4 minute read
Thomas Sijtsma
THOMAS SIJTSMA Verloren oorlogskind
Het waargebeurde verhaal over een joodse jongen, het pijnlijke verraad en de onafwendbare breuk
Advertisement
‘Er mist iemand.’ Het zijn drie woorden die op elke verjaardag van de overgrootmoeder van Thomas Sijtsma vallen. Iedereen weet wie er niet is, maar niemand weet exact waar hij wel verblijft. Het gaat om Harry Davids. Een joodse jongen die in de oorlogsjaren wordt geboren in Amsterdam. Als onderduiker komt hij terecht bij Berend en Jeltje Bakker, de overgrootouders van Sijtsma. Ze brengen hem groot, voeden hem op en beschermen hem tegen de Duitse bezetter. In de familie wordt daarna weinig meer gesproken over de onderduiker en de vele andere daden van verzet. Dat zou te pijnlijk zijn en onnodig wonden opentrekken. Het leven gaat door, vooruitkijken is het devies. Als zijn oma in 2018 komt te overlijden, start Sijtsma samen met zijn oom Harry – genoemd naar de onderduiker – de zoektocht naar de geschiedenis. Het doel: Harry moet Harry ontmoeten, en andersom. De uitkomst is omvattender dan gedacht. Dit boek gaat over twee paar ouders die dezelfde zoon verloren, over mensen die dapper durven te zijn tegen de klippen op, over onvoorwaardelijke liefde en over een levenslange gevangenis van gemis en verdriet.
Omslag Bart van den Tooren Uitvoering luxe paperback Formaat 13,7 x 21,3 cm Omvang ca. 264 blz. Prijs ca. € 22,50 ISBN 978 90 446 4673 3 ISBN e-boek 978 90 446 4674 0
NUR 320 Verschijnt mei
• Aandacht in landelijke kranten
MARCO BAKKER
THOMAS SIJTSMA (Dokkum, 1985) kwam na zijn universitaire studie geschiedenis terecht in de journalistiek. Hij schrijft sindsdien onder andere voor de verzetskranten Trouw en Het Parool. Verloren oorlogskind is zijn derde boek, eerder verschenen de wielerboeken Renner met rede (2017) en Het Beest (2018).
Een hartverscheurende zoektocht naar een onderduikkind in een Friese verzetsfamilie en de wonden van de onvermijdelijke breuk
Mijn overgrootvader Berend Bakker was postbesteller met een postkantoor aan huis en kon in die hoedanigheid onopvallend materialen voor de illegaliteit verplaatsen. Zijn postzakken zaten dikwijls vol met verboden radio’s, koffers voor joden en andere onderduikers, en later ook wapens en munitie. In het verzet droeg hij verschillende schuilnamen: Slager, Piet en op een tweede persoonsbewijs stond de naam Roelof Bouwstra. Naast de radio’s, koffers en wapens was Bakker betrokken bij andere activiteiten. Na een wapendropping verstopte hij met kameraden de wapens op de zolder van de kerk, verspreidde hij illegale kranten in het noordoosten van Friesland en had hij de functie van verkenner in het verzet. Door zijn werk als postbesteller en -bezorger zag Bakker bijna dagelijks de Duitse verdedigingsstructuur van strategische plaatsen bij de Lauwerszee. In de avonduren belde hij stiekem die informatie door. Terwijl zijn vrouw Jeltje en de vier kinderen thuis op hem wachtten, verkeerde Bakker meerdere keren in levensgevaar. Zo schoot een Duitse commandant eens op hem, schreef Bakker in een naoorlogse brief. ‘In de boom, waarachter ik stond, kwamen kogels terecht. Toen wisten wij wat wij moesten doen: lopen, lopen, lopen door sloten en vaarten. Om elf uur kwam ik thuis, door- en doornat, met eendenkroos in mijn haar. De Duitse commandant van Dokkumer Nieuwe Zijlen, die op mij had geschoten, bracht ik de volgende morgen trouw de post.’ Tegen het einde van de oorlog waren de Duitse bezetters Bakker op het spoor. Mijn overgrootvader dook noodgedwongen vier maanden onder, maar zette zijn verzetswerk onverminderd voort. Hij verstopte in die periode geweren, stens en revolvers onder het matras van zijn eigen vrouw. Tijdens de bevrijding vocht Bakker, dan 45 jaar oud, met de
geallieerden en de Binnenlandse Strijdkrachten. Het werd een bloedige slag. In zijn brief schreef hij dat aan vijandelijke zijde dertig Duitsers werden verwond of gedood en er nog eens honderd gevangen werden genomen. Zijn grootste daad van menslievendheid was het verzorgen en grootbrengen van de joodse onderduiker Harry Leo Davids. Bijna vier jaar lang gaf Bakker kleine Harry net zoveel, en soms net iets meer, liefde als zijn eigen kinderen. De gevaarlijkste verklikker van het dorp Engwierum, NSB’er Sije ‘Swyn’ (Sije het zwijn), sprak mijn overgrootvader op een zekere oorlogsdag aan over het onbekende kereltje. ‘Hij is joods, hè? Ik ga er melding van maken.’ Bakker reageerde adequaat. ‘Eén woord hierover en ik schiet een kogel door je kop. Waag het niet.’ Sije ‘Swyn’ werd blijkbaar angstig, want hij repte er tijdens het restant van de oorlog met geen woord meer over. Met deze verhalen in mijn achterhoofd stak ik 4 februari met mijn broertje de oceaan over. Meneer Davids had het driedaagse programma langs musea en andere bezienswaardigheden minutieus voorbereid. Meneer Davids was de enige nog levende persoon die met mijn familieleden de oorlog had doorgemaakt. Onze eerste begroeting voelde alsof ik de hand schudde van een historisch figuur die ik uit geschiedenisboeken kende. Ik besefte in eerste instantie nauwelijks dat deze grijze en vriendelijke man 75 jaar geleden bij mijn overgrootouders had gezeten. Waar Davids die drie dagen met mij en mijn broertje ook is, hij schudt de ene na de andere anekdote uit zijn mouw. Over hoe hij tot zijn pensionering in 2007 zijn verleden probeerde te vergeten, het verdriet niet wilde toelaten en daarna pas begon aan wat hij nu zijn levenswerk noemt. ‘Ik deel de gebeurtenissen van de Holocaust in de musea en in de schoolklassen hier. Dat doe ik voor jullie familie, de familie Bakker, ik ben hun alles verschuldigd, inclusief mijn leven. Iedereen moet dat weten. Ik was onderdeel van een geschiedbepalende gebeurtenis, het enige wat ik had, was geluk.’