HOOFDSTUK 5
I
K HEB WEL WAT TE ZEGGEN, MAAR HOE?
WAAROVER GAAT DIT HOOFDSTUK? Samenleven doen we elke dag omdat we nu eenmaal samen leven. Graag willen we dat het samenleven altijd aangenaam is, dat we kunnen zijn wie we zijn, dat er geen of weinig misverstanden
IN
zijn … Meestal lukt dat wel, hoewel we soms met de ogen rollen als we anderen horen praten of zien handelen op een manier waar we het niet mee eens zijn.
In dit hoofdstuk proberen we oplossingen te vinden om die misverstanden te vermijden. Het helpt als we rekening houden met anderen, door oorzaken van spanningen en misverstanden te
zoeken bij ons en bij de ander. Daarvoor moeten we de ander willen en kunnen inschatten. Welke cultuur bepaalt het denken, spreken en handelen van de ander in vergelijking met die van mezelf?
Daarom moeten we duidelijk kunnen maken wat we willen zeggen. Het is toch de bedoeling om het samenleven aangenaam te houden. Of niet?
N
WAT LEER IK IN DIT HOOFDSTUK? Vink aan wat je in de loop van dit hoofdstuk hebt geleerd.
Ik kan onder woorden brengen welk aandeel ik heb in de manier waarop personen en groepen die dicht bij mij staan met elkaar omgaan.
Ik gebruik inzichten uit de communicatieleer om spanningen tussen mensen te begrijpen, te
VA
vermijden of op te lossen.
Ik verduidelijk in mijn gesprekken wanneer iets een objectief verwoorde waarneming is of een oordeel gebaseerd op een interpretatie.
Ik bewaak in mijn communicatie de effecten van vervormde waarneming die te wijten zijn aan het ding zelf dat we waarnemen en ook aan de beperkingen in mijzelf gelegen. Ik kan de grenzen aangeven zowel van mijn denken en mijn mening als die van een ander opdat gesprekken en de sfeer niet verstoord geraken. Ik licht aan de hand van voorbeelden mechanismen toe die de waarneming beïnvloeden. Ik kan interpersoonlijke communicatiekaders (zoals axioma’s uit de gespreksvoering)
©
toelichten aan de hand van voorbeelden.
Ik hanteer interpersoonlijke communicatiekaders en strategieën in een gesprekscontext rekening houdend met de impact van mijn eigen referentiekader en dat van de ander. Ik hanteer verbindende communicatie in een gesprekscontext rekening houdend met de
THEMA 3 HOOFDSTUK 5
impact van mijn eigen referentiekader en het referentiekader van de ander.
172
BEGRIPPEN interactie – observeren – interpreteren – waarnemingsfouten – binnen- en buitenkant – referentiekaders