Voorpublicatie De evangelische Jesaja

Page 1

De evangelische JESAJA

Hellenbroek-deel 1-21jan.indd 1

21-01-2013 12:07:30


DE EVANGELISCHE

JESAJA OFTEWEL ZIJN VOORNAME EVANGELISCHE

PROFETIEテ起 IN HUN SAMENHANG, BIJZONDERE INHOUD, DOEL VERVULLING EN NUTTIG GEBRUIK VERKLAARD DOOR

ABRAHAM HELLENBROEK DIENAAR VAN HET H. EVANGELIE TE ROTTERDAM EERSTE DEEL (JESAJA 1 T/M 9)

Hellenbroek-deel 1-21jan.indd 3

21-01-2013 12:07:31


Eerder verschenen als De euangelische Jesaia, 1701-1702, in 4 delen bij Snoek, Ermelo, 2000. Hertaald door Gérard Simons (delen 1-4 en 6-8) en Peter Zevenbergen (deel 5) © 2013 Uitgeverij De Groot Goudriaan, Postbus 13288, 3507 LG Utrecht www.degrootgoudriaan.nl Omslagontwerp Geert de Koning Opmaak binnenwerk Intro Scan- en Digitaliseringsburo, Hoogwoud Redactie Madeleine Gimpel ISBN 978 90 8865 2349 (deel 1) ISBN 978 90 8865 233 2 (set) NUR 702 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Hellenbroek-deel 1-21jan.indd 4

21-01-2013 12:07:35


Woord vooraf bij deze nieuwe uitgave

Abraham Hellenbroek (1658-1731) werd in Amsterdam geboren en studeerde te Leiden. Hij was predikant in Zwammerdam, Zwijndrecht, Zaltbommel en Rotterdam. Zijn Evangelische Jesaja publiceerde hij in vier delen tussen 1702 en 1710. Daarin geeft hij een verklaring van alle belangrijke ‘evangelische profetieën’, d.w.z. van alle teksten in Jesaja die volgens hem een profetie bevatten aangaande de tijd van het Nieuwe Testament, en dat vooral met het oog op de komst van de Messias. Het zijn neerslagen van preken die hij ook daadwerkelijk in zijn gemeente te Rotterdam gehouden heeft. Vanwege de schat aan exegetische informatie en de praktische toepassing van de Bijbelteksten op het geloofsleven van elke dag wordt Hellenbroeks Evangelische Jesaja tot op de dag van vandaag gebruikt door zowel theologisch als niet-theologisch opgeleide lezers. Alle verhandelingen beginnen met een korte algemene inleiding, gevolgd door een korte analyse van de tekst. Na een uitvoerige exegese (uitgebreider dan in de uitgesproken preken) volgt een toepassing, waarin de schrijver aan de hand van de tekst de lezer vermaant, tot bepaalde plichten aanspoort en Gods kinderen de troost laat zien die in de profetie ligt opgesloten. Een kort besluit geeft de essentie van de tekst weer in het perspectief van het eeuwige leven van de gelovige in gemeenschap met God. Deze uitgave bevat de complete originele tekst, met dien verstande dat ernaar gestreefd is spelling, zinsbouw en woordkeus aan te passen aan het hedendaagse Nederlands, echter zonder de intentie van de schrijver aan te tasten. Om enkele voorbeelden te geven wat de woordkeus betreft: ‘zij geneerde zich met vrouwen het haar te kammen en te vlechten’ is geworden: ‘zij voorzag in haar levensonderhoud door vrouwen het haar te kammen en te vlechten’; ‘hij doet dat in een ander fatsoen’ is geworden: ‘hij doet dat op een andere wijze’; met ‘Indianen’ bedoelde men in de tijd van Hellenbroek ‘Indiërs’; iemand ‘overdwarsen’ is iemand ‘dwarsbomen’; iemand ‘uitkippen’ is iemand ‘uitkiezen’; in plaats van ‘verstaan door’ zeggen we nu ‘verstaan onder’; als iemand ‘doorzichtig’ is, betekent dat niet dat hij ‘transparant’ is, maar dat hij doorzicht bezit, in staat is door iets of door de dingen heen te zien, scherp ziet. Uitvoerige citaten uit het werk van klassieke dichters als Ovidius en Lucanus zijn in kleiner lettertype weergegeven, alsmede bijvoorbeeld gedetailleerde discussies met Joodse rabbijnen over taalkundige interpretaties. Deze gedeeltes kunnen bij het gebruik van deze verhandelingen in leesdiensten overgeslagen worden. De veelvuldig voorkomende afkorting ‘etc.’ in de toepassingen, die Hellenbroek gebruikte om aan te geven dat ze uitgebreider weergegeven zouden kunnen worden (wat in de uitgesproken preken ook het geval was), is in deze uitgave weggelaten.

Hellenbroek-deel 1-21jan.indd 5

21-01-2013 12:07:35


6

HELLENBROEK

Het is onze wens en bede dat door deze nieuwe, meer toegankelijke uitgave velen de grote betekenis van de profetieĂŤn van Jesaja mogen ontdekken of herontdekken, tot vrucht voor hun geloofsleven, tot uitbreiding van Gods Koninkrijk, tot Gods eer. GĂŠrard Simons Peter Zevenbergen

Hellenbroek-deel 1-21jan.indd 6

21-01-2013 12:07:35


Inhoud

Opdracht

11

Aan de lezer

13

Verhandelingen: 1. Jesaja 2:1

Het woord dat Jesaja, de zoon van Amoz, gezien heeft over Juda en Jeruzalem.

15

En het zal geschieden in het laatste der dagen, dat de berg van het huis des HEEREN zal vastgesteld zijn op de top der bergen, en dat hij zal verheven worden boven de heuvelen.

27

3. Jesaja 2:2b

En tot dezelven zullen alle heidenen toevloeien.

