenk, de onrust die langzaam bezit van me neemt wordt steeds groter. ‘Het stomme is,’ zeg ik tijdens het eten tegen Sandra die een 16
Kind der wrake nw.indd 16
05-09-12 17:11
weekendje bij me logeert, ‘dat ik niet eens weet waar hij naartoe is. Goedbeschouwd weet ik helemaal niets van hem. Niet waar hij werkt, geen adres, geen telefoonnummer.’ ‘Da’s inderdaad een beetje vreemd,’ beaamt mijn vriendin met volle mond. Ze neemt een slok wijn. ‘Maar er zijn geen berichten over neergestorte vliegtuigen of iets dergelijks, dus daar hoef je je vast niet ongerust over te maken. Eigenaardig dat hij niet op Facebook of LinkedIn of iets dergelijks zit, hè?’ ‘Hij zegt dat hij daar niet van houdt. Vanwege privacyschending en misbruik van persoonsgegevens enzo.’ ‘Toch gek. Vooral voor een zakenman, bedoel ik.’ Dat vind ik dus ook. En ik kan mijzelf wel voor m’n kop slaan dat ik niets aan hem gevraagd heb. Terwijl Sandra wat later de afwas doet, pak ik de stofzuiger. Een klus die ik altijd uitstel totdat het oorspronkelijke motief van het karpet zoveel extra’s heeft gekregen dat het wel moet. Onder het overhangende kleed van het hoektafeltje stoot ik op een obstakel. Wat is dat nu weer? Iets zwarts, zie ik als ik het naar voren probeer te maaien. Even blijf ik verwonderd naar beneden turen. Maar dat is toch Daniëls aktetas? ‘Sán!’ Met de theedoek nog in haar handen komt ze de kamer in gehold. ‘Wat is er?’ Ze duwt met haar voet de nog altijd voortloeiende stofzuiger uit en knielt naast me neer op de grond. ‘Daniëls aktetas,’ wijs ik, ‘hij stond onder het tafeltje.’ ‘Maak open!’ ‘Kan ik dat wel maken?’ aarzel ik. ‘Absoluut.’ Met mijn duimen wip ik de twee sloten open. Seconden lang staren we samen zwijgend naar de inhoud. Dan kijken we elkaar aan. Verbaasd; verbijsterd. ‘Alstublieft.’ Met een zwaai zet Sandra de aktetas op de balie van het politiebureau. 17
Kind der wrake nw.indd 17
05-09-12 17:11
‘Gevonden voorwerpen kunt u hier niet inleveren, mevrouwtje,’ antwoordt de medewerker die nauwelijks heeft opgekeken van zijn computer. ‘Wel als u weet wat de inhoud van dit gevonden voorwerp is, meneertje.’ Dat laatste woord doet hem de wenkbrauwen fronsen. Ze heeft zijn aandacht. Hij opent zijn mond om iets te zeggen, maar blijft steken wanneer hij ziet waar ze het over heeft. Onmiddellijk toetst hij een nummer in op zijn telefoon en gebaart ons te wachten. ‘Dames.’ De rechercheur die ons heeft meegenomen naar zijn kantoortje gebaart ons met een vriendelijke glimlach te gaan zitten. Daniëls tas staat geopend naast hem op het bureau. Ik voel mijn ogen prikken als ik ernaar kijk. Voordat hij hem in handen had genomen was er eerst nog een jongeman gekomen die vingerafdrukken van de tas probeerde te halen. Met zo’n kwastje, precies als in CSI. ‘Vertelt u nog eens rustig het hele verhaal, vanaf het allereerste begin.’ Zijn kalmerende, wat vaderlijke toon helpt. Hij klikt op de knop van zijn dictafoon en maakt wat aantekeningen op een notitieblok. Ik schraap mijn keel en begin te praten. Wonderlijk hoe zakelijk het opeens allemaal klinkt. ‘Nou ja,’ besluit ik, ‘dat was dus gisterenavond, en nu zijn we hier.’ ‘Heel vervelend dat u op een dergelijke manier in deze zaak verzeild moest raken.’ De rechercheur is gaan staan en kijkt me over zijn leesbrilletje aan. ‘Bijzonder vervelend,’ herhaalt hij. ‘Deze man die zich eh…’ hij blikt even op zijn aantekeningen, ‘Daniël noemt, kon wel eens een van de meest gezochte personen van dit moment zijn. Hij moet geweten hebben dat we hem op het spoor waren. Misschien hoopte hij dat u zijn tas netjes zou bewaren en niet zou openen. Wie zal het zeggen? In elk ge18
Kind der wrake nw.indd 18
05-09-12 17:11
val wilde hij er graag vanaf. U vertelde al dat hij niet wilde dat er foto’s werden uitgewisseld, en dat is erg jammer. Bijzonder jammer, mag ik wel zeggen.’ Ik ontmoet de seinende blik van Sandra. Opeens begrijp ik wat ze wil zeggen. Ik voel in mijn jaszak en haal mijn gsm tevoorschijn. ‘Kijk,’ zegt Sandra die hem van me overneemt, ‘misschien kunnen we u toch een beetje van dienst zijn.’ Twee dagen later zit ik tussen mijn vriendinnen in ons stamcafé, waar de eigenaar op ons verzoek de tv heeft aangezet. We zien de presentators van Opsporing Verzocht. Een programma dat ik altijd probeer te vermijden, omdat het me doodzenuwachtig maakt. Ze kunnen het op nog zo’n kalmerende toon brengen, maar het onbehaaglijke gevoel dat jouw eigen veilige wereldje slechts op een waandenkbeeld berust, gaat mooi niet meer weg. Nu weet ik dat het niet uitmaakt. ‘De persoon om wie het gaat, is de vijfenveertigjarige Johnny Goosens. Maar het is heel goed mogelijk dat u hem kent onder een andere naam. Het geldbedrag van drie ton dat hij heeft achtergelaten is afkomstig uit de overval op een bankfiliaal van anderhalve maand geleden.’ Ik ben erop voorbereid, maar als zijn foto in beeld gebracht wordt, komt het aan als een mokerslag. Ik staar naar de man die op mijn bank zit, in mijn woonkamer. ‘Toch best goed gelukt, Veer,’ zeggen mijn vriendinnen. Ik glimlach door mijn tranen heen en knik.
19
Kind der wrake nw.indd 19
05-09-12 17:11