49

4. Jesaja 2:3a

En vele volken zullen heengaan en zeggen: Komt, laat ons opgaan tot de berg des HEEREN, tot het huis van de God Jakobs‌

61

Opdat Hij ons lere van Zijn wegen, en dat wij wandelen in Zijn paden ‌

73

Want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEEREN woord uit Jeruzalem.

85

En Hij zal richten onder de heidenen en bestraffen vele volken ...

99

En zij zullen hun zwaarden slaan tot spaden, en hun spiesen tot sikkelen; het ene volk zal tegen het andere volk geen zwaard opheffen, en zij zullen geen oorlog meer leren.

113

Komt, gij huis van Jakob, en laat ons wandelen in het licht des HEEREN.

133

2. Jesaja 2:2a

5. Jesaja 2:3b

6. Jesaja 2:3c

7. Jesaja 2:4a

8. Jesaja 2:4b

9. Jesaja 2:5

Hellenbroek-deel 1-21jan.indd 7

21-01-2013 12:07:35


8 10. Jesaja 4:2 (1)

11. Jesaja 4:2 (2)

12. Jesaja 4:3

13. Jesaja 4:4

14. Jesaja 4:5

15. Jesaja 4:6

16. Jesaja 7:14

17. Jesaja 7:15

18. Jesaja 8:23

Hellenbroek-deel 1-21jan.indd 8

HELLENBROEK

Te dien dage zal des HEEREN SPRUITE zijn tot sieraad en heerlijkheid, en de Vrucht der aarde tot voortreffelijkheid en tot versiering degenen die het ontkomen zullen in Israテォl.

151

Te dien dage zal des HEEREN SPRUITE zijn tot sieraad en heerlijkheid, en de Vrucht der aarde tot voortreffelijkheid en tot versiering degenen die het ontkomen zullen in Israテォl.

165

En het zal geschieden, dat de overgeblevene in Sion, en de overgelatene in Jeruzalem zal heilig geheten worden, een iegelijk die geschreven is ten leven te Jeruzalem.

177

Als de Heere zal afgewassen hebben de drek der dochteren van Sion, en de bloedschulden van Jeruzalem zal verdreven hebben uit derzelver midden, door de Geest des oordeels, en door de Geest der uitbranding.

191

En de HEERE zal over alle woning van de berg Sions, en over haar vergaderingen, scheppen een wolk des daags, en een rook, en de glans eens vlammenden vuurs des nachts; want over alles wat heerlijk is, zal een beschutting wezen.

205

En daar zal een hut zijn tot een schaduw des daags tegen de hitte, en tot een toevlucht, en tot een verberging tegen de vloed en tegen de regen.

223

Daarom zal de Heere Zelf ulieden een teken geven; ziet, een maagd zal zwanger worden, en zij zal een Zoon baren, en Zijn Naam IMMANUテ記 heten.

235

Boter en honing zal Hij eten, totdat Hij wete te verwerpen het kwade, en te verkiezen het goede.

259

Maar het land dat beangstigd was, zal niet gans verduisterd worden; gelijk als Hij het in de eerste tijd verachtelijk gemaakt heeft, naar het land van Zebulon aan, en naar het land van Nafthali aan,

21-01-2013 12:07:35


JESAJA

9

alzo heeft Hij het in het laatste heerlijk gemaakt, naar de weg zeewaarts aan, gelegen over de Jordaan, aan GalilĂŠa der heidenen.

273

Het volk dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien; degenen die wonen in het land van de schaduw des doods, over dezelve zal een licht schijnen.

289

Gij hebt dit volk vermenigvuldigd, maar Gij hebt de blijdschap niet groot gemaakt; zij zullen nochtans blijde wezen voor Uw aangezicht, gelijk men zich verblijdt in de oogst, gelijk men verheugd is, wanneer men de buit uitdeelt.

303

Want het juk van hun last, en de stok hunner schouders, en de staf desgenen die hen dreef, hebt Gij verbroken, gelijk ten dage der Midianieten; toen de ganse strijd dergenen die streden, met gedruis geschiedde, en de klederen in het bloed gewenteld en verbrand werden, tot een voedsel des vuurs.

319

Gelijk ten dage der Midianieten; toen de ganse strijd dergenen die streden, met gedruis geschiedde, en de klederen in het bloed gewenteld en verbrand werden, tot een voedsel des vuurs.

335

Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven ‌

349

24. Jesaja 9:5b

En de heerschappij is op Zijn schouder

361

25. Jesaja 9:5c

En men noemt Zijn Naam Wonderlijk

377

26. Jesaja 9:5d

Raad

391

27. Jesaja 9:5e

Sterke God

405

28. Jesaja 9:5f

Vader der eeuwigheid

419

29. Jesaja 9:5g

Vredevorst.

431

19. Jesaja 9:1

20. Jesaja 9:2

21. Jesaja 9:3,4

22. Jesaja 9:3c,4

23. Jesaja 9:5a

Hellenbroek-deel 1-21jan.indd 9

21-01-2013 12:07:35


10 30. Jesaja 9:6a

31. Jesaja 9:6b

32. Jesaja 9:6c

33. Jesaja 9:6d

Hellenbroek-deel 1-21jan.indd 10

HELLENBROEK

Der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn…

443

… op de troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken…

457

… met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe.

469

De ijver des HEEREN der heirscharen zal zulks doen.

483

21-01-2013 12:07:35


Verhandeling 23

Jesaja 9:5a

Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven … Christus het ja en amen van alle beloften Het zijn zeer opmerkelijke woorden die wij Paulus horen uitspreken in 2 Korinthe 1:20: ‘Want zo vele beloften Gods als er zijn, die zijn in Hem ja, en zijn in Hem amen.’ Namelijk in Christus Jezus, van Wie hij spreekt. De waarheid en de vastheid, het ja en het amen van al Gods beloften, zijn alleen in Jezus gegrond. Als er geen Zaligmaker, geen Messias, gekomen was, zouden al Gods beloften loos en zinloos zijn. Alle genadebeloften die de Heere doet, rusten alleen op de Middelaar en Borg van het genadeverbond, en vloeien ook alleen uit Hem voort. Johannes kon daarom terecht zeggen, dat alle genade en waarheid door Christus Jezus geworden is, en dat wij uit Zijn volheid ontvangen genade voor genade (Joh. 1:16, 17), en Paulus, dat ‘de genade van God ons gegeven wordt in Christus Jezus’ (1 Kor. 1: 4). Diezelfde apostel laat dit breedvoerig zien in Efeze 1. Hij zet eerst als algemene stelling neer dat wij alleen ‘in Christus gezegend worden met alle geestelijke zegeningen’ (vers 3). Dit gaat hij dan nader aantonen. ‘God’, zegt hij, ‘heeft ons uitverkoren in Hem, voor de grondlegging der wereld’ (vers 4); ‘Hij heeft ons tevoren verordineerd tot aanneming tot kinderen door Christus Jezus’ (vers 5); ‘Hij heeft ons begenadigd in de Geliefde’ (vers 6); ‘In Hem hebben wij de verlossing door Zijn bloed, namelijk de vergeving der misdaden’ (vers 7); ‘In de volheid der tijden wordt alles tot één vergaderd in Christus, beide dat in de hemel, en dat op de aarde is’ (vers 10); ‘In Hem zijn wij een erfdeel geworden’ (vers 11); ‘In Hem zijn wij, nadat wij geloofd hebben, verzegeld geworden met de Heilige Geest der belofte’ (vers 13). Samengevat: Christus Jezus is de grondslag van alle weldaden en beloften, en door Hem alleen krijgen zij hun ja en amen. Toegepast op de tekst in zijn samenhang Wij zien daarvan een schitterend bewijs in de lijn van samenhang en betoog die Jesaja vasthoudt in de tekst. Hij had in het voorafgaande vele schitterende weldaden en voortreffelijke beloften toegezegd aan de gelovige Joden bij het begin van het Nieuwe Testament. In het algemeen, dat zij in het laatste der dagen bij uitnemendheid heerlijk gemaakt zouden worden (Jes. 8:23). In het bijzonder, dat zij dan een zeer groot licht zouden zien (vers 1); dat zij ook in een heerlijke blijdschap zouden delen (vers 2); dat zij ten slotte een zeer liefelijke vrijheid genieten zouden (vers 3 en 4). Maar als hij nu de grondslag en de oorsprong van al die weldaden gaat aanto-

Hellenbroek-deel 1-21jan.indd 349

21-01-2013 12:07:49


350

HELLENBROEK

nen, wijst hij hen op niemand anders dan op de Messias, door te laten zien dat dit alles alleen in en door Zijn komst zijn vastheid, zijn ja en amen zou vinden, wanneer hij nu op een redengevende wijze zegt: want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven. Zo komt hij dan, als nadere uitbreiding en bevestiging, terug op de belofte die hij in hoofdstuk 7:14 gedaan had: ‘Een maagd zal zwanger worden, en zij zal een Zoon baren, en Zijn Naam IMMANUËL heten.’ Zo vinden wij hier dan die IMMANUËL: 1. onder twee namen voorgesteld: een Kind en een Zoon; 2. wat de Kerk daarvan getuigt: Die is ons geboren, Die is ons gegeven.

I De Joden verstaan hier Hizkía onder De hedendaagse Joden, die meestal alle beloften van de Messias verbasteren, willen met alle geweld onder dit Kind en onder deze Zoon, koning Hizkía verstaan hebben (Kimchi, Jarchi, Aben-Ezra, en anderen), en vatten daarom al het voorafgaande in deze zin op (Haks. not. Phil. ad h. 1): dat in het laatste vers van het vorige hoofdstuk niets anders voorzegd wordt dan dat, zoals God het vroegere Kanaän ‘naar de kant van Zebulon en Nafthali’ door Tiglath-Pilezer slechts licht getroffen had, Hij het daarna door Sanherib aanzienlijk zwaarder zou treffen, zodat zij zelfs in Jeruzalem in duisternis en in een schaduw des doods zouden zitten, maar dat voor hen plotseling een groot licht van verlossing zou aanbreken, dat voor hen ook een oorzaak van grote blijdschap zou zijn, namelijk als de Heere door een engel in Sanheribs leger 185.000 man doden zou, en zo het juk van hun last, etc., zou verbreken, zoals ten dage van de Midianieten, etc., waarvan dan hier nu de tijd en de oorzaak aangewezen zouden worden, namelijk het zou zijn tijdens de regering van Hizkía, en om zijnentwil dat zij hier roemen zouden: want een Kind is ons geboren, etc. Argumenten voor het tegendeel Een verdraaiing, voorzeker, die vol alle denkbare ongerijmdheden zit, want: 1. behalve dat het niet waar is dat Israël door Tiglath-Pilezer zachter dan Juda tijdens Hizkía door Sanherib behandeld is, want de eerstgenoemde is weggevoerd, en de laatstgenoemde alsnog bevrijd; 2. behalve dat in het voorafgaande ook nergens deze belofte aan Jeruzalem gedaan wordt, waarvan nooit gewaagd wordt, maar wel uitdrukkelijk aan Galiléa; 3. behalve dat er in al het voorafgaande in het geheel niet van Hizkía of Sanherib gesproken wordt, 4. kan wat hier van dit Kind gezegd wordt onmogelijk alles op Hizkía toegepast worden. Immers:

Hellenbroek-deel 1-21jan.indd 350

21-01-2013 12:07:49


JESAJA

9:5a

351

a. Aan de geboorte van dit Kind, waarvan hier gesproken wordt, wordt alles waarover in het voorafgaande gesproken was als oorzaak toegeschreven. En alles wat in wat volgt nog gezegd wordt, zou dit Kind al bij Zijn geboorte toekomen. Nu kan echter niemand ontkennen, wat Hizkía later ook geweest moge zijn of gedaan moge hebben, dat zijn geboorte helemaal geen licht, blijdschap of vrijheid geschonken heeft aan de mensen van Galiléa – die waren onder zijn regering al weggevoerd en bleven weggevoerd –, en dat hij bij zijn geboorte ook de heerschappij nog niet op zijn schouder gehad heeft; toen regeerde zijn vader Achaz nog. Hij kon toen stellig ook nog niet genoemd worden Wonderlijk, etc. b. Ja, ook later kan dit alles niet op Hizkía slaan, zoals wij van elke Naam hierna de gelegenheid zullen hebben om dat aan te tonen: nooit is hij de Sterke God of een Vader der eeuwigheid genoemd kunnen worden. Zijn heerschappij en zijn vrede hebben wel een einde gehad en hebben nooit standgehouden tot in eeuwigheid.

Waarom dit van de Messias opgevat moet worden En daarom, om dit alles, kan dit onmogelijk op Hizkía betrekking hebben. Maar daartegenover zeggen wij dat men hier niemand anders onder kan of mag verstaan dan de Messias, de Immanuël, Die in hoofdstuk 7 was beloofd, en van Wie deze belofte op grond van alle feiten een nadere verklaring blijkt te zijn. Hier hebben wij zelfs de belangrijkste oude Joodse leraars aan onze zijde: de Chaldeeuwse vertaler Jonathan; de schrijver van Seder Debarim Rabba; rabbijn Jose de Galileër in de voorrede van het boek Echa Rabbathi; het boek Bereschith Rabba; en anderen meer. Hieraan kan worden toegevoegd dat alles wat van dit Kind gezegd wordt van niemand anders geldt dan van de Messias, en dat ook alles in Hem vervuld is. Daarom moet ook alles, als Jesaja hier geen woorden in de lucht gesproken heeft, van Hem opgevat worden. Laten wij er als bewijs voor christenen aan toevoegen, dat de engel Gabriël het zelf op Jezus toegepast heeft, toen hij van Hem hetzelfde voorspelde wat Jesaja hier voorzegt: ‘(…) God de Heere zal Hem de troon Zijns vaders Davids geven; en Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn’ (Luk. 1:32, 33). WEERLEGGING VAN DE VERKEERDE VERTALING EN WEERGAVE VAN DE JODEN VAN DE EROPVOLGENDE WOORDEN Maar als de Joden, daartoe gedwongen, al erkennen dat hier van de Messias gesproken wordt, dan geven zij aan de vertaling van deze woorden, evenals rabbijn Salomo, weer een andere draai, zoals zij ook doen wanneer zij die op Hizkía toepassen, door ze als volgt te vertalen: ‘En Wie Wonderlijke, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid is, noemt zijn naam vredevorst’; zodat alleen deze laatste naam dan op de Messias, of ook op Hizkía zou passen, en alleen alle eerstgenoemde namen aanduidingen van God zouden zijn, Die hem zou noemen met de naam ‘vredevorst’ – voorzeker ook een ongerijmde verdraaiing. Wie kan als hij zonder vooroordeel deze woorden van Jesaja beschouwt, iets anders denken

Hellenbroek-deel 1-21jan.indd 351

21-01-2013 12:07:49


352

HELLENBROEK

dan dat al deze namen, die onmiddellijk aan elkaar gekoppeld worden, ook tot één en hetzelfde onderwerp behoren? Temeer, omdat uit het voorafgaande en wat er volgt, blijkt dat het de bedoeling van Jesaja hier alleen maar is de luister van dit Kind te beschrijven; ja, het is duidelijk dat de meeste namen ook veel toepasselijker zijn op de Messias dan op God in het algemeen. Wat zou het hier ook ter zake doen om God met zo veel eretitels te beschrijven, iets dat de Schrift nooit gewoon is zonder bijzondere reden, een reden die zich hier helemaal niet opdoet? Ja, het is ook in strijd met het karakter van de Hebreeuwse tekst, waar de woorden ‘men noemt Zijn Naam’ vooraan staan, de daaropvolgende namen op te vatten als namen van de noemenden en niet van de genoemden. Geen enkel voorbeeld in het hele Oude Testament zullen de Joden ons daarvan kunnen laten zien. Integendeel, wij kunnen hun vele bewijzen leveren dat de eropvolgende woorden altijd de naam zijn van degene die genoemd wordt (zie Gen. 16:15, 21:3, 22:14; Ex. 2:22; Ruth 4:17; 1 Sam. 1:20; 2 Sam. 12:25). Nog afgezien van het feit dat zij het dus ook aan hun eigen keuze overlaten om de woorden ‘men noemt zijn naam’ juist voor de laatste naam te plaatsen, omdat men ze met hetzelfde recht dan ook voor ieder van de voorafgaande zou kunnen zetten. Ja, zij kunnen niet ontkennen dat de plaatsing van de woorden in de grondtekst zó is, dat ze in geen andere orde geschikt zouden kunnen worden dan in die van de vertaling die wij bezitten, en daarom kan het verwerpen hiervan nergens anders uit voortspruiten dan uit de tot de hunne gemaakte vooroordelen. Zelfs hebben ook enigen onder hen het daarom moeten erkennen dat al deze eretitels op dit Kind betrokken moeten worden: hun Talmoed geeft dat al toe in het traktaat Sanhedrin; insgelijks Abarbanel en Aben-Ezra. TEGENWERPINGEN OPGELOST Het argument dat, indien al deze namen bij de Messias zouden passen, er dan niet gezegd zou moeten worden ‘men noemt Zijn Naam’, maar ‘Zijn Namen’, snijdt helemaal geen hout, want 1. hetzelfde bezwaar zou ook gelden tegen hen die dit op Hizkía toepassen, die ook maar één persoon was, 2. men vindt immers dezelfde uitdrukking ook in Exodus 34:5-7. ‘Hij riep’, staat er, ‘de Naam des HEEREN [uit]’; en desondanks riep hij vele namen uit: ‘HEERE HEERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid’, etc., terwijl al die woorden samen slechts aangemerkt worden als één Naam uitmakend. Nog zwakker is het te zeggen dat, indien hier de Messias bedoeld wordt, er dan in de toekomende tijd zou moeten staan ‘een Kind zal ons geboren worden’, etc. Dit terwijl het zelfs de beginnelingen in Gods Woord bekend is dat er bij de profeten niets gebruikelijker is dan van toekomstige zaken te spreken alsof ze al gebeurd waren, om er de zekerheid van uit te beelden. En daarom: zoiets naar voren te halen is niets anders dan een teken dat men met de zaak verlegen zit. En zo is het de juiste conclusie dat hier niemand anders dan de Messias bedoeld kan zijn. Welnu, dit moesten wij vooraf zeggen om deze schitterende profetie van de misvattingen van de Joden te ontdoen en in het vervolg zonder bezwaar verder te kunnen gaan, zoals wij nu

Hellenbroek-deel 1-21jan.indd 352

21-01-2013 12:07:49


JESAJA

9:5a

353

dan ook doen, door onder dit Kind en onder deze Zoon niemand anders te verstaan dan de Messias Christus Jezus, Die hier in Zijn geboorte aangemerkt wordt als oorzaak van alle voorrechten die in het voorafgaande beloofd waren.

Of deze twee namen Kind en Zoon de Messias in Zijn twee naturen uitdrukken De meeste van onze uitleggers zijn van gedachte dat met deze twee namen, Kind en Zoon, gedoeld wordt op de twee naturen van de Zaligmaker, Die naar de menselijke natuur een Kind is dat uit Maria geboren is, en naar Zijn Goddelijke natuur de Zoon van God, Die ons door de Vader gegeven is. Wat ons betreft: indien iemand er op zou willen staan dat die beide woorden de Messias alleen in Zijn mensheid voorstellen, zouden wij dat niet heftig willen bestrijden, omdat wij achten dat hier zowel het een als het ander het geval kan zijn. Men kan niet ontkennen dat Christus naar Zijn mensheid ook een Zoon genoemd kan worden, terwijl Hij met die Naam ook al beloofd werd in hoofdstuk 7:14. Hij is zeker een Zoon van Maria en van David geweest, en ook dikwijls zo genoemd. Insgelijks is het ook zeker dat Hij de Naam van Zoon kan dragen naar Zijn Godheid, omdat Hij zo de Zoon van God is, door eeuwige generatie van de Vader. In elk geval menen wij dat men zowel het een als het ander staande kan houden: dat met die beide namen maar één natuur óf dat zij er beide door uitgedrukt worden. En daarom staat aan ons de vrije keuze om dit in de rijkste betekenis te nemen en te laten zien dat het stellig waar is dat Hij ook naar Zijn Goddelijke natuur als Zoon van God is gegeven. De Messias een Kind Wanneer Hij een Kind genoemd wordt, stelt ons dat ontegenzeggelijk Jezus voor in Zijn mensheid, en wel, zoals blijkt, vooral in de onaanzienlijkheid van Zijn mensheid. De Naam Kind is een aanduiding van geringheid, van onaanzienlijkheid, vooral voor Hem Die direct hierna een Vader, een ‘Vader der eeuwigheid’ genoemd zal worden. Dat Hij hier voorkomt als een Kind, verbeeldt Zijn diepe kleinheid, de onaanzienlijke geringheid, waarin Hij komen zou onder de mensen, onderworpen aan de zwakheid en het onbetekenend zijn van een Kind. In die geringheid komt Hij voortdurend bij de profeten naar voren: ‘Maar Ik ben een worm en geen man, een smaad van mensen, en veracht van het volk’ (Ps. 22:7); Hij zou slechts als het ware ‘een Rijsje zijn uit de afgehouwen tronk van Isaï, en een Scheut uit zijn wortelen’ (Jes. 11:1); Zijn gelaat zou verdorven zijn, ‘meer dan van iemand, en Zijn gedaante, meer dan andere mensenkinderen’, zodat ‘velen zich over [Hem] ontzet hebben’ (Jes. 52:14); en zeer duidelijk in hoofdstuk 53:2 en 3: ‘Want Hij is als een rijsje voor Zijn aangezicht opgeschoten, en als een wortel uit een dorre aarde; Hij had geen gedaante noch heerlijkheid; als wij Hem aanzagen, zo was er geen gestalte, dat wij Hem zouden begeerd hebben. Hij was veracht, en de onwaardigste onder de mensen’; Hij zou ‘arm [zijn] en rijdende op een ezel, en op een veulen, een jong der ezelinnen’ (Zach. 9:9).

Hellenbroek-deel 1-21jan.indd 353

21-01-2013 12:07:49


354

HELLENBROEK

En zo heeft men de Messias ook gezien. Inderdaad, Hij kwam als een gering Kind, uit geringe ouders, in een geringe stad, in een geringe stal, in heel geringe kleren van gewone doeken. Vervolgens is Zijn opvoeding in het geringe Názareth ook zeer gering geweest, en vervolgens Zijn hele leven, zoals voortdurend in de evangeliën te lezen is.

Een Zoon Maar, zoals deze aanduiding Kind de Messias hier voorstelt in Zijn geringheid, vertoont de aanduiding Zoon Hem ook in Zijn heerlijkheid. Wij ontkennen niet, zoals wij al gezegd hebben, dat Hij hier ook een Zoon genoemd kan worden wat betreft Zijn mensheid. En zo zou daar dus het geslacht van de Messias door worden aangewezen: Hij zou weliswaar een Kind zijn, maar van het mannelijke geslacht; een Zoon, die Zoon Die in hoofdstuk 7:14 beloofd was. Wij menen echter dat Hij hier ook een Zoon genoemd kan worden wat betreft Zijn Godheid, zoals Hij door een eeuwige generatie de Zoon is van de Vader, volgens Psalm 2:7: ‘De HEERE heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd.’ Zo is Hij een Zoon bij uitnemendheid, en zo kan er met nadruk gezegd worden: ‘een Zoon is ons gegeven’, want God heeft tot niemand van de engelen ooit gezegd: ‘Gij zijt Mijn Zoon’ (Hebr. 1). De Zoon, aangaande Wie gelast wordt: ‘Kus de Zoon’ (Ps. 2:12), en van Wie God ook zegt: ‘Ik heb Mijn Zoon uit Egypte geroepen’ (Hos. 11:1), de ‘Zoon des konings’ in zijn volle betekenis: ‘Geef (…) Uw gerechtigheid den Zoon des konings’ (Ps. 72:1). In dit opzicht wordt Hij beloofd als ‘de SPRUIT van de Heere’ (Jes. 4:2). En zo is de Messias ook naar waarheid weer geweest: ‘Gods eigen Zoon’ (Rom. 8:32); ‘de eniggeboren Zoon, Die in de schoot des Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard’ (Joh. 1:18). Welnu, in deze beide naturen verschijnt de Messias hier, en zo dikwijls in de profetische geschriften. Hij zou het Zaad van de vrouw zijn, echter zo machtig dat Hij bij de slang de kop zou vermorzelen (Gen. 3:15). Wij hebben Hem als ‘de SPRUIT van de HEERE’ en als ‘de Vrucht van de aarde’ gezien (Jes. 4:2), en als de Immanuël, God met ons (Jes. 7:14). Over dit alles, dat hier en daarna anders zou eisen dat we er uitgebreider zouden ingaan, hebben wij al uitvoeriger gehandeld. Daarom zijn wij nu hier maar kort. Daarom houden wij ons nu ook niet op om van elk van die twee naturen in het bijzonder te laten zien dat ze in de Messias aangetroffen zouden worden, en waarom ze in Hem noodzakelijk waren; en dat ze in Hem inderdaad aangetroffen zijn, en wel in één Persoon, omdat die Zoon geen ander was dan dat Kind, en ook niet dat dat Kind iemand anders was dan die Zoon, maar één en dezelfde Messias. Want dat zijn algemene onderwerpen die overal te vinden zijn, en die door ons op de genoemde plaatsen ook al aangestipt zijn. Alleen verdient het nog de aandacht wat de verheugde Kerk van het Nieuwe Testament van de Messias aangaande die twee naturen betuigt: dat Hij overeenkomstig de ene geboren, en overeenkomstig de andere gegeven is, en wel voor hen geboren en aan hen gegeven.

Hellenbroek-deel 1-21jan.indd 354

21-01-2013 12:07:49


JESAJA

9:5a

355

II Wat de Kerk daarvan getuigt: Die is ons geboren, Die is ons gegeven Een geboren Kind Hij is, zeggen zij, als een Kind, naar Zijn mensheid, geboren: zij spreken hier van een zaak die nog toekomst was, volgens een gebruikelijke manier van de profetische geschriften, alsof zij al geschied was; en wel om de onfeilbare zekerheid ervan aan te tonen. Het was hun in de toekomende tijd toegezegd: ‘Een maagd zal zwanger worden, en zij zal een Zoon baren’ (Jes. 7:14). Nu verheugt de Kerk zich in de geest. Het is alsof zij dat Kind met Simeon al in de armen had. Zo gerust is zij op de zekerheid van die belofte, dat zij nu al begint te juichen in de Heere: een Kind is ons geboren, etc. Hij zou overeenkomstig Zijn menselijke natuur dus geboren worden. Dat drukt de waarachtigheid van Zijn menswording en van Zijn menselijke natuur uit, door, evenals alle andere kinderen, geboren te worden, en dat uit Maria, zoals wij dat bij Jesaja 7:14 ook hebben aangeroerd. Wat door iemand (Glass. Philol. l. 3. tract. 3. can. 26) over het grondwoord wordt aangetekend, alsof dat te kennen zou geven dat Hij niet alleen Zelf geboren zou worden, maar ook anderen tot een geestelijk en hemels leven zou baren, lijkt niet erg aannemelijk te zijn. Een gegeven Zoon Maar naar Zijn Godheid, als de Zoon van God, zou Hij gegeven worden; namelijk door de Vader, Die Hem geven, schenken zou aan de wereld, tot heil en zaligheid van de uitverkoren zondaar. 1. Al van eeuwigheid gegeven Zo was Hij al gegeven van eeuwigheid, in de grote Vrederaad, waarin de Vader Zijn Zoon er al voor bestemde en overgaf om Middelaar te worden, en om voor dat doel Zich een menselijke gedaante in de tijd aan te nemen. Zo was Hij al van eeuwigheid af gezalfd (Spr. 8), verordineerd en gegeven als Verlosser van Gods uitverkorenen. 2. In de tijd gegeven Maar ook zou Hij nog eens gegeven worden – en dit is waar de Kerk hier voornamelijk op ziet – in de volheid van de tijd, wanneer de Vader Hem metterdaad ingevolge dat eeuwige raadsbesluit zou schenken, geven, aan de wereld, door Hem erin in een menselijke gestalte uit te zenden tot verrichting van het werk van de verlossing. Op dat geven, dat voortdurend aan de Vader toegekend wordt, en dat de vrijwilligheid en onverdiendheid van dit zenden van Zijn Zoon uitdrukt, ziet de Heere, onze God, wanneer Hij in Jesaja 42:6 betuigt van de Messias: ‘Ik, de HEERE, heb U geroepen in gerechtigheid, en Ik zal U bij Uw hand grijpen’; en in

Hellenbroek-deel 1-21jan.indd 355

21-01-2013 12:07:49


356

HELLENBROEK

het bijzonder in Joël 2:23: ‘Hij zal u geven die Leraar ter gerechtigheid’; ‘Ik zal’, zegt God, ‘Mijn Knecht, de SPRUITE, doen komen’ (Zach. 3:8). En de heilige schrijvers van het Nieuwe Testament volgen, in dezelfde trant, door ook voortdurend te laten zien dat Jezus zo door de Vader was gegeven. Hij noemt Zich daarom Zelf ‘een Gave van God’ (Joh. 4:10). En in Johannes 3:16 lezen we: ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft’; en in Romeinen 8:32: ‘Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven’; en in 1 Johannes 4:9: ‘Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem.’ Een echte Nathánaël dus, een Theodosius, een Gegevene van God, een Dorotheüs, een Theodorus, een Godsgeschenk. Welnu, hierover verheugt zich nu de Kerk: dat Kind is nu geboren, die Zoon is nu gegeven.

De personen voor wie Maar wat hun geluk bovenal nog volkomener maakt, is dat Die voor hen geboren en aan hen gegeven is. ‘Een Kind’, zeggen zij, ‘is ons geboren, een Zoon is ons gegeven.’ 1. De Galileërs en de Joden Ons, dat is het volk dat in duisternis zat, de Galileërs en ook het hele Joodse volk. Daaronder en daaruit moest de Messias geboren worden, want de zaligheid was uit de Joden (Joh. 4:22). Hij was als het zaad van Abraham, van Izak, van Jakob, van Juda, van David beloofd. Hij moest verwekt worden uit de Joden (Deut. 18:18). ‘Zijn Heerlijke moest uit Jakob en zijn Heerser uit het midden van hem voortkomen’ (Jer. 30:21). Dit zag de Joodse Kerk nu in de geest vervuld: Hij is ons geboren, etc. 2. Met insluiting van alle gelovigen Maar ook ons, dat is het hele volk van God, het totale aantal gelovigen. En aan hen was Hij niet alleen gegeven door de verschijning onder hen in het vlees. Maar voor hen geboren, aan hen gegeven te zijn, geeft te kennen dat Hij voor hen tot hun heil en tot hun zaligheid geboren en gegeven was, bijna zoals de engel zegt: ‘Ik verkondig u grote blijdschap, namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker’, etc. (Luk. 2:10,11); en in die zin zoals Paulus getuigt: ‘Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing’ (1 Kor. 1:30).

Die geboorte van de Messias voortdurend door de profeten beloofd Welnu, dit is het waarover de Kerk zich verheugt, wanneer zij zich de geboorte en de menswording van de Messias in de geest voorstelt, die geboorte en komst van de Messias in het vlees, die voortdurend het gewichtige onderwerp is waarop de profetische voorzeggingen het oog hebben, waarop ze doelen. In ieder geval waren het al de woorden van de oude Jakob dat ‘de Silo komen’ zou (Gen. 49:10); van

Hellenbroek-deel 1-21jan.indd 356

21-01-2013 12:07:49


JESAJA

9:5a

357

Mozes: ‘Een Profeet, uit het midden van u, uit uw broederen, als mij, zal u de HEERE, uw God, verwekken; naar Hem zult gij horen’ (Deut. 18:15); van Jezus Zelf: ‘Zie, Ik kom’ (Ps. 40:8); van Jesaja: ‘Zie, een maagd zal zwanger worden, en zij zal een Zoon baren’ (Jes. 7:14); ‘Want er zal een Rijsje voortkomen uit de afgehouwen tronk van Isaï’ (Jes. 11:1). Er zou een tijd komen dat men de Messias als het ware met de vinger aan zou kunnen wijzen, en ‘de steden van Juda [zouden] zeggen, ziet hier is uw God’ (Jes. 40:9); een tijd dat ‘de David een rechtvaardige Spruite zou verwekt worden’ (Jer. 23:5), dat er ‘een Leraar ter gerechtigheid gegeven zou worden’ (Joël 2:23), dat er uit ‘Bethlehem Efratha Een zou voortkomen Die een Heerser zou zijn in Israël’ (Mi. 5:1). Men hoort dit God ook Zelf zeggen: ‘Ik zal Mijn Knecht de Spruite doen komen’ (Zach. 3:8); ‘Ziet, een Man, Wiens Naam is SPRUITE, Die zal uit Zijn plaats spruiten, en Hij zal des HEEREN tempel bouwen’ (Zach. 6:12); ‘Ziet, uw Koning zal u komen’ (Zach. 9:9); ‘En snellijk zal tot Zijn tempel komen die Heere, Dien gijlieden zoekt’ (Mal. 3:1); ‘Ulieden daarentegen die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan’ (Mal. 4:2). Dit zien zij nu in de Geest vervuld: een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven.

TOEPASSING O, wat een weergaloos geluk voor ons, als onderdanen van het Nieuwe Testament, om die tijd te mogen beleven dat wij nu metterdaad kunnen juichen en verheugd zijn over datgene waarop de Kerk van het Oude Testament alleen maar als iets toekomstigs trots kon zijn. Die dag, die Abraham zo verlangd heeft te zien, waar de kerkvaders zo reikhalzend naar hebben uitgezien, kunnen en mogen wij nu aanschouwen met onze ogen.

Klacht dat Zijn geboorte zo weinigen tot nut is Maar wat kan het ons baten uiterlijk over dat voorrecht te kunnen roemen, als wij niet ieder in waarheid met toepassing op onszelf, kunnen zeggen: een Kind is voor ons geboren, etc.? Het kan weinig baten dat Jezus geboren en gegeven is, als Hij niet aan ons gegeven is. En als wij hen die uiterlijk onder het christendom leven, eens aandachtig beschouwen, wat is het dan te vrezen dat, hoewel de meesten wel geloven moeten dat Jezus geboren is, er maar weinigen in waarheid kunnen zeggen: Hij is voor ons geboren, Hij is aan ons gegeven. Of zou Jezus dan geboren zijn voor, zou Hij gegeven zijn aan zo veel mensen die gericht zijn op de wereld, zondaars, goddelozen, waar de uitwendige Kerk nu van krioelt? Die dierbare Zoon is voor Zijn Vader te veel waard, dan dat Hij Hem aan zulke onwaardigen, dat Kind is Hem te heilig, dan dat Hij Het aan zulke onheiligen geven zou. Kan men zich indenken dat zo veel mensen die hun buik, hun vlees, de zonde en de wereld nog zo dienen, Jezus desondanks ontvangen hebben? O, zulken hebben nog geen eigendom aan Jezus, en ook niet aan Zijn

Hellenbroek-deel 1-21jan.indd 357

21-01-2013 12:07:49


358

HELLENBROEK

geboorte. Zulken zijn nog buiten Jezus en buiten alle verwachting van zaligheid.

Aansporing om zich daarvan te verzekeren Zullen ook wij terecht erover kunnen roemen dat ons een Kind geboren en een Zoon gegeven is, laten wij dan steeds ernaar jagen dat Hij voor ons geboren is. Eerder zou niemand gerust moeten zijn voordat hij zich ervan zou kunnen verzekeren aan dat grote voorrecht deel te hebben. En daarvoor is er geen beter bewijs dan dat men zich ervan verzekert dat Hij in ons geboren is; dat betekent: een niet te betwijfelen bewijs dat Hij ook voor ons geboren is. Kentekenen dat Jezus voor en in ons geboren is En wilt u daar nu verzekerd van zijn? Let dan op het volgende. 1. Of Hij in ons ontvangen is Is Hij ooit al in u ontvangen? De ontvangenis immers is het beginsel van de geboorte. En let er dan eens op: a. of het zaad van het Woord van de Heere al ooit met die bereidheid door u is ontvangen; of het al ooit die krachtige werking, die diepe invloed op u gehad heeft dat Jezus en Zijn beeld daardoor ingang gekregen hebben in uw ziel; immers, het is het ‘onvergankelijke zaad, het levende en eeuwig blijvende Woord van God’ (1 Petr. 1:23) waardoor de Heere Jezus in de eerste plaats wordt ontvangen, en waardoor Hij voorspoedig het hart binnenrijdt van Zijn volk (Ps. 45:5); b. of de Geest van de Heere ooit dat werk van de genade in u ondersteund heeft, tot levendige werkzaamheid en vruchtbaarheid: ‘Hetgeen uit de Geest geboren is, dat is [alleen] geest’ (Joh. 3:6); c. of u door een levendig en werkzaam geloof ook van uw kant de Heere Jezus ooit ontvangen hebt; door Jezus zo aan te nemen, en te aanvaarden, wordt Hij pas de onze: ‘Maar zo velen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven’ (Joh. 1:12). 2. Of Zijn beeld in ons gestalte gekregen heeft Let erop of Hij in u ook al enige gestalte heeft gekregen. Paulus toont immers aan dat het in de gelovigen ook waar moet zijn dat Jezus ‘in hen een gestalte moet krijgen’ (Gal. 4:19). Zonder zo’n gestalte kan Hij in niemand geboren worden. En waardoor krijgt Hij die gestalte anders dan door de wedergeboorte? Let er dan eens op of het beeld van de Heere Jezus, al Zijn trekken en eigenschappen, door een nieuwe geboorte, ook in u al hun beslag hebben gekregen. 3. Of Hij in ons leeft Let erop of u ook al geestelijk leven draagt en voelt in uw ziel. Waar Jezus geboren en ontvangen is, daar leeft Hij ook. Hij maakt Zich bekend door levendige wer-

Hellenbroek-deel 1-21jan.indd 358

21-01-2013 12:07:49


JESAJA

9:5a

359

kingen in de genade, door bewegingen die ongewoon en bovennatuurlijk zijn. ‘Ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij’ (Gal. 2:20). 4. Of er geestelijke groei is Let erop of Hij in uw ziel ook een geestelijke groei heeft. Het is ook een teken van ontvangen te hebben, dat de vrucht groeit. Waar Jezus in de ziel geboren wordt, groeit Hij tot volkomen wasdom. 5. Of dit zich ook naar buiten toe vertoont Let erop of men dat naar buiten toe ook kan zien. Uw toenemen in Christus moet openbaar zijn. Het moet uit uw hele gedrag naar buiten toe, uit al uw werken blijken, dat die overeenkomen met iemand in wie Jezus is geboren: ‘Die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht’ (Joh. 15:5). 6. Of de liefde voor Hem gewekt is Let erop of uw liefde voor de Heere Jezus ook al ten volle gewekt is. Er is geen tederder liefde dan die van een moeder voor de vrucht die zij draagt. Is Jezus in u ontvangen, dan kan het niet missen of u moet in liefde voor Hem blaken. 7. Of er gelijkheid in geringheid met Hem is Let erop of u in kleinheid en geringheid al enigszins gelijkvormigheid met Jezus hebt. Is Hij als een gering Kind geboren, Hij is ook maar alleen voor kleinen, voor geringen geboren, die als het ware in kinderen veranderen: ‘Indien gij u niet verandert, en wordt gelijk de kinderkens, zo zult gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan. Zo wie dan zichzelven zal vernederen, gelijk dit kindeken, deze is de meeste in het Koninkrijk der hemelen’ (Matth. 18:3,4).

Besluit Voorzeker, dan zal Hij voor ons geboren en aan ons gegeven zijn. Dan zullen wij kunnen roemen over de gemeenschap van al Zijn heil, en in Zijn komst ons van onze zaligheid verzekeren. Totdat wij dat geboren Kind eens in Zijn hoge Majesteit aanschouwen zullen, waar die Zoon aan ons in eeuwigheid zal gegeven worden, om in Zijn gezelschap van de verzadiging van vreugde te genieten, die aan Gods rechterhand is, voor eeuwig en altijd. Amen.

Hellenbroek-deel 1-21jan.indd 359

21-01-2013 12:07:49


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